Themaoverzicht
WOUW-moment: maak je keuze uit het aanbod minimaal 50 minuten
Les 1 Gelijk of niet? Zie jij het?
Les 2 De wouw gespot!
Les 3 Ook dieren en planten leven samen
Les 4 Ik? Een lekker hapje?
Les 5 In of uit evenwicht?
Les 6 Evaluatiemoment
75 minuten 150 minuten 75 minuten 75 minuten 75 minuten 50 minuten
WOUW-actie: maak je keuze uit het aanbod minimaal 100 minuten
Inleiding
Respect voor al wat leeft, voor de natuur, begint met inzicht en kennis. Dat bouwen we zoals vaak best op vanuit de buurt. Met dit thema duiken we echt in die natuur in de buurt. We verkennen enkele belangrijke basisprincipes van de levende natuur en leren dat relaties tussen dieren, planten en niet-levende elementen ervoor zorgen dat ook zij hun favoriete plekjes hebben, hun biotoop. Dat begrip staat echt centraal in dit thema.
Kies een WOUW-moment dat aansluit bij de interesse van je leerlingen en past in de mogelijkheden en/of klemtonen van de school. Tijdens die momenten ontdekken we hoe we dieren en planten kunnen ordenen of hoe ze onderling met elkaar zijn verbonden in de relaties binnen een biotoop.
De focus van het thema ligt overduidelijk in het domein levende natuur. Daarom plan je dit thema best in wanneer de natuur opnieuw volop tot leven komt in de lente. We gaan elke les samen op zoek naar de passende informatie en gebruiken daarvoor actief verschillende media. Wie op zoek is, moet zich ook oriënteren en kan dus maar best een plattegrond of kaart correct gebruiken.
In de lessen hebben we op een actieve manier kennis en inzichten opgedaan en die vragen om toepassing in de WOUW-acties. Dat kan op het schooldomein maar wellicht ga je ook op stap naar de biotopen in de buurt. Naargelang de mogelijkheden op school of in de buurt kun je misschien zelfs enkele acties combineren.
Overzicht opties WOUW-moment 1

De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
50' Je overloopt samen een fotoreeks met dieren uit courante biotopen in ons land. De leerlingen geven aan wat ze weten over het dier en waar ze het al hebben gespot.
1
Heb ik jou al eens gespot, dier?
2
Heb ik jou al eens gespot, plant?
50' Je overloopt samen een fotoreeks met planten uit courante biotopen in ons land. De leerlingen geven aan wat ze weten over de plant en waar ze die al hebben gespot.

50' Bekijk je buurt vanuit de lucht met Google Maps en ga op zoek naar de plekjes waar dieren en planten graag vertoeven. Over hoe het leven op die plekjes in elkaar zit, komen we veel te weten in dit thema.

50' Trek er een eerste keer op uit. Stippel vooraf op Google Maps een biotopenroute uit en ga een eerste keer op verkenning. In een gelijkaardige WOUW-actie verken je deze route opnieuw met veel meer kennis en inzicht.

? 5

50' De levende natuur kent ontelbare soorten en toch kunnen we die allemaal benoemen. Dat lukt omdat we die planten en dieren kunnen beschrijven op basis van eigenschappen. Die gebruiken we hier ook in dit ‘wat ben ik?’-spel.

50' Verken in de sorteertool een eerste keer hoe het werkt om groepjes te vormen in de wereld van de dieren en planten.
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
Les 1 Gelijk of niet? Zie jij het?
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen op basis van eigen ervaringen met dieren of planten een indeling in organismen maken.
2. De kinderen kunnen op basis van uitwendige kenmerken van dieren of planten een indeling maken in organismen.
3. De kinderen kunnen op basis van biotopen van dieren of planten een indeling maken in organismen.
4. De kinderen kunnen aangeven waarom het belangrijk is dat we organismen kunnen benoemen en in groepen kunnen indelen.
Lesmateriaal
- werkboek p. 2 – 5 - bijlage 1: kwartetten van planten en dieren - powerpoint 1: dieren en planten van bijlage 1 - powerpoint 2: alle dieren van opdracht 1 - powerpoint 3: alle planten van opdracht 3 - naslagwerken over planten- en diersoorten op niveau van de leerlingen - laptops of tablets met internetverbinding
Vooraf
Verknip bijlage 1 en verzamel de kaarten.
In dit thema stichten we het belangrijke natuurkundige begrip 'biotoop' en passen het in vele contexten toe. Dat gebeurde al in eerdere thema's maar werd nog niet zo benoemd. In de derde graad hernemen we dit in WOUW 5.
Lesverloop
1 Instap
Leg kort de link met het WOUW-moment dat je koos. Vertel de leerlingen dat we in dit thema leren hoe dieren en planten op elkaar gelijken en van elkaar verschillen en hoe we groepjes kunnen vormen in die grote wereld van de natuur.
Verduidelijk dat de leerlingen in dit thema ook vaak zullen werken in groepjes. Om die in te delen, gebruiken jullie de dieren en planten zelf.
