Jg8nr2 januari 2005

Page 1

Jaargang 8, nummer 2, januari 2005

DOUGLAS DE CONINCK OVER LUIE JOURNALISTEN

VOETBALLERS

OVER HUN

BESTE TRUCS

P. 3

Dirk Draulans “Bij wereldnieuws wordt er hard tegen hard gespeeld”

DE

GEBROEDERS

WELLENS DOODGRAVERS

OVER HUN BROEDERBAND P. 12

P. 13

OVER HUN

BESTE KIST P. 16


Het Communiqué

Editoriaal

JAN SENTS

Colofon

Dorst Een student die zijn stuk de titel ‘dorst’ meegeeft wordt verondersteld over bier of cantussen te schrijven. Daar wil ik het met u echter eens niet over hebben. Eén op de vijf mensen op aarde heeft geen toegang tot drinkbaar water. Dat zijn 1.2 miljard mensen. Ik moet u niet vertellen dat je zonder drinkbaar water doodgaat. Het drinkbaar water dat zoveel mensen van een gewisse dood zou kunnen redden, daar douchen u en ik ons mee. We wassen er onze wagen mee en geven het aan de planten. De gemiddelde Belg gebruikt ongeveer 135 liter drinkbaar water per dag. Zestig procent van dat water gebruiken we voor toepassingen waarvoor geen drinkbaar water nodig is. Het drinkbaar water op aarde is grotendeels in handen van enkele grote multinationals. Die monsterbedrijven kunnen volledige steden tot zelfs landen zonder water zetten. Bedrijven zijn geen liefdadigheidsinstellingen. Zij moeten winst maken. Zoveel mogelijk verkopen

voor zoveel mogelijk geld. Waterbedeling voor armen staat niet bovenaan en zelfs niet onderaan op het lijstje van zulke bedrijven. Water begint van goudwaarde te worden. Het is aan de grote mannen en vrouwen op deze aarde om ervoor te zorgen dat het met water niet zo loopt als met fossiele brandstoffen, die nu de oorzaak van vele conflicten zijn. Maar we mogen onze eigen verantwoordelijkheid niet opzij schuiven. Wij moeten ons allen bewust zijn van de waarde van drinkbaar water. We moeten goed voor ogen houden dat wat wij vanzelfsprekend kunnen noemen, voor vele andere mensen echt levensnoodzakelijk is.

Dit jaar zijn al 120 journalisten vermoord.

Alex Sents

Wie wordt de volgende?

Drie Management Assistance aan de slag

Galabal krijgt vleugels Het galabal van de Erasmushogeschool, georganiseerd door de studenten van 3PR, is aan haar vierde editie toe. Dit jaar vindt het evenement plaats op zaterdag 29 januari in het Sheraton - Brussels Airport Hotel in Zaventem. De locatieverhuis kwam er doordat de Concert Noble, de zaal waar het bal voordien plaatsvond, niet meer vrij was. “We zijn op zoek gegaan naar een zaal die ook een uitstraling heeft zoals de Concert Noble”, verduidelijkt Melanie Lisanti, projectmanager van het galateam. “Dat ging niet vlot. Ofwel was de zaal niet vrij, ofwel te duur, te klein, niet mooi. We besloten om buiten het centrum van Brussel te zoeken en zijn zo terecht gekomen bij het Sheraton hotel. Deze locatie is verder gelegen dan de Concert Noble, maar is gemakkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer.” Dit jaar streeft het galateam naar een ‘special edition’

van de soiree. “We bieden iets extra aan, we verhuren een kamer aan een voordelige prijs”, aldus Melanie. In het hotel is slechts een beperkt aantal kamers beschikbaar. Wie eerst boekt, heeft een kamer. Het bedrag voor de avond mét kamerverhuur bedraagt 85 euro. Verder organiseert het team een diner voor de docenten in het hotel. “Het diner bestaat uit een 3gangenmenu. Enkel voor de docenten”, zegt Melanie, “omdat er maximaal honderd personen aanwezig kunnen zijn.” Tickets betaal je in voorverkoop 11 euro en aan de kassa 14 euro. Ze zijn verkrijgbaar op school via het galateam en via internet. Voor meer informatie: galanight.ehb.be of galanight2005@yahoo.co.uk. STEFANIA DI MEO

3 X 2 GRATIS TOEGANGSKAARTEN VOOR HET GALABAL! 1. Motiveer op een originele manier waarom jij naar het galabal wilt. 2. Beantwoord volgende schiftingsvraag: Als de redactie van Het Communiqué, zeven meisjes en zes jongens, één paar reuzenschoenen voor het bal zou kopen, welke maat zouden de schoenen dan hebben? Antwoord voor 24/01/05 naar hetcommunique@hotmail.com en vergeet zeker niet je naam en klas te vermelden. De winnaars worden via mail verwittigd. Pagina 2

Hoofdredacteur Jan Sents Adjunct-hoofdredacteur David Moreno Eindredactrice Marleen Wynant Chef lay-out Loutfi Belghmidi Fotoredacteur Elm Vandevorst Redactiechef Joke Verrijckt Redactiesecretaresse Anne Saeys Chef reportage Elm Vandevorst Redacteurs Melissa Aerts Vincent Byloo Liesbeth Defrancq Stefania Di Meo Steven Lepez Sarah Moens Algemeen hoofdredacteur Patrick Pelgrims Maximum respect to André Lapeere, Joost Goethals, Anneke, Jamel, Serge, Simon Duhamel.

we dst rijd

De enkele auto’s doemen als lichtende monstertjes op in een verlaten Belliardstraat. Parking zat in hartje city. Mijn voetstappen klinken hol in de glazen stad die het Europees Parlement is. Opeens, overweldigend licht in de ontvangsthal van de duchtig bewaakte Spinellivleugel. De derdejaarsstudenten Management Assistant staan al een tijdje mij keurig op te wachten. Netjes uitgedost in een zwart pak, witte achtergrond en ja, sommigen met naaldhakken, u leest het goed. Via het Brusselse evenementenbureau ‘TMAB’ kregen we de kans te assisteren bij de onthaalfunctie op het UNICE congres, een groots opgezette vergadering van werkgeversvakbonden op Europees niveau. Weggedoken achter de registratiebalie en de vestiairetafel, sloeg ik met gepaste trots het professionele onthaal van de 600 genodigden door onze studenten gade. Als gedegen onthaalmedewerkers trokken ze zich vlot in drie talen uit de slag. Het mag gezegd dat de secretariaatsstudenten het zeker zo goed deden als de werknemers van het professionele hostessenbureau. Na zich van hun opdracht te hebben gekweten zakten we af naar het ‘Hemicycle’ (vergelijkbaar met het Belgische parlementaire halfrond), waar we vanaf de tribunes het congres bijwoonden. Bij de ‘walking lunch’, waarvan we volop genoten, zagen we hoe de deelnemers druk aan het netwerken sloegen. Wij keerden voldaan terug naar die andere wereld zonder driedelig maatpak: de school. MARLEEN WAUMANS


Onderzoeksjournalist en gastdocent Douglas De Coninck

Het Communiqué

“Er lopen te veel luie journalisten rond” Sommige mensen hebben echt geen ‘zittend gat’. Neem nu Douglas De Coninck, onderzoeksjournalist bij De Morgen. Hij legt dagelijks een paar bad-asses tussen zijn boterham als ontbijt, stelt wekelijks Vlaanderens boeiendste weekendbijlage samen – wie kan maandagochtend nog meepraten zonder de Reporter te hebben gelezen? – maar nóg vindt hij de tijd om te doceren aan de Erasmushogeschool. En dat allemaal voor een autodidact, faut le faire! VINCENT BYLOO & MARLEEN WYNANT p de redactie van De Morgen deelt Douglas De Coninck een schrijfhonk met filmrecensent Jan Temmerman. “Zullen we naar de rookruimte gaan?” vraagt De Coninck. Daar aangekomen stellen we chronologisch gezien onze niet onlogische openingsvraag.

O

Wanneer hebt u precies de journalistieke microbe opgelopen? Douglas De Coninck: “Toen ik zo’n tien jaar was, geloof ik. Ik had ‘Pietje Puk wordt journalist’ gelezen (lacht). Na mijn humaniora ben ik de enige journalistenopleiding gaan volgen die toen in ons land bestond, dat was aan het IPC (Internationaal Perscentrum, red.). Maar ik had in die tijd ‘boel’ met mijn ouders en ben er al snel mee gestopt. De rest van dat jaar heb ik vooral in cafés gewerkt, al begon ik ook wel wat te freelancen voor regionale bladen. Ik schreef in die periode de stadskrant De Stoeten Ostendenaere wekelijks helemaal vol. De redactie bestond er voornamelijk uit oude ‘mei 68-ers’ die oubollige journalistiek bedreven, maar ik hield me toen al bezig met lokale schandalen zoals relletjes in de gemeenteraad. Toen ik wat later aan de slag ging als regioreporter voor Radio 2, begon ik er nog wat aan te verdienen ook. Ik hernam mijn journalistenopleiding in avondschool tot ik plots de kans kreeg om bij De Morgen te beginnen. Wie het bedrijf een beetje kent, weet dat het hier hard werken is. Mijn job bij De Morgen viel simpelweg niet te combineren met mijn studies, zodat ik ze opnieuw heb opgegeven. Dat er toen nogal wat blaaskaken voor de klas stonden, heeft misschien ook wel meegespeeld.” Dat u die studies niet hebt afgemaakt, is mettertijd allerminst een hinderpaal gebleken. Kan je het beroep eigenlijk wel leren en heeft zo’n journalistenopleiding überhaupt bestaansrecht? “Daar ben ik van overtuigd. Mocht er indertijd zo’n opleiding hebben bestaan als die aan de Erasmushogeschool, dan had ik ze zeker gevolgd.” U bent er nu gastdocent. Ziet u dat als een leuke bijverdienste of hebt u nobelere bedoelingen? “Voor het geld moet ik het niet doen. Niet omdat de Erasmushogeschool slecht zou betalen, maar het enige gevolg van mijn bijberoep is dat ik jaarlijks meer belastingen betaal. Dat ligt ook aan mezelf hoor, ik ben een echte administratieve chaoot.” “Ik probeer tijdens mijn lessen aan te tonen dat de leukste verhalen diegene zijn die je zelf maakt. Door je een stomme vraag te stellen bij iets wat je in de krant leest, bijvoorbeeld. Dit is iets dat veel luie journalisten zeer weinig doen. En zo lopen er te veel rond. Het zal wel mijn eeuwig stokpaardje blijven, maar ik heb een hekel aan woordvoerders en informatie die via de geijkte kanalen verspreid wordt. De hele maatschappij lijkt er op gericht om de media te bewerken. Pas op, ik wil niet gezegd hebben dat de media niet meer naar woordvoerders moeten luisteren. Natuurlijk moet er ook bericht worden over wat er zoal in de Wetstraat wordt beslist, maar daarnaast moet een krant ervoor zorgen dat ze ook

zelf met verhalen op de proppen komt.” Wordt uw beroep mettertijd makkelijker omdat u de technieken na al die jaren wel onder de knie hebt en uw netwerk van contacten zich steeds uitbreidt?

affaire. En niemand herinnert zich nog het verhaal van De Standaard over Elio Di Rupo (DS bracht de PS-topman in 1996 verkeerdelijk in verband met een pedofiliezaak, red.). Toen wij schreven dat Alain Vanderbiest schuldig was aan de moord op André Cools, lachte iedereen ons uit. De Morgen zat er weer eens flagrant naast. We hebben na het proces wél gelijk gekregen. Maar daarover lees je niks in de andere kranten natuurlijk.”

Hoeveel processen heeft u door de jaren heen zoal aan uw broek gehad? “Dat moeten we vragen aan de ervaringsdeskundige (tot politiek hoofdredacteur Yves Desmet, die net de rookruimte komt binnengestapt). Hoeveel zouden het er zoal zijn?” Yves Desmet: “Veel is geen goed antwoord, zeker?” (lacht) “Ik geloof een stuk of twintig.” De Coninck: “En hoeveel hebben we er daarvan verloren?” Desmet: “Geen.” De Coninck: (na een lange stilte) “Nee, ik heb er één – heel terecht – verloren. FOTO: SIMON DUHAMEL Het ging om een klein foutje, maar niettemin een foutje. Dat is de “Voor mij niet, want ik probeer nooit te lang met volgende dag al rechtgezet in de krant en we hebben hetzelfde bezig te zijn. Vroeger deed ik dat wel, maar onze excuses aangeboden.” het werkt afstompend. Tijdens het proces-Dutroux heb ik bijvoorbeeld maandenlang onder een glazen Wortelt uw motivatie als onderzoeksjournalist in een stolp geleefd. Nadien kwam ik tot het besef dat ik soort rechtvaardigheidsgevoel? van al de rest vervreemd was. Ik begon te merken “In zekere zin wel. Ik word natuurlijk vaak met dat bepaalde telefoonnummers niet meer klopten of onrechtvaardige situaties geconfronteerd. dat bepaalde informanten inmiddels met iets Ambtenaren die hun carrière op het spel zetten om helemaal anders bezig waren dan voordien. En me informatie te verschaffen, denken dat door mijn eigenlijk is dat niet slecht, het dwingt je om met toedoen recht zal geschieden. Ik moet er hen dan andere onderwerpen aan de slag te gaan. Het is met altijd op wijzen dat ik maar een journalist ben die andere woorden beter om niet voortdurend in simpelweg hun verhaal in de krant kan afdrukken. hetzelfde vijvertje te vissen.” Meer kan ik niet doen. Wie de wereld wil verbeteren, moet maar in de politiek stappen. Niet dat het voor In 1998 bent u even in het oog van een mediastorm mij ooit een optie is geweest, er zijn zo al genoeg beland toen u de X-dossiers publiceerde. Hoe kijkt u journalisten die de overstap maken. Ik heb door de terug op die periode? studenten van de Erasmushogeschool eens een lijst “Kijk, men heeft in de marge van de zaak-Dutroux laten maken van alle journalisten die tijdens een aantal nevendossiers geopend naar aanleiding van Verhofstadt I naar de politiek zijn overgestapt en de uitspraken van Regina Louf tot plots het omgekeerd. Dat waren er al snel een stuk of veertig. speurdersteam van het onderzoek werd afgehaald. Men verwijt mij vaak een gebrek aan credibiliteit, Over die X-dossiers werd vaak maar die overlopers tasten pas gefluisterd. Het lag op écht de geloofwaardigheid van eenieders lippen, iedereen had ons beroep aan. Als in één of er wel iets van opgevangen. De ander Afrikaans land de lezer daarentegen had er alleen rechterhand van de president maar het gissen naar. Het plots aan het hoofd komt te enige dat De Morgen wilde staan van de nationale televisie, doen door die dossiers te dan zouden wij gewagen van publiceren, was de aandacht een bananenrepubliek. Bij ons vestigen op die pistes die plots niet meer werden gebeurt zoiets en geen haan die ernaar kraait (De onderzocht.” Coninck doelt op voormalig RTBF-journalist Alain Gerlache die na een periode van vier jaar als Geloofwaardigheid is een belangrijke norm voor een woordvoerder van premier Verhofstadt aan het hoofd van krant. De Morgen kampt soms eens met een de Franstalige openbare omroep terechtkwam, red.). Kijk, credibiliteitscrisis. daar kan ik me echt over opwinden.” “Dat De Morgen nog altijd als een ongeloofwaardige krant wordt beschouwd, is natuurlijk het resultaat Koestert u nog ambities voor de toekomst? van een bijzonder slimme marketingcampagne van (beslist) “Ik zou nog de Bende van Nijvel willen de concurrentie. Ik heb niemand de Gazet van ontmaskeren en de loge in kaart brengen. Of ten Antwerpen weten viseren voor hun aandeel in de Visaminste meemaken dat iemand anders het doet.”

