Brussel wandelaarshof

Page 1

opinie&analyse

34

DE STANDAARD WOENSDAG 15 JULI 2015

DE STANDAARD WOENSDAG 15 JULI 2015

HET EXPERIMENT MET DE VERKEERSVRIJE HOOFDSTAD ‘Ik ga er volgende week zeker rondzwerven, op een werkdag. Ik wil zien hoe gretig of hoe aarzelend de wandelaars zich het midden van de straat toe-eigenen.’ Dat schreef GEERT VAN ISTENDAEL op 24 juni in ‘dS Avond’, toen hij niet zonder argwaan vooruitblikte naar het aangekondigde verkeersluwe centrum van zijn ‘geliefde Brussel’. Wij wilden weten of de nieuwe werkelijkheid hem bevalt.

BRUSSEL

wandelaarshof GEERT VAN ISTENDAEL Wie? Schrijver Wat? Omdat het verkeersvrije stuk ook op de straten errond een gunstig effect heeft, wordt deze aanpak hopelijk uitgebreid naar andere zones. Brussel kan er wel bij varen.

MAANDAG 29 JUNI, de eerste dag In de winkelstraat die leidt naar metrostation Merode, grens Etterbeek, dat is de buurt waar ik verblijf houd, schuiven de auto’s aan. Eén meter vooruit. Stoppen. Eén meter vooruit. Stoppen. Gewone maandagse spitsuurellende? Of merk je tot hier dat het centrum voortaan voor auto’s verboden terrein is? Je komt uit metrostation Brouckère, de Anspachlaan op. Twee vrachtwagens van de reinigingsdienst. Bussen. Verkeerslichten knipperen oranje. Schaarse wandelaars en fietsers in het midden van de laan. Dit is de eerste dag, een doodgewone werkdag en niets is gewoon, niets zoals vorige week, niets zoals de afgelopen jaren, niets zoals in de verre jaren, toen hier nog trams reden, toen ik als kind het bewegen van de CocaColareclame begaapte. Ik schrijf dit, zittend op een boomstam die tussen straat en stoep ligt. Voor mij staat een pingpongtafel. Zomaar op het wegdek. Ik zie robuuste houten banken en tafels, normaal zie je die in Duitse wouden langs de wandelwegen. Eén stam verderop zitten twee gesluierde vrouwen te kletsen. De boom is vreemder dan zij. Wat je hoort. Nog altijd optrekkende auto’s, maar niet meer het geraas dat tegen de straatwand

ort tot het , het meest onterende et meest ante dat n onze ren en ver buiten is henen.’

stuiterde en dat mij zo lief was. Stemmen. Afzonderlijke woorden. Een kuch. Een rolkoffer over asfalt. Suizende fietsbanden. Een boor. Een auto deinst achteruit, maakt rechtsomkeert, richting Fontainasplein, richting bedieningslus. Een andere auto heeft minder scrupules. Een politieman wijst hem op zijn vergissing. Voorlopig heet het hoffelijk, u vergist zich. Binnenkort: boete. Ik probeer een omer, de zitbank-afsluiting die de werklieden van de stad zelf hebben uitgevonden. Hij ruikt naar vers gezaagd hout. Omer ziet eruit alsof mijn schoonvader zaliger hem in elkaar heeft gezet in zijn werkkelder. Mijn schoonvader kon alles met hout en zijn nauwkeurigheid was legendarisch. Omer is anders dan het straatmeubilair dat ik ken. Omer is bescheiden, efficiënt. Zonder kapsones. Geen diezaainer heeft omer vormgegeven. Een verstandige werkman heeft hem met aandacht en stielkennis getimmerd. Jammer dat ze er maar voorlopig staan. Zodra ze weg worden gehaald, springt een actiecomité voor het behoud der omers tevoorschijn. Dat hoop ik toch. Dit is geen voetgangerszone… wat een dorre term! Laten we toch zeggen: wandelaar. En eraan toevoegen: hof. Wandelaarshof. Niet van Eden. Van ons. Voetgangerszones vind ik bijna altijd irriterend. Ze zijn zo kunstmatig. Zo drammerig. Zo deugdzaam. Alsof architecten en stedenbouwkundigen je hand grijpen om je hardhandig naar de juiste manier van leven te sleuren. Ze kunnen zo lelijk zijn, voetgangerszones, met die lijkbleke lampenbollen, die zitplaatsen als folterbanken, die betonnen bakken waarin heesters verkwijnen. Nee, dan de Brusselse wandelaarshof. Die heeft iets geïmproviseerds. Iets onafs, iets,

