8 minute read

Op bezoek bij

Universitaire laboratoria rond de binnenstad

Tekst: Piet van Dijck

Advertisement

De historische vereniging Oud-Utrecht gaat voor DUIC op zoek naar bijzonder erfgoed in de stad. Deze keer maakt de toenmalige biologiestudent Piet van Dijck een tocht langs de universitaire laboratoria uit de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Veel van deze gebouwen zijn gesloopt of hebben een andere bestemming gekregen. Wat is er gebeurd met al deze locaties?

Ik sta voor het Universiteitsmuseum in de Lange Nieuwstraat, het voormalig Botanisch Laboratorium. Het museum is momenteel gesloten vanwege een grote renovatie tot 2022. Ook via de achterzijde aan de Nieuwegracht kom ik er niet in. Mijn gedachten gaan terug naar de jaren 60 van de vorige eeuw, toen de aanwas van studenten biologie en scheikunde tot een zware druk leidde op de beschikbare locaties in de stad. Op de Uithof werd toen nog maar mondjesmaat gebouwd.

Aan het Janskerkhof was het Zoölogisch Laboratorium gevestigd. De studenteningang was destijds aan de achterzijde aan het Hoogt, maar daar zitten de hekken nu dicht. Dit gebouw, van oorsprong het middeleeuwse Minderbroederklooster, werd na de reformatie gebruikt als Statenkamer, de vergaderzaal voor de Staten van Utrecht. In de 19e eeuw verhuisde het provinciale bestuur naar Paushuize en werden het Zoologisch Museum en Laboratorium er gevestigd. Tegenwoordig is het gebouw aan het Janskerkhof in gebruik bij de rechtenfaculteit van de Universiteit Utrecht.

Catharijnesingel

Ook aan de Catharijnesingel waren collegezalen en laboratoria. Het meest aansprekend was het Fysiologiegebouw dat in 1893 in neorenaissancestijl werd ontworpen door Rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst. Later werden hier vakken als microbiologie en genetica onderwezen. Het Fysiologiegebouw maakt tegenwoordig deel uit van de Rechtbank Midden-Nederland. Ernaast, op de plek waar nu de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zit, was het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid gehuisvest, de voorloper van het RIVM. Dit gebouw werd gesloopt, maar de entree is bewaard en staat nu op het terrein van het RIVM in Bilthoven. Ik ben benieuwd of deze toegangspoort in het nieuwe RIVM-gebouw op de Uithof gaat komen. Ook verderop aan het Sterrenbos en in de buurt van het toenmalige Academisch Ziekenhuis Utrecht stonden laboratoria waar wij als biologiestudenten regelmatig kwamen. Veel gebouwen zijn vervangen door nieuwe woningen en kantoren, maar het Academisch Ziekenhuis zelf is verbouwd tot appartementen. Verderop langs de singel staat nog het Fysisch Laboratorium aan de Bijlhouwerstraat, een monumentaal gebouw dat in 1875 verrees op de ruïnes van de Utrechtse stadsmuren. Er bestaat een foto van toen deze vestingwerken tevoorschijn kwamen bij de aanleg van een kelder om een zogeheten Van der Graaff-generator te kunnen huisvesten.

Biologiestudenten moesten voor hun colleges en practica ook vaak naar de driehoek Vondellaan, Jutfaseweg en Croesestraat, waar in de jaren 20 en 30 universiteitsgebouwen waren verrezen voor vakgebieden die eerst in het Fysiologisch Laboratorium werden onderwezen. Van de panden aan de Vondellaan staat alleen het Pharmacologisch Laboratorium nog overeind als het bedrijfsverzamelgebouw Rudolf Magnus. Het Tandheelkundig Laboratorium is verbouwd tot appartementen. Waar de gebouwen van chemie en biochemie waren, staan nu huizen, appartementen en het Grafsch Lyceum Utrecht.