Toon de kaarten van de bijlage. Presenteer en overloop ze kort aan de hand van powerpoint 1 zonder al te veel in detail te gaan. Laat de leerlingen reageren op de dieren en planten die ze (her)kennen. Vertel dat je die dieren en planten niet zomaar bij elkaar hebt gezet. Die lijken meer op elkaar dan dat ze van elkaar verschillen. Dat is precies wat we in dit thema leren.
Oefen dat even door groepjes te vormen op basis van bepaalde eigenschappen en kenmerken. Vorm groepjes van klasgenoten met: - hetzelfde kleur van haar - hetzelfde kleur van trui of T-shirt of … - dezelfde hobby - hetzelfde favoriete leergebied - hetzelfde favoriete speelplaatsspelletje - …
Maak nu groepjes voor deze les met de kaarten van bijlage 1. Naargelang het aantal leerlingen in je klas, kun je kiezen voor groepjes van drie of vier. Kies je voor een groepje van drie, dan laat je één kaart uit het kwartet.
Deel de kaarten willekeurig uit. Daarna zoeken de leerlingen hun groepsleden. De groepjes zijn gevormd. Laat ze kort duiden waarom ze denken dat ze bij elkaar horen. Welke eigenschap(pen) verbindt hen tot een groepje? Denk aan daarbij aan: - de biotopen waarin ze samenleven - de manier waarop ze zich voortplanten - de bouw en het functioneren van hun organisme - hoe ze eruit zien - hun voedsel en hoe ze eraan geraken - hoe ze groeien - hoe ze zich bewegen…
Meestal hebben dieren en planten die tot een groep behoren meerdere van deze eigenschappen gemeen.
2 Kern
2.1 Dieren ordenen
De groepjes zetten zich samen en nemen hun werkboek op pagina 2. Oriënteer hen op opdracht 1 en 2.
Daarnet toen we de groepjes vormden, hebben we al even geoefend in het benoemen van een eigenschap. Dat doen we nu ook met de dieren in opdracht 1. Vertel over elk dier iets. Benoem dus een eigenschap. Noteer dat in één of enkele woorden. Dat kan iets zijn wat je ziet, een uiterlijk kenmerk. Dat kan zijn wat je al weet of hebt opgezocht over de levenswijze van het dier. Dat kan ook iets zijn waar we niet meteen aan denken, zoals dieren de we mooi of gevaarlijk vinden.
In opdracht 2 gaan we een stapje verder. Met de eigenschappen die we de dieren hebben gegeven, maken we nu groepjes van dieren met eigenschappen die op elkaar gelijken. Ook hier geldt weer hetzelfde principe. Denk aan hoe ze eruitzien, aan hoe ze leven, aan wat je er zelf over denkt of nog iets helemaal anders.
De groepjes gaan aan het werk. Ze bespreken, zoeken op en noteren. Ga rond en ondersteun waar nodig. De groepjes die klaar zijn met de opdracht kunnen verder zoeken op het net of in de naslagwerken naar informatie over indelingen van dieren.
Bespreek samen opdracht 1 en 2. Gebruik powerpoint 2. Beperk de mogelijke eigenschappen en indelingen in eerste instantie (nog niet) tot de zuiver biologische. Er zijn veel manieren om de rijke wereld van de natuur in te delen maar die zijn niet allemaal wetenschappelijk. De dieren waarvan je schrik hebt, is bijvoorbeeld een zinvolle indeling maar die is wetenschappelijk niet bruikbaar. Dat komt omdat die indeling heel variabel is. Neem dat mee in de bespreking.
Als we dingen willen te ‘weten’ komen over dieren, dan moeten we de dieren beschrijven en onderverdelen in eigenschappen en groepjes waarover we allemaal hetzelfde denken en weten.
Laat de groepjes die nog even de tijd hadden om te zoeken op het net aangeven op welke sites ze bruikbare info vonden. Voorbeelden van enkele goeie sites zijn www.natuurpunt.be en www.soortenbank.nl.
2.2 Planten ordenen
Ga op dezelfde manier aan de slag met opdrachten 3 en 4 op pagina 4 en 5 van het werkboek. Gebruik powerpoint 3 bij de bespreking.
Ga samen ook even in op de vragen op pagina 5: wat is het verschil tussen dieren en planten? Waarin gelijken ze op elkaar?
3 Slot
In deze eerste les hebben we al heel wat verschillende dieren en planten leren kennen. Laat de leerlingen een hartje zetten bij hun favoriet in het werkboek. Laat ze om de beurt verwoorden welk dier of plant ze kozen en laat ze kort verduidelijken waarom.
Les 2 De wouw gespot!
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen op een meer gestructureerde manier informatie opzoeken over dieren en planten.
2. De kinderen kunnen op basis van zelf opgezochte informatie over dieren en planten een vraag erover formuleren voor hun klasgenoten.
3. De kinderen kunnen op een meer gestructureerde manier op zoek gaan naar een bepaald dier of plant in de natuur op basis van eigenschappen en kenmerken waarvan ze kennis hebben.
4. De kinderen kunnen doorzoeken naar informatie om dieren of planten die behoren tot dezelfde groep toch te kunnen onderscheiden.
Lesmateriaal
- werkboek p. 6 – 9 - bijlage 1: kwartetten van planten en dieren - powerpoint 4: lijsterbesboom en roodborstje - powerpoint 5: haas en konijn - powerpoint 6: beuk en eik - naslagwerken over planten- en diersoorten op niveau van de leerlingen - laptops of tablets met internetverbinding
Vooraf
Selecteer vooraf uit bijlage 1 de kaarten die je wil gebruiken om de groepjes in te delen.
Lesverloop
1 Instap
Leg kort de link met les 1. Ook in deze les zullen we verder oefenen in het onderscheiden en groepjes vormen. Vorm opnieuw groepjes met de kaarten van bijlage 1
De leerlingen zoeken hun partners voor deze les. Laat hen eventueel kort verwoorden waarom ze samen een groepje vormen.
2 Kern
2.1 We helpen Mira en haar mama
Oriënteer de groepjes op opdracht 1 op pagina 6 in het werkboek. Bekijk samen de foto’s van de rode wouw. Zoek samen op YouTube naar filmpjes over de roofvogel. Bekijk en bespreek die samen met de kinderen. Laat enkele leerlingen al een eigenschap verwoorden.
De groepjes doorlopen nu de vier stappen en stellen zelf drie quizvragen op voor hun klasgenoten. Geef ze even de tijd om de informatie over de rode wouw door te nemen en te memoriseren voor de quiz straks.
Speel de quiz en ontdek wie de grootste wouw-kenners van de klas zijn. De informatie over de rode wouw leggen ze opzij. De groepjes stellen om de beurt hun vraag. De andere groepjes krijgen even de tijd om te overleggen en hun antwoord te noteren. Ze geven om de beurt hun antwoord. Jij evalueert en quoteert.
2.2 Wat als we het omgekeerd doen?
Stel dat je voor dat we het omgekeerde doen. Je kent en weet heel veel over een dier of plant en wil die nu ook eens in de echte natuur zien. Hoe pak je dat aan om die zo vlug en op een zo slim mogelijke manier te vinden? (Dan ga je in de eerste plaats natuurlijk zoeken in de biotoop van het dier of de plant. En dan gebruik je je zintuigen: wat zie je, hoor je, ruik je, voel je?)
Laat enkele leerlingen reageren en voorstellen formuleren. Ga dan over naar opdracht 3 op pagina 7 in het werkboek
Ook hier werken we in stapjes maar dan in omgekeerde volgorde. In ons werkboek staan enkele stapjes beschreven die je kunt nemen als je zoekt naar de lijsterbesboom of naar het roodborstje. We bekijken die samen eerst even goed.
Laat de leerlingen even wat informatie zoeken op het net (bv. op www.natuurpunt.be of www.bomenwijzer.be) en bespreek de twee organismen met de foto’s van powerpoint 4.
De groepen verwerken opdracht 3. Bespreek samen.
2.3 Wat als twee dieren echt goed op elkaar lijken?
Verduidelijk. Dieren van eenzelfde groepje lijken vaak op elkaar. Dat is logisch natuurlijk. Daarom zitten ze in hetzelfde groepje. Om dan te weten welk dier of plant we hebben gezien of willen zien, moeten we nog dieper zoeken naar informatie.
Vraag de leerlingen of zij een haas en een (wild) konijn kennen en al eens hebben gezien. Die twee dieren lijken erg op elkaar. Om die twee uit elkaar te halen, moeten we op zoek naar nog meer informatie
Oriënteer hen op opdracht 4 op pagina 8 in het werkboek en laat die verwerken. Ze zoeken de informatie op het net (bv. www.natuurpunt.be) en in de naslagwerken in de klas. Ondersteun waar nodig.
Wie klaar is, geef je opnieuw de opdracht om een vraag te bedenken voor hun klasgenoten waarop het antwoord ‘haas’ of 'konijn’ is.
Overloop samen de opdracht. Wie nog tijd had om een vraag te bedenken, kan die nu stellen. Wie denkt dat dit bij de haas hoort? Wie denkt bij het konijn? De kinderen steken de hand op. Het groepje geeft het juiste antwoord.
Speel verder met powerpoint 5. Op dia 1, 3 en 4 gaat het om een haas. Op dia 2, 5 en 6 gaat het om een konijn.
2.4 Wat als twee planten echt goed op elkaar lijken?
Leid opdracht 5 in. Ook bij planten zijn er binnen de groepen veel gelijkenissen en moeten we echt goed kijken en doorzoeken om te weten over welke plant het nu juist gaat. Suggereer www.bomenwijzer.be of www.bomenbieb.nl.
De groepen verwerken opdracht 5 van pagina 9 in het werkboek. Groepjes die klaar zijn, maken opnieuw een ‘beuk of eik-vraag’ voor hun klasgenoten. Dat kan ook een foto zijn die ze laten tonen op het digitale bord. Overloop en bespreek samen opdracht 5 en 6. Laat de vragen stellen en beantwoorden.
Speel verder met powerpoint 6. Op dia 1, 3 en 4 gaat het om een beuk. Op dia 2, 5 en 6 gaat het om een eik.
3 Slot
Ook in de tweede les hebben we opnieuw enkele dieren en planten leren kennen. Laat de leerlingen opnieuw een hartje plaatsen bij hun favoriet in het werkboek en laat hen even aan het woord over hun keuze.
Les 3 Ook
Lesdoelen
dieren
en planten leven samen
1. De kinderen kunnen het begrip biotoop verklaren op hun niveau.
2. De kinderen kunnen courante biotopen in hun omgeving aanduiden op Google Maps en op een gemeentekaart.
3. De kinderen kunnen courante biotopen in een ruimer kader aangeven en aanduiden op Google Maps.
4. De kinderen weten dat in een biotoop levende organismen en niet-levende elementen in een onderling evenwicht verbonden zijn en kunnen dat op hun niveau illustreren.
5. De kinderen kunnen van een courante biotoop binnen hun leefwereld een voorbeeld van een dier, een plant en een niet-levend element geven.
Lesmateriaal
- werkboek p. 10 – 13 - bijlage 1: kwartetten van planten en dieren - kopie van (een deel van) de gemeentekaart - laptops of tablets met internetverbinding
Vooraf
Voorzie voor elke leerling een kopie van de gemeentekaart om in te kleven op pagina 12.
Lesverloop
1 Instap
Verdeel de groepjes met de kaarten van bijlage 1
Laat de leerlingen in hun groepje het tekstje bovenaan pagina 10 in het werkboek lezen. Bespreek samen. Net als wij hebben dieren en planten hun favoriete stekje waar ze graag verblijven. Dat is voor ons niet anders. Ook wij hebben een voorkeur voor waar we willen leven.
Laat de leerlingen in hun groepje opdracht 1 van pagina 10 verwerken. Laat hen dat even kort bespreken in hun groepje. Daarna vullen ze aan in opdracht 2. Geef hen even de tijd om hun biotoop uit te tekenen en/of uit te schrijven. Deze tekening kunnen ze in een vrij moment verder afwerken.
Laat enkele leerlingen om de beurt vertellen over de elementen uit hun biotoop. De anderen reageren en vullen aan. Maak hier ook al eens het onderscheid tussen levende en niet-levende elementen.
2 Kern
2.1 Een biotoop: een plek om te leven
Lees en bespreek samen het tekstje bovenaan pagina 11 in het werkboek.
Open Google Maps en zoek jullie gemeente op. Vraag de leerlingen om plaatsen aan te wijzen waar ze vaak dieren en planten zien. Bespreek die plekken en zoek gelijkaardige plaatsen op Google Maps. Laat de leerlingen verwoorden welke planten en dieren ze er al hebben gezien en ga samen op zoek naar de redenen waarom die organismen zich daar thuis voelen. Sta ook stil bij de niet-levende elementen van een biotoop: licht, lucht, water, bodem …
Zoom nu uit naar een grotere streek. Duid opnieuw enkele plaatsen aan waar planten en dieren zich thuis voelen en die je kunt onderscheiden: bos, strand, park, rivieren …
Bespreek ook enkele van die plaatsen met de leerlingen en laat hen reageren vanuit hun eigen reiservaringen. Vergeet ook niet dat er dieren zijn die zich het best thuis voelen dicht bij de mens, midden in de stad.
Er zijn ook biotopen die wij niet hebben in ons land. Laat de leerlingen vertellen vanuit hun reiservaringen. Zoek en situeer ook die plaatsen in Google Maps.
Laat nu de groepjes opdracht 3 op pagina 11 verwerken. Bespreek kort samen.
- De kust is een langgerekte biotoop met specifieke omstandigheden. Denk aan het zand, aan eb en vloed, het zoute zeewater en de wind die er altijd vrij spel heeft. In dit biotoop vinden we dan ook dieren en planten die we nergens anders vinden.
- Het bos is het biotoop voor heel wat dieren en planten. De rijke bodem zorgt voor heel wat leven maar ook zonlicht is heel belangrijk. Waar de bomen de te dicht staan, zoals in een naaldbos, is het leven minder gevarieerd.
- Het gebergte is een biotoop dat we in ons land niet kennen. Daarvoor moeten op reis naar het buitenland. Daar zien we dan ook dieren, planten en omstandigheden die we hier in ons land niet kennen.
2.2 Biotopen gespot!
Keer via Google Maps terug naar de eigen gemeente of buurt. De leerlingen doen dat zelf ook op hun toestel of werk samen op het digitale bord.
Bezorg elke leerling een kopie van de gemeentekaart. Leid opdracht 4 en 5 in het werkboek in. De groepen verwerken de opdrachten.
Bespreek klassikaal en kort. Sta stil bij de plaatsen die leerlingen niet hadden beschouwd als een biotoop voor dieren en planten (ruïne, schooltuin, huistuin …).