Bij mooi weer: de ‘urban library’ van Muntpunt.

ja, iets als gesjorde tafels in een padvinderskamp. Ik weet wel dat dit allemaal langdurig besproken en zorgvuldig uitgekiend is. Schepen van Mobiliteit, Openbare Werken en Wagenpark Els Ampe (Open VLD) is er de vrouw niet naar om de zaken op hun beloop te laten, integendeel. Ingenieur Ampe ( ja, dat is ze, voluit) en haar medewerkers hebben dankzij de banken, de boomstammen, de omers, aan de wandelaarshof een bescheiden, zorgeloze charme meegegeven. Niet met de Franse, met de Brusselse slag. Iets ongedwongens. Ik hoop nu maar dat de zaken niet ontaarden. Wij, Brusselaars, zijn in de openbare ruimte veel te vaak hardleerse viespeuken. Want intussentijd: Berichten over samengewaaid stadsvuil, plastic, etensresten, blikjes. Watergevechten. Menig ongerief.

ZATERDAG 11 JULI, ’s middags De straten zijn onberispelijk netjes. Dat is in Brussel (ik spreek nu over het gewest) het tegendeel van gewoon. Je waadt hier soms door het zwerfvuil. Tot nu toe heeft niemand de banken en bomen getagd of anderdeels volgespoten. Ik, somberman, had anders verwacht. De lanen zijn dichtbevolkt. Een zwart kleutermeisje rijdt op een roze driewieler netjes over vers geverfde, pas gedroogde slingerende strepen. Haar zwarte vader wacht haar op, een leeuwenvlaggetje in de hand.

©

‘Bxl’ is onvergeeflijk. Waarom niet BRU, zoals in de luchtvaart? Of BRL? Dat zit in beide talen vlak naast ‘brol’

baar een klant ophalen bij hotel Métropole aan de overkant, achter een bos liggende bomen. Hij briest: Où trouve-t-on les clients? Vier keer, tien keer herhaalt hij zijn klacht. Altijd even woedend. Nee, niet iedereen is gelukkig met de Brusselse wandelaarshof.

Jeugdige Vlamingen zijn ernstig doende op een petanquebaan. Een jochie speelt pingpong met zijn mama. Een zéér kortgebroekte jongedame speelt straatschaak met een baardmens. Je moet lopers en paarden met beide handen optillen. Een meneer stelt een badmintonnet op. Dat voor het sport-enspelgedeelte. Elders werden sinds vorige keer hoge, ronde constructies opgericht, uitgevoerd in bekistingshout, zo lijkt het wel. Daaronder rusten mensen op halfverheven terrassen. Aan de buitenkant staat geschreven: 18° + = urban library is open. Van Muntpunt, hier om de hoek. Ik hoor minder stem- en voetgeluid dan op dag één. Wellicht omdat er twee doorsteken zijn voor auto’s: de Wolvengracht in de ene richting, in de andere de Bisschopsstraat. Ik zie nergens opstoppingen. Het gemotoriseerde verkeer zoemt gezapig langs, niet snel, maar een stuk sneller dan in mijn eigen buurt tijdens het spitsuur. En vaak buiten het spitsuur. Op het Brouckèreplein staat een taxi overvloedig te toeteren. De chauffeur moet blijk-

Later zwerf ik door Dansaertstraat en Lepagestraat richting Vlaamse Steenweg en Vismet. Veel minder auto’s dan vroeger hier. Maar de terrassen zitten stampvol en de stoepen krioelen van de koopjesjagers. Het effect van de wandelaarshof dijt dus uit tot ver buiten de centrale lanen. Ik hoop dat de moedige hervorming die ingenieur Ampe in het centrum heeft doorgevoerd, verspreide plekken in het hele gewest aantast. Kuieren van wandelaarshof naar wandelaarshof, het lijkt me een aantrekkelijk idee voor de te weinig geliefde hoofdstad van Vlaanderen. De straten en kaden langs de vaart bijvoorbeeld, die lijken erom te smeken. Ha ja, nog één ding. Dat nieuwe symbooltje, bxl, dat is een schande. Een boosaardige negatie van alles waar Brussel voor moet staan en steeds vaker ook echt voor staat. De oude Nederlandse taal, de zalige tweetaligheid, de veelvormigheid. Bxl is onvergeeflijk. Waarom niet BRU, zoals in de luchtvaart? Krijg je gegarandeerd last met die van het spuitwater? Waarom dan niet BRL? Dat zit in beide talen vlak naast brol. En wat is meer Brussels dan brol?