Uithof

De faculteit diergeneeskunde was geconcentreerd rond de Biltstraat en ook hier werden diverse vakken onderwezen aan biologen. Dit hele veeratsenijcomplex is, na de verhuizing van de veterinaire faculteit naar de Uithof, getransformeerd tot een aantrekkelijke woonwijk met horeca en culturele voorzieningen. Dichtbij, in de Jan van Galenstraat, was in twee noodgebouwen ruimte gecreëerd voor dierfysiologie. Hier staan inmiddels nieuwe huizen. In de Johannapolder — de latere Uithof, tegenwoordig het Utrecht Science Park — waren de eerste gebouwen gereed om biologiestudenten op te vangen voor colleges in Transitorium I en practica te doen in het Provisorium. Transitorium I bestaat nog steeds als het Marinus Ruppertgebouw, maar het Provisorium is gesloopt om ruimte maken voor studentenhuisvesting. In een halve eeuw is er veel veranderd in Utrecht vanuit het perspectief van een toenmalige biologiestudent. Veel is afgebroken, maar gelukkig zijn er ook gebouwen behouden die aangepast zijn aan de huidige tijd en een mooie nieuwe functie hebben gekregen. Het Botanisch Laboratorium is daar het beste voorbeeld van: als de verbouwing klaar is zal het Universiteitsmuseum weer veel bezoekers trekken die geïnteresseerd zijn in de natuurwetenschappen. a

Wandschildering door Toon Ninaber van Eyben in het Organisch-Chemisch Laboratorium aan de Croesestraat kort voor sloop in 1991 (Het Utrechts Archief)

Voormalig Fysiologiegebouw aan de Catharijnesingel 61 (Arjan den Boer)

Meer informatie: www.oudutrecht.nl

‘Wereldwijd heb je nog maar een paar blokfluitbouwers van dit formaat’

Verstopt op een binnenplaats tussen de Westerkade en de Bleekstraat zit sinds 1951 een blokluitspecialist. Begonnen onder de naam Coolsma en in 1990 overgenomen door Aafab. Op de Jeremiestraat maken Otto van Boetzelaer en zijn team elk jaar zo’n 20.000 houten blok uiten in alle soorten en maten. Wereldwijd is er nog maar een handjevol van dit soort blok uitbouwers te vinden. Aafab verkoopt de blok uiten dan ook over de hele wereld.

Tekst: Bo Steehouwer/ Fotogra e: Bas van Setten

Hans Coolsma was de oprichter van het Nederlands Blokfuitcentrum in de jaren 50. Tot 1989 had hij ook een winkel op de Oudegracht. Het oude winkelbord hangt nog steeds in het pand op de Jeremiestraat. Vanaf eind jaren 80 werd dat pand de hoofdlocatie en verdween de winkel. De werkplaats heeft daar wel vanaf de oprichting gezeten. Daar worden dus al tientallen jaren blokfuiten van allerlei soorten hout gebouwd, gerepareerd en onderhouden.

De showroom vol blokfuiten heeft wel iets weg van Olivanders toverstokkenwinkel uit de eerste Harry Potter-flm. Al die verschillende houten fuiten bij elkaar hebben ook wel iets magisch. De showroom staat vol met kleine en grote blokfuiten. Sommige niet groter dan twintig centimeter, andere wel twee meter groot. Van donker en licht hout, sommige zelfs in een vrolijk kleurtje. Ze staan keurig naast elkaar opgesteld of liggen in hun koffertjes opgestapeld in een kast.

Aafab is dus gevestigd op de Jeremiestraat. Je slentert er niet zomaar voorbij. Dat beaamt ook de eigenaar, Otto van Boetzelaer. De mensen die langskomen, zijn vaak professionals. Of af en toe ook toeristen. “Je krijgt soms wel eens een bus Japanners op bezoek”, zegt hij. “Dat zijn echt van die leuke dingen. Zij zijn dan een week in Amsterdam en een van die dagen komen ze kijken in de showroom. Of mensen die uit Italië naar Utrecht komen en ook hier langskomen.”

Blokken perenhout

Vanuit de showroom op de eerste verdieping is de werkplaats beneden goed te zien door de grote ramen. De showroom werd in 2002 geopend door de toenmalige burgemeester Annie Brouwer-Korf. Het is een grote ruimte, waar ook een paar keer per jaar een klein concert wordt gegeven. Zoals tijdens het Festival Oude Muziek.

