
9 minute read
Metaaltechniek 12 | Slaapidee
liet vanaf de dertiende eeuw veel woeste gronden op de Veluwe ontginnen. Zo zijn circa 880 zogenaamde herengoederen ontstaan. De Gelderse rekenkamer beheerde namens de hertogen de eigendomsrechten van deze boerderijen en landerijen. Die werden ook vastgelegd in documenten, die nu als bronnen voor stamboomonderzoekers fungeren.
Internet Ooit telde de VVG duizend leden. „Dat was eind vorige eeuw”, aldus De Jong. „Bij alle genealogische organisaties zie je een terugloop. De vereniging heet een ander karakter gekregen. In het verleden werd genealogie vooral beoefend door oudere, grijze heren die gepensioneerd waren en tijd hadden om overdag naar een archief te gaan. Dat was ook zo ongeveer de enige manier om aan informatie te komen. Je had een vereniging nodig om met anderen gegevens te delen. Op contactdagen gingen de boeken open. Nu is veel informatie digitaal beschikbaar. De hele burgerlijke stand kan ik met één druk op de knop binnenhalen. In de jaren tachtig en negentig zat ik veel zaterdagen in het archief in Arnhem. Daar ben ik al zeker vijtien jaar niet meer geweest: ik hoef er niet meer heen.” Internet heet stamboomonderzoek veranderd. „Iedereen kan nu op elk moment genealogie beoefenen. Ook veel jongeren vinden dat leuk, maar zij besteden er niet dertig jaar lang vele uren in de week aan. Daardoor is de binding met de vereniging veel minder dan vroeger. Je hoet niet noodzakelijkerwijs lid te zijn om goed stamboomonderzoek te kunnen doen. Hele stambomen staan op internet voor het grijpen. Ook vertrekken leden vaak na een paar jaar, omdat ze inmiddels de gegevens waarnaar ze op zoek waren, hebben gevonden. Willen we als vereniging onze leden behouden, dan moeten we meerwaarde bieden, met
VVG-voorzitter Cees de Jong. beeld Jan Kas
„Soms werd een naam doorgestreept als het begraafgeld was betaald”
informatie die niet elders te vinden is.”
Witte vlek Die meerwaarde geet de VVG onder meer door transcripties van doop-, trouw-, lidmaten- en begraaboeken te maken. „Vrijwilligers verzorgen die. Dat luistert wel nauw en kan niet zonder lokale kennis. Onder Nijkerk, waar ik vandaan kom, valt bijvoorbeeld de buurtschap Holk. Iemand van buiten maakt van de letters ”ho” en de kriebel erna eerder ”Hoek” dan ”Holk”. Verder is ”Regner” geen naam die in Nijkerk voorkomt. Dat moet dus ”Reijer” zijn.” Het aantal publicaties van transcripties groeit. „Maar soms ontbreekt door brand of een andere oorzaak een boek. Dan mist er een hele generatie. Zo’n witte vlek is helaas niet te repareren, maar we proberen de publicaties van die kerkelijke registers zoveel mogelijk voor de hele Veluwe compleet te krijgen.”
Actief leverancier Een actief leverancier van transcripties van doop-, trouw- en begraaboeken is Gerco Klopman (54). Hij beaamt dat het transcriberen soms lastig werk is en dat het lokale kennis vereist. „Het ene handschrit is beter leesbaar dan het andere. Soms kom je hanenpoten en kriebelschrit tegen, maar ondertussen heb ik zoveel ervaring met voor- en achternamen dat ik ze meestal wel herken. In het begin was dat moeilijker. In sommige boeken werd de naam van iemand doorgestreept als het begraafgeld was betaald. Dat bevordert de leesbaarheid niet.” Ook Klopman werd lid van de vereniging doordat hij met eigen stamboomonderzoek was begonnen: naar de Klopmannen in Ermelo en daarvoor in Beekbergen en naar de familie van zijn moeder (Bokhorst) in Elburg en daarvoor in Kampen. Sinds 2014 transcribeert hij, „vanwege een fascinatie voor namen en geschiedenis. En ik help er andere leden mee.” De laatste tijd ontsluit hij ook momberschapsverborgingen: aktes van boedelinventarissen voor minderjarigen na het overlijden van een ouder. ”Momber” is een oude term voor voogd. „Het gaat daarbij om lange, juridische documenten. Daar haal ik alleen de namen en andere relevante informatie uit. Voor 1811 werden namen helaas wel verschillend geschreven. Dat blijf je tegenkomen. Ik schrijf de naam dan op zoals die genoteerd staat.”