a

ook de reactie, maandag in deze krant (DS 13 juli). In welke samenleving leven we, als we persoonlijke vrijheden – ik wik mijn woorden als uitgesproken liberaal – zo hoog in-

dige is in dat drama, heeft het mis. De rechtspraak heeft gefaald, de politiek heeft gefaald en wij als samenleving hebben gefaald. Het was onze taak om te verhinderen dat die wegpiraat zich nog tussen ons in het

toepast, weet dat het dan al te laat is. Alvorens de Belgische rechtspraak ons in bescherming neemt tegen een chauffeur, moet iemand het leven hebben gelaten of geen kwaliteitsvol leven meer in het vooruitzicht

OPINIE & ANALYSE 35

DE STANDAARD WOENSDAG 15 JULI 2015

‘Dit was een deal van bankiers: geweten, plichtsgevoel of respect kwamen er niet aan te pas. Dit gaat over de rauwe en koude macht van het geld.’ Ver weg is de Europese droom, voor econoom RICHARD MURPHY. Erger: van zo’n Europa wenst hij geen deel uit te maken (op zijn blog Tax Research).

BRUSSEL

WAARDE REDACTIE Ondernemers

wandelaarshof GEERT VAN ISTENDAEL Wie? Schrijver Wat? Omdat het verkeersvrije stuk ook op de straten errond een gunstig effect heeft, wordt deze aanpak hopelijk uitgebreid naar andere zones. Brussel kan er wel bij varen.

stuiterde en dat mij zo lief was. Stemmen. Afzonderlijke woorden. Een kuch. Een rolkoffer over asfalt. Suizende fietsbanden. Een boor. Een auto deinst achteruit, maakt rechtsomkeert, richting Fontainasplein, richting bedieningslus. Een andere auto heeft minder scrupules. Een politieman wijst hem op zijn vergissing. Voorlopig heet het hoffelijk, u vergist zich. Binnenkort: boete.

In 2011, in een gesprek in Reyers Laat over de dood van mijn broer in een soortgelijk verkeersongeluk, liet ik me de volgende woorden ontvallen: ‘Moet eerst een minister of een topmagistraat zijn zoon of dochter verliezen voor er serieuze stappen worden gezet?’ Of moet elk gezin, elke voetbalploeg of elke jeugdbeweging eerst een kind uit het leven zien weggerukt worden? Zeggen we dan pas ‘het is genoeg’? Of blijven we die hoge sterftecijfers zien als een maatMAANDAG 29 JUNI, de eerste dag

In de winkelstraat die leidt naar metrostation Merode, grens Etterbeek, dat is de buurt waar ik verblijf houd, schuiven de auto’s aan. Eén meter vooruit. Stoppen. Eén meter vooruit. Stoppen. Gewone maandagse spitsuurellende? Of merk je tot hier dat het centrum voortaan voor auto’s verboden terrein is?

Je komt uit metrostation Brouckère, de Anspachlaan op. Twee vrachtwagens van de reinigingsdienst. Bussen. Verkeerslichten knipperen oranje. Schaarse wandelaars en fietsers in het midden van de laan. Dit is de eerste dag, een doodgewone werkdag en niets is gewoon, niets zoals vorige week, niets zoals de afgelopen jaren, niets zoals in de verre jaren, toen hier nog trams reden, toen ik als kind het bewegen van de CocaColareclame begaapte. Ik schrijf dit, zittend op een boomstam die tussen straat en stoep ligt. Voor mij staat een pingpongtafel. Zomaar op het wegdek. Ik zie robuuste houten banken en tafels, normaal zie je die in Duitse wouden langs de wandelwegen. Eén stam verderop zitten twee gesluierde vrouwen te kletsen. De boom is vreemder dan zij. Wat je hoort. Nog altijd optrekkende auto’s, maar niet meer het geraas dat tegen de straatwand

‘Behoort tot het beste, het meest confronterende en het meest relevante dat ooit in onze letteren en ver daarbuiten is verschenen.’

Dit is geen voetgangerszone… wat een dorre term! Laten we toch zeggen: wandelaar. En eraan toevoegen: hof. Wandelaarshof. Niet van Eden. Van ons. Voetgangerszones vind ik bijna altijd irriterend. Ze zijn zo kunstmatig. Zo drammerig. Zo deugdzaam. Alsof architecten en stedenbouwkundigen je hand grijpen om je hardhandig naar de juiste manier van leven te sleuren. Ze kunnen zo lelijk zijn, voetgangerszones, met die lijkbleke lampenbollen, die zitplaatsen als folterbanken, die betonnen bakken waarin heesters verkwijnen. Nee, dan de Brusselse wandelaarshof. Die heeft iets geïmproviseerds. Iets onafs, iets,

Bij mooi weer: de ‘urban library’ van Muntpunt.

ja, iets als gesjorde tafels in een padvinderskamp. Ik weet wel dat dit allemaal langdurig besproken en zorgvuldig uitgekiend is. Schepen van Mobiliteit, Openbare Werken en Wagenpark Els Ampe (Open VLD) is er de vrouw niet naar om de zaken op hun beloop te laten, integendeel. Ingenieur Ampe ( ja, dat is ze, voluit) en haar medewerkers hebben dankzij de banken, de boomstammen, de omers, aan de wandelaarshof een bescheiden, zorgeloze charme meegegeven. Niet met de Franse, met de Brusselse slag. Iets ongedwongens. Ik hoop nu maar dat de zaken niet ontaarden. Wij, Brusselaars, zijn in de openbare ruimte veel te vaak hardleerse viespeuken.

Want intussentijd: Berichten over samengewaaid stadsvuil, plastic, etensresten, blikjes. Watergevechten. Menig ongerief.

ZATERDAG 11 JULI, ’s middags De straten zijn onberispelijk netjes. Dat is in Brussel (ik spreek nu over het gewest) het tegendeel van gewoon. Je waadt hier soms door het zwerfvuil. Tot nu toe heeft niemand de banken en bomen getagd of anderdeels volgespoten. Ik, somberman, had anders verwacht. De lanen zijn dichtbevolkt. Een zwart kleutermeisje rijdt op een roze driewieler netjes over vers geverfde, pas gedroogde slingerende strepen. Haar zwarte vader wacht haar op, een leeuwenvlaggetje in de hand.

©

Geertje De Waegeneer

‘Bxl’ is onvergeeflijk. Waarom niet BRU, zoals in de luchtvaart? Of BRL? Dat zit in beide talen vlak naast ‘brol’

baar een klant ophalen bij hotel Métropole aan de overkant, achter een bos liggende bomen. Hij briest: Où trouve-t-on les clients? Vier keer, tien keer herhaalt hij zijn klacht. Altijd even woedend. Nee, niet iedereen is gelukkig met de Brusselse wandelaarshof.

Jeugdige Vlamingen zijn ernstig doende op een petanquebaan. Een jochie speelt pingpong met zijn mama. Een zéér kortgebroekte jongedame speelt straatschaak met een baardmens. Je moet lopers en paarden met beide handen optillen. Een meneer stelt een badmintonnet op. Dat voor het sport-enspelgedeelte. Elders werden sinds vorige keer hoge, ronde constructies opgericht, uitgevoerd in bekistingshout, zo lijkt het wel. Daaronder rusten mensen op halfverheven terrassen. Aan de buitenkant staat geschreven: 18° + = urban library is open. Van Muntpunt, hier om de hoek. Ik hoor minder stem- en voetgeluid dan op dag één. Wellicht omdat er twee doorsteken zijn voor auto’s: de Wolvengracht in de ene richting, in de andere de Bisschopsstraat. Ik zie nergens opstoppingen. Het gemotoriseerde verkeer zoemt gezapig langs, niet snel, maar een stuk sneller dan in mijn eigen buurt tijdens het spitsuur. En vaak buiten het spitsuur. Op het Brouckèreplein staat een taxi overvloedig te toeteren. De chauffeur moet blijk-

Later zwerf ik door Dansaertstraat en Lepagestraat richting Vlaamse Steenweg en Vismet. Veel minder auto’s dan vroeger hier. Maar de terrassen zitten stampvol en de stoepen krioelen van de koopjesjagers. Het effect van de wandelaarshof dijt dus uit tot ver buiten de centrale lanen. Ik hoop dat de moedige hervorming die ingenieur Ampe in het centrum heeft doorgevoerd, verspreide plekken in het hele gewest aantast. Kuieren van wandelaarshof naar wandelaarshof, het lijkt me een aantrekkelijk idee voor de te weinig geliefde hoofdstad van Vlaanderen. De straten en kaden langs de vaart bijvoorbeeld, die lijken erom te smeken. Ha ja, nog één ding. Dat nieuwe symbooltje, bxl, dat is een schande. Een boosaardige negatie van alles waar Brussel voor moet staan en steeds vaker ook echt voor staat. De oude Nederlandse taal, de zalige tweetaligheid, de veelvormigheid. Bxl is onvergeeflijk. Waarom niet BRU, zoals in de luchtvaart? Krijg je gegarandeerd last met die van het spuitwater? Waarom dan niet BRL? Dat zit in beide talen vlak naast brol. En wat is meer Brussels dan brol?

Iemand blijkt pas gevaarlijk in het verkeer als het te laat is

Een serie krantenkoppen van de voorbije weekends, daarmee kan ik beginnen. Ik houd het bij één: ‘Dronken jongeman rijdt twee voetgangers dood’ (DS 11 juli). Het speelde zich vorige week af, op een zwoele zomeravond, in Ruien (Kluisbergen). Zie ook de reactie, maandag in deze krant (DS 13 juli). In welke samenleving leven we, als we persoonlijke vrijheden – ik wik mijn woorden als uitgesproken liberaal – zo hoog inschatten dat het belang van zekerheden voor anderen erbij inschiet? Hoe is het mo-

Van André Leysen wordt postuum een mooi en positief beeld geschetst. Maar in het redactioneel commentaar en in de berichtgeving lees ik: ‘Helaas, vandaag dansen succesvolle ondernemers polonaises op Vlaamse kermissen of tellen in stilte hun geld’, en ‘ondernemers waren in die tijd nog geen BV’s’ (DS 13 juli). Marc Coucke, en die paar anderen die hun bedrijf voor veel geld hebben kunnen verkopen, zijn de uitzonderingen onder de ondernemers. Niet alleen omdat weinig andere ondernemers zich zullen kunnen vereenzelvigen met Couckes stijl. Jammer genoeg kennen de meeste ondernemers ook bijlange niet zo veel succes. Ook niet als BV. Ook een ondernemer kan zich zorgen maken over de toekomst die onze kinderen te wachten staat. Thomas Piketty en Joris Luyendijk lezen heeft me niet bepaald hoopvoller gemaakt. Wat ik eraan doe? Voorlopig enkel ondernemen, dat hebben we hard nodig in dit land. Daardoor heb ik zoveel omhanden dat ik geen tijd overhoud om me op te winden over het gebrek aan langetermijnvisie in zowel de Belgische als Europese politiek. Het laatste wat we nu nodig hebben is vasthouden aan een negatief beeld van ‘de ondernemer’. Een ondernemer die op voorhand goed had nagedacht over risico’s, loonlasten en indexsprongen, was er wellicht nooit aan begonnen. Wat mij betreft mag België nog veel meer ondernemers tellen die hun bedrijf tot een succesverhaal maken. En dat op een manier waarbij zowel zijzelf als anderen er beter van kunnen worden.

Kortom: wie vaak vliegt, wordt beloond. Dat kan de NMBS ook doen. ‘Kilometerpunten’ of zoiets. Laat een marketeer een hippe naam verzinnen. Maar stel het u voor: per keer dat u de trein neemt, kunt u met een klantenkaart punten verzamelen. Met die punten kunt u achteraf beloningen krijgen. Een heel jaar pendelen naar het werk? Genoeg punten om in de zomer op B-dagtrip te gaan met de hele familie. Of om af en toe gratis een ‘Blue Bike’ te gebruiken (het fietsverhuursysteem van de NMBS). Of om op een drukke vrijdagavond in eerste klasse te zitten. Op die manier kan de NMBS de eigen producten promoten. Voorts kunnen de spoorwegen samenwerken met handelaars in de verschillende stations. Honderd punten voor een gratis koffie in de Panos of een gratis krant uit de Press Shop. Het maakt de trein nemen weer spannend. Iets om mee te pochen op café: ‘Ik heb een gouden kilometerkaart, omdat ik meer dan duizend punten per jaar verdien.’ Het kost de NMBS bijna niets en zo wordt de trein weer echt een beetje reizen. Doe dat maar eens na met de auto.

(toekomstige) kleinkinderen zullen op ons neerkijken, zoals wij nu neerkijken op hoe barbaars mensen voor elkaar waren in de middeleeuwen.

Ik probeer een omer, de zitbank-afsluiting die de werklieden van de stad zelf hebben uitgevonden. Hij ruikt naar vers gezaagd hout. Omer ziet eruit alsof mijn schoonvader zaliger hem in elkaar heeft gezet in zijn werkkelder. Mijn schoonvader kon alles met hout en zijn nauwkeurigheid was legendarisch. Omer is anders dan het straatmeubilair dat ik ken. Omer is bescheiden, efficiënt. Zonder kapsones. Geen diezaainer heeft omer vormgegeven. Een verstandige werkman heeft hem met aandacht en stielkennis getimmerd. Jammer dat ze er maar voorlopig staan. Zodra ze weg worden gehaald, springt een actiecomité voor het behoud der omers tevoorschijn. Dat hoop ik toch.

KORT&BONDIG

Schrijver TOM LANOYE zat bij het herlezen van het debuut van Jef Geeraerts, ‘Gangreen 1 Black Venus’, op het puntje van zijn stoel (in Humo).

dba

Een serie krantenkoppen van de voorbije gelijk dat een jonge twintiger, die al een re- superboetes en een verbod op Coyotes minDe Standaard/Antwerpen 15/07/2015, bladzijden 34 & 35 weekends, daarmee kan ik beginnen. Ik putatie heeft, al meermaals dronken achter der aanvaardbaar dan de dood, jaarlijks, houd het bij één: ‘Dronken jongeman rijdtreproductie het stuur werd betraptenkel en al veroordeeld honderden weggebruikers. All rights reserved. Gebruik and mits van toelating van twee voetgangers dood’ (DS 11 juli). Het werd voor overdreven snelheid, nog in een Absolute vrijheden moeten stoppen waar ze speelde zichStandaard/Antwerpen vorige week af, op een zwoele wagen kan stappen? anderen schaden: een principe dat ik onderde uitgever via De zomeravond, in Ruien (Kluisbergen). Zie Wie denkt dat die jongeman de enige schul- schrijf. Wie die logica op de openbare weg

DE STANDAARD WOENSDAG 15 JULI 2015

HET EXPERIMENT MET DE VERKEERSVRIJE HOOFDSTAD ‘Ik ga er volgende week zeker rondzwerven, op een werkdag. Ik wil zien hoe gretig of hoe aarzelend de wandelaars zich het midden van de straat toe-eigenen.’ Dat schreef GEERT VAN ISTENDAEL op 24 juni in ‘dS Avond’, toen hij niet zonder argwaan vooruitblikte naar het aangekondigde verkeersluwe centrum van zijn ‘geliefde Brussel’. Wij wilden weten of de nieuwe werkelijkheid hem bevalt.

©

Iemand blijkt pas gevaarlijk in het verkeer als het te laat is

Innovating Digital Content

opinie&analyse

34

KORT&BONDIG

OM LANOYE zat ezen van het debuut eraerts, ‘Gangreen 1 s’, op het puntje van n Humo).

Geertje De Waegeneer

gelijk dat een jonge twintiger, die al een reputatie heeft, al meermaals dronken achter het stuur werd betrapt en al veroordeeld werd voor overdreven snelheid, nog in een wagen kan stappen? Wie denkt dat die jongeman de enige schuldige is in dat drama, heeft het mis. De rechtspraak heeft gefaald, de politiek heeft gefaald en wij als samenleving hebben gefaald. Het was onze taak om te verhinderen dat die wegpiraat zich nog tussen ons in het verkeer zou begeven en dat stel van de weg zou maaien. Alleen vindt de samenleving

superboetes en een verbod op Coyotes minder aanvaardbaar dan de dood, jaarlijks, van honderden weggebruikers. Absolute vrijheden moeten stoppen waar ze anderen schaden: een principe dat ik onderschrijf. Wie die logica op de openbare weg toepast, weet dat het dan al te laat is. Alvorens de Belgische rechtspraak ons in bescherming neemt tegen een chauffeur, moet iemand het leven hebben gelaten of geen kwaliteitsvol leven meer in het vooruitzicht hebben. In de ogen van het gerecht is iemand pas gevaarlijk als het veel te laat is.