“Die overlopers tasten de geloofwaardigheid van ons beroep aan.”

Pagina 3


Het

Het Communiqué brengt het nieuwe gebouw in beeld

Communiqué

Naar hartje Brussel De verhuis van ons departement Communicatie naar hartje Brussel is al lang geen geheim meer. En als we zeggen ‘hartje Brussel’, dan kan je dat gerust letterlijk nemen. Op loopafstand van de Grote Markt, de Beurs en de Nieuwstraat,... Geen smoesjes meer om na de les onmiddellijk naar huis te trekken. TEKST: STEFANIA DI MEO & FOTO’S: ANNE SAEYS In oktober 2005 palmen wij het nieuwe gebouw aan het Bloemenhofplein in, samen met de studenten van Hotel en Toerisme en Sociaal-Agogisch Werk. In september verhuizen de drie departementen naar het centrum van Brussel. Onze nieuwe locatie is nog lang niet af. Het lijkt of het gebouw nooit zal afraken tegen september, zoveel werk moet er nog gedaan worden. De grootte van het complex zal waarschijnlijk ook voor problemen zorgen. Het zal geen plaats kunnen bieden aan meer dan duizend studenten én alle docenten. Ploegbaas Guido Abraham spreekt dat echter tegen. “Het ziet er misschien klein uit, maar niet alles is wat het lijkt. Doordat het complex een extra ruimte bevat die van buitenuit niet te zien is, lijkt het een klein gebouw. Maar eenmaal je binnen staat besef je pas ten volle hoe ruim dit gebouw wel is. Trouwens, het is niet de grootte die telt, maar wat je ermee doet, niet? (lacht).” Guido stelt voor een kijkje in ons toekomstig stekje te nemen. Wat binnenkort de inkomhal zal zijn, lijkt voorlopig nog een opslagplaats voor houten planken en restjes beton. Links van de hal is een vrij grote ruimte voorzien voor een keuken. Iets verderop toont de ploegbaas/gids ons de toekomstige bibliotheek. Door een speciaal aangelegd schuin vlak zal de bib gemakkelijk toegankelijk zijn voor mensen met een rolstoel. Het grote voordeel van ons nieuwe gebouw is de toegankelijkheid voor mindervaliden. Schuine hellingen, speciale liften en aangepaste toiletten, het is allemaal aanwezig. De snel stappende en dialect sprekende Guido laat er geen gras over groeien: “Na buuve of wille jullie ierst na beneie?”

Van het vroegere kinderziekenhuis Discca blijft nu slechts een ruwbouw over met hier en daar een muurtekening. Beneden starten lijkt ons het simpelste, hoewel er buiten de toekomstige parkeerplaatsen niet veel te zien is. Dan maar naar de eerste verdieping. Terwijl we een toekomstig klaslokaal binnenwandelen, vertelt Guido dat de afbraakwerken een goed jaar geleden gestart zijn. Nog een verdieping hoger krijgen we de plaats te zien waar twee gewone liften en één lift voor mindervaliden komen. We beseffen steeds meer dat het gebouw veel groter is dan dat het er van de buitenkant uitziet. Misschien kunnen alle vlijtige studentjes dan toch in het nieuw gebouw. “Dat komt omdat de derde vleugel van op straat niet te zien is”, aldus Guido.

Deze westvleugel telt acht tot tien klaslokalen per verdiep. Plaats genoeg om al onze bollebozen een plaats te geven om kennis op te doen. Guido voegt er ook aan toe dat alleen deze vleugel volledig af zal zijn tegen september. We zullen het dus een tijdje met een half afgewerkt gebouw moeten stellen. Pas in mei 2006 zullen alle werken afgerond zijn. Geduld wordt dus een mooie en noodzakelijke deugd. GROTE CAFETARIA Elk verdiep ziet er voorlopig nog hetzelfde uit: een stoffige gang, klaslokalen waarvan sommigen nog geen ramen hebben, plaatsen waar in een later stadium sanitair komt en heel veel rommel. Er zijn vijf verdiepingen in dit gebouw, dat wordt dus trappen lopen! “Dit wordt de cafetaria”, zegt Guido terwijl hij naar enkele werkmannen wuift. Deze zal de volledige bovenverdieping in beslag nemen. Er komt ook een extra keuken waar het eten warm gehouden kan worden. “Hier komen geen muren, enkel glas”, vertelt hij wijzend naar de grote gapende gaten waar de ruiten zullen komen. Verstomd kijken we naar het adembenemende uitzicht. De skyline van Brussel heeft er zelden zo mooi uitgezien. In de verte zien we het Justitiepaleis, het Atomium, de Basiliek van Koekelberg en nog andere imposante gebouwen. Even later trekt ook de Zuidertoren met het grote, vernieuwde zuidstation onze aandacht. Ergens in een uithoekje zien we het dak van het slachthuis, wat meteen de stemming breekt. Maar de gedachte alleen al dat het slachthuis en zijn omgeving tegen volgend academiejaar volledig achter ons liggen, vrolijkt ons een beetje op. Vanaf september horen de studenten van het departement Communicatie geen gillende varkentjes, hard loeiende koeien of andere lijdende dieren meer. We nemen nog een paar kiekjes, bedanken Guido voor zijn tijd en verlaten het gebouw. Feit is dat de laatstejaars deze locatie waarschijnlijk niet meer zullen kunnen inhuldigen. Het campusleven zullen ze hier niet meer meemaken en van de vele feestjes en kroegentochten die hier zullen gehouden worden, kunnen ze alleen maar dromen. Pagina 4


Hilde Hendlickx telug uit Shanghai

Het Communiqué

Docente met stokjes Een multicultureel huwelijk, velen staan er sceptisch tegenover. Mevrouw Hendrickx ziet hier echter geen graten in. Zij is gelukkig getrouwd met een allochtone levenspartner. Vorig academiejaar nam ze een sabbatjaar om met haar gezin naar Shanghai te trekken. We brachten onze docente een bezoekje en waren al snel gepassioneerd door haar verhaal. MELISSA AERTS & JOKE VERRIJCKT

H

oe hebt u uw Chinese man leren kennen? Hilde Hendrickx: “Mijn echtgenoot heeft tijdens zijn middelbare studies Duits gestudeerd in Peking. Later heeft hij in Duitsland rechten gestudeerd. Ik heb hem leren kennen tijdens een vakantie. Oorspronkelijk verliep het contact in het Engels, vervolgens in het Duits en nu in het Nederlands. En wie weet in de toekomst in het Chinees.” Worden de kinderen volledig in het Nederlands opgevoed? “Daar hebben we strikte afspraken rond. Ik spreek altijd Nederlands met hen en mijn man altijd Chinees. Maar geen Engels, dat is niet nodig. Ik heb daar het één en ander over gelezen en blijkbaar is deze consequente aanpak de beste manier om tweetaligheid bij te brengen.” Wat was uw eerste indruk toen u in Shanghai aankwam? “Mijn eerste indruk was niet zo positief. De eerste maanden was het aanpassen aan de drukte, het zwoele weer en het helse lawaai. Chinezen houden van beweging en veel geluiden om zich heen. Het is verbazingwekkend te ontdekken hoe snel je je kan aanpassen aan een nieuwe omgeving. Uiteraard waren onze kinderen Sien en Anna veel sneller aangepast dan ik.” “Mijn echtgenoot had een appartement in een Chinese compound in Pudong gehuurd. De compound was, zoals vele, een gigantisch, ommuurd complex met een veertigtal woonblokken. Het bestond uit een oud en een nieuw gedeelte met daartussen een drukke straat. Wij woonden in het nieuwe gedeelte, wat betekende dat daar nog heel veel werken bezig waren en er dus enorm veel lawaai was. Bovendien was het bij mijn aankomst in september nog bloedheet in Shanghai en die warmte overviel me echt.” We zien hier altijd uitbundige vreugdetaferelen op televisie tijdens de viering van het Chinese Nieuwjaar. Hoe hebt u dat feest ervaren? “Met Nieuwjaar hebben de Chinezen zeven dagen vrij en wordt er effectief zeven dagen gefeest, gegeten en gedronken. Familiebezoeken worden afgelegd en cadeautjes uitgewisseld. Tot vervelens toe wordt er elke avond vuurwerk afgestoken met de climax op oudejaarsavond. Op de vijftiende dag van de eerste maand eindigt het nieuwjaarsfeest met het Lantarenfeest voor de kinderen. Ook onze kinderen vonden het heel spannend om ‘s avonds met hun verlichte lampionnetjes de straat op te gaan.” Chinezen kennen heel andere eetgewoonten dan de Westerse burgers. Zo appreciëren zij het enorm dat je met stokjes eet. Zijn er zo nog andere gewoonten en gebruiken? “Als je uitgenodigd wordt, kan je er zeker van zijn dat er gegeten zal worden. Chinezen lijken geobsedeerd door eten. Als je met iemand afspreekt, is het gebruikelijk om je gasten thuis te ontvangen en hen te verwelkomen met een rijkelijk gevulde tafel. De Chinezen staan ook echt op hun lunch. Een warme maaltijd is heel belangrijk en essentieel voor

een goede gezondheid. ’s Middags zie je massa’s personeelsleden naar de kantine lopen. Een broodmaaltijd is heel ongewoon voor de Shanghainezen. ’s Morgens eten ze meestal rijstebrij. De noorderlingen doen daar gepekelde groenten bij die bestaan in alle mogelijke soorten. Als je uitgenodigd wordt om te eten, dan apprecieert men het dat je met stokjes eet. Het duidt op interesse in hun cultuur.” Culturele verschillen komen vaak tot uiting in de waarden en normen van de samenleving. Kennen de Chinezen andere beleefdheidsregels? “Hier is het de gewoonte dat je een geschenkje meeneemt wanneer je uitgenodigd wordt en dat de gastvrouw of -heer het pakje openmaakt en zijn appreciatie laat blijken. In China is dat niet zo, je mag een geschenk nooit uitpakken tegenover de gast. Het openmaken van FOTO: HILDE HENDRICKX een pakje zou gezichtsverlies teweeg kunnen brengen voor je gast. Want stel dat er meerdere gasten zijn en je gaat vergelijken, dan zou één van de gasten in verlegenheid gebracht kunnen worden. Bij een uitnodiging wordt er ook meestal een tegenuitnodiging verwacht.” Zijn er bepaalde dingen die u als storend of moeilijk ervaren hebt? “Het gezicht is voor een Chinees heel belangrijk. Ze gaan tot het uiterste om ‘niet af te gaan’. Dat betekent dat ze je om het even wat vertellen om hun figuur te redden. Als je bijvoorbeeld verloren gelopen bent en je vraagt de weg, dan zullen ze je bijvoorbeeld naar het noorden van de stad sturen, terwijl je richting zuiden moet. Zelden kreeg ik een oprecht antwoord wanneer mijn ‘reddende engel’ zelf de weg niet wist. Ik heb vaak gemerkt dat men eerder geneigd is om te zeggen wat men denkt dat je wil horen, ook al is het niet waar. Wij zouden dit interpreteren als liegen, maar het heeft daarmee niets te maken. Het is eerder een angst voor gezichtsverlies. En dat was best moeilijk om daar mee om te gaan.”

spect voor gezag. In het verkeer ben je als voetganger of fietser compleet aan je lot overgelaten. Het is de macht van de sterkste en ook verklaarbaar als je weet dat de stad een populatie van 16 miljoen inwoners heeft. Dagelijks riskeerden we ons leven. In het begin was ik daar heel verontwaardigd over. Ik moest altijd een heel drukke straat oversteken om de kinderen naar school te brengen. Er was een zebrapad, maar er is niemand die daar voor stopt. We moesten tussen de auto’s laveren terwijl iedereen doorreed, soms zelfs door een rood licht.” “Ook heb ik meegemaakt dat de taxichauffeur zijn raam opendraaide om naar buiten te spuwen, ongeacht er een voetganger of fietser voorbijkomt. Ja, daar sta je wel van te kijken.” U woonde in een Chinese compound. Hoe verliep het contact met uw Chinese buren? “Iedereen kende mij, want ik was de enige blanke ‘madam’ die daar rondliep. En dan nog met twee kinderen die Westers noch Chinees lijken. De Chinezen zijn een heel vriendelijk volkje en ook heel nieuwsgierig. Zo probeerden ze al snel mijn Chinees uit en bestookten ze me met allerlei vragen. Maar hun vragen zouden wij nooit stellen en omgekeerd. Wij zijn geïnteresseerd in zaken waarmee je, in de Chinese context, iemand in verlegenheid kan brengen. Zoals: wat denk je van de éénkindpolitiek? Wat denk je van de communistische partij, de geboortebeperking en abortus, de studentenrevolte van ’89? Chinezen spreken daar niet graag over. En zij vragen op hun beurt dingen waar wij niet graag over spreken. Hoe oud ben je, hoeveel verdien je? En hoe groot ben je, hoeveel weeg je? Dat zijn dingen die ik duizend keer heb moeten horen. Maar blijkbaar is dat voor hen een manier om interesse te tonen.” China is een heel groot land, waar immens veel mensen wonen. Had u geen last van een gebrek aan privacy? “Privacy is in China ver te zoeken. Als je bijvoorbeeld op de trein een boek aan het lezen bent, moet je niet verbaasd zijn als daar vijf Chinezen komen kijken en dat boek uit je handen nemen om te vragen wat je leest. Het beste voorbeeld vind ik nog altijd het gebrek aan privacy in de toiletruimte. Toiletten in China hebben een heel slechte reputatie. Doorgaans zijn openbare toiletten niet voorzien van deuren en sloten. Vreselijk lastig is dat. Vaak bestaan ze uit grote lokalen met één afvoerpijp, waar je gehurkt over gaat hangen. Mannen en vrouwen zijn natuurlijk wel gescheiden. Maar de Chinezen zitten gewoon naast elkaar een boekje te lezen of wat te keuvelen op het toilet. Voor hen is dat heel normaal. In menig nieuwbouw doen ze ondertussen pogingen om muurtjes te plaatsen die jammer genoeg niet hoger zijn dan één meter zodat je alleen ‘op je gemak’ zit wanneer je gehurkt bent. In restaurants heb je toiletten met deuren, maar dan werkt het slot weer niet of de deur gaat maar half dicht. Chinezen ervaren hun privacy echt op een andere manier dan de Belgen.”

“Het gezicht is voor een Chinees heel belangrijk. Ze gaan tot het uiterste om niet af te gaan.”

Zijn er Chinese gewoonten die bij ons not done zijn? “Het vooroordeel dat Chinezen op de grond spuwen klopt volledig. Een bizarre gewoonte die in onze ogen ongelofelijk onbeleefd is. Maar als je dat vertaalt naar de Chinese opvattingen over gezondheid en de denkwijze over proper en vuil, is het de beste manier om bacteriën kwijt te raken. Vuil bij vuil. In een zakdoek snuiten ervaren zij als vies, want je stopt die nadien terug in je zak. Dat moest ik uiteraard uitleggen aan de kinderen.” “Ook het verkeer was voor ons een hele belevenis. In China zijn er dezelfde verkeersregels als in België, alleen past geen mens ze toe, tenzij er een autoriteit aanwezig is. Weinig respect voor regels en veel rePagina 5

Tot slot. Hoe zou u China in één zin omschrijven? “Het is echt een immens fascinerend land, vol eeuwenoude mysteries. De ontwikkeling van China is niet te stoppen.”


Het Communiqué

Het Communiqué probeerde naar Parijs te liften

Duimen voor een goede reis Zijn programma’s als De Poolreizigers en Peking Express nu wel realistisch? Kan je al liftend tot in de verste uithoeken van de wereld geraken? Zijn automobilisten in Europa even afschrikwekkend als diegene die je op televisie tegenkomt? Het Communiqué stak een duim omhoog en poogde binnen de tien uur tot bij de Eiffeltoren te geraken. Haal de witte zakdoeken boven en wuif ons uit. Paris, here we come! DAVID MORENO & JAN SENTS

L

iften was vooral in de jaren ’70 en ’80 enorm populair bij jongeren. Het is goedkoop, je leert nieuwe mensen kennen en de kick is enorm. Toch zorgt het onveiligheidsgevoel bij veel jongeren ervoor dat dit transportmiddel wordt vermeden. De huiveringwekkende verhalen van lifters die nooit hun eindbestemming halen bezorgen ouders en jongeren de stuipen op het lijf. Wij raapten onze moed bijeen en namen de proef op de som. Zonder geld trokken we naar het mooie Parijs, hopend ooit nog onze familie terug te zien. VILVOORDE, 8U Te weinig geslapen en het regent pijpenstelen, een pijnlijke combinatie voor een donderdagochtend. Het is koud en met één paraplu voor twee belooft het zeker geen droge dag te worden. We besluiten om eerst de autosnelweg te nemen tot in Bergen (E19 Bergen - Charleroi) en van daar in één ruk naar Parijs door te liften. De sfeer en de avontuurlijke spanning zitten er dik in. “Als we tien uur lang aan 100 kilometer per uur rijden, geraken we misschien zelfs in Spanje”, hoopt een overmoedige hoofdredacteur. Op het bordje pronkt in grote letters ‘Mons’ en de duimen worden fier omhoog gestoken. Binnen tien uur staan we in Parijs! Een half uur later - het regent zelfs wat harder - staan we nog steeds op dezelfde plek en worden de plannen herzien. “Als we Parijs halen, mogen we al tevreden zijn”, weet de wat pessimistische adjunct te melden. De verontschuldigende gebaren van automobilisten zorgen ervoor dat we de moed niet laten zakken. Net als onze jassen geen water meer kunnen absorberen, stopt Joris Michiels (49) uit Mechelen. “Ik kan jullie enkel meenemen tot Hoeilaart, maar van daaruit kunnen jullie zeker verder.” Waarna hij een waar recital van zijn levensverhaal inzet. “Toen ik in ZuidAmerika als jobstudent werkte, liftte ik eens van het zuiden van Brazilië tot in Colombia”, beweert Joris, terwijl zijn jazzcd ons wat opwekt. “Daarom stop ik regelmatig voor lifters. Dus jullie gaan naar Parijs? Och, dat is maar 320 kilometer van hier.”

krijgen we niet. Met piepende banden stopt een blauwe Twingo bruusk voor onze voeten. “Stap snel in, ik ben al te laat”, roept Nathalie Berthez (28) uit Brussel. “Ik rijd dagelijks van Brussel naar Bergen. Ik ben decorarchitect en bereid een Amerikaanse productie voor. Volgende week vertrek ik voor vijf maanden naar Boston. Dit is mijn laatste rit richting Bergen van dit jaar. Of ik ooit Broadway van decors zal voorzien? Laat me eerst aan een lief geraken”, lacht de babbelgrage Brusselse. De rit van veertig minuten voelt zalig aan. Nathalie zet de verwarming op volle toeren en we krijgen onze menselijke kleur in het gelaat terug. STATION BERGEN, 10U10 Op twee uur tijd verslonden we 90 kilometer, er is dus reden tot een vreugdelied. De regenwolken volgen ons blijkbaar op de voet, waardoor een luidkeels I’m singing in t h e rain wel op zijn plaats is. Tijd voor de troepen om van culinaire hoogstandjes te genieten in de minst donkere kroeg die we kunnen vinden. De financiële en lichamelijke schade blijft gelukkig beperkt. Trots wordt ons bordje voorzien van een groot ‘Paris’ en met 230 kilometer voor de boeg lijkt een succesverhaal in de maak. Na een ferme wandeling staan we op de ‘Avenue de Jemappes’. Daar krijgen onze droom en ons doorzettingsvermogen een eerste zware klap. Op een uur tijd krijgen we meer middenvingers, mistlampen en obscene gebaren te zien dan Franse nummerplaten. Het blijft ondertussen pijpenstelen regenen en de wind stuwt onze lichaamstemperatuur naar beneden. Zelfs het melodieuze ‘Raindrops are falling on my head’ brengt geen soelaas. Na anderhalf uur Waalse gastvrijheid besluiten we te voet wat dichter bij Parijs te komen.

AVENUE WILSON, JEMAPPES, 13U30 We geven gehoor aan de luide knorren die onze maag produceert en besluiten op zoek te gaan naar overheerlijke Waalse streekgerechten. De jas die deze ochtend nog licht en lekker warm voelde, is nu zwaar, nat en koud. De aanhoudende regen doet onze kieskeurigheid snel dalen en we springen het eerste ‘restaurant’ binnen dat we tegenkomen. Dat de hamburgers van Quick overal ter wereld van twijfelachtige kwaliteit zijn, wordt hier bevestigd. Ah, en ook hier werken luidruchtige kinderen in de speelruimte de bezoekers stevig op de zenuwen. Met een volle maag en al wat drogere jassen trekken we er weer op uit. Onze voeten zijn wat bekomen van de wandeling van zes kilometer. Zelfs ons bordje krijgt weer wat van zijn natuurlijke kleur. We wandelen twee kilometer terug tot de ‘Grand Route’, waar we onder een brug een laatste wanhoopspoging gaan wagen. Een diepe zucht, enkele oppeppende strijdkreten en voor de laatste maal een FOTO JAN SENTS tandpastaglimlach en ons bordje bovenhalen. HOEILAART, 9U27 Onder een brug bij een drukke baan wuiven we Fonze OTO: JAN SENTS GRAND ROUTE, JEMAPPES, 13U45 eerste helpende hand uit. Het doorweekte bordje wordt weer boven gehaald, hopend dat het tot in Bezorgde telefoontjes van ouders en vriendinnen Parijs stand zal houden. Veel tijd om ons te vervelen zorgen voor wat afwisseling. Weer mogen we meer Pagina 6

FOTO: DAVID MORENO dan anderhalf uur lang ongeïnteresseerde blikken, middenvingers en één kushandje aanschouwen. Enkele prijkt er wat cynisch een groot FOTOmeters DAVID verder MORENO glimmend bord ‘Paris’. Het lijkt binnen handbereik, maar de lichtstad ligt toch nog zo ver weg. De moed zakt ons nu echt tot diep in de schoenen en om stipt 15u30 blazen we Operatie Parijs af. De Quick begint zich op een nefaste wijze te manifesteren en een warm badje is het enige waar we aan kunnen denken. Een oncomfortabele busrit later staan we weer in het station van Bergen. De trein naar Brussel vertrekt binnen zes minuten en dat is geen seconde te vroeg. De vriendelijke conducteur vraagt wat er met ons gebeurd is. Wij besparen hem ons verhaal en beperken ons tot een klein knikje. De treinrit wordt in stilte afgelegd. Enkel sporadische hoest - en niesbuien doorbreken de geruisloosheid die in onze wagon heerst. Medepassagiers zien het bordje met ‘Mons’ en kijken ons wat vragend aan. “Jullie gaan al liftend tot Bergen, maar nemen de trein terug naar huis? Is dat niet wat zwakskes? In mijnen tijd...” Twee vernietigende blikken doen de oude dame zwijgen en terug op haar plaats zitten. Een kleine troost op het einde van een zware dag. VILVOORDE, 17U25 Terug op de plaats waar dit avontuur begon. De ontgoocheling is niet al te groot, al hadden we graag de Eiffeltoren willen zien. Het ongeloof over de onvriendelijkheid tegenover lifters in Bergen is wel nog groot. Liften is fijn, maar erg onvoorspelbaar. Met wie je mee kan rijden, wat hun bedoelingen zijn en vooral de aankomsttijd kan je nooit inschatten. Toch leerden we vandaag twee interessante mensen kennen die we anders nooit zouden zijn tegengekomen. Over een ding zijn we het tijdens deze reis zeker eens geraakt: geef ons maar twee knusse vliegtuigtickets in eerste klasse naar Parijs!


Het

Oprichter KifKif.be wil het debat op een serene manier voeren

Communiqué

Een filosoof met een missie Het debat over de multiculturele samenleving woedt in alle hevigheid. Filosoof Tarik Fraihi publiceerde eerder dit jaar zijn boek ‘De smaak van ongelijkheid’. Daarin legt hij haarfijn uit dat veralgemeningen en gebrek aan nuancering tot polarisatie leiden. Bovendien richtte hij de internetsite KifKif.be op, die op een eigenzinnige manier het belang van diversiteit in de Vlaamse media aankaart. “Hoe moet het nu verder?’’ Een gedachtewisseling met Tarik Fraihi. LOUTFI BELGHMIDI Fraihi doceert zowel aan de economische hogeschool EHSAL als aan de Erasmushogeschool Brussel, departement Sociaal-Agogisch werk. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste opiniemakers binnen de allochtone gemeenschap in ons land.

DIALOOG In Nederland heeft de moord op Theo van Gogh heel wat stof doen opwaaien. Volgens de filosoof komt dat omdat er nooit sprake is geweest van een evenwichtige dialoog tussen de verschillende

IMAGO Wanneer je het over imago hebt, merk je dat alles wat Spaans of Italiaans is, hip of trendy lijkt. Waarom ervaart men dat niet bij de Marokkanen? Volgens Tarik Fraihi is imago iets dat van buitenaf wordt opgelegd, terwijl identiteit vanbinnen zit. “De Marokkanen hebben over het algemeen een vrij sterk zelfbeeld. Terwijl hun imago eerder negatief is”, aldus Fraihi. Dit verklaart echter niet dat exotische gerechten zoals couscous of muntthee door sommigen als hip bekeken worden. Kijk maar naar de cafés aan de Beurs. Volgens de filosoof is dit makkelijk te verklaren. Een bord couscous is namelijk minder dreigend dan FOTO: SALIM HELLALET jongeren die op straat rondslenteren. culturen. “Geloof me”, zegt Fraihi, “ik vrees dat de “Anderzijds zie je dat mensen bepaalde dingen zich doemdenkers de bovenhand halen. Diegenen die eigen hebben gemaakt. De mensen staan er niet bij beweren dat we op een confrontatie tussen de stil dat pizza oorspronkelijk Italiaans is.” culturen afstevenen, zullen - vrees ik - gelijk krijgen.” Neem nu bijvoorbeeld ‘hangjongeren’. Tieners die Hiermee bedoelt hij dat het debat te sterk urenlang en doelloos op straat rondhangen. Het is gedomineerd wordt door zwart-wit denkers. niet echt logisch dat er meteen een etiket ‘bedreigend’ “Bovendien beweert minister van Binnenlandse wordt opgeplakt. Dat zorgt trouwens voor negatieve Zaken Patrick Dewael dat de islam een gevoelens bij die mensen. Wanneer je iemand met minderwaardige godsdienst is.” Waarom worden de een neerbuigende blik bekijkt of wanneer je die zaken nooit sereen behandeld? “Wanneer ik voor een persoon steeds als bedreigend bekijkt, gaat hij er gesprek word uitgenodigd, verwachten de zich op termijn ook naar gedragen. Maar het is journalisten dat ik de moord op van Gogh of andere moeilijk om de visie van mensen op die jongeren op wandaden sterk veroordeel. Hoewel ik elke vorm van korte termijn te veranderen.

Onder de loep De moord op de Nederlandse cineast Theo van Gogh, tweeëneenhalf jaar na die op Pim Fortuyn, heeft Nederland geschokt. Bij Fortuyn vroeg ik me af: “Wat als de moordenaar een Marokkaan is? Zouden onze noorderburen zich massaal tegen de moslims keren?” Ach, het was maar een doorgeflipte dierenactivist. Met de moord op van Gogh belanden we in dezelfde situatie als toen. Behalve het feit dat het nu ‘een extremist’ is. Gevolg, Theo wordt hét icoon van de vrije meningsuiting. De moordenaar wordt, samen met de hele moslimgemeenschap, verguisd. De cineast maakte, samen met politica Ayaan Hirsi Ali, een kortfilm over haar visie op de positie van de islamitische vrouw, ‘Submission’. Wie de zelfverklaarde provocateur Theo kent, weet dat hij als columnist meermaals aan de deur werd gezet voor zijn ongezoute uitlatingen. Zo kreeg hij een proces aan zijn been toen hij over joden met suikerziekte zei: “Zij laten altijd een karamelgeurtje achter.” Hij vertelde aan iedereen die het horen wilde hoe achterlijk ‘die geitenneukers’ (Marokkanen,red.) en hun godsdienst (islam,red.) zijn. Hij ramde erop los, wetende dat het zijn handelsmerk was. Want wie zou er nu Theo van Gogh vermoorden? “Ik ben de dorpsgek”, vertelde hij Hirsi Ali. “Jij bent de afvallige die ze willen vermoorden.” Als we de Nederlandse gezagsdragers mogen geloven, staan we op het punt de Derde Wereldoorlog tegen

geweld afkeur, moeten we ons altijd sterk distantiëren”, aldus Fraihi. Zo krijg je een situatie waarbij een eerlijke dialoog uitgesloten is. Het is spijtig dat alles wat met racisme en discriminatie te maken heeft onbespreekbaar blijft en meteen geassocieerd wordt met het Vlaams Belang. “Racisme gaat veel verder dan het Vlaams Belang alleen”, aldus de filosoof. “Ik denk dat het door een vorm van superioriteitsgevoel komt. Zowel de voor- als tegenstanders van een multiculturele maatschappij plaatsen mensen in hokjes, maar helaas is er te weinig dialoog.” PROBLEEM “Helaas is er van diversiteit op televisie weinig sprake”, zegt Fraihi. Een aantal jaren geleden schreef Fraihi in De Standaard een opiniestuk met de titel Het probleem allochtoon. In hun berichtgeving spreken de media, wanneer ze het over de vreemdelingen hebben, altijd van een probleem. “Het is dan ook logisch dat de mensen op termijn een stereotiep beeld van de Marokkaan of de Turk hebben. Hun kijk op bepaalde minderheden zit dan dusdanig ingebakken dat het jaren duurt om die te veranderen. We mogen niet vergeten dat bepaalde jongeren zich zodanig gaan gedragen dat we in een vicieuze cirkel terechtkomen”, zegt Fraihi. “Want men gaat die groep mijden.” Wanneer allochtonen in bepaalde uitzendingen wandaden veroordelen, gaat men er snel over en wordt dat even snel vergeten. Is er dan nog hoop op beterschap? “Ik denk dat we nog veel werk hebben. Het enige wat we kunnen doen is erop hameren dat veralgemeningen slecht kunnen aflopen. Kijk maar naar de Tweede Wereldoorlog.”

Die ene moord de vijfde colonne van de islam te beginnen. Kijk maar naar de reacties van de Nederlandse minister-president Balkenende en zijn minister van Justitie Donner. “We verklaren de oorlog aan het extremisme. In onze rechtsstaat is er geen plaats voor zij die tegen de rechtsstaat zijn.” Het zijn maar enkele verklaringen die me doen huiveren. Helaas hebben Nederlandse extremisten de woorden van de politici te letterlijk genomen. Want het heeft niet lang geduurd voor moskeeën en islamitische scholen in brand werden gestoken. Even later waaiden de intimidaties tegen moslims over naar ons land. Tijdens de laatste week van de Ramadan kreeg ik een telefoontje van een vriend. Hij vertelde me dat iemand een molotovcocktail naar de Turkse moskee in Beringen had gegooid. Wat wil je? Als de Belgische minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael, botweg beweert dat de islam een minderwaardige godsdienst is, zijn de intimidaties een logisch gevolg ervan. Zeker als we weten dat de minister enkel de conservatieve achterban in zijn partij probeert te sussen. Hij hoopt zo een leegloop van partijleden naar het Vlaams Belang tegen te houden, maar helaas mist zijn bal grandioos het doel. Zijn uitspraken hebben de moslims nog meer in een hoek geduwd. Erger nog. Waar was de stoere Dewael toen de moskee werd aangevallen? Pagina 7

Keer op keer doen politici stoere uitspraken over moslims. Waarom wordt er altijd over ‘hen’ gesproken? Ze spreken altijd over dé moslim. Zo wordt een hele gemeenschap over één kam geschoren. Men spreekt toch ook niet over dé christen of dé atheïst? De minister doet zelfs niet de moeite om moslimvertegenwoordigers uit te nodigen voor een gesprek. Het is toch logisch dat, als je niet weet met wie je te maken hebt, je argwanend tegenover die persoon staat. Ach, voor de minister zijn stoere uitspraken nog altijd leuker dan concrete voorstellen doen. Waarom heeft de visionair Dewael ‘het probleem’ met ‘die moslims’ niet gemerkt, toen hij minister-president van Vlaanderen was? In Nederland veroorzaakte de dood van van Gogh een ware golf van emoties. We zien dat zijn dood onze noorderburen in een paranoïde sfeer heeft gedompeld. Iedereen is wantrouwig en durft niet voor zijn ‘vrije mening’ uit te komen. De oer-Hollandse gezelligheid is plots verdwenen. Gelukkig hebben de Vlamingen nog dat ‘boerenverstand’. Hoewel men beweert dat de gemiddelde Vlaming racistisch is, kan hij de zaken met de nodige nuchterheid en afstand bekijken. Haal dat boerenverstand alvast uit de kast. LOUTFI BELGHMIDI


Het Communiqué

Dirk Draulans over oorlogsjournalistiek

“Een schot in de rug, dat doet je nadenken” Toen hij eind jaren tachtig per ongeluk in de journalistiek rolde, besefte Dirk Draulans al snel dat een nine-to-five job niets voor hem was. Zijn plaatsje op de redactie ruilde hij voor een jeep. Zijn hemd en das verving hij door een kogelvrije vest. “Want de voldoening die je op het terrein krijgt is meer dan duizend keer groter.”

JAN SENTS & DAVID MORENO In het Brussels Media Center, waar de redactie van Knack gehuisvest is, lopen mannen en vrouwen in keurige pakken rond. Het is er kraaknet en koel. De warme verschijning van Dirk Draulans valt meteen op. Hoe wordt iemand in godsnaam oorlogsjournalist? Dirk Draulans: “Eigenlijk ben ik dat per ongeluk geworden. Ik ben na wat wetenschappelijk onderzoekswerk in de journalistiek terecht gekomen. Daar hield ik me voornamelijk bezig met wetenschappelijke artikels. Ik had al snel door dat ik dat niet lang zou doen. Het was in die tijd dat CNN en VTM hun opgang maakten. Wij zaten op de redactie artikels te schrijven, terwijl we vanalles op het terrein zagen gebeuren. Daarom heb ik eigenlijk besloten de stap te wagen. Achter een bureautje heb je weinig te vertellen. We waren maar met twee hier op de redactie die de stap durfden wagen. Chris de Stoop, die meer de sociale sector introk, en ik die me in die oorlogen gegooid heb.” Wat doet u nadat u van het vliegtuig stapt? “Ik volg steevast mijn intuïtie. Ik reken op niks anders. Je moet mensen leren inschatten. Wie er te vertrouwen is, van wie je best weg blijft. Toen ik vroeger vertrok plande ik nog veel. Ik legde al contacten en zorgde voor de nodige pasjes. Daar ben ik mee gestopt want op het terrein ben je daar vaak niks mee. Als je aan een Servische wegblokkade komt, dan lachen ze je weg met je pasjes en kaart. Het is vaak improviseren.” “Het leger biedt cursussen aan voor journalisten in conflictsituaties. Maar die heb ik nog nooit gevolgd. Ik vind het belangrijk mij zo veel mogelijk van het leger te distantiëren. Door zo’n cursus te volgen zou ik ook in schema’s gaan denken. Ik zou de dingen vanuit andere perspectieven zien, en dat is gevaarlijk. Ik wil onbevangen naar conflicten kunnen kijken, vanuit een vrije geest.” “Ook geld is heel belangrijk. Genoeg dollars openen op de juiste plaatsen bepaalde deuren. Links en rechts wat omkopen, dat hoort er gewoon bij. Meestal neem ik zo’n vierduizend dollar mee.” Meer dan 120 journalisten werden dit jaar ‘on the field’ vermoord. Moet je stoer zijn om oorlogsjournalist te worden? “Dat is heel eenvoudig. Als je bang bent, moet je thuisblijven. Als je het niet durft, moet je het niet doen. Dat merk je heel snel. Je moet eigenlijk een beetje gek zijn. Te veel nadenken is niet goed. Eens je wakker begint te liggen van de risico’s en gevaren, dan ga je dingen beginnen vermijden en anticiperen. Dan kan je onmogelijk nog een goed verhaal maken. Je moet het zo bekijken: je eigen veiligheid is niet het belangrijkste. Wat primeert is het verhaal. Maar er kan altijd en overal iets gebeuren. Vroeger ging ik nooit op stap met een fotograaf die ik goed kende. Ik wou geen fotograaf bij mij waarmee ik zou inzitten als die iets overkwam. Ik heb in Joegoslavië eens een kogel in mijn rug gekregen. Ik zag het gebeuren en ik dacht, shit! Gelukkig had ik die dag mijn kogelvrije

vest aan. De kogel had anders mijn ruggengraat doorboord. Dan denk je toch even na. Gelukkig was een zware brandwonde het enige wat is er aan over hield. De kogel prijkt nu als herinnering aan mijn geluk van toen in mijn oorlogssouvenirkast.” “Het is een vreemde ervaring: de angst die je leven binnensluipt. Ik had het al eens meegemaakt, in de jaren tachtig, toen ik als bioloog werkte en jaarlijks in tientallen bomen klom om jonge blauwe reigers in hun nest te gaan meten en van een ringetje ter identificatie te voorzien. Geen boom was te hoog. Tot ik met de top van een te dunne dennenboom die afbrak naar beneden kwam, in vrije val. Gelukkig stond de boom in een dicht bosje en bleef ik halverwege steken in de takken, maar het onheil was geschied. Het jaar nadien was ik mijn vertrouwen kwijt en geraakte ik niet meer bij nesten waar ik eerder probleemloos naartoe was gekropen. Ik was bang geworden van moeilijke bomen. Zo gaat het ook met oorlogen.”

bij dat Aman in Jordanië ligt en dat hij dus evengoed vanuit zijn living verslag kon uitbrengen. Kijk, het kan mij niets schelen dat hij vanuit Aman verslag uitbrengt, maar dan moet hij dat vertellen. Anders is dat hypocriet.” “De beste oorlogsjournalist van de lage landen is Rudy Vranckx. Dat zie je gewoon aan die man. Hij schrikt voor niks terug en heeft fantastische contacten. Hij staat er echt midden in. Je voelt gewoon dat het bij hem uit de buik komt.” “Sommige journalisten vertekenen de waarheid. In Goma, in Congo, werden in 1996 een aantal vluchtelingenkampen opengesteld. Er lagen overal lijken. Op een bepaalde plaats lag een stapel van vijfentwintig lijken. Bleek dat een aantal fotografen van Associated Press een kind dat ze wat verder gevonden hadden bovenop de stapel hadden gelegd. Dat gaf een beter beeld. Nadat ze hun kiekjes geschoten hadden, lieten ze het kind –dat nog aan het sterven was– liggen bij de rest. Dat vond ik echt verschrikkelijk.”

“Het is altijd hetzelfde verhaal, alleen het decor is anders.”

Hoe is de sfeer onder journalisten in zo’n conflictgebied? Wordt er informatie gedeeld? “Meestal is er een collegiale sfeer. Informatie wordt gemakkelijk gedeeld. Er zijn zelfs veel fotografen die bewust informatie verspreiden om er zo voor te zorgen dat iets wereldnieuws wordt. Zo vergroten ze de afzetmarkt van hun foto’s. Eens iets wereldnieuws is, zit het wel iets anders in elkaar. Dan houdt iedereen de informatie voor zichzelf. Het wordt hard tegen hard gespeeld. Vooral journalisten van grote landen willen meestal niet samenwerken met kleine landjes zoals België. Als het niet nodig is, vermelden we liever niet dat we uit België komen. Als je dat vertelt, word je vaak niet echt serieus genomen. We werken meestal in een klein ploegje van twee. Alleen op pad gaan is gevaarlijk, maar in grote groep rondtrekken is nog gevaarlijker.” Een Zwitsers correspondent rapporteerde elke dag over de oorlog in Irak vanuit zijn hotel in Oostenrijk. Hoe groot is de verleiding om vanuit je hotel verslag te doen? “Dat is echt belachelijk. Je moet eerlijk durven zijn met jezelf. Als je naar Irak vertrekt om van op het dak van je hotel verslag uit te brengen, dan blijf je beter thuis. ‘Faken’ is te gemakkelijk. Zo heb je Arnold Karskens (Nederlandse oorlogsjournalist, red.), die op het dak van zijn hotel in Irak vertelt dat hij midden in de actie zit. Terwijl de man nog geen bom gezien heeft en zich meestal baseert op fotografen en cameramensen. Die moeten het hotel wel uit om hun beelden te schieten. Er zijn veel leugenaars in zo’n conflict. Mensen die verhalen opdissen of één of ander getuigenisje navertellen. Veel journalisten hebben last van valse heldhaftigheid. Het verhaal van die Zwitser doet me denken aan het verhaal van VRTradiojournalist Jef Lambrecht. Die bracht tijdens de laatste golfoorlog verslag uit over het conflict in Irak vanuit zijn hotel in Aman. Hij vertelde er echter nooit Pagina 8

Kan je midden al die gruwelijkheden en miserie nog neutraal blijven? “Ik kan dat niet. Je maakt zoveel extreme dingen mee. Je moet al heel cynisch zijn als niks je nog raakt. Dat is ook niet nodig, maar je moet wel objectief blijven. Je moet zelfs naar de varkens aan de overkant gaan kijken. Ik denk dat niemand neutraal tegenover moorden en martelingen kan staan. Ik heb partij gekozen voor de Moslims in Sarajevo. Die mensen deden niks en kregen drieduizend granaten per dag op hun dak. Dan trek je vanzelf partij. Je zit er middenin, je krijgt die granaten ook op je dak. Ik ben elke dag met mensen naar het ziekenhuis gereden, mensen met handen af, zwaar verminkt, zwaar gewond. Dat was met een auto van de zaak. Ze hebben die niet meer kunnen doorverkopen, want die zat vol bloed. Dan krijg je natuurlijk verwijten van de Servische lobby hier in Brussel. De volgende keer zijn we dan naar Servische zijde gegaan en daar was het nog erger. We zijn dus objectief, want we hebben beide kanten belicht. Maar we zijn niet neutraal geweest.” Zijn vrienden en familie niet bang als u weer eens vertrekt? “Mijn moeder was er vroeger niet helemaal gerust in, maar die is het nu al wel gewoon geraakt. En mijn vriendin, die heeft nog zottere en straffere dingen gedaan dan ik. Die heeft jaren in de brousse van Congo gewoond, helemaal alleen tussen de mensapen. Die kan wel tegen een stootje.” Is conflictjournalistiek een missie? Vereist de job een sterk rechtvaardigheidsgevoel? “Bij mij is het zo begonnen. In het begin had ik daar


Het Communiqué

lijken heb gezien.” U bent Afrikaspecialist. Krijgt Afrika nog voldoende aandacht? “Er is sowieso weinig aandacht voor. In België hebben we nog een beetje aandacht voor enkele vroegere kolonies. Maar in Nederland bijvoorbeeld, daar leeft Afrika omzeggens niet. De mensen zijn die uitzichtloze situaties beu. Niemand ligt daar nog van wakker. Het is ook allemaal erg relatief. Toen ik in 1992 uit Sarajevo terugkwam, ging ik bij onze kruidenier langs. Ik was toen alle dagen met een verslag op de radio geweest en had in heel wat kranten gestaan. Onze kruidenier, die wist dat ik voor Knack werk, vroeg of ik weer op reis was geweest. Toen ik vertelde dat ik juist terug kwam uit Sarajevo vroeg hij of er daar veel toeristen waren ‘voor den tijd van het jaar’. Dan vroeg ik me af, moet ik me daar nu druk in maken? Zo zie je hoe weinig dat dit de mensen bezig houdt.”

FOTO: DIRK DRAULANS zeker last van, maar dat idealisme maakt al snel plaats voor de harde realiteit. Want je kan er niks aan veranderen. Er gebeurt gewoon niks. Iedereen is onmachtig. Als de plaatselijke vechters niet mee willen, sta je machteloos. De illusie dat ik iets kan veranderen, heb ik al lang opgegeven. Maar ik blijf gaan, zodat ik het mijzelf tenminste niet kan verwijten dat ik het niet geprobeerd heb.”

Welk is het strafste verhaal dat u ooit publiceerde? “We hebben ooit in Congo één van de grootste illegale wapenhandelaars ter wereld ontdekt. Mijn fotograaf en ik zijn nog altijd de enige twee, die de man (de Rus Viktor Bout, red.) ooit ten velde bezig hebben gezien. We hebben daar foto’s van kunnen nemen en tien dagen in zijn zog kunnen meetrekken. We hebben heel zijn handel kunnen uitvissen aan de hand van wat hij ons onderweg vertelde. Hij verhuurde oude aanvalshelikopters en verkocht hopen wapens aan alle mogelijke rebellenleiders. Dat was ook fantastisch om te zien hoe zo iemand te werk ging. Dat was echt wereldnieuws. Dat is en zal het beste verhaal blijven dat ik ooit gemaakt heb.” “Een ander choquerend verhaal was dat over de seksorgieën van Belgische blauwhelmen op humanitaire missies in 1996. Ik was met zo’n groep op pad en die saboteerden zelfs hun eigen C -130 om bij hun hoertjes te kunnen blijven. Als je dan terugkomt, zie je daar al die vrouwen staan met hun kindjes. We hebben er een jaar over gedaan om te beslissen of we dat verhaal zouden publiceren. Want die vrouwen van die blauwhelmen, die wisten natuurlijk ook dat er bij hun mannen iemand van Knack meetrok. Ik kon de anonimiteit van die gasten niet garanderen. Er zijn uiteindelijk ook tientallen echtscheidingen uit voortgevloeid. Ook bij mannen die er niets mee te maken hadden. Zo een beslissing nemen is niet gemakkelijk, want je bent een tijdje één van hen geweest. Ze vertellen je alles en nemen je mee. Die beseffen niet meer dat je niet je eigen, maar hun verhaal aan het maken bent. Dat stuk heeft mij jaren achtervolgd, doodsbedreigingen met naam en toenaam. Maar dat is op zich geen reden om het niet te doen. Het mooiste wat iemand eens over mij gezegd heeft, was in een recensie van een boek. ‘Draulans bedrijft journalistiek zonder rekening te houden met de consequenties.’ Dat is inderdaad zo, maar maakt het er niet altijd gemakkelijker op.”