In de werkplaats komen onder andere de blokken peren-, buxus- en palissanderhout binnen. Die blokken worden er omgetoverd tot muziekinstrument. Er wordt gezaagd, geboord, gepoetst en uiteraard ook gestemd. In de grote ruimtes, soms met een laagje stof, staat voor iedere handeling een aparte machine. Onderdeel van het team is ook een aantal muziekdocenten dat zich onder meer bezighoudt met het stemmen van de fuiten. Daarnaast kan je bij hen ook met kapotte blokfuiten terecht; reparaties en onderhoud horen bij de dagelijkse werkzaamheden. Er klinkt dan ook regelmatig gefuit om te testen of het instrument weer goed klinkt. Een passende achtergrondmuziek bij deze plek.

Nieuw-Zeeland

“Je merkt dat het maken van muziek de afgelopen dertig jaar enorm is afgenomen”, zegt Otto. “Vroeger kreeg je op alle scholen nog blokfuitles. Toen Coolsma nog de eigenaar was, verkocht hij bijna al zijn blokfuiten in Nederland. Een muziekschool in Amsterdam bestelde bijvoorbeeld 500 fuiten. Die tijd is echt voorbij. Je moet het nu echt van de wat betere fuiten hebben.” De prijzen voor een blokfuit uit de showroom lopen van een paar tientjes tot een paar duizend euro. En de blokfuiten die Aafab bouwt, worden niet alleen meer in ons eigen land verkocht, maar over de hele wereld. “Als je wereldwijd kijkt, heb je nog maar een paar blokfuitbouwers van dit formaat. In Duitsland en Zwitserland en wij. Yamaha probeert nog wat te doen, maar dat is minimaal. In Nederland zijn wij de enige. Je hebt nog wel wat eenmanszaken die handmatig wat duurdere fuiten maken.” Aafab heeft daardoor in allerlei landen contacten. “Overal waar blokfuit gespeeld wordt, hebben wij contacten. In Nieuw-Zeeland, Australië en Japan bijvoorbeeld. Het leuke is, als je zo’n kleine wereldmarkt hebt, dat je dan iedereen dus ook kent. We hebben heel goed contact met Duitse collega’s. Ik noem ze liever collega’s dan concurrenten.”

“We verkopen aan winkels, groothandels, maar ook aan muzikanten”, zegt Otto. “Daar heb je de showroom natuurlijk voor.” Ook zijn er twee oefenruimtes om de fuiten uit te proberen. Vanwege corona moeten de fuiten daarna wel een paar dagen in quarantaine. De meeste mensen die langskomen zijn gevorderde of professionele spelers, zegt Otto. “En ook heel veel muziekdocenten. Mensen komen hier niet toevallig terecht. De meesten komen hier terecht op advies van hun docent bijvoorbeeld, of van een andere speler.”

Blijven ontwikkelen

Voordat hij het bedrijf van Coolsma overnam, importeerde Otto al blokfuiten. Coolsma had niemand die zijn bedrijf wilde overnemen. “Dat hebben wij toen gedaan. Een nieuwe uitdaging.” Otto heeft heel wat kennis over blokfuiten, maar met het spelen heeft hij zelf niet zoveel. “Ik heb het als kind op school geleerd, maar ik was zo’n kind dat met een potlood in het mondstuk ging prikken. Dat mag je niet doen.” Hij begon in de jaren 80 met het importeren van blokfuiten. “Toen heeft mijn vrouw mij wel eens proberen les te geven. We zijn er maar gauw mee opgehouden. We hebben nog steeds een goed huwelijk en ik weet niet hoe het anders geweest was”, grapt hij.

In de werkplaats worden niet alleen veel verschillende soorten blokfuiten gebouwd, maar ook nieuwe soorten ontwikkeld. Of juist oude verbeterd. “Zodat je er wat makkelijker op kan spelen.” Zo maakten ze een knik in de tenorblokfuit, de ‘kniktenor’. Daaropvolgend kwam de ‘comforttenor’: met een geknikte kop en extra kleppen op het midden- en voetstuk. Daardoor kunnen spelers die hun vingers niet zo ver kunnen spreiden de fuit makkelijker bespelen. “Een blokfuit klinkt als een oud instrument”, zegt Otto. “Dat is het ook, maar de ontwikkeling ervan blijft behoorlijk doorgaan.” a

This article is from: