Bahamontes 1613

Page 1

#13

100 RONDES


FIETSOMNIUM FIETSOMNIUM

Dit is eenDit verzekeringsproduct is een verzekeringsproduct van van AGA International AGA International SA, SA, Belgian Branch. Belgian Branch.

Bereken Bereken online jeonline premiejeop premie dvv.be/fi op dvv.be/fi etsomnium. etsomnium. *Aanbod geldig *Aanbod voor geldig de eerste voor1000 de eerste mensen 1000 die mensen in 2016 die eeninDV2016 V fietsomnium een DV V fietsomnium afsluiten. afsluiten.

Raadpleeg de Raadpleeg voorwaarden de voorwaarden van de verzekeringspolis van de verzekeringspolis (de vrijstelling (de of vrijstelling franchise,ofgedekte franchise, goederen, gedektelimieten goederen, vanlimieten de dekking, van de contactgegevens dekking, contactgegevens van van de klachtendienst, de klachtendienst, …) bij je kantoor …) bijof je op kantoor www.dvv.be/fietsomnium/voorwaarden. of op www.dvv.be/fietsomnium/voorwaarden. Het verzekeringscontract Het verzekeringscontract is onderworpen is onderworpen aan het Belgisch aan het recht, Belgisch recht, heeft een duurtijd heeft een vanduurtijd 1 jaar en van is 1stilzwijgend jaar en is stilzwijgend verlengbaarverlengbaar tot de fiets tot 5 jaar de fiets oud is5 of jaar je oud slachtoffer is of je slachtoffer bent van een bent totaal vanverlies. een totaal verlies. De algemene Deenalgemene bijzondere en bepalingen bijzondere bepalingen hebben voorrang hebbenopvoorrang de commerciële op de commerciële brochures. brochures.

TIRSATIS GR AG PREOT PET O R T T E E R R rste rste erede ee voor dvoeo0 * * 100 1000

DVV is een merk- en handelsnaam van Belins NV - Belgische verzekeringsonderneming toegelaten onder het nummer 0037RPR Brussel BTW BE 0405.764.064 - Galileelaan 5, 1210 Brussel - NL 02/2016.

De fietsverzekering De fietsverzekering van DVV, dat vanis:DVV, dat is: • Fiets gestolen? • Fiets Je gestolen? wordt terugbetaald Je wordt terugbetaald (in functie(in vanfunctie de afschrijving) van de afschrijving) en je kiest en zelfjejekiest nieuwe zelf fijeets. nieuwe fiets. • Zonder•franchise Zonderbij franchise schade bij hoger schade dan hoger 100 euro. dan 100 euro. • Wereldwijde • Wereldwijde dekking. dekking.

DVV is een merk- en handelsnaam van Belins NV - Belgische verzekeringsonderneming toegelaten onder het nummer 0037RPR Brussel BTW BE 0405.764.064 - Galileelaan 5, 1210 Brussel - NL 02/2016.

Daarom Daarom kan kan je ons je ons 24u/24, 24u/24, 7d/77d/7 bereiken. bereiken. ZelfsZelfs op zondag op zondag


©©Randall C.

‘Met onze Ronde van Vlaanderen beogen wij twee dingen: Onze menschen uit hun huis en in de wijde wereld roepen, en trekken uit de lusteloosheid van hun vervelend bestaan. En de leer verkonden dat de sport de spieren staalt en de wil versterkt.’ Karel ‘Koarle’ Van Wijnendale

©©Coverfoto: Skyshooters /Dries Van Havermaet /Jelle Vermeersch


PURE CYCLING

ENGINEERED PERFECTION

ULTIMATE CF SLX

WAT IS DE DEFINITIE VAN DE MEEST COMPLETE RACEFIETS? DITÂ IS ONZE VISIE. EEN CARBON FRAME VAN 780 G, EEN PERFECTE BALANS TUSSEN STIJFHEID EN GEWICHT, SOEPELE WENDBAARHEID EN OPTIMALE AERODYNAMICA. CANYON.COM/ULTIMATE



LE GRAND DÉPART

Uit liefde voor de stiel. Geniet van Bahamontes!

4

Jonas Heyerick Jelle Vermeersch

©©Ovide Windey

1

april 1979. Sint-Niklaas, de Grote Markt. Luttele seconden voor de start van de 63ste Ronde van Vlaanderen. Je ziet nog geen metershoge opblaasbare constructies van de sponsorende krant, nog geen honderden journalisten op zoek naar een allerlaatste nikszeggende quote van een van de deelnemers. Nog geen uitzinnige menigte die – pint in de ene, geelzwart leeuwenvlaggetje in de andere hand – zijn helden komt aanmoedigen. Je ziet wel een wit lint, omhooggehouden door een uitverkoren vrijwilliger van het comité dat al jaren de start van Vlaanderens Mooiste organiseert: Gilbert in zijn schoonste zondagse kostuum met licht uitwaaierende broekspijpen. Centraal burgemeester Paul Aimé De Vidts. Bierhandelaar, CVP-politicus en lid van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap. Plechtstatig. Rechterhand aan zijn Rodania. Voor drie seconden – tiktiktik – middelpunt van de hele wielerwereld. Koning van het Waasland. Daar hoort een Lien Crapoen van de jaren 70 bij. Hoedje, schoenen met hakken, een rok zedig tot onder de knie, en een praalkussen. “Zo’n startpistool, dat moet ge met eerbied behandelen, meneer!” Koersorganisator Frans Grimonpont van het Nieuwsblad – met hoedje – checkt voor de vierde keer binnen de halve minuut zenuwachtig zijn horloge. “Wanneer gaat het hier zijne gank? De Ronde wacht niet. Op niemand.” En aan de andere kant van het lint: de renners, de protagonisten van de dag. Klaar voor de rol van hun leven. Mama, papa, kijk! Acht uur Flandrien. 100 keer intussen. Honderd keer dwars door Vlaanderen. Maak daar van: 100 keer dwars door de Vlaamse Ardennen. Heuvel op, kasseistrook af. Langs gerenoveerde fermettes, door weggetjes vol koeienstront. Draaien en keren. Vallen en opstaan. Tieren en vloeken. Een waas voor ogen, dromend van die ene bos bloemen, de uitgestoken hand van de premier en de lokale politiekers – wat doen die mensen daar altijd op het podium? – en pagina’s vol ronkende krantenkoppen. Of het nu richting Gent, Gentbrugge, Merelbeke, Wetteren, Meerbeke of Oudenaarde was: de wachtende roem geeft een mens vleugels. En de massa, kilometerslang, rijen dik. Vlaamse kermis. Feest. Rest een kanttekening. Koers is meer dan rondjes in en om de eigen navel. Vlaanderens Mooiste is níet wereldbelangrijk – behalve voor de Vlamingen en de buitenlandse Flandriens – nooit geweest ook. Niet voor de pers, niet voor de verzamelde wielerelite. Onze heuvels en kasseien zijn vooral gefundenes fressen geworden voor überspecialisten. En wie enkel van Vlaanderen droomt, zal nooit die andere Ronde winnen. Maar voor ons blijft het een hoogdag. Wij hebben een hart voor de Ronde. En het eigenlijke hart van de Ronde, dat is niet Oudenaarde, noch de Muur, noch de Vlaamse Ardennen. Het hart van de Ronde, dat is Vlaanderen. Dat zijn wij. Dat bent u.


BAHAMONT E S

5


16 74

50

82

26

IN DIT NUMMER 6

BA HAMO N TE S

114


8

32

Musette Een bevoorradingszakje vol brandstof voor onderweg

16 Roger Decock De oudste nog levende Rondewinnaar over koersen #indetijdvanroger 26 Peter Sagan Gesprek met de wereldkampioen 30 Nesten Door de jaren heen

136

32 Willy Verhegghe PoĂŤet tussen pen en pedaal 42 Andrei Tchmil Van verschoppeling tot seigneur 48 Column Thijs Zonneveld 50 Portfolio Het Ronde-parcours in de donkerste uren 65 Is er leven na de Ronde? Drie portretten van jeugdwinnaars

74 De andere Ronde Over de Kwaremont met Tom Simpson 82 100 Rondes, 100 vragen. Wouter Vandenhaute spreekt 98 Amour folle Een Waal die van de Ronde houdt 106 Op de koffie Bij de clan Van Avermaet 112 Kader 114 De mooiste Ronde ooit Eric Vanderaerden blikt terug 128 Onze kampioen reed (lang geleden) 6 Rondes 135 Column Frank Heinen 136 De Wonde van Vlaanderen Terug naar Muur, Bosberg en Meerbeke 149 Wielerlied Jan De Smet bezingt Edwig Van Hooydonck 152 De Rode Lantaarn Hennie Kuiper

BAHAMONT E S

7


Jonas Heyerick

Recordrondes

kil

De Internationale Ronde?

TRAAGST

3

E

26 ete

23

19

r per uur

SNELST

DE

E

43

Va

00

ete

r r per uu

DE

JONGST

t e e n b e rg

DE

nd

44

E

19 nS

en

OUDSTE

37 re i

2

19

om

1

,580

A

BA HAMO N TE S

om

Rik

8

niet meteen een belletje doen rinkelen. De Hostellerie, de Flierendries, de Pijpketel en de Nellekensberg om maar die te noemen. Toch hebben een paar van die onbekende obstakels wel een bepalende

eter 191

,223

l

I

n 100 Rondes zaten meer dan 60 verschillende hellingen. De Koppenberg, Paterberg, Oude Kwaremont en zelfs de Steenbeekdries kent intussen iedereen. Maar er zijn ook Ronde-puisten die

rol gespeeld in sommige edities. Zo legde Moreno Argentin de basis voor zijn zege in 1990 door op de Kortendries te demarreren en knokte Stijn Devolder zich twee keer in een winnende positie door er vandoor te gaan op de Eikenmolen. Ook de langste helling ooit uit de Ronde-geschiedenis wordt tegenwoordig niet meer beklommen (soms wel nog afgedaald). De Nieuwe Kwaremont is 2550 meter lang, en daarmee 33 meter langer dan zijn oudere broertje. Met zijn 350 meter is Nokereberg dan weer de kortste helling ooit beklommen in de Ronde. De Paterberg is met 12,5 procent de steilste, al wordt de Koppenberg (gemiddeld 9,5 procent) algemeen als de zwaarste aanzien. En de mooiste? Smaken verschillen, maar op de Bahamontes-redactie is Foreest een van de favorieten.

om

DE

ki

De Puisten van Vlaanderen

Vijf keer stond er zelfs geen enkele Belg op het podium. De eerste keer in 1951 toen de Italiaan Fiorenzo Magni zijn derde en laatste Ronde won door de Fransman Bernard Gauthier en zijn landgenoot Attilio Redolfi te kloppen. Het laatste Belgenloze podium dateert al van 2001. 15 jaar geleden bleef Gianluca Bortolami samen met een groep vol outsiders voorop. Erik Dekker werd toen tweede, Denis Zanette derde.

kil

Gent. De Zwitser Heiri Suter klopte Charles De Ruyter en Albert Dejonghe na een spurt met drie. Suter won meteen daarna ook Parijs-Roubaix, en was daarmee de eerste die de dubbel Vlaanderen-Roubaix realiseerde. Bovendien is hij nog steeds samen met zijn landgenoot Fabian Cancellara de enige niet-Belg die daarin slaagde. Van de 99 Rondes werden er 68 gewonnen door Belgen, 10 door Italianen en 9 door Nederlanders.

E

324

Een bevoorradingszakje vol brandstof voor onderweg

Wie denkt dat de Ronde van Vlaanderen altijd een internationale aangelegenheid was waar alle toppers elkaar troffen, heeft het mis. Het eerste jaar, in 1913, stonden er vooral Belgen en een paar verdwaalde Fransen aan de start. Het duurde zelfs tot in 1922 voor de eerste buitenlander op het podium stond: de Fransman Francis Pelissier. Een jaar later mocht zowaar een buitenlander met de bloemen zwaaien in aankomstplaats

LANGST

DE

Tc h m i l 2

0

MUSETTE

S A M E N ST E L L I N G

00


“Heeren, vertrekt!”

©©CRVV

Karel Van Wijnendaele bij de start van de allereerste Ronde van Vlaanderen op 25 mei 1913.

De Kroegenronde van Vlaanderen Vlaanderen zou Vlaanderen niet zijn, als er op het parcours van de Ronde geen tientallen – wat zeggen we: honderden! – cafés te vinden waren. Deze drie moet u zeker eens bezoeken.

Café Koppenberg

In Den Trap Op

In Den Hengst

Vergis je niet, café Koppenberg, met een paar véloots aan de gevel, ligt niet aan de voet van de Puist van Melden, maar op de grote baan, een kilometer verderop. Aan het café is een zaaltje met geweldige koersfoto’s aan de muur. Een anekdote die hier aan de toog nog vaak verteld wordt, is hoe jaren geleden in de voormiddag een buslading supporters van Tom Boonen aankwam. Ze zouden hun idool op de Koppenberg aanmoedigen en daarna doorrijden naar de Muur. Om 20 uur hingen ze nog aan de toog van Café Koppenberg. Ladderzat. Ze hebben die dag geen enkele coureur in levende lijve gezien. Nog een Café Koppenberg-legende: ooit stapten vier motards het café binnen. Eén van hen had zijn helm en vest nog aan. Een ander ging naar de toog en bestelde vier pintjes. “Ik breng ze wel”, zei de waard. Maar dat mocht niet. De motard nam de pintjes mee en bracht ze naar zijn compagnons achterin het café. De man met de helm draaide zich naar de muur, nam zijn helm af en nam een slok. Het was koning Albert II.

Als er één café de naam ‘het hart van de Ronde’ mag dragen, is het dit wel. Dit café, dat sinds 1973 wordt uitgebaat door MarieJeanne, ligt middenin de Vlaamse Ardennen en is dus een ideale uitvalsbasis voor wielerliefhebbers die op de dag van de Ronde hun wielerhelden een paar keer met eigen ogen willen voorbij zien vliegen. In het café zelf is er weinig dat aan de koers doet denken, op een gesigneerde regenboogtrui van Tom Boonen na. Michel Wuyts heeft wellicht aandelen in het café, ofwel ziet hij Marie-Jeanne gewoon graag. Er mag hier geen koers passeren of Wuyts vermeld In Den Trap Op en ‘haar sympathieke uitbaatster’ in de live-uitzending. Terecht.

Je moet goed kijken of je rijdt het café zomaar voorbij. De grijze gevel wordt enkel opgefleurd door twee kleine lantaarns en ‘In Den Hengst’ op het glasraam boven de deur. Wie er binnenstapt, wordt minstens 60 jaar terug in de tijd geslingerd: een Leuvense stoof, een authentieke tegelvloer en roodwit geruite tafelkleedjes. Vooral de vroegere uitbaatster, Anna, was een grote wielerfan, en dan vooral van Eddy Merckx. De dag dat Eddy –toen al lang gestopt met koersen – samen met Fons De Wolf het café binnenstapte, is hier nog steeds een hoogtepunt. Ook geestig: een van de stamgasten wordt Cipollini genoemd. Omdat hij zo snel naar huis spurt als zijn vrouw roept.

Heerweg 45, Horebeke

Twaalfbunderstraat, Nederbrakel

Hoe te vinden: Op de N8, ongeveer halverwege tussen Oudenaarde en Brakel

Hoe te vinden: Boven op de Valkenberg ga je naar links. Het is ongeveer 150 meter verder op je linkerkant.

Berchemweg 228, Oudenaarde (Melden) Hoe te vinden: Na goed 2 kilometer op de N8 van Oudenaarde naar Kluisbergen. BAHAMONT E S

9


Tekst: Kristof Van de Parre Foto: Jelle Vermeersch

“Hallo Federico?” Naar goede gewoonte belden we onze patroonheilige in Toledo. Wat vindt hij van Vlaanderens mooiste?

Effe Fede bellen!

“In Vlaanderen staan te veel frituren langs de weg. Als die frietgeur in mijn neusgaten waaide, blokkeerden mijn benen”

“D

e Ronde van Vlaanderen… wat een fantastische koers! Ik heb hem echter nooit gereden want ik ben een angsthaas. Als het regent rij ik met mijn wagen op de autostrade amper 60 kilometer per uur. Dus dacht ik er nog niet aan om over natte, smalle, bochtige baantjes en spiegelgladde kasseien te fietsen. Ik was weliswaar een goed klimmer, maar daar had ik een gegronde reden voor: als ik tijdens een beklimming voorop reed, kon ik rustig aan de afdaling beginnen en moest ik geen risico’s nemen. De korte hellingen in Vlaanderen lagen me dus wel, maar dé specialist van dat nijdige klimwerk was ongetwijfeld Rik Van Looy. Die man sprintte de korte hellingen op. Kasseien vind ik overigens een curiosum. Hier in Spanje zie je die enkel nog in een museum en dat vind ik logischer dan dat je er over moet fietsen. Toch is het een schande dat er geen enkele Spanjaard op de erelijst van de Ronde van Vlaanderen prijkt. Valverde moet nochtans in staat zijn om die koers te winnen. Al moet je wel héél sterk zijn om de Belgen in eigen land van de zege te houden, want jullie zijn de regen en de koude gewend. Kijk naar de grote Fausto

Coppi: die wilde Parijs-Tours winnen en verscheen er op een dag in bloedvorm aan de start. Het was koud, de regen viel bij bakken uit de hemel en Coppi viel zwaar door de mand. Tom Boonen is mijn favoriet. Op mijn 37ste reed ik nog in elke koers mee voor winst en Tom is er nog maar 35. Bovendien kent hij het parcours als zijn broekzak. Alberto Contador zou ook een goeie Ronde van Vlaanderen kunnen rijden maar die wil vooral veel verdienen en weinig koersen. Een echte ballerina… Wij reden bijna gratis en we startten overal. Tegenwoordig moeten ze zelfs geld krijgen voor een WK! Ik vond het een hele eer om de kleuren van mijn land te mogen verdedigen. Vorig jaar liep ik Contador voor de start van het Spaanse kampioenschap tegen het lijf.

“Kasseien vind ik een curiosum. Hier in Spanje zie je die enkel nog in een museum en dat vind ik logischer dan dat je er over moet fietsen”

Adverteren hoeft niet duur te zijn. Meer info? www.fastad.be

ZIT JE FIETS NIET LEKKER? Wij stellen elke fiets af op jouw lichaam d.m.v. onze elektronisch gestuurde pasfiets.

www.jowan.be Let’s fit your bike to your body

Hij vroeg me waarom de mensen harder voor mij dan voor hem applaudisseerden. “Jij dénkt dat je een straf palmares bij elkaar hebt gefietst,” zei ik hem, “maar iedereen weet dat ik in mijn tijd tien keer meer wedstrijden heb gereden en ook tien keer meer heb gewonnen.” Daar had hij niet van terug. Ook al hebben we nog nooit gewonnen, wij Spanjaarden kijken massaal naar de Ronde van Vlaanderen. Zeker als het regent en je de renners als mijnwerkers over de streep ziet rijden: steendood, holle ogen en modder in het aangezicht… Pure heroïek! Een minpunt van de Vlaamse koersen vind ik de vele frituren langs de weg. Let wel: ik ben dol op Belgische frieten. Wij bakken die in olijfolie terwijl jullie een soort boter gebruiken wat veel lekkerder is. Maar als ik à bloc zat en de frietgeur waaide in mijn neusgaten, werd ik onwel en blokkeerden mijn benen. Jullie bier heb ik nooit geproefd: ik drink alleen rode wijn. Liefst Spaanse want dat is de beste van de wereld. Net zoals onze vrouwen de knapste van de wereld zijn. Als je die twee combineert, waan je je in de zevende hemel. Al zal de winnaar van deze Ronde van Vlaanderen daar ook wel even mogen verblijven.”


BAHAMONT E S

11


Beter! Straffer! Interessanter! Mooier! Dan ooit tevoren.

ChĂŠ is terug! Maar behalve de naam is alles anders.

nu in de winkel www.che.be 12

BA HAMO N TE S


Pagina 13 in Bahamontes 13. Een pagina die renners wellicht zullen overslaan, want geen volkje is zo bijgelovig als de dwangarbeiders van de weg.

S A M E N ST E L L I N G

Jonas Heyerick

Van Zenon Jaskula mochten nooit vrouwen – en al zeker geen blonde – in de volgwagen zitten, zelfs geen vrouwen van sponsors of vips. Patrick Lefevere: “Tijdens een training in Italië werden we gepasseerd door een lijkwagen. Alle renners pakten hun ballen vast. 100 meter verder stond die corbillard stil voor een rood licht. Iedereen er weer voorbij, met de handen op de ballen. De volgende kilometer kwamen we nog drie rode lichten tegen. En elke keer greep iedereen naar zijn ballen. De chauffeur van die lijkwagen begreep er niks van.” Kenny Dehaes: “Ik draag tijdens elke koers een paternoster, als beschermengel. En als ik een koers goed gereden heb, rijd ik de volgende wedstrijd sowieso met dezelfde kleren.”

Als er in een rittenkoers twee etappes op één dag gepland staan, willen veel Franse renners niet douchen tussen de twee etappes door. Anders zouden ze de kracht uit hun benen spoelen.

Mitchell Docker: “Voor de start van elke koers, sms ik naar mijn vrouw dat ik van haar houd. Ooit stond ik al aan de start en besefte dat ik die sms vergeten was. Ik heb rechtsomkeer gemaakt, terug naar de bus.” De avond voor de Grote Prijs Wielerrevue in 1992 vroeg Luca Gelfi aan tafel bij de ploeg GB-MG het zout. Verzorger Dirk Nachtergaele wilde hem het zoutvat geven, maar Gelfi weigerde het aan te nemen. Hij vroeg Nachtergaele om het vat op tafel te zetten. Die pakte Gelfi’s hand en propte er dat zoutvat in. De Italiaan boos, de rest kwam niet meer bij van het lachen. De volgende dag verloor Nachtergaele de controle over het stuur en veroorzaakte een ongeval. De jaren daarop gaf niemand bij GB-MG nog een zoutvat door. Luca Gelfi pleegde in 2009 zelfmoord. Hij was 43. Christian Knees: “Telkens ik onder het spandoek van de start doorfiets, raak ik met mijn vingertoppen even de tattoo met de naam van mijn dochter aan.”

Jo Rowsell (wereld- en olympisch kampioene): “Voor elke belangrijke wedstrijd laat ik mijn nagels doen. Als ik aan de start sta met vuile nagels weet ik al dat het niets wordt.” Renaat Schotte: “Elk jaar drink ik de avond voor de Ronde van Vlaanderen in de Irish Pub op de Grote Markt in Brugge één Guinness. Om een goede afloop af te smeken.” Fons De Wolf: “Ik wilde nooit in een nieuwe koersbroek starten. De twee keren dat ik dat deed, viel ik. Sindsdien moest elke koersbroek minstens één keer vooraf in de wasmachine.” Gert Steegmans weigerde om in de Driedaagse De Panne-Koksijde te starten met het rugnummer 13. De organisatoren gaven hem het nummer 19. Viatcheslav Ekimov weigerde zelfs te slapen in hotelkamers met nummer 13 op de deur. De meeste renners spelden het rugnummer 13 gewoon omgekeerd op hun truitje.

Wie in kamer 11 van Hotel Malpertuus in HerderenRiemst slaapt, maakt veel kans om de daaropvolgende wedstrijd te winnen. Moreno Argentin won zo drie keer de Waalse Pijl en vier keer Luik-Bastenaken-Luik. Mario Cipollini werd in Zolder wereldkampioen en Michele Bartoli won twee keer Luik-Bastenaken-Luik en een keer de Waalse Pijl. De winnaars van de Waalse Pijl van 2012 en 2013? Joaquim Rodriguez en kamer­genoot Dani Moreno snurkten de avond voordien ook in kamer 11. Jan Bakelants: “Voor de Tour van 2014 wilde ik vooraf geen gele bril meenemen. Ik wilde het lot niet tarten, de wielergoden niet uit­ dagen.” Bakelants won die Tour een rit en droeg twee dagen geel. “De sponsor bezorgde me alsnog een passende gele bril.” Gilberto Simoni nam altijd zijn eigen hoofdkussen mee als hij op hotel sliep. Niet om beter te kunnen slapen, maar enkel uit bijgeloof. “Dat kussen mocht desnoods in mijn valies blijven zitten. Als het maar ergens in de buurt was. Anders zou rampspoed me treffen.”

BAHAMONT E S

13

Nick Nuyens: “Voor elke koers check ik of mijn voorwiel goed vastzit. Een overblijfsel na een pijnlijke val uit mijn kindertijd toen mijn voorwiel plots alleen verder reed en ik met mijn bakkes op de grond lag.”


MUSETTE BAHAMONTES’

Best

In elk nummer peilen we naar de koerspassie van een van onze medewerkers. Deze keer: Rik Van Puymbroeck, senior writer van De Morgen.

De keuze van Rik Van Puymbroeck

Favoriete wielerboek(en)

Favoriete wielercommentator

De mooiste pen in de wielerjour- “Dag Otto”, zei hij, toen Dag-Otto nalistiek is een Franse en JeanLauritzen als laatste zijn defecte Louis le Touzet van Libération motor in Parijs-Roubaix pasbundelde zijn beste verhalen in seerde en niemand anders dan Un Vélo dans la Tête. Hij leerde Jan Wauters had die spitsheid, me in de jaren 90 dat over die verfijnde taal en dat tempo. wielrennen schrijven ook mooi Maar ook in de analyse, dagemocht. Vandaag schrijft hij als lijks in Wat is er van de sport?, buitenlandjournalist voor zijn was Jan Wauters fenomenaal. krant even prachtig over andere oorlogen. En verder Het Zweet Favoriete renner der Goden van Benjo Maso, Van Santander naar Santander Hij woonde in ons dorp en van Peter Winnen en Kop in de zonder hem zou ik niet voor Wind van Wilfried de Jong. Bahamontes schrijven. Want zonder Walter Godefroot geen wielerpassie. De allereerste echte koersherinnering is zijn spurtzege op de ChampsLaurent Fignon. Een onvergelijkElysées in 1975 en hij glundebaar mooie parel is Voor altijd rend naast Jacques Chirac op Wereldkampioen, de Belga het podium staat. De eerste Sport-aflevering over Jean-Pierre koers die ik live zag, was Walters Monseré. En Nieuwe Helden van afscheidscriterium in Drongen Dirk Jan Roeleven in het spoor in 1979. Later hield ik van zijn van Argos-Shimano vermensepoulain Daniël Willems en van lijkte de Tour op prachtige wijze. de hele Telekom-ploeg die

Favoriete wielerfilm Ik begrijp de fascinatie voor A Sunday in Hell niet zo goed. Spannender (zelfs eind ‘89, nadat ik de afloop al lang kende) vond ik het wielerjaaroverzicht met de samenvatting van de Tour van dat jaar. Met de 8 seconden tussen Greg LeMond en de arme

En hij had een fantastische pen. Lees zijn verzamelde columns in Tong uit de Mond maar eens. Terugkomen kan hij helaas niet meer. Maar misschien kan Luc Van Langenhove dat wel, want ook hem mis ik op de radio. Vroeger was niet alles beter, maar dit toch wel.

Walter ging leiden. Wat had ik Jan Ullrich graag nog een Tour of twee zien winnen. De renner die vandaag zo dicht in de buurt van mijn wielerhart komt, is Greg Van Avermaet. Hij zal het palmares van Godefroot niet evenaren (twee keer de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik, tien ritten én groen in de Tour, twee keer Belgisch kampioen), maar hoe hij ouderwets strijdt van in de Omloop Het Volk tot en met het WK, verdient bewondering.

Mooiste wielerfoto

14

BA HAMO N TE S

©©Jelle Vermeersch

©©Luc Daelemans

In de douches van ParijsRoubaix legde fotograaf Luc Daelemans dit beeld vast. We werkten jarenlang samen en voelden elkaar blindelings aan. De ellende van Rolf Aldag zagen we allebei. Ik had er geen woorden voor, maar bij deze foto hoefde dat ook niet.


Favoriete wielerquote

©©Presse Sports

Johan Capiot

Mooiste wielergedicht Dit van Herman De Coninck:

“Ik heb nooit iets gepakt. Ze hebben het me altijd gegeven”

Spijtigste koersherinnering

Meest overschatte renner

Roger De Vlaeminck die bij de start van de Waalse Pijl, ergens in de jaren 90, kwam vragen of wij (journalisten) geen doorlaatbewijs voor hem te veel hadden. Bij de organisatie kreeg hij er

geen. Renners als Roger De Vlaeminck mogen in België wel wat meer respect krijgen. En gratis en overal in alle koersen een doorlaatbewijsje. Italianen zijn beter in monumentenzorg.

Axel Merckx. Het nadeel van zijn familienaam? Het voordeel, ja! Zonder die naam was hij niet eens prof geworden. En ja, hij won een rit in de Giro. Echt mooi. Maar verder? Brons in Athene. Dan ben je derde geworden in die koers.

Ierland de jonge spraakmakende nieuwkomer Lance Armstrong – ik vermoed als eerste Belgische journalist. Wat een branie had die jongen. Nadien sprak ik hem

kanker en voor hij terugkwam in het peloton verliet ik de wielerjournalistiek. Nooit meer gesproken, veel op tv gezien, vaak geschrokken. En toch.

Stijlrijkste renner

‘Zoals Eddy Merckx in de giro iedereen heeft murw gereden, zo schudt een gedicht onderweg alle overbodige woorden van zich af, Strafste persoonlijke wielerontmoeting handelt over jou en wint nog een keer of twee en telkens In september ‘92 interviewde was dat fijn. Eind ’96 kreeg hij ik voor een rit in de Ronde van de yang-prijs.’

Veel mooier dan Miguel Indurain op een tijdritfiets heeft er niet bestaan.

Favoriete koers

Mooiste koerslied Ploegsteert van Het Zesde Metaal, al dan niet met beelden van Frank Vandenbroucke in slowmotion erbij. Vooral de zinnen ‘Maar God es van ons p’rochie en riedt met de fiets’ en het weerkerende ‘‘k komme weer, ik ga der staan / ‘k ga niet ontgoochel’n, ‘k ga der staan’ snijden tot diep in de ziel.

Milaan-Sanremo. Op die dag begint de lente, eindelijk zie je alle grote renners terug. De spanning van de Poggio (hun Muur van Geraardsbergen, onmisbaar), de luchtbeelden van de bloemkassen en Fred De Bruyne die je nog elk jaar hoort zeggen: ‘Daar is de fontein’. En eindelijk terug op de Via Roma. Een loterij? Kijk eens naar de erelijst!

Minst geliefde renner

©©Presse Sports

Van Mario Cipollini heb ik nooit gehouden. Straffe gast, dat natuurlijk wel, enorme sprinter. En je kan charisma hebben, Mooiste maar moést al die show? Jezelf koersherinnering verkleden als Romeinse keizer? Een gele fiets als je een dag Heel veel, maar de recentste is de zege van Greg Van Avermaet de gele trui draagt? Bovendien voelde je veel minachting bij die in de Tour. Ik zat thuis alleen in de zetel en heb drie keer luid naar man. Hij was al de Koning van het Ego en toen bestond Twitter niemand geroepen: ‘Ja! Ja! Ja!’ nog niet eens. Dat kan wielrennen met je doen.

BAHAMONT E S

15


DE FIFTIES VAN

16

BA HAMO N TE S

#indetijdvanroger

# I N D E T I J DV A NRO G ER


T E KST

Rik Vanwalleghem FOTO ’ S

Dimitri Van Zeebroeck

Sinds de dood van Fiorenzo Magni is Roger Decock de oudste nog levende winnaar van de Ronde van Vlaanderen. Om hem en zijn zege in 1952 te eren rijden de renners dit jaar door zijn woonplaats Aarsele. Wij vroegen de WestVlaming (88) naar de koersgewoontes van zijn tijd. “Mijn fans organiseerden bals en kaartings om materiaal voor mij te kunnen kopen.”

H

alverwege het gesprek staat Roger Decock op. Hij stapt op me toe terwijl hij de bovenste knopen van zijn zorgvuldig gestreken hemd open doet. “Hier, voel eens!” zegt hij, en hij begeleidt mijn hand naar zijn bijna 90-jarige sleutelbeen. Mijn vingertoppen glijden over een richel, een onnatuurlijke bobbel die als een vreemd lichaam in hem huist. Ik huiver. “Er zit hier letterlijk iets scheef. Dat zei een kleermaker me jaren na de valpartij. Ik had me daar nooit iets van aangetrokken. Een renner was een plantrekker. We moesten alles zelf uitvogelen. Het was ieder voor zich, en God tegen allen.’’ Decock was gevallen tijdens een wedstrijd in Waregem. De hinder aan zijn sleutelbeen viel in het niets tegenover de helse pijn die hij voelde aan de elleboog. Die laatste werd verzorgd,

aan zijn sleutelbeen werd geen aandacht besteed, ook niet door Decock. Tot hij een nieuw pak ging passen. Plots zie ik zijn hand in mijn gezichtsveld verschijnen, vlak voor mijn neus. De top van de pink zwaait naar buiten, op zijn duim zit een knuist zo dik als een knikker. “Nog een valpartij, slecht neergekomen’’, zegt hij. “Heb ik zelf verzorgd, met plakband. Dat had beter gekund, zo te zien.” Decock spreekt over een tijd die prehistorisch in de oren klinkt. Zijn taal loopt daarmee parallel. ‘Bijaldien’ is een woord dat hij geregeld gebruikt. Of de uitdrukking ‘in mijne nu’. Als hij het woord neemt, begint hij in de helft van de gevallen met de staande uitdrukking: ‘Ik ga ne keer zeggen…’ “Ik ga ne keer zeggen: bij de start van de Ronde van Vlaanderen van

BAHAMONT E S

17


18

1952, die ik won, botste ik in Hotel Metropole aan het station van Gent op apotheker Cardoen, die ik kende uit Menen. Hij was naar mij op zoek, zei hij. Want hij had een middeltje meegebracht dat me zou beschermen tegen de regen en de kou die voor die zondag werden voorspeld. (In Sportwereld van de dag nadien was te lezen: ‘Het regende oude wijven en de wind sloeg alles kapot, koude smeltende sneeuw teisterde mens en dier, geen weer om buiten te komen.’) Cardoen nam me mee naar een kamertje en vroeg me al mijn kleren uit te doen. En daar stond ik dan te blinken, in mijne nu. Cardoen toverde een flesje tevoorschijn met zalf die hij zelf had gemaakt. Een melkachtig, vettig goedje waarmee hij me van kop tot teen zorgvuldig insmeerde. ‘Van de kou en de regen ga je niks meer voelen’, zei hij me, terwijl ik me weer aankleedde. En inderdaad, ’t was gelijk dat ik heel de dag heb rondgereden in een Leuvense stoof.’’

R O G E R D E C O C K —“Toet. (Dit wil zoveel zeggen als ‘toch wel’.) Ik had vrij vroeg een soigneur, Odiel Vandoorne. Die wreef voor en na de koers mijn benen in, droeg mijn materiaal, stopte mijn kapotte tubes. En hij stond onderweg klaar met de bevoorrading. Van medische assistentie was echter geen sprake. Een paar keer per jaar ging ik naar mijn huisdokter voor een routineonderzoek. De dag voor die Ronde van 1952 had ik dat trouwens ook gedaan. Hij verschoot zich een bult toen hij mijn polsslag in rust mat: 36 tikken in een minuut. Je weet, zoiets is ofwel zeer goed, ofwel zeer slecht nieuws. Hij gaf me voor de Ronde nog wat raad mee: ‘Vergeet vooral niet te eten.’ In die tijd moest ge gezondheid hebben uit uw eigen. Je probeerde carrière

BA HAMO N TE S

# I N D E T I J DV A NRO G ER

#indetijdvanroger

Pennepisse in de musette Een vaste soigneur, laat staan een vaste dokter, dat bestond in jouw tijd niet?

te maken met wat de natuur je had gegeven. Als er iets fout liep, was er nauwelijks begeleiding om je machien weer in gang te krijgen. Je at, dronk, trainde, leefde zoals je dacht dat goed was, je pikte links en rechts wat mee uit het milieu, iemand gaf je wat raad. Maar voor de rest: natte vinger en een stalen gestel. En plantrekkerij. Tijdens rittenkoersen kwamen we na de wedstrijd toe in ons hotel, waar aan de receptie onze valies stond te wachten. Dan mochten we die zelf via de trap naar boven sleuren, naar een kamer die ’s zomers dikwijls was herschapen in een oven en waar de muggen ronddansten tot je er zot van werd. Ik goot mijn bed dan vol met eau de cologne. In die hotels at je wat je werd voorgeschoteld. Die haricots verts die ze ons in Frankrijk dagelijks op het bord gooiden: vreselijk. Alleen op het einde van mijn carrière, bij FlandriaGuerra, kreeg ik meer professioneel advies, vooral vanuit Italiaanse hoek. De extrasportieve merken deden


‘Zo’n stuk vlees’, zei ze. Toen ze hoorde dat ik dat alleen ging binnenspelen schudde ze haar hoofd. ‘Het kan nooit goed zijn om zoveel vlees te eten voor een zware inspanning’, zei ze. Ze klonk zo overtuigend dat ik van dan af minder vlees ben beginnen te eten voor een wedstrijd.” Wat dronken jullie tijdens een wedstrijd?

hun intrede – Nivea, Elvéa, Maes Pils, Tigra – en daarmee begon het moderne tijdperk. Training, voeding: het bleek plots specialistenwerk. Ik heb zelfs nog een stage meegemaakt met het Guerra-team.” Heb je nog steeds een goeie gezondheid?

“Ik ga zeker niet klagen. De carrosserie piept en kraakt een beetje, maar het binnenwerk functioneert naar behoren. Ik ga maandelijks naar de dokter, neem als medicatie enkel een bloedverdunner. En ik begin mijn dag telkens met een half uur fitness: luchtfietsen, buikspieroefening, trekken aan zo’n spiraal. Ik rook niet, en drink geen bier. Wijn daarentegen: daar zeg ik geen neen tegen. Gaan we een flesje kraken?” (Decock opent met onachtzame routine een flesje rood.) Wat at je tijdens een wedstrijd als de Ronde?

“Ik pakte een viertal rijsttaartjes mee en een kwart kilo vijgen. Plus een twintigtal suikertjes die ik in zilverpapier draaide, zodat ze in

mijn achterzak niet zouden smelten van de nattigheid. Misschien had ik ook nog een boterham of twee met confituur mee, en wat pennepisse (pain d’épisse of peperkoek; red.). Ik nam geregeld ook een reep fondantchocolade mee, maar niet in die Ronde.” Wat at je vóór een wedstrijd?

“Mijn tijd was nog de biefstukkentijd. Naar een wedstrijd nam ik zelf een lap vlees en wat boter mee. We kleedden ons meestal om in een zaaltje van een café of bij particulieren, in de achterkeuken. Een uur voor de wedstrijd bakten we daar onze biefstuk. Ik herinner me een criterium in Deinze, in afwachting van den arrivé van een profwedstrijd. Ik reed nog bij de jeugd toen. Mijn vader Antoine had me naar café De Rotonde gevoerd, waar de waardin zo vriendelijk was mijn biefstuk te bakken terwijl ik me omkleedde. Toen ik in de keuken terugkwam was de tafel gedekt voor vier. Mijn vader vroeg waarom er vier borden stonden.

“Water. Thee met citroen. Ons werd wijsgemaakt dat we zo weinig mogelijk moesten drinken. Dat was niet goed voor de maag, was de algemene overtuiging. In tropische Tourritten kregen we niet meer dan vier of vijf bidons. We werden rozijnen, schreeuwden om water. We plunderden dan ook geregeld een café onderweg, of we stortten ons op een waterfontein op een of ander dorpsplein. Ook in zesdaagsen kregen we weinig drank. Let wel, we reden toen nog dag en nacht. Er moest altijd een renner van de ploeg op de baan zijn. Dan zweet je wat weg. Er viel geregeld een renner uit met uitdrogingsverschijnselen. Dat gebeurde onder meer met mijn ploegmaat André Rosseel in de Zesdaagse van Gent in 1953.” #indetijdvanroger

inpakpapier met roetkaars Hoe brachten jullie de winter door?

“Ik? Tijdens mijn eerste profjaren werkte ik ’s winters voor een beenhouwer. We sloten het seizoen af midden oktober, met de Sluitingsprijs in Putte-Kapellen. En pas met de Omloop Het Volk begin maart begon het circus weer.

BAHAMONT E S

19


“Een koerstruitje kreeg ik bij mijn eerste fiets. Een koersbroek kon er niet meer af. Ik reed mijn eerste koersen met de voetbalbroek waarmee ik bij de jeugd van RFC Menin had gespeeld”

Dat was meer dan vier maanden congé. Enfin, congé… we zaten niet stil, hè. We gingen geregeld in groep trainen, met een bende coureurs uit de streek. Juniors – zo noemden ze amateurs toen nog – onafhankelijken, profs. Ik was, zeker de eerste jaren, bijna altijd de jongste van de bende. We maakten tochten van een 200 kilometer, meestal tot aan de kust. Acht uur op de fiets, een gemiddelde van 25 per uur of daaromtrent. Er werd nooit gekoerst. We reden trouwens met een vaste pion, we moesten blijven doortrappen. Ons versnellingsapparaat installeerden we pas een paar weken voor het begin van het seizoen.” 25 per uur, dat is niet indrukwekkend?

“Ge moet weten, er lagen overal kasseiwegen toen. Soms lag daarnaast een fietspaadje met grind of asse. Daarop reden we gewoon ons tempo. Kilometers afmalen, beetje tetteren met elkaar. Niks interval of hoe heet dat? ’s Winters had ik ook mijn haringweken. Iedere morgen at ik op mijn nuchtere maag een pekelharing. Daarna at ik een boterham met koffie, en ik vertrok naar de training. Met enkele wortels op zak. Heb ik veel deugd van gehad. Soms ging ik nog alleen bijtrainen, als het werk in de beenhouwerij van Briek Roose dat toeliet. Ik verdiende daar een cent bij als uitdrager van vlees. Ik heb altijd graag veel kilometers gemaakt. In 1946 had mijn vader last van een pijnlijke huidziekte. Hij stuurde mij naar Dudzele, omdat daar een dokter woonde die een eigen zalf had die hem moest

20

BA HAMO N TE S

genezen. Ik was 17 en fietste van Menen naar Dudzele. En omdat ik nog nooit de zee had gezien, besloot ik een omweg te maken en tot aan de zeedijk te rijden. Dat was een ongelofelijke ervaring. Het strand lag nog vol met oorlogsafval. Er hadden toen nog niet veel mensen uit Menen de zee gezien. Er bestonden nog afstanden, toen.” Hoe beschermden jullie je ’s winters, tijdens die trainingen, tegen de kou?

“We trokken een gebreide, wollen trui aan en een golf- of pofbroek zonder zeemvel. We trokken lange kousen over de broek. En als het te koud was, trokken we getten (slobkousen; red.) over onze schoenen. Borst en rug beschermden we met bruin inpakpapier, ingestreken met roetkaars. Het papier slorpte het vet van de kaars op en werd waterdicht. Het zweet kon ook niet weg: na enige tijd zwom je in je eigen zweet.” Hoeveel wedstrijddagen telde een seizoen?