“Mijn idealisme is heel snel weggeëbt”

Als u terugkomt van al die ellende, martelingen en moordpartijen, valt dat dan te verwerken? Hebt u dan last van een postoorlogsdepressie? “Ik ben daar tamelijk positief over. In oorlog zitten ook veel positieve dingen. Alles is er extreem. Neem nu bijvoorbeeld Congo. In de laatste tien jaar oorlog zijn daar drie à vier miljoen mensen overleden aan de gevolgen van de oorlogen. Maar toch blijft dat een zeer optimistisch volk. Je wordt daar met open armen ontvangen. Die mensen blaken van de hoop en de vreugde. Overal is het feest als je aankomt. Als die Congolezen er zelf nog in geloven, als die zelf nog vrolijk zijn, dan moet ik hier thuis toch niet in zak en as gaan zitten omdat ik daar een paar honderd

FOTO: DIRK DRAULANS

Wat gaat u in de toekomst doen? “Ik ben van plan uit de oorlog weg te evolueren. Ik begin er een vreemd soort routine in te zien. Het is altijd hetzelfde verhaal. Alleen het decor is anders. Dat is geen goede mentaliteit. Zo mag je niet naar een conflict trekken. Je moet altijd fris zitten als je gaat. Anderen moeten het nu maar eens gaan doen. Voor goede oorlogsjournalisten is er trouwens altijd werk. Het enige conflict dat ik nog zal blijven volgen is Congo. Ik ga me nu bezig houden met wetenschappelijke artikels en mijn wekelijkse tussenkomst in De Laatste Show. Daar zit ik vast tot het einde van de maand maart. Ik hoop dat ze het in Congo tot dan een beetje rustig houden, maar daar vrees ik eerlijk gezegd een beetje voor.” Pagina 9

Gids voor oorlogsjournalisten Houding Gedraag je zo onopvallend mogelijk. Overdreven interesse in militair materieel, tactiek of operaties kan verdenking opwekken. Beleefdheid en respect geraken vaak verder dan tegenwerking en eigenzinnigheid. Wanneer soldaten of militieleden je bedreigen of zich vijandig opstellen, blijf kalm en probeer tijd te winnen. Geef de indruk dat je weet waar je bent en wat je doet. De plaatselijke bevolking is een waardevolle bron van informatie en goede raad. Voertuigen Probeer met meerdere voertuigen te reizen en wissel regelmatig van voertuig om herkenning te voorkomen. Reis zo weinig mogelijk ‘s nachts. Vertrouw niet op de plaatselijke chauffeurs en check alles zelf. Neem nooit lifters mee, en zeker geen soldaten. Dat maakt je partijdig. Zorg ervoor dat niemand in de groep een wapen draagt. Zorg ervoor dat op het voertuig duidelijk vermeld staat dat het een persvoertuig is. Was het voertuig nooit. Als er aan geknoeid is, zie je dat gemakkelijker als het voertuig vuil is. Draag nooit je veiligheidsgordel. Het is goed mogelijk dat je snel in en uit moet stappen in geval van moeilijkheden. Niet iedereen is de pers goed gezind. Lege wegen zijn leeg voor een reden. Mijnen, booby traps, explosieven, artillerie, mortiervuur, sluipschutters Mijnen en booby traps zijn wijdverspreid en steeds gecamoufleerd. Let vooral op bij deuropeningen, ramen, meubilair, telefoons, televisietoestellen, wekkers, koffers, blikken voedsel, flessen, enz... Om slachtoffers te lokken, maken booby traps gebruik van menselijke instincten (hebzucht, overleven,…) of reflexen (lichtschakelaars, ontsteking van een auto, het openen van een deur of een raam,…) Autobommen worden het vaakst verborgen bij de wielen, onder het voertuig, onder de zetels, onder de motorkap, aan de portieren,... Artillerie- en mortiervuur herken je door het fluitende geluid van de aankomende granaten. Bij een artillerie- of mortieraanval is de grond je beste vriend. Sluipschutters kunnen doelwitten raken tot op een kilometer ver. Hinderlagen Indien de weg niet versperd is: ga sneller rijden om het gevaar achter je te laten. Indien de weg geblokkeerd is door geweervuur: zoek dekking bij het voertuig (enkel het motorblok kan kogels volledig tegenhouden). Een pauze in het vuren zou een teken kunnen zijn dat de schutters het voertuig naderen. De weg is enkel voor het voertuig geblokkeerd en het eigen voertuig wordt niet beschoten: rij achteruit of keer het voertuig om zo snel mogelijk buiten bereik te zijn. Op het platteland: blijf minstens vijftig meter verwijderd van het voertuig voor je, zelfs meer als het terrein het toelaat. In bebouwde gebieden: rij dicht tegen elkaar, laat enkel de afstand over die nodig is om te remmen. Ontvoering/gevangenschap Probeer zoveel mogelijk mee te werken met je ontvoerders en biedt geen weerstand. Probeer enkel te ontsnappen als je zeker bent dat je zal slagen in je opzet. Prent zoveel mogelijk details over je locatie en de route erheen in je geheugen. Een vriendschappelijke relatie met de ontvoerders kan de spanning doen verminderen. Geloof geen dreigingen van executie of beloftes van vrijlating. BRON: WWW.FONDSPASCALDECROOS.COM


Het Communiqué

Ex-hoofdredacteurs van Het Communiqué geven gouden tips

Van hoofdredacteur tot journalist Dé kans voor studenten Journalistiek om concrete werkervaring op te doen. Met dat idee zag Het Communiqué zeven jaar geleden het levenslicht. In een vlaag van nostalgie vroegen we ons af hoe ver onze voorgangers het hebben geschopt met die opgedane ervaring. Een bezoekje aan de meest illustere onder de ex-hoofdredacteurs. DAVID MORENO & JAN SENTS

“COMMUNIQUÉ

“PROBEER

IS LEUK INITIATIEF”

Naam: Heidi Lenaerts Geboortedatum: 23/06/1975 Hoofdredactreur in: 1997. Ze was de allereerste. Medium: Radio Werkgever: Studio Brussel

NAAST SCHOOL AL TE WERKEN”

Naam: Stefan Vanderstraeten Geboortedatum: 18/12/1975 Hoofdredacteur in: 1999 Medium: Geschreven pers Werkgever: Het Laatste Nieuws

“Ik werk nu al vijf jaar bij StuBru. Na drie audities geraakte ik binnen en begon ik als nieuwslezeres. Nu presenteer ik drie programma’s, waaronder de De Hit 50 op zaterdag en Heidi.” “Het Communiqué is een leuk initiatief. Ik heb altijd graag geschreven en je kreeg de kans om over actuele thema’s te pennen.” “Buitenschoolse ervaring opdoen is heel belangrijk. Al moet je gratis gaan werken bij radio of tv tijdens je vakantieperioden. De ervaring en contacten die je opdoet, zijn van goudwaarde.”

“Ik werk sinds juli 1999 als algemeen reporter. Dat is puur toevallig. Ik stuurde een open sollicitatiebrief zonder dat er een vacature was. Ik maakte blijkbaar een goede indruk en na een lange proefperiode mocht ik blijven.” “Tijdens stages leer je enorm veel bij. Daarnaast leren ze je kennen, werk je een periode binnen de redactie en zo zien ze wat je in je mars hebt. Bij een sollicitatie nemen ze sneller mensen aan die ze kennen. Probeer naast school al te werken voor een medium. Wie weet zoeken ze toevallig mensen wanneer je afstudeert...”

FOTO: WWW.VRT.BE

FOTO: HET LAATSTE NIEUWS

“STAGES

“IK KOOS BEWUST VOOR HET FREELANCEN”

EN EINDWERK ZIJN BELANGRIJKSTE”

Naam: Hans Sterkendries Geboortedatum: Afgestudeerd in: 1999 Medium: Freelance Burgerlijke stand: getrouwd met meisje die hij op de Ehb leerde kennen.

Naam: Antoon Sacré Geboortedatum: 9/06/80 Hoofdredacteur in: 2003 Medium: Persagentschap Werkgever: Sportredactie Belga “Onmiddellijk na mijn stage in het laatste jaar ben ik bij Belga beginnen werken. Samen met vier collega’s verzamel ik informatie en maak ik sportberichten.” “Het Communiqué, de stages en het eindwerk vond ik de plezantste ervaringen. Die zijn eigenlijk het belangrijkste. Je moet je erg assertief opstellen, je journalistieke talenten bewijzen en je zo onderscheiden van de rest. Daarnaast leer je samenwerken met andere journalisten, interviews afnemen en stukken schrijven. Onderschat de invloed van je contacten zeker niet.”

“Ik weet dat veel journalisten hopelijk op zoek zijn naar vast werk, maar ik heb bewust gekozen voor een leven als freelancer. Vijf jaar lang werkte ik vast voor het blad ‘Trends’. Het werd echter moeilijk om dit te blijven combineren met mijn andere passie: reizen.” “Waar je mijn stukken kan lezen? ‘MM’, ‘Trends’ en ‘Grande’ zijn de bekendste magazines. Ik geef ook mediacuresussen aan officieren van het Belgisch Leger. Soms vind ik mijn teksten terug op Poolse sites.” FOTO: GEEN

FOTO: HET COMMUNIQUÉ

Voor mensen met ballen Het Atomium mag dan een ijzerkristal voorstellen, het gebouw doet eerder denken aan een combinatie van negen enorme petanqueballen. De Leo Petanque Club had zich dus geen betere locatie kunnen bedenken dan een lokaal aan de Heizel, nog geen vijftig meter verwijderd van het Expo ‘58-monument. ELM VANDEVORST & JOKE VERRIJCKT Petanque is een populaire sport, dat illustreren de vele clubs in het Brusselse. En niet alleen bij gepensioneerden. Ook steeds meer jongeren en jongvolwassenen raken gepassioneerd. “In totaal hebben we zo’n 150 leden, waarvan de beste ploeg in provinciale 1 speelt”, zegt Daniel Buys, speler en vice-voorzitter van Leo Petanque Club. “Dit kan je vergelijken met de derde klasse van het voetbal.” “In 1955 heeft mijn grootvader de club in de Leopoldstraat in Jette uit de grond gestampt. Daarna zijn we naar de Avenue de Meysse verhuisd, om in 1964 hier, op de Dikke Lindelaan in Laken, te belanden.” Vandaag speelt Leo Petanque Club thuis tegen Singel Strombeek en een echte topper is het niet. Leo Petanque Club staat zesde gerangschikt, Singel Strombeek drie plaatsen lager. Maar de gedreven Daniel, Jean Charles, Emile, Jacques, Jean,Willy, Elaine, Arlette en Periklis laten het niet aan hun hart komen. Met hun negenen vertegenwoordigen ze vandaag hun club tijdens een

wedstrijd in de tweede veteranendivisie. “Om in de veteranenliga te mogen meespelen moet je minimum 55 jaar zijn”, zegt Jean. “Vandaag zijn er hier inderdaad niet veel jonge mensen. Op een vrijdagavond zie je hier meer ‘jong volk’. Vooral veel dertigers, maar ook tieners. Ook komt er elke veertien dagen op dinsdag een school naar hier om het spel te leren.” De negen banen liggen er verlaten bij, zelfs de muurschilderingen van atleten uit de Griekse Oudheid lijken er weinig zin in te hebben. De bekers van de club hebben absoluut geen prominente plaats gekregen. Ze staan in een hoek van de zaal weggemoffeld, alsof men zich er voor schaamt. Maar al snel beginnen beide teams met hun opwarming en komt de sfeer erin. Hilariteit alom als één van de spelers de ballen na een oefenspelletje wil verzamelen en bijna een bal van een teamgenoot tegen zijn hand krijgt gekegeld. Even wordt er gediscussieerd, maar al even snel is het voorval weer vergeten. Ook de supPagina 10

porters druppelen nu binnen en al snel voelen we ons een piepkuiken tussen een hele resem gepensioneerde hanen en hennen. Na de wedstrijd vragen we ons toch af wat België waard is in de petanquewereld. “We hebben hier al wereldkampioenen gehad en vorig jaar zijn we vicewereldkampioen geworden”, weet Strombeek-speler Eduard De Pauw. “Hoeveel sporters in België kunnen dat zeggen? Daar kunnen onze Rode Duivels nog iets van leren. Maar erg veel topspelers kunnen niet overleven van de sport hoor. België telt er slechts een viertal.” In het buitenland staan uiteraard de Fransen op het hoogste schavotje. “Leur bassin de joueurs est plus grand, begrijp je?”, vertelt Jean. “Nochtans kan je ook in België mooie prijzen binnen halen en dan praten we niet over een fles wijn of zo. De prijs voor de winnende ploeg kan op toernooien gemakkelijk oplopen tot 1000 euro en meer. Dat mag ook wel, want voor een set van drie ballen betaal je al snel 300 euro.”


Permanent evalueren of examens studeren?

Het Communiqué

Wie leest wie de les? Studies wijzen uit dat een examenperiode medische gevolgen kan hebben. Vooral voor studenten die last hebben van examenstress. Naar aanleiding hiervan wordt de vraag gesteld of examens wel zo nuttig zijn. Is het de juiste manier om studenten te testen op kennis? Wordt er niet te veel geblokt zonder te begrijpen? Is permanente evaluatie niet doeltreffender? Het Communiqué stelde twee studenten de vraag: “Ben je pro of contra de afschaffing van examens?” Dimitri Vandezande (2JT) en Vicky Broos (2PR) geven hun geargumenteerd antwoord. STEFANIA DI MEO & MARLEEN WYNANT

PRO

CONTRA

VICKY BROOS (20)

DIMITRI VANDEZANDE (22)

“Ik ben helemaal niet tegen het testen van de leerstofkennis bij studenten, maar ik ben wél tegen het systeem van examens. Studenten krijgen het hele jaar door dagelijks nieuwe leerstof te verwerken. Weinigen zijn gemotiveerd om deze leerstof na de lessen uit vrije wil in te studeren, omdat het vak ‘toch maar’ op het einde van het jaar wordt ondervraagd. Maar tegen dan is het leerpakket zo groot dat vele studenten het niet meer zien zitten. Ze stressen, voelen zich niet goed in hun vel en dit resulteert dikwijls in slechte resultaten. Zo gebeurt het dat studenten die regelmatig in de lessen aanwezig zijn slechte resultaten boeken, omdat de eenmalige verwerking van een grote hoeveelheid leerstof hen te veel wordt. Studenten die wél stressbestendig zijn en gemakkelijk een grote hoeveelheid leerstof kunnen verwerken, kunnen het hele jaar wegblijven, nadien alle nota’s overnemen van medestudenten en zo toch slagen. Dit zorgt vaak voor frustraties. Ook gaat de geleerde leerstof na een examen vrij snel verloren en dit is toch niet de bedoeling. Komt erbij dat je voor mondelinge examens geluk moet hebben dat de docent goed gezind is, je juist niet de strikvragen trekt en je al de leerstof in een kwartiertje terug kunt ophalen. Te weinig slaap kan dus fataal zijn. Indien je dat kwartiertje geen geluk hebt, mag je van nul af aan beginnen.”

