Wouw 3 - Thema 1 - Handleiding - inkijk methode

Page 1

Thema 1

Samen op de selfie!

Themaoverzicht

WOUW-moment: maak je keuze uit het aanbod minimaal 50 minuten

Les 1 Dit beslis ik zelf

Les 2 Mijn ruimte en die van iemand anders

Les 3 Ik ben online

Les 4 Waar kom ik vandaan?

Les 5 Gewoon anders

Les 6 Evaluatiemoment

100 minuten 100 minuten 75 minuten 50 minuten 50 minuten 25 minuten

WOUW-actie: maak je keuze uit het aanbod minimaal 100 minuten

Thema 1: Samen op de selfie! 2

Inleiding

Als baby en peuter beperkt de sociale kring zich tot het gezin, de familie en het kinderdagverblijf. Op school en in de vrije tijd ontmoeten kinderen vriendjes en andere volwassenen. Naarmate ze groter worden, breidt hun deelname aan onze maatschappij uit.

Hun identiteit ontwikkelt zich in een samenleving boordevol diversiteit. Ze ontdekken hoe verrijkend de verscheidenheid kan zijn. Eveneens wordt hun ontwikkeling beïnvloed door dynamieken in een groep, vooroordelen, stereotypen en vele andere prikkels. Die informatie bereikt hen door ontmoetingen, sociale media ….

Je start het thema met een WOUW-moment. Kies voor het WOUW-moment dat het beste past bij de interesses van de leerlingen, de mogelijkheden van de schoolomgeving en de klemtonen die de school legt. Laat de leerlingen ontdekken hoe diversiteit deel uitmaakt van hun dagelijkse leven. Zo spelen de leerlingen 'Wie is het?' met hun eigen klas of kiezen ze een foto gelinkt aan dit thema om over hun eigen ervaringen te vertellen.

De focus in dit thema ligt op het domein mens en maatschappij. De leerlingen leren diversiteit om zich heen (h)erkennen als een normaal gegeven. Ze leren het perspectief van anderen begrijpen en zich openstellen voor het mooie en waardevolle van diversiteit.

In dit thema ervaren de leerlingen dat ze zelf verbonden zijn aan verschillende groepen. Samen leven, spelen en werken vraagt om afspraken en regels, rechten en plichten. Soms botst dat. Ook online geldt er 'netiquette' om elkaars persoonlijke ruimte en identiteit te respecteren.

De leerlingen werpen een blik op verschillende samenlevingsvormen, onder andere vanuit genderstereotypen en relatievormen. Ze staan stil bij hun afkomst en die van hun leeftijdgenoten.

Mensen verschillen in talenten, mogelijkheden en beperkingen en gaan daar verschillend mee om. Bij jong en oud is de invulling van (vrije) tijd anders. Ze leren ook dat iedereen attent moet zijn voor de noden en verwachtingen van mensen met een handicap en bejaarden.

Bij het afronden van elke les nemen de leerlingen een selfie. Ze maken telkens een andere groepssamenstelling. Op het einde van het thema tonen de selfies aan dat diversiteit ons dichter bij elkaar en bij andere mensen brengt.

Tijdens de WOUW-actie gaan de leerlingen zelf aan slag met hun nieuw verworven kennis. Je kunt opnieuw kiezen voor de optie die het beste bij de specifieke situatie van jouw klasgroep aansluit. Zo reflecteren ze bijvoorbeeld over hun digitale wereld in een digitaal paspoort.

Het thema biedt ook kansen om een leer- of ervaringsmoment buiten de muren van de school te houden. Zo kan je op bezoek gaan in een zorgcentrum of een zorgboerderij.

Breng diversiteit binnen en nodig (over)grootouders of mensen met een handicap uit om te vertellen over hun dagelijkse leven of beleef samen een activiteit. Je kunt ook de leidinggevende van een vereniging uitnodigen om wat meer te vertellen over de organisatie, afspraken en regels die daarbij komen kijken.

Thema 1: Samen op de selfie! 3

Overzicht opties WOUW-moment

De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.

50' De leerlingen beantwoorden allerlei vragen over zichzelf. Ze ontdekken dat iedereen anders is en dat de klasgroep gevormd wordt door verschillen en gelijkenissen.

1

Samen anders zijn

50' "Wie is het? Het is Elodie!" Speel het klassieke spel, maar vervang de personen door de namen en foto's van de leerlingen. De leerlingen kiezen een klasgenootje uit als hun 'geheime persoon'. Ze vragen zich af wat de leerlingen van elkaar onderscheidt en proberen goede vragen te bedenken om de geheime persoon van hun tegenstander te raden. Of laat de klasgroep rechtstaan en speel het levende 'Wie is het'-spel!

50' De leerlingen spelen volledig vrij enkele spelletjes. Klassikaal ontdekken jullie wat vlot en niet vlot gaat en bedenken enkele oplossingen daarvoor. De leerlingen komen tot het besef dat groepen baat hebben bij afspraken en regels, een taakverdeling, bijsturing …

50' Aan de hand van vraagkaartjes vertellen de leerlingen hun 'speeddate' over hun zelfgekozen foto: wat ze op hun foto zien, of het iets met hun eigen leven te maken heeft, of ze iemand kennen zoals op de foto … Zo leren de leerlingen elkaar beter kennen.