“Ik ga ne keer zeggen… tachtig, negentig misschien. A peu près. Dat viel wel mee. In het voorjaar was er iedere week een wedstrijd. De drukste periode kwam met de Tour. In 1954 zat ik in een periode van 51 dagen 49 dagen in het zadel: dik drie weken Tour en daarna 25 criteriums op rij. De wedstrijden en etappes waren toen wel gemiddeld 30 tot 50 kilometer langer dan nu. En we gingen geregeld met de fiets naar een koers. Bij de jeugd reed ik geregeld 100 à 150 kilometer heen en terug naar een wedstrijd. In 1950, toen ik prof werd, kocht ik mijn eerste wagen, een DKW-tweetakt. Heb ik heel België mee afgereden.”

# I N D E T I J DV A NRO G ER

#indetijdvanroger

drie minuten om een wiel te vervangen Je reed je eerste koers in augustus 1943, in volle oorlogstijd. Je was net 16. Met welk materiaal trok je ten strijde?

“De oorlog had tenminste nog het voordeel dat er geld te verdienen


was met de smokkel, zeker in Menen vlakbij de Franse grens. Als knaap reed ik met de fiets geregeld tot in het Franse Steenvoorde, waar ik dan 50 kilogram tarwe kocht, die ik verdeelde over mijn bagagedrager en mijn stuur. Via sluipwegen fietste ik door het Heuvelland terug naar Menen, met het risico dat gendarmes of douaniers mij zouden

onderscheppen. Maar het was de moeite waard. We verkochten de tarwe op de zwarte markt en maakten op één lading 800 frank winst. Je moet weten dat een werkman toen geen 1000 frank per maand verdiende. Op die manier legden we thuis een spaarpotje aan waarmee we onder meer mijn eerste fiets betaalden.”

Welk merk?

“Het was een JAM, die mijn vader kocht bij een fietshandelaar in Kortrijk. Ik kreeg een mooi blauw truitje met de merknaam erop cadeau. Een koersbroek kon ik me niet meteen veroorloven, ik reed mijn eerste koersen met de voetbalbroek waarmee ik bij de jeugd van RFC Menin had gespeeld.

BAHAMONT E S

21


22

BA HAMO N TE S

# I N D E T I J DV A NRO G ER


“Met de Ronde van Vlaanderen heb ik in 1952 in totaal 29.000 frank verdiend. Een jaar eerder had de overwinning in Parijs-Nice me 43.000 frank opgebracht. Daarmee kon ik een nieuw huis kopen in Menen” Die JAM had ons 8.000 frank (200 euro; red.) gekost. Dat was veel geld toen. Vleugelmoeren, geen derailleur. Er zat een versnelling op van 50x17. Die was een beetje te groot voor mij, bergop was het lastig. Maar het ging wel. De Ronde van 1952 won ik met een verzetje van 47x14. Dat is dik 7 meter. Daar lachen ze nu mee. Bij Lucien Vlaemynck kochten we twee tuben, voor 1.500 frank per stuk. Geen reservetuben, want het geld was op. Plat vallen betekende dat de wedstrijd gedaan was. Later, bij de profs, verscheen ik aan de start met twee reservetuben: een rond mijn nek en schouders, en een onder het zadel. Soms nam ik nog een derde tube mee, voor ambetante ritten zoals in de Ronde van Marokko waar de wegen zeer slecht waren, of in de Tour, bij bergritten, omdat de wegen van het hooggebergte vol steenslag en grind lagen. Als je plat viel of mechanische problemen had, moest je de boel toen nog zelf herstellen. Om een tube van een achterwiel te vervangen had ik ongeveer drie minuten nodig: vleugelmoeren losdraaien, wiel uitnemen, de tube die op de velg vastzat met een plaklint lostrekken, een nieuwe tube over het wiel trekken, oppompen. Later werd de pomp vervangen door een gonfleur met samengeperste lucht. Daarmee kon je twee tuben opblazen. Dat ging veel sneller dan met een handpomp.’’ Kreeg je een fiets van je ploeg, toen je in 1950 prof werd?

“Jawel, bij het Franse Alcyon was dat: een fiets, een ketting, enkele tuben van het merk d’Alessandro, een Simplex-versnellingsapparaat. Mijn maandgeld bedroeg nog geen 200 frank. Dat viel wat tegen. Ook over de fiets was ik niet zo content:

er zat geen snelheid in, het was een strijkijzer. Ik ben het jaar erop meteen overgestapt naar een Bertin-fiets, waar ook Berten Sercu, de vader van Patrick, mee reed. Ik heb nog andere merken gehad: Van Hauwaert, Thompson, Guerra, Flandria. Vooral die Thompson was een aangename, vinnige fiets. Ik won er in 1954 een rit mee in de Ronde van België met aankomst in het Heizelstadion. Daar zaten 50.000 mensen opeengepakt, in afwachting van de voetbalinterland tegen Frankrijk. Die draaide uit op een gelijkspel, 2-2. Rik Coppens maakte de twee Belgische doelpunten.” Maar voor het meeste koersmateriaal moesten jullie zelf zorgen?

“Mijn koershandschoenen waren lederen mannenhandschoenen waarvan ik de vingertoppen had weggeknipt. Mijn koersschoenen werden met de hand gemaakt door een schoenmaker. Daar moest je eerst een tijdje mee rondrijden, tot je de afdruk van de pedalen op de zool goed kon zien. De schoenmaker nagelde op die plaats dan twee schuine stukken leer, de voorlopers van de metalen schoenplaatjes, want die kwamen pas vanaf 1954 op de markt. Ik had vooral veel aandacht voor mijn zadel. Ik reed met een Brooks, model 17. Een beauté, dat zadel. Dat moest wekenlang ingereden worden, eerst door mijn soigneur die er zijn postronde mee deed, daarna door mezelf. Een zadel werd gesneden op maat van een coureur, een specialiteit die al lang niet meer bestaat. Als het zadel nat was geworden, werd het in model gehouden door het vol te proppen met papier. Als het droog was, werd er paardenvet op gesmeerd om het tegen de nattigheid te beschermen.”

BAHAMONT E S

23


Was er nog geen helmplicht? In het boek dat uw kleindochter schreef, Roger Decock – Sluw en Slim, staan hooguit een vijftal foto’s waarop je een worstenhelm draagt.

“Ik ga ne keer zeggen… De veiligheid toen!? Er waren toen ook nog geen veiligheidsgordels in de auto’s. Op de piste droeg ik altijd een worstenhelm. Maar op de weg slechts nu en dan. Het had ook met geld te maken. Wat niet noodzakelijk was, kocht je niet. Wij waren een soort zelfstandigen, die ook en vooral op de kosten moesten letten. Een koerstruitje droegen we tot het uit elkaar viel. Met dat Jam-truitje heb ik gereden tot ik prof werd. Een kapotte broek werd door moeder genaaid. We kloegen niet. We wisten van niet beter.” #indetijdvanroger

het kaf van het koren Eens je prof was begon je toch geld te verdienen?

“Prijzengeld en premies vooral. Al ging mijn loon er jaar na jaar wel op vooruit. In 1956 had ik al een maandloon van 7.000 frank, en dat gedurende tien maanden per jaar. In 1960 kreeg ik bij Mann 8.000 per maand, voor twaalf maanden. Maar inderdaad, het waren vooral de prijzen die onze beurs spekten. Bij de onafhankelijken leverde een overwinning 900 tot 1.200 frank op. Bij de profs ging dat in de kermiskoers al over 3.500 tot 4.000 frank. In grotere koersen en klassiekers kon je veel rapen. In mijn eerste profjaar won ik de Vijfbergenprijs Kortrijk-Moeskroen, na een solo van meer dan 100 kilometer. Ik stak de ene premie na de andere op zak, voor in totaal 6.000 frank. Als winnaar kreeg ik dat bedrag nóg eens. Voor een pas getrouwde man was dat mooi meegenomen. Als winnaar van de Ronde van Vlaanderen in 1952 kreeg ik 6.000 frank. Ik was ook als tweede over de top van de Muur van Geraardsbergen gefietst: nog eens 3.000 frank erbij. Louison Bobet was daar als eerste gepasseerd en kreeg 10.000 frank, méér dus dan de winstpremie. Mijn ploegleider Bertin gaf me daarbovenop een premie van

24

BA HAMO N TE S

# I N D E T I J DV A NRO G ER


20.000 frank. In totaal heb ik die dag dus 29.000 frank verdiend. Een jaar eerder had de overwinning in ParijsNice me 43.000 frank opgebracht. Daarmee kon ik een nieuw huis kopen in Menen.” Reed iedereen voor eigen rekening?

“Zekerlijk. Binnen een merken- of landenploeg waren er nauwelijks afspraken. Er was geen sprake van elkaar uit de wind te zetten of spurten aan te trekken. Er werd van bij het begin geschift. Het kaf vloog meteen van het koren. Je kon je niet zoals nu 150 of 200 kilometer lang schuil houden in de buik van het peloton. In de finale maakte je wel eens bij gelegenheid een afspraak met een concurrent, maar alleen als je er zeker van was dat je geen winstkans meer had. Dat gebeurde over de ploeggrenzen heen. In de Ronde van 1952 was ik voorop met Schotte en Petrucci. Je zou denken dat we als Belgen een afspraak zouden maken om die spaghettivreter te kloppen.

Maar Briek en ik hebben geen woord gewisseld. We wilden allebei winnen, zo simpel was het.” Maar solidariteit was er wel. Zoals toen je in 1951 vlak achter Wim van Est stopte nadat hij bij de afdaling van de Aubisque een ravijn indook?

“Ik zag het voor mijn ogen gebeuren. Was ik toen niet gestopt, dan had wellicht niemand gemerkt dat er iets met de geletruidrager was gebeurd. Dan lag hij er misschien nog. Maar ik vond het normaal dat ik halt hield en enkele volgers deed stoppen om hen op het incident te wijzen. Dat oponthoud heeft me minuten gekost en dus wellicht ook een plaats bij de top 5 van die Tour.” Het heeft wel bijgedragen tot je populariteit, die altijd zeer groot is geweest.

“Ik heb altijd veel supporters gehad. Na mijn eerste profseizoen in 1950 telde de club in café De Sportclub meer dan vierhonderd leden. Zij organiseerden een bal en kaartingen

om met de opbrengsten materiaal voor mij te kunnen kopen.” De wielersport is de jongste halve eeuw drastisch veranderd. Boeit het je nog?

“Ik ga ne keer zeggen… de koers is nog altijd hetzelfde. Op het eerste gezicht zou je denken dat er veel is veranderd, maar dat is niet zo. De koers is nog altijd even lastig, nog altijd even mooi. Er zijn nog altijd Flandriens, er zijn nog altijd loodzware koersen. Kijk naar Gent-Wevelgem van vorig jaar: iedereen die daar het einde haalde, is een Flandrien. Trouwens, in mijn tijd bestond die naam niet, de pers heeft dat pas later uitgevonden. Maar de essentie is gebleven: om vooruit te geraken, moet je op de pedalen duwen. En heb je een frisse kop nodig. Het hoofd en de benen. Om te slagen, heb je gezondheid, discipline, sluwheid en doorzettingsvermogen nodig. Dat was vroeger zo, en dat is nog altijd zo. Het is daarom dat ik nog altijd zot ben, zot van de koers.

BAHAMONT E S

25


SUPER “Ik hoop d

SAGAN

van mijn at ze straks regenoo alleen d gtrui zu e achter llen zien kant ”

26

P E T E R

SAG A N


T E KST

Jonas Heyerick FOTO ’ S

Diego Franssens

Of hij nu een Tourrit verliest van Greg Van Avermaet, zijn benen niet scheert, in de kont knijpt van een bloemenmeisje of een geweldige speech afsteekt na een wereldtitel: Peter Sagan is altijd wereldnieuws. En straks ook topfavoriet voor de 100ste Ronde.

E

Proloog

en grijze novembernamiddag. Peter Sagan rijdt – kop in de kas, een piemelverzetje draaiend – langs een kanaal waar de term loodrecht voor lijkt uitgevonden, waar de wind hard blaast en waar de meeuwen luid krijsen. Sagan valt op. Het flashy waspoederwit van zijn regenboogtenue – trui én broek – blikkert onder een flets winterzonnetje. Sagan en zijn trainingspartner doen het rustig aan, maximum 32 per uur. Plots horen ze iemand zuchten. Een wielertoerist in het wiel. Het is niet de eerste vandaag, wellicht ook niet de laatste. De wereldkampioen weet wat er gaat komen. En jawel. “Peter, can I take a picture?” Sagan knikt. Waarom ook niet. Die regenboogkleurtjes zijn nu eenmaal een magneet. De toerist gaat een beetje rapper rijden, om voor Sagan uit te komen, en haalt zijn smartphone boven. Net als de toerist, half omkijkend, zijn foto wil maken, schreeuwt Sagan het uit: ‘Watch out!’ De toerist schrikt zich rot, draait zijn hoofd, beweegt te bruusk met zijn stuur en kukelt op een haar na het kanaal in. Terwijl Sagans trainingspartner niet meer bijkomt van het lachen, trekt een geamuseerde grijns de lippen

van de Slowaak scheef. Dit staaltje humor is de wereldkampioen ten voeten uit.

Honeymoon aan de Noordzee Het tafereel speelde zich deze winter af. Niet in het mondaine Monaco waar Sagan al een tijdje woont, niet in het warme Gran Canaria waar Tinkoff deze winter zijn eerste twee ploegstages hield, en net zomin in Slowakije, het vaderland van de 26-jarige wereldkampioen. Het was in Oostduinkerke, lieflijk oord aan de Noordzee. De smaakmaker van het voorbije wielerseizoen trainde er een week in The Wave Health Club, het gezondheidscentrum waar ook Tinkoff-ploegdokter Peter Lagrou praktijk houdt en kinesiste Sabine De Leeuw mooie resultaten boekt. Sagan noemde het in de kranten niet onlogisch zijn honeymoon, nadat hij een paar weken eerder in het huwelijksbootje was gestapt met zijn vriendin Katarine. Vrouwlief was er wel bij in Oostduinkerke, maar veel zal ze toch niet genoten hebben van haar kersverse echtgenoot op die geïmproviseerde huwelijksreis. De heer Sagan was vooral bezig met zichzelf en met wat komen zou, zijnde: het wielerseizoen 2016.

Tijdens het afgelopen seizoen – het seizoen van de regenboog – ondervond de Slowaak regelmatig hinder aan zijn knie en heup. Bovendien had hij het gevoel dat hij tijdens de finales van de klassiekers zijn spierkracht niet optimaal kon benutten. En dus deed hij in The Wave Health Club aan spierversterkende oefeningen en blessurepreventie. Bahamontes mocht op audiëntie bij de wereldkampioen. In een welgekomen pauze tussen de squats, de evenwichtsoefeningen en de krachttraining door vliegen we er meteen in. Een gesprek over Vlaanderen, een gesprek over de Ronde.

Houden van Flanders Zijn eerste deelname aan Vlaanderens Mooiste, in 2011, was geen voltreffer. Integendeel. “Ik had nochtans goede benen. Na de Oude Kwaremont reed ik in vijfde positie. Ik zag mogelijkheden. Maar in de afdaling richting Paterberg brak het frame van mijn fiets. Ik heb 10 minuten staan wachten op de volgwagen die me een nieuwe fiets moest geven. Daarna ben ik nog als een gek beginnen te achtervolgen, maar ik zat moederziel alleen. Alle volgwagens vlogen me voorbij, de moed zakte me in de schoenen. Ik wist dat het een verloren strijd was en gaf op. Met pijn in het hart, dat wel. Want ik geef niet graag op, en al zeker niet in de Ronde van Vlaanderen. Want ik was meteen weg van die koers. Ik herinner me die eerste start in Brugge. Die massa volk, dat grote podium waar elke renner op moest om het startblad te tekenen, dat applaus… Crazy! Die sfeer, die steun aan de renners vind je only in Flanders.”

BAHAMONT E S

27


“Het zou een eer zijn om in de voetsporen van Tom Boonen te treden. Toen hij me meteen na de finish van het WK kwam highfiven, was dat voor mij een absoluut hoogtepunt in mijn carrière”

De ogen van de wereldkampioen blinken als hij over Flanders spreekt. “Ik hou van de Vlaamse koersen: Gent-Wevelgem, Harelbeke, Dwars door Flanders.” Voegt hij er nog één koers aan toe, waaruit je veel kan afleiden over Sagan en zijn liefde voor de koers: “Het Volk.” Niét Omloop Het Nieuwsblad, zoals deze koers ondertussen al sinds 2009 heet. Sagan schudt het hoofd. “Toen ik jong was, heette die koers Omloop het Volk. In mijn hoofd is dat nog steeds zo.” Sagan kent de geschiedenis van zijn sport. Zelf zat hij als kind minstens twee zondagen per jaar voor de buis. Koste wat het kost. “Voor de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix, mijn absolute lievelingskoersen. De weersomstandigheden – wind, regen, modder – de korte, nijdige hellingen, de kasseien, de valpartijen… In mijn herinnering gebeurde er tijdens die koersen op elk moment iets.” Maar vraag Sagan of de Ronde van Vlaanderen dan dé koers is die hij, als hij er slechts eentje mag kiezen, dit jaar absoluut wil winnen, en hij schudt het hoofd ostentatief van niet. “Ik wil helemaal niet kiezen. Ik wil alles winnen.” Sagan verbetert zichzelf meteen. “Tenminste, ik wil alles proberen te winnen. Maar wil niet iedereen dat?” Sagan lijkt oprecht verbaasd als ik hem vertel van niet.

Kippenvel op de Kwaremont

Sagan keek als kind dan wel naar de Ronde, maar zijn eerste persoonlijke kennismaking met ons land was niet op de kasseien, maar in de modder. Sagan kwam hier veldrijden. In 2007, op zijn 17de, won de Slowaak zelfs de

Die conditie heeft hij meestal wel als de maand april eraankomt. Want na die opgave bij zijn debuut mag het palmares van Sagan in Vlaanderens Mooiste best gezien worden. 2012: 5de. 2013: 2de. 2015: 4de. Alleen 2014 valt een beetje uit de toon: 16de. Zijn mooiste herinnering komt uit de Ronde van 2013. “Tijdens de laatste passage over de Oude Kwaremont, met nog 17 kilometer tot de streep, trok Fabian Cancellara door. Full gas! Ik was de enige die kon volgen, al moest ik tussen mijn kader gaan

BA HAMO N TE S

P E T E R

Kasseikraker

28

Superprestigemanche voor juniores in Diegem. Want jawel, ook als crosser was Sagan een kanjer. “Door mijn crosspassages in België leerde ik jullie als een écht koersvolk kennen. Naar die bewuste juniorescross in Diegem kwam meer volk kijken dan naar eender welke profcross in Slowakije.” Na de modderpassages kwamen ook de Vlaamse hellingen en kasseistroken aan de beurt. Sagan was er meteen weg van. Maar een lievelingsbult in de Vlaanders heeft hij niet. Hij lacht zijn tanden bloot. “Mijn conditie bepaalt hoe graag ik welk bergje oprijd. Maar als ik in topvorm ben, verkies ik sowieso de kasseihellingen. Zelfs de steile. Op de Paterberg en de Koppenberg zie ik af, maar de meeste anderen zien daar nog meer af dan ik.” Opnieuw een grijns. Aan zelfvertrouwen geen gebrek bij Sagan. Hoewel de Tinkoff-kopman deze winter een week in Vlaanderen verbleef, is hij geen kilometer op het parcours gaan trainen. “Daar had ik de conditie niet voor. Toen nog niet.”

SAG A N

hangen om zijn wiel te kunnen houden. De juichende massa, de hartslag die ik tot in mijn slaap voelde bonken… Dat was een kippenvelmoment, en dan moest de Paterberg nog komen. Een even groot gekkenhuis. Ik werd dat jaar tweede, maar sindsdien weet ik 100 procent zeker dat ik Flanders kan winnen.” Aan de editie van vorig jaar wordt Sagan liever niet meer herinnerd. “Ik startte als topfavoriet. Dus reed iedereen de hele koers op mijn wiel. Niks plezant aan.” Dat het dit jaar ook zo zou kunnen uitdraaien, zeg ik, met die opvallende regenboogkleuren om zijn lijf. Sagan haalt zijn schouders op. “Dat zien we dan wel weer. Elk jaar is anders. Maar inderdaad, opvallen zal ik zeker doen. Ik kan alleen maar hopen dat ze vooral de achterkant van mijn wereldkampioenentrui zullen zien dit jaar.”

High five van Boonen Als Sagan dit jaar de Ronde wint, is hij de eerste regerende wereldkampioen sinds Tom Boonen die dat klaarspeelt. “Het zou voor mij een hele eer zijn om in de voetsporen van Tom Boonen te treden. Voor mij is Tom a very special rider. Toen hij me meteen na de finish van het WK in Richmond een high five kwam geven om me te feliciteren, was dat voor mij een absoluut hoogtepunt in mijn carrière.” Boonen was niet de enige die Sagan kwam feliciteren. Die vele high fives waren meer dan vlugge felicitaties aan het adres van de nieuwe wereldkampioen. Ze waren een uiting van appreciatie en respect. Want Sagan is graag gezien


in het peloton. Omwille van zijn manier van koersen – zijn ongeziene aanvals­lust, zijn durf en lef, zijn goesting om er overal het beste van te maken – maar vooral zijn manier van ‘zijn’. De grapjes, de schouderklopjes aan de collega’s, de helpende hand op de rug tijdens een zware klim… Sagan is mateloos populair in het peloton. Hij antwoordt door zijn schouders op te halen. “Ik probeer gewoon mezelf te zijn. En me te amuseren op de fiets. Meer is het niet.”

Anoniem in Monaco Sagan is niet alleen een populaire jongen onder collega’s. In zijn thuisland Slowakije is hij een echte superster. “Het is zelfs zo erg dat ik de deur niet meer uit kan zonder aangeklampt te worden. Een beetje vervelend soms, en de belangrijkste reden waarom ik in eigen land nog zo weinig buitenkom. Anders verlies ik te veel tijd. Handtekeningen geven, op de foto gaan, een babbeltje slaan…” Een geluk dus dat Sagan al een tijdje in Monaco resideert. Het

Prinsdom is een ideaal oord om er, ook als wereldster, in de anonimiteit te verdwijnen. “De Monegasken laten je met rust, er wonen zoveel sterren. Alleen in de vakanties is het wat lastig, omdat veel Slowaken naar Monaco komen, gewoon om er eventjes geweest te zijn.” Ik vertel Sagan over die keer dat ik Tom Boonen ging interviewen in Monaco. Om 14 uur wilden we nog een hapje gaan eten in het beste vleesrestaurant van het Prinsdom. We arriveerden aan het restaurant op hetzelfde moment als Michael Schumacher en twee vrienden. En net als wij kreeg Schumacher te horen dat de keuken helaas al dicht was en dat we maar een andere keer moesten terugkeren. Wereldster of niet. Sagan lacht luid. “Héél herkenbaar. In Monaco kijkt men niet naar status of bekendheid. Iedereen is er gelijk voor de wet. Ik hou daar wel van.” Sagan kijkt op zijn horloge. Staat recht en excuseert zich. “Sorry guys, duty calls.” En weg is de wereldkampioen. Het zweet wacht.

Epiloog Sabine, de kinesiste, stelt een muurtje op met een soort legoblokken voor volwassenen. Het is de bedoeling dat Sagan vanuit stilstand op dat muurtje springt. “Die oefening is goed voor je explosiviteit én stabiliteit.” Sagan knikt en springt. Fluitje van een cent, en dat laat hij ook blijken. ‘Is het dit maar?’ zie je hem denken. Tot Sabine het muurtje verhoogt en je een flikkering in Sagans ogen ziet. Een spelletje! Competitie! Sagan springt. Makkie. Opnieuw een blok erbij. Dat herhaalt zich nog twee keer, en je ziet ploegdokter Peter Lagrou steeds bezorgder kijken. Een blok later grijpt Lagrou in. De angst voor blessures wordt te groot. Sagan meesmuilt als een kleuter die net te horen heeft gekregen dat hij die kleurige lolly níet krijgt. Hij dringt aan, maar Lagrou houdt voet bij stuk. Te gevaarlijk. Drie minuten later moet de dokter even weg. Sagan aarzelt niet. Een blok erbij, én springen. Een grijns van oor tot oor. De wereldkampioen ten voeten uit.

BAHAMONT E S

29


RONDERENNERS

door Nesten, Karikatuurkoning van de koers 1ste in 2000, 3de in 1994, 1995 en 1998

14de in 2006

12de in 2012

8ste in 2001

1ste in 1944 en 1946, 3de in 1955

3de in 2008

1ste in 1979 en 1983, 3de in 1977, 1980 en 1981

2de in 2004, 2006 en 2007

2de in 2012

enige deel­name in 2013 bij Omega Pharma– Quick Step, opgave

1ste in 2015

7de in 2006

30

BA HAMO N TE S


1ste in 2007, 3de in 2012

7de in 1970

32ste in 2014

5de in 1973

1ste in 1999 en 2003, 3de in 2002, 2005 en 2006

9de in 1991 9de in 2015

1ste in 2010, 2013 en 2014, 3de in 2011

1ste in 1969 en 1975, 3de in 1967, 1970, 1973 en 1974

1ste in 1949, 1950 en 1951

1ste in 1942 en 1948, 2de in 1944 en 1950 en 3de in 1940, 1946, 1949 en 1952

9de in 1963

BAHAMONT E S

31


Poëet tussen pen en pedaal

WILLIE VERHEGGHE

T E KST

Lander Deweer

FOTO ’ S

Diego Franssens

32

BA HAMO N TE S

Hij schrijft nog elke dag, meestal ’s avonds en altijd met inkt. Zijn handschrift is steeds minder vast, de liefde voor de koers onwankelbaar. Wielerdichter Willie Verhegghe over schoonheid en tragiek, de koers en het leven, de dijen van Museeuw en de ultieme demarrage van zoontje Miguel. “De pedalen van zijn fiets staan voor altijd stil.”

W I LLI E

V ERHEG G HE


BAHAMONT E S

33


DE MAGIE DER NAMEN

Zeven was ik, de Tour een-en-vijftig toen hij mijn dorp in twee delen kliefde en in mijn jongenskop de magie der namen in één dag meer dan verdubbelde. Caesar, Napoleon en Godfried van Bouillon kwamen plots in éénzelfde ploeg terecht met wielerkrijgers die glanzend pronkten op strooibriefjes of simpelweg op de fiets: André Darrigade, Pierre Molineris, Gerrit Voorting, Wout Wagtmans, Jean Brankart, Germain Derycke, Dalmacio Langarica, Francisco Massip, Roger Hassenforder, Apo Lazarides. Die dag stak de sierlijke Louison Bobet in Rijsel zijn armen zegevierend in de lucht. Nu nog klinken hun namen als Mozart in mijn oor.

“M

34

ijn eerste gedicht heb ik geschreven toen ik 11 was. Vraag me niet waarom, ik weet dat niet. De titel was Ons College, het werd gepubliceerd in het collegetijdschrift. Fier dat ik was. Sindsdien ben ik altijd gedichten blijven schrijven. Een rare microbe die niet klein te krijgen is. Dat geldt trouwens ook voor het wieler­sportvirus dat me elk jaar opnieuw in zijn greep houdt. Een grage ziekte, zalige zalf op de dagelijkse wonden. Mijn vroegste herinnering aan de wielersport ligt bij de ouders van mijn moeder. Zij woonden in de buurt van het station van Denderleeuw, waar ik ben geboren en opgegroeid. Mijn grootvader, JanBaptist zaliger, was een grote struise man. Ik keek naar hem op. Op een dag stond hij te huilen bij de radio,

terwijl hij naar de koers luisterde. Ik zie hem nog altijd staan in die donkere middenplaats van dat grauwe huis waar het altijd muf rook, alsof de pas voorbije oorlog er nog in rare geuren nazinderde. De tranen liepen uit zijn ogen. Hij was altijd emotioneel als er een Belg won. Mijn verste visuele herinnering aan de koers is de kalende Italiaan Fiorenzo Magni die solo mijn geboortehuis passeerde, op weg naar zijn derde opeenvolgende zege in de Ronde van Vlaanderen. De zwaantjes reden in hun lange zwarte jassen voorbij, op grommende, blauwe Harley Davidsons, en ik klampte me angstig vast aan de broekspijpen van mijn vader. De volgende herinnering is de passage van de Tour door Denderleeuw in 1954. Die kleurrijke en lawaaierige reclamewagens, die roodharige

BA HAMO N TE S

W I LLI E

V ERHEG G HE

Yvette Horner die bovenop een sierlijke Citroën de musette speelde, de lange sliert bruingebrande mannen gebogen over hun stuur: ik zag het met open mond gebeuren. Mijn vader werkte bij de spoorwegen in Vorst – zijn overalls stonden stijf van de smeer en de olie als hij thuiskwam – maar die dag had hij verlof genomen. Zijn baas was er ook. Op die manier begon de magie van de koers mij stilaan te dagen. Ik was verkocht. Mijn vader en moeder, Maurice en Marie-José, waren simpele boerenmensen. Ze hadden niets met de koers te maken. Of toch een beetje, de oudste broer van mijn moeder heeft nog gekoerst. Waarschijnlijk geen platte prijs gereden, maar op familiefeesten werd er mee uitgepakt. Tijdens de oorlogsjaren reed hij met zijn zware fiets naar Brussel, waar hij in dienst van een slager vlees aan huis bedeelde. Dat fascineerde me enorm. Ik was geen groot studietalent. Fietsen en schrijven, dat was mijn ding. Dus ben ik aan het Pershuis in Brussel journalistiek gaan studeren. Het leek een boeiende job en ik had er blijkbaar aanleg voor. Na mijn eindwerk kreeg ik aanbiedingen van een grote Brusselse krant, maar samen met mijn vrouw heb ik beslist om het niet te doen. Ik wou een rustig leven, geen jachtig gedoe zonder tijd voor een gezin. Uiteindelijk heb ik mijn hele loopbaan op het Ministerie van Cultuur gewerkt, hoofdzakelijk als redacteur van hun maandblad. Op die manier kon ik toch enig journalistiek werk leveren. Ik heb zelfs mijn twee


jeugdidolen mogen interviewen: Hugo Claus en Rik Van Looy. In mijn allereerste gedichtenbundel, verschenen toen ik een prille twintiger was, stonden al twee wielergedichten. Eén over de Giro en één over de Zesdaagse van Gent. Om maar te zeggen: de koers is in mijn lyrisch werk altijd aanwezig geweest. Maar jarenlang heb ik met de stempel ‘dichter van de mongooltjes’ rondgelopen, omdat ik in het begin van mijn carrière drie bundels over en ten bate van mentaal gehandicapten heb geschreven. Op een rare manier ben ik altijd iemand geweest die sukkelaars en verdrukten een duwtje in de rug wou geven. Ik heb een groot rechtvaardigheidsgevoel. Ik vind dat de hele wereld onrechtvaardig is. Van bij de geboorte heb je prijs: mooi of lelijk, rijk of arm, slim of dom, het is meteen bingo. Fundamentele oneerlijkheden, ik heb daar enorme problemen mee. Ik weet niet vanwaar dat komt. Ik kan niet tegen macht, ik duld geen bazen en ik heb een stout bakkes. (zwijgt, denkt na) Ik ben een product van de Tweede Wereldoorlog. Zonder de gruwelijke strapatsen van Hitler zou ik er niet zijn. Mijn vader heeft een deel van zijn legerdienst in Denderleeuw gedaan en daar heeft hij mijn moeder leren kennen. Op de kermis op het Stationsplein. Hij heeft met haar de boerencharleston gedanst, al was dansen niet zijn ding. Dat van mij ook niet trouwens, ik dans alleen op pedalen, af en toe. Maar zie je, zonder de oorlog was ik er nooit geweest. Misschien komt mijn engagement uit dat besef voort, hoe bizar gestuurd het ook is.

Alles wat mij nauw aan het hart ligt, is intussen in mijn werk aan bod gekomen. De massale dood van mijnwerkers in Marcinelle; mijn sporthelden Ivo Van Damme, Cassius Clay en Diego Maradona. Ik heb ook twee bundels met antioorlogspoëzie uitgebracht, waaronder een themabundel over Wilfred Owen, de Britse war poet die één week voor het einde van de Groote Oorlog sneuvelde. Zijn brieven naar het thuisfront hebben me diep ontroerd. Ik was blij dat ik ermee klaar was, want ze hakten er flink in.

Peyresourde, mijn eerste wielerbundel, is in 1987 verschenen. Het was direct prijs. Ik stond op de voorpagina van twee kranten, Gazet van Antwerpen en Het Nieuwsblad, samen met Eddy Merckx, die op de presentatie aanwezig was. Vanuit de literaire wereld voelde ik toen zelfs een aantal jaloerse blikken. Kort na de publicatie liep ik op de Boekenbeurs Herman De Coninck tegen het lijf. ‘Ha,’ zei hij, ‘de coureur is daar.’ Het was een compliment, dat weet ik zeker.

BAHAMONT E S

35


Toch heb ik altijd moeten vechten voor erkenning. Als ze mij al kwamen interviewen, was het voor de sportpagina’s. Cultuurjournalisten vonden mij te min. Over mijn dichtbundel Door de Muur is geen letter verschenen. Mijn eerste en enige roman, Vlaams Vlees, heeft geen aandacht gekregen. Allicht was ik te kritisch voor Vlaanderen, ook al gingen veel schrijvers me daarin voor, mijn goede vriend Louis Paul Boon op kop. We moeten het zeggen zoals

het is: Vlaanderen is een klotegewest. We zijn allemaal schatrijk en we zijn allemaal schandalige egoïsten. Ik ga veel liever naar Wallonië. Daar is meer solidariteit. Wat moet je doen om als dichter serieus te worden genomen? Kneuterige liefdesgedichten over je eigen kleine ik schrijven? Dat interesseert me geen fluit. Ik heb twee bundels met liefdespoëzie gepubliceerd, maar ik blijf erbij dat de liefde veel mooier is in de realiteit

“Ik verzamel gesigneerde foto’s van verongelukte renners. Onlangs heb ik er een van Stan Ockers op de kop getikt. Simpson, Monseré, Galvez, Weylandt en Agostinho heb ik ook al. Ooit wil ik er een bundel mee samenstellen” 36

BA HAMO N TE S

W I LLI E

V ERHEG G HE

dan op papier. Altijd maar in jezelf zitten peuteren: wie wil dat eigenlijk lezen? De Muur is voor mij een zegen geweest. Bert Wagendorp heeft me van bij het begin in 2002 bij dat Amsterdamse wielertijdschrift betrokken en daardoor kon ik de voorbije tien jaar intens wielergedichten blijven schrijven. Vergis je niet: ik heb in de literatuur een paar mooie momenten beleefd en mensen meegemaakt, mijn vriendschappen met Boon en Simon Vinkenoog onder meer, maar ze zijn schaars en ze wegen niet op tegen die in de sport. Hoe dat komt? Ik ben een koppige einzelgänger. Ik beweeg me niet graag in kliekjes, zeker niet in het veelal bekakte literaire milieu. Met al die rivaliteiten en jaloezieën. Ik hou van menselijke warmte. (zwijgt) Coureurs weten tenminste wat afzien is. Het zijn geen hautaine en verwende luxepaardjes.”


RENNERS STERVEN NIET

Renners sterven niet, ze verdwijnen alleen maar uit het zicht eens zij met niet te evenaren stijl de laatste finish hebben overschreden en de snelheid van het leven hen met stijve spieren achterlaat. Want koersen blijven ze, ook al vallen hart en wielen stil, zij gaan in duizend hoofden door met duwen en nooit doodgaan, hun zweet geeft blijvend glans aan het asfalt. Weet dat wanneer de aarde hen dan toch met tegenzin bedekt, hun naam voor altijd als een echo tussen bergen zal weerklinken. “Dat is mijn mooiste en bekendste wielergedicht. Ik heb het in één ruk geschreven op de dag van de begrafenis van Remi Van Vreckom. Hij was een kleine coureur uit de jaren zestig, maar toch zat de kerk van Denderwindeke bomvol. Buiten stonden nog een paar honderd mensen in de kou, Eddy Merckx en Paul Van Himst op kop. Ik vond dat ongelooflijk. Hoe de massa zo in vuur en vlam kon staan voor een simpele

coureur. Ook postuum. In de wielersport zit veel tragiek. Soms glijd ik misschien te veel af naar de droeve momenten, maar er zit zoveel dramatiek in de koers. Die brute, macabere keerzijde heeft me altijd aangetrokken. Nu nog, want er sterven helaas nog altijd renners. Bijna elk jaar verongelukt er iemand. Nog zeer sterk in mijn geheugen zit de dood van Stan Ockers. Ik was 9 en op de eerste pagina van de krant zag

“Ik liep de marathon omdat ik dacht dat ik er een reeks over zou kunnen schrijven. Het leverde ocharme vijftien versregels op. 42 kilometer afzien voor een paar lijnen poëzie. Na mijn allereerste col had ik een parlandogedicht van meer dan twintig bladzijden”

ik een foto van Stan op zijn doodsbed in het ziekenhuis, nadat hij op de piste van Antwerpen was verongelukt. Het was een kleine gedrongen figuur – een ‘kobold’ heb ik hem ooit genoemd – en hij had een grote witte tulband op zijn hoofd, een verband rond zijn gebroken schedel, denk ik. Ik heb die foto uit de krant geknipt en kon er uren naar kijken. Nu nog. Ik verzamel gesigneerde foto’s van verongelukte renners. Op een ruilbeurs in het Centrum Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde heb ik onlangs een foto van Ockers op de kop getikt. Van Tom Simpson, Jempi Monseré, Isaac Galvez, Wouter Weylandt en Joaquim Agostinho heb ik er ook al. Het is mijn kleine collectie van tragische wielerfeiten, ooit wil ik er een bundel mee samenstellen. Er zit natuurlijk ook veel glorie in de koers. Een centraal woord in mijn werk is ‘bewondering’. Ik probeer monumentjes te maken, kleine standbeelden voor de mensen die ik bewonder. Om beroepsrenner te worden, moet je verdorie veel karakter hebben. De zwakken vallen af. Het lichamelijke speelt een rol, daar moeten we niet flauw over doen. Met mijn bescheiden klimmersbeentjes kan ik vol bewondering naar rennersbenen kijken waarop de spieren als kabels gespannen zijn. De monumentale dijen van Museeuw, de lange sierlijke pezen van Bahamontes: ze zijn een streling voor het koerskennersoog. Heel bijzonder vind ik het samenspel tussen mens en machine, al is die machine nog altijd vrij primitief. Akkoord, de fietsen van nu zijn serieus geëvolueerd sinds het begin van de sport, maar het blijven simpele werktuigen. Veel, zo niet alles komt op pure spierkracht neer. Wielrennen is ook de enige sport waarin het landschap zo’n grote rol speelt. Daarom is het de meest fotogenieke sport, de mooiste sport om over te schrijven. Als je die kleine, nietige rennertjes op een col uit beeld ziet glijden… Ik liep ooit de marathon van Parijs omdat ik dacht dat ik er een reeks

BAHAMONT E S

37


38

gedichten over zou kunnen schrijven. Het resultaat was een gedichtje van ocharme vijftien versregels. 42 kilometer afzien voor een paar lijnen poëzie. Toen ik met de Tourmalet mijn allereerste col had beklommen, leverde dat een parlandogedicht van meer dan twintig bladzijden op. Daaraan voel je de kracht van de koers als leverancier van lyrisch materiaal. Je kan je als sportdichter geen betere ravitaillering toewensen. Koers is ook een soms ongenadige strijd met de natuur. In voetbal kan het regenen of koud zijn, maar de invloed van het weer zal beperkt blijven. En het decor is altijd hetzelfde. Bij wielrennen verandert het voortdurend. Al mogen ze voor mijn part nog meer naar afwisseling zoeken. Ik droom van een rit door Monument Valley met in het achterhoofd de

fameuze cowboyfilms die er zijn opgenomen. John Wayne op een koersfiets in de achtervolging op een als indiaan vermomde Ronald Reagan, een nieuwe topklassieker die de magistrale film Stagecoach doet verbleken. En dan die namen. Edgard Sorgeloos, Bas Maliepaard, Guido Bontempi, Mirko Celestino: dat is toch poëzie op zich? En de merken op de truitjes. Bahamontes, die de Adelaar van Toledo werd genoemd, heeft ooit nog voor Condor gereden. Wie verzint het? Voor dit seizoen hoop ik trouwens dat mijn buur aan de overkant van de Dender het kan maken: Laurens De Plus, op dit moment mijn dichtste beroepsrenner. Aan zijn vader heb ik een bundel gegeven, om te tonen hoezeer de wielersport nog steeds wordt bewonderd. Zelfs door dichters.

BA HAMO N TE S

W I LLI E

V ERHEG G HE

Hendrik Redant, Dirk De Mol, Johan Bruyneel: allemaal jongens van de streek die ik heb mogen leren kennen. In elk van hun huiskamers hangt een gedicht van mij. Lance Armstrong heb ik ook ontmoet; in 2005 in de Dauphiné, na een zware rit over de Joux Plane, waar ik diezelfde dag zelf ook over heb gereden. Ik was kapot en Armstrong zag er ’s avonds piekfijn uit. Toen ik hem over onze zoon vertelde, werd hij héél stil. Een enorme atleet, dat vind ik nog altijd. Ik ben niet blind voor alle perikelen rond doping en op menselijk vlak heeft hij zeker steken laten vallen, maar ik ben ook geen hypocriet. Hij was niet de enige zondaar. Als gewezen kankerpatiënt zulke prestaties verrichten: petje af. Hij is trouwens verraden door gewezen ploegmaats. Judassen, weet je wel.”


MIGUEL

Het was zondag toen je kwam én Parijs-Roubaix: je mama duwde je voor Roger Rosiers over de meet en ik was de jonge, gekke vader die meteen daarna met de dokter het café indook en er op de overwinning dronk. Jaren maakten dat je al vlug met je rode fietsje door het leven spurtte, ik nam je mee op fiere tochten die steeds langer werden, je jongenskuiten kregen vorm, ik wist de aflossing nabij. Tot er plots ratten door je aders raasden en je krachten smolten als sneeuw voor de zon die jij voor ons was. Tien jaar later: je idool Bernard Hinault stak in het modderige Roubaix de armen zegevierend in de lucht, ik fluisterde zijn overwinning in je oor en toen reed jij voor altijd van ons weg. “Onze oudste zoon is gestorven toen hij 10 was, na een jaar ziekte. Kanker. Dat is de ultieme gruwel. Auschwitz in je eigen huis. De extreme gruwel in het leven is de jonge dood die compleet onverantwoord en niet te begrijpen is. We moeten allemaal sterven, dat is nu eenmaal zo, maar sterven door oorlog of ziekte is verschrikkelijk. Zeker als het om kinderen gaat. Miguel is geboren op de dag van Parijs-Roubaix. 18 april 1971. Roger Rosiers won, ik zag de aankomst samen met de dokter in het café tegenover de Aalsterse materniteit. Het was een flinke jongen, een stevig gastje van bijna 5 kilo. Hij hield van de fiets. Ik ging lopen en hij fietste naast mij. Soms tot 15 kilometer aan een stuk. Hij had enorm veel kracht. Het was een pezig ventje. Vlak voor hij ziek werd, zei hij trots dat hij op

school drie kinderen had kunnen optillen: één op beide armen en nog één in zijn nek ook. Op een dag veranderde alles. Ik weet het nog goed, het was een zondagochtend in 1980, ik was net terug thuis van een fietstocht met kameraden. Miguel zat in bad en riep mijn vrouw. ‘Mama,’ zei hij, ‘kijk eens naar dat bobbeltje op mijn buik.’ Naast zijn navel had hij een lichte uitstulping. Eerst dachten we aan

een breuk, met al zijn krachtpatserij. Tja. Was het maar een breuk geweest. (zwijgt) Het was een martelgang, een jaar lang. En als ouder sta je ernaast en kijk je ernaar. Machteloos. Na een jaar ziekte is hij in Leuven gestorven. Op de dag van Parijs-Roubaix. Zo ongelooflijk rijk aan symboliek, zeker voor mij als wielerfan en voor hem natuurlijk ook. Hij heeft tussen Parijs en Roubaix geleefd. Een paar uur na de overwinning van Bernard

“Mijn zoon Miguel werd geboren op de dag van Parijs-Roubaix en stierf 10 jaar later. Op de dag van Parijs-Roubaix. Zo ongelooflijk rijk aan symboliek. Hij heeft tussen Parijs en Roubaix geleefd. Tussen Roger Rosiers en Bernard Hinault” BAHAMONT E S

39


40

Hinault in 1981 is hij gestorven. We zijn niet gelovig, maar elk jaar gaan mijn vrouw en ik op de sterfdag van Miguel naar de mis. In de kapel op de Muur van Geraardsbergen, nu voorgedragen door een zwarte pastoor. Voor zover je het gepast kan noemen, staan we dan op een mooie manier stil bij de dood van onze jongen. Hij is zelf nog op de Muur

geweest, samen met zijn broertje en zusje in café Het Hemelrijk, maar hij heeft hem nooit naar boven gereden. Ik heb een volledige dichtbundel over Miguel geschreven, een monumentje voor zijn leven, zijn lijden, zijn dood. De opbrengst is naar een vereniging rond kanker gegaan. Een paar jaar geleden is de bundel heruitgegeven, met een werk van Michaël

BA HAMO N TE S

W I LLI E

V ERHEG G HE

Borremans op de kaft. De laatste foto voor hij ziek werd, was met zijn rode fietsje in onze tuin. Hij had het voor zijn negende verjaardag gekregen. Die fiets staat nog altijd onaangeroerd op zolder, tussen alle rommel. Sinds die dag heeft er niemand meer mee gereden. Zijn broer niet, de kleinkinderen niet. De pedalen staan voor altijd stil.”


FEDERICO VAN T-OLÉ-DO

In de arena van het hooggebergte zal hij para siempre de grootste toreador blijven, deze klimmende El Cordobes op twee rubberen bandjes die zich op de hete flanken van de Puy de Dôme tooide met lava van de Auvergne als een lauwerkrans van heet zweet om het hoofd. Het sierlijk golvend haar, de ogen van vuur, de pezige benen waar maar geen eind aan komt, de lange spieren als soepele bruingebrande lianen in een oerwoud van wentelende wielen, deze koersadelaar met shirtpluimen van wol en de ijzeren klauwen rond het glanzend kromstuur, zijn lichaam ongenadig heersend in de strijd bergop. En dan het ballet van koerssacrale namen op de borst: Margnat-Paloma, Faema-Guerra, Terrot-Hutchinson, met als gevleugelde uitschieter het team van 1959: Tri-col-filina-Coppi/Condor-Kas. Colcondor pur sang. Ze staan hoog en fier in het granieten lijf van Alpen en Pyreneeën geschreven, elke dag opnieuw weerklinkt op de Mont Faron de echo van hun goddelijke klanken. “Dit gedicht over Federico Bahamontes heb ik speciaal voor jullie komst geschreven. Dit voorjaar verschijnt trouwens mijn 32ste bundel, met mijn stadsgedichten over Ninove. Ik schrijf nog elke dag, meestal ’s avonds en altijd met inkt. Nooit met balpen. De laatste tijd wordt mijn handschrift moeilijker leesbaar, omdat mijn handen te veel trillen. Mijn vader had dat ook. De lichte tremor belet me niet om aan een volgend project te werken: een bundel over Tom Simpson, als lyrische rehabili­ tatie van een groot renner. Hij werd wereldkampioen, won zowel de Ronde van Vlaanderen, de Ronde van Lombardije als Milaan-Sanremo en iedereen denkt aan hem als een drugverslaafde. Dat beeld wil ik met een klein biografisch monumentje

bijschaven. Of beter: uit de wereld helpen. Ik ben bij zijn dochters op bezoek geweest, bij gewezen ploegmaats en via Skype heb ik met zijn weduwe gesproken. Ik zal trachten hun vertrouwen niet te beschamen. Met mijn nalatenschap ben ik niet bezig. Wel vind ik het fijn dat enkele van mijn gedichten in het Vlaamse landschap zijn geplaatst: in het Gravensteen in Gent, op het jaagpad langs de Schelde op de plek waar Wouter Weylandt altijd een sprintje trok, op de Hallebaan in Meerbeke-Ninove, in de geboortedorpen van Briek Schotte en Rik Van Steenbergen. En op de Muur van Geraardsbergen: zeven in totaal, van aan de Grote Markt tot boven net voorbij de kapel. (windt zich op) De Muur was het mooiste element van

de Ronde en ze hebben het weggenomen. De Ronde is verkracht, geamputeerd. Gewoon voor de ordinaire poen. En dat heeft niets met Ninoofs chauvinisme te maken. Ik vind, als ze ginder in Oudenaarde dat veredeld criterium uit hun gesubsidieerde mouw kunnen schudden, dan kunnen ze de Muur er evengoed bij nemen. Het heeft iets christelijks, met de calvarietocht naar de kapel boven op de Oudenberg, de mooiste foto’s zijn er gemaakt, de sterkste demarrages spelen er zich af. Nee, voor mij is Parijs-Roubaix nu veruit de mooiste koers van het voorjaar. Zeg nu zelf, de huidige aankomst op die brede boulevard in Oudenaarde is toch zo karakterloos? Hier in Meerbeke had je vlakbij tenminste nog cafés en een barokke kerk en was de aankomst bovendien lichtjes bergop waardoor de pure sprinters er weleens werden verrast. Ach jongen, ik word kwaad als ik eraan denk. (zwijgt) Mijn grootste droom die overblijft, is de beklimming van de Stelvio. Die bochten als sierlijk kronkelende anaconda’s in het desolate landschap, die geschiedenis: ik vind het een prachtige berg. Maar ik vrees dat het moeilijk zal worden. Mijn conditie moet het toelaten en mijn vrouw is bang dat ik op de fiets zal sterven. Ook al word ik volgend jaar 70, waarom zou ik niet over mijn passie blijven schrijven? Waarvoor ik nog altijd in vuur en vlam sta. Waarvan ik de gebreken zie, en er zijn er veel, maar waarvoor mijn liefde nog altijd intact is. Net als 60 jaar geleden, toen ik mijn grootvader bij de radio zag staan huilen.”

BAHAMONT E S

41


Andrei

Tchmil

Hoe een verschoppeling een seigneur werd T E KST

Michel Wuyts FOTO ’ S

Presse Sports

42

BA HAMO N TE S


De schreeuw van Tchmil was als l’urlo van Tardelli. Een ongeremde uitstoot van triomfantelijkheid en verlossing. Marco Tardelli deelde uitzinnig de Italiaanse trots na zijn goal in de WK-finale van ‘82. Andrei Tchmil raakte na de streep van moeder aarde los, draaide molentjes in de lucht en brulde jaren vol onbegrip van zich af. Hij won die warme lentezondag van 2000 de Ronde van Vlaanderen.

Z

elfs de meest objectieve zielen bekeken in het midden van de jaren negentig de koers met de ogen van een chauvinist. Veel, zo niet alles stond in het teken van de leeuw. Of van de man die zich als dusdanig had laten uitroepen. Johan Museeuw was voor Belgen de enige optie op succes. Hij moest en zou gekoesterd worden, niets of niemand mocht zijn zucht naar het sterrendom verstoren. Ploegleider Lefevere en koersadjunct Peeters waren daarbij de strikte hoeders van het zorgvuldig opgebouwde imperium. Museeuw was groot en zij samen met hem. Woelwaters werden sportief en verbaal vakkundig gekortwiekt. Andrei Tchmil was zo’n woelwater. De eigenzinnige Sovjet was van het hardste Russenhout. Hij had de hel van Alfa Lum overleefd. Die Italiaanse ploeg nam na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie een rist veelbelovende Russen in dienst. De kleppers onder de staatsamateurs moesten de aluminiumfabrikant succes en roem

brengen. Wondermannen als Soechoroetchenkov, Zjdanov en Saitov zouden Delgado en Roche in de vergetelheid fietsen. Dat deden ze nadrukkelijk niet. De barrière van hun koersen lag bij 180 kilometer. Ze raakten daar niet overheen. Kwam daar hun eerste maandloon bij. Niet in slappe roebels, maar in hardere valuta. Op dag twee na de betaling was het aanlokkelijke bedrag al op. De vrijheid van kopen en het jolijt van bezit en genot waren te groot. Slechts enkelingen overleefden in soberheid: Oegroemov, de nochtans frivole Konychev en de voor onze begrippen onbekende Andrei Tchmil. Ondanks de wereldtitel van jongeling Maurizio Fondriest stierf Alfa Lum een snelle dood. Tchmil stond op de keien en vond onderdak bij de veredelde crossploeg SEFB. Voor iets meer dan een trui en een fiets. De zeer ambitieuze Moldaviër – Tchmil veranderde van nationaliteit zoals een kameleon van kleur – was toen al 28. SEFB was de ploeg van de laatste kans. Hij werd Russisch kampioen, won de Grote

Prijs Cerami en Parijs-Bourges, maar imponeerde vooral door zijn aanvallende stijl. ‘Een prima werkkracht’, dacht Lefevere. In dienst van Museeuw uiteraard. Maar daar had Tchmil geen boodschap aan. Na een kwart eeuw keurslijf dacht die voortaan aan zichzelf en lapte hij de consignes van Lefevere bij GB-MG aan zijn laars. Het WK in Oslo in 1993 werd de spreekwoordelijke druppel. Het beestige weer lag de (voor de gelegenheid) Oekraïner wel. Diep in de finale had hij nog zicht op het podium. Museeuw zag in hem het perfecte muildier, maar Tchmil hoorde de orders van zijn baasje niet. Ene Armstrong won, Museeuw werd vierde en Tchmil (zesde) was vooral de gebeten hond. In Oslo werd het anti-Tchmilisme geboren. Het werd van dan af met gedragingen en uitspraken gevoed. Het machtige Mapei-blok zou die woelige erfvijand wel kraken.

Afbraakmodel De Nationale Loterij – even schrander in aankooppolitiek als A.A. Gent nu – lijfde Tchmil in 1994 in en beleefde daar snel de dolste pret aan. De vurige oosterling showde met splijtende solo’s zijn handelsmerk van hardnekkigheid en startte dat jaar als kopman in Parijs-Roubaix. Dat hebben ze in het team Lefevere geweten. Het weer was nog slechter dan de rotste verbeelding dat toeliet, de wedstrijd werd in een zeer vroeg stadium een strijd van man tegen man. Op wel 60 kilometer van Roubaix glipte Tchmil met zijn dikke beentjes uit de dunne kopgroep weg. De afvallige trok op jacht. Museeuw

BAHAMONT E S

43


Dwaze geesten broeiden op smadelijke spandoeken. De mens Tchmil, door niemand echt gekend, diende vernederd en uitgeschakeld te worden.

44

reageerde een fractie te laat, maar zou dat al doorweekte varken wel wassen. Zo hoopte het gros van televisiekijkend Vlaanderen. Aan Museeuw die emblematische kassei. Er was wel een dubbel probleem. Tchmil vertikte het stil te vallen en constructeur Bianchi had Museeuw van een geveerd vrouwentuig voorzien waarvan leeuwen nu nog dubbel plooien. Ook in huiskamers werden lachkrampen onderdrukt. Toch bleef dat drollige schouwspel niet van spanning verstoken. Seconde na seconde kroop de West-Vlaming dichterbij. Van 9 naar 7. Hoopgevend, maar het gat bleef. Sterker nog, Tchmil ramde een rotonde middendoor en Museeuw raakte verstrikt in eigen voetenspel. Voor een goed begrip: de verkramping kwam voor de pedaalellende. En de nukkige schoenplaatjes hadden met die veren weinig vandoen. Tchmil reed prompt een minuut weg en vierde op de Municipale op het natte, bevende beeld zijn feestje. Dat van de verrezen verschoppeling. Het atletische vermogen van de Lottoman was imponerend. Weinigen die dat zagen. Hun blik bleef vertroebeld door de nederlaag van Museeuw. Zoals dat nu in crossen met hoge inzet bij ons nog gebeurt, werden snode plannen gesmeed. Dwaze geesten broeiden op smadelijke spandoeken. De mens Tchmil, door niemand echt gekend, diende vernederd en uitgeschakeld te worden. Je reinste, laakbare afbraakmodel. Andrei Tchmil eindigde derde in de Ronde van Vlaanderen van 1995. Op zich een meer dan eerbaar resultaat. Toch rolde daar een hoopje

ellende over de streep. Tchmil was een gebroken man. Hij had op hellingen Museeuw gecounterd en was daarom door de West-Vlaming prompt op een Italiaans, wel zeer onwelvoeglijk scheldwoord getrakteerd. De meute draaide dol en vergaste Tchmil op boegeroep en gespuug. Fanatici op hun smalst. Beoordelaars bestempelden zijn koerswijze als laf. Koren op de molen van het gespuis. Die Ronde werd voor de Oekraïense Rus een calvarietocht. Na afloop wendde hij zich tot mij en sprak in een eerste opwelling: “Het is allemaal de schuld van de janboel die jullie van mijn persoontje maken.” En weg was hij, om op het podium plaats te nemen naast Museeuw. Die had net zijn tweede Ronde gewonnen. De ongelijke strijd tussen de enkeling Tchmil en de overmacht van Mapei zou drie jaar aanslepen. Museeuw werd wereldkampioen, Tchmil won onder meer Parijs-Tours. Hij bleef de underdog uit het kleinere team en sprokkelde druppelsgewijs sympathie door uit te blinken in Vlaamse koersen en zich diepmenselijk op te stellen. Na winst in Kuurne kreeg hij het gebruikelijke ezeltje als trofee. “Voor mijn zoontje Maxime”, verklaarde hij. “Ik kom terug voor een tweede. Mijn dochtertje, Oxana, wil er ook eentje.” Tchmil hield woord en haalde na 1998 ook in 2000 zo’n kleinood op. De antipathie van het publiek smolt weg. Ook al omdat Museeuw zich in bevreemdende interviews van een smallere kant had laten zien. Pas toen hij in 1998 zijn aanvankelijk vaag plan Belg te worden ook

BA HAMO N TE S

AN D RE I

TC HM IL

echt uitvoerde, kreeg Tchmil een dosis respect. Zijn drie derde plaatsen in de Ronde werden naar waarde geschat. Dat Museeuw hem daar telkens in voorafging hielp vanzelfsprekend. De grootste stap voorwaarts in de aanvaarding zette hij in het voorjaar van ’99. Sinds ’81 had geen Belg Milaan-Sanremo gewonnen. De Primavera was in de loop van de jaren het terrein van de sprinters geworden. Sanremo kwam Zabel toe. Punt. Tchmil werden geen kansen toegedicht. Zijn arsenaal werd voor een vluchtkoers te beperkt geacht. En toch haalde hij op het ideale moment het meeste passende wapen boven: het schot van 500 meter. Colombo dook als eerste de Corso Cavallotti op, Beat Zberg haalde hem in, maar Zabel en co waakten. Tot dat ene moment dat er altijd komt. Dat van de lichte aarzeling na de dubbele bocht voor de fontein. Daar waar intelligentie en instinct hand in hand gaan. In een nanoseconde beslissen: ‘Gaan!’ Tchmil vertrok, scheurde een sleuf uit het nochtans fraaie asfalt van de Via Roma en schonk zichzelf en Lotto andermaal een legendarische zege. Tchmil, de MoldavischOekraïense Rus won MilaanSanremo als Belg. Op de mening van een handvol kneuterige pierenvreters werd die zege ook als Belgisch ervaren. Niets beter dan fiere winst voor een snellere inburgering. Feit is dat hij op 36-jarige leeftijd zijn derde klassieker binnenhaalde. En dat op een plaats waar Museeuw nooit kon winnen. Maar laat dat pour la petite histoire zijn. Niets dat er ook maar op wees dat Tchmil al zou stoppen met zegevieren. Hij had nog trek in zijn


geliefkoosde hoofdschotel: Vlaamse stoverij in Meerbeke.

Getormenteerd gevoelsmens Na desillusies steigeren alleen weerbare geesten. Tchmil won in ’99 ook de Wereldbeker, maar greep desondanks naast de Kristallen Fiets. De concurrentie was namelijk moordend. Van Petegem pronkte met de Ronde en de E3-Harelbeke, Vandenbroucke met de Omloop, Luik-BastenakenLuik en twee ritten in de Vuelta. Frank had in volle Pinacci-euforie de moeite niet gedaan naar Vlaanderen af te zakken. Hij won nochtans de prijs. Clotilde, zijn gedumpte vriendin, haalde die jandorie op. Andrei zag het met lede ogen aan en kwam aan de microfoon niet verder dan een halve zin en een vloed van hete tranen. Ik vond het beeld ontroerend. Ik wist nu wel zeker dat Tchmil een getormenteerd gevoelsmens was. Na afloop verontschuldigde hij zich en beloofde me het jaar erna de trofee zeker op te halen.

En zo geschiedde. Geen van de stemmers die de naam Tchmil in 2000 niet op zijn briefje schreef. Hij had namelijk ónze koers gewonnen. Zijn koers vooral. Op zijn 37ste. Ruim 250 kilometer neigde die editie naar slaapverwekkend, maar de laatste 11 kilometer waren 24 karaats. Een eindje na de Bosberg koos Tchmil het andere rijvak, lichtte nauwelijks merkbaar de achtersteven en scheerde weg. Zo’n ogenschijnlijk pietluttig prutsaanvalletje dat snel gekortwiekt zou worden. Niets daarvan. Tchmil zette extra macht en stampte als een express naar Denderwindeke. 11 seconden nam hij. Geen tiende meer. Wat volgde was zenuwslopend, zelfs voor niet-fans van een ijzingwekkende schoonheid. Mannen in de achtergrond zetten alle zeilen bij: 10 seconden. De Rabo’s trokken een treintje: 9 seconden. Tchmil waaide breeduit de Hallebaan op: 8 seconden.

Een rode man wilde alleen het bruggetje slaan: Dario Pieri, de lijvige Italiaan. Kriskrassende motoren doken tussen de twee, maar Tchmil won zijn Ronde en sloeg de luidste kreet sinds het begin van de Vlaamse koersjaartelling. Hij won de wedstrijd waar hij van droomde, de klassieker die hem met een troebel imago opgezadeld had. De anti-Museeuw, Judas, Barabbas. De schaamteloze opschriften van de jaren ervoor werden uitgewist. De nieuwe Belg veroverde na een huzarenstuk harten die hem uitgesloten hadden. Hij, als een koning zo groot, was als een kind zo blij. Een kind waarvan niemand de geschiedenis kende. We wilden en kregen een interview met de winnaar voor Sportweekend. Ploegleider Jef Braeckevelt, vriend van Andrei, toog ons mee naar ’t Houtvuur in Waregem. Na het tv-werk namen we plaats in een warme kamer naast de gelagzaal. Tchmil en Lotto nodigden uit. De stemming was gemoedelijk,

BAHAMONT E S

45


“Op een dag moest ik bij de directeur komen. Als mijn gedrag niet veranderde, stuurde hij me drie jaar naar het front in Afghanistan. Als kanonnen­ voer. De boodschap drong prompt door. Ik trainde en studeerde voortaan als een bezetene”

Andrei vroeg me naast hem plaats te nemen. Bij het tweede glas rood vertelde hij zijn verhaal. Zo nu en dan met een traan in de ooghoeken. Andrei Tchmil ontpopte zich daar tot één van de minzaamste mensen waarmee ik ooit sprak. Wat hij zei maakte me klein, vol verwondering en bewondering. Beschaamd ook, omdat ik niet eerder de moeite gedaan had meer over die voorgeschiedenis te weten.

In de opera van Sebastopol “Van mijn vader heb ik slechts een vaag beeld. Ik werd door mijn moeder opgevoed. Zij was een gevierde operazangeres en trad op in alle grootsteden van die reusachtige Sovjet-Unie. Mijn kleuter- en kindertijd speelde zich af in hotels van Moskou tot Novosibirsk. Mama en ik waren nomaden. Ik adoreerde haar, maar zag ze te weinig. Bij al die voorstellingen werd ik opgevangen

door een gouvernante. Mama zei dat ik mijn nachtrust nodig had, terwijl ik ervan droomde haar in al haar schoonheid aan het werk te zien. Het moet op de leeftijd van 8 geweest zijn dat ik een plan beraamde. We vertoefden in Sebastopol aan de Krim. Ik was eerder klein en dat zou me die dag helpen. Moeder wandelde in de namiddag naar het concertgebouw en ik maakte van een moment van onoplettendheid van de gouvernante

13 leuke winkels in Vlaanderen

E W P! U E O NI SH B E W

W i l j e gr a ag adv ie s bi j j e a a nko op onli ne ? ch at of Be l me t ons!

Wij rijden met je mee! 46

BA HAMO N TE S

AN D RE I

TC HM IL

Fiets gerust eens binnen of koop je fiets online: wij leveren je fiets netjes afgemonteerd bij jou thuis!


handig gebruik om haar te volgen. Ik sloop door de straten dicht tegen de gevels op veilige afstand achter mama aan. Ze merkte niets. Het plan liep gesmeerd. Tot zij de opera binnenstapte en ik onmogelijk door die zwaar bewaakte deur kon. Ik stelde me verdekt op en wachtte op het geschikte moment. Dat kwam toen een vrachtwagen de kist met rekwisieten leverde. De dragers sloegen een babbeltje en ik kroop aalvlug onder het rieten deksel. Ik hield me een uur muisstil en verliet mijn schuilplaats toen het gerommel stopte. Ik bevond me in de coulissen en verstopte me achter een reusachtig gordijn. Tot een overdonderend applaus weerklonk. Mama stond voor haar publiek. Ik keek vanuit het schemerdonker en zag haar in dat prachtige gewaad van goud en brokaat. Ze was nog mooier dan ze al was en ik stortte een onstuitbare vloed van tranen. Een uur heb ik daar staan kijken en luisteren, in opperste bewondering, in trance. Die momenten van vervoering koester ik nu nog. Voor de bisnummers glipte ik weer weg en liep naar ons hotel. Vanzelfsprekend kwam daar een standje van, maar dat nam ik er graag bij. We hebben jaren later nog vaak gelachen om zoveel vermetelheid.” “Alhoewel mijn gestalte achterbleef, werd ik jaar na jaar sterker. Het fietsje dat ik van moeder cadeau kreeg opende horizonten. Ik wilde al snel renner worden. Staatstrainers bestempelden mij als beloftevol en ik werd opgenomen in jeugdselecties. Op mijn 16de trok ik naar het grote sportinstituut in SintPetersburg. Daar was alleen plaats

voor toptalenten. Het probleem was dat mijn puberteit wat aansleepte en ik niet echt een voorbeeld van tucht en inzet was. Ik was een laatslaper en miste halve cursussen en trainingen. Op een dag moest ik bij de directeur komen. Op militaire wijze wees hij me op mijn vaderlandse plichten. Mijn gedrag moest dringend veranderen, zo niet stuurde hij me drie jaar op legerdienst naar het front in Afghanistan. Als infanterist nog wel. Kanonnenvoer. De boodschap drong prompt door. Ik trainde en studeerde voortaan als een bezetene. Daar lag de kiem van mijn profcarrière. Die bevlogenheid en dat geloof in mezelf zijn nooit meer verdwenen. Welke tegenslag mij ook maar overkwam.” Ook aan het eind van zijn monoloog hield Andrei het niet meer droog. En ik samen met hem. We dronken nog een glas en ik nam het besluit dat een toost ter ere van de mens Tchmil wel op zijn plaats was. Ik vroeg hem op zijn stoel te staan en wij deden hetzelfde. Marc Uytterhoeven en ik vonden niet beter dan de toen populaire Andrea Bocelli na te bootsen. Dat werd dan: ‘Con te, Andrei Tchmil. In de Ronde van Vlaanderen viel hij niet stil.’ De zangstonde duurde ruim een kwartier, ’t Houtvuur daverde op zijn

vesten. Niet alle coupletten waren in tekst even geslaagd, maar zelden heb ik een mens zo intens zien genieten. De seigneur Tchmil proefde met stil genoegen van de verworven waardering. Dat najaar werd hij in Plouay geen wereldkampioen. Hij was nochtans de beste man in koers. Zijn gul krachtenverbruik en een door een landgenoot naar voor geloodste Vainsteins nekten hem. Ik schonk hem ’s avonds op de gang van het hotel de symbolische medaille waar hij recht op had: mijn accreditatiepasje. Wat simpel als gebaar, maar wel oprecht. Hij dankte en beloofde de kaart met touw eraan als souvenir te bewaren. Anderhalf jaar later stopte hij. Brutaal maar wel als een grote meneer. Lotto gunde hem geen contractverlenging en Tchmil handelde volkomen op zijn Tchmils. Hij won in de Ronde van België van 2002 de rit in Bilzen. In de stijl die helemaal de zijne was. Een brandende slotkilometer solo voor het peloton uit. Een overwinningsgebaar in eenvoud en dan de sterke beslissing: “Het is gedaan. Dit is het logische einde van mijn carrière.” Eindigen met een zege. Een afgedwongen droom. Bij anderen is dat anders gegaan.

BAHAMONT E S

47



COLUMN

Thijs Zonneveld

DE ACHTBAAN R

emmen. Bocht links. Optrekken. Remmen. Bocht rechts. Optrekken. Remmen. Nog een bocht naar links. Voor je rijdt een lint van renners – de kop van het peloton lijkt kilometers ver weg. Je voorwiel kloinkt van betonplaat naar betonplaat. Je achterwiel kloinkt er een fractie van een seconde achteraan. Je passeert een kerktoren. Een frituur. De etalage van een schoenenzaak. Je ziet jezelf. Met je mijnwerkersgezicht en je benen die bedekt zijn met gruis. En stof. En slijk. En die vieze dorstlesser uit de bidon die net uit je handen stuiterde. Je ploegleider schreeuwt onverstaanbare dingen in je oortje. Hij zal roepen dat je naar voren moet. Dat wil je zelf ook wel, maar je kunt het niet. Je benen voelen aan als wrakhout dat wekenlang in de zon heeft gelegen: nog één bergje en ze breken. Je longen staan al een uur of vijf in de fik. Op je kont begint zich iets te vormen dat op een steenpuist lijkt. Van het ene moment op het andere valt het stil. Het lint van renners verandert in een bolletje. Je haalt de druk van je benen, je longen juichen. Je probeert een paar plekjes op te schuiven. Je wringt je langs een renner die even niet oplet, je wipt de stoep op om nog een paar plekjes te winnen, maar als je weer het peloton in wilt duiken maakt niemand ruimte voor je. Je moet in de ankers, je vloekt, je verliest twintig plekken en je kunt weer opnieuw beginnen. Maar die tijd krijg je niet. Links gaat het, en meteen weer rechts – de weg is ineens zo smal als een fietspad. Voor je het weet rij je over kasseien. Je stuur bonkt in je

handen, het carbon van je frame kreunt. Hoe langer de strook duurt, hoe minder je in je handen voelt. Je moet naar je stuur kijken om te weten dat je het vast hebt. Je zwiept van links naar rechts over de kasseien. Iemand schreeuwt. Je hoort iets kraken achter je – spaken, misschien wel botten. De kasseien veranderen in asfalt. En daarna weer terug in kasseien, maar nu ook nog bergop. Je zwoegt, je ploegt, maar je gaat steeds langzamer. Je schakelt kleiner, en kleiner, en kleiner, net zolang tot je niet kleiner kunt. In je dijbenen is het alarmfase paars. De toeschouwers langs de kant lijken één groot monster met duizenden geopende monden waaruit één langgerekte schreeuw komt. Je stort je in de afdaling. Blind. Het is een vrije val, de snelheid is veel te hoog. Dat je dit mag van je moeder. Je ontwijkt een paaltje. En een fotograaf die op de grond ligt. Even verderop ligt een renner kreunend tegen een verkeersbord. Zijn fiets ligt naast hem, in drie stukken. Bij het café onderaan de afdaling rij je bijna naar binnen – je kunt de lucht van verschraalde trappisten en de mannenplee ruiken. Je geeft, je geeft, je geeft net zolang tot je bijna moet kotsen. Hoe lang het duurt weet je niet. Zodra je de rode vod ziet begin je te sprinten. Als je over de finish komt, laat je je uitbollen. Je stapt van je fiets. Je zakt door je benen; je moet gaan zitten tegen een dranghek. Je denkt: dit is gekkenwerk. Koersen in Vlaanderen is als een ritje in een achtbaan, maar dan wel in een roestig oud karretje, en zonder gordel. Doodeng is het. Maar stiekem wil je meteen nog een keer.

HOOGSTRAAT 49 - 2800 MECHELEN - WWW.PELOTONDEPARIS.BE

Adverteren hoeft niet duur te zijn. Meer info? www.fastad.be

BICYCLES - REPAIR WORKSHOP COFFEE & BEER

49


50 Fotograaf Jelle Vermeersch trok in de donkerste uren langs het parcours van de Ronde.

’s nachts zwijgen de benen

Fotoreportage

BA HAMO N TE S

D E

R ON DE

L I GT

KL A A R


KWAREMONT

Oude Kwaremont 3DE DOORTOCHT 2015

“Daar gaat Stybar, met Thomas. Ja, ja, ja. Roelandts zit daar wat verderop. Is die plots de goeie benen kwijt? Ook Keukeleire moet hier passen. Hier zien we Marcato. Daar zit Greipel met Lutsenko en da’s Rowe.” (…)

MICHEL WUYTS—

R E N A AT S C H O T T E ( V A N O P D E M O T O R ) — “Net voor het Kwaremontplein versnelt Nicky Terpstra, duidelijk in een poging, denk ik, om Kristof hier overboord te kieperen, maar dat lukt voorlopig niet. Dus toch wel een inspanning. Kijken of ze die Kwaremont hier kunnen overleven.”

BAHAMONT E S

51


52

MAARKEDAL

Kortekeer

BRAKEL

Valkenberg

BA HAMO N TE S

D E

R ON DE

L I GT

KL A A R


BAHAMONT E S

53

Stationsberg

ETIKHOVE MELDEN


KWAREMONT

Nieuwe Kwaremont RONSE BAAN, 2012

“Ai, en hier een val.” “Is dat Cancellara?” W U Y T S — “Dat is Cancellara.” D E C A U W E R — “Cancellara! ’t Is nie waar jongens.” W U Y T S — “Cancellara ligt daar in het midden van de weg en Cancellara is daar blijven liggen. En die helm is wat schots en scheef getrokken, dokter Jacobs is erbij, maar dit ziet er niet goed uit.” MICHEL WUYTS—

JOSÉ DE CAUWER—

54

BA HAMO N TE S

D E

R ON DE

L I GT

KL A A R


BAHAMONT E S

55


56

KLUISBERGEN

Kluisberg

MAARKEDAL

Kortekeer

BA HAMO N TE S

D E

R ON DE

L I GT

KL A A R


BAHAMONT E S

57

MICHELBEKE

Berendries

ETIKHOVE

Stationsberg


BRAKEL

Valkenberg 2005

“En Hoste.” “Hoste wilde, maar dan die supporters… Hier gaat Hoste. Hier komt de aanval van Hoste en dan weet Boonen: Nu moet ik meegaan. Paolo Bettini moet even naar de juiste versnelling zoeken. Heeft hij een probleem of kan hij dat tempo gewoon niet volgen? En dan zie ik ook Cancellara opschuiven of is het Van Petegem? Hoste kijkt om. Pozzato heeft zijn werk gedaan. Een fameus geschud van Hoste. Boonen gaat mee. Van Petegem moet even passen, zet zich aan het wiel van Klier. Dat zal dus de afspraak geweest zijn: als ze gaan, dan doen we het met zijn tweeën en gaan we dat gat wel weer dicht krijgen. Voilà.”

HANS DE CLERCQ— MICHEL WUYTS—

58

BA HAMO N TE S

D E

R ON DE

L I GT

KL A A R


BAHAMONT E S

59


60

NUKERKE

Donderij

KWAREMONT

Oude Kwaremont

BA HAMO N TE S

D E

R ON DE

L I GT

KL A A R


MELDEN

BAHAMONT E S

61


62

BA HAMO N TE S

D E

R ON DE

L I GT

KL A A R


MAARKEDAL

Nederholbeekstraat ( A A N L O O P TA A I E N B E R G ) 2008

ULLI JANSCH (EUROSPORT DUITSLAND)—

“Daar rijdt Gomez Gomez.” “Kijk eens! Kijk eens!” J A N S C H — “Aaaarrrgghh.” L E I N A U E R — “Ooooh neen! Neen.” J A N S C H — “Dat is zo’n verschrikkelijke situatie.” L E I N A U E R — “Hij was niet aan het kijken.” J A N S C H — “Kop naar beneden. Tempo maken op het asfalt. Böse Einstellung. En dan ziet hij die bloembak niet.” GERD LEINAUER—

BAHAMONT E S

63


TO: ALL USERS SUBJECT: OUT OF OFFICE

KIRSTEN

Aankoper A .S.Adventure

Koppenberg Zondagmorgen 09u47 4°C / Maar tse buien Luchtvochtigheid 78% Wind 48 km/h

We gaan tot het uiterste om het beste materiaal te selecteren. Ontdek het volledige aanbod op WWW.ASADVENTURE.COM


Is er leven na de Ronde?

DRIE BEKERS, DRIE GEBROKEN CARRIÈRES

T E KST

Lander Deweer FOTO ’ S

Jonas Lampens

Het is de droom van elke jongen. Met de armen in de lucht over de meet, liefst in Vlaanderens Mooiste. Maar wat erna? Drie oud-winnaars van De Ronde, bij junioren en beloften, over de moeilijke stap naar het profpeloton. “Mijn ploegleider had

gelijk: ik was een ezel.”

BAHAMONT E S

65


66

BA HAMO N TE S


De drie Vlamingen gunden elkaar de overwinning niet. Ze wisten zelfs niet wie die rare Waal in hun gezelschap was.

H

et is stil op de redactie van Le Soir. Pas wanneer Pino Cerami (53) een trofee met marmeren voet uit zijn tas haalt, weerklinkt gelach. “Vedette!” Weinig collega’s weten waarvoor Cerami, lay-outer en vakbondsafgevaardigde bij de krant, de prijs kreeg. “Hoezo, Pino: jij hebt ooit de Ronde van Vlaanderen gewonnen? Ben je ermee aan het lachen of wat?” Toen op 15 januari 1963 in Couillet, vandaag een deelgemeente van Charleroi, een nieuwe telg ter wereld kwam, koos vader Ernest voor de naam Pino. Hij vond het een mooi eerbetoon aan zijn broer, de als Giuseppe geboren wielerkampioen Pino Cerami. Die won onder andere ParijsRoubaix (1960) en staat nog steeds geboekstaafd als de oudste etappewinnaar in de Ronde van Frankrijk; in 1963 won hij de negende rit in Pau toen hij 41 jaar en 95 dagen oud was. Cerami was niet alleen jarenlang de held van de familie, maar van de hele streek, de ganse gemeenschap zelfs. Zijn oom was een fantastische vent, zegt Pino Cerami. Alleen was zijn erfenis soms zwaar om dragen.

Net als zijn oom, begon Pino II vroeg met fietsen. Hij was 15 op zijn eerste officiële wedstrijd. Hij toonde talent, noemt zichzelf vandaag een sterke rouleur. Vader en oom waren verzorger, materiaalman, trainer én trouwe supporter. Overal waar Pino II aan de start verscheen, was ook Pino I. En overal waar Pino I verscheen, was er applaus. ‘Daar is de clan Cerami weer.’ Dat was zo’n beetje de teneur. Op 26 juli 1981 trok Cerami naar het Oost-Vlaamse dorpje Herzele, voor start en aankomst van de Ronde van Vlaanderen voor junioren, voor hem de belangrijkste koers van het jaar. Op het programma stonden één grote en twee kleine lussen, goed voor 100 kilometer over de Valkenberg en Berendries. “Na 25 kilometer ben ik gevallen. Dat gaf me een boost. Op 40 kilometer van de aankomst zat ik mee in de goede ontsnapping. De groep werd uitgedund tot tien, daarna tot vier en na tweeënhalf uur koers kwam ik alleen in Herzele aan.” Cerami had geen sprint. Hij moest alleen aankomen. Dus demarreerde

Pino Cerami II De enige Waal in de kopgroep

Won de Ronde

TOEN

in 1981 bij de junioren

Vormgever van Le Soir

N U

hij op de laatste kasseistrook, 5 kilometer voor de streep. De andere renners in de kopgroep keken naar elkaar. “Dat was een van de weinige keren dat ik het verschil tussen Vlamingen en Walen een goede zaak vond. De drie Vlamingen gunden elkaar de overwinning niet, dat was duidelijk. Ze wisten zelfs niet wie die rare Waal in hun gezelschap was. Voor ze het goed en wel beseften had ik een paar honderd meter voorsprong.” 1. Pino Cerami 2. Roger Ilegems 3. Dirk Van Verre Soms kijkt Cerami naar de namen in de uitslag. Dan vraagt hij zich af: wie is er achteraf doorgebroken? Héél, héél weinig renners. Ja, Roger Ilegems won goud op de Olympische Spelen, Carlo Bomans reed die dag mee, net als Johan Capiot, maar al de rest… Daaraan zie je dat het verdomd moeilijk is om de stap van de jeugd naar de profs te zetten. Dat, zo zegt hij, wordt vaak onderschat. Zelf merkte Cerami dat ook. In 1987 werd hij prof bij RoblandIsoglass. De truitjes waren afgrijselijk, de meeste ploegmaats onbekend – Rudy Brusselman, Ludo Frijns, Rudi Dexters, maar ook Freddy Maertens en Hendrik Redant – en de resultaten om bij te huilen. Cerami was drie jaar prof en kwam nooit dichter dan verre ereplaatsen. Voor aanvang van zijn profcarrière had Cerami bij Dupuis in Charleroi gewerkt, uitgever van onder meer Robbedoes en Guust Flater. Die job kon hij na drie jaar opnieuw opnemen. Enkele jaren later verhuisde hij naar Le Soir, hartje Brussel. Daar hoopt hij tot zijn pensioen te blijven. Af en toe rijdt hij met de fiets, traag en alleen, maar hij benadrukt dat hij aan een tweede leven bezig is. Zonder spijt. “Ik hou van dit leven, een leven waarin mijn familienaam minder indruk maakt, maar dat beter bij me past.”

BAHAMONT E S

67


68

BA HAMO N TE S


R

ustig uit eten kan hij in Rillaar en wijde omgeving niet, zegt hij. Overal waar hij komt, zit een oude bekende, iemand die over vroeger begint, toen hij nog een renner was. Die vraagt of hij nog vaak op de fiets zit. En hoe het nu met zijn broer gaat? Mario Liboton (47) is een nakomertje. Broer Roland, kampioen in het veld, is 12 jaar ouder. Hij zegt dat zijn afkomst vaak een vloek was. De kritiek zat snel klaar: ‘Met zo’n broer is het niet moeilijk, met zo’n naam komt succes vanzelf.’ Tja. Dat was niet altijd het geval. Zijn mooiste overwinningen behaalde Liboton in 1993. Hij was op zijn 23ste een beloftevol wegrenner. Veldrijden zei hem weinig, maar broer Roland was tegelijk voorbeeld en mentor. Slechts twee onderwerpen beheersten thuis de gesprekken: de koers en de jacht. In 1993 won Liboton de Omloop Het Volk, het Kampioenschap van Vlaanderen én de Ronde van Vlaanderen. Het relaas van die wedstrijd vertelt hij zoals alleen oud-renners het kunnen: “In het begin waren mijn benen heel slecht. Ik sprong toch mee met een groepje van negentien man en we zijn de hele dag vooruit

gebleven. Ze hebben ons niet meer gezien. Op het einde zat ik voorop met Stefaan Sels. Bij het ingaan van de laatste plaatselijke ronde riep Sels dat hij kapot zat. We hadden een kleine minuut voorsprong en ik ben alleen verder gegaan. Gelukkig maar, want Sels is uiteindelijk nog ingehaald door Ludo Dierckxsens.” Een jaar later werd Liboton prof bij Vlaanderen 2000. De verwachtingen waren hoog, de resultaten bleven achterwege. Op het einde van het seizoen verscheen in de krant een artikel met als titel: ‘Swerts heeft gelijk dat ik een ezel ben.’ Ploegleider Roger Swerts spaarde zijn kritiek niet. Liboton was niet ernstig genoeg, lachte te veel, had geen karakter, wilde alleen op klasse koersen en was ook niet graag van huis weg. ‘Jammer,’ zegt Swerts, ‘want er zijn niet veel coureurs die zo mooi op hun fiets zitten, die zo knap bergop rijden. Zijn aangezicht verroerde niet eens.’ Het is allemaal waar, zucht Liboton meer dan twintig jaar later. Hij had pech – twee keer griep in het voorjaar, een zona in het najaar, een gebarsten rib na een auto-ongeluk en chaos in de liefde – maar ontkennen heeft geen zin: hij leefde niet

Mario Liboton Vreemde vogel uit het Hageland

Won de Ronde

TOEN

in 1993 bij de beloften

N U

Vogelverjager op Brussels Airport

“Ik leefde niet zoals het hoorde. Ik trainde niet hard genoeg. En op vrijdag stopte ik graag bij de frituur”

zoals het hoorde. Elke dag stond er varkensvlees op tafel. Op vrijdag stopte hij graag eens bij de frituur. Hij trainde ook niet hard genoeg. Als je het vergelijkt met hoe de renners vandaag leven, zegt hij, dan was hij een boer. Hij wist niet beter. Zijn eerste profjaar was meteen zijn laatste. Liboton ging opnieuw bij de amateurs rijden en zocht een job. Eerst was hij boswachter, dan klusjesman in het rusthuis van Scherpenheuvel en intussen werkt hij al twintig jaar op de luchthaven van Zaventem, officieel Brussels Airport. Zijn functie is op de schouders van zijn trui gestikt: bird control. De impact van een vogel op een vliegtuig is ongelooflijk, zegt hij. Onlangs kwam er een vliegtuig met een kapotte neus binnen: een lijster was er dwars doorheen gevlogen. In de fluogele Toyota waarmee hij tijdens de werkuren rijdt, liggen op het dashboard een verrekijker en een doos met kogelhulzen. Op het grondgebied van Brussels Airport zijn drie wachtbekkens, vertelt hij. Daar komt van alles op af: ganzen, duiven, stormmeeuwen. Hij moet ze vangen, verjagen, doden desnoods. Liboton strijdt ook tegen een enorme konijnenplaag. Hij zegt dat hij elk jaar vijf- tot zesduizend konijnen moet afschieten. Er zit niets anders op. Op die manier heeft hij de twee passies uit zijn jeugd met elkaar verzoend. Hij fietst nog vaak, gemiddeld 12.000 kilometer per jaar, en trekt met zijn broer naar wedstrijden in het veld. Spijt heeft hij niet. “Al vraag ik me soms wel af: waarom kan ik het nu wel, afzien op de fiets, en vroeger niet?”