In 2011, in een gesprek in Reyers Laat over de dood van mijn broer in een soortgelijk verkeersongeluk, liet ik me de volgende woorden ontvallen: ‘Moet eerst een minister of een topmagistraat zijn zoon of dochter verliezen voor er serieuze stappen worden gezet?’ Of moet elk gezin, elke voetbalploeg of elke jeugdbeweging eerst een kind uit het leven zien weggerukt worden? Zeggen we dan pas ‘het is genoeg’? Of blijven we die hoge sterftecijfers zien als een maatschappelijk aanvaardbare kost om te kunnen cruisen van punt A naar punt B? Onze

(toekomstige) kleinkinderen zullen op ons neerkijken, zoals wij nu neerkijken op hoe barbaars mensen voor elkaar waren in de middeleeuwen.

An Beazar, zaakvoerder Enprove

Pendelpret Herinnert u zich de slogan van de NMBS: ‘De trein, altijd een beetje reizen’? De leuze wordt nog vaak gerecycleerd als mensen mopperen over vertragingen of afgeschafte treinen. De NMBS moet van de federale overheid een modern bedrijf worden (DS 11 juli). Internet op de trein, meer zitplaatsen en tickets te koop in de krantenwinkel. Dat is goed: voortaan is een treinrit geen tijdverspilling meer, want dankzij de internetverbinding kan u al beginnen te werken, terwijl u onderweg bent naar kantoor. Doe dat maar eens na in de auto. Eigenlijk zou de NMBS nog een stap verder kunnen gaan. Kent u het systeem van airmiles dat luchtvaartmaatschappijen gebruiken? Heel eenvoudig: als u een klantenkaart heeft bij een luchtvaartmaatschappij, verzamelt u mijlen per keer dat u vliegt. Hoe verder en vaker u reist, hoe meer mijlen. Die mijlen kunt u opsparen. Zodra u er genoeg hebt, kan u er een upgrade mee krijgen naar businessclass, of gratis vliegen, of hotelovernachtingen boeken.

Nico Cardone, Brussel

Dexit gevraagd

Wat een beschamend beeld krijgen wij te zien van Europa. Het democratische deficit was al duidelijk, maar nu blijken we te leven onder een neoliberale Duitse dictatuur. Wie dacht dat Duitsland de oorlog heeft verloren, is eraan voor de moeite. Was ik een paar jaar geleden nog een overtuigd voorstander van Europa, dan is dit omgeslagen in walging. Europa is er alleen voor de elite, de grote bedrijven en de 1 procent. Hoe hebben we ons ooit kunnen laten inpakken door de grote idealen van Broederlijkheid en Vrede en Rechtvaardigheid? Het enige doel was een open markt, zonder grenzen, zonder regels en vooral zonder belastingen voor de happy few. Weg Europa! Ik ga vanaf nu voor een Dexit. Of anders: de grote Bexit. Felix De Maere, Lier

Stationsarchitectuur Minister Galant (MR) stelt een standaardisering van de stationsgebouwen voor zoals bij automerken (DS 14 juli). De ‘levensduur’ van een auto valt niet te vergelijken met die van een station. Afgeleefde gebouwen, zoals het station van Hasselt, toveren geen glimlach op het gezicht van de reizigers en de functionarissen ter plekke. Bekwame architecten kunnen functionaliteit koppelen aan originaliteit en ook rekening houden met het vooropgestelde budget wanneer zij een station ontwerpen. Steden hebben bakens nodig, geen serieproduct. Rose Werckx, Brussel

CORRECTIES & AANVULLINGEN Leendert Van Hulle Anzegem

Illegalen. Bij de Gaudi-actie tegen gauwdieven en drugsdealers waarbij 520 delinquenten in illegaal verblijf werden opgepakt, hebben niet ‘meer dan 400 van hen’ een bevel gekregen om het grondgebied te verlaten (DS 14 juli). Het waren er 296.

Leendert Van Hulle


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.