Advies bij fi nanciën, HRM, belastingen en overdracht
Op zoek naar advies over belastingaangit es, jaarrekeningen, salarisadministratie of bedrijfsopvolging? Klop dan eens aan bij adviesbureau Van Lienden & Kooistra in Barneveld of Rhenen. Persoonlijk, gedreven, deskundig, betrouwbaar en ei ciënt, maar indien nodig ook eerlijk en direct zetten de accountants en adviseurs zich in om het reilen en zeilen binnen ondernemingen te verbeteren. Met als specialisme: familiebedrijven. Een van de medewerkers die veel met familiebedrijven te maken heet , is Peter Kooistra. Hij houdt zich met name bezig met bedrijfsopvolgingen. Het mooie van die tak van sport is dat je op het snijvlak werkt van accountancy, i scaliteit en de „sot e kant” van mensen met hun gevoelens, vertelt hij. „Familiebedrijven begeleiden bij een opvolging is geen simpel kunstje doen, het is goed communiceren met alle familieleden en je inleven in alle psychologische processen die meespelen. Daarbij moet je iedereen zien mee te krijgen.” Het begeleiden van een overdracht heet iets van balanceren op een evenwichtskoord, stelt Peter. „Het begint al met de vraag: wie is een geschikte opvolger? Niet iedereen heet daar altijd dezelfde ideeën bij. Dat betekent voor ons onder meer veel gesprekken voeren. Daarnaast zetten we competentietests en bedrijfsscans in.” Een bedrijfsoverdracht is een proces waar vaak jaren overheen gaan, vertelt Peter verder. Volgens hem kun je als familiebedrijf –en adviesbureau– niet vroeg genoeg over de opvolging nadenken. „Wij vragen al ruim vóór het vertrek aan vader of moeder wanneer er gestopt gaat worden. Voor hen is dat vaak een moeilijk proces, waarbij ze langzaam aan hun nieuwe rol moeten wennen. Verder kost de overdracht een hoop reken- en regelwerk: wat moet het allemaal kosten, hoe gaan we om met de overige familieleden, is het handig om gebruik te maken van schenkregelingen?” Soms is het beter om de opvolger buiten de familie te zoeken, stelt de adviseur. „Als zoon of dochter niet geschikt is om de i rma over te nemen. Of als de vertrekkende generatie zich geen zorgen meer om het bedrijf wil maken. Verkoop het dan aan een derde partij. Dat levert meer rust én –meestal– meer geld op.”

A. Plesmanstraat 30, Barneveld Achterbergsestraatweg 179, Rhenen 0342 - 40 06 25; 0317-61 56 86 www.vlkadviseurs.nl www.familiebedrijvigheid.nl
Vacature
Van Lienden & Kooistra zoekt voor de locatie Barneveld een relatiebeheerder. „Een accountant of een fiscalist die snapt hoe je met familiebedrijven en relaties omgaat en goed kan communiceren”, aldus Peter Kooistra. De nieuwe medewerker komt terecht in een gezellig bedrijf met interessante casussen en aandacht voor het personeel. Interesse? Mail je cv naar barneveld@vlkadviseurs.nl of bel!



Utrechts ietspad is te vol
Het drukste ietspad van Europa ligt in Utrecht, zegt ChristenUniegedeputeerde Arne Schaddelee. Dagelijks ietsen 51.000 mensen tussen Utrecht CS en Vredenburg. Ook in de rest van de provincie zijn de paden overvol. Er zijn zorgen over de veiligheid.