BAHAMONT E S

69


70

BA HAMO N TE S


I

n zijn kabinet in het Patershol in Gent staat op de kast een trofee: een renner zit over het stuur gebogen, hij is in de inspanning versteend. Het etiket is verwijderd. Gewonnen in een tijdritkampioenschap, zegt Michiel Van Aelbroeck (30), maar geen idee welk. Ernaast leunen reisgidsen, een exemplaar van Joe Speedboot en anatomische atlassen vredig tegen mekaar. 2004 was Van Aelbroecks topjaar. Zeges in de Tour Du Valromey, Trophee Louis Caput, de Ster van Zuid-Limburg; hij won haast als vanzelf. Een week voor De Ronde zegevierde hij in de Trofee der Vlaamse Ardennen in Zottegem voor een kanjer als Edvald Boasson Hagen. Bovendien reed hij bij een sterke ploeg: het Avia Wielerteam Waasland, dat ook Nikolas Maes, Stijn Joseph en Ben Hermans in de rangen had. Maar Van Aelbroeck ging als favoriet van start in De Ronde. “In eerste instantie was er een grote groep weg maar op de Berendries, op 60 kilometer van de aankomst, heb ik samen met Nikolas Maes de sprong naar voren gemaakt. De kloof van 3 minuten was in 10 kilometer overbrugd. We gingen met elf de finale in en tijdens de tweede plaatselijke ronde geraakte ik met Steven Van Vooren voorop. In de sprint, licht bergop in het centrum van Herzele, heb ik hem vlot geklopt.” Dat jaar won Van Aelbroeck tien interclubs en verdeelde hij er nog een paar onder ploegmaats. Soms voelde hij zich niet de sterkste man in koers, maar loste hij het tactisch op. Het hoofd gebruiken, zegt hij, is minstens even belangrijk als hard op de pedalen duwen. Terwijl hij het zegt, plaatst hij de wijsvinger van zijn rechterhand zachtjes tegen het voorhoofd. De aders in arm en slaap stralen fitheid uit. Tijdritten, etappes in rittenkoersen, klassiekers bergop of vlak: de jonge Van Aelbroeck kon alles aan. Dat je zo sterk bent en het overwicht van je ploeg zo groot is, zegt hij, dat

is kicken gewoon. “Wij bepaalden de koers. Altijd en overal. We trokken elkaar naar een hoger niveau en gunden elkaar ook veel. Een zalige periode.” Alleen jammer dat het niet bleef duren. Op het einde van zijn wonderjaar maakte Van Aelbroeck de overstap naar Beveren 2000, het sterteam bij de beloften. Weinig later viel hij zwaar in de Giro della Regioni. Schedeltrauma, kneuzingen, en een plotse gloed vol inzicht: wat wil ik eigenlijk met mijn leven? “Na die val ben ik beginnen nadenken over mijn toekomst als wielrenner en dat doe je beter niet. Ik heb dat jaar nog een paar koersen gereden, maar mentaal was de veer gebroken.” Van Aelbroeck fietste liever dan hij koerste. Hij wilde buiten zijn, het onderste uit de kan halen en op zijn eentje nieuwe wegen ontdekken. Competitie hoefde daar niet bij te komen kijken en doping al helemaal niet. In aanloop naar de Tour van 2006 werd de ene na de andere toprenner positief bevonden of op non-actief gezet. Ook bij de beloften deden zich vreemde zaken voor. Sommige renners haalden een niveau dat ze later bij de profs nooit meer zouden halen. Nee, dacht Van

Aelbroeck, dit wil ik niet. Hij ging in Gent osteopathie studeren. Hij wilde mensen helpen, hun gezondheid optimaliseren en zelf voldoende tijd voor de fiets blijven vinden. Dat lukt aardig. Vandaag houdt Van Aelbroeck praktijk in Gent en Adegem – regelmatig liggen er vroegere collega’s of concurrenten op zijn tafel – en fietst hij fanatiek. Hij traint af en toe met toprenners en rijdt wedstrijden op de mountainbike. De voorbije jaren deed hij mee aan de Cape Epic, de Crocodile Trophy en de Swiss Epic, namen die als jongensboeken in de oren klinken. Dit jaar werd hij vierde op het Belgisch Kampioenschap Marathon bij de elite, de voorbije jaren won hij driemaal bij de amateurs. Spijt? Heeft hij niet. Het leven van een beroepsrenner zou hij niet meer kunnen leiden. Wel vindt hij het verrassend dat zijn testwaarden nu beter zijn dan toen hij als belofte Brussel-Zepperen won. “Bij de elite zonder contract zou ik misschien nog mooie dingen kunnen doen. Maar ik rijd liever met de mountainbike, dwars door prachtige plekken als Colorado, Utah of British Columbia. Als wegrenner had ik zoveel schoonheid nooit gezien.”

Michiel Van Aelbroeck Na de val kwam het inzicht

Won de Ronde

TOEN

in 2004 bij de junioren

Osteopaat in Gent

N U

BAHAMONT E S

71


KOPLOPER IN DE KLASSIEKERS

EN IN DESIGN

©TDWsport.com


GN N


T E KST

G eert De Vriese

DE KWAREMONT LAG HEM BETER DAN DE VENTOUX

De andere Ronde

van Tom Simpson 74

BA HAMO N TE S


1967, Tour, Ventoux, doping. Eén jaartal en drie woorden volstaan om een verhaal te vertellen dat iedereen kent. De naam van de hoofdrolspeler hoeft er niet eens bij te staan. Tom Simpson had zijn sportieve afspraken met de geschiedenis nochtans niet in de grote rondes, zoals we vaak denken, maar in de klassiekers. Zoals in de Ronde van Vlaanderen van 1961.

255

kilometer, van Gent naar Wetteren, over de Kwaremont, de Kruisberg, de Edelare, de Valkenberg, de Kasteelstraat en de intussen zowat vergeten Grotenberge, een kasseihelling bij Zottegem. Het wedstrijdscenario van de 45ste Ronde van Vlaanderen lijkt vooraf al vast te liggen. Het wordt één tegen allen, op 26 maart 1961. Iedereen tegen die ene coureur die verafgood wordt het publiek, maar uitgespuwd in het peloton. ‘Zal het wachtwoord eens te meer zijn: winne wie wil, als het Rik Van Looy maar niet is?’ opent Achiel Van Den Broeck,

eerste luitenant van vader en zoon Van Wijnendaele, zijn voorbeschouwing in Sportwereld. ‘Van Looy is de publieke vijand nummer één en hij zal dat waarschijnlijk blijven. Spontaan wordt er in de koers samengespannen tegen hem. Hij is de wereldkampioen, hij is de vetst betaalde renner uit de wielergeschiedenis, hij stelt zich aan als de onklopbare, hij is te zelfstandig, te vechtlustig enz. Dat alles heeft naijver, zelfs antipathie doen ontstaan.’ Bij Het Volk denken ze er net zo over. ‘Na Milaan-Sanremo heeft Louison Bobet in L’Equipe een open brief gericht tot Van Looy waarin hij hem vlakaf zegt dat hij verloren heeft omdat hij rondom zich, door

zijn kleinerende gedragingen, alleen nog vijanden heeft. Daarom zeggen wij: Rik Van Looy zal onmenselijk sterk moeten zijn om de Ronde van Vlaanderen te winnen!’ De intussen toch al 36-jarige Rik Van Steenbergen vat het allemaal grijnzend samen in één sneer richting Keizer van Herentals: “Napoleon kon het ook niet alleen, tegen de rest van de wereld.” De rest van de wereld? Tuur De Cabooter, vooral. De winnaar van vorig jaar en eerder op het seizoen al de beste in de Omloop Het Volk. Bij de buitenlandse kanshebbers telt Het Volk de winnaar van Milaan-Sanremo, de zaterdag voordien: Raymond Poulidor. ‘Een jongere vol ambitie en strijdlust die een grote toekomst herbergt!’ Achiel Van Den Broeck wijst nog op een tweede Fransman, Jean Graczyk, en op de Nederlander Ab Geldermans. ‘Twee gevaarlijke kleppers, maar Van Looy en De Cabooter koersen toch op HUN wegen, voor HUN mensen en beiden maken er zowat een prestigekwestie van om samen te Wetteren voor de palm te kunnen sprinten. Niettegenstaande alles voorzie ik een zege van Rik Van Looy!’

BAHAMONT E S

75


De weersverwachting Wij hebben het Weerkundig Instituut te Ukkel opgebeld en, naar de heer Armand Pien ons zelf verzekerde, kunnen wij zondag gunstig weder verwachten. De populaire weerman van de Vlaamse Televisie gaf ons volgende vooruitzichten: “Tegen de middag zonnig weder met temperaturen die in de namiddag tot 14 en 15 graden zullen opklimmen. Weinig wind.” De Ronde van Vlaanderen zal dus op een prettige lentedag worden verreden. Wat ons, maar vast en zeker ook de renners, hartgrondig verheugt! Ter gelegenheid van de aankomst der Ronde van Vlaanderen te Wetteren verleent de NMBS 50% vermindering op zondag 26 maart. De verbinding met Wetteren is nu zeer gemakkelijk dank zij de elektrificatie van de lijn Brussel-Aalst-Gent. het nieuwsblad & de nieuwe gids

165 namen staan er op de startlijst. 87 Belgen, 31 Fransen, 18 Nederlanders, 11 Italianen, 8 Duitsers, 8 Zwitsers, een Ier en ook nog een Engelsman over wie niemand het verder heeft. Waarom ook? Wie denkt – zelfs vandaag, meer dan een halve eeuw later – aan Tom Simpson wanneer het over een klassieker gaat? Neem zelf even de proef op de som. Hoe vaak startte hij in de Giro? Geen enkele keer. Hoeveel Tourritten won hij tijdens zijn zeven deelnames en wat was zijn beste eindklassering? Geen enkele, en zesde in 1962, op meer dan 17 minuten van Jacques Anquetil. En hoeveel grote klassiekers won hij? Drie van de vijf monumenten en één ingeslapen reus. Meer zelfs, Simpson finishte tussen 1960 en 1965 elf keer in de top 10 van MilaanSanremo, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-BastenakenLuik en de Ronde van Lombardije. Om maar te zeggen dat er zoiets bestaat als de paradox-Simpson: ronderenner in de overlevering en de beeldvorming, maar eendagscoureur

76

BA HAMO N TE S

aan de eeuwige eindstreep. Wielrennen vinden ze in GrootBrittannië maar een vreemde bedoening wanneer Simpson, geboren in 1937, begint te koersen. Toch zeker op de weg, met pelotons en meer van die uitwassen van die bloody foreigners van het continent. En als er dan toch eens een echte ‘Europese’ koers wordt georganiseerd, loopt het mis. Simpson wordt in 1955 voor een half jaar geschorst nadat hij tijdens zo’n wegwedstrijd door een rood licht is gereden. Dat is niet zo kinderachtig als het lijkt, want de Britten denken er niet aan het gewone verkeer stil te leggen voor een koers. Tijdritten op gras en grint, klimkoersen op onverharde wegen en pistewedstrijden zijn daarentegen geen probleem. Maar het schiet allemaal niet erg op voor iemand die écht wil koersen, bij échte coureurs, op het continent. Zelfs niet als je, zoals Simpson, brons haalt in de ploegenachtervolging op de Spelen van 1956 in Melbourne. Beroepsrenner worden, dat betekent de grote oversteek wagen. Eerst naar Frankrijk – in 1959, met 100 pond

D E

RO N D E

V A N

TO M

SIM PSO N

en twee oude fietsen als spaar- en startkapitaal – en later doorsteken naar de stad waar hij in 1961 aan zijn eerste Ronde van Vlaanderen begint. Simpson, 23 op dat moment, mag dan wel nog zeer groen achter de oren zijn, veel heeft het niet gescheeld of hij had al een grote klassieker op zak. 1960 Parijs—Roubaix. De helle­koers

is voor het eerst in heel West-Europa op televisie te volgen. 40 kilometer rijdt Simpson in zijn eentje in de aanval. Sterk en stevig, maar in al zijn onervarenheid is hij er op de verkeerde plaats aan begonnen, kapittelt Willem Van Wijnendaele hem achteraf: ‘Niemand kan ontkennen dat hij Parijs-Roubaix met voorsprong had gewonnen, wanneer hij niet te Mons-en-Pévèle maar tien kilometer verder het hele selekte wielergezelschap uit zijn wiel had geschud.’ Op een zucht van de velodroom wordt Simpson bijgehaald, en hij finisht als 9de op iets meer dan een minuut van winnaar Pino Cerami. ‘I nearly got it’, is zijn laconieke analyse. Simpson is een aanvaller, een coureur die er het liefst van bij de start zou invliegen, alle anderen meteen uit zijn wiel ranselen, en doorgaan tot het gaatje. Mislukt het? Morgen beter, denkt een echte sportman dan. Die mentaliteit is er in Engeland diep bij hem ingeramd. In je eentje je kas leeg koersen en zien wat het oplevert. Maar bij de profs op het continent is het anders. De sterkste wint niet altijd, heeft Simpson meteen begrepen, en de slimste vaak wel.


Van Gent naar Oostende De Duitse dubbele meter Jarosceuricz luidt de eerste vijandelijkheden in na 13 km… Hij verzekert zich spoedig tot 35 sekonden voorsprong, maar beseft dat tegen de nijdige bries pal op kop niets te beginnen is. Zijn rijk duurt dan ook slechts 5 km. Te Zeebrugge (km 72) rukken Terrer, Verlinden, Graczyk, M. Van den Bogaert en Lelangue zich los. Te Blankenberge (km 75) trekken Butzen, Verachtert, M. Joosen, Schroeders en Wasko op zoek achter de weglopers. Met sukses trouwens, want even vóór Oostende liepen de twee groepjes samen. sportwereld

1964 Milaan—Sanremo. Kort voor die

eerste Parijs-Roubaix in 1960 maakt Tom Simpson zijn klassieke debuut in de Primavera. Ook een editie met historische waarde, want de renners moeten in 1960 voor het eerst over de Poggio. Niemand weet al echt wat dat betekent, en neoprof Simpson al helemaal niet. Op de Turchino gaat hij in zijn eentje aan de haal uit een ontsnapt groepje. 45 kilometer houdt

hij het vol, maar op – jawel – de Poggio is zijn rijk uit. Hij finisht als 38ste met geen straat maar een hele wijk achterstand op de winnaar, de Fransman René Privat. Simpson is echter wel een eerste showcase en een ervaring rijker. Krachten sparen in de aanloop naar de Poggio, zit het vier jaar later diep in zijn achterhoofd, en dáár en dán kunnen afzien. Dat laatste is geen probleem. In die maartmaand van 1964 krijgt hij nog een spoedcursus in de hels winterse Kuurne-BrusselKuurne. Tweede na Tuur De Cabooter, maar Simpson raakt eigenlijk alleen maar over de streep omdat hij bang is dat hij zal bevriezen als hij stopt met trappen. Twee dagen later slaagt hij er op de Poggio als enige in aan te klampen bij de ontketende Poulidor. Hij is sneller dan de Fransman, dat weet Simpson ook wel. Maar nu is hij ook slimmer. Hij manoeuvreert Poulidor pal in de wind, en vanuit de luwte laat hij hem op 500 meter van de streep al achter om te winnen met een gemiddelde snelheid van 43,6 kilometer per uur, een nieuw wedstrijdrecord. De Tour zal ‘ronderenner’ Tom Simpson nooit winnen, zelfs geen rit. Maar Milaan-Sanremo staat wel op zijn eindpalmares.

BAHAMONT E S

77


Kwaremont, Kruisberg en Edelare In de afzink op Ronse spurtte Van Looy tot bij de tandem Planckaert-De Cabooter. Er begon een helse jacht op de straatstenen en tussen de snorrende, trompende en wild vechtende auto’s. Het was levensgevaarlijk! De wereldkampioen maakte een tuimelperte in de bocht welke naar de Kruisberg leidt. Tragisch was dat beeld van de regenboogtrui op de grond! Rik stond terug recht, maar het bloed gutste als een fontein uit zijn linkerwenkbrauw en zijn knie, en ook zijn wiel was stuk. Voor hem was de Ronde van Vlaanderen gedaan. “Zonder die val kon ik niet geklopt worden!” zegde Rik na de aankomst. “Hebt ge mijn sprong gezien? Dat kon tellen, hé! Spijtig dat Decabooter zo goed als nooit op kop kwam.” Op de Edelare waren er twee op de vlucht geslagen: Nino Defilippis, gehuld in de trui van kampioen van Italië, en de Engelsman Tom Simpson die in tiptopforme naar België gevlogen was! Het werd een adembenemende jacht die vele kilometers duurde, over de bulten van het Oost-Vlaamse golvend landschap, langs de grillig kronkelende wegen en dikwijls op ruwe straatstenen waarop deze twee buitenlanders vast niet verlekkerd waren. Het was iets van het mooiste wat men meemaken kan! Te Erwetegem (km 220) sprongen de twee de vier weglopers op de rug. het volk

78

1965 Ronde van Lombardije. Slechts

één renner is er vóór 1965 in geslaagd de Ronde van Lombardije te winnen in de regenboogtrui: de allereerste wereldkampioen op de weg, Alfredo Binda in 1927. Coppi niet, Bartali niet, Van Steenbergen niet en Van Looy zal het deze keer, in 1965 dus, ook niet voor elkaar krijgen; domweg omdat hij de titel misgelopen is op het WK in het Spaanse Lasarte-Oria. En voor de zoveelste keer omdat er nog een rekening openstaat, nu met Bernard Van de Kerckhove, nota bene een ploegmaat bij Solo. In de Tour heeft de Keizer zijn knecht de glorie van de gele trui niet gegund. Van de Kerckhove, in 2004: ‘Ik zei tegen Rik: “Dat ga je je beklagen!” En op het WK had hij al prijs. Ik deelde de kamer met nog een andere renner van Solo. We spraken af Van Looy in geen geval een hand toe te steken. Toen er in de tweede ronde al een groep van vijftien wegging, riep Van Looy om hulp. We gaven niet thuis. Geen kat die reageerde, het wereldkampioenschap was gedaan, Simpson won.’ De kamergenoot in kwestie is een net 20 geworden neoprof. Eddy Merckx.

Simpson mag als eerste wereldkampioen uit een niet-traditioneel wielerland de regenboogtrui aantrekken en hij toont ze ook meteen in Il Lombardia. Hij zet een ontsnapping op met Gianni Motta, laat de Italiaanse publiekslieveling voor het binnenrijden van aankomstplaats Como achter, en wint met meer dan 3 minuten voorsprong op de grote groep. Meteen na zijn wereldtitel heeft Simpson zijn regenboogtrui al verzilverd met een deal met het Britse zondagsblad People voor een exclusieve driedelige reeks: Tom Simpson, My Story. In de eerste aflevering vertelt hij dat hij de Ier Seamus Elliott in 1963 op het roemruchte WK in Ronse – Van Looy en Beheyt – 1.100 pond had aangeboden om hem aan de wereldtitel te helpen. Elliott had geweigerd, einde verhaal. Simpson heeft zelf ook wel eens 500 pond aangenomen, zegt hij nog, om een andere ploeg te helpen. Zonder verdere details. ‘Ik ben er niet trots op, maar zo gaat dat nu eenmaal in de koers.’ In het tweede deel vertelt Simpson dat hij vermoedt dat hij één keertje een drinkbus heeft gekregen waarin

BA HAMO N TE S

D E

RO N D E

V A N

TO M

SIM PSO N

wel eens verboden middelen hadden kunnen zitten. En ja, hij gebruikt ook bewust wel eens iets. Tonics, noemt hij het. ‘Energiemiddeltjes die ik krijg van mijn dokters.’ In de slotaflevering gaat het over een knokpartij die hij heeft uitgevochten met Henri Anglade. Met als onderliggende boodschap dat er in de koers tegenwoordig zoveel geld te verdienen is dat alle middelen goed zijn om een doel te bereiken. Niet echt onthullingen om steil van achterover te slaan, zelfs niet in 1965. Maar de bijhorende, typisch Engelse titels geven er, om te beginnen, al behoorlijk wat meer peper aan. ‘Secret dopers!’; ‘The whole story on drugs!’; ‘They call me a crook! ’ Wanneer de verhalen – al dan niet slecht vertaald en nog wat aangedikt – overwaaien naar Frankrijk, is het hek helemaal van de dam. Simpson wordt dagenlang gekruisigd op de voorpagina van L’Equipe en een andere Franse krant dondert: ‘Dit zal het wielrennen hem nóóit vergeven!’ Simpson krijgt anonieme scheldbrieven, Peugeot dreigt hem op staande voet te ontslaan, een forse boete, spanningen en sensatie alom. En dan in zo’n sfeertje de Ronde van Lombardije winnen… ‘Een geweldige revanche van een groot kampioen!’ vindt L’Equipe, als bij toverslag. De Tour zal ‘ronderenner’ Tom Simpson nooit winnen, zelfs geen rit. Maar de Ronde van Lombardije als wereldkampioen…


Wetteren, de plaatselijke ronde Toen Defilippis en Simpson in de kronkelstraten van Wetteren op de omloop kwamen, sprong de Engelsman uit alle macht weg. Het was zijn enige kans om te winnen, want hij bezit onvoldoende spurtsnelheid. Maar wie sprong echter op hem? Nino Defilippis, die wel zeer onstandvastig is, maar die in de zeldzame dagen dat hij er werkelijk zin in heeft, zo goed als onklopbaar is. Daarmee was het pleit beslecht: de Italiaanse kampioenentrui zou als eerste over de eindmeet van de Ronde van Vlaanderen bollen. Maar er kwam nog een laatste suspence, een zeer spijtige! sportwereld

1963 Bordeaux—Parijs. Een koers

van 557 kilometer. Simpson lijkt gevangen te zitten in een groepje van drie, op 13 minuten van de leiders. Hij zet toch nog eens aan, in zijn eentje. 161 kilometer verderop zit hij mee voorin, hij gaat zelf in de aanval, en hij neemt meer dan 2 minuten in een dertigtal kilometer. ‘Met

de gracieuze nonchalance van een Engelse gentleman die op weg is naar zijn club voor een partijtje bridge!’ zweemzwijmelt de Franse wielerpaus Pierre Chany. Met dank ook aan het tactisch vernuft en de ervaring van zijn gangmaker, die Simpsons aanvalsdrift en brute kracht in de juiste banen leidt. Het is Fernand Wambst, die in 1969 overlijdt bij de valpartij met Eddy Merckx op de piste van Blois. Simpson heeft als winnaar in het Parc des Princes meer dan 5 minuten voorsprong op de Nederlander Piet Rentmeester. Peter Post en Jo de Roo komen met net geen 14 minuten achterstand over de streep. De Tour zal ‘ronderenner’ Tom Simpson nooit winnen, zelfs geen rit. Maar Bordeaux-Parijs…

Wetteren, de spurt Defilippis spurtte niet omdat er geen spandoek was en hij niet wist waar de eindmeet lag. De blij verraste Simpson won met een wiel zonder dat hij het zelf goed wist! Dit zal later in de annalen van deze Ronde geboekt blijven: eerste een Engelsman, tweede een Italiaan, derde een Hollander (De Haan) en eerst op de vierde plaats een Belg, Mieleke Daems. Volstrekte meerderheid voor de buitenlanders, en we kunnen dus niet trots zijn op deze Ronde van Vlaanderen! Een gril van het lot heeft gewild dat de naam van Simpson op de erelijst komt, maar hij is toch ook een beetje van ons. Want het was toch te Gent dat hij twee jaar geleden onbekend aanlandde, en het is toch bij ons geweest dat hij een echte koereur geworden is! Die Simpson is ook een sympathieke kerel. Daarom zeggen we tot slot toch proficiat aan de Engelsman, de eerste die zijn naam op de erelijst van een klassieker zet, for he’s a jolly good fellow! het volk

Een bizar einde, uiteraard. Wat vindt God de Rondevader Karel Van Wijnendaele ervan? ‘Het was een beroerend slot, en ’t zou zo schoon worden want uit de zes kon er een groot renner ene heerlijke overwinning halen’, schrijft de ondertussen 78-jarige hoofdopsteller van

Sportwereld in de maandageditie, alsof de Eerste Wereldoorlog taalkundig nog moest beginnen. ‘Maar het gebeurde niet, of beter, ’t ging niet lijk we ’t hadden gewild. De banderol “Aankomst” aan flarden! Er werd weliswaar met een rode vlag gezwaaid, maar die zwaai en die vlag waren

BAHAMONT E S

79


80

algelijk niet een banderol. Defilippis sprintte en… En hij won! Zo meende hij. Hij richtte zich op vijf meter van de meet op, en Simpson reed hem voorbij. Defilippis werd niet geklopt, maar de scheidsrechter moest onverbiddelijk zijn en besluiten: Simpson won! ’t Was een harde Ronde, met die harde wind. Het slot was verrukkelijk schoon tot op… vijf meter van de meet!’ Het palmares van de in 2010 overleden Defilippis (78) is vandaag wat ondergesneeuwd geraakt. Ten onrechte. Twee keer kampioen van Italië, de Ronde van Lombardije en 9 ritten in de Giro, 7 in de Tour en 2 in de Vuelta. Alleen, die vermaledijde Giro delle Fiandre, en die verdomde Inglese van een Simpson… In 2006 – bijna een halve eeuw later – windt Defilippis zich er nog steeds behoorlijk over op. Hij is bedrogen door Simpson én bestolen door de organisatie, houdt hij vol. ‘Na onze eerste doortocht bij de plaatselijke ronde hebben ze de streep 100 meter verder gelegd!’ fulmineert hij. ‘Toen ik bij onze tweede passage doorkwam op de plaats waar ze eerst lag, dacht ik dat ik gewonnen had. Simpson ook, trouwens. Dat kun je duidelijk zien aan de foto’s van de aankomst.’ Het probleem is dat er nauwelijks beelden van zijn, en de foto’s die er zijn, brengen geen duidelijkheid. ‘En dan heeft Simpson me nog

eens geflikt ook!’ dondert Defilippis onverstoorbaar door. ‘Hij deed alsof hij er helemaal doorzat. “Laat me alsjeblief niet achter, Nino”, smeekte hij me onderweg. “Neem me mee naar de streep, en je mag winnen met tien meter voorsprong.” En maar zijn tong maar uit zijn bek laten hangen, alsof het echt niet meer ging, cretino!’ Die tactiek is niet helemaal bij voorbaat uit te sluiten. Een gelijkaardig theaterstukje voert Simpson in 1965 immers ook op in de slotfase van het WK. Eveneens in een vlucht en een spurt met twee, deze keer met Rudi Altig. Simpsons boerenbedrog levert hem de wereldtitel op. Tenminste, dat beweert Altig, die er op zijn beurt dan weer van verdacht wordt dat hij het WK verkocht heeft aan Simpson. Hoe dan ook, Willem Van Wijnendaele zorgt na de Ronde van Vlaanderen van 1961 voor het interview met de winnaar in Sportwereld. Althans, Tom Simpson mag ook wel eens iets zeggen, tussen de bespiegelingen van God de Rondezoon door. ‘Had de winnaar, die gisteren zijn eerste Ronde van Vlaanderen reed, zich voorgenomen ze op een dergelijke manier te betwisten? Gedeeltelijk wel. Men weet dat de Engelsman een drietal jaren geleden in Gent in het Kuipke als liefhebber in ons land debuteerde. Hij maakte er talrijke vrienden. Een dezer

BA HAMO N TE S

D E

RO N D E

V A N

TO M

SIM PSO N

vrienden had hem het parkoers van onze wegrit nauwkeurig uiteen gezet. Hij had hem de raad gegeven pas op de hellingen zijn uiterste kracht in de strijd te werpen. Het was dus allesbehalve toeval dat Simpson op de Edelare in het tegenoffensief sprong. “Het verdere verloop heeft aangetoond dat ik wijs handelde. De les van Parijs-Roubaix van vorig jaar ben ik nog niet vergeten.” De zege van gisteren heeft hem echter voor deze kostelijke nederlaag vergoed. “Mijn villa in Normandië komt er nu toch”, verklaarde hij onder het stortbad tot de hem omringende journalisten. “Uw villa?” wilden ze allemaal weten. “Ja, ik wens al sinds ik in 1959 beroepsrenner werd met de wielrennerij genoeg te verdienen om mij een mooi huis in Normandië te kunnen laten bouwen. Die wens gaat thans in vervulling.” “Wat zijn nu je verdere plannen?” informeerden de perslui. “Alles meepakken wat ik kan. De Ronde van Vlaanderen is een pracht van een wedstrijd. Men heeft me altijd voorgehouden dat slechts een wegrenner met talent hem kan winnen.” Hij heeft er niet aan toegevoegd dat hij die kampioen is. Daar is hij te bescheiden of te flegmatiek voor. Wij deden het in zijn plaats. Hij had zichtbaar goest ons hiervoor te bedanken.’ De Ronde van Frankrijk zal Tom Simpson nooit winnen, zelfs geen rit. Maar de Ronde van Vlaanderen…


Denkt u dat uw sportvoeding efficiënt is? Maak de keuze voor kwaliteit. ____________ Sanne Cant

DIETE SPORT FRANCE - PLESCOP - RCS VANNES B 323 784 140 - © Photopress

Mathieu VAN DER POEL ____________

Sinds 1982 biedt OVERSTIM.s een compleet assortiment kwaliteitsproducten. Waarom kiezen de beste wielrenners ter wereld voor OVERSTIM.s

P Meer dan 400 referenties om te voldoen aan elke specifieke behoefte P

Een BIOLOGISCH- en een GLUTENVRIJ assortiment

P

Een selectie kwaliteitsingrediënten

P

Een antidopage certificering AFNOR (NF V 94-001)

Voor meer informatie en een lijst met verkooppunten:

www.overstims.com

OVERSTIM.s - ESPACE TRÉHUINEC - 56890 PLESCOP - FRANKRIJK - Tel. +33 (0)297 622 172 - Email : export@overstims.com


82

BA HAMO N TE S

1 0 0

V RAG EN

A A N

WO UTER

V A NDENHA UTE


100 VRAGEN AAN

Wouter Vandenhaute “De baseline van de koers moet zijn: the best riders in the best races.” T E KST

Rik Van Puymbroeck FOTO ’ S

Jelle Vermeersch I L L U ST R AT I E S

Randall C.

Als hij God was, dan keerde Wouter Vandenhaute terug naar de Ronde van 2003 en hielp hij Frank Vandenbroucke aan de zege. Maar hij is God niet. Hij vindt zich niet eens de bezitter van de Ronde van Vlaanderen. “Die is van het publiek.” Maar dat is dan weer te groot om te interviewen. Bij de honderdste Ronde stellen we dus 100 vragen aan de baas van Flanders Classics.

H

onderd vragen stellen, duurt vijf uur. Er is dus geen tijd te verliezen. En geen plaats. We kunnen dus niks schrijven over hoe lekker de lunch in zijn restaurant Couvert Couvert was. We kunnen niks schrijven over wat hij vertelt over zijn nieuwe huis, over zijn neef Jaan die in Derde Klasse bij Oudenaarde speelt – “op de 6” – en zijn nichtje Ella die bij de nationale selectie van de min-17-jarigen voetbalt. Spijtig. Sorry. Start. 1

Wat is jouw allereerste herinnering aan de Ronde van Vlaanderen?

“Ik ben een jaar of 5 en sta met mijn vader langs de Hundelgemsesteenweg in Merelbeke. Mijn rechterhand zit in zijn linkerhand en de coureurs passeren. Het gekletter maakt me bang, dat weet ik nog goed. Een renner herinner ik me niet meer, maar Rik Van Looy moet erbij geweest zijn. Mijn vader was een voetballiefhebber. Alleen voor Rik Van Looy kwam hij buiten. In een volgende flits sta ik op de Edelare. Vandaag een macadamweg, de N8 van Oudenaarde naar Brakel, die 5 procent klimt. Zéker geen Ronde van Vlaanderen-helling. Maar toen wel. We woonden al in Huise, dat moet dus in 1969 of 1970 geweest zijn.” 2

In ‘69 won Eddy Merckx een legendarische Ronde. Je herinnert je hem niet op de Edelare?

“Nee, we hadden geen televisie thuis en geen wielercultuur. Ik kénde geen renners. Mijn vader nam me mee naar het voetbal. De allereerste match die ik live zag was Waregem

BAHAMONT E S

83


“We hadden thuis geen wielercultuur. Mijn vader nam me mee naar het voetbal. Hij is 82 nu en ik kan hem geen groter plezier doen dan met een match op Anderlecht. Naar de Ronde van Vlaanderen heb ik hem nog nooit meegevraagd. Het zegt hem weinig”

– Club Brugge, met Fernand Boone in de goal. Soms gingen we bij mémé op tv kijken, al was het toen niet altijd zeker of de match werd uitgezonden. En later gingen we vaak naar Antwerp of Beerschot. Mijn grootouders aan moederszijde woonden in Wilrijk en als Antwerp of Beerschot een topmatch tegen Anderlecht of Standard moest spelen, zei mijn vader in het begin van de week: ‘Zouden we niet nog eens naar de bomma gaan?’ Mijn vader is 82 nu en ik kan hem geen groter plezier doen dan met een match op Anderlecht. Naar de Ronde van Vlaanderen heb ik hem nog nooit meegevraagd. Het zegt hem weinig.” 3

Je had op dat moment zelf geen wielerheld?

“Pas toen ik sportjournalist werd, raakte ik gepassioneerd door de koers. De eerste wielrenner die me intrigeerde, was Greg LeMond. In 1986 vroeg Guy Mortier me om Joop Zoetemelk te interviewen voor Humo. Zoetemelk was toen wereldkampioen. Maar ik wilde LeMond interviewen en ik kon Guy overtuigen. Met fotograaf Herman Selleslags heb ik een hele dag doorgebracht bij LeMond in Marke. Net als Armstrong later was hij heel openhartig, je kon elk antwoord zo uittikken, it made sense. En Herman mocht in de tuin vrijuit foto’s maken van LeMond met zijn naakte zoontje op de arm. Grote interviews met renners, op die manier, bestonden tot dan eigenlijk niet.” 4

84

Stel dat je God was: naar welke Ronde zou je jezelf terugflitsen om méé te rijden?

BA HAMO N TE S

(blaast en denkt lang na) “Spontaan denk je aan die van Merckx in ‘75 waarbij Frans Verbeeck na de finish zegt: ‘Fred, hij rijdt 5 per uur te snel voor ons.’ Of die van ‘77 waarin Maertens De Vlaeminck in een zetel naar den arrivé brengt. Of de Ronde van ‘85 met Eric Vanderaerden, die van ‘89 met de huilende Van Hooydonck en die waarin Museeuw op Tenbosse iedereen er op de grote plaat afrijdt.” 5

Maar als je echt moet kiezen?

“Dan zou ik in 2003 liefst mee zijn met Van Petegem en Vandenbroucke en zou ik Vandenbroucke aan de overwinning helpen. Met Frank had ik een vreemde persoonlijke band. Ik was op mijn 28ste beginnen fietsen. Later koerste ik bij de Vrije Liefhebbers en ik trainde in de buurt van Leuven met jongens als Jarno Vanfrachem, een generatiegenoot van Vandenbroucke. Af en toe ging ik met hem naar de koers kijken. Ze waren 16 en op een dag in Boortbeermeek kwam Frank naar me toe: ‘Ik ken je van op tv.’ We zaten nooit in elkaars leven, maar vanaf dan praatten we altijd als we elkaar ergens zagen. Bij toppers is het vaak living on the edge en bij Frank was het over the edge, maar hij hád het. Als ik dus één ding aan de geschiedenis van de Ronde zou kunnen veranderen, reed ik mee in die editie van 2003, als derde man, en zou ik slimmer en leper zijn dan Van Petegem om Frank te helpen.” 6

1 0 0

Zit er in de stamboom Vandenhaute iemand die ooit gekoerst heeft?

V RAG EN

A A N

WO UTER

“Nee, en zelfs in Huise koerste niemand. Mijn enige relatie met de koers was de Grote Prijs van Wilrijk op 15 augustus, een koers die nu niet meer bestaat. Mijn grootvader was 20 jaar burgemeester en als jong manneke mocht ik met de chauffeur van bompa meerijden in de koers. Nadien mocht ik op het podium. Ik ben hem kwijt, maar er bestaat één foto waarop ik naast Eddy Merckx op het podium sta. Ik herinner me zijn zweet nog goed, dat voelde ik met mijn hand door die natte gebreide Molteni-trui.” 7

In een interview zei je vorige zomer: “Deep down ben ik een sportman.” Een gemiste kans?

“Ik had niet genoeg talent. Bij de Vrije Liefhebbers kon ik mijn plan trekken, maar een vriend praatte het uit mijn hoofd om écht bij de amateurs te proberen en daar ben ik nog altijd blij om. Als ik in het jaarlijks koersje van Studio 100 meerijd, vind ik wel mijn weg in het peloton. Maar dat is niet genoeg. Mijn motor is te licht. (lacht) Ik heb wel een hematocriet van 43. In het epo-tijdperk had ik er kunnen bij zijn.” 8

Welk soort renner zou je geweest zijn?

“Misschien een type voor koersen als de Ronde van Vlaanderen?” 9

En kijk je daarom ook liever naar zulke klassiekers dan, bijvoorbeeld, naar een rit over de Tourmalet?

“Ik ben een wielerliefhebber pur sang en ik kijk met lede ogen aan hoe de sport van gespecialiseerd naar

V A NDENHA UTE


“Elke organisator is baas in eigen huis. Als ik de Ronde morgen van Antwerpen naar Essen wil laten rijden, over 50 kilometer, dan kan ik dat. Voor alle duidelijkheid: dat ben ik niet van plan”

hypergespecaliseerd is gegaan. Zelfs in de klassiekers heb je twee pelotons. Wij denken in Vlaanderen dat wielrennen een grote sport is, maar worldwide is het een kleine sport. Weliswaar de enige kleine sport die het potentieel heeft een middelgrote sport te worden, zoals tennis of Formule 1. Maar dan moet de sport zich radicaal hervormen. En de laatste 25 jaar is het totaal de foute richting uitgegaan.” 10

Iemand zei: “Parijs-Roubaix gaat de weg op van Bordeaux-Parijs, straks rijden er nog maar een paar toppers mee.” Hij kreeg gelijk, ook in de Ronde rijden Nibali, Froome en Contador niet mee.

“Dat is superjammer, want als ze in de Tour over de kasseien van Roubaix moeten, kunnen ze het wel. Het heeft dus te maken met hoe het wielrennen georganiseerd is. Ik voel wel dat de Ronde nu meer op de kaart staat dan vijf jaar geleden. Dat zie je aan hoe de UCI, de ploegen en de renners naar ons kijken. Vorig jaar was Alejandro Valverde hier en dit jaar komt Tony Martin. Maar mijn droom en ambitie is om over 15 jaar weer alle toppers van de wereld aan de start van de Ronde te hebben.” 11

Was eigenaar worden van de Ronde ooit een droom?

“Ik beschouw me niet zo. De Ronde is publiek bezit. Dat merkte je toen ik de aankomstplaats veranderde en dat is goéd. Ze is van de gemeenschap en maakt deel uit van een cultuur. Ik ben hooguit de hoeder. Ze was bovendien al groot, bestond al

héél lang voor mij en ik hoop ze beter over te laten dan toen ik ze vond.” 12

Wat vind jij dan nu al het grote verschil met vijf jaar geleden?

“De Ronde heeft internationaal duidelijk meer uitstraling gekregen. Voor het eerst zullen aan de Ronde voor wielertoeristen meer buitenlanders deelnemen dan Belgen. En dat komt onder meer door het nieuwe parcours. Vroeger reed de Ronde uit de Vlaamse Ardennen weg, weliswaar op weg naar de mythische beklimming van de Muur van Geraardsbergen. Nu blijven we in de Vlaamse Ardennen en de aankomstplaats, Oudenaarde, is een stad. De Ronde leeft daar nu een heel jaar door en alle B&B’s zijn het hele jaar fully booked. Haal je daardoor Valverde naar hier? Nee, maar dynamiek trekt altijd aan. Flanders Classics heeft de E3 Prijs Harelbeke groter gemaakt dan hij was. Ze zijn zelfs World Tour. Terecht of onterecht, dat laat ik in het midden. Maar zonder Flanders Classics was hen dat nooit gelukt.” 13

Je wilde hen er wel bij. Waarom wilden zij niet?

“Wielrennen is organisation driven: elke organisator is baas in eigen huis, beslist welke sponsor hij neemt en aan wie hij zijn tv-rechten verkoopt. Als ik de Ronde morgen van Antwerpen naar Essen wil laten rijden, over 50 kilometer, dan kan ik dat. Voor alle duidelijkheid: dat ben ik niet van plan. Maar there are no rules. Er zijn dus veel baronieën. Wielrennen is lang een sport van linkadoors geweest. Hennie Kuiper

zei ooit: ‘Wielrennen is eerst het bord van een ander leeg eten en dan pas aan dat van jou beginnen.’ Dat zit ook in het organiseren. De Tour de France is by far de belangrijkste wielerwedstrijd ter wereld en ze doen er alles aan om de rest zo klein mogelijk te houden. Wel, ik probeer van de kracht van de Ronde gebruik te maken om de andere koersen mee op te tillen. Zonder schrik. Want ook al dachten de mensen van de E3 Prijs ooit dat ze even belangrijk waren en denken sommige mensen achter Gent-Wevelgem dat vandaag ook, de Ronde zal altijd onze belangrijkste koers blijven.” 14

Maar je moest schuiven met de kalender?

“Het klassieke voorjaar telt vijf weken en zes weekends. Daar hebben wij er twee van. En data zijn key: als de Giro in juli werd gereden, was niet de Ronde van Frankrijk de belangrijkste wedstrijd ter wereld. De Amstel profiteerde on the spot van de switch met Luik-Bastenaken-Luik. Maar wat deden wij? Het weekend voor de Ronde gebruikten wij om te trainen voor de Ronde. Terwijl GentWevelgem de enige wedstrijd was die het potentieel had om dat weekend ervoor uit te groeien tot een monument. Zelfs Bernard Hinault staat op die erelijst. In een rijtje zondagwoensdag-zondag-woensdag zou dat ideaal geweest zijn: Milaan-Sanremo, Dwars door Vlaanderen, GentWevelgem, E3, Ronde, Scheldeprijs, Parijs-Roubaix, Brabantse Pijl, Amstel, Waalse Pijl en LuikBastenaken-Luik. E3-Ronde zou een ideaal koppeltje geweest zijn, net

BAHAMONT E S

85


“Ik heb nooit directieven gegeven aan de parcoursbouwers dat ik de Muur er niet meer in wilde. Voor de honderdste Ronde zijn er heel veel ideeën geweest, maar níemand heeft me gezegd: ‘Laten we voor die ene keer toch de Muur weer opzoeken’”

zoals Waalse Pijl en Luik. Ik heb die mensen helaas niet meegekregen.” 15

En zo blijf je zitten met de Driedaagse van De PanneKoksijde als training voor de Ronde.