Zoek de dieren en planten op die ze aangeven in opdracht 5 op het net en demonstreer ze op het digitale bord.
3 Slot
Je leerde in deze les al heel wat biotopen kennen. Laat nu elk groepje één of enkele biotoopvragen maken voor de andere groepjes aan de hand van opdracht 6. Ze kiezen uit een zelf gekozen biotoop een plant, een dier en een niet-levend element. De andere groepjes raden over welke biotoop het gaat.
Laat de leerlingen ten slotte opnieuw een hartje zetten bij hun favoriet organisme die ze in deze les bespraken.
In een van de WOUW-acties organiseren we een wandeling langs de biotopen in de schoolbuurt. Die kun je eventueel nu al organiseren.
Les 4 Ik?
Lesdoelen
Een lekker
hapje?
1. De kinderen weten dat dieren en planten voor hun voedsel afhankelijk zijn van elkaar binnen hun biotoop.
2. De kinderen kunnen daarbij het verschil met mensen benoemen.
3. De kinderen kunnen enkele schakels binnen een voedselketen correct verbinden wanneer de organismen zijn gegeven.
4. De kinderen kunnen een eenvoudige voedselketen met drie schakels correct ordenen wanneer de elementen zijn gegeven.
5. De kinderen weten dat een voedselketen wordt gesloten tot een voedselkringloop.
6. De kinderen kunnen een voedselkringloop reconstrueren met gegeven elementen.
Lesmateriaal
- werkboek p. 14 – 17 - bijlage 1: kwartetten van planten en dieren - simulatie: de voedselketen - digitale sorteertool: voedselketens - digitale sorteertool: vleeseters, planteneters en alleseters - een staaltje van meststof voor planten (best vloeibaar, eventueel vast) - laptops of tablets met internetverbinding
Vooraf
De wet van eten en gegeten worden kwam vorig jaar al uitvoerig aan bod met de voedselketen. Nu breiden we uit naar de voedselkringloop. Later komen daar nog het voedselweb en de voedselpiramide bij.
Lesverloop
1 Instap
Vorm groepjes met de kaarten van bijlage 1
Wanneer de groepjes gevormd zijn, speel je nog even verder met de kaarten. De leerlingen kennen intussen ongeveer welke dieren en planten op de kaarten staan. Stel nu de volgende vragen.
Ik stel twee verschillende vragen. Wie kan van het dier of de plant dat hij nu heeft gekregen een voorbeeld geven van wat het eet? Wie kan zeggen door wat het zelf kan worden opgegeten?
Laat enkele leerlingen aan het woord. Kom tot een eerste besluit. In de wereld van de dieren en planten is iedereen op zoek naar voedsel. Als je geluk hebt, vind je een lekker hapje. Als je pech hebt, word je zelf opgegeten.
Laat de titel van deze les verklaren.
2 Kern
2.1 De schakels in een voedselketen
De leerlingen lezen de tekst bovenaan op pagina 14 in het werkboek. Bespreek kort samen. Laat hen verduidelijken wat het verschil is tussen mensen en dieren of planten.
Oefen schakels van voedselketens op de sorteertool. Leid de oefening 'voedselketens' op de sorteertool in. Je plaatst de foto’s in koppels bij elkaar: wat eet er wat? De groepjes kunnen informatie zoeken op het net. Laat hen even aan het werk. Bekijk en bespreek dan de oefening klassikaal op het digitale bord.
De groepen verwerken opdracht 1 in het werkboek op pagina 14. Bespreek eventueel kort klassikaal.
Leg al even de link naar een voedselketen. Vraag de leerlingen of ze tussen de dieren en planten nog andere linken kunnen leggen. Zo kunnen we met de schakels een keten maken.
Denk aan:
- regenworm/mol/torenvalk
- appel/muis/vos
- gras/konijn/torenvalk
2.2 Wat staat er op het menu?
Laat de groepjes het tekstje bovenaan pagina 15 in het werkboek lezen. Leid kort even in. Dieren hebben net als mensen een voorkeur voor een bepaald soort voedsel. Sommige dieren zijn kieskeurig, andere zijn dat helemaal niet.
De groepjes lezen het tekstje. Daarna verwerken ze de oefening 'vleeseters, planteneters of alleseters' op de sorteertool. Ze sorteren de planteneters, de vleeseter en de alleseters. Herhaal de sorteeroefening op het digitale bord.
De vleeseters: wolf, rode wouw, grote zeehond
De alleseters: vos, das, everzwijn
De planteneters: eekhoorn, konijn, ree
2.3 Van schakels naar een keten
Van schakels kunnen we nu een keten of ketting maken.
Laat de groepen opdracht 2 op pagina 15 verwerken. Bespreek samen kort klassikaal. Stel vast dat: - planten vaak aan het begin van een voedselketen staan. - de dieren groter worden als de ketting vordert.
2.4 Van een keten naar een kringloop
Laat de groepjes het tekstje bovenaan pagina 16 in het werkboek lezen. Bespreek samen.
Demonsteer met het staaltje plantenmest. Laat de leerlingen er om de beurt aan ruiken. Dat ruikt naar… poep! Jawel!
Laat verklaren hoe dat komt.
Wanneer dieren en mensen voedsel verteren, dan wordt dat in het lichaam omgevormd tot poep. Wij vinden dat vies, maar poep zit vol voedingsstoffen voor planten. Daardoor kunnen planten groeien en worden ze opnieuw voedsel voor dieren. En zo begint er opnieuw een nieuwe voedselketen.
De groepjes verwerken opdracht 3 op pagina 16 in het werkboek. Bespreek kort.
2.5 Simulatie: de voedselketen
Presenteer de simulatie op het digitale bord. Laat enkele leerlingen vooraan spelen. Laat verwoorden wat er gebeurt. Welke schakels zien we in de voedselketen? Wanneer is de professor tevreden? Zorg dat de simulatie beschikbaar is en blijft na de les. Zo kunnen de leerlingen verder oefenen en ontdekken.
3 Slot
Op pagina 17 in het werkboek tekenen en beschrijven de groepjes eigen voorbeelden van voedselketens of kringlopen. Ze zoeken informatie op het net en tekenen of beschrijven. Speek af dat ze een drietal voorbeelden uitwerken.
Laat de groepjes even aan het werk hiermee. Ondersteun en stuur bij waar nodig.
Laat hen nu om de beurt een of meerdere van hun voorbeelden van voedselketens voorstellen aan de andere groepjes. Ze doen dat niet in volgorde. Het is aan de andere groepjes om de delen van de ketens in de juiste volgorde te plaatsen. Laat zo elk groepje aan bod en orden zo enkele voorbeelden van voedselketens.
Tot slot duiden de leerlingen hun favoriete dier of plant van deze les opnieuw aan met een hartje.
Les 5 In of uit evenwicht?
Lesdoelen
1. De kinderen weten dat dieren en planten in een biotoop elkaars vijand of bondgenoot zijn en kunnen die rollen duiden in gegeven voorbeelden in courante biotopen.
2. De kinderen weten dat een biotoop in evenwicht moet zijn en kunnen dat illustreren vanuit courante biotopen.
3. De kinderen weten dat de mens vaak een bedreiging betekent voor bepaalde biotopen en kunnen dat duiden en beoordelen in gegeven situaties.
4. De kinderen weten dat landbouw een typisch menselijke activiteit is die ingrijpt op de natuur en tegelijk nieuwe biotopen creëert en kunnen dat illustreren vanuit gegeven voorbeelden.
5. De kinderen weten dat ook de landbouw een keuze kan maken om in evenwicht met de natuur voedsel te kweken en kunnen voorbeelden daarvan beoordelen.
6. De kinderen weten dat de landbouwer vaak ingrijpt op niet-levende elementen in de natuur om het kweken van voedsel te verbeteren en kunnen dat verklaren op hun niveau.
Lesmateriaal
- werkboek p. 18 – 23
- bijlage 1: kwartetten van planten en dieren - powerpoint 7: bondgenoot of vijand?
- powerpoint 8: landbouwer aan het werk - powerpoint 9: beroepen - Kahoot!-quiz (herhaling)
Lesverloop
1 Instap
Vorm voor een laatste keer nieuwe groepen met de kaarten van bijlage 1. Deel de kaarten uit en laat de leerlingen uitzoeken met wie ze nu mogen samenwerken.
Leg de link met de vorige les(sen). Dieren en planten hebben elkaar nodig en leven samen in een biotoop. Dat is ook zo bij ons. Wij zijn niet alleen op de wereld. Er zijn heel veel mensen waar we op rekenen, maar er zijn er ook die we beter mijden. We hebben zelf heel veel dieren en planten nodig, maar er zijn er ook die we beter mijden. En er zijn heel veel niet-levende dingen die we nodig hebben of beter mijden. Dat alles samen zorgt ervoor dat onze eigen biotoop in evenwicht is en blijft.
Neem het werkboek erbij op pagina 18. Lees samen het tekstje bovenaan de pagina. De groepjes bespreken en beoordelen samen de situaties in opdracht 1.
Overloop kort en bespreek nadien samen.
2 Kern
2.1 Vijand of bondgenoot?
Leid opdracht 2 op pagina 19 van het werkboek kort in.
Dieren en planten kunnen ofwel een gevaar voor elkaar betekenen, ofwel kunnen ze elkaar helpen. Dan zijn ze ofwel elkaars vijand, of elkaars bondgenoot. In opdracht 2 krijgen we zes voorbeelden daarvan. Beoordeel of ze daarin elkaars bondgenoot of vijand zijn. Bespreek ook hoe ze elkaar helpen of hoe ze elkaar bedreigen.
Na de opdracht bedenken de groepjes zelf een voorbeeld van de twee mogelijke situaties: bondgenoot- of vijandschap. Die gebruik je straks in je quizje.
De groepjes verwerken opdracht 2. Bespreek kort de voorbeelden.
Houd nu een kort quizje. Start met de voorbeelden van powerpoint 7 en vul aan met de voorbeelden die de groepjes hebben bedacht. De groepjes beantwoorden telkens dezelfde vraag: bondgenoot of vijand?
2.2 De mens en de natuur
Lees en bespreek samen de tekstjes op pagina 20 in het werkboek. Laat eventueel de belangrijkste woorden markeren.
Oriënteer de groepjes op opdracht 3 op pagina 21.
Wij nemen veel plaats in op onze planeet. Zonder de mens zou onze wereld er helemaal anders uitzien. Om onze planeet in evenwicht te houden, is het daarom belangrijk dat wij, mensen, de natuur zoveel mogelijk ruimte en kansen geven. We moeten zoveel mogelijk elkaars bondgenoot zijn, niet elkaars vijand. Dat kunnen we zelf ook al door kleine of grotere dingen juist te doen.
De groepjes beoordelen de situaties van opdracht 3 en vullen aan met eigen voorbeelden in opdracht 4 op pagina 21 van het werkboek.
Bespreek kort de voorbeelden van opdracht 4 en laat de groepjes om de beurt hun eigen voorbeelden aan de klas voorstellen.
2.3 Mensen kweken zelf hun voedsel
Daag de groepjes uit met onderstaande vraag.
In dit thema hebben we al vaak gezien hoe dieren en planten elkaar nodig hebben, vooral voor voedsel. Zo vormen ze een keten en een kringloop. Daarvan heb je ontelbare voorbeelden. Maar de mens past daar niet zo in. Geef de twee grote verschillen tussen enerzijds dieren en planten en anderzijds de mens, als het gaat over eten en gegeten worden. Laat de groepjes de vraag even onder elkaar bespreken.
Bespreek en besluit daarna klassikaal:
- Wij mensen zijn zelf geen voedsel voor andere organismen.
- Wij kweken zelf ons eigen voedsel. Daarom moeten we niet jagen zoals dieren in de natuur.
Lees en bespreek samen pagina 22 in het werkboek
Zet de groepjes op weg met opdracht 5 en 6 op pagina 23 in het werkboek.
Sluit dit deeltje af met powerpoint 8. Je ziet beelden van een landbouwer aan het werk. We bespreken samen hoe de landbouwer ingrijpt in de natuur om betere opbrengst te hebben.
Hieronder een kort overzicht van de dia’s. dia 1: De landbouwer bouwt een serre om de temperatuur te beïnvloeden. dia 2: De landbouwer ploegt de grond om de voedingsstoffen naar boven te halen en mengen. dia 3: De wijnboer plant zijn wijnstokken op een helling zodat ze zoveel mogelijk zon krijgen. dia 4: De landbouwer wiedt onkruid tussen zijn gewassen zodat ze optimaal kunnen groeien. dia 5: De tuinboer snoeit zijn fruitbomen zodat de vruchten in de zomer zoveel mogelijk voedsel en zon krijgen.
3 Slot
3.1 Werken in en met de natuur
Rond af met powerpoint 9.
Doorheen dit thema hebben we onze favoriete dieren en planten aangeduid. Heel wat mensen houden zo hard van planten, dieren en de natuur dat ze er hun beroep van maken. Misschien wil jij dat zelf ook wel later?
Doorloop samen met de kinderen powerpoint 9. Bespreek wat ze zien en wat hen in de job zou kunnen aanspreken.
Hieronder een overzicht. dia 1: landbouwer dia 2: tuinbouwer dia 3: boswachter dia 4: natuurfotograaf dia 5: natuurwetenschapper dia 6: zeevisser dia 7: wijnboer dia 8: boomverzorger dia 9: tuinaannemer dia 10: werknemer van de groendienst bij een gemeente
3.2 Herhalingsmoment
We ronden deze lessenreeks af met een herhalingsmoment. Op Kabas vind je een Kahoot!-quiz. Het is een aanleiding om het thema even opnieuw te overlopen. Je kunt de vragen klassikaal verwerken of opvatten als een kort quizmoment en de klas hierbij in groepjes laten werken.
In het werkboek vinden de leerlingen een studiewijzer op de laatste pagina. Die helpt hen om zich voor te bereiden op het toetsmoment. Bekijk de studiewijzer samen en bespreek vooral de studeertips. Leg uit dat de tips duidelijk maken of het iets is dat je moet kennen of begrijpen.
Leg ook het verschil tussen een geslotenboektoets en een openboektoets (waarbij je het werkboek als bron gebruikt) uit.
Verwijs de leerlingen ook naar het online aanbod op Kabas: - de digitale oefeningen; - de simulatie voedselketen; - de oefentoets, die ze kunnen maken wanneer ze denken klaar te zijn voor de toets.
Les 6 Evaluatiemoment
Lesdoelen Gesloten boek
1. De kinderen kennen de begrippen biotoop, voedselketen, voedselkringloop, planteneter, vleeseter, alleseter, bondgenoot en vijand.