Fija Nijenhuis
Het zou iets moois moeten zijn: al die mensen in Utrecht die de iets verkiezen boven de vervuilende en ruimtevretende auto. Het verminderen van autoverkeer is precies wat overheden al jaren willen, zeker in de steden. Maar veel ietspaden zijn totaal niet berekend op het huidige aantal gebruikers, die er ook nog eens verschillende snelheden op nahouden. Van alle ietspaden in de provincie Utrecht is 55 procent volgens de huidige richtlijnen te smal. Dit blijkt uit onderzoek dat de provincie heet laten uitvoeren. De verwachting is dat de groei van het aantal ietsers in de provincie nog wel even doorgaat. „Dat resulteert in ongeveer 75 procent meer ietsritten in 2040, ten opzichte van 2015”, zegt Schaddelee, in het provinciebestuur verantwoordelijk voor mobiliteit. Hoog tijd dus voor nieuwe paden, verbetering van routes en meer veiligheid. De provincie steekt er 98 miljoen euro in, een bedrag dat volgens de gedeputeerde gezien moet worden als „eerste aanzet.” Op het eerste gezicht lijkt ietsen niet onveiliger te worden. In 2020 overleden in heel Nederland 229 mensen na een ietsongeval. Een derde van hen reed op een e-bike, bekend en berucht om de hoge snelheid die je ermee kunt maken, wat geregeld leidt tot ongevallen. Toch schommelen de cijfers van dodelijke ietsongevallen al jaren rond de 200. Ook in de provincie Utrecht, zegt Schaddelee, is van een stijgende lijn geen sprake. „Vorig jaar kwamen er twaalf ietsers om het leven, maar terwijl het aantal ietsdoden gelijk blijt, daalt het aantal mensen dat omkomt bij een auto-ongeval jaar op jaar.”

De verklaring volgens Schaddelee: er zijn veel maatregelen genomen om de veiligheid op autowegen te vergroten. Anders is het bij de ietspaden. „Ik denk dat het land te klein zou zijn als 55 procent van de autowegen te smal blijkt te zijn”, zegt hij. Nu dat voor ietspaden geldt, valt de ophef erg mee. De provincie zet zich nu in om ietspaden toekomstbestendig te maken. Burgers en bedrijven zijn gevraagd mee te denken. „Nieuwe dingen uitproberen is belangrijk, want je bent er niet met het breder maken van paden”, vindt Schaddelee.
Fietspad van de toekomst In 2019 werd de wedstrijd ”Fietspad van de toekomst” gelanceerd. Die leverde 208 ideeën op en de winnende drie worden in de praktijk uitgeprobeerd. Met het eerste idee hebben inwoners van de provincie al kunnen kennismaken. Op een deel van het ietspad tussen Doorn en Leersum, langs de N225, verscheen afgelopen najaar een blauwe inhaalbaan. Die moest voor snelle ietsers het inhalen vergemakkelijken, vertelt projectleider Tineke de Jong-Mateboer. „We wilden zien of we een bestaand ietspad met een redelijk simpele ingreep konden verbeteren.” Helaas: de blauwe baan –in de volksmond al snel smurfenpad genoemd– had niet het gewenste resultaat. Gebruikers vonden hem te smal om op in te halen, lieten ze weten in een enquête. Mislukt wil De Jong het idee echter niet noemen. „Uit metingen bleek dat ietsers door de baan wat meer aan de randen van het pad gingen rijden. Het pad werd dus beter benut en daardoor konden snelle ietsers beter inhalen. Maar mensen die al naast elkaar reden, bleven dat op het stuk met de blauwe baan gewoon doen. Ook leidde de inhaalbaan tot verwarring: wat moet ik hiermee, wat mag wel en wat mag niet? vroegen gebruikers zich af.” Uit de reacties kwam ook een ander probleem duidelijk naar voren, vertelt De Jong. Er bleek een brede verzameling voertuigen van het pad gebruik te maken, met elk een eigen snelheid. De Jong somt op: „Je ziet op de N225 gewone ietsen, raceietsen, de snellere e-bikes, de nog snellere speedpedelecs, bakietsen en elektrische bakietsen. Al die verschillende snelheden veroorzaken onderling irritatie en zelfs conlicten.”
Blauwe inhaalbaan De Universiteit van Amsterdam startte onlangs een onderzoek onder de titel ”Samen op het ietspad” om te kijken hoe de diverse ietspaden in Nederland benut worden. De Jong: „Op allerlei ietsroutes in Nederland
„ Alle verschillende snelheden veroorzaken irritatie en zelfs conflicten”