“Dit is een sport waarin ze het hele jaar door trainen voor iets anders. Twee weken voor Roland Garros heb je het tornooi van Monte Carlo, ook op gravel. Natuurlijk winnen Djokovic en Federer liever in Parijs. Maar de finale van Monte Carlo spelen ze wel op leven en dood om te winnen. Dat hadden we met die afwisseling zondag-woensdag ook kunnen doen. De Driedaagse eruit halen, was dan het enige offer geweest.” 16

Zou je die opgegeven hebben?

“We hadden samen een andere datum kunnen zoeken. Ik heb al 19 jaar een appartement in Oostduinkerke en ik ben er nog altijd welkom. Ik ken die mensen goed en ze zeggen me (met West-Vlaams accent): ‘We behriepen het wel, mo we vichten vo uuze plekke.’ Wat ik wel snap.” 17

Je mag nog eens God zijn: welke helling uit een ander monument zou je naar het parcours van de Ronde overhevelen?

“Dan zou ik de Muur van Geraardsbergen dichter bij Oudenaarde leggen. Dat is de helling die ik het meest mis in de Ronde. Dat meen ik echt.” 18

86

Maar je bent God niet en dus zeg je: ‘De Muur komt nooit meer terug.’

BA HAMO N TE S

“Zeg nooit nooit. Maar ik denk dat we eerder verder bouwen op wat er nu is. Ik had het me gemakkelijk kunnen maken door de Muur erin te houden. Ik heb zelfs nooit directieven gegeven aan de parcoursbouwers dat ik de Muur er niet in wilde. Dat zweer ik. De vraag is hoe ver je uit de baan kan gaan na de Valkenberg en de Berendries. En hoe je dan terugkeert. Voor de honderdste Ronde zijn er heel veel ideeën geweest, alleen heeft níemand me gezegd: ‘Laten we voor die ene keer toch de Muur weer opzoeken.’” 19

Ben je, net als in Oostduinkerke, nog welkom in Geraards­bergen?

“Het verschil tussen sociale media en media is enorm. En dan is er nog eens een gigantische afstand tussen de media en het publiek. Op Twitter was ik een moordenaar, een crapuul en een geldwolf. In de gewone media was ik de doodgraver van de Muur en wellicht de Ronde. Maar bij het publiek? Ik sta elk jaar op het parcours van de E3 Prijs en zelden of nooit word ik uitgescholden. Nooit heeft iemand me fysiek bedreigd. En Willy Verlé, de voorzitter van het aankomstcomité in Meerbeke, nodigt mij elk jaar uit voor het criterium in Ninove.” 20

Hebben critici van toen je ondertussen al wel eens gelijk gegeven?

“Heel veel mensen zijn blij met de nieuwe Ronde. We hebben nu vier edities gehad, vier mooie wedstrijden en vier mooie winnaars. Kijk eens naar de twintig jaar voordien

1 0 0

V RAG EN

A A N

WO UTER

op het oude parcours. Dat waren niet altijd zulke spannende wedstrijden en niet altijd even grote winnaars.” 21

Is het voor een organisator van belang dat Tom Boonen of Fabian Cancellara wint? Voor ons was Nick Nuyens mooi, maar stel dat hij Italiaan was…

“Zoals Gianluca Bortolami… Maar nee, ik wil een hoogstaande sportieve strijd en als er dan een outsider wint, mag dat. Het is goed dat Nadal, Federer of Djokovic Roland Garros winnen. Maar wanneer een lokale held als Yannick Noah er boven zichzelf uitstijgt, is dat fantastisch. Liever een spannende koers met een outsider als winnaar dan een saaie koers met een topper op het podium.” 22

Geniet je als organisator op de dag zelf van de koers?

“Van mijn geprivilegieerde positie als organisator maak ik gebruik om mezelf en mijn gasten een vipvipprogramma uit te tekenen. ’s Morgens gaan we naar de start, even naar de bussen en dan naar het startpodium. Nadien laten we de renners een keer of twee passeren. Net voor Oudenaarde rijden we het parcours op, 10 minuten voor de renners, dan doen we een paar hellingen. Op de Oude Kwaremont lunchen we, we zien ze twee keer passeren en net voor de derde keer gaan we beneden nog eens kijken, net waar ze een laatste keer opdraaien naar de Oude Kwaremont. Daar staat niemand en 100 meter verder komen we weer op het parcours om zo naar de finish te rijden. Daar kijken we op de ere­ tribune. We rijden die dag met twee

V A NDENHA UTE


auto’s: met één rijd ik en met de andere Catherine, mijn vrouw.” 23

En wie mag er mee? Zakenrelaties of vrienden?

“Dat is elk jaar een ander gezelschap. Ik stel dat zorgvuldig samen met mensen die bij elkaar passen en natuurlijk gepassioneerd zijn door de koers. Voor dit jaar ben ik er nog niet uit. Wie? Daar ben ik liever discreet over. Ik geef één voorbeeld. Wim Dejonghe, een fietskameraad, is één van de bazen bij (advocatenkantoor) Allen & Overy. De voorzitter van dat bedrijf, David Morley, is zot van de koers. Bij hen is het de gewoonte dat wie op pensioen gaat een droom mag uitspreken. Morley wilde heel graag eens naar de Ronde komen kijken. Wim zei me dat en ik heb die man uitgenodigd in de wagen. Zelf heb ik daar geen rechtstreeks belang bij. Over zaken praten we niet. Enkel over de koers.” 24

Je mag nog één keer God zijn: welke renner wil je liever niet op de erelijst van de Ronde? René Martens, Jacky Durand, Steffen Wesemann of Alessandro Ballan?

“Ook Johan Lammerts staat erop. Laten we dus eerlijk zijn: die ‘mythische’ finale die we hebben afgeschaft heeft Johan Lammerts, René Martens, Gianluca Bortolami, Nick Nuyens, Jacky Durand en Steffen Wesemann opgeleverd. Dat zijn er zes op een dikke dertig jaar. Maar waarom zou ik die renners hun moment de gloire afnemen? Ik denk alleen dat ze op het nieuwe parcours niet meer zouden winnen.”

25

Ben je in die optiek dan blij dat Tiesj Benoot vorig jaar vijfde werd en niet won.

“Nee, hij mocht winnen. Volgens mij wordt hij trouwens een hele grote. Pas op, na de Paterberg is het niet minder ver tot Oudenaarde dan na de Bosberg hoor. Alleen is het nu wel een intensere finale.” 26

Alessandro Ballan werd later op doping betrapt. Maar hij moest nooit, zoals Lance Armstrong en Alberto Contador in grote rondes, zijn zege inleveren.

“En terecht. Dat Contador zijn zege kwijtspeelt en Schleck winnaar van die Tour wordt, daar kan ik nog mee leven. Al kun je nog discussiëren of dat terecht is. Zat de ene voller dan de andere? Maar als organisator van de Ronde van Frankrijk zou ik er niet mee kunnen leven dat er zeven keer een X op mijn erelijst staat. Eigenlijk zeg je dan: die koers was één grote grap. Zolang ik eigenaar van de Ronde ben, wil ik nooit een X op mijn erelijst. Het is de ultieme schande voor een wedstrijd. Wie is dat, X?” 27

Hoe sta je tegenover doping­ gebruik in het wielrennen?

“Zoals in andere sporten: het is niet aanvaardbaar, moet bestreden worden en gesanctioneerd. Maar er moeten voor het wielrennen geen andere normen gelden en ik geloof niet in zero tolerance. Omdat zo’n maatschappij onleefbaar is. Als je niet aanvaardt dat mensen fouten maken, kom je in een fascistische maatschappij terecht. Wie gaat dat beoordelen? En hoe kun je dan nog op je gemak zijn?”

28

Maar hoe valt doping anders te bestrijden?

“Jacques Rogge pleitte als IOCvoorzitter met de beste bedoelingen voor zero tolerance. Maar het leidt evengoed tot willekeur. Een dopingbeleid moet streng, maar rechtvaardig zijn. Het idee dat we stalen moeten invriezen, snap ik vanuit een zuiverheidsideaal. Topsport is per definitie ongezond. Doping gaat dus niet om het gezondheidsideaal, maar wel om competitievervalsing. Die X op de erelijst van de Tour is dus totale hypocrisie,want er is geen enkele wielerkenner die betwist dat Lance Armstrong niet terecht zeven keer de Ronde van Frankrijk heeft gewonnen. De voornaamste ambitie van dopingbestrijding moet dus zijn om competitievervalsing tegen te gaan.” 29

Johan Museeuw is ambassadeur van Flanders Classics. Zeg je nu: ‘We moeten hem niet laten vallen, want hij deed zoals de rest?’

“Ik begrijp niet waarom Lance Armstrong geschrapt is van de erelijst van de Ronde van Frankrijk en waarom Miguel Indurain, Bernard Hinault en Eddy Merckx daar dan wel nog op staan. De heerschappij van Indurain was tijdens de topperiode van de epo. Nooit zal een Tourwinnaar nog 78 à 80 kilo wegen. En Bernard Hinault en Eddy Merckx zijn betrapt tijdens hun loopbaan. Voor mij gaat het alleen om competitievervalsing. En voor de rest gaat het over topsport. Over aftasten van grenzen. En die jongens gaan op elk vlak tot op de limiet. Dus moet je qua dopingbestrijding daar bovenop zitten.”

BAHAMONT E S

87


30

Heb je ooit zelf epo geprobeerd?

“Ben je zot?” 31

Het verhaal gaat dat jij op het Belgisch Kampioenschap wielrennen voor journalisten in 1992 betrapt bent op doping.

“Ik ken dat verhaal en ik ken de journalist van Het Belang van Limburg die dat verhaal de wereld heeft ingestuurd. Hij heeft dat aan Edwig Van Hooydonck verteld en zo kwam het later bij mij. Het klopt totaal niet. En ik heb daar nooit op gereageerd. Maar denk je nu écht dat het verhaal uit de pers was gebleven als het waar was? Als hij je zou verteld hebben dat ik zijn portefeuille had gestolen, had je dat niet geloofd. Maar doping wel. Waarom? Het is zo absurd als het zijn kan.”

Ik ken alleen de Eddy van na zijn carrière en dat is een grote mijnheer.” 34

“Mja, maar voor mij was wielrennen niet aan de orde, vanwege niet goed genoeg. Ik ken mijn niveau. Twee jaar geleden reed ik in L’Etape du Tour met 13.000 anderen de rit naar Hautacam met onderweg de Tourmalet. Ik was 804de en 100ste bij de 50-plussers. Proficiat!” 35

32

Over epo gesproken: vaak is gezegd dat Greg LeMond dat in het peloton bracht. Iemand zei dat jij zelfs babysitte op LeMonds kinderen.

Nee, dat heb ik nooit gedaan. Zo’n grote vriend was hij niet. Als journalist had ik wel een supergoed contact met hem. In ‘86 interviewde ik hem, dan nog eens na zijn jachtongeval in ‘87, ik interviewde zijn vader en zijn vrouw Kathy. In ‘90 was ik met Mark Uytterhoeven samen in Estepona, in hetzelfde hotel als LeMond. Mark maakte toen een stuk voor Extra Time en ik interviewde hem voor Humo. Achteraf was Eddy Merckx daar heel kwaad over. Merckx had LeMond aangepakt omdat hij alleen de Tour zou rijden, wat niet helemaal klopte. Over Merckx zei Greg toen: ‘Als hij nu nog zou koersen, he would be one of the good riders, maybe the best.’ Dat werd natuurlijk de titel. Eddy kon er niet mee lachen.” 33

Merckx is een monument voor iedereen. Kun jij hem nog als mens zien?

“In zijn glorieperiode tussen ‘66 en ‘74 was ik tussen 4 en 13 jaar en als je op die leeftijd niet in die cultuur zit, passeert dat. Natuurlijk is hij een monument, he’s bigger than life, een mythe en een mens. Maar ik heb hem als wielrenner niet zo meegemaakt.

88

BA HAMO N TE S

Dan moet je blij zijn dat je zelf nooit renner werd. Renners uit jouw geboortejaar waren Eric Vanderaerden, Brian Holm, Bruno Cenghialta en Martin Early, velen ondertussen has-beens. Terwijl jij nog steeds aan de top van Woestijnvis, Couvert Couvert en de Ronde staat.

Maar zijn we wel goed genoeg in monumentenzorg? Mensen als Eric Vanderaerden en Roger De Vlaeminck zouden in Italië een standbeeld krijgen. Bij ons durven we er al eens mee lachen. Hebben zij niet eeuwig recht op een gratis doorlaatbewijs in elke klassieker?

“Als zo iemand me belt, krijgt hij dat sowieso. Ik heb veel respect voor mensen als Eric en Roger. Maar dat heb ik ook voor een goede oud-leraar.”

in beeld brengen. Maar vandaag ziet een bergrit in de Tour er nog altijd uit zoals dat 25 jaar geleden het geval was. Vergelijk dat eens met voetbal of Formule 1. Als je die zou uitzenden zoals toen…” 38

“De baseline van het wielrennen moet zijn: the best riders in the best races. Maar de uitzending van de Tour is nu een vreemde mix tussen een toeristisch magazine en een sportwedstrijd. In de Tour van ‘89 kon je in de klimtijdrit tussen Gap en Orcières-Merlette de hartslag van de renners zien. Live: die van Rooks, LeMond, Fignon. 27 jaar later zie je dat niet meer. Net in een wereld waarin alles over data gaat. Je zou alles moeten zien: hartslag, wattage, trapfrequentie… Maar wielrennen heeft een nostalgisch verlangen naar wat was en nooit meer terugkomt. De oortjes afschaffen? Maar nee! Als zou blijken dat koersen te gesloten zijn, maak ze dan korter en breng het aantal renners per ploeg naar beneden.” 39

36

Wat doen jullie als organisatoren als het nieuws komt van het zware ongeval van John Degenkolb?

“Ik heb contact met zijn ploegleider en ik heb hem gebeld. Dat is niet meer dan normaal. Maar zo’n gesprek behoort toch tot de privésfeer.” 37

Welke koers zou je opnieuw in het leven willen roepen? Bordeaux-Parijs, Trofeo Baracchi of de Grote Prijs Eddy Merckx?

“Het wielrennen moet stoppen met achteruit kijken en moet vooral vooruit kijken. Ik heb geen heimwee naar koersen, maar wel naar die periode waarin de beste renners tegen elkaar koersten. En áls je BordeauxParijs weer in het leven roept, zou je het moeten capteren en die eerste 300 kilometer ’s nachts fantastisch

1 0 0

V RAG EN

A A N

WO UTER

Er is Velon, waarin 11 World Tour-teams samenwerken om het wielrennen met de hulp van technologie dichter bij de fans te brengen. Zijn er nog andere manieren om het beter te doen?

Zijn er geen grenzen aan de technologie?

“De fiets moet nog altijd 6,8 kilo wegen, terwijl de nieuwe Trek die nu uit is 4,8 kilo weegt. Ik snap die nostalgie niet. Waarom zouden renners van nu op de fiets van Eddy Merckx moeten rijden? De records van Obree en Boardman waren fantastisch. Ik wil vooruit en niet achteruit. Dat doet geen afbreuk aan de 49,431 kilometer per uur van Merckx in Mexico. Ik hoop het nog mee te maken dat een man op een fiets gedurende een uur 60 kilometer rijdt. Dat zou fantastisch zijn.” 40

Ga je het ooit nog meemaken dat Arabieren, Chinezen of Russen de Ronde van Vlaanderen kopen?

“Ik hoop dat de Ronde in een globaal wielerconcept verankerd geraakt. Wie daar dan de eigenaar van wordt, vind ik niet zo belangrijk.”

V A NDENHA UTE


SINT-KORNELIS-HOREBEKE

Haaghoek 2011

“Hier, hier komt Hushovd. De Haaghoek, die inspireert altijd. Thor Hushovd.” J O S É D E C A U W E R — “Boonen daar ook. Die komt van: ‘Hèla, man! Wij hebben Chavanel vooraan, hè.’” W U Y T S — “Boonen. Makkelijk! En hij gaat nu zelf. Boonen gaat nu zelf. Ondanks Chavanel.” D E C A U W E R — “En hij is daar, hè. Fabian Cancellara. Hij zit in het wiel.” W U Y T S — “Woeps. Plots zijn ze daar, de twee bonken van vorig jaar.”

MICHEL WUYTS—

BAHAMONT E S

89


“Het meisje dat in mijn restaurant opdient, is voor mij net zoveel waard als een redacteur van Woestijnvis of een wielrenner in de Ronde. Het gaat over passie en dromen realiseren. En ik zit in een branche waarin ik dromen kan verkopen. Er is niks mooiers”

41

Maar die Russen kunnen dan de Ronde van Vlaanderen van Antwerpen naar Essen laten rijden.

“Professionalisering en internationalisering hebben nog nooit de roots van iets kapot gemaakt. Integendeel, ze waren altijd roots­ versterkend. Tennis is geweldig geïnternationaliseerd, en de Grand Slams zijn alleen maar groter geworden. De Uefa was met de Champions’ League zijn tijd ver vooruit. Men zegt vaak: sport of geld. Nee, het is sport én geld. In de Formule 1 heb je Bahrein en China, maar de sterren zijn nog altijd Monaco en Spa-Francorchamps.” 42

Run je de Ronde van Vlaanderen anders dan Woestijnvis of Couvert Couvert?

“Dat is juist hetzelfde. Je streeft naar kwaliteit. Het gaat over passie, beleving, mensen. Het meisje dat hier opdient, is voor mij net zoveel waard als een redacteur van Woestijnvis of een wielrenner in de Ronde van Vlaanderen. Het is allemaal immaterieel. Het gaat over passie en dromen realiseren. Je hebt mensen die sparen om hier te komen eten en wij proberen die droom te realiseren. En ik heb de chance dat ik zit in een branche waarin ik dromen kan verkopen. Er is niks mooiers.” 43

Van wie heb je die ingesteldheid? Van je vader of van je moeder?

(blaast) “Ik denk dat ik de goeie genen van mijn vader heb meegekregen en de goeie genen van mijn

90

BA HAMO N TE S

moeder. Ik ben wie ik ben omdat ik de zoon ben van die twee mensen. Allebei met hun talenten en allebei met hun beperkingen. Zoals ikzelf.” 44

Nooit gedacht om al die talenten in te zetten om de honger in Afrika te helpen oplossen?

“Mja, dit is mijn parcours. Ik ben een optimist, omdat ik ervan overtuigd ben dat het goede het gaat halen van het kwade. In waar jij over praat, kunnen individuen minder realiseren dan structuren. Ik heb niet de macht en het geld van Bill Gates, maar zelfs hij kan de honger niet uit de wereld helpen. Daar zijn structurele oplossingen voor nodig. Ik probeer in branches die mij boeien iets te realiseren dat verder reikt dan mijn ego en portemonnee.” 45

Net als jij zijn mensen als Christian Van Thillo, Luc De Vos, Maggie De Block, Piet Huysentruyt en Ruud Gullit van 1962. Toeval?

V RAG EN

A A N

WO UTER

Geloof je? Wielrennen is toch een katholieke sport, zeggen Nederlanders.

“In een leven na de dood? Nee. Ik geloof wel in het leven. Als kind in Huise moesten we naar de mis, maar op een bepaald moment zijn mijn ouders daar zelf mee gestopt. Onze vader is nogal kritisch voor de katholieke kerk. Ik geloof alleen in de kracht van het leven. En van het goede op het kwade.” 47

Er werken een paar honderd mensen onder je. Laat je je makkelijk overtuigen?

“Als ik denk dat ik een goed idee heb, toets ik dat af bij mensen rond mij. Overtuigen zij mij dat het geen goed idee is, dan laat ik het vallen. Komen ze met een beter idee, dan ga ik zeker daarvoor. Alleen heel soms duw ik door op mijn intuïtie.” 48

“Ja, je kan die lijstjes ook voor ‘60, ‘61 of ‘63 maken. Ik geloof wel in mensen die elkaar vinden in een bepaalde generatie. Het succes van Woestijnvis, nu al 20 jaar, is geen toeval. Getalenteerde mensen hebben elkaar gevonden en er is een dynamiek ontstaan. Idem met Mapei en QuickStep en Lefevere. Of wat AA Gent nu doet. Dat is geen toeval. Ik geloof in de kracht van het collectief. Goeie mensen die elkaar vinden, zijn tot meer in staat dan individuen. Oké, ik heb het natuurlijk niet over Rembrandt, Mozart en Picasso.”

1 0 0

46

Kun je daar een voorbeeld van geven?

“Tijdens de Ronde van Vlaanderen gaan we de race van de vrouwen live uitzenden tijdens de mannenwedstrijd. Dat is een primeur in de geschiedenis van het wielrennen. Beetje bij beetje heb ik mensen overtuigd. De winnares zal live over de meet komen als de mannen ongeveer 100 kilometer voor de finish zijn. Worst case zitten de vrouwen in de laatste 2 kilometer als de mannen aan de Valkenberg beginnen. Maar ook dan zullen we de vrouwen tonen.” 49

Quizvraagje tussendoor: hoeveel dagen resten ons vandaag nog tot aan de Ronde van Vlaanderen?

“Mijn gevoel zegt 68.”

V A NDENHA UTE


“In ’92 heb ik 15 kilometer meegereden in de Tour. Ik haalde een groepje in, waaronder Peter De Clercq in de bolletjestrui. Ik ben met die gasten over de top van de Joux-Plane gereden. Pas in de afdaling heeft een agent me uit de koers gehaald”

50

Proficiat, het zijn er 67. Iets anders: wat vind je van de slogan ‘De Koers is van ons’? Je zei daarnet dat de Ronde publiek domein is.

“Ik beschouw de Ronde niet als van mij, maar ik ben geen marketeer. Het stoort me dus niet, want ik ben Thomas Leysen erkentelijk dat hij me de kans gaf mijn droom met de koersen uit te bouwen. Dat Het Nieuwsblad die koersen dan marketingwise claimt, kan ik begrijpen. En laten we eerlijk zijn: historisch gezien wáren de Omloop en de Ronde ook van hen.” 51

Wat is de gekste reactie die je kreeg op de Ronde?

“In het buitenland is de Ronde mythisch. Als het al eens ter sprake komt dat ik the organizer of the Tour of Flanders ben, reageren mensen vaak met bewondering. Vooral in de Angelsaksische wereld is het enorm.” 52

Wat is het meest heroïsche wieler­verhaal dat je ooit las?

“By far het beste wielerboek is De Renner van Tim Krabbé. Op de eerste pagina schrijft hij al: ‘Nietwielrenners, de leegheid van die levens schokt mij.’ Dat is één van de mooiste zinnen die ooit geschreven zijn, omdat ze het renner zijn zo mooi samenvat.” 53

De sport teert ook op heroïsche verhalen.

“De twee meest heroïsche momenten die ik meemaakte, gebeurden in 1989. Er was die tijdrit op de Champs-Elysées, die ik meemaakte omdat ik voor Sportweekend aan

Johan Lammerts had gevraagd of ik hem mocht volgen. Natuurlijk niet toevallig: hij was de kamergenoot van LeMond. En zes weken later had je het WK in Chambéry waar Fignon in de regen wegreed en je in het volgende beeld plots LeMond bij hem zag komen. Maar ik vrees dat de supporter het in die beide gevallen overnam van de journalist.” 54

Ook de Ronde heeft verhalen. In de jaren 80 zou een renner die al had opgegeven, maar per toeval weer op het parcours kwam, in de einduitslag toch bij de eerste vijf geëindigd zijn.

“Dat verhaal ken ik niet. Maar ik zal een ander vertellen. In 1992 heb ik 15 kilometer meegereden in de Tour de France. Ik had de Marmotte gereden, was daar 66ste geworden, was 30, afgetraind en mijn benen waren geschoren: ik zag eruit als een coureur. In de rit naar Morzine ging ik kijken met Eddy Museeuw, vader van, maar onderweg was ik hem kwijt en dus reed ik een stukje op het parcours. Een paar keer zetten agenten me aan de kant, ik stapte dan een paar honderd meter, en reed verder, zoals op de Joux-Plane. Toen waren de renners daar, maar na een man of 60 zag ik er nog twee aankomen: Etienne De Wilde en Gilbert Duclos-Lassalle. Achter hen een groot gat. 100 meter achter hen ben ik weer beginnen rijden. Wel à bloc, maar ik kon dezelfde afstand houden. En plots haalden zij een groepje van 15 man in. Daarbij zat ook Peter De Clercq in de bolletjestrui. Die herkende mij meteen en zei: ‘Rijd mee!’ Ik ben met die gasten over de

top van de Joux-Plane gereden, we daalden af en ik maakte me al op voor de finish. Tot een agent op de motor mijn fiets zonder kaderplaatje zag en me uit de koers haalde. Op 10 kilometer van de aankomst ben ik afgestapt.” 55

Ken je de twijfel nog als je, zoals jij, in heel veel domeinen succes kent?

“Elke dag twijfel ik nog. Een aantal zaken zijn minder goed gelukt en twijfel is gezond. Het hertekenen van de Ronde was een bron van twijfels. Met Oudenaarde sloot ik trouwens een contract voor twee jaar plus vier. Na twee jaar kon ik eenzijdig stoppen. Uiteindelijk nam ik vrede met mijn beslissing door dit idee: die Ronde is zo goed en zo straf dat jij die niet kapot krijgt. Hooguit moest ik met de billen bloot.” 56

Stond de Ronde er toen financieel slecht voor?

“Toen wij de Ronde overnamen, draaide ze op verlies. Er zaten veel parasieten rond de koers die er geld uithaalden, zonder er iets in te investeren. Die kasteelheer op de Muur heeft een groot forum gekregen in de kranten, de Ronde was van hem en de Muur was van hem. Dat is allemaal op één hoop gegooid, die gast was een martelaar, maar dat was puur zakelijk niet in orde.” 57

Raakt de kritiek van de burgemeester van Geraardsbergen je meer dan kritiek van iemand als Tom Lenaerts?

“Ik kan kritiek heel goed scheiden van de persoon die hem geeft. Als ik kritiek krijg van iemand die ik niet

BAHAMONT E S

91


92

BA HAMO N TE S

1 0 0

V RAG EN

A A N

WO UTER

V A NDENHA UTE


ken en die kritiek is juist, dan raakt me dat. Is het iemand die ik wel ken, maar ik vind die kritiek niet juist, dan raakt me dat niet. Het gaat me over de kwaliteit van de kritiek.” 58

Maar je voelt je niet geroepen om op alles te reageren. En je slaapt rustig?

“Elke dag krijg je kritiek.Zeker als je zo intens leeft als ik. Kritiek die me raakt is heel vaak intiem, zowel professioneel als privé. Maar je moet dat nooit pareren op een publiek forum. Je gelijk halen op Twitter, dat heeft geen zin.” 59

Hoe ga je om met mensen die vertrekken? Al dan niet gewild? Bart De Pauw en Tom Lenaerts stapten op bij Woestijnvis, Gilbert Van Fraeyenhoven bij Flanders Classics.

“Ik ga het omdraaien: wij hebben een enorme trouw personeel. Heel veel mensen blijven vele lange jaren voor ons kiezen. Daar verbaas ik me in deze branche nog altijd over. En met de meeste mensen die professioneel zijn weggegaan, heb ik vandaag weer een goeie persoonlijke band. Bart De Pauw is wellicht het grootste talent dat bij ons is weggegaan. Maar nu gaat Bart samen met Jani weer een programma maken voor ons. Dat voelt toch een beetje als de cirkel die rond is. Hij is destijds weggegaan om voor hem goeie redenen. En die moet je respecteren. Want creatieven mag je nooit claimen.” 60

Wat vind je van ‘Vlaanderen Vlagt?’

“De Koning komt naar de honderdste Ronde van Vlaanderen. Dat vind ik grappig, leuk en een eer voor de Ronde. Laat de Ronde van Vlaanderen een symbool zijn van Vlaanderen, maar toch niet van kneuterig Vlaanderen. Ik vind Vlaanderen een leuke plek om te leven, maar het morele superiori­ teitsgevoel van sommigen en de drang om zich van België los te maken en een Vlaamse modelstaat te creëren, dat voel ik niet zo.” 61

Is België een betere structuur?

“Hang ik per se vast aan de structuur

België? Nee, maar het bestaat ondertussen bijna 200 jaar en dat doet het al 200 jaar goed. Er is veel gebeurd op die 200 jaar. En het is een boeiend concept. Je kunt naar Vlaanderen kijken als het zuidelijkste punt van Noord-Europa en naar Wallonië als het noordelijkste punt van ZuidEuropa. Dat zijn wij. We verslaan al tien jaar het voetbal met een nationale redactie waarin Vlamingen en Walen samenwerken en dat is best verrijkend.” 62

Heb je ooit politieke ambities gehad?

“Nee.” 63

Maar ben je ooit gevraagd geweest?

“Jawel. Door de meeste partijen zelfs, zoals wellicht veel BV’s. Maar ik heb het nooit overwogen. Ik ben daar niet geschikt voor.” 64

Omdat compromissen te moeilijk zijn?

“Nee, ik heb daar niet de juiste genen voor.” 65

In Alleen Elvis sprak je met bewondering over Jean-Luc Dehaene. Waarin zat die bewondering?

“Het had vooral met respect te maken. Dat geldt ook voor iemand als Louis Tobback. Het zijn mensen die oprecht geprobeerd hebben om dingen vooruit te helpen. Vandaag is het enorm moeilijk om in de politiek iets te realiseren. Er zijn machten en krachten die voor de politiek onbeheersbaar zijn: de economische problemen, de multinationals… De grip van de politiek op de maatschappij is volgens mij te klein geworden.” 66

Waarom vind je dat?

“De sterkte van onze democratie is dat we democratisch verkozen leiders hebben, maar het is misschien ook één van de zwaktes. Politici moeten verkozen worden. Als ik met mijn plan voor de Ronde vijf jaar geleden verkozen had moeten worden, was ik meteen weggestemd. Dan was het er nooit gekomen. Ik wil daar bescheiden in zijn, maar na vijf

BAHAMONT E S

93


“Ik vind het heel jammer dat Armstrong en Bruyneel paria’s zijn geworden. Voor alle duidelijkheid: ik ben niet pro doping, maar als de wielersport ooit met zichzelf in het reine wil komen, moeten ze die overwinningen aan Armstrong teruggeven”

jaar kan je zeggen dat ik de Ronde van Vlaanderen zeker niet achteruit gebracht heb.” 67

Als je de parallel trekt: politici krijgen niet de kans een visie door te drukken, want ze krijgen geen vijf jaar de tijd om te bewijzen dat ze gelijk hadden.

“Het is heel moeilijk. Je hebt de publieke opinie en de media die er nog eens bovenop zitten. Als politicus heb je dus een bepaald gen nodig. Ik heb dat gen niet. Dehaene had dat. Alexander De Croo heeft dat ook. Dat ruik je van uren ver. En dat voel je soms ook bij mensen die er snel uitstappen. Iemand als Rik Torfs had dat gen bijvoorbeeld niet.” 68

Je eet graag en lekker en je bent vaak veel kilo’s bijgekomen in de winter. Hoeveel sympathie had je voor Jan Ullrich?

“Ik snap waarom Jan Ullrich zo populair was, maar met zijn talent had hij er veel meer kunnen uithalen. In sommige jaren had hij begin mei nog 7 kilo overgewicht. Als Armstrong zeven keer de Ronde van Frankrijk won en Ullrich maar één keer, heeft dat niet te maken met de producten die ze namen, want dat waren dezelfde. Wel met de mentaliteit en de discipline. Ik ben ervan overtuigd dat Ullrich fysiek de evenknie was van Armstrong en hem misschien zelfs kon overtreffen. Alleen had Armstrong het hoofd om het te realiseren. Zowel in de aanloop als op het moment zelf.” 69

En hij had Johan Bruyneel.

“Ik vind het heel jammer dat

94

BA HAMO N TE S

Armstrong en Bruyneel de paria’s zijn van de wielersport. Het is gevaarlijk om daarover te praten, want voor je het weet ben je pro doping en voor alle duidelijkheid: dat ben ik niet. Maar ik denk dat Bruyneel een fantastische ploegleider was. En als je praat over 100 jaar wielergeschiedenis en je moet er twee renners uithalen die het wielrennen hebben bepaald, dan kun je alleen uitkomen bij Eddy Merckx en Lance Armstrong. Ik zou Merckx sowieso op nummer 1 plaatsen, maar als advocaat zou ik kunnen pleiten om Armstrong even iconisch te noemen. En aan wie blijft beweren dat Bernard Hinault de nummer 2 is, zeg ik nee: no doubt, Armstrong.” 70

Heb je met Bruyneel nog contact? En, zo ja, geeft hij je advies?

“Ik heb nog contact met hem, op menselijk vlak. Ik heb de vreemde neiging om mensen die iedereen laat vallen, zelf niet te laten vallen. Bruyneel is voor mij nog altijd dezelfde persoon als de Bruyneel die successen had als ploegleider. Je kan Armstrong en Bruyneel alleen verwijten dat ze arrogant waren. Dat erkennen ze ook wel en die arrogantie proberen ze voor zichzelf wel te plaatsen. Maar ergens begrijp ik het en tot nader orde is arrogantie geen misdrijf, hoezeer ik het zelf ook haat. En sommige momenten zal ik wel arrogant overkomen, maar ik haat het en wil zo niet zijn.” 71

Imago is veel, dat weet jij best, maar je staat machteloos?

“If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen. Ik doe veel, heb veel

1 0 0

V RAG EN

A A N

WO UTER

dromen en ideeën en wat ik heb kunnen realiseren is me allemaal niet komen aanwaaien. Maar ambitie wordt al snel verward met pretentie. Wat denkt die wel? Je moet daar mee om kunnen. Maar ik ben nooit bezig geweest met mijn publiek imago. Ik ben ook nog nooit zo diep gevallen als iemand als Bruyneel. Maar als de wielersport ooit met zichzelf in het reine wil komen en volwassen wil worden, moeten ze die overwin­ ningen aan Armstrong teruggeven.” 72

Laat je je ooit leiden door sentiment? Door wat je vrouw Catherine bijvoorbeeld graag op tv ziet?

Nee, ik wil privé en werk voor 100 procent scheiden. Er is niks plezanter dan mensen belangeloos een plezier doen, maar ik zal professioneel nooit iets doen puur om iemand een plezier te doen.” 73

Anders zat de Korte Ast ooit in het parcours van de Ronde. Vlakbij je ouderlijk huis. Als je vader dat fijn zou vinden, zou je hem dat evenmin cadeau doen.

“Nee, geen denken aan.” 74

Wat zou het me kosten om aan jullie parcoursbouwers te vragen de Ronde 100 meter te verleggen om langs mijn café te passeren?

“Ik zal je een voorbeeld geven. Vanuit Kruishoutem-Lozer rijden ze dit jaar naar Huise en daar draaien ze rechtsop aan café De Vaderlander, naar de kasseien van WannegemLede. Die doen ze nu in de omgekeerde richting van vroeger. Dat wordt een grote dag voor Huise, maar

V A NDENHA UTE


“Ik zou graag mee aan de wieg staan van het moderne wielrennen. Nu is het een sport van de jaren 70 en 80 en ik hoop dat ik er mee kan toe bijdragen dat het de sport wordt van de jaren 2020 en 2030”

ik wist het niet eens tot ik het nieuwe parcours zag.” 75

Op dat niveau hou je je er dus niet mee bezig?

“Wim Van Herreweghe en zijn ploeg weten perfect hoe ze een parcours moeten bouwen.” 76

Nog een quizvraagje: wie won in 1980 de Ronde van Vlaanderen?

“Pff. Michel Pollentier, zeg je? Dat wist ik niet meer.” 77

Is er een Wouter Vandenhaute die we niet kennen? Speel je muziek, ben je lid van een biljart­vereniging of vrijwilliger voor Poverello?

juiste ambitie, maar hij heeft gedacht dat hij met de UCI de macht kon nemen, zoals de Uefa deed bij het voetbal. Hij had goeie ideeën, maar hij mislukte grandioos want de slapende ASO werd wakker en werd nog veel sterker. En het wielrennen bleef verweesd achter. Het seizoen is nu al bezig (het interview was eind januari; red.), maar niemand weet het. En dat duurt zo tot in maart. En verder zitten we in 2016 nog altijd naar evenementen van drie weken te kijken die oersaai zijn.” 80

Kijk jij al die uren?

“Ja, omdat ik een liefhebber ben. Maar is dat de norm?”

81 Wie bewonder jij? “Ik kook graag. En wie bij mij komt eten, vindt het meestal lekker. Ik heb “Honderden mensen. Duizenden mensen.” de liefde voor het koken van mijn moeder gekregen en ik doe het graag.” 82 78

Als je 54 bent, waar droom je dan van? Wil je de Ronde van Frankrijk kopen?

“Er is veel waar ik van droom, maar het meest concreet zou ik graag mee aan de wieg staan van het moderne wielrennen. Nu is het een sport van de jaren 70 en 80 en ik hoop dat ik er mee kan toe bijdragen dat het de sport wordt van de jaren 2020 en 2030.”

“Marc Sergeant. Hij was een gracieuze en mooie renner. Net zoals ik hem vandaag als ploegleider ken: heel fijn, rustig, verstandige gast. Ik ben blij dat mensen als Marc in het wielrennen blijven. Hij heeft er een groot hart voor. Marc Sergeant moet dus op de erelijst.” 83

79

Door bijvoorbeeld te rijden op gesloten circuits. De Ronde is daar al een beetje een voorafspiegeling van?

“Het gaat vooral over het potentieel om een global sport te worden. Hein Verbruggen heeft geprobeerd de sport te professionaliseren, met de

Renners ook? Welke renner had de Ronde van Vlaanderen ooit moeten winnen?

In welk wielershirt ga je zelf fietsen?

“Meestal in kledij van Flanders Classics. En anders neutrale wielerkledij.” 84

Wat vind je het mooiste wielertruitje ooit?

“Ik kreeg eens een truitje van US

Postal, ontworpen voor de ChampsElysées: blauw met gele, in plaats van rode strepen. Dat vond ik wel mooi.” 85

Wanneer ben je ooit gestorven op fiets?

“Fietsen is niet alleen fysiek, maar ook mentaal. En er is altijd nog wel een gram energie in je lichaam te vinden. Ik ben ook iemand die altijd zijn krachten goed zal inschatten.” 86

Maar op een bepaald moment kun je toch, net als iedereen, kraken?

“Mijn grootste momenten van frustratie waren toen ik begon te koersen bij de Vrije Liefhebbers. Uit het peloton worden gereden, was het lastigste. Pas mijn vijfde koers kon ik uitrijden in het peloton.” 87

Waar was dat?

“Ik ging veel koersen in WaalsBrabant. Maar koersen moet je leren. Als je het niveau aankunt en er wordt gesnokt en je voelt dat je niet meer kan, dan moet je dat moment uitschakelen. Want als jij niet meer kan, kunnen die anderen vooraan ook niet meer. Dan komt het op geduld aan. Want 100 meter verder valt het daar ook stil. In mijn vierde koers had ik dat door en dat was de laatste keer dat ik gelost ben. Ik heb geen zin meer in parcheggio.” 88

Als je zo je grenzen kunt verleggen, begrijp je dan dat een triatleet als Wito De Meulder ooit kraakte toen hij toch op zijn grens liep?

“Absoluut. Of je nu kok bent, of ondernemer, of muzikant of

BAHAMONT E S

95


sportman: uiteindelijk gaat het over het realiseren van dingen. Living on the edge, zoals bij Frank Vandenbroucke. Maar erover gaan, ligt daar kort bij. Ik heb daar geen waardeoordeel over. Ik heb Wito wel gekend, hij is nog op mijn kot spaghetti komen eten en ik heb er nog mee gefietst, en die was niet altijd in control. Tussen dat en eruit stappen, is natuurlijk nog een stap verder. De mens is het enige dierlijke wezen dat daarover kan beslissen. Maar ik ga daar niet over oordelen.” 89

Maar jij bewaakt die grens wel voor jezelf?

“Ik probeer dat.” 90

Ook als dingen mislukken? Kun je relativeren als VIER minder succes heeft, Bonanza mislukt of Humo overnemen misschien ook niet het beste idee was?

“Ik heb altijd geprobeerd om te relativeren. Als het supergoed gaat én als het slecht gaat. Het leven is een proces. Ik kan genieten van een succes en ik kan geweldig pijn hebben van een nederlaag, maar ik sta er nooit lang bij stil. Een overwinning is een momentopname en een nederlaag is dat ook. Alleen maar winnen bestaat niet. Alleen maar verliezen bestaat ook niet.” 91

Begrijp je dat Tom Boonen liever een vierde keer de Ronde van Vlaanderen zou winnen in plaats van een eerste keer Milaan-Sanremo?

“Ja. Ik weet niet of hij dat zegt, maar ik denk dat Tom zijn geloof om

96

BA HAMO N TE S

Milaan-Sanremo te winnen al lang verloren heeft. Hij had dat gekund, maar dat geloof is hij kwijt. Maar hij gelooft wel nog altijd dat hij de Ronde en Parijs-Roubaix kan winnen.” 92

Een beetje zoals Gilbert DuclosLassalle die in de nadagen van zijn carrière toch nog twee keer Parijs-Roubaix won?

“Daar wil ik Tom niet mee vergelijken. Maar als hij nog een klassieker kan winnen, dan geef ik hem wel meer kans in Parijs-Roubaix dan in de Ronde van Vlaanderen.” 94

Wie is een gedroomde winnaar voor 2016?

“Het hangt van zoveel kleine dingen af. Cancellara heeft de Ronde drie keer gewonnen, maar het jaar van Nick Nuyens, had hij altijd moeten winnen. En in 2012 valt hij en breekt hij zijn sleutelbeen. Het is dus heel moeilijk te voorspellen. Als iedereen fit is, denk ik dat Kristoff zeker weer een serieuze kandidaat is. Zoals Peter Sagan. Komt BMC met alleen Van Avermaet of ook met Gilbert? En wat doet QuickStep met Boonen, Terpsta en Stybar en nu ook Tony Martin? En als Cancellara goed is, kan hij nog altijd.”

1 0 0

(denkt lang na) “’89 en ’91 waren Van Hooydonck. ’93 en ’95 Museeuw… Bugno dan? Ah, dat was in ’94. Oké, Bartoli.” 97

Wie was derde in 1992, na Jacky Durand en Thomas Wegmuller?

“De renner die voor de derde keer had moeten winnen: Edwig Van Hooydonck.” 98

Wie won er in je geboortejaar 1962?

“Geen flauw idee. Rik Van Looy? Wist ik niet.” 99

Wat kost een abonnement op Bahamontes?

“Geen idee. Maar ik heb er een.”

Omdat de Ronde zwaarder is?

“Ja, en omdat Tom fantastisch goed op kasseien kan rijden.” 95

Nog vijf quizvragen dan. Wie heeft de Ronde in 1996 gewonnen?

Geloof jij dat nog?

“Normaal gezien zou ik ‘nee’ moeten zeggen. Maar met toppers als Tom Boonen weet je nooit.” 93

96

V RAG EN

A A N

WO UTER

100

Heeft Federico Bahamontes ooit de Ronde van Vlaanderen gereden?

“Pure gok: ik zou geneigd zijn om ja te zeggen. Maar?” Nee, maar hij heeft wel GentWevelgem gereden in 1957 en werd toen 97ste.

V A NDENHA UTE


KWAREMONT GEBROUWEN VOOR KOPMANNEN Kwaremont is het bier van de kopman. Die bergen verzet met de koppigheid van een kind. Kwaremont is het bier van de ambitie. Van de passie die volhoudt met de kop in de wind. Kwaremont is het bier van de liefhebber. Want elke overwinning is een beloning voor iedereen. Kwaremont is waarvoor je tot het uiterste gaat. Want zoals de Oude Kwaremont, zo is er geeneen. Waar wacht je nog op? Haal de kopman in je naar boven en stel jezelf meteen op de proef.

WWW.KWAREMONTBIER.BE Bier met liefde gebrouwen, drink je met verstand


WAALSE PASSIE VOOR VLAANDERENS MOOISTE

IN DE ARDENNEN

98

BA HAMO N TE S


T E KST

Jo Badisco FOTO ’ S

Sigfrid Eggers

Nergens klopt het hart voor de koers zo hard als in Vlaanderen. Maar de gekte stopt niet aan de taalgrens. In een uithoek van ons land vond Baha­montes Guy Deblire, een Waal met een uitgesproken passie voor de Ronde van Vlaanderen.

V

erscholen in het glooiende landschap van de Ardennen ligt Bêche, een gehucht van Vielsalm. De Baraque de Fraiture ligt op een boogscheut. De laatste resten januarisneeuw schitteren in de zon, die zelfs op de hoogste punten van België de winter weer klein heeft gekregen. Voor het raam kijkt Guy Deblire, een 62-jarige gepensioneerde bankdirecteur, naar het zacht stromende smeltwater. “De afgelopen week zag ik veel Vlaamse wintertoeristen. Ik heb al heel mijn leven de drang om iedereen te groeten die voorbijkomt, te voet of op de fiets. Nederlands begrijp ik een beetje en het doet me veel plezier goeiedag te zeggen tegen de mensen. Vlaanderen en Vlamingen zijn gekomen en gegaan in mijn leven. Ze hebben mij gemaakt tot wie ik nu ben.” Een hartelijke Ardenner die in zijn liefde voor koers de Ronde van Vlaanderen ontdekte. Een Ardenner die de romantiek van het wielrennen blijft verspreiden, als een niet wijkende kinderdroom. “Je suis resté un grand gamin.”

Les rencontres Een zestiger rijdt met gelijkmatige tred naar boven, Guy groet zijn fietsvriend. “Fietsen betekent voor mij filosofie. Vélo en cyclisme zijn twee verschillende dingen. Cyclisme

betekent competitie, maar vélo brengt in mij steevast dezelfde woorden naar boven: passie, goesting, karakter, en bovenal rencontres. Mijn leven hangt aan elkaar van ontmoetingen: met mensen, met landschappen, met sferen en geuren.” Het eerste vonkje zoeken we in 1964. Guy liep aan de hand van vader Deblire. In hun Vielsalm raasde het peloton ronde na ronde op weg naar de Belgische titel. De Kempenaar Ward Sels won, twee jaar voor zijn zege in de Ronde van Vlaanderen. Tot in de jaren 70 bleef Vielsalm een belangrijke Ardense start- en aankomstplaats in tal van wedstrijden. In 1978 was er weer een Belgisch Kampioenschap en opnieuw een Vlaamse winnaar: Michel Pollentier. Tegen die achtergrond begon Guy een collectie wielerknipsels. Hij plakte ze keurig in schriften. Ook de Franstalige kranten schreven vaak stukken over Vlaamse renners, en zeker over Eddy Merckx. “Eddy hoorde bij de Vlamingen, bij de Brusselaars, maar ook bij ons, de Walen. Ik was zot van Merckx. Net als iedereen hier. Alleen mijn broer Elie, nu burgemeester van Vielsalm, niet. Hij supporterde voor Ocaña, gewoon om me te jennen.” De jonge Guy leverde de producten van de lokale bakker en slager aan huis in het dorp. Het contact met

de dorpelingen deed hem deugd. Het dreef hem naar een job als bankbediende en later directeur bij CGER – zo heette de ASLK in Wallonië. Na een paar ontmoetingen met enkele Vlamingen in de schoot van CGERASLK raakte hij in de ban van de fiets. In de GB kochten hij en een vriend elk een veel te kleine koersfiets uit het goedkoopste gamma: 3.995 frank. Ze hadden één droom: op legendarische hellingen denkbeeldig in het wiel van hun helden gaan zitten.

Bandenliefde Guy werd lid van een amateurploeg en plande zijn trainingsritten graag over de taalgrens. Hij maakte kennis met de Vlaamse Ardennen én met de Muur van Geraardsbergen. “Mijn hang naar wielrennen kende geen pauzeknop. Na mijn eigen ritten wilde ik geen enkele koers missen op tv. Alleen was het na de Ronde van Lombardije altijd maanden wachten op nieuwe beelden. Tijdens de winter was ik echt assoiffé. Daarom kocht ik in 1982 een van de eerste videorecorders van Hitachi en al snel had ik een collectie videobanden. Vooral de Ronde van Vlaanderen was toen al een feestdag voor mij. Als ik dan toch een keer níet thuis was, stuurde ik mijn dochters om te checken of de videorecorder wel degelijk was gestart met de opname. De recorder ging meermaals stuk. En door het veelvuldige gebruik kreeg ik na een tijd bevende en onscherpe beelden. Maar ’s winters kon ik uren en uren naar de wedstrijden van het voorbije jaar kijken. Natuurlijk wist ik wie er ging winnen, maar dat kon de pret niet bederven.”

BAHAMONT E S

99


“Ik smul nu nog als ik beelden zie van de overwinning van Vanderaerden in 1985. Dat is echt het cyclisme à l’ancienne. Koersen met het hart. Geen oortjes, vechten tegen jezelf, de concurrenten en de elementen. Ik krijg er nooit genoeg van”

100

Guy brandt van ongeduld om de deur van zijn schatkamer te openen. Marie-Rose, Mevrouw Deblire, schuift op haar stoel, alsof ze zich niet zo lekker voelt bij wat er staat te gebeuren: “Ik ga jullie eerlijk zeggen, messieurs, dat is de enige kamer waar ik nooit binnenkom. Verwacht niet dat het er proper is. Bonne chance.” We zien een overvol bureau met een uitpuilende boekenkast. Maar echt vuil is het er allerminst. Toch horen we na 5 minuten iemand schoorvoetend dichterbij komen. Marie-Rose heeft al haar moed bij elkaar geschraapt en komt op de drempel staan. Een voorzichtige glimp, een zucht. In de boekenkast ziet alles er onberispelijk uit, niet de minste kreuk. “Als ik een boek wil lezen, pak ik het eerst in met bruin kaftpapier”, zegt Guy. “Op die manier beschadig ik de omslag niet.” Achter ons horen we nog een laatste zucht, Marie-Rose stapt terug naar de keuken. Op een laddertje reikt Guy ondertussen naar de rijen videobanden. “De Ronde van Vlaanderen is de meest opwindende koers van het jaar, vol unieke krachttoeren. De spanning en onzekerheid blijven tot de laatste kilometer in de lucht hangen. Misschien heeft het met mijn cassettes te maken, maar in mijn hoofd spelen de mooiste edities van de Ronde van Vlaanderen zich af in de jaren 80, toen Panasonic het peloton in de breedte overvleugelde. Ze hadden een uitgekiende tactiek en altijd meerdere renners vooraan: Eddy Planckaert, Eric Vanderaerden, Phil Anderson, Johan Van der Velde… Zij zorgden voor memorabele

koersmomenten. Bovendien verliep de wedstrijd soms bij guur weer, dat maakte de heroïek compleet. Ik smul nu nog als ik beelden zie van de overwinning van Vanderaerden in 1985. Dat is echt het cyclisme à l’ancienne. Koersen met het hart. Geen oortjes, vechten tegen jezelf, de concurrenten en de elementen. Ik krijg er nooit genoeg van.” Vanderaerden mag dan wel de meest heroïsche Ronde achter zijn naam hebben, het was de editie van 1987 die velen in Wallonië bijblijft. Claude Criquielion, in een Hitachishirt, reed solo door Meerbeke. “Hij was geen rasechte aanvaller, dat wist iedereen. Hij had klassementen gereden in de Ronde van Frankrijk en was wereldkampioen geworden, maar was toch niet de beste puncher. Toen hij in 1987 in de kopgroep van de Ronde zat, dichtte ik hem niet meteen veel kansen toe. En dan reed hij, heel on-Criquielions, weg van de groep. Comme un facteur. Ik geloofde mijn ogen niet. Claudy! Fantastisch! De Waal die wint in Vlaanderen.” De laatste jaren blijft de Ronde van Vlaanderen vaak lang gesloten en dat vinden ze ook in Wallonië erg jammer. “Het parcours is nu haast een oproep geworden om behoudend te koersen. Daardoor heeft de wedstrijd aan spankracht ingeboet. De zondag van de Ronde blijft voor mij wel une journée très particulière, al blijft voor mij de allermooiste helling toch de Muur van Geraardsbergen. Als kind hoorde ik vertellen over een legende. De profs hadden het over de binnenkant van een bepaalde bocht, die het geheim vormde om bij de eersten boven te komen. Meer

BA HAMO N TE S

AMO U R

FO L L E

IN

DE

A RDENNEN

mystiek had ik niet nodig om van die helling te gaan houden. Toen ik de Muur zelf beklom, ging ik op zoek naar dat geheim. Ik heb het nooit ontdekt. De allereerste keer moest ik zelfs – net als zovelen – voet aan de grond zetten.”

Vlaanderen onder de huid Een opvallende foto op Guy’s boekenrek: Ludo Dierckxens. “Ik was een grote fan van Ludo, een typisch voorbeeld van een schone Vlaamse renner. Geen topcoureur, maar wel een man met een bijzonder charisma. Altijd koersen, altijd lachen, altijd vriendelijk. Mannen zoals hij maken het wielrennen legendarisch.” Vlaamse renners kwamen soms onverwacht op het pad van de bankdirecteur. De Oost-Vlaming Frank Van den Abeele (de laatste Belgische winnaar van Rund um den HenningerTurm in Frankfurt; red.) smakte ooit met zijn fiets tegen een autoportier in Vielsalm. Guy bracht hem naar het dorp waar hij met zijn vrouw op vakantie was. “Frank gaf me uit dankbaarheid zijn truitje. Enkele maanden later reed ik in dat truitje een trainingsrit, toen ik omver werd gemaaid door een auto. De dokters moesten het truitje opensnijden en gooiden het weg. Vreselijk. De herinnering aan die hartelijke Vlaamse ontmoeting belandde zomaar in de vuilbak. Het duurde 18 maanden voor ik weer op de fiets zat, maar ik ben doorgegaan.” Tijdens de daaropvolgende fietsvakantie in Zuid-Frankrijk ontmoette Guy de jonge Vlaamse belofte David Plas, zoon van ex-profrenner Joseph. Die zocht in de Cevennen


opnieuw naar zijn beste vorm. Guy werd een week lang zijn trainingspartner. Toen hij David meenam naar het hotel om hem voor te stellen aan zijn gezin, sprong een vonk over van de renner op zijn oudste dochter Joëlle. Het ging hard, want twee weken later stond David aan de deur in Bêche. Hij bleef een maand wonen en trainen bij de familie Deblire. Hij kreeg er zelfs een pastagerecht naar hem vernoemd: les pâtes David. Het staat ook vandaag nog soms op het menu. Plas domicilieerde zich zelfs in Vielsalm om ook aan Waalse koersen te kunnen deelnemen. “Vier jaar lang trok ik in de weekends met David van hot naar her. Soms zaten we 400 tot 500 kilometer in de auto, heen en terug. Hij reed veel kermiskoersen in Vlaanderen en telkens keek ik weer met verbazing naar de beleving. Bij zo’n Vlaamse kermiskoers stond vaak evenveel volk te kijken als tijdens een profkoers in Wallonië. Vroeger had ik de Vlaamse hellingen meermaals bedwongen, met David kwam ik opnieuw in die streken. Die landschappen en die typisch Vlaamse koerssfeer maakten een diepe indruk op mij.” De profcarrière van Plas zou uiteindelijk geen hoge vlucht nemen en ook de relatie met Joëlle liep op

de klippen. Maar het nobele streven van Guy om jonge renners onder zijn vleugels te nemen en bij te staan met kleine of grote steun, was definitief geboren. Zeker toen een clubgenoot een 12-jarige jongen meebracht op training: Maxime Monfort. De twee vonden elkaar en Maxime blijft Guy nog altijd erkentelijk voor zijn enthousiasme en hulp aan het begin van zijn carrière. Diezelfde Monfort stond in 2004 aan de deur voor een ritje met Guy. Hij wilde zijn vroegere gezel opmonteren. Dochter Joëlle was een week eerder in haar flat op laffe wijze

vermoord door een op geld beluste onderbuur. De wonden zijn nog altijd diep. Er over praten wil hij niet.

Luxemburgs verlangen De collectie van Guy loopt door van het bureau tot de zolder, van de kelder tot de berging. Honderden kranten, jaar per jaar op kaarsrechte stapels. En overal dat bruine kaftpapier. Hij heeft zelfs een cursus boekbinden gevolgd om de kranten te kunnen inbinden. In een oogwenk haalt Guy een exemplaar van La Dernière Heure van 1989 uit de kast: Edwig Van Hooydonck na zijn eerste

BAHAMONT E S

101


overwinning in de Ronde. Tussen het papier staan ook vier fietsen, want de honger om te trappen is niet te stillen. “Een Orbea had ik al, ondertussen heb ik ook een Ridley gekocht, want ik wou een Vlaamse fiets. Een Merckx heb ik natuurlijk ook, dat moest wel.” De Merckx-fiets staat op de rollen. Het voorwiel rust op… twee boeken. We opperen dat er toch stevigere voorwielsteunen moeten bestaan. “Kijk, wij wonen in de Ardennen. We

102

BA HAMO N TE S

kunnen niet van alles op de hoogte zijn!” antwoordt Guy, zonder in de lach te schieten. In een lade ligt een hoop kleine agenda’s. “Al sinds het begin van de jaren 90 noteer ik alle details over élke rit: met welke fiets ik heb gereden, de afstand, de gemiddelde snelheid, de trapomwenteling, mijn hartslag, de calorieën, het hoogteverschil, het weer, de trainingsmakkers. Kijk hier, vorig jaar nog reed ik 17.000 kilometer. Met Albert, Joseph en

AMO U R

FO L L E

IN

DE

A RDENNEN

José ben ik in 13 dagen naar Santiago de Compostella gereden, 2.200 kilometer. En nog was ik de fiets niet beu.” Het grote tv-scherm in de woonkamer staat klaar voor een nieuw jaar vol wielerspanning. “De tijd van de cassettes ligt ver achter ons. Ik kan ze niet meer bekijken, al mijn toestellen zijn al jaren naar de vaantjes. Maar de vele edities van de Ronde van Vlaanderen staan op mijn netvlies gebrand. Ik heb speciaal een abonnement op Proximus TV genomen om naar alle koersen te kunnen kijken, ook op de Vlaamse commerciële zenders.” Het Luxemburgse, en bij uitbreiding Waalse wielrennen, kampt met een enorme bloedarmoede. Sinds de wielerbond in het begin van de jaren 80 in de kleine clubs snoeide, gaat het steeds verder bergafwaarts. “De bonzen willen enkel hoog mikken, ze verloochenen de basis. Ooit hielp ik 50 wedstrijden per jaar te organiseren, voor alle leeftijdscategorieën. Nu blijft er geen meer over. En de jongeren vinden geen steun meer, geen club en geen vrienden die ook alles willen opofferen voor het wielrennen. Ik heb in mijn leven de kans gekregen om met jonge renners te trainen, hen bij te staan en hen naar koersen overal in België te brengen: Maxime Monfort, Kevin Van Melsen, David Plas. Ma porte, elle reste toujours ouverte. De passie heb ik, en die wil ik delen. Le vélo heeft mij enorm veel blijdschap en geluk gebracht in het leven. Niks zou me meer verblijden als morgen twee of drie jonge snaken aan mijn deur staan en zeggen dat ze wielrenner willen worden. Als ze mij vragen of ik hen op weg wil zetten, laat ik meteen alles vallen.”


#Strasbourg71effect Tijdens de Tour van 1971 won Eddy Merckx de felbevochten sprint op de gravel piste van Strasbourg. Zelf ook het Strasbourg71 Effect beleven? Stap dan op de Strasbourg71; de ideale alu gravel racefiets voor on-road ĂŠn off-road avonturen.

www.eddymerckx.com


Kleine minimumaantallen // Grote Know-how // innovatief // eerlijKe prijzen // hoGe Kwaliteit // vlotte levertijden // persoonlijKe aanpaK via reGioverteGenwoordiGers // een desiGn op maat van uw CluB

Like

www.facebook.com/ bioracerbelgium

Bent u op zoek naar kleding voor uw team? Contacteer ons dan voor een vrijblijvende offerte op info@bioracer.com www.bioracer.com // twitter.com/bioracer


NIEUW!

Bahamontes Koerstenue SLECHTS

€ 120 Nóg r kope goed nnees! Abo voor

€ 100

nietabonnees

TRUI

abonnees

€ 55 € 45 € 75 € 65 € 120 € 100

€10 korting!

BROEK

€10 korting!

TRUI + BROEK

€20 korting!

Bestel nu op www.bahamontes.be


DE KAARTEN LIGGEN GOED

T E KST

Matthias M.R. Declercq FOTO ’ S

Diego Franssens

106

BA HAMO N TE S

Taart voor de clan


Van Avermaet Zijn grootvader reed in dienst van Fausto Coppi, zijn vader ging naar de Spelen in Moskou en zijn moeder werd wereldkampioen veldlopen bij de militairen. Als de genetica woord houdt, wint Greg Van Avermaet de Ronde van Vlaanderen.

I

n het geval van de familie Van Avermaet ligt The Origin of Species in Oost-Vlaanderen. Het verhaal is verankerd in de driehoek ZeleGrembergen-Hamme. Alleen klopt dat niet helemaal. Gezien DNA uit vier basen bestaat ligt de werkelijke basis van ’s lands beste renner in het Waalse Stoumont, een dorp diep in de Ardennen. Qua esthetiek is Stoumont een stilleven dat alleen van kleur verandert, een heuvelachtige plek die bestand lijkt tegen de tijd. Ook op die koude winterdag waarop de navigatie ons tussen mistwolken de flanken van de vallei opstuurt, en we voorzien van een kaastaart en wintertenen aanbellen bij een statig huis dat het landschap overschouwt als een generaal zijn troepen. De uitvalsbasis van de familie Van Avermaet. De deur gaat open en plots ben je opnieuw in het Waasland: “Moh, ‘etsche nui echt tort mee, seg?” Het moet zijn dat God de Vader zich heeft gemengd in de natuurlijke selectie. GVA heeft het Oost-Vlaams patois niet geërfd van vader of moeder. Na de koers is zijn taal telkens afgeborsteld, clean, bijna zakelijk. Je zal hem na een overwinning nooit zien vervellen tot een West-Vlaamse dakwerker, zoals Sergue Baguet dat

wel werd na zijn spurtzege tegen Lelli en Piil, in de Tour van 2001: ‘Ot ie windege, ik dee em duud!’ In tegenstelling tot de taal van Greg is die van zijn familie nog versmolten met de Waaslandse kleigroeve. Claudia, zijn zus: ‘Zijtsche vree welgekomme.’ Stoumont is de tweede thuis van de Van Avermaets. Zowel langs vaders als langs moeders kant hebben familieleden zich gevestigd in het veilige loof van de Ardennen. Een zus van Gregs vader en een zus van zijn moeder wonen er letterlijk naast elkaar. De Van Avermaets voelen zich ook verbonden met de streek. Die verbintenis gaat terug naar de jaren vijftig, toen Kamiel, Gregs grootvader aan moeders zijde, als coureur vaak ging trainen in de Ardennen. Dan plantte die zijn kont in het lederen zadel en reed in één ruk van Zele naar Francorchamps, niet ver van Stoumont. Daar kende hij een koppel, bij wie hij bleef overnachten en ’s morgens een paar boterhammen naar binnen speelde voor hij terug naar Zele reed. “’s Zomers trokken wij met mijn vader per caravan naar Francorchamps”, zegt Bernadette, Gregs moeder. “Waarna mijn pa er later een stukje grond kocht om de caravan op te zetten en de streek

onze vaste vakantieplek werd.” “Die tort es goed hé seg.” “Greg heeft het hier geleerd, ja.”

Tweede lijn Grootvader Kamiel Buysse was een verdienstelijk kermiscoureur die in 1959 een ritje won in de Ronde van België en dat jaar ook 61ste eindigde in de Tour de France, gewonnen door Federico Bahamontes. Van de 120 deelnemers haalden er in ’59 maar 65 Parijs, wat de prestatie van Kamiel enig cachet geeft. Het was net in die periode dat de basis gelegd werd voor het succes van GVA. Kamiel Buysse was goed bevriend met Aimé Van Avermaet, Gregs andere grootvader, een Waaslander die als coureur in dienst reed van de illustere Fausto Coppi. Ook Fred De Bruyne was één van Aimé’s kopmannen bij Carpano. Aimé reed ooit als onafhankelijke een degelijke Ronde van Lombardije, haast uit het niets. En kreeg nadien de vraag van Fausto om zijn rangen te vervoegen. Een ongelofelijke wending in het leven van Aimé, dat tot dan steenhard was. Ronald Van Avermaet, Gregs vader, tikt met zijn vingers op tafel. “Ik  heb altijd horen zeggen dat mijn vader vaker geen, dan wél eten had. Dat moet wat geweest zijn, plots voor Coppi mogen rijden.” Kamiel en Aimé, Gregs grootvaders, gingen als profs regelmatig samen trainen. En pinten drinken, dat ook. De legende vertelt het verhaal van Kamiel en Aimé die na een lokale wedstrijd nog wat glazen bier achterover sloegen, de fietsen op het dak van de wagen monteerden en bij het thuiskomen recht de garage

BAHAMONT E S

107


108

binnenreden en de fietsen zo tegen de gevel plooiden. Brothers in arms. Dat de zoon van Aimé, Ronald, en de dochter van Kamiel, Bernadette, uiteindelijk een koppel werden, het product van twee coureurs, geeft aan dat de genen dan al goed zaten. Ronald en Bernadette gingen later ook met hun kroost naar de Ardennen, naar die bewuste caravan. Die stond opgesteld op de top van een kleine, onbekende helling. Daar is het dat de kleine GVA, onbewust, trainde voor exploten als die op de slotklim naar Rodez. De twee families organiseerden in die tijd een competitie in en rond Stoumont.

Vanuit de tweede lijn, grootvader Aimé en Kamiel, kreeg Greg genoeg

BA HAMO N TE S

D E

Ze reikten een gele, een groene en een bolletjestrui uit, aan de beste, de snelste en de beste klimmer. Vader Ronald reed mee, zijn neven Thomas en Matthias Onghena, zelfs zus Claudia zat in het wiel. Tijdsopname leverde haar wel de rode lantaarn op. Na iedere rit stonden neven en nichten met de camera klaar om de eerste reacties te registreren. “Wel, euh, luistert hier, Fred…” De Grote Prijs van Avermaet was Gregs eerste koers.

Eerste lijn

C LAN

VA N

A V ERM A ET

bagage mee om coureur te kunnen worden. Aangevuld met een lading talent die vader Ronald en moeder Bernadette ook vanuit de eerste lijn meegaven. Er zijn maar weinig families waar sport als spinrag de boel zo samenhoudt. Zo haalde vader Ronald in 1980 de wegrit bij de mannen op de Olympische Spelen in Moskou. Jawel, Ronald is een olympiër. Al was zijn carrière uiteindelijk maar kort. Hij voelde zich op training telkens de sterkste en werd in de wedstrijd gewoon voorbijgereden. Hij gaf er gedegouteerd de brui aan. Al even straf: ook moeder Bernadette had haar plaats in Moskou, als atlete op de 3.000 meter. Alleen hield een lintworm haar thuis. Gregs moeder was een natuurtalent in het veld. Ze vertelt: “Ik won als kind alle loopwedstrijden van de KLJ, kreeg een aanbieding van een kleine atletiekclub en voor ik het goed doorhad, won ik alle jeugdwedstrijden waar ik aan deelnam. Maar ja, geld verdiende je er niet mee. Alleen prijzen in natura. Ik ben naar het leger getrokken omwille van de trainingsfaciliteiten. Eerst kreeg ik een opleiding op de basis van Koksijde, later was ik gestationeerd in Gavere. Grappig vond ik dat: paraderen met een wapen. Mijn oversten konden er niet mee lachen als ik met een geweer in mijn handen stond te lachen. Veel buiten in de kou gestaan, ja. En die maneuvers in de bossen, gecamoufleerd als een struik met takken en bladeren op mijn rug. Een andere


De Van Avermaets zijn geen tafelspringers. Recent vroeg Claudia aan haar broer of die geen Claude François-imitatie wilde doen, à la Peter Sagan en John Travolta. Het antwoord van Greg: “Zijde zot, ik kan toch niet in die schoenen.” keer zat ik in een bunker, met een gasmasker op. En schieten, man, dat vond ik fantastisch. Schieten naar boomstammen (lacht). Ik ben ook opgeleid als kapster en knipte de haren van de militairen in de kazerne. Het extra verlof liet me toe goed te trainen en me voor te bereiden op grote wedstrijden. Zo werd ik twee maal wereldkampioene, onder andere in Fontainebleau.” Ter recapitulatie: een grootvader als knecht van Coppi, nog een grootvader als verdienstelijk coureur, een vader die als renner naar de Spelen ging en een moeder die alle bataljons en garnizoenen ter wereld naar huis liep. Als de genealogie de logica aanhoudt wint Greg de Ronde, en ach, ook Roubaix. Hij heeft tijdig ontdekt waar zijn roeping lag. Na atletiek, kaatsbal en voetbal bleek de fiets de kortste weg naar roem.

Geloof in kaarten Wordt Greg een zoveelste keer tweede of derde, dan zie je de ontgoocheling in de ogen. Doffe blik, moeizame taal. Maar ook daarin herken je de renner. Die voelt zich beter op de boerenwegels van NordPas-de-Calais dan voor de camera aan het zwembad in Calpé. Dat is bij Greg niet anders. Je kan alleen vermoeden wat zich in Gregs hoofd afspeelt, maar je weet het nooit zeker. “Dat is eigen aan onze familie”, zegt Ronald. “Ik moest mij al forceren om naar hier te komen en te praten over de familie, in alle eerlijkheid. Wij zijn geen praters, althans niet

naar de buitenwereld toe. Geen tafelspringers.” Recent nog vroeg Claudia aan haar broer of die geen Claude Françoisimitatie wilde doen, à la Peter Sagan en John Travolta. Het antwoord van Greg: “Zijde zot. En ook: ik kan toch niet in die schoenen. Mijn hiel doet pijn.”  ”Dat wij geen praters zijn kwam vorig seizoen duidelijk tot uiting”, zegt Ronald. Op zaterdag 28 februari van vorig jaar bracht de krant Het Nieuwsblad, nota bene op de dag van haar eigen koers, het nieuws dat GVA betrokken partij was in de vermeende dopingzaak

rond de Leuvense dokter Mertens, de zogenoemde ozondokter. Een paar dagen eerder was de renner al per brief meegedeeld dat er een onderzoek werd geopend. “Dat was op donderdag”, zegt Ronald. “Hij kwam naar me toe en begon te huilen. Op dat moment hebben we met de familie beslist om er niet op te reageren, er niet over te praten met de pers. Alleen Greg zei een paar dingen voor aanvang van de koers, meer niet. Noem het de hechtheid van de Van Avermaets. We tonen onze emoties aan elkaar, maar aan niemand anders.” Bernadette: “Ik ga die zaterdag

BAHAMONT E S

109


110

niet meer vergeten. Je haalt de krant uit de brievenbus en ziet je zoon staan. Een slag was dat, ja. Ik begon te twijfelen. Niet aan Greg, maar aan de buitenwereld. Wil iemand hem er inluizen misschien? Dan wil je er staan voor je zoon. En doe je dat ook. Tegelijk is dat moeilijk, er zijn zo weinig momenten dat je hem kunt zien. Alsof je hem hebt moeten afgeven aan de wielerwereld. Als die zich dan tegen hem keert, wil je reageren. Tegelijk had ik de kaarten gelegd – ja ik geloof daarin – en zag dat het ging goedkomen.” Ronald: “Gregs grootmoeder hebben we op voorhand niets verteld, om haar niet ongerust te maken. De dag dat Het Nieuwsblad plots zo uitpakte, hebben we ervoor gezorgd dat moeder de krant niet zag. Ze zou een hartaanval hebben gekregen, denk ik.” Claudia: “Het waren en zijn leugens. We waren ook gewoon ontzettend ontgoocheld in die krant.”

Ronald: “Er zijn supporters in het Waasland die onze familie al drie generaties volgen. Aimé, ikzelf, en dan Greg. Begin er maar aan.” Bernadette: “Het hing altijd boven onze hoofden in de kapperszaak. Sommigen zeiden bewust niks. Anderen zeiden: ‘Waar rook is, is vuur, hè Bernadette.’ Ik voelde me machteloos. Greg reageerde anders. Als keeper bij SK Beveren werd hij bijna depressief wanneer hij een tijdje op de bank zat. Zo graag wilde hij spelen, zich bewijzen. Nu heeft hij gereageerd op de fiets. Zo ken ik mijn zoon. Ook dat zit in de genen: doorzetten.” Ronald: “Kort na de Omloop bracht ik hem naar de luchthaven van Charleroi. Hij zou in Italië de Strade Bianchi rijden. In de wagen wilde ik hem oppeppen. Maar dat was niet meer nodig. We waren nog maar een week verder en Greg had de klik al gemaakt. Ik stond versteld.”

BA HAMO N TE S

D E

C LAN

VA N

A V ERM A ET

Claudia: “2015 was gewoon een vreselijke rollercoaster die we als familie samen hebben beleefd. Eerst die dopingzaak. Het vaderschap. De val in San Sebastian. Lek in Parijs-Tours.” Ex-prof Rik Verbrugghe zit ook mee aan tafel. Hij is de partner van Claudia en is net als GVA nog actief in het profpeloton, als ploegleider van IAM Cycling. “Ik heb gemerkt dat Greg van niemand openlijke steun kreeg. Dat egoïsme is typisch voor de wielerwereld. Geen enkele renner nam het openlijk voor hem op. Sponsors van ons team zeiden me: ‘Ach, die heeft niks misdaan, dat waait wel over.’ Maar dat wordt niet gezégd. Dus sta je er alleen voor. Ik was zelf ook wat ongerust. Als Gregs naam vervuild wordt, wordt die van mij ook een beetje door het slijk gehaald.” Claudia: “Maar los van die zaak, het lek rijden en het prachtige nieuws van zijn pasgeboren dochter, kon er niks tippen aan de


Toen Greg op oudejaarsavond niet wilde dansen, fluisterde moeder hem in ‘dat hij dat beter wel deed’, ze had het gelezen in de kaarten. ‘Anders volgt een slecht seizoen.’ Een grap, maar een paar minuten later stond GVA wel op de dansvloer.

emotionaliteit van die Tourrit naar Rodez. Pfff, we zijn dan wel geen praters, de emoties kunnen wel hoog oplopen. Ook al zie je dat niet op televisie.”

Rodez Rik Verbrugghe was er bij toen zijn schoonbroer die vrijdag in de dertiende rit alles van zich afschudde op de slotklim. “Ik had ’s morgens een sms gestuurd naar Ronald: ‘Vandaag wint hij’.” Ronald: “En als Rik zoiets zegt, benadert dat altijd de waarheid.” Rik: “Ik zie als ploegleider wie moe is in het peloton, welke favoriet er lost. Ik voel hoe warm het is, hoe lastig het parcours is. Enzovoort. Dus ik wist: vandaag gaat het gebeuren. ’s Morgens sprak ik even met hem aan de start. Zonder druk op te leggen: ‘Het kan écht, Greg.’ Vind je het vreemd dat een ploegleider van een ander team dat zegt? Ach, het is familie, dat weet toch iedereen.”

Bernadette: “Ik was die dag aan het werk in de zaak. Achterin zat Ronalds moeder naar de koers te kijken. Met nog een paar kilometer te gaan zat ze al te huilen in de zetel.” Claudia: “Ik durfde niet kijken en ging naar de speeltuin om mijn zoon.” Ronald: “Op het einde zag ik Sagan verschijnen en dacht: ’t is weer om zeep.” Rik: “Ik volgde alles op een televisiescherm in de ploegauto van I Am. Maar als je de aankomstzone nadert, valt heel vaak de verbinding weg. Ik weet ook niet hoe dat komt. Dus draaide ik de ramen open en luisterde naar de speaker. Om de zoveel meter hangt een microfoon, dus ik kon alles volgen. Ik ging helemaal op in die finale, wist van niks meer. Een jongetje langs de kant van de weg spoot met een waterpistool water in mijn gezicht. Kon me niks schelen.” In de Vlaamse huiskamer klonk dat zo: ‘Effe nog! Effe nog! Effe nog! Effe nog!’ Bernadette: “Zelfs de klanten hier waren nerveus.” Wuyts: ‘Van Avermaet wint de etappe!’ Bernadette: “Ik hield het niet meer. Mijn handen trilden. Tot 20 minuten na de aankomst kon ik geen haar knippen van de adrenaline. Ik kon mijn handen niet meer stilhouden. Bij iedere winst van Greg doe ik een fles champagne open en geef de klanten een glas in het salon. Zelden heeft die champagne zo gesmaakt als die dag.” Claudia: “In de speeltuin kwamen plots mama’s en papa’s op mij afgelopen. Ik wist het meteen: Greg heeft gewonnen. Instant liepen de tranen over mijn gezicht. Ik riep naar de kleine: ‘Kom, naar huis! Naar huis!’” Rik: “En ik schreeuwde het uit in

de wagen. Dat moet een vreemd zicht geweest zijn. Een renner van BMC die een rit wint en de ploegleider van IAM die schreeuwt van opluchting.” Daags na de winst ging een radiojournaliste langs bij Kamiel, Gregs grootvader, waarop die zei: ‘Mijn vréouwe éét de strijkplanke zelfs kapot gestampt.’

3 april Rest er alleen nog de toekomst. En de groeiende last van de klassieker. Wanneer staat er naast een peloton kristallen fietsen ook een kassei op de schouw in Stoumont? Of de speciaal ontworpen bronzen fiets die straks in Oudenaarde wordt uitgereikt. De familie Van Avermaet heeft er vertrouwen in, en voelt zich gesteund door het lot. Altijd al had de familie een ambigue relatie met dat lot. Nog voor Greg prof werd liet moeder Bernadette op zich inpraten door een waarzegster, een oudere vrouw die haar haar liet knippen in het salon. De vrouw haalde een stapel kaarten boven en voorspelde dat Greg het zou maken in een andere sport. Hij was op dat moment nog voetballer. Bernadette heeft het haar zoon nooit verteld. Dit jaar zijn de kaarten nog niet gelegd. Maar toen Greg op oudejaarsavond op restaurant in de Ardennen niet wilde dansen, fluisterde moeder hem in ‘dat hij dat beter wel deed’, ze had het gelezen in de kaarten. ‘Anders wordt het een slecht seizoen.’ Het was een grap, maar een paar minuten later stond GVA wel op de dansvloer. Dat het dit jaar gaat gebeuren. Je hebt er geen kaarten voor nodig. Op 3 april wint Greg van Avermaet de Ronde van Vlaanderen. Spread the word.

BAHAMONT E S

111


112


Kader Wielerfotograaf Kristof Ramon selecteert zijn favoriete beeld.

Koud. Wind - een gure Noordooster. Kasseien. Handen diep in de zakken. Transistor op hoorafstand. Nerveus geroezemoes. Wachten duurt lang. Kinderen aan de hand. Hond aan de leiband. Vrouw, bewaker van de bak bier. Heelder dorpen uitgerukt. Langs de kant van de weg. Liefst hoog, welgekomen talluds. Een erehaag. Voor de helden van Vlaanderen.

BAHAMONT E S

113


“De dag dat je ERIC de Ronde wint, VANDERAERDEN mogen ze alles vragen. Dan kuis je desnoods twee maanden lang de fietsen WON DE MOOISTE RONDE OOIT

van je collega’s”

114

BA HAMO N TE S


BAHAMONT E S

115


T E KST

Jeroen Denaeghel FOTO ’ S

Jelle Vermeersch

De Ronde van Vlaanderen van 1985 is voor ons wat de Elfstedentocht van 1963 is voor Nederlanders. Wat er zich op 7 april in apocalyptisch weer op de hellingen van de Vlaamse Ardennen afspeelde, was het mooiste dat ‘Vlaanderens mooiste’ ooit te bieden had. Dat besefte ook de VRT die de wedstrijd vorig jaar opnieuw uitzond. En opnieuw hoorden we de superlatieven van dertig jaar geleden. Merckx! Leeuw! Flandrien! Eric Vanderaerden was het die dag allemaal.

I

116

n 1985 was het DNA van het monument nog intact. De Muur was nog niet uit het parcours geamputeerd en van lussen rijden rond Oudenaarde geen sprake. In de krant zag je geen ingewikkelde driekleurenkaartjes van de finale. Elke wielerliefhebber kende de cruciale stroken uit het hoofd: eerste schifting op de Oude Kwaremont, verdere selectie op de Koppenberg, outsidersontsnapping op de Taaienberg, inrekenen van de vluchters in de Haaghoek, finale vanaf Ten Bosse, definitieve beslissing op de Muur. De meet lag in Meerbeke en het vertrek was niet in Brugge, maar op de Grote Markt van Sint-Niklaas. De grootste markt van België – vier voetbalvelden groot – haalt jaarlijks het nieuws met zijn luchtballonnenparade. Op 7 april 1985 hingen er ’s ochtends geen ballonnen, maar cumulonimbuswolken in de lucht. ‘Gestapelde regenbrengers’ noemen klimatologen

hen vandaag, maar in de jaren 80 kwam het weerkundig evangelie van Armand Pien. Zijn lippenstift op de weerkaart kon geen uitsluitsel geven. ‘Kans op buien’, had de meteolegende gezegd. “Er werd voor de start hevig gediscussieerd onder de renners”, vertelt Eric Vanderaerden (54), terwijl hij in zijn Lummense villa de kolenkachel oppookt. “De meesten dachten dat er slechts een bui zou vallen, maar ik vreesde dat het een hele dag zou kunnen regenen. Net voor de start nam ik het zekere voor het onzekere: ik vroeg aan mijn soigneur om mijn hele lijf met ossenvet in te smeren en trok een regenjas aan. We hadden Sint-Niklaas nog niet verlaten of het begon te gieten. En het is een hele dag niet meer gestopt. Het peloton was verrast, de meeste renners waren enkel in hun koerstrui vertrokken. Pas na een uur, toen ze door hadden dat het regenen niet

BA HAMO N TE S

E RIC

V AN DERA ERDEN

ophield, trokken ze hun regenvestjes aan. Maar toen waren zij al doorweekt en ik nog droog. Vergeet niet dat we toen nog met wollen truien rondreden. Als die nat was, woog je 3 kilogram zwaarder. Wie hem uitwrong had een halve emmer water. Tot overmaat van ramp was het ook koud. Amper 3 graden. Ook daarop had ik me voorbereid. Kennissen van me stonden verspreid langs het parcours met bussen warme thee. Ik had ook setjes wollen handschoenen uitgedeeld. Na een kwartier waren die door de regen doorweekt en moest je ze weggooien, maar je had het toch weer effe warm gehad. Ook de thee: ik nam een slok en kapte de rest over mijn benen. Dat gaf je eventjes een warm gevoel en je kon weer verder. Eerlijkheidshalve moet ik ook zeggen dat ik héél goed tegen slecht weer kon. Het gaf me een psychologisch voordeel op de rest. ‘Dju, er staat veel wind’, hoorde ik vaak renners voor de koers vloeken. Terwijl ik op hetzelfde moment dacht: ‘Fijn, die wind. Als ik vooraan eens doortrek, zullen ze vandaag rap gelost zijn.’”