2. De kinderen kennen courante biotopen en kunnen er vaak voorkomende planten en dieren aan koppelen.
3. De kinderen kunnen tussen twee gegeven organismen de relatie aanduiden van ‘eten en gegeten worden’.
4. De kinderen kunnen drie schakels van een eenvoudige voedselketen juist ordenen.
Open boek
1. De kinderen kunnen gegeven eigenschappen beoordelen als reden waarom dieren en planten tot eenzelfde groep behoren op basis van gekende of opgezochte informatie.
2. De kinderen kunnen op basis van opgezochte informatie een vraag over een plant of dier bedenken en die zelf beantwoorden.
3. De kinderen kunnen beoordelen wanneer mens, dier of plant in een bepaalde biotoop elkaars vijand of bondgenoot zijn.
4. De kinderen kunnen beoordelen wanneer mensen op een juiste of foute manier proberen samen te leven met dieren en planten in een bepaalde biotoop.
Lesmateriaal
- kopieerblad 1: geslotenboektoets
- kopieerblad 2: correctiesleutel geslotenboektoets - kopieerblad 3: openboektoets - kopieerblad 4: correctiesleutel openboektoets - kopieerblad 5: selfie - powerpoint 10: selfie
Lesverloop
Deel de toetsbladen uit. De kinderen noteren hun naam en klas. Overloop kort de vragen. De leerlingen markeren de belangrijkste woorden in de opdrachten.
De eerste toets is een geslotenboektoets. Bronnen kunnen ze niet gebruiken. Bij de openboektoets mag dit wel.
Beoordeling
Gesloten boek
Opdracht 1: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten
Opdracht 2: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 3: 0,5 punt(en) per correct antwoord Totaal: 3 punten Opdracht 4: 1 punt per correct antwoord Totaal: 3 punten Totaal: 10 punten
Open boek
Opdracht 1: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 3 punten Opdracht 2: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 3 punten Opdracht 3: 0,5 punt(en) per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 4: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Totaal: 10 punten
De selfie
Bezorg alle leerlingen de selfie (kopieerblad 5) van dit thema. Leid kort in.
We hebben het thema afgerond. We sluiten zoals steeds af met een momentje waarop we het even stil maken en een selfie maken van wat we er zelf over denken.
Start de powerpoint met de eerste dia. Laat die voorlezen indien dat wenselijk is.
Je leest de vragen en de antwoorden. Kruis nu het antwoord aan dat het best bij jou past, volgens jou. Wanneer je klaar bent, vouw je het blad en kleef je het dicht.
De leerlingen houden het bij op de afgesproken plaats. Dat kan een eigen envelop zijn, of een ringmapje of …
Overzicht opties WOUW-actie

De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
100' Ons eigen schooldomein is een biotoop op zich. We kunnen het altijd diervriendelijker inrichten. Nestkastjes, voederplankjes, insectenhotels … de plannen vind je op het net. Nu alleen nog zelf aan de slag!

Op hotel 1
100' Het sierlijke silhouet van de rode wouw inspireert ons. De wouw brengen we op een artistieke manier wat dichter bij als trekvogel aan het plafond of als decoratie op het venster, in de tuin, op het terras … Wat kiezen we?

100' We passen onze kennis toe op de biotopen in de buurt en gidsen elkaar. De leerlingen worden expert in een biotoop naar keuze en gidsen hun klasgenoten ter plekke.
100' Niet te geloven wat je allemaal kunt doen met een paar grote dobbelstenen. We zoeken zelf de dieren en planten en spelen het dobbelspel.

100' Nu we zoveel dieren en planten hebben leren kennen in de biotopen in onze buurt kunnen we daar best wel een quiz mee maken. De leerlingen zoeken de informatie op en maken zelf de opdrachten. Benieuwd wie er de biotoopexperten van de klas zijn!
De grote biotoopquiz 5

100' Natuurverenigingen zoals Natuurpunt vragen hun leden vaak om hun waarnemingen van dieren en planten door te geven. Zo is er ieder jaar de vogeltelling vroeg in het voorjaar en loopt de vlindertelling het ganse jaar door. Wij kunnen nu ook meetellen!

50' Nu de leerlingen in dit thema de wereld van de wouw grondig verkend hebben, zijn ze klaar om ook in het Engels spreken over vogels. Door middel van leuke liedjes en spelletjes leren ze heel wat woordenschat en oefenen ze belangrijke zinsstructuren in het Engels zonder erbij stil te staan. Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.

Begrippen- en namenlijst
Les 1 biotoop eigenschap plant dier Les 2 natuurpunt.be natuurvereniging spotten zoeken
Les 3 biotoop organisme levend niet-levend evenwicht gemeentekaart park gracht berm bos rivier weide akker ruïne vijver poel oever
Les 4 voedselketen planteneter vleeseter alleseter voedselkringloop opruimers voedingsstoffen meststoffen
Les 5 evenwicht vijand bondgenoot overleven planeet landbouw kweken telen bio