“Examens zijn een goede controle om te zien of de student de leerstof voldoende beheerst. Bovendien zijn ze objectiever dan permanente evaluatie. Wat fout is, is fout. Velen zeggen dat je bij een examen geluk moet hebben. Daar ben ik het niet mee eens, vooral bij theorievakken. Je kent het vak of je kent het niet. Deze vakken, zoals psychologie bijvoorbeeld, zijn ook moeilijker permanent te testen dan taalvakken. Examens voor praktische vakken mogen van mij gerust afgeschaft worden, hoewel voor deze vakken permanente evaluatie toch al doorslaggevend is. Wat examenstress betreft, vind ik dat je er als student mee moet leren omgaan, want na je studies zal je er ook mee te maken hebben. Ik vind dat iedereen verantwoordelijk genoeg moet zijn en zijn eigen capaciteiten moet kennen. Iedereen moet voor zichzelf uitmaken hoe veel op voorhand hij moet leren. Doet de student dat niet, dan moet hij tijdens de examens ook niet klagen over examenstress. Dat dit niet gezond is, ontken ik niet, maar je moet in staat zijn een grote hoeveelheid informatie te verwerken.” “Vinden studenten het nodig om naar de lessen te gaan, dan is dat hun eigen keuze en verantwoordelijkheid, maar ik vind niet dat ze meer punten mogen krijgen omdat ze vaker aanwezig zijn.” FOTO: ELM VANDEVORST

Treinreizigers in de file De populairste bankautomaat van België staat in het station Brussel-Zuid. Niet in het centrum van de grote hal, maar ergens verscholen achter perron twintig. Het is De Post die het beheer heeft over deze automaat. Hoeveel er dagelijks wordt afgehaald, wilden de postbedienden om veiligheidsredenen niet kwijt. Het Communiqué trok zelf op onderzoek en ging mee in de file staan. LIESBETH DEFRANCQ & SARAH MOENS Dagelijks staan honderden mensen in de rij op hun beurt te wachten. Wij vroegen ons af waarom ze juist hier geld afhalen en wat ze er mee doen. Allemaal verschillende mensen die elkaar niet kennen en waarschijnlijk nooit zullen kennen. Maar er is één ding dat hen bindt: ze hebben dringend geld nodig en zijn bereid daarvoor in het rijtje te staan voor deze beruchte geldmuur in BrusselZuid. Een dertiger komt aangewandeld: “Ik ben Duitser en werk in België. Hier kan ik niet met mijn buitenlandse kaart betalen. Daarom doe ik elke week de file om een ticket te kopen.” “Wij vertrekken naar Parijs”, zegt een koppel van middelbare leeftijd breed lachend. “We hebben gehoord dat je daar met een Belgische bankkaart geld kunt afhalen, maar we nemen toch het zekere voor het onzekere. Het is de eerste maal dat we hier komen en we hebben wel moeten vragen waar de geldautomaat was.”

de wereld sindsdien anti-Amerikaanser is geworden, vroegen we ons af of het afhaalgedrag van de klanten ook gewijzigd is. Wilfried: “Ja, we merken dat mensen liever meer terugkomen om altijd kleine bedragen af te halen dan in één keer honderd euro.” De files zullen dus niet verkorten, integendeel. Wanneer we erop wijzen dat het een hele speurtocht is om de automaat te vinden, geeft hij ons volmondig gelijk: “Het staat niet goed FOTO: ANNE SAEYS aangeduid, zeker? (Helemaal achteraan de De eerste keer dat we op interview trokken, kwamen hoofdingang op vijf meter van de automaat hangt een we terecht bij een defecte automaat. “Dit gebeurt pictogram,red.) De mevrouw van de Dienst heel zelden”, zegt Wilfried, bediende bij De Post. Inlichtingen heeft het mij ook al gezegd. Hoeveel “Meestal komt Banksys onmiddellijk langs om het mensen haar niet komen vragen waar ze geld kunnen defect te verhelpen. Ook voor hen is de automaat afhalen?” winstgevend. Het gebeurt wel eens dat hij leeg is. Een duidelijke signalisatie zou nog meer klanten Dit is het geval wanneer donderdag bijvoorbeeld een lokken. Goed voor De Post en Banksys maar als wij feestdag is en we de brug maken. De kans is groot de file zien, zijn we opgelucht dat de automaat een dat het geld zaterdagavond op is.” beetje uit het zicht staat. Wij weten waar hij staat en De geldautomaat staat er al sinds 2001 en net zoals jullie nu ook. Dat is toch het belangrijkste? Pagina 11


Het

Topvoetballers pakken uit met hun lievelingsbeweging

Communiqué

Oefening bal kunst Sambavoetbal moet niet altijd van Brazilianen komen. Ook in het Hoge Noorden kunnen ze er wat van. Rune Lange, Arnar Vidarsson en Christian Wilhelmsson zijn hiervan het levende bewijs. Deze drie Scandinavische spelers uit de Belgische competitie legden ons hun favoriete voetbalbeweging uit. En dromen mag, want met een beetje oefening en onze handleiding ben jij binnenkort een nieuwe ster aan de voetbalhemel. MELISSA AERTS & ELM VANDEVORST

“Zidane is mijn voorbeeld” Arnar Vidarsson is al enkele seizoenen één van de sterkhouders van Lokeren. Hij vindt de draaibeweging van Zinedine Zidane de absolute topbeweging uit het hedendaagse voetbal. Vidarsson bewonderde de beweging van Zizou al een tijdje, maar tijdens Euro 2000 in België geraakte hij echt onder de indruk. “Ik heb de draaibeweging nog maar een paar keer uitgevoerd op de Belgische velden”, zegt Vidarsson, “maar topspelers gebruiken ze dikwijls.” “Vooral timing, balgevoel en de nodige dosis geluk zijn essentieel voor dit technische hoogstandje. De bal moet juist tussen jou en de tegenstander komen”, aldus de IJslander. Maar ook hier is de gulden regel: oefenen, oefenen en nog eens oefenen. “Ik probeer het meestal simpel te houden”, besluit de Lokerse kapitein, “Een beweging voor een gans stadion verknoeien is pijnlijk.” Voorlopig nog geen Vidarsson-beweging in het verschiet. Moeilijkheidsgraad:

Naam: Christian Wilhelmsson Club: RSC Anderlecht Nationaliteit: Zweed

Favoriete beweging De passeerbeweging van Ronaldinho

Moeilijkheidsgraad:

Naam: Arnar Vidarsson Club: Sporting Lokeren Nationaliteit: IJslander

Favoriete beweging De draaibeweging van Zinedine Zidane

“Ik oefen voor de fun” Christian Wilhelmsson is ongetwijfeld één van de smaakmakers van de Belgische competitie. Hij doet vaak fantastische dribbels, maar zijn trucje tegen Heusden-Zolder van vorig seizoen staat in het collectieve voetbalgeheugen gegrift. “Ik zag deze beweging een hele tijd geleden bij Ronaldinho”, zegt de Zweed. “Zelf heb ik ze nog maar één keer in een wedstrijd uitgevoerd. Het is zelfs moeilijk om dit trucje tijdens trainingen te gebruiken.” Timing is zeer belangrijk. Je moet het juiste moment afwachten, de afstand tussen jou en je tegenstander moet juist goed zijn. “De beweging is vrij moeilijk. Je moet er echt wel op oefenen, alleen of met een vriend”, vertelt Wilhelmsson die zelf zijn vriendin als oefenpartner gebruikt. De middenvelder van Anderlecht oefent heel wat op leuke dribbels en bewegingen. “Ik oefen voor de fun. Ik zie dit niet als werken. Ik doe dit echt voor het plezier.” Moeilijkheidsgraad:

“Iedereen kan het leren!” Rune Lange staat niet bekend als de meest technische voetballer, maar ook hij heeft zijn favoriete voetbaltrucje. Op het WK in 1994 overtuigde de Nigeriaan Okocha de wereld, en dus ook Lange, met zijn fantastische overstapbeweging. “Zelf gebruik ik de beweging niet meer zo vaak”, vertelt Lange, “zelfs niet op training.” De Okocha-beweging is op zich helemaal niet zo moeilijk. Je hebt er wel de juiste coördinatie en genoeg ruimte voor nodig. “Als aanvaller word je vaak kort gedekt en krijg je niet altijd de kans om die opeenvolging van overstapjes uit te voeren. Een middenvelder echter heeft meer bewegingsruimte”, aldus de spits van Club. Natuurlijk vergt de beweging ook wel wat oefening. Maar de Noorse aanvaller verzekerde ons dat iedereen de beweging onder de knie kan krijgen, “with practice you can do everything!”

De beweging stap voor stap 1. Je drijft met de bal op je tegenstander af. Vergeet niet met je Zizou-blik recht in de ogen van je tegenstander te kijken. 2. Dan plaats je je voet op de bal. Wees zeer lichtvoetig, straks ontploft ook jouw bal in volle actie. 3. Vervolgens draai je 180°, zodat je met je rug tussen de bal en je tegenstander staat. Zet ondertussen ook je andere voet op de bal. 4. Trek de bal even mee. 5. Voilà, je bent je tegenstander kwijtgespeeld. Als je nog zin hebt, loop dan recht op doel af en scoor. Geniet in het andere geval van de staande ovatie. FOTO: GUIDO VAN DAMME

Naam: Rune Lange Club: Club Brugge Nationaliteit: Noor

Favoriete beweging De overstapjes van Jay-Jay Okocha Pagina 12

FOTO: ELM VANDEVORST De beweging stap voor stap 1. Loop eerst even naast de bal. 2. Plaats vervolgens je linkervoet voorbij de bal. 3. Trek met je rechtervoet de bal achter je steunbeen door. Zorg ervoor dat je benen niet in de knoop geraken. 4. Neem de bal nu met de buitenkant van je linkervoet mee. De beweging stap voor stap 1. Deze beweging kan je tot in het oneindige herhalen, maar toch bestaat ze uit een aantal essentiële stappen. De bal moet in de eerste plaats wat snelheid hebben, anders is het voor je verdediger niet moeilijk om de bal af te snoepen. 2. Met je rechtervoet draai je over de bal, om zo terug naar het midden te komen. Je maakt dus een cirkelbeweging over de bal. 3. Je herhaalt deze cirkelbeweging, maar nu met je linkervoet. 4. Deze overstapjes zijn vooral handig om je tegenstander op het verkeerde been te zetten. Maar denk eraan dat snelheid zeer belangrijk is bij dit trucje.

FOTO’S: CLUB BRUGGE


Bart en Geert Wellens over hun broederband en de cyclocross

Het Communiqué

In goede en kwade dagen Wereldkampioen Bart Wellens heeft een zeer moeilijke periode achter de rug. Daarin kon hij steeds terugvallen op zijn jongere broer en eveneens veldrijder Geert. Wij wilden eens checken hoe sterk hun broederband is. Natuurlijk dwaalden we af naar cyclocross, want dat is hun leven. MELISSA AERTS & JOKE VERRIJCKT e ontmoeten de gebroeders Wellens op een koude dinsdagmiddag in de chique Residentie in Lichtaart na hun training. Wereldkampioen Bart komt als eerste naar ons toe gestapt. “Onze Geert komt direct, hoor.” Voor de zekerheid stellen we de openingsvraag aan Geert. Want misschien krijgt de stilste van de twee in de loop van het interview niet veel kans om tussen spraakwaterval Bart door zijn zegje te doen.

W

Geert, hadden we jou ook als veldrijder leren kennen als Bart voetballer geworden was? Geert Wellens: “Ik denk het niet. Dan had ik misschien niks gedaan. Ik was eerst met judo bezig, maar die club is gestopt bij ons in het dorp. Dan heb ik van Bart een fiets gekregen als cadeau.” Bart Wellens: “Toen had hij geen keuze meer!” Geert: “Of ik moest een paar voetbalschoenen cadeau gekregen hebben, dan was ik misschien wel voetballer geworden.” Bart, bij de sponsorperikelen vond jij het heel belangrijk om een nieuwe sponsor te vinden voor de hele ploeg en weigerde je om alleen op een aanbieding van een andere ploeg in te gaan. Maar hoe belangrijk is het dat jij en Geert in dezelfde ploeg rijden? Bart: “Het was belangrijk dat Geert bij mij kon blijven. Ik was sowieso van het standpunt: ik wil de ploeg bijeen houden, omdat dat toch heel belangrijk was. We zijn heel goede kameraden, het ging heel goed en de sfeer was heel goed. Ik heb ook eerst overleg gepleegd met Geert. Wat ga jij doen? Wil je dat ik voor jou praat, ja of nee? Want je doet toch wel moeite om samen te blijven en dat is niet altijd even gemakkelijk. Voor mij is ook dat belangrijk.” Geert: “Dit jaar is eigenlijk het eerste jaar dat ik redelijk constant presteer in een seizoen. En dat heeft daar ook allemaal mee te maken. Ik ben er eigenlijk van ‘verschoten’ dat Bart de ploeg bijeen heeft gehouden en er ook al de moeite van de wereld voor gedaan heeft om mij erbij te houden. Dat heeft mij extra gemotiveerd om te trainen en ik doe het nu eigenlijk veel liever als pakweg een jaar geleden. Vorig jaar was het echt ‘van moetens’, om iedereen content te stellen, maar nu wil ik het zelf ook wel echt.” Bart, hoe belangrijk was jullie broederband in de moeilijke periode die je onlangs gekend hebt? Bart: “We gaan vrij veel met elkaar trainen en dan heb je wel veel aan elkaar. Zeker in de zware periode, zowel met de sponsorperikelen als met de kwetsuren, die ik achter de rug heb. Ik heb heel veel kunnen babbelen met hem, maar ook nog met andere mensen. Het is toch wel belangrijk dat je onder de training ook kunt praten. Als je altijd alleen op pad bent, dan train je goed, maar dan kan je tegen niemand babbelen. Of tegen ‘u eigen’, maar dan verklaren ze u ook gek.” Geert, over jou doet zelfs het gerucht de ronde dat je aan stoppen dacht. Geert: “Ja, ik had gedacht aan een betere seizoensstart. Ik reed dan direct een cross waar, zoals ze zeggen Janneke en Mieke aan de start stonden en

dan was ik nóg niet bij de tien eersten. Toen zag ik het al niet meer zitten, maar dat was direct na de meet.” Is het voor jou niet moeilijk om altijd te moeten opboksen tegen Barts palmares en om steeds met hem vergeleken te worden? Geert: “Ja, in het begin was dat moeilijk. Op mijn leeftijd had hij al twee wereldtitels en Superprestiges gewonnen. Ik heb nog geen wereldtitel. Ik heb al wel een Superprestige gewonnen, maar nog niet bij de profs. Hij is een talent en ik iets minder. Ik ben eigenlijk geen natuurtalent.” FOTO: MELISSA AERTS