Inferno op de Koppenberg Eric Vanderaerden werd in de kranten vernoemd als één van de favorieten. Toch had hij niet het voorgevoel dat het ‘zijn dag’ ging worden. “Om de simpele reden dat het toen áltijd mijn dag was”, grijnst Eric. “In het begin van mijn carrière waande ik me voor de start van elke koers onklopbaar. Ik had van niemand schrik. Tijdens mijn eerste profkoers, de Grand Prix Peymeinade, ging ik meteen de confrontatie aan met Eddy Planckaert, de snelste man van


het peloton. Zijn broer Walter reed me wel in de dranghekken, maar ik had mijn visitekaartje afgegeven. Een echte kampioen heeft geen schrik. En die mentaliteit moet je al in de jeugdcategorieën hebben. Als ik een jonge gast voor een koers ‘Oei, het gaat regenen!’ hoor zeggen, weet ik dat het nooit een grote wordt.” In de Ronde van ’85 zorgde de aanhoudende kille regen voor een slachting in het peloton. Bij aanvang van de heuvelzone schoten er van de 173 gestarte renners nog amper 35 over. “Dat gebeurde in die tijd wel vaker”, zegt Vanderaerden. “Er waren nog geen UCI-punten te rapen, dus stapten de renners bij slecht weer sneller af. Nu zie je ze nog voor een 17de plaats sprinten, toen had dat geen enkele zin.” Op de Oude Kwaremont reed een zelfzekere Vanderaerden autoritair op kop naar boven. In tegenstelling

tot zijn besmeurde tricolore trui oogde zijn blik verrassend fris en monter. ‘Geef die Ronde maar aan mij’, zag je hem denken. Maar hij was niet de enige met ambities. Ook zijn ploegmaten Phil Anderson en Eddy Planckaert hadden hun zinnen op deze Ronde gezet. En ook al verkeerde Eric in bloedvorm, Peter Post weigerde hem als kopman van Panasonic uit te spelen. “Post sprak het woord kopman haast nooit uit”, vertelt Eric. “Daarom won hij ook zoveel koersen. Hij streefde naar een team dat sterk was in de breedte. Die dag waren Phil Anderson, Eddy Planckaert en ikzelf door Post als kopmannen naar voor geschoven, maar dat was geen garantie. Als wij niet goed waren, stuurde hij gewoon een ander pionnetje mee. In ons team kon bijna iedereen een klassieker winnen. Dat bewezen we met Johan Lammerts en Jean-Marie

Wampers, twee zogezegde knechten die respectievelijk De Ronde en Parijs-Roubaix wonnen.” Ondanks zijn dominante aanwezigheid op de Kwaremont was Vanderaerden op de Koppenberg nergens meer te bespeuren. En daar ontplofte de koers. Nico Verhoeven reed als eerste de bult van Melden over, met in zijn zog Phil Anderson en Eddy Planckaert. Ze waren zowat de enigen die op hun fiets konden blijven zitten. Een zwalpende Greg LeMond reed achter hen de grasberm in en nam in zijn val Jef Lieckens mee. Vervolgens knalde Sean Kelly op een fotograaf en ging Hennie Kuiper op de vuist met enkele toeschouwers. In een mum van tijd lag de glibberige helling bezaaid met renners en fotografen. Onwaarschijnlijke taferelen, maar de televisiekijker had nog een deus ex machina te goed. Vanuit

BAHAMONT E S

117


118

BA HAMO N TE S

E RIC

V AN DERA ERDEN


“Post raakte niet vooraan in de koers. Met oortjes had ik de Ronde van ’85 wellicht niet gewonnen. Maar wij hadden een veel grotere aanvalslust dan de huidige lichting. Een gat van anderhalve minuut toerijden, daar keek niemand van op”

het niets dook een renner op die met verbazend gemak naar boven fietste. Wie het live zag, kon zijn ogen niet geloven. De noordflank van de Koppenberg was een rennerskerkhof maar Eric Vanderaerden slalomde als een dartele antilope langs de kermende lijken. Zijn prestatie was bovenaards, hij degradeerde de rest van het peloton tot amateurs. “Ik was na de Oude Kwaremont lek gereden en begon als laatste aan de klim van de Koppenberg. Ik besefte: ‘Als ik niet op mijn fiets blijf, is de koers gedaan.’ Zo kon ik het tijdsverschil met de rest beperken en – belangrijker – krachten sparen. Want stappen met wielerschoenen is een pak lastiger dan fietsen. Mijn veldritervaring heeft me toen geholpen. De kunst was vooral je voetriempjes juist aan te spannen, los genoeg om snel voet aan de grond te kunnen zetten, maar voldoende strak om aan je pedalen te kunnen trekken. Dat er toen veel meer renners vielen dan nu, had ook met de versnellingen te maken. We reden nog met een achtpioen. Onze kleinste versnelling was een 42/22, sommigen kregen dat op de steilste stukken Muur en Koppenberg gewoonweg niet rond. En uit stilstand kon je onmogelijk opnieuw vertrekken. Met de 39/27 waar ze nu mee rondrijden, lukt dat wel. De kasseien lagen er ook slechter bij dan nu. Wie er met zijn auto durfde op te rijden, reed gegarandeerd zijn carter kapot. Nu is dat veranderd. Kijk maar naar de kasseistroken in Parijs-Roubaix. Daar heeft men stabilisé tussen de gleuven gelegd om de ASO te plezieren. Ah ja, want anders willen ze de Tour er niet over sturen.”

Waar is Post? Boven op de Koppenberg had Eric Vanderaerden ongeveer anderhalve minuut achterstand op Nico Verhoeven, Phil Anderson en Eddy Planckaert. Ook al waren die laatste twee zijn ploegmaats en medekopmannen bij Panasonic, Eric zette als een gek de achtervolging in. “Instructies dat ik moest afstoppen, heb ik toen niet gekregen”, grijnst Eric. “De volgwagen van Post was in geen velden te bespeuren. Hij was me al kwijtgeraakt voor de Kwaremont. Door de vele incidenten geraakten ze niet meer tot bij ons. Ik zag Post pas terug ná de beklimming van De Muur. Nog een geluk, anders had-ie misschien gevraagd om te blijven zitten omdat we twee man vooraan hadden. Met oortjes had ik de ronde van ’85 wellicht niet gewonnen. Al weet je dat natuurlijk nooit. Wij koersten anders, we hadden een veel grotere aanvalslust dan de huidige lichting renners. Een gat van anderhalve minuut toerijden, daar keek in onze tijd niemand van op.” Net voorbij de Eikenberg sloot Eric Vanderaerden samen met Hennie Kuiper vooraan aan. De kopgroep was ondertussen uitgebreid met Adrie van der Poel, Sean Kelly, Jef Lieckens en Greg LeMond. Kuiper, de meest aanvalslustige renner van het peloton, ging er bij de aansluiting meteen van door. De rest bleef zitten. Ik heb het altijd vreemd gevonden dat Eric niet meteen naar zijn wiel sprong, maar vandaag blijkt dat hij daar goede redenen voor had. “Het was nog te ver”, is zijn simpele uitleg. “Ik heb eerst nog 20 kilometer op mijn gemak met de rest

mee gepeddeld. Pas op Ten Bosse ben ik uit het achtervolgend groepje gesprongen. Kuiper was de beste springplank die je kon indenken. Hij reed snel genoeg om een kloof te slaan, maar nooit hard genoeg om verder van je weg te rijden. Zodra je erbij was, had je een ideale metgezel. Hij viel nooit stil, uren kon hij hetzelfde tempo aanhouden. En hij bleef altijd meewerken. ‘Liever tweede dan derde’, zei Hennie altijd.” Op weg naar het wiel van Kuiper werd Vanderaerden bijgehaald door een oude bekende. Want ook Phil Anderson had van de afwezigheid van Post gebruik gemaakt om zijn goesting te doen. Hij was uit het achter­volgend groepje weggesprongen en in één ruk naar Vanderaerden gereden. “Tja, hij voelde zich ook sterk, zeker?” lacht de Limburger. “Nu zou dat ondenkbaar zijn, want het risico dat hij de snelle Sean Kelly meebracht was reëel. Alleen maakte men daar toen minder spel van. Men zegt ook dat de koers nu veel mooier is, hè? Maar een tourrit, behalve in de laatste kilometers is daar toch niks meer te zien? Waarom zenden ze die bergetappes eigenlijk nog integraal uit? Froome vertrekt toch pas in de laatste bocht van Alpe d’Huez. Zolang ze ploegmaats rond zich hebben, doen ze niks. Op dat vlak valt ook Contador me tegen. In het begin zag je hem op elke berg vlammen, nu wacht hij ook tot op 2 kilometer van de meet.”

Op de vuist met Kelly In de pure vintage Ronde van ’85 werd de definitieve veldslag traditiegetrouw op de Muur uitgevochten.

BAHAMONT E S

119


“Je ging voor een valling naar de dokter en kreeg er gratis ozon of zuurstof bij. Er werd gewoon wat bloed afgetapt en een beetje later met een pikuur terug in de bil gespoten. Dat was de normaalste zaak van de wereld”

Met drie stormden ze de Vesten op: Kuiper, Vanderaerden en Anderson. “Eigenlijk was ik niet eens kwaad dat Anderson me achterna was gekomen. Ik voelde me zegezeker, alleen wist ik dat ik op de Muur vóór hem moest vertrekken. Anders zou ik moeten afstoppen. Aan het begin van de kasseien ben ik vertrokken en aan café ’t Hemelrijk had ik al een tiental seconden voorsprong. Zonder moteurke! (lacht) Op weg naar de Bosberg kon ik mijn voorsprong uitbreiden. Maar toch was ik er maar écht gerust in toen ik de volgwagen van Post naast me zag verschijnen. Ik had schrik voor een lekke band. We hielden toen veel meer rekening met tegenslag. Nu rijden er overal motoren en volgwagens tussen. Zelfs als je in ParijsRoubaix lek rijdt, is er niks verloren. Ze zijn direct bij je met een reservewiel. In mijn tijd kon je onmiddellijk rechtsomkeer naar huis maken.” Die dag zouden maar 24 renners de Ronde uitrijden. Eén van hen was Sean Kelly. De winnaar van ParijsNice was de topfavoriet, maar eindigde slechts 14de. Knarsetandend keek hij toe hoe Eric op het podium de zegeruiker in de lucht stak. Want de twee waren geen vrienden. In zijn biografie heeft Kelly een speciale vermelding voor Eric Vanderaerden: ‘my worst enemy ever’. “We zijn elkaar een paar keer tegen gekomen”, grijnst Eric. “In de GP Fourmies van ’91 gingen we na een sprint letterlijk op de vuist. Als de één niet afgeeft voor de andere, gebeurt er al eens een accidentje. De andere renners hebben ons toen uit elkaar moeten halen, zo erg was het. We beseften wel meteen: ‘Dit hoort

120

BA HAMO N TE S

niet, we zijn te ver gegaan.’ In 1989, tijdens de Ronde van Ierland, heb ik hem ooit vier keer verslagen. Ik werd eerste, hij tweede. En dat vier keer na elkaar. Eén van de etappes was een tijdrit van 40 kilometer in Cork, Kelly’s thuishaven. Hij startte een minuut voor mij en ik liep hem in. Voor de ogen van zijn eigen supporters. Ik kan begrijpen dat hij mijn bloed kon drinken. Hij werd door mij vernederd tot op het bot.” De Ronde van Vlaanderen zou het zwarte beest van de Ier worden. Het is het enige monument dat ontbreekt op de erelijst van de Koning der Klassiekers. Maar liefst drie keer werd Kelly tweede: in 1984 liet hij per ongeluk Johan Lammerts wegrijden, in 1986 werd hij in de sprint gevloerd door veldrijder Adrie van der Poel en het jaar daarna liet hij zich verrassen door Claudy Criquielion. Ook Phil Anderson zou nooit de Ronde winnen – die werd twéé keer tweede. Maar op die koude 7de april in 1985 zag de toekomst er voor de Australiër toch nog rooskleurig uit. Hij was het podium nog niet af, of Post kwam op hem afgestormd. “‘Woensdag is het allemaal voor jou!’ riep hij naar Anderson, luid genoeg zodat ik het zeker kon horen”, vertelt Eric. “Dat was een typisch Post-maneuver. Hij was al bezig met de volgende koers: Gent-Wevelgem. Hij wist dat er minder tegengeprutteld wordt als je afspraken maakt in volle euforie. De dag dat je de Ronde wint, mogen ze je alles vragen, hè. Dan kuis je desnoods twee maanden lang de fietsen van je collega’s. Pas ’s anderdaags besefte ik: ‘Shit, ik mag mijn kans in Gent-Wevelgem niet gaan.’”

E RIC

V AN DERA ERDEN


BAHAMONT E S

121


122

BA HAMO N TE S

E RIC

V AN DERA ERDEN


Pikuurtje zuurstof MELDEN

Koppenberg 1985

“Ware slagregens hebben het peloton vooral op de kasseien uiteengeslagen. Van de 173 deelnemers blijven er momenteel, na 200 kilometer, slechts 30 à 35 over vooraan. En zij melden zich nu op de Koppenberg. (…) Eén man hier aan de leiding op de beruchte Koppenberg. En er is een kloof geslagen. Eddy Planckaert heeft zich ook afgezonderd in tweede positie. Dan komt Phil Anderson. LeMond die daar in de berm terechtkomt. Van der Poel, Kelly die daar ook stilvalt. Jef Lieckens zet voet aan de grond. Mutter is hem gepasseerd. LeMond te voet naar boven. Sergeant wordt voortgeduwd door een toeschouwer. Hier is Walter Planckaert. Hennie Kuiper daar, de winnaar van Milaan-Sanremo. Fiets op de schouders. Vecht daar nog een robbertje uit met een toeschouwer. Rudy Rogiers komt er ook aan met Jean-Marie Wampers, Paul Haghedooren, Etienne De Beule, Collijn. En Eric Vanderaerden. Daar is hij met de Belgische kampioenentrui. Eric Vander­aerden. Zwart-geelrode trui. Blijft op de fiets waar alle anderen te voet naar boven klauteren.”

M A R C S TA S S I J N S —

Drie dagen later zagen de mensen in Wevelgem één van de bizarste sprints ooit. Ongeveer 100 meter voor de finish reed Vanderaerden, met in zijn wiel Anderson, met sprekend gemak de rest van het peloton uit het wiel. Helaas ook zijn Australische ploegmaat, waardoor het plan van Post in het water dreigde te vallen. Vanderaerden besloot dan maar in de laatste meters de benen stil te houden. Tevergeefs. Zelfs nadat hij zijn remmen dichtkneep bleef hij Phil een paar centimeter voor. Na de Ronde, stak Vanderaerden dus ook Gent-Wevelgem op zak. En het had nog mooier gekund. Drie dagen later in Parijs-Roubaix reed Eric de concurrentie ook al op een hoopje. “Op 30 kilometer van het einde had ik nog 2 minuten voorsprong. Maar op de kasseien van Cysoing kreeg ik een klop van de hamer. Ik was te overmoedig geweest. Daar had ik als jonge gast wel vaker last van. Ik koerste te veel om me te laten zien. Mocht ik verstandiger gekoerst hebben, had ik veel meer gewonnen.” Die dag was Parijs-Roubaix voor Marc Madiot, een renner die, net als Gilbert Duclos-Lassalle, een jaar lang in winterslaapmodus verkeerde en pas wakker werd voor die ene koers in Le Nord. Eric kan een licht cynisme niet onderdrukken. “Er was een periode dat bepaalde Fransen in Franse wedstrijden plots abnormaal snel konden fietsen. In de Ronde van Vlaanderen en de E3 Prijs kon Madiot niet mee, maar tijdens de Parijs-Roubaix voelde hij de pedalen niet. Hij reed steeds verder van ons weg. En dat terwijl Kelly zich

samen met LeMond en Planckaert in de achtervolging het snot voor de ogen reed.” Het woord ‘doping’ wil Vanderaerden niet in de mond nemen. Hij stamt nog uit het tijdperk waarin de definitie van dit begrip nogal – nou ja – flou was. Dat wordt duidelijk als het over de zuurstoftherapie gaat waarover Jan Antonissen in de vorige Bahamontes berichtte. Eric Vanderaerden was één van de patiënten van dokter Lebon, een pionier van de hematogene oxidatie therapie, schreef onze collega. Het bloed werd afgetapt, aangereikt met zuurstof en weer in het lichaam gebracht. “Doping kan je dat niet noemen”, zegt Eric. “Die methode was gewoon standaard. Je ging voor een valling naar de dokter en kreeg er gratis ozon of zuurstof bij. Er werd gewoon wat bloed afgetapt en een beetje later met een pikuur terug in de bil gespoten. Dat was de normaalste zaak van de wereld. Men stelde zelfs de vraag niet of je dat nodig had. Het klopt dat de wielersport nu cleaner is, maar wij werden ook niet medisch begeleid. Renners waren onwetend en moesten wel op eigen houtje handelen. Nu ga je met een medisch probleem naar de dokter, wij gingen naar de apotheker of een soigneur. En het liefst bij één die zogezegd slimmer was dan de rest en ons iets gaf dat beter was dan bij een ander.”

Mental coach Eric pookt het vuur in de kachel aan. Een jonge kerel in rennersoutfit komt via de achterdeur binnen. Het is Massimo, Erics jongste zoon, die momenteel koerst bij de beloften. “Hij heeft de capaciteiten, maar het

BAHAMONT E S

123


is er nog niet uitgekomen. Hij is een ander type renner dan ik. Ik was explosiever, hij kan beter bergop. Hij lijkt me eerder geschikt voor de Ardense klassiekers dan de Vlaamse. De jeugd heeft het nu een pak makkelijker dan ons. Door dat topsportstatuut kunnen ze eigenlijk een paar jaar proberen om renner te worden. Wij hadden die financiële ondersteuning niet. Als we niet presteerden, was het meteen over en uit. Zij worden ook beter begeleid, hebben een aangepast trainingsprogramma, rijden met een hartslagmeter… Wij deden maar wat.” Er klinkt lichte frustratie in Erics stem. Alsof hij zichzelf – of zijn entourage van vroeger – iets verwijt. De kat komt op de koord als ik hem vraag waarom hij maar drie jaar écht top is geweest. Na Parijs-Roubaix van 1987 won hij immers geen enkele grote koers meer. Terwijl Eric toen nog maar 25 was, zijn beste jaren moesten normaliter nog komen. “Het had volgens mij te maken met de begeleiding. De jonge gasten rijden nu maximaal zestig koersen per jaar, ik reed er honderdentien. Het was ook een mentale kwestie. De druk op mijn schouders was groot. Zowel vanwege het publiek, de pers als de ploegdirectie. Als ik drie weken geen koers won, was het al van dat: ‘Zeg, Vanderaerden, wat is ’t jong? Is ’t beste er van af?’ Op den duur maakt die psychische druk je ook fysiek zwakker. Je slaagt er niet meer in om over de grens te gaan. Omdat je de mentale weerbaarheid niet meer hebt om die extra inspanning te leveren. En net dat maakt het verschil uit tussen winst en verlies. Een

124

BA HAMO N TE S

mental coach had ik goed kunnen gebruiken, net als een woordvoerder of een manager. Want in die tijd moest je overal en altijd beschikbaar zijn. Er waren maar vijf kranten en je kon het je echt niet permitteren om een journalist van één krant niet te woord te staan. Je werd door Jan en alleman geleefd. Nu word je van die druk afgeschermd. Ik ben er zeker van dat ik het op die manier langer zou volgehouden hebben aan de top.” Massimo zet zich naast zijn vader in de zetel en knipt de televisie aan. Het is koers. Een veldrit voor vrouwen weliswaar, maar toch is Erics aandacht afgeleid. De passie voor het velooke zit er nog steeds in. “Koers is mijn leven. Als kind speelde ik al coureurke. Mijn idolen waren Eric Leman en Luis Ocaña. Ik dacht toen dat ik nog ronderenner kon worden (lacht). Ook nu ben ik blij dat ik nog steeds in het wielrennen zit.” Eric is vipchauffeur bij Lotto-Soudal, maar zijn ambities liggen duidelijk hoger. “Toen Mapei stopte, heb ik de kans verkeken om ploegleider te blijven. Ik heb me aan de kant laten zetten door me niet bij het nieuwe team aan te bieden. Ik ben Lotto dankbaar voor mijn job als vipchauffeur, maar op een moment gaat dat knakken. Ik voel dat nu al. Omdat ik meer wil. Ik heb nog altijd de ambitie om ploegleider te worden. Alleen vrees ik dat het te laat is. De verjonging is ingezet. Vroeger was de manager van een wielerploeg 60 jaar, nu heb je al dertigers die de plak zwaaien.” De lucht kleurt rood boven de naaldwouden van de Limburgse Kempen. Vuurrode gensters schieten

E RIC

V AN DERA ERDEN

tegen het mat glas van de kolenkachel. Het gesprek valt op Milaan – Sanremo, de klassieker die hij altijd had moeten winnen. Vooral de editie van ’87 is bitter. Toen strandde hij op een handvol seconden van Erich Maechler. De Oostenrijker was met Erics ploegmaat Alan Peiper ontsnapt, waardoor Eric gevangen zat in de ploegtactiek. Maar op de Poggio kraakte de Australiër en was het bij Panasonic alsnog alle hens aan dek om Maechler te grijpen. Vanderaerden stortte zich als een slechtvalk van de Poggio. Met ware doodsverachting snelde hij door de bochten, beetje per beetje van zijn achterstand knabbelend. Aan de voet had de Oostenrijker nog 5 seconden voorsprong op Vanderaerden. Helaas lag door werkzaamheden de aankomst dat jaar niet op de Via Roma, maar 2 kilometer ervoor. “Met een normale aankomstplaats, win ik altijd. En Post maakte die dag helaas ook één van zijn weinige tactische blunders. Als hij aan Peiper gezegd had om niet mee te werken, zou Maechler nooit zo ver zijn uitgelopen.” Het is een clichévraag, toch wil ik het weten. Was de Ronde van ’85 ook voor Vanderaerden de mooiste overwinning uit zijn carrière? De verwachtte ‘ja’ komt niet. “Het hangt ervan af wanneer de mensen me dit vragen. In de viptent op de Kwaremont, zeg ik ‘de Ronde’. Rij ik met gasten van Lotto op Carrefour de l’Arbre, antwoord ik Roubaix. En op de Tourvoorstelling, zet ik mijn groene trui voorop (grijnst). Maar kom, het is goed, omdat je aandringt: de Ronde was de mooiste.”


Jouw perfecte fietsuitrusting op één plek

In winkelmand

In winkelmand

Bestel Pearl Izumi nu ook online via

shop.bikegear.cc Complete en actuele collectie Pearl Izumi Exclusieve acties en promoties! Thuis afleveren of ophalen bij een dealer

Meer dan 100 officiële dealers. Altijd een service- en afhaalpunt bij jou in de buurt 10% korting op de volgende bestelling bij inschrijving nieuwsbrief 10.000 volgers facebook.com/bikegear.cc

instagram.com/bikegearnl

click & collect

In winkelmand


Adverteren

hoeft niet duur te zijn! Reserveer uw advertenties snel, goedkoop en volledig online via fastad.be. Vanaf 100 euro!

change the way you treat your bike

www.fastad.be

info@fastad.be +32 3 680 25 60

www.bike7.be

VOLG ONS OP: facebook.com/Bike7.Belgie

België

Belts with a Cycling history www.R-cycle.be

Bike square-Brussel De fietsenmakerij-Affligem Mad Tiger-Vilvoorde Moustache-Westerlo Bike planet-Mechelen Supergoods-Mechelen Verbinnen sport-Wilsele Troc-Leuven Niels Albert bike store-Tremelo All Car-Brugge Exceller bikes-Brugge Gino bikes-Oostende Walk the line-Gent The opportunity factory-Gent Piampiani-Heist-op-den-berg Bike-inn-Herentals Skinfit-Nokere Vélomobiel-Moorslede Cykel Vélomakers-Kallo Shoes & fashion Vandercammen-Ronse

Nederland

Clarijs adventure store-Serooskerke Mantel-Arnhem Cyclenation-Arnhem Hoogduyn tweewielers-Boskoop Van Leeuwen tweewielers-Gouda Jan de Jonge fietsen-Zierikzee Frans Houben (schoenmode)-Sittard Kamsma schoenen-Franeker Tweewielercentrum vd post -Koudekerke ad Rijn De fietsenmakker-Vlissingen Cyclehub-Middelburg Gek van fietsen-Alphen ad Rijn Kok fietsen-Ijmuiden BikeShoe4U-Nijkerk Fietsen en koffie-Assen

Meer info op www.R-cycle.be Ad_Bahamontes_1.indd 1

10/11/15 20:10

WWW.RETROCYCLINGSHIRTS.COM


デザイン フォ ー サイクリング

Volg Bahamontes op Facebook en Twitter

ra

ve

is

fre

rs

d isc over m ore at www.p e dale d.com

s u p p o r t e d by

www.unlimited-power.be

A

BO

Like us on

NNE

ER NU

O

P

BEZOEK ONZE WEBSHOP

4 nummers voor amper W

€ 29,50

www.vaneycksports . com dagelijkse aanvulling van nieuwe producten

W

.B

AHAMONTE

E

AALST • DADIZELE • GEEL • SINT-PAUWELS

BIANCHI CIPOLLINI CUBE COLNAGO EDDY MERCKX GRANVILLE KUOTA PINARELLO MERIDA RIDLEY SCOTT THOMPSON WILIER

W

Adverteren hoeft niet duur te zijn. Meer info? www.fastad.be

total concept for cycling

mad e i n i t al y

www.kliek.be

d e si g ne d i n j a p a n

S

.B

e

.co

th roug h innovative design, pio neering m aterials a nd s a r torial experienc e we c reate unique cyclin g produc ts fo r your ever yday life.

m

D tea es m ign we s y ar ou br wi r c th us av pa tom e He fl na wh an ch oi e s b de

B E RA N FL V A S

facebook.com/bahamontesmagazine @BahamontesMag


Hoe ik nimmer de Ronde van Vlaanderen voor min-23-jarigen won T E KST

Sven Spoormakers FOTO ’ S

Jelle Vermeersch

Ervaring in de Ronde? Die voor wieler­ toeristen, ja. Maar die telt natuurlijk niet. Dat is als een voorwedstrijdje spelen in Nou Camp. Indrukwekkend, maar toch ersatz. De enige Bahamontes-medewerker die écht weet wat het is om de Ronde van Vlaanderen te betwisten is Sven Spoormakers. Hij reed de koers zelfs zes keer, maar won hem nooit. Dat blijft een schrijnende schaafwonde.

E

r zijn koersen waar je een instant crush voor hebt. Het is, een beetje, als verliefd worden, maar toch niet helemaal. Een koers is geen vrouw waar je mee wil samenleven. Het is een soort van geilheid, een mannelijk oerinstinct, een drang om te veroveren en te bezitten. Een man wordt ook niet verliefd op Véronique De Kock; je wil haar voor één wilde nacht, en dan haar slipje als trofee achter de losse tegel in de slaapkamer bewaren. De Ronde van Vlaanderen is mijn Véronique De Kock. Verleidelijk lonkend, uitnodigend kronkelend, maar

128

BA HAMO N TE S

dan, net voor het moment suprême, genadeloos frigide. Benen toe en ik met veel goesting en totaal gefrustreerd terug naar huis. Ik ben niet de enige coureur die zich pijnlijk afgewezen voelt door de Ronde. Philippe Gilbert: nooit gewonnen, ook niet bij de jeugd. Eén keer vierde bij de beloften, na een lange achtervolging, en in tranen in de bus achteraf. Want hij wou zó graag. Leif Hoste: één keer geflikt omdat ‘dokter’ Dave Bruylandts in de slag ging met een Duitser; één keer op pad met Boonen, weergaloze wereldkampioen toen, en al lang

blij dat hij zijn deel van het werk betaald kreeg met een deel van de winstpremie; één keer geflikt omdat een Italiaan de bedragen die hem uit de volgwagen bereikten te laag vond terwijl arme Leif dacht dat zijn sponsor – een rijke industrieel met een voorliefde voor schlagers – zijn portefeuille wel zou laten spreken. Zelfs Roger De Vlaeminck, de stijlrijkste coureur ooit, voelt zich bedrogen door de Ronde. Want die ene keer dat hij op het hoogste schavot stond, leek het wel een schandpaal. Herinnert u zich Marc Visboer nog? Zo wil je ook niet winnen – het is alsof je met bezwete rug een hoer berijdt en ze net iets te hard haar orgasme faket. Enfin, het moet hier niet over seks gaan, maar over de Ronde – hoewel dat in mijn hoofd toch twee gelijkaardige dingen zijn. Laten we beginnen bij het begin: de plotse verliefdheid. Ik was een jongen nog, en de gevoelens van toen kon mijn 8-jarige geest niet plaatsen. We hadden, zoals vroeger thuis altijd de gewoonte was, in de zetel naar de koers gekeken. Het regende buiten, het was koud. Op


(en dat het me spijt) de salontafel stonden een thermos koffie en een arbrikozentaart met latjes – mijn lievelingstaart. Ik keek ademloos naar een spektakel dat zich nooit meer zou herhalen. Regen, modder, hagel, mist, auto’s die over fietsen reden, smalle wegen met grachten waar renners in verdwenen en weer uitkwamen als inboorlingen uit de diepste Afrikaanse regenwouden. Maar één beeld brandde zich voor de rest van mijn leven op mijn netvlies. Een coureur, in de Belgische kampioenentrui, met een blauw, lycra overtrekje over zijn helm, die helemaal alleen over de finish reed. Eric Vanderaerden! Sinds die

zondag in 1985 reed ik meer dan eens mijn eigen Ronde van Vlaanderen, op mijn wit-blauwe Minerva met dikke banden en een koersstuur. Rondjes in de wijk, met elke keer de verschrikkelijke hellingen van de Koningsstraat en de Kriekenbergweg als mijn persoonlijke Muur en Bosberg. Elke keer won ik, met krék hetzelfde blauwe lycramutsje op mijn helm. In het echt zou het mij nooit lukken, de Ronde winnen. Ik ben er nog altijd niet goed van. Met Véronique De Kock heb ik ook nog altijd geen wilde seks gehad. Dat vind ik minder erg, eigenlijk.

Flashback naar 1993. In de krant schreef ene P.K.H. toen: ‘Nieuweling Sven Spoormakers uit Kessel-Lo trok de lijn van zijn goede prestaties deze week verder door. Hij fietste zaterdag een opgemerkte Ronde Van Vlaanderen. “Ik fietste op een paar kilometer van de eindstreep nog met twee metgezellen een paar honderd meter voor het peloton uit”, vertelt de Kessel-Lonaar. “De samenwerking stokte en we werden ingelopen. In de eindspurt, nochtans mijn specialiteit, kwam ik krachten tekort om nog voluit voor de zege te gaan.”’ Geen idee of ik die woorden, en dan vooral dat pocherige bijzinnetje,

BAHAMONT E S

129


ooit echt heb uitgesproken. Ik was op mijn 15de wel een haantje, want winnen en aandacht doen iets met een puber, dus het zou kunnen dat ik zo ver heen was dat ik zoiets kon uitbraken. De woorden in de krant, hoe summier ook, bevestigen wel mijn herinneringen aan die dag. Start en aankomst lagen in Erwetegem, een dorpje in de buurt van Zottegem. De streep was getrokken vlakbij een café, op het einde van een stuk stevig vals plat, aangelegd in van die typische jaren 60-betonplaten die met pek aan elkaar geplakt zijn. Het was die zaterdag in juli zó heet dat het pek aan je tubes bleef plakken. In de grote ronde moesten we over de Berendries en de Valkenberg, en daarna nog drie rondjes over de kasseien van de Haaghoek en de Leberg. Voor het eerst in mijn leven was ik in de dagen voor de koers het parcours gaan verkennen, want al die beroemde bergen kende ik alleen van op televisie en een coureur met een béétje ambitie verschijnt behalve met een blinkend gepoetste fiets en onberispelijk geschoren benen ook met een landkaart in zijn hoofd waar de diepste putten, de grootste steenslag in de bochten, de ideale plek om te demarreren en het startpunt van de eindsprint in rood op staan aangeduid. En ik wist: op de kasseien van de Haaghoek moest het gebeuren. Ik was er nooit eerder geweest, maar dat stukje bergaf was perfect om mezelf te lanceren voor het spurtje bergop naar die mooie vierkantshoeve. Bij de verkenning liep er op het erf een Duitse scheper, die dreigend blaffend achter mij aan liep toen ik passeerde, zodat ik van

130

BA HAMO N TE S

schrik nóg sneller spurtte en achteraf bedacht dat zo’n demarrage in de koers weleens splijtend kon zijn. Dus sleurde ik mezelf de zaterdag erop over de Berendries en de Valkenberg met een véél te zware 52x20, want Eddy Merckx had bedacht dat België klimmers moest voortbrengen en dat dé manier om jonge jongens met kracht bergop te leren rijden was dat wij enkel een 52 als voorblad kregen, en drie kroontjes – 18, 19 en 20 – achteraan. Een loos idee, dat wist iedereen, maar omdat Eddy Merckx het had gezegd, keurde de wielerbond dat waanzinnige reglement goed. Enfin, wij sukkelden de bergen over en kwamen aan de finish voorbij. Ingang van de plaatselijke ronden. Ik moest me bedwingen. Wachten. Loeren en leren. Wie is goed? Wie heeft te veel met de krachten gewoekerd op de Berendries? Wie verstopt zich achter een valse grimas? Wie dokkert lekker ontspannen, handjes los bovenop het stuur, over de kasseien? Daar reed Steven Van Malderghem, de veelwinnaar, die er op zijn 16de al uitzag als een volwassen man van 30. In zijn wiel zat Bruno Schoonbroodt, een spichtige Luikenaar. Tim De Peuter, een snelle Antwerpenaar die altijd een beetje scheef op zijn fiets zat, leek zijn beste pijlen verschoten te hebben: hoe rechter hij zat, hoe slechter hij zich voelde en na de eerste passage op de kasseien zat hij wel héél recht. Aan de stijl van Wesley Huvaere viel niets op te merken: de flegmatieke West-Vlaming zweette nauwelijks en uit zijn blik sprak groot vertrouwen in zichzelf en een goede afloop.

Ik zat wat verderop en keek op de rug van de Limburgse kampioen Wesley Teunis. Hij was zó goed dat hij binnenkort vervroegd zou mogen overstappen naar de juniores en daar waren wij allemaal een beetje jaloers op, want de juniores hadden wel een fiets met normale versnellingen en konden dus die nieuwe schakelsystemen van Shimano – remmen en versnellingen in één! – gebruiken. In mijn wiel zat Kris Pittomvils, wiens vader een neef van Eddy Merckx was en een vurig pleitbezorger van de beslissing om met slechts drie kroontjes te koersen. Ik had genoeg gezien: ik at en dronk wat, schudde eens met mijn kuiten, kwakte een paar oelewappers in de kant en zorgde zo dat ik vooraan zat bij het opdraaien van de volgende passage van de Haaghoek. Ik ging er als een speer vandoor, met de boze Duitse herder happend en kwijlend in mijn gedachten achter mij aan. Als je op kasseien rijdt, kan je niet achterom kijken, maar ik hóórde dat het gerinkel en gekraak achter mij minder luid begon te klinken. Dan weet je: ik heb een gat – en zoals Michel Wuyts weleens durft te roepen: nergens is een gat zo schoon als in de koers. Twee mannen zaten nog in mijn wiel. De rest, zo zag ik in een oogopslag bij het afdraaien, hijgde, loerde, rekende op een ander om de achtervolging op gang te brengen. We vonden mekaar, zoals dat heet: we losten elkaar af in een razend tempo, namen de kop voor een paar honderd meter, schudden met onze elleboog, gingen opzij, dronken een slok en hop, weer aan kop. We passeerden de finish bij het ingaan van


Ik reed lek in de afdaling na de Molenberg, na goed 30 kilometer koers. Ik zie ‘m nog zó voor mij: een dikke, zilvergrijze, bruut gekapte steen die over het beton botste, en tussen de wielen van meer dan 200 coureurs net het mijne eruit koos.

de laatste ronde, ik met kippenvel op de armen, want is het toch wat bij zo’n Ronde van Vlaanderen: een mensenzee langs de nadars, een muur van geluid, en daartussen het opgewonden commentaar van de microman, waarbij je enkel je eigen achternaam goed verstaat door de blèrende luidsprekers, twee motards die als strontvliegen rondbrommen, en een auto met een joelende vijftoonsclaxon. Nog één ronde, een kilometer

of 10, een kwartier koers. Dit was money time. Het leek ook alsof we voorop zouden blijven, maar plots, in het zicht van de wapperende rode driehoek, rolde het peloton als een vloedgolf over ons. Ik bleef achter toen een blauw-rode schicht links van de weg onweerstaanbaar wegvonkte: Kris Pittomvils, de zoon van de neef van Eddy Merckx, won de Ronde van Vlaanderen voor nieuwelingen 1993. Met mijn benen was niks mis, mijn hartslag bleef

keurig onder de verzuringsdrempel, maar mijn hoofd was leeg. Finaal gekraakt. In mijn oude schrift lees ik dat ik 39ste was geworden, en daar 400 frank voor had gekregen. Ik was boos, vooral op mezelf. Ik was ontgoocheld, maar toch gerustgesteld: de Ronde van Vlaanderen, de koers waar ik al verliefd op was sinds Ewic Vandewaewden in zijn zwart-geelrode trui zo’n indruk naliet, was geen verre droom. Ik zou ze ook winnen. Zeker weten.

BAHAMONT E S

131


Quod non, natuurlijk. Nooit was de overwinning in Vlaanderens Mooiste dichterbij dan dat jaar, bij de nieuwelingen in 1993. De Ronde en ik, dat was vervloekt. Een huwelijk waarvan iedereen weet dat het een recipe for disaster is, behalve de bruid en de bruidegom zelf. 31 juli 1994, eerste jaar junior: lek in de afdaling na de Molenberg, na goed 30 kilometer koers. Ik zie ‘m nog zó voor mij: een dikke, zilvergrijze, bruut gekapte steen die over het beton botste, en tussen de wielen van meer dan 200 coureurs net het mijne eruit koos. 30 juli 1995, tweede jaar junior en superfavoriet: diep in de finale gevallen, in achtervolging op de laatste overblijvers van de vlucht van de dag, en de dag geëindigd in het ziekenhuis van Zottegem. 28 april 1996, eerste jaar belofte: in mijn hoofd een waas, maar in de krant van toen – alweer geschreven

132

BA HAMO N TE S

door ene P.K.H – las ik: “Vorige zondag in de Ronde van Vlaanderen blokkeerde mijn wiel aan de voet van de Eikenberg. Ik kon wel een ander wiel nemen, maar toen waren de vogels al gevlogen en kon ik het gat niet meer dichtrijden. De conditie was nochtans uitstekend.” Het enige wat ik me écht van die dag herinner, is dat Ludovic Cappelle – u kent ‘m wel: is het niet van zijn Belgische titel bij de profs in 2001 of zijn overwinningen in de Scheldeprijs en Dwars door Vlaanderen, dan wel van zijn aanslepende dopingzaak na een epoplas in 2005 – in een sprint à deux in Aalst mijn ploegmaat Kris Matthijs klopte. In 1997 reed ik de Ronde niet, want geveld door klierkoorts. Zondag 26 april 1998 was ik er wel bij. Winnen zat er niet in: het vedettenduo van toen, Davy Daniëls en Jurgen Guns, reed 130 kilometer voor de finish al voorop en gaven na de finish interviews alsof ze net even

waren gaan losrijden. U begrijpt: het was een tijd waarin sommigen al wisten wat er in Italië te krijgen was. Ik wist dat niet, dus wroette ik in de marge tot ik – u voelt ‘m al komen – een kilometer of 5 voor de meet lek reed op de laatste kasseistrook. Ik wist, na een chaotische koers, niet eens meer voor welke plaats ik reed maar het ging hard en ik voelde me nog sterk tot er dus een scherpe rand mijn tube doorboorde. Minutenlang stond ik te wachten op een wiel, groepje na groepje passeerde en ik realiseerde me dat ik een mooie uitslag door mijn neus geboord zag. Later dat jaar werd ik in Baasrode Belgisch kampioen en diezelfde avond, toen ik in bed lag met mijn kampioenentrui, droomde ik: ik zou het jaar daarop in zwart-geel-rood, weliswaar met een blauwe helm in plaats van een blauw lycra mutsje, met de armen wijd de Ronde van Vlaanderen 1999 winnen.


Zondag 25 april 1999. Als laatstejaars belofte, bulkend van branie, zou het gebeuren. Kevin Hulsmans was de topfavoriet, Stijn Devolder zijn voornaamste challenger. Maar ik zou het doen. Geen haar – sukkelachtig blauw geverfd voor de gelegenheid – op mijn hoofd dat eraan twijfelde. Zover kwam het niet – of wat had u gedacht? Ik zat nochtans in de kopgroep – zonder Hulsmans en Devolder – toen we de Taaienberg opdraaiden. Die Taaienberg is een stressberg: steil, met een gootje naast de kasseien en een lange uitloop waar je helemaal kapot kon gaan als je niet helemaal vooraan zat. Ik wilde liefst van al op kop eraan beginnen, een spurtje tot boven en dan tandje terug om de benen te sparen. De Deen Max Nielsen, de luitenant van Hulsmans, dacht er ook zo over: hij kwam naast me rijden, zette zijn schouder tegen de mijne, ik duwde terug, hij gaf me een elleboog en ik

verloor, in het gootje, de controle over mijn stuur. Knal, tegen de grond. Hard, bovendien: ik vloog over mijn stuur, maakte een koprol en landde op mijn rug op de kasseien. Ik sprong recht, raapte mijn fiets op en voelde meteen: dit komt niet goed. Mijn rug blokkeerde en mijn hoop verdampte. Ik achtervolgde, met de moed der wanhoop. Ik sukkelde alleen de Eikenberg over, met stipjes vóór mij die steeds kleiner werden, en op Parikeberg – een stuk vals plat op weg naar Geraardsbergen – haalden Hulsmans, Devolder, de jonge Boonen en nog een paar andere kleppers mij in. Hulsmans keek me aan, en zag in mijn ogen de vertwijfeling. Hij versnelde en ik bleef achter. Verweesd. Uitgeblust. Hulsmans won, solo, nadat hij op de kasseien van Affligem en Aalst Devolder uit het wiel had gereden. Fred Penne werd vierde, Max Nielsen achtste, en Boonen tiende. Maar toen zat ik

al lang als een kind te huilen in de paarse Ford Mondeo van mijn vader. Een jaar later stopte ik met wielrennen, ontgoocheld in mezelf en de in die jaren totaal verrotte wieler­ wereld, met al mijn dromen in scherven aan mijn voeten. Ik heb ze bijeen geveegd en weggegooid, ben getrouwd met het enige goede dat ik aan mijn carrière heb overgehouden – het bloemenmeisje van Waanrode – en heb nooit meer achterom gekeken naar wat had kunnen zijn. Maar de Ronde die ik nooit won, het blijft – diep verstopt in wat eens een coureurshart met een overslagpols van 193 was – een schrijnende schaafwonde. Zelfs het slipje van Véronique De Kock achter een losse tegel in de slaapkamer zou daar niets meer kunnen aan verhelpen.

BAHAMONT E S

133


BICYCLESTRANSPORT Voor om het even welk fietstransport kunt U bij ons terecht. Wij beschikken over meerdere voertuigen, speciaal ingericht voor fietsvervoer, waarmee we zowel kleine maar ook hele grote hoeveelheden fietsen kunnen vervoeren.

• • • •

VERHUUR

VERVOER

VOERTUIGEN SPECIAAL INGERICHT VOOR FIETSVERVOER

ALLE VERVOER VAN FIETSEN EN BAGAGE VOOR PRIVÉ-GROEPEN

Aanhangwagens van 6 tot 70 fietsen Minibussen (8+1 pers.) Bestelwagens van 6 tot 50 fietsen Steeds onbeperkt aantal km

• • •

Profiteer van low-cost vliegtuigtickets en laat transport van fietsen en bagage aan ons over Geniet daarenboven van onze volgwagenservice ter plaatse We maken graag vrijblijvend een offerte voor uw privé-reis

Triathlon

Fiets evenementen

Home > Race > Home service. Fiets en bagage naar Ironman-, Challenge- en triathlonwedstrijden

Fiets-shuttle-service naar buitenlandse evenementen zoals: Alpe d’HuZes, Stelvio Challenge, Climbing for Life, Mon Ventoux, Gran Fondo’s, Roc d’Azur, La Marmotte

vanaf 125 €/fiets - 30 €/reistas

Enkel fietsvervoer: vanaf 125 €/fiets 30 €/reiskoffer Personenvervoer met luxe minibus, inclusief fiets en bagage: vanaf 220 €/pers.

De fietsen worden integraal vervoerd en moeten dus niet gedemonteerd worden.

