HOOFDS T UK 1
Inleiding en probleemstelling 1.1 Inleiding In 1966 hield P. Kuijt, directeur van de christelijke kweekschool De Driestar te Gouda, op de algemene vergadering van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) een rede met de titel Licht en schaduw rond de Mammoetwet. M. Golverdingen1, een van de belangrijkste chroniqueurs van het reformatorisch onderwijs, betitelde deze rede dertig jaar later als ‘beroemd’.2 De toespraak van Kuijt kan inderdaad beschouwd worden als een belangrijke markering in de ontwikkeling van het voortgezet onderwijs op reformatorische grondslag. In zijn toespraak liet Kuijt aan de hand van een aantal berekeningen zien dat de Mammoetwet onvermoede perspectieven zou kunnen bieden voor het reformatorisch voortgezet onderwijs. De wet introduceerde onder andere de planprocedure. De minister van Onderwijs kon aan de hand van een aantal normen bepalen welke scholen konden worden opgericht of opgeheven. De minister kreeg hiermee een belangrijk middel in handen om een stelsel van voortgezet onderwijs op te bouwen dat aangepast was aan de behoeften in de verschillende delen van het land. De Mammoetwet verschafte een wettelijk kader aan een ook qua identiteit gedifferentieerd voortgezet onderwijs.3 De Mammoetwet trad op 1 augustus 1968 in werking. De mogelijkheid om reformatorische scholen te stichten werd bepaald door een prognosemethode die op de SGPsleutel was gebaseerd: het percentage stemmen op de Staatkundig Gereformeerde Partij. Deze methodiek werd deugdelijk verklaard door de Kroon. Hierdoor kon er een netwerk van reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs ontstaan.4 Samenwerking tussen diverse besturen en kerkenraden kon volgens Kuijt leiden tot de stichting van twee scholengemeenschappen met een lyceum (een atheneum en een gymnasium) en tien havoscholen. Kuijt riep de vergadering op zich af te vragen of er voor ‘belijders van de leer van Dordt, van Luther en Calvijn, bovenal voor ons die hebben te buigen voor Gods Woord, nog iets te doen is. (…) Alleen dan moeten we de houding van afwachten per se laten varen.’ Het was met name aan Kuijt te danken dat er een aantal reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs werd opgericht. De aanduiding ‘reformatorisch’ werd overigens ook gemunt door Kuijt.
1
M. Golverdingen (1941) is emeritus-predikant van de Gereformeerde Gemeenten. Hij is naast geschiedschrijver ook publicist over het reformatorisch onderwijs. 2 Golverdingen (et al.), Om identiteit en kwaliteit, 1996, 65. 3 Boekholt en De Booy, Geschiedenis van de school in Nederland, 1987, 290; Dodde, “Dag mammoet!”, 1993, 117. 4 Golverdingen (et al.), Om identiteit en kwaliteit, 1996, 108.
10
TOETS_Binnenwerk_NA.indd 10
24-09-15 13:56