Hoe ontspannen jullie je om met jullie gedachten eens niet bij de fiets te zijn? Bart: “Ter ontspanning doen wij heel veel samen met de ploeg. We gaan bijvoorbeeld paintballen of eten bij de Japanner. Dus indirect zijn wij altijd met fietsen bezig, maar ik zit daar zelf niks mee in. Fietsen is mijn leven. Voor mij telt er op dit moment maar één ding, maar vanaf het moment dat ik dit moe word, stop ik er ook mee. Bij mij, en ik denk bij Geert ook, is het gewoon 24 op 24 de fiets.” Geert: “En af en toe de liefde (lacht).” Na je superseizoen werd je derde in de Kristallen Fiets en was je niet eens genomineerd voor Sportman van het Jaar. Wordt het veldrijden ondergewaardeerd? Bart: “Ik zeg al jaren dat cross meer respect verdient en dat wij ondergewaardeerd zijn, maar wat doe je eraan? Wij kunnen niet meer doen dan hard fietsen. Tom Boonen verdient de Kristallen Fiets evenzeer, daar heb ik helemaal geen kritiek op. Maar waarom Axel Merckx, die één keer derde is geweest? Daar heb ik het wel moeilijk mee. Ik win tenslotte bijna alles wat er te winnen valt op een seizoen en dan is dat wel moeilijk. Gelukkig moeten we onze kost niet verdienen met uitreikingen.” Moeten jullie trouwens nog altijd jullie startgeld cash incasseren? Bart: “Vroeger moest je na de cross je enveloppe gaan halen. Maar voor de toppers is dat toch al direct een behoorlijk bedrag en ze hoeven ons maar eens in onze nek te slaan en ze zijn er mee weg. Via onze manager hebben wij nu een regeling kunnen treffen dat de organisatoren het al van tevoren storten. Je komt dan met een veiliger gevoel op de cross aan.” Wat vinden jullie zelf van de nieuwste trend om door de VIP-tent te rijden? Bart: “Zo lang dat maar een meter of vijf is, is dat niet zo heel erg. Maar natuurlijk is dat een enorm temperatuurverschil, zeker nu het zo koud is. En dan nog de dranklucht en de ‘smoor’ die er binnenhangt. Maar als dat bijdraagt tot het spektakel en als daardoor honderd man meer naar de cross komt Pagina 13

kijken, dan is dat goed voor mij.” Geert: “Dat is misschien wel zo.” Naast ons zit Erwin Vervecken een gesprek te voeren over mental coaching met de camera’s van het VT4programma ‘Wellens en wee’ erbij. Plots komt die man aan Bart vragen of het nog lang gaat duren bij ons, want ze horen zijn stem te luid. Bart antwoordt dat ze daar dan maar harder moeten ‘klappen’, want die ‘meiskes’ zaten hier eerst. Het siert de wereldkampioen. Hoe populair zijn jullie eigenlijk? Bart: “Mijn mailbox zit dagelijks bomvol en ik krijg heel veel post. Ik word ook vrij vaak herkend. Maar daar leer je mee leven. Dat is dan wel de keerzijde van de medaille. Ik kan nergens komen zonder herkend te worden. Als je eens ergens iets wilt uitsteken hebben ze het altijd gezien.” Geert: “Ik krijg af en toe ook wel mailtjes, maar dat zijn er geen tien per dag. Ik ben nu ook niet echt supersociaal, of toch niet zo sociaal als hem. Hij zal op de cross, als ze om handtekeningen roepen, sneller stoppen dan ik. Ik hecht daar minder belang aan, maar ik probeer daar wel verandering in te brengen. Soms als ik echt slecht gezind ben, dan mag dat de koning zijn, dan stop ik nog niet (lach).” Wat willen jullie nog zeker bereiken in jullie carrière? Bart: “Ik heb het hoogste bereikt in de veldritsport. Ik ben wereldkampioen geweest, ik ben Belgisch kampioen geweest, ik heb ooit de wereldbeker gewonnen, Superprestige gewonnen, GVA-trofee gewonnen en ik heb al ooit eerste gestaan op de UCIranglijst. Wat prestaties betreft, heb ik alles al kunnen winnen wat er te winnen valt. Maar nu wil ik ook kunnen zeggen dat ik in elke gemeente waar ik ooit gecrosst heb, gewonnen heb. Er zijn nog heel veel wedstrijden waar dat nog niet het geval is, dus dat is elke keer nog een uitdaging.” Geert: “Ik kan nog niet ‘klappen’ over wereldkampioen worden bij de profs. Ik moet een beetje realistisch blijven. Mijn doelstelling is gewoon proberen twee jaar prof te zijn. Als ik na die twee jaar niet profwaardig ben en ik moet gaan werken, dan zal ik daar echt niet mee in zitten. Dan kan ik toch ook zeggen dat ik prof ben geweest en ik heb van mijn hobby mijn beroep kunnen maken.”

FOTO: MELISSA AERTS

Als jullie ooit samen als eerste aan de meet komen in een belangrijke wedstrijd, wie wint er dan? Bart: “Als we allebei op het hoogste niveau zitten, echt

de wereldtop?” Geert: “Dan zullen we nooit samen over de meet rijden.” Bart: “Misschien dat ik op een wereldkampioenschap, dat ik tegen dan misschien al een vijftal keren gewonnen heb, wel eens iets kan gunnen. Maar dat is een beslissing die je op dat moment moet nemen en waar je van tevoren nooit over kunt nadenken.” Geert: “Misschien binnen 30-40 jaar als we oud en gepensioneerd zijn. Op het wereldkampioenschap voor veteranen kan ik hem misschien volgen.”


Het Communiqué

Een gesprek met operazanger Joris Bosman

“Ik bescherm de koning met mijn stem” De 37-jarige lichtlyrische tenor Joris Bosman stond de hele maand oktober op de Brusselse bühne van de Munt. Hij vertolkte er de rol van lijfwacht in de opera Aïda. Met een impresariaat in Nederland en Frankrijk is Bosman nochtans hoofdzakelijk actief in het buitenland. Afgelopen zomer vertoefde hij in Oostenrijk om mee te werken aan Elio Gabalo. In september weerklonk zijn stem de hele maand bij onze noorderburen. STEVEN LEPEZ Bosman speelde me enkele tickets voor Aïda door voor een vriendenprijsje. Het zouden mijn eerste stappen in de beau monde worden en ik was dus behoorlijk zenuwachtig. Ik had er een das voor aangetrokken en me eens goed onder de oksels gewassen. Iets wat ik normaal alleen voor mijn vriendin doe. Piekfijn uitgedost begaf ik me vervolgens naar het operagebouw. Toen ik de tickets toonde werd ik doorverwezen naar het balkon van het ‘plebs’. Vier etages hoog en met een zichtbaarheidgraad onder het vriespunt. “Dat moet een vergissing zijn”, zei ik. “Ik ken de zanger.” Het mocht niet baten. Een hele avond wrong ik me in de meest onnatuurlijke poses om toch nog wat van de opera te kunnen zien. Terwijl ik nog last had van een stijve nek, ontmoette ik Bosman weer in een Brussels cafeetje en stelde hem mijn vragen. U bent geen vast koorlid van de Munt. Zou dat niet wat meer werkzekerheid kunnen bieden? Joris Bosman: “Er wordt wel aan mijn mouw getrokken om vast koorlid te worden, maar mijn stem heeft de capaciteiten om te soleren en daar wil ik gebruik van maken. Ik heb bovendien het geluk dat ik een tenor ben en er genoeg werk is voor een hoge mannenstem. Dus wat werkzekerheid betreft, moet ik me geen zorgen maken. Ik geef daarnaast ook wat zangles en dat is toch een financieel ruggesteuntje” Wat is voor u de grote moeilijkheid van opera? “Presteren in een opera doe je op twee vlakken. Ten eerste is er het vocale aspect. Als je een goede stem hebt, is het enkel nog een kwestie van instuderen. Daarnaast komt er ook heel wat acteerwerk bij kijken. Ik kan niet genoeg

benadrukken hoe belangrijk het is om je in te leven in je rol. Voor mezelf lukt dat vrij aardig en de muziek helpt vaak een handje. Ik verander meestal al van gedaante bij het horen van de eerste klanken. Dan word ik door de muziek werkelijk in mijn personage gezogen. Als ik in Aïda lijfwacht ben, dan bestaat mijn taak uit het beschermen van de koning met mijn stem en uit niets anders.” Alcohol en chocolade kunt u het best aan u voorbij laten gaan. Weegt dat soms niet zwaar? “Dat is een kwestie van professionalisme. Als je van je stem leeft, dan moet je ook iets terug doen voor je stem. Alcohol droogt de stem uit en chocolade is ook maar een vieze troep voor je stem. Een zangstem blijft het best in haar natuurlijk slijmbadje zitten. Voor de rest moeten de stembanden zo ontspannen mogelijk zijn. En dat kan alleen als je dat zelf bent. Zenuwen, dat is bijgevolg enkel iets voor mensen die hun werk niet goed kennen.”

Als pianist hebt u les gevolgd bij Alan Wiss, laureaat van de Elizabeth-wedstrijd eind jaren ’70. Waarom stopt iemand met piano wanneer hij daar zo’n aanleg voor heeft? “Er zijn drie hoofdinstrumenten: viool, piano en stem. Daaruit moet je de keuze maken en dat was voor mij niet evident. Ik heb mijn stem zelf moeten ontdekken en dat had tijd nodig. Een mannenstem moet sowieso eerst rijpen. Toen ik besefte dat ik heel wat met mijn stem kon doen, schreef ik allerlei privé-leraars aan om les bij hen te volgen. In de muziek noemen we dat het ‘toeristische parcours’. Een zeer dure grap, maar ik heb enorm veel bijgeleerd en dan is zoiets natuurlijk prijsloos. Achteraf heb ik mezelf wel wat meer rugdekking gegeven door aan de Franstalige conservatoria in Brussel officiële diploma’s te behalen.”

“Zenuwen zijn voor mensen die hun vak niet kennen.”

FOTO: JORIS BOSMAN

U werkt meestal in het buitenland. “Dat klopt. In België zelf is er vrij weinig werk in vergelijking met de ons omringende landen. Het meeste speel ik dan ook in Nederland en Duitsland. Dat betekent dat ik vaak over een grote afstand moet pendelen, maar dat neem ik er graag bij. Het is wel mogelijk dat ik in de nabije toekomst meer in Italië en Spanje ga werken. Dan zal ik ons land voor langere tijd moeten verlaten. Zo reis ik rustig op mijn stem Europa rond.”

Maar de piano staat toch niet ongestemd onder het stof? “Helemaal niet. Ik speel nog altijd, maar dat is iets wat ik enkel nog voor mezelf doe. Het is voor mij een uitlaatklep geworden, zowel het componeren als het spelen zelf. Bovendien geef ik nog altijd zanglessen en daarbij begeleid ik de studenten op het klavier. Je kan dus niet zeggen dat mijn vingers geen toetsen meer beroeren. Integendeel. Ik kan me geen leven meer inbeelden zonder piano. Natuurlijk zou ik er mij meer op moeten toeleggen, als ik er verder mee zou willen gaan. Maar ik heb dus voor de stem gekozen.” Tot slot, welke opera staat nog op uw verlanglijstje? “In Spanje heb ik ooit eens Ferrando gespeeld in Mozarts Cosi fan tutti. Dat zou ik graag nog eens doen, omdat het muzikaal zo een pareltje is. Die Mozart, die kon er wat van. Daarnaast zou ik graag eens in de stem en huid van Werther kruipen uit de gelijknamige opera van Jules Massenet. Dat stuk is gebaseerd op het befaamde boek van Goethe. Het hoogtepunt van het verhaal wordt bereikt wanneer het hoofdpersonage zich in een droeve bui van het leven berooft. Nadat de opera voor het eerst werd opgevoerd, kleedden verschillende toeschouwers zich geheel als Werther, bezochten een bar en schoten zichzelf vervolgens een kogel door het hoofd. Een opera die mensen de dood injaagt, dat kan tellen.”

Trendy en flashy in Koninklijk Conservatorium Brussel Op maandag 28 februari vindt in de concertzaal van het volledige programma loodsen. De jonge laureaten het Koninklijk Conservatorium Brussel een van het conservatorium zullen met dit concert concertavond plaats. De aandacht ongetwijfeld een Voor tickets, reservaties en extra informatie: zal die avond naar drie verschillende jong publiek (16-26 muziekstijlen gaan (klassiek, jazz en jarigen) uitermate Claudia Delhaye en Annelies Van Obbergen 3PR musical) in een traditionele, weten te boeien. 02/213.41.37 authentieke versie gespeeld. Met Het concert gaat van ClassicsRevisited@kcb.be dit concert willen de jonge start omstreeks Via www.kcb.be muzikanten van het conservatorium 20u00, het einde is aantonen dat klassieke muziek ook voorzien om 22u00. op een heel andere manier kan worden aangebracht. Kort, maar krachtig! Voor een ticket in voorverkoop Zonder ook maar de minste afbreuk te doen aan de betaal je slechts 6,20 euro. Zorg dat je er snel bij bent, bedoeling van een klassiek concert. Tijdens de pauze want de plaatsen zijn beperkt. Echt ideaal voor een en na het concert vangt een DJ de stilte op terwijl Jan romantisch en cultureel hoogstaand avondje uit! Hautekiet en Thomas Vanderveken de gasten doorheen Pagina 14

VIJF DUO TICKET S DUOTICKET TICKETS Beantwoord volgende vragen en mail je antwoord voor 20 februari naar hetcommunique@hotmail.com 1.Is het Koninklijk Conservatorium Brussel een departement van de Erasmushogeschool? 2.Hoeveel studenten telt Conservatorium vandaag?

het

Koninklijk

VOLLEDIG GRA TIS! GRATIS! STEFANIA DI MEO


Het is de schuld van de verkrachter niet

Het Communiqué

De genen die er wel en niets aan kunnen doen “Mijn cliënt heeft die vrouw verkracht, mijnheer de rechter. Maar hij kon er niet veel aan doen. Hij heeft de laatste tijd nogal last van zijn genen, meneer de rechter.” Volgens sommige wetenschappers kan dit binnenkort een plausibele verdediging voor een verkrachter zijn. Hoe meer we over onze genen te weten komen, des te heviger er gediscussieerd wordt over de kracht van onze eigen wil en onze onmacht tegenover onze eigen ‘natuur’. STEVEN LEPEZ Eén van de wetenschappelijke stemmen die het opnemen voor de kracht der genen, is die van Mark Nelissen, docent gedragsbiologie aan de Universiteit van Antwerpen. Hoewel hij op zijn hoede is voor de radicale deterministen (die geloven dat de biologie ons leven volledig beheerst, los van vrije wil), looft hij resoluut het belang van de genen en de natuurlijke evolutie voor het gedrag. DE MANNELIJKE DRANG “De biologie analyseert, maar keurt niet goed of af ”, zegt Nelissen in zijn boek De bril van Darwin. Het oordelen wordt overgelaten aan de cultuur en die heeft bepaald dat verkrachting niet aanvaard wordt. Toch heeft verkrachting een biologische basis. De mannen zijn er volgens Nelissen immers op uit hun genetisch materiaal zo veel mogelijk door te geven. Dat zou de basis zijn van de bewuste ‘mannelijke drang’.

in de genen ligt. Dit is natuurlijk een zeer optimistische benadering. Neem nu de verkrachter. Het lijkt eerder onwaarschijnlijk dat iemand die nu een vrouw kan pijnigen, dat zal laten, omdat hij weet dat het aan zijn genen ligt. HOMOSEKSU ALITEIT EN P EDOFILIE HOMOSEKSUALITEIT PEDOFILIE Homoseksualiteit kan volgens Nelissen biologisch verklaard en verantwoord worden. Net zoals bij de bonobo’s is seksualiteit bij de mens meer dan alleen

EVOLUTION?