Alle gedetailleerde info vindt U op onze website www.bicyclestransport.com Bicyclestransport bvba - T +32 488 51 30 35 - info@bicyclestransport.com - www.bicyclestransport.com


©©Casper Rila

COLUMN

Frank Heinen

DE RONDE VAN NICK NUYENS

DEALER IN VERDOVENDE KOERSEN

V

an alle metaforen voor de Ronde van Vlaanderen 2011 – de mooiste Ronde uit de geschiedenis – vind ik die van het buffet het fijnst. De wedstrijd een reusachtige tafel vol heerlijkheden, Boonen en Cancellara een bak van de verrukkelijkste zalmsalade die je ooit at, Chavanel een vers afgebakken baguette, de hellinkjes verse pompoensoep, de kasseien de wijnglazen die almaar worden bijgevuld en de commentatoren obers in jacquet die af en aan lopen met leeggeschrokte schalen. Je moet bij zo’n buffet niet alles opeten. Het gaat erom dat je maat houdt. Aan eenieder die niet gelooft in het belang van maat houden, vertelt mijn moeder graag het verhaal van een kennis die onmiddellijk na de bevrijding een pakje roomboter te pakken kreeg. Jaren waren verstreken, jaren van angst en schaarste en honger en opeens was dat pakje boter daar. Natuurlijk at die kennis dat pakje in een keer op, met een gulzigheid die jaren had liggen gisten en die logisch nadenken onmogelijk maakte. Na die dag at ze nooit meer boter. Zo is het ook met buffetten: wie geen enkel voorgehouden kaaskoekje afslaat, wie alles opmaakt, wie met vochtige vingers de laatste croutonkruimels uit het bakje dept, loopt het risico dat hij hierna geen buffet meer kan zien, nooit. Het is niet altijd makkelijk om van de koers te houden. Liefde is – lees de forums van de damesbladen er maar op na – een werkwoord. Je moet erin investeren, tegen de klippen op soms. De meeste wielerkoersen op televisie zijn als zomermiddagen: traag en eindeloos. Ze voltrekken zich volgens een slaapverwekkend ritme, glijden geruisloos door streken waar je beter weg kunt blijven en aan het eind wint iemand die je koud laat. Zelfs sommige klassiekers lijden aan deze kwaal. Ik noem geen namen, ook niet Milaan – Sanremo en de Waalse Pijl. Er is veel in de koers om van te houden, maar het houdt zich zo vaak schuil. De koersliefhebber wordt dan een vogelaar, wachtend op die ene roodgevederde kiekendief. En met iedere duffe mus die voorbij glijdt, komt de kiekendief weer een vogel dichterbij.

Het kan maanden duren, jaren. Het kan zo lang duren dat je vergeet wanneer je voor het laatst een geweldige koers zag, maar je houdt vol. Je weet immers dat ze bestaan, je weet van de Ronde van Vlaanderen 2011. Die is echt gebeurd, die kun je terug opzoeken. Nog regelmatig kijk ik stukken van de Ronde van Vlaanderen 2011 terug. Tot voor kort moest ik het doen met de laatste paar kilometer op YouTube, met Australisch commentaar ook nog. Op YouTube is ook een samenvatting van Sporza te bekijken, maar wielerwedstrijden samenvatten is als het verknippen van Van Goghs Zonnebloemen en iedere bloem apart exposeren. Dat doe je niet. Iemand raadde mij een site aan waar mensen als ik aan hun gerief komen. Een online dealer in verdovende koersen. Je vindt ze allemaal, koersen die je altijd nog eens hebt willen terugkijken, en de koersen waar het mos van de vergetelheid al op is beginnen groeien. Je vult je mandje, rekent af en een paar weken later heb je de wedstrijden voor altijd in je bezit, op DVD. Ik bestelde de Ronde van Vlaanderen 2011 en keek hem integraal terug. Vier uur, schoon aan de haak. Vaak maakt je geheugen fijne dingen nog wat fijner dan ze waren. Niet in het geval van de Ronde van Vlaanderen 2011: het buffet was nog rijker gevuld, nog smakelijker en dit keer was alles helemaal alleen voor mij. Toen alles op was, had ik nog steeds trek. Je moet weten wanneer je maat moet houden, maar het is ook belangrijk je gulzigheid soms de vrije loop te laten.

De koersliefhebber wordt een vogelaar. Met iedere duffe mus die voorbij glijdt, komt die ene roodgevederde kiekendief weer een vogel dichterbij. BAHAMONT E S

135


De Wonde van Vlaanderen

GERAARDSBERGEN

Vesten-Muur 1999

“Het is te riskant om te wachten op de Bosberg, er moet iets gebeuren op de Muur, Michel.”

MARK UYTTERHOEVEN—

MICHEL WUYTS (VANOP DE M O T O R ) — “En het is redelijk dringend, want Vainsteins brengt de rest terug. Er is nog 15-20 man op komst.” U Y T T E R H O E V E N — “Ongelooflijk.” MARK VANLOMBEEK—

136

“Massasprint in Meerbeke. Ow, en valpartij.” U Y T T E R H O E V E N —“Iedereen, behalve Van Petegem en Museeuw.”

D E

W O N D E

V A N

V L A A NDEREN


T E KST

Ann De Craemer FOTO ’ S

Thomas Sweertvaegher

Muur, Bosberg, Meerbeke: bijna dertig jaar lang was het de Heilige Drievuldigheid van de Ronde van Vlaanderen. In 2011 verlegde Flanders Classics de meet naar Oudenaarde. Hoe groot is het gemis langs het oude parcours?

“H

eer, ik ben niet waardig dat gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden.” Twaalf mensen prevelen de woorden van de priester mee. Een man kan een hoestbui amper onderdruk­ ken. Hij is niet de enige die gezond moet worden: op de koudste dag van het jaar weerklinkt in de kapel symfonisch gekuch. Aan een zuil prijkt een bord met daarop in vette letters: ‘Camerabewaking. Hier ziet men u.’ In mijn tijd zag alleen God mij, maar Zijn vermanende vinger zal niet hebben volstaan in een kapel die zo bekend en drukbezocht is als deze: die van de Oudenberg op de Muur van Geraardsbergen. Terwijl de priester de hostie uit­ deelt, glijdt mijn blik over de muren, waaraan honderden dankbetui­ gingen van gelovigen hangen. Op een ervan lees ik: ‘Uit dankbaarheid voor mijne genezing. M. Van Peteghem. Ophasselt, 2-6-1919.’ In mijn verbeel­ ding is M. Van Peteghem een voor­ vader van P. Van Petegem, die geen genezing maar wel een glorieuze overwinning te danken heeft aan de taaie steenpuist die nu in het half­ donker ligt te glimmen van de ijzige kou. Het was hier dat de Zwarte van Brakel in de Ronde van Vlaanderen van 2003 zijn vleugels omgordde en alleen Frank Vandenbroucke hem

kon volgen. Op de Bosberg kreeg ‘De Peet’ het lastiger, maar uitein­ delijk mocht hij in Meerbeke de gebalde vuisten ten hemel richten. Dertien jaar later treuren de kasseien van de Muur om wat nu slechts een verre herinnering is. ‘Kaalkoppen van steen, met stomheid geslagen’: het is een vers uit een gedicht van Willie Verhegghe op de Vesten van Geraardsbergen, maar het lijkt wel een beschrijving van de kasseien van de Muur anno 2016. Al vier jaar heeft er tijdens dé wieler­ wedstrijd van het jaar geen coureur meer over gedokkerd. De historie is in Vlaanderen inmiddels bekender dan een Bijbelverhaal: toen Wouter Vandenhaute met Flanders Classics de organisatie van de Ronde in handen kreeg, besloot hij in 2011 de aankomst naar Oudenaarde te ver­ plaatsen. Niet langer een eindstreep in Meerbeke, en dus ook geen Muur en Bosberg, toen al bijna drie decen­ nia de laatste twee hellingen van de Ronde. Het halve land was in shock. De Muur, in het collectieve geheu­ gen van wielerminnend Vlaanderen de genadeloze scherprechter van de Ronde, werd ten grave gedragen. Bloemen noch kransen, maar wel volkswoede en verontwaardiging. Hoe kon men een monument als de

Muur zomaar slopen? Zelfs Alex Roeka – nen Ollander, jawel! – had ‘onze’ stenen trots in 2009 nog bezongen: Ja, dit is de muur en hij is diep en vuil, Een spleet, gat, knekelkuil. Hoe kom ik eruit? Hij hangt aan mijn rug als een blok beton, Knijpt de godvers uit mijn droge tong. Ah hond, ja hond, nu moet je gaan. En gegaan werd er op de Muur. Eric Vanderaerden in 1985. Johan Museeuw in 1995. Fabian Cancellara in 2010. Geen Vlaming die niet aan zijn zetel gelijmd zat zodra de stem van Michel Wuyts een paar decibels de hoogte in ging ter aankondiging dat de Muur op komst was. Ook de spanning in de huiskamers piekte op dat moment, want iedereen wist dat het Uur des Oordeels nabij was. Het publiek op de Muur: rijen dik. Hun geroep: een koor in een gewijde arena. Hun duivels genot: de weten­ schap dat wie nabij de kapel kraakt, geen wederopstanding meer moet verwachten.

Een herder op de Kapelmuur Op de Muur wordt vandaag alleen nog Onze Lieve Vrouw van de Oudenberg aanbeden. Dat vindt zelfs priester François Mbiyangandu jam­ mer. Negen jaar geleden kwam hij als missionaris 2.0 naar ons land. Een koersfiets had hij in vaderland Congo nog nooit van dichtbij gezien, maar sinds de kapel op de Oudenberg zijn

BAHAMONT E S

137


Op die magische zondag in april was François de goede herder van zijn kapel op de Muur. Letterlijk. “Het was alsof de mensen in een soort trance geraakten. Ze waren zo enthousiast dat ze stoelen uit de kapel haalden om de coureurs beter te zien”

thuis is en hij er elke ochtend om 7 uur de mis doet, is dat wel anders. Het is 20 voor 8. De gelovigen zijn opnieuw de vrieskou tegemoet getreden. François heeft in de sacris­ tie zijn kazuifel over een kapstok gedrapeerd en komt naast me zitten. “De Ronde!” zegt hij met rollende –r. Vijf jaar lang is hij present geweest. “Ik moest wel”, lacht hij. “De mensen waren zo enthousiast dat ze stoelen uit de kapel haalden om de coureurs beter te zien.” En dus werd François op die magische zondag in april ook letterlijk de goede herder van zijn kapel. “Het leek soms alsof de men­ sen buiten zinnen waren. Ik bedoel dat niet negatief – het was alsof ze in een soort trance geraakten.” François was vooral aanwezig om zijn kapel te beschermen, al groeide elk jaar ook de belangstelling voor de

138

BA HAMO N TE S

fiets. “Ik ben geïnteresseerd, dat wel, maar zoals Vlamingen een hele dag voor de televisie zitten… Nee, dat kan ik echt niet.” Hij schudt het hoofd; grinnikt. “Ik denk dat God jullie een wielergen heeft geschonken dat alleen in deze streek voorkomt.” En toch: de koers is ook in zíjn bloed geslopen. “Ja, ik beken. Het voorlaat­ ste jaar dat de Ronde hier passeerde, ben ik op zaterdag een stukje meege­ reden met de wielertoeristen. Op een mountainbike, van de Denderbrug tot in Meerbeke. Voor mij was dat een prestatie.” Heeft François ooit de Congoberg beklommen? Hij kijkt verbaasd. “Een Congoberg? Hier?” “Jazeker”, zegt een man die al een tijd nieuws­ gierig aan het meeluisteren is. Paul verzorgt elke zondag de voorbeden in de kapel. Hij is mee met zijn tijd,

D E

W O N D E

V A N

V L A A NDEREN

want daarnet bad hij voor mensen met een burn-out en voor studenten in de blok. “Ja, François, in Vollezele is er een Congoberg.” Minzame glim­ lach: “Dan moet ik die eens beklim­ men.” Dat heeft Paul al ettelijke keren gedaan, net zoals de Muur van Geraardsbergen. “Ik woon hier vlak­ bij, dus de Muur zit in mijn benen. Natuurlijk was ik er elke Ronde bij. Ik wil niet oordelen, maar men heeft de mensen hét feest van het jaar afgepakt. Dan is het normaal dat de emoties zo hoog oplaaien. Onze burgemeester was dit jaar opnieuw koleirig, omdat er zelfs voor de 100ste editie van de Ronde geen uit­ zondering werd gemaakt. Had men nu ter ere van de Muur geen specialleke kunnen doen?” François knikt. “Op de dag van de Ronde was dat hier een stukje Congo. Uitbundigheid.


Dansen. Lachen. Springen. De men­ sen zijn niet content, hè, dat ze dat kwijt zijn.”

De tranen van Eddy Bosberg François snort tien minuten later in een Volkswagen Polo zijn ver­ trouwde Muur af. Zelf tuf ik een pak behoedzamer over gladde wegen naar wat sinds 1975 de laatste beklimming van de Ronde was: de Bosberg. Na 2 kilometer zie ik in een voortuin een gigantische, knalrode plastieken pitbull de tanden bloot grommen. Misschien vertolkt hij de woede van deze streek tegenover een man wiens naam in Geraardsbergen niet is gevallen, maar op de Bosberg wel: Wouter Vandenhaute. “Geld, hè”, zegt een man met een hond – geen pitbull maar een doodbrave labrador – die naar de

top van de berg is komen wandelen. Marcel Collyns is gepensioneerd NMBS-medewerker en woont al zijn hele leven op een kilometer van de Bosberg. “Wie alleen maar de Ronde op den televies heeft gezien, die heeft niemendal gezien. Er was hier ambi­ ance en leute, en pinten à volonté in café De Uitkijktoren.” Hij wijst naar de overkant. “Dat was vroeger ginder, maar nu is er iets nieuws. Tja, alles verdwijnt op den duur, zeker?” Voor Marcel is er maar één schuldige voor het vertrek van de koers uit zijn streek. “De centen, hè mevrouw, de centen. In Oudenaarde hebben ze er meer dan hier, en dat wist Vandenhaute. Ik kijk nog naar de koers, maar thuis is dat een andere belevenis. Ik heb hier zowel in ’89 als in ‘91 Edwig Van Hooydonck omhoog zien vlammen. Het is aan de Bosberg

dat hij zijn twee Rondezeges te dan­ ken heeft!” Flashback naar mijn eigen kin­ dertijd: de overwinning van ‘Eddy Bosberg’ in 1989 is een van mijn eer­ ste wielerherinneringen. Mijn vader veerde op uit de zetel toen onze landgenoot over de meet kwam in Meerbeke, en moest zelf zijn tranen bedwingen toen Van Hooydonck op het podium stond te huilen. Marcel knikt. “Dat was zo schoon. En dat heeft zich allemaal hier afgespeeld. Wij waren fier, madame. Precies alsof we zelf ook gewonnen had­ den. En nu, nu is het niet eens de Ronde meer. Het is een kermiskoers geworden. Rondjes rijden over de Oude Kwaremont en de Paterberg. Heb je de voorbije jaren die finale al eens deftig bekeken? Je moet geen oude mens zijn om daarvan in

BAHAMONT E S

139


MEERBEKE

Halsesteenweg 1994

“Tchmil laat zich vangen door Museeuw. Ja, ja, goed gedaan, goed gedaan. Goed gedaan.” M A R K V A N L O M B E E K —“Tchmil rijdt dan wel bij de Lotto, maar Museeuw was daarnet met de Lotto aan het spelen. Kijk, hier hebben we Ballerini, Museeuw, Tchmil en Bugno. Wat moet er nu gaan gebeuren? Opletten.” P L A N C K A E R T —“Museeuw wint. ’t Is mijne favoriet. Zeker en vast. Kan niet meer mislopen, Mark. De laatste 500 meter.” V A N L O M B E E K —“Met Bugno in vierde positie.” P L A N C K A E R T —“Pas op voor Bugno, hè jongens.” V A N L O M B E E K —“Met Tchmil. Bugno. De sprint wordt al van ver gelanceerd.” P L A N C K A E R T —“Ideaal.” V A N L O M B E E K —“Bugno gaat daar. Ballerini, Tchmil en Museeuw.” P L A N C K A E R T —“Daar is hij.” V A N L O M B E E K —“Museeuw aan de linkerkant. Maar opletten!” P L A N C K A E R T —“Oooeee.” V A N L O M B E E K —“Aiaiai. Jajaja, het is gebeurd, vrees ik.” P L A N C K A E R T —“Bugno wint. Bugno wint. Bugno wint.” V A N L O M B E E K —“Museeuw komt daar niet meer over. Museeuw dan toch nog. Met een laatste lendenruk. Gaat hij er dan toch nog komen?” P L A N C K A E R T —“Nee, nee, nee.” V A N L O M B E E K —“Johan Museeuw, gaat hij? Nee, het is Bugno die wint.”

EDDY PLANCKAERT—

140

BA HAMO N TE S

D E

W O N D E

V A N

V L A A NDEREN


BAHAMONT E S

141


slaap te vallen. Vroeger begon het spellement op de Muur, en wie op de Bosberg nog van katoen kon geven, die toonde wat hij waard was.” Een hardloper rent voorbij, strak in het joggingpak, iPod in de oren. “Voilà, kijk, nu hebben we hier meer lopers dan coureurs. De wielertoeris­ ten komen steeds minder, want wie spreekt er nog over de Bosberg?” Op de plek waar ooit het oerVlaamse café De Uitkijktoren was, is er nu een ‘eet-en praatcafé’ met de exotische naam El Faro. Eigenaar is de dochter van de voormalige uit­bater van De Uitkijktoren, dat in mei 2009 werd gesloopt. Nancy en haar man Danny stelden alles in het werk om met de nieuwbouw klaar te zijn tegen de Ronde van 2010. Dat lukte, maar een jaar later zagen ze de koers een laatste keer passeren. “Natuurlijk is dat spijtig”, zegt Nancy, terwijl Dimitri Vegas & Like Mike in de achter­grond aan het hummen zijn. “Maar we moeten ook eerlijk zijn: voor ons is het jammer omdat we commerçanten zijn en de Ronde een topdag was. Ik vind het misschien nog erger voor de mensen uit de buurt, vooral de ouderen, voor wie die dag een echt ritueel was geworden.” Wanneer ik weer naar mijn auto stap, zie ik tegenover El Faro een bord met een cartoon van Nesten. ‘Bosberg… Alléén voor Taaie Flandriens’ staat er bij een tekening van Van Hooydonck. De kleuren zijn afgetrokken, het hout van het bord vermolmd.

Alleman content De renners die stijf van de adrena­ line de finish in Meerbeke nader­ den, zullen de Halsesteenweg niet hebben aanschouwd zoals hij er zonder de grandeur van de Ronde uitziet: een steenweg waarvan we er in Vlaanderen dertien in een dozijn hebben. Kaarsrechte baan. Te smalle fietspaden. Grijs wegdek waarbo­ ven immer mistroostigheid zweeft. Wapperende vlaggen van de Gamma. De vergane glorie van een versleten reclamebord dat ooit wit is geweest:

142

BA HAMO N TE S

D E

W O N D E

V A N

V L A A NDEREN


‘Alains Haargalerij, Halsesteenweg 5. Hautte Coiffure. Voor hem. Voor haar’. Tussen al die vaalheid zou je bijna geen oog meer hebben voor de groene ramen van café Onder de Linde, pal aan de voormalige eind­ meet van de Ronde. Het is er zon­ dag kaartdag. Aan vier tafels zitten telkens vier mannen – gemiddelde leeftijd: 70 jaar – te spelen. Cafébaas Peter De Freyn wast en droogt glazen alsof hij zijn hele leven niets anders heeft gedaan – en zo is dat ook. Opgegroeid in het café. Meegemaakt hoe in 1973 de Ronde naar Meerbeke werd gehaald. “Daar!” wijst hij naar de kaarttafel het dichtst bij de toog. “Die man met het witte haar zat toen in het organisatiecomité.” Peter heeft alle winnaars over de meet zien rijden, van 1973 tot 2011. De mooiste herinnering? Merckx, die in 1975 de bloemen mocht ontvangen. “En ik,” zegt de man naast me die zijn

Westmalle Tripel gedecideerd op de toog plant, “ik heb hier nog met Sean Kelly staan klappen! Toen was de wielrennerij toegankelijker dan nu. Dat de Ronde hier niet meer arriveert, dat is een geldzaak, maar gans de koers draait toch veel meer om de euro’s dan vroeger? De ren­ ners verdienen veel, te veel, en na de koers worden ze direct naar een chique bus gebracht.” Peter knikt. “De Planckaerts zijn zich hier na de Ronde nog komen wassen. Dat kan een mens zich vandaag niet meer voorstellen.” Luc, de man met de Westmalle, heeft zijn actieterrein sinds 2012 verlegd en gaat nu naar de aankomst in Oudenaarde kijken. Hij was niet kwaad op Wouter Vandenhaute. “Om kwaad te zijn, moet je nog geloven dat je iets kan veranderen. Ik wist direct dat het kalf verdronken was. Er is nog een petitie geweest, maar

tegen het grote geld konden wij als kleine vissen niets beginnen. Maar ontgoocheld was ik wel. De welge­ zindheid van de mensen die dag van de Ronde, dat was uniek. Alleman kwam overeen; alleman was content; alleman dronk een pint.” Luc voegt de daad bij het woord en zet zijn glas aan zijn lippen. “Je mag dat weten: op de dag van de Ronde had ik krie­ bels in mijn buik, en op mijn leeftijd komt dat niet veel meer voor.” Schaterlach aan de toog, en een glimlach van een man in een hoek van het café, die alleen aan een tafel zit. Evarist Van der Perre – gele wielertrui, geruite kniekousen – is 80 jaar, maar rijdt nog elke zondag 50 kilometer. “En vanaf maart doe ik dat ook op woensdag. Met een vrouwen­ fiets, want ik ben niet meer van de jongste. Maar pas op, zunne! Ik heb thuis twee koersfietsen, een moun­ tainbike én mijn rollen, dus gaat uw

BAHAMONT E S

143


lichteken op hoe zot ik van de koers ben?” Evarist wilde zelf ooit wielren­ ner worden, maar tijdens zijn tweede koers – 16 jaar was hij – werd hij door een andere coureur van de weg gere­ den. Van zijn ouders mocht hij niet meer koersen, dus werd het voetbal. “24 jaar lang, tot in 1ste provinciale, en tot mijn 38ste.” Maar Evarist bleef het wielrennen volgen. “Ik woon al van in 1956 in Meerbeke. Ik ben nog naar den arrivé gaan kijken in Wetteren. Mensen vergeten dat, hè, dat de koers niet altijd hier is toe­ gekomen. Ik heb Raymond Impanis daar nog zien winnen. Maar toen de Ronde naar Meerbeke werd gehaald, wel ja, ik was daar neig content mee. En nu zijn we ze kwijt. (stilte) Het kan wel zijn dat het met geld te maken heeft, maar wat ik vooral

144

BA HAMO N TE S

spijtig vind, is dat het de Ronde van vroeger niet meer is. Van mij mag de aankomst in Oudenaarde liggen, maar ze hebben van de Ronde een criterium gemaakt. Daar ben ik nog het kwaadst voor.” Hij lacht. “Allez ja, in zoverre dat een ouwe mens van 80 jaar nog kwaad kan zijn. Maar ik ben hier graag gekomen, oeioeioei. Ik heb de rossen nog zien winnen, Van Hooydonck, en hij stond te bleiten gelijk een klein kind. Dat was schoon, maar jong toch, dat was schoon.”

De schuld van Willy Naessens Aan een van de kaarttafels wil ik de man spreken die in het organi­ satiecomité zat dat de Ronde naar Meerbeke bracht. Maar hij wil niets kwijt, zelfs niet zijn naam. “Het is

D E

W O N D E

V A N

V L A A NDEREN

ermee gedaan, meer valt daar niet over te zeggen.” Hij gooit een kaart op tafel. Zijn kaakbeen trilt. Hij staat op en zoekt een plek aan de toog. Zijn kaartcompagnon haalt verontschuldigend de schouders op. Gaston Masfranckx is de grootvader van profrenners Jérôme Baugnies en Julien van den Brande, die hier ook hun supporterslokaal hebben. Gaston heeft zo zijn eigen mening over het vertrek van de Ronde uit Meerbeke. “Het is allemaal begon­ nen met de baas van het kasteel op de Muur van Geraardsbergen. Die had daar al een tijdje een viptent, maar zodra de koers van Flanders Classics was, vroeg Vandenhaute daar geld voor. De kasteelheer wilde niet beta­ len, en omdat er in Geraardsbergen te veel miserie was, is de koers er


weggetrokken, en bijgevolg dus ook uit Meerbeke.” “Ach nee jong, het is allemaal de schuld van Willy Naessens!” snuift Rik, de man tegenover Gaston. “Die kan in Oudenaarde een heel vipdorp zetten, en omdat hij zoveel geld heeft, is het nu daar te doen. Cinema, dat is het!” “Nee, geld!” zegt Gaston. “Geld is cinema!” zegt Rik. “Als het zo voortgaat, menneke, zullen we moeten betalen om naar de koers te gaan.” “Mevrouw,” neemt Rik weer het woord, “dat was de schoonste koers van Vlaanderen, en Willy Naessens heeft ons dat afgepakt. Zo’n chique arrivé, allez allez, hoe is ’t mogelijk?” Rik heeft dorst en bestelt er nog een. “Mijn vader ging vroeger bedelen in ’t stad voor 50 frank, om een kermis­ koers te organiseren. Toen was de sport nog van de kleine man. Maar nu!” De discussie gaat verder. Pinten worden aangerukt en kaarten op tafel gegooid. Is het nu de schuld van Willy Naessens, Wouter Vandenhaute, of de kasteelheer? Dat ik moet terugkomen, zeg­ gen de mannen aan de toog, en dat ze hopen dat de koers ook terug­ keert. Buiten steek ik de straat over en zie ik voor de Sint-Pieterskerk het monument voor de Ronde van Vlaanderen dat er in 2006 werd inge­ huldigd. Eén renner houdt verbeten het stuur vast; een ander gooit de handen in de lucht. Daarachter ligt het kerkhof. Niemand die het toen kon vermoeden, maar het monu­ ment is een grafzerk geworden. Ooit lag de ziel van Vlaanderen, kerk, koers en café, hier op een zakdoek. De kerk loopt leeg. De koers is vertrokken. Wat overblijft, zijn de herinneringen; en de stigmata van de stervelingen van Muur, Bosberg en Meerbeke, voor wie de Ronde een dag in het paradijs betekende. Of en wanneer de wonden weer zul­ len dichtgroeien, dat weet wellicht alleen Onze Lieve Vrouw van de Oudenberg.

Het monument voor de Ronde ligt tegen­over Onder de Linde, naast de kerk, voor het kerkhof. Het monument is een grafzerk geworden. Ooit lag de ziel van Vlaanderen, kerk, koers en café, hier op een zakdoek. De kerk loopt leeg. De koers is vertrokken. BAHAMONT E S

145


je mist een nummer?

Vervolledig je collectie op www.bahamontes.be #2

#3

#4 #4

00001

€ 9,95

de laatste col

Thomas De Gendt WWW.BAHAMONTES.BE

de verloren tour

Jan Ullrich

bahamontes

098619

BAHAMONTES

413095

bahamontes

5

www.bahamontes.be

#2

www.bahamontes.be

“De cyclocross is voor de Vlaming belangrijker dan alle olympische sporten samen.” (Walter Pauli) De dood en het leven in de familie Pauwels. De ganse familie getuigt over het gemis van Tim en de successen van Kevin.

#3

Ligt de toekomst van de cross in Nederland? Adrie van der Poel heeft twee overtuigende argumenten geproduceerd. Maar ook in de winter is er meer dan cross. Jurgen Van den Broeck heeft na zijn zware val de pijn verbeten, zijn littekens aanvaard en stoomt zich klaar voor de Tour van 2014, een paar jaar.

het vraagteken

Andy Schleck

De fel omstreden, maar fascinerende Vuelta-zege van veteraan Chris Horner in 24 tweet-analyses. #Ididthat! En ook: de wielerschool, Roland Liboton, bookmakers, Jonathan Page, parcoursbouwers, Jan Goessens, soigneurs, Dirk Roofthooft, ongetalenteerde broers en clowns met een bierton.

€ 9,95 cover baha#3.indd 1

#5

cyclocross

Afgiftekantoor Antwerpen X – P 915831 Verschijnt 4 maal per jaar December, januari en februari

Afgiftekantoor Antwerpen X – P 915831 Verschijnt 4 maal per jaar September, oktober en november

DOOR DE MUUR

ÉÉN JAAR HAGELAND

HET VERRAAD VAN

Philippe Gilbert

De Flandrien in Froome

Greg LeMond

cover baha#4 v2.indd 1

3/09/13 13:48

19/11/13 13:47

#6 #5

#6 bahamontes

Renners sterven niet. Maar in Wereldoorlog I sneuvelden ze wel bij bosjes. De gruwel van de grote oorlog, in een enkeltje van de fiets naar het kerkhof.

MET

Van kermiscoureurs tot Tour­ winnaars, iedereen zat ooit wel in de slag. Ex­beloftenkampioen Sven Spoormakers legt uit hoe dat werkt.

ko

er

sb

ie

r

Al veertig jaar is Daniel Mangeas de vaste speaker in de Ronde van Frankrijk. Maar la voix du Tour houdt er na deze editie mee op. We zwaaien hem adieu. Met Marcel Kittel, Alejandro Valverde en Michal Kwiatkowski racen de snelste, de onoverwinnelijkste en de talentvolste Tourdeelnemer door het blad. 25 jaar geleden won Greg LeMond de spannendste Tour ooit. Op de Champs­Élysées gunnen we zijn toenmalig ADR­ ploegmaat René Martens de ereronde die hij destijds niet kreeg. En ook: vijf verrassende geletruidragers, Frederik Sioen over het marcelleke van zijn grootvader, de beste foto’s van Aldo Tonnoir, het EK voor 70­plussers en negen redenen waarom de Tour een kutkoers is.

€ 9,95

Afgiftekantoor Antwerpen X – P 915831 Verschijnt 4 maal per jaar #6: juni, juli en augustus

TOUR’14

KLASSIEKERS 18/02/14 17:49

#10

#12 10

WWW.BAHAMONTES.BE

Een exclusief gesprek met Bradley Wiggins, in onze ogen de hedendaagse renner die het dichtst in de buurt komt van de Allergrootste.

W W W . B A H A M O N T E S . B E

Kelly, Jessy, Demmy en Lenny Druyts. Vier Antwerpse zussen. Vier frisse rensters. Bahamontes sprak met de Borlées van het vrouwenpeloton. Nini Van Looy, het koninginnetje aan de zijde van Keizer Rik, was verantwoordelijk voor het erotisch ontwaken van een generatie. Hugo Camps portretteert ‘Ons Ma’.

900 zeges. Meer dan 50 titels op de weg en op de piste, waarvan dertien wereldtitels. Olympisch goud. En nog is de intussen 56-jarige Jeannie Longo niet voldaan.

BAHAMONTES

BAHAMONTES

Op 17 juni wordt Eddy Merckx 70. We zetten De Kannibaal op eigenzinnige wijze in de bloemetjes.

#12

Johan Museeuw ging in 1994 in een helse Parijs-Roubaix 1994 strijdend ten onder tegen Andreï Tchmil. Na die legendarische koers was er maar één gespreksonderwerp: de vrouwenfiets van de Leeuw. Sanne Cant en Jolien D’hoore zijn de leading ladies van het Belgische wielrennen. De een in de modder, de ander op de weg. Fotograaf Diego Franssens volgde ze van nabij.

Proficiat Eddy !

Proficiat Eddy !

De eerste ploegbus was een blauw vehikel met een schilderij van een naakte vrouw. De opdrachtgever: Sauna Diana, een bordeel net over de Nederlandse grens. En verder: Sophie Anquetil over de bizarre driehoeksrelatie tussen haar papa, haar mama en haar oma; David Millar, de Schotse klimballerina, en de vrouwen in het leven van Lance Armstrong.

En verder: het allereerste dubbelinterview van Michel en Micheline Merckx, broer en zus van Eddy. De laatste zege én de laatste koers van de Kannibaal. De zoektocht naar de fiets waarmee Eddy de Tour van ’69 won. Op het wijndomein van Francesco Moser. En een bakker, een biljarter en een tuinman over ‘leven als Eddy Merckx’.

Baha#10 - cover sigaar.indd 1

EDDY

Afgiftekantoor Antwerpen X – P 915831 Verschijnt 4 maal per jaar #12: december 2015, januari, februari 2016

€ 9,95

Afgiftekantoor Antwerpen X – P 915831 Verschijnt 4 maal per jaar #10: juni, juli, augustus 2015

€ 9,95

bahamontes

www.bahamontes.be

15/05/15 14:56

VROUWEN


Wil je geen enkele Bahamontes missen?

4 NUMMERS voor amper

surf naar

€ 29,50

WWW.BAHAMONTES.BE

Bahamontes. Goed voor uren koersplezier!



Jan De Smet, de ex-frontman van De Nieuwe Snaar, is een koersliefhebber in hart en nieren. Dit jaar geeft hij voor de twaalfde keer het beste van zijn muzikale zelve op het start­podium van de Ronde in Brugge.

a G wig Ed Ga!

I Geschreven luttele uren na de overwinning van Edwig Van Hooydonck in de 75ste Ronde Van Vlaanderen op 7 april 1991, daarna ’s avonds live gezongen in De Sport-­ show van VTM.

T E KST

Jan De Smet M U Z I E K

Chuck Berry (Johnny B. Goode)

*

k verwacht dat dit bericht U niet te veel verbaast, maar ze vertrokken op de grote markt van Sint Niklaas. Met honderdnegenennegentig in het peloton met grijze regenwolken en een waterzon. En wie passeerde daar als eerste om de hoek? Het was die renner met die veel te lange korte broek

R E F R E I N

GA, GA! GA EDWIG, GA! GA! GA EDWIG, GA! GA!

Veertien hellingen hadden ze toen nog voor de boeg, kasseistroken waren er dit jaar meer dan genoeg. De wind blies ongenadig op de renners neer, kortom het was weer fijn Ronde Van Vlaanderen-weer! En wie vertoonde hier zoveel sportieve kracht? De renner die zijn ploeg de overwinning bracht De beklimming van de Bosberg was pas ingezet, toen schoot hij uit zijn sloffen als een drietrapsraket: het was een aanval van een regelrechte Vlaamse leeuw, tot spijt van Gölz en Sörensen en Johan Museeuw. Hij won de wedstrijd nu al voor de tweede keer, misschien zien we hem zondag op het podium weer…*

foute voorspelling: hij werd pas 17de in Parijs-Roubaix! Marc Madiot was de winnaar.

BAHAMONT E S

149


COLS V O LG E N D N U M M E R

#14 2 juni

IN DE WINKEL


Voor al uw vragen over abonnementen, betalingen of verlengingen:

HOOFDREDACTIE

Jonas Heyerick jonas@bahamontes.be Jelle Vermeersch jelle@bahamontes.be

Patrick Vincent

Schrijf > Abonnementenland Diependaalweg 6 3020 Herent Bel > 025 88 76 72 Mail > bahamontes@ abonnementenland.be

FOTOGRAFEN

RECLAMEREGIE

Sigfrid Eggers Diego Franssens Jonas Lampens Kristof Ramon Thomas Sweertvaegher Dimitri Van Zeebroeck Jelle Vermeersch

Bahamontes/Heeren, vertrekt! jonas@bahamontes.be

ARTDIRECTOR

Pieter Willems www.pjotr.be EINDREDACTIE

V O L G E N D N U M M E R

2 juni 2016 B A H A M O N T E S I S E E N SAMENWERKING VAN

CV Heeren, vertrekt! en Uitgeverij Cascade nv

WERKTEN MEE AAN DIT NUMMER

Jo Badisco Randall Casaer Matthias Declercq Ann De Craemer Jeroen Denaeghel Jan De Smet Geert De Vriese Lander Deweer Frank Heinen Jonas Heyerick Sven Spoormakers Kristof Van de Parre Rik Van Puymbroeck Rutger Van Severen Brecht Van Stappen Rik Van Walleghem Michel Wuyts Thijs Zonneveld

CV HEEREN, VERTREKT!

Jonas Heyerick Jelle Vermeersch Jeroen Denaeghel Patrick Vincent Sigfrid Eggers Michael Lescroart Jens Van­ysacker Michiel Ameloot Pieter Willems. UITGEVERIJ CASCADE NV

REDACTIE BAHAMONTES

Antwerpsesteenweg 784 9040 Sint-Amandsberg info@bahamontes.be www.bahamontes.be

Algemeen directeur Kristine Ooms (KD bvba) Commercieel directeur Koen De Buck (KD bvba) Bladmanager Violette Peters violette.peters@cascade.be DISTRIBUTIE

Betapress

V. U .

DRUK

Jelle Vermeersch

CorelioPrinting

Voor alle informatieve over abonnementsvoorwaarden, privacy en auteursrecht verwijzen we graag naar www.bahamontes.be We hebben ons uiterste best gedaan om de copyrights van de gebruikte foto’s na te gaan. Moest er toch nog ergens een bron ontbreken, gelieve ons dan zo snel mogelijk te contacteren zodat we onze fout kunnen rechtzetten.

www.bahamontes.be Foto © Jelle Vermeersch

BAHAMONT E S

151


DE RODE LANTAARN Hennie Kuiper

in de Ronde van Vlaanderen 1976

“ Genoeg over die laatste plaats! Niemand spreekt daar graag over ”

T E KST

Jonas Heyerick

152

BA HAMO N TE S

- We bellen u naar aanleiding van die ene Ronde van Vlaanderen waarin u allerlaatste eindigde, voor onze rubriek De Rode Lantaarn. - Werd ik ooit laatste in de Ronde? Wanneer was dat dan? In 1973, mijn allereerste Ronde? - Neen. Toen finishte u als 36ste. Het was in 1976. - Echt? Dat was het jaar dat ik wereldkampioen was. - Klopt, u reed in de regenboogtrui. - Ik kan me alleszins niet herinneren dat ik toen laatste werd. Sorry. - Er finishten dat jaar slechts 44 renners. U kwam als laatste aan in een groepje dat voor de 21ste plaats sprintte, op 11 minuten van Walter Planckaert, de winnaar. - Ja, dat was voor Francesco Moser, niet? Een mooie Ronde. Tot daar gaat alles goed. Maar plots vraagt Kuiper een beetje stijfjes waarom ik het per se over die laatste plaats wil hebben. En of we niet beter over zijn overwinning kunnen praten? - Dat moeten we straks zeker doen, want net dat maakt het zo straf: een rode lantaarn die vijf jaar later dezelfde koers wint. - Ja maar, ik zou het toch liever niet over die laatste plaats hebben. Dat wil toch geen enkele renner? - We interviewen in elk nummer een Rode Lantaarn. Zelfs Eddy Merckx praatte in Bahamontes al over

zijn laatste plaats op het WK in San Cristobal. - En toch zou ik liever praten over de Ronde die ik won. Wist je dat het de enige keer was dat het podium volledig Nederlands was? Ik klopte toen Frits Pirard en Jan Raas. Het is een van mijn mooiste overwinningen ooit. En dat wil wat zeggen. Hennie Kuiper heeft een palmares om U tegen te zeggen. Hij werd twee keer tweede in de Ronde van Frankrijk en won er drie etappes; hij kroonde zich tot olympisch én wereldkampioen; én hij is nog steeds de enige Nederlander die erin slaagde zowel Milaan-Sanremo, de Ronde van Vlaanderen, ParijsRoubaix én de Ronde van Lombardije te winnen. Vier van de vijf monumenten. Enkel Luik-Bastenaken-Luik ontbreekt. Kuiper was er nochtans dichtbij. In de legendarische editie vol sneeuw en vrieskou van 1980 werd hij tweede achter Bernard Hinault. Maar terug naar ons telefoongesprek. - Nog eventjes over die Ronde van Vlaanderen van 1976, mijnheer Kuiper… - (nors) Begin je nu weer over die laatste plaats? Genoeg daarover. Bel me eens terug of kom me eens opzoeken als je het over de rest van mijn carrière wil hebben. - Vroeg of laat doen we dat. Beloofd! - Als we het dan maar niet over die Ronde van ’76 moeten hebben. ©©Presse Sports

E

en uurtje grasduinen door de uitslagen van 100 Rondes van Vlaanderen… U moet het ook eens doen. Natuurlijk kom je vooral veel grote namen tegen tussen de winnaars en de mannen naast hem op het podium. Maar net zo goed outsiders (Gianluca Bortolami, iemand?), subtoppers (Eric Leman, tot driemaal toe zelfs) of, op het moment van hun winst althans, nobele onbekenden (Jacky Durand of Cees Bal). Maar ook verderop in de uitslagen blinken namen als pareltjes. Vergeten helden. Luxeknechten. Verdwaalde exoten. En dwalen je ogen nóg verder af, naar de namen onderin, en dan vooral zoekend naar de man die dat jaar als laatste over de meet krasselde, dan krab je vooral in je haar. Karl Pauwels in 1987. Dominique Rollin in 2012. Andrea Brognara in 1998. Inderdaad. Wie? Maar af en toe schrik je. Díe? Láátste? Dat kan niet! In 2000 was Michele Bartoli nog de man die als allerlaatste in Meerbeke over de streep reed, terwijl de Italiaanse klasbak vier jaar eerder nog Vlaanderens Mooiste had gewonnen. Hetzelfde verhaal bij Hennie Kuiper, al is bij hem de volgorde omgekeerd. Hij werd eerst laatste, in 1976, om vijf jaar later de ultieme revanche beet te hebben en met de bloemen huiswaarts te keren. Als we de Nederlander (67 ondertussen) bellen, loopt het gesprek echter niet helemaal zoals we gehoopt hadden. - Dag mijnheer Kuiper, met Jonas Heyerick van het wielertijdschrift Bahamontes. Kent u Bahamontes? - Ja hoor, ik heb het al een paar keer vastgehad, maar nog nooit gekocht.


Works with

#RIDEWITHCONFIDENCE

Ride with confidence De P O L A R V 6 5 0 met GPS, routebegeleiding en nauwkeurige hoogtemeting verenigt alle essentiĂŤle informatie om je fietsprestaties een boost te geven. De optionele fietssensoren geven nog meer informatie over je prestaties die je volledig kan analyseren in de Flow webservice. Ontdek de promopack Polar V650 HR Speed&Cadance POLAR.COM


W W W . B A H A M O N T E S . B E

100 Rondes, 100 vragen aan Wouter Vandenhaute, grote baas van Vlaanderens Mooiste. Bahamontes trok, kaastaart en thermos koffie onder de arm, naar de Ardennen voor een namiddag bij de clan Van Avermaet. 88 is Roger Decock, de oudste nog levende Ronde-winnaar. Hij legt ons gedetailleerd uit hoe ze koersten #indetijdvanRoger. Een van de meest heroïsche Rondes was die van ’85. Eric Vanderaerden zette de weergoden dat jaar een ferme neus. De mooiste wereldkampioen in jaren, Peter Sagan, trainde deze winter een week aan de Noordzeekust. Bahamontes mocht op audiëntie. En verder: de Wonde van Vlaanderen ettert nog steeds in Geraardsbergen en Meerbeke, wielerdichter Willy Verhegghe, de Ronde-zege van Andrei Tchmil en het parcours bij nacht.

Afgiftekantoor Antwerpen X – P 915831 Verschijnt 4 maal per jaar # : maart, april, mei 2016

€ 9,95

13


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.