HET BEL ANG VAN DE SOCIOBIOL OGIE Ligt het in onze genen om te plunderen, te moorden en BELANG SOCIOBIOLOGIE Nelissen vliegt er stevig in: de genen zijn overal. verkrachten naar believen? Wie zoveel mogelijk vrouwen in bed wil krijgen, heeft last van zijn genen. Dat siliconenborsten in zijn, voortplanting. Het is ontspanning en het zorgt ervoor ligt aan de genen. Dat we op massale wijze last hebben dat we ons goed voelen. Daardoor staan we sterker en van overgewicht, inderdaad, de genen. Voor onze verre de natuurlijke evolutie verantwoordt alles wat de soorten voorouders was vet voedsel schaars en we zijn er nog sterker maakt. steeds op geprogrammeerd om vet tot ons te nemen, Pedofilie kan eveneens biologisch verklaard worden. De waar we maar kunnen. oude bok kiest voor een groen blaadje, omdat hij Nelissen hoopt dat de mensen hun gedrag zullen daardoor meer kans heeft om zijn genen in sterk veranderen, als zij weten dat de oorzaak van hun gedrag nageslacht voort te zetten. Een jonge vrouw is immers

vruchtbaarder dan een oudere. Pedofilie met kinderen die nog niet voor nageslacht kunnen zorgen, is volgens Nelissen een ziekte, die zowel cultureel als biologisch niet kan aanvaard worden. Toch schiet zijn verklaring tekort. Als homoseksualiteit immers biologisch aanvaardbaar is, doordat het de mens goed doet voelen, dan gaat dezelfde bewering in zekere mate op voor alle vormen van seksueel gedrag. Ook voor pedofilie. Let wel: je kan pedofilie gerust een ziekte noemen in onze samenleving. Ze moet misschien niet gezien worden als een biologische, maar wel als een culturele afwijking. REL ATIVITEIT VAN CUL TUUR RELA CULTUUR Bovendien moeten we voor ogen houden dat zelfs de culturele veroordeling van bepaalde handelingen een relatief gegeven is. De verhalen van de pedofiele oude Grieken zijn bekend. Maar wat dan gezegd van de stammen van Sambia en Etoro in NieuwZeeland. Daar is het gebruikelijk dat de jongens te dagelijks de mannen oraal bevredigen. Dat zou goed zijn voor hun groei en eigen mannelijkheid. Het is er de gewoonste zaak van de wereld en veel van hen worden gelukkige mannen zonder trauma’s. Dit bewijst dat een verklaring van het seksuele gedrag in een samenleving in eerste instantie een culturele aangelegenheid is. Mark Nelissen gaat daaraan voorbij doordat hij alles door de biologische bril bekijkt. De hele werkelijkheid laat zich niet aanschouwen door een enkele bril. De biologie kent haar grenzen, de volgende stap, is die te erkennen.

Naald en laser in strijd tegen sigaret “Ik vind het een straffe bewering dat je iemand met één behandeling van het roken kan afhelpen. Ik kan dat niet”, aldus Michel Schotte (43), gediplomeerd acupuncturist. Wie wil stoppen met roken doet dat best stap voor stap. Ben je het beu om op nicotinekauwgom te kauwen of vind je pleistertjes niet efficiënt genoeg, probeer het dan eens met lasertherapie of acupunctuur. De wetenschap bewees dat deze therapieën de sigaret voor goed uit je leven kunnen bannen. SARAH MOENS & ANNE SAEYS Lasertherapie baseert zich op de basisprincipes van acupunctuur. In plaats van de punten op het lichaam met naalden te behandelen, worden ze met laser bestraald. Dit heeft een vergelijkbaar effect met het verschil dat een laser aangenamer en geheel pijnloos is. De eerste stap om te stoppen met roken is essentieel. “De roker moet er zelf van overtuigd zijn dat hij wil stoppen”, vertelt Michel Schotte. “Indien je iemand verplicht een kuur te volgen, zal het geen effect hebben. We spreken hier over een verslaving en dat is iets waar je niet in één keer mee stopt. Eens de kogel door de kerk is en rokers zich laten behandelen, kan je zeggen dat ongeveer 70% na een jaar nog steeds niet hervallen is. Wel is het zo dat de efficiëntie van lasertherapie en acupunctuur gedeeltelijk te wijten is aan de opvolging”, vertelt Schotte. “Mensen die in mijn praktijk langskomen, hebben meestal al pleisters geprobeerd, zonder resultaat. Je koopt ze, de apotheker legt je uit hoe ze werken en daar stopt het bij. Bij mij kom je, naargelang de persoon en de afhankelijkheid van de sigaret, wekelijks of tweewekelijks terug. Ik spreek de roker moed in en geef hem advies. Indien het na enkele behandelingen lukt, kan de roker het verder alleen aan.” Het is dus de combinatie van verschillende factoren

die succes garandeert. Enerzijds de begeleiding, de verschillende afspraken die een perspectief bieden en anderzijds de behandeling zelf, het behandelen van de acupunctuurpunten met naalden of met laser. Om te bepalen waar de acupunctuurpunten liggen, gaat een grondig gesprek altijd aan de behandeling vooraf. “De rokers die al een paar stoppogingen achter de rug hebben, weten vaak wel waar ze het lastig mee hebben” vertelt Schotte. Er zijn een aantal punten die bij elke mens terug komen, maar de arts past zich aan de patiënt aan. “Dat is het voordeel van deze vorm van therapie, je kan je behandeling individueel aanpassen. Bij klevers kan dat niet. Ne klever is ne klever.” WETTELIJKE CONTEXT Tot voor 1999 was er geen enkele wettelijke basis voor niet-conventionele praktijken als acupunctuur, lasertherapie, chiropractie, osteopathie en homeopathie. Iedereen kon dus zijn zin doen. “In 1999 is de wet Colla gestemd, waardoor de niet-conventionele praktijken wettelijk geregeld worden”, vertelt Schotte. Die wet is een kaderwet die ingevuld moet worden met een aantal uitvoeringsbesluiten. “Sinds 1999 zijn een aantal eisen opgelegd aan de beroepsverenigingen en op basis van Pagina 15

die eisen zijn er beroepsverenigingen erkend. Uit deze erkende verenigingen komen mensen die in de paritaire commissie regels vastleggen die door iedereen gevolgd moeten worden. Wat wij momenteel als ‘beroepsvereniging der acupuncturisten’ doen, is een reglementering uitwerken waardoor niet iedereen lid kan worden”, gaat Schotte verder. “Je moet qua opleiding aan een aantal criteria voldoen. Zo moet je een medische vooropleiding genoten hebben waardoor kinesisten, geneesheren, tandartsen en verpleegkundigen in aanmerking komen. Daarbovenop moet je een acupunctuuropleiding volgen. Dat houdt een aantal vakken in die je op regelmatige basis moet volgen, je moet ook een thesis maken die je dan voor een examencommissie openbaar moet gaan verdedigen. Op die manier is lid zijn van de vereniging toch een kwaliteitskenmerk voor het publiek. Acupuncturisten die door de beroepsvereniging erkend zijn, worden ook op een lijst gezet waardoor de patiënt een referentie heeft. Nu, het is momenteel nog niet verboden om zonder medische vooropleiding acupunctuur te beoefenen, maar je zou best eens aangeklaagd kunnen worden voor onwettige uitoefening van geneeskunde. Dat is dan jouw probleem.”


Het

Je kan leven, je kan leven van de dood

Communiqué

Het kan verkeren U zult het doen, ik zal het doen, we zullen het allemaal doen. Onze kaas laten. Sommigen doen er jaren over, anderen kunnen het in een mum van tijd. Enkelen hebben er hulp bij nodig en een enkeling geeft zichzelf een ‘zetje’. Dood gaan we uiteindelijk allemaal. JAN SENTS & DAVID MORENO

D

e grote overstap wagen we niet alleen. We worden in dat proces begeleid door een aantal professionelen. Mensen die van de dood hun beroep hebben gemaakt. Wat gebeurt er met ons, of beter gezegd met ons lichaam, wanneer ons raderwerk er de brui aan geeft? DE MEEST FLEXIBELE SECTOR De meeste begrafenisondernemers worden dat van vader op zoon. “Ik speelde vroeger met mijn soldaatjes tussen de kisten”, zegt Patrick De Hertogh, een begrafenisondernemer uit het Brusselse. “Voor ons was dat iets heel normaal. Het is geen job waar je echt voor kiest. Begrafenisondernemers hebben nooit plezier aan hun werk. Het is een veeleisend beroep waar je een sterke emotionele weerbaarheid voor nodig hebt. Je bent de hele tijd met verdriet en de dood bezig, dat vreet aan je. Vooral bij overleden kinderen of baby’s is het vaak erg pijnlijk.” “Bovendien heb je geen vaste uren. Je bent nooit zeker van je werk. Er is geen wekelijkse, vaste vraag naar kisten of begrafenissen. Het is één van de meest flexibele sectoren in Vlaanderen. Er zijn weken dat er maar één begrafenis is en weken waarin je verdrinkt in het werk. Andere mensen grappen wel eens ‘jullie klanten kunnen toch allemaal wachten’, maar de familie kan dat natuurlijk niet. Als het druk is, moet je zeker stressbestendig kunnen zijn.” EEN APARTE KIJK Andere mensen zijn heel bang van de dood. Maar iemand die daar dag in dag uit mee omgaat, vindt het iets doodnormaal. “Toen ik vroeger nog boven de winkel en dus ook boven de frigo’s woonde”, aldus Frank, oud-medewerker van een begrafenisondernemer uit Zaventem, “had ik veel vrienden die nogal schrokken als ik zei dat er nog twee in de frigo staken.” Bij De Hertogh hetzelfde verhaal. “Vroeger speelde ik voetbal in een ploeg met veel negers, maar die durfden nooit bij ons thuis binnenkomen. Die dachten dat er bij ons geesten ronddwaalden.” En toen Frank in Frankrijk een lichaam moest ophalen en een lifter wou meenemen, bedankte deze vriendelijk toen hij te weten kwam wat of beter wie er achter in de camionette zat. De douane aan de grens die de papieren van Frank niet vertrouwde, zag snel van verdere controle af toen Frank vroeg of hij de kist misschien eens een keertje moest openen.

mensen dit gewoon en werd een lijk gewoon thuis gehouden en niet in een koelkamer. De geur en de fysieke ongemakken, die hoorden er bij. Nu weten de mensen niet goed meer om te gaan met de dood. Het moet allemaal snel en heel fris en proper gebeuren. BEETJE MAKE-UP Voor een lijk in de grond gaat, wordt het dus eerst van een grondig toilet voorzien. Haren en nagels worden bijgeknipt. Vrouwen worden wat geschminkt, mannen worden vaak nog eens geschoren. Bovendien worden de lijken helemaal gewassen. Ten slotte worden ze in hun mooiste outfit gestoken. In Amerika, waar vele begrafenissen met een open kist gebeuren, wordt het lichaam vaak gebalsemd. Dat betekent in de praktijk dat het lichaam volgespoten wordt met een soort formol. Vaak worden eerst bloed en organen verwijderd. Aan het toilet van een dode wordt in de VS ook veel zorgvuldiger gewerkt. Er wordt echt aan geplaasterd. Bij mensen die in een auto-ongeval omgekomen zijn, is het moeilijk ze nog eens aan de familie te laten zien. Meestal gebeurt hun toilet door gespecialiseerde firma’s die wonderen verrichten. Ze maken een kaak opnieuw en breken zelfs botten van lijken opdat deze in de kist zouden passen. KISTENMAFFIA Een begrafenisondernemer heeft erg veel invloed op zijn klanten. Die klanten zijn meestal emotioneel erg zwak en staan voor een paar moeilijke keuzes. Welk soort dienst? Welke kist? Wat doen we met de steen en hoe lang huren we een plaats op het kerkhof? Het zijn keuzes die ze vaak maar enkele keren in hun leven moeten maken. De begrafenisondernemer moet hen daarbij helpen. Hij kan hen gemakkelijk dure dingen aansmeren. Er zijn maar weinig mensen die prijzen van verschillende ondernemers met elkaar vergelijken. Bovendien kent geen van zijn klanten ook maar iets van wetgeving en regels. Je moet geluk hebben met je begrafenisondernemer. Er valt in het vak veel geld te verdienen. Zo zegt ook Patrick De Hertogh: “Er zijn twee soorten begrafenisondernemers. Diegenen die op tien jaar binnen willen zijn met een mooie villa en alles erop en eraan. Die werken heel vaak onder tafel in het zwart en sturen de mensen bewust naar hogere prijsklassen. En er zijn de gewone eerlijke

NOG EEN LAATSTE STUIPTREKKING De meeste families willen hun dierbare graag nog een laatste groet brengen. Ze willen er daarenboven een mooie herinnering aan overhouden. Een lijk ziet er niet goed uit. De meeste van onze lichaamsfuncties stoppen ermee zoals de sluitspier. Maar een aantal van onze functies gaan nog even door waaronder de baardgroei. De geur van een lijk is ook niet altijd even bewonderenswaardig, zeker als het een tijdje geduurd heeft voor iemand gevonden werd of wanneer het heel warm is. Vroeger waren de Pagina 16

begrafenisondernemers die toch ook goed hun geld verdienen.” Mensen kiezen een begrafenisondernemer ook niet uit volgens prijs of service. In kleine dorpen is er vaak maar één en in steden gaan hele families meestal bij dezelfde. Begrafenisondernemers maken geen echte reclame. Hoewel er hier en daar wel eens iemand een voetbalploeg sponsort. MET STIJL DE LAAN UIT Begrafenissen worden meer en meer persoonlijk. Vele families, en vele overledenen zelf, hebben een speciale wens. Dat hangt er sterk van af. Er zijn mensen die hun kist laten beschilderen. Sommige mensen hebben al jaren voor hun dood een grafsteen gemaakt waar alleen het jaar van overlijden nog op ontbreekt. Anderen willen graag met iets begraven worden. Dat gaat van een foto van man, vrouw of kinderen tot iemand die met een twaalfdelige encyclopedie het tijdige voor het eeuwige wil ruilen. In de States zijn er zelfs mensen die in hun wagen begraven worden of die hun eigen grafkelder gemaakt hebben, compleet met televisie, snookertafel en minibar. Eén excentriekeling laat zelfs constant Mozart in zijn garfkelder spelen. Op het VTM-programma ‘Bloemen en kransen’ konden we zelfs een rouwdanseres aanschouwen. Die componeerde een speciale dans op basis van eigenschappen en ervaringen van de overledene. Er waren ook enkele rouwclowns, die compleet met rode neus en andere toebehoren, begrafenissen kwamen opluisteren met hun komische acts. Ambiance verzekerd. EEN STILLE UITTOCHT Voor heel wat mensen is een begrafenis van minstens 800 euro onbetaalbaar. Deze mensen worden meestal verder geholpen door het OCMW. Die mensen worden zonder plechtigheid begraven en gaan zo de grond in. Het OCMW probeert de kosten van dit alles te verhalen op verwanten. Veel begrafenisondernemers sluiten ook deals met minder gefortuneerde klanten. Het is voor niemand leuk zijn partner, vader of zelfs kind zonder echte ceremonie en kist te laten gaan. Daarom wordt er vaak een compromis gesloten. Mensen betalen een uitvaart op afbetaling en beperken zich tot het minimum. Enkelen onder hen proberen met een slinks trucje onder de betaling uit te geraken. Zij nemen een uitvaartverzekering, betalen de polis twee of drie keer en leggen de verzekering later voor aan de begrafenisondernemer. Die denkt dat de verzekering alles zal betalen, maar dat blijkt door de stopzetting van de polis niet zo te zijn. Voor de begrafenisondernemer is het dan bijna onmogelijk om zijn geld nog terug te zien. Hij heeft immers niet het recht om op voorhand de financiële status van zijn klanten te checken. Velen onder hen blijven dan ook voor eeuwig met openstaande facturen zitten. Hun klanten kunnen ze er niet meer voor laten opdraaien. Misschien worden ze in een FOTO OTO:: J JOS OS S SENTS ENTS hiernaamaals beloond? F


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.