4 Thema 1: Samen op de selfie!
1
2 Wie is het? 2
3 Gewoon doen! 3
4 Speeddate 4

Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.

5 Thema 1: Samen op de selfie!

Les 1 Dit beslis ik zelf

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen een onderscheid maken tussen wat ze ‘moeten’ en ‘mogen’ doen.

2. De kinderen kunnen verwoorden wat ‘vrije tijd’ betekent.

3. De kinderen kunnen actieve, inspannende vrijetijdsbestedingen onderscheiden van passievere.

4. De kinderen kunnen een aantal vrijetijdsbestedingen van volwassenen en kinderen opnoemen.

5. De kinderen beseffen dat niet iedereen evenveel vrije tijd heeft en kunnen daarvan voorbeelden geven uit de eigen leefwereld.

6. De kinderen kunnen op een weekrooster de periodes aanduiden waarin ze vrije tijd hebben.

7. De kinderen kunnen in de context van vrijetijdsbesteding het verschil illustreren tussen subjectieve tijdsbeleving en objectieve tijdsmeting.

8. De kinderen kunnen aangeven in welke dingen ze in hun leven autonoom kunnen beslissen en in welke niet.

Lesmateriaal

- werkboek p. 2 - 5

- digitale sorteertool: vrijetijdsbesteding en arbeid - powerpoint 1: wie neemt de beslissing?

- toestel waarmee de leerlingen een selfie kunnen nemen

Vooraf

Zet de digitale sorteertool klaar op het digibord.

6 Thema 1: Samen op de selfie!

Lesverloop

1 Instap

Leid in. Verwijs nog even naar het WOUW-moment dat je koos. Bespreek samen de overgang tussen de ‘grote vakantie’ en ‘terug naar school’. Laat de kinderen hierover een stelling innemen.

Wie van jullie vindt dat je terug naar school moet, gaat aan die kant van de klas staan. Wie vindt dat je terug naar school mag, gaat aan de andere kant staan. Laat enkele leerlingen aan beide kanten van de klas hun keuze ver(ant)woorden. Probeer samen tot enkele verklaringen te komen. Kom samen tot een tussentijds besluit dat - dit duidelijk persoonlijk is, want het heeft te maken met je talenten en voorkeuren en die zijn persoonlijk. - je wat je goed kunt en goed bij jouw talenten past, wellicht niet ziet als een inspanning, en omgekeerd. - je ‘geluk’ hebt als de dingen die je moet doen aansluiten bij je talenten, en dat je een grotere inspanning moet leveren als dat niet zo is.

Toon nu de foto’s van vrijetijdsbesteding en arbeid in de digitale sorteertool

Laat in duo’s bespreken:

- Wat zie je? Wie zie je? - Wat doet hij/zij?

Sorteer de prenten. Zoek samen naar de ordening en bespreek.

- Welke prenten horen bij elkaar?

- Waarom? Waarmee heeft het te maken? (vrijetijd - arbeid, ontspanning - inspanning …)

2 Kern

2.1 Inspanning en ontspanning

Ga dieper in op enkele foto’s in de digitale sorteertool. Bijvoorbeeld:

- Voetbalspelers: wie speelt ook (wel eens) voetbal? Moet je daarvoor zelf vriendjes zoeken? Is dat moeilijk? Wie zorgt er voor het voetbalveld en de kleedkamer? Vraagt dat een inspanning?

- Tuinieren: werk of help je wel eens in de tuin? Wie doet dat graag? Ken je iemand die het graag doet? Is het een hobby? Moet je hard werken in de moestuin? Is dat lastig? Is het ontspannend? Waarom verschilt dit?

- Computerwerk: wie werkt met een computer? Voor welke beroepen heb je een computer nodig? Is dat hard werken? Wat is lastig of leuk aan werken met een computer?

- Leerkracht met kinderen: wat is leuk aan werken met kinderen? Wat is lastig? Waarom zou deze leerkracht graag met kinderen op stap gaan of lesgeven?

- Tablet kijken: wie speelt elke dag op een tablet? Wie vindt van zichzelf dat hij/zij een beetje te veel met de tablet bezig is? Is het nodig? Is het lastig? Wanneer is het gezond/niet meer gezond?

- Op restaurant: wie gaat graag op restaurant? Wat vind je er leuk/minder leuk aan? Wie werkt in het restaurant? Wat zouden ze leuk/minder leuk aan hun job vinden?

- Dieren verzorgen: wie doet dat ook thuis? Moet je dat doen? Doe je dat graag? Doe je alles graag wat je moet doen? Wie verdient geld met het voederen en verzorgen van dieren? Is dat een lastig/leuk beroep? Refereer eventueel ook even naar de dierentuin.

Besluit dat een inspanning doen of hard werken lastig kan zijn of je blij kan maken. Het kan lastig zijn en tegelijkertijd kan je ook blij zijn met wat je doet.

7 Thema 1: Samen op de selfie!

Bespreek dat dit zeer belangrijk is wanneer je nadenkt over de job die je later wil doen. Als je die leuk vindt, zal die maar zelden lastig zijn. Als je bijvoorbeeld kiest voor een beroep dat je graag doet, kan dat een inspanning vragen, maar word je tegelijkertijd ook blij door wat je doet.

Laat de leerlingen nu de oefeningen op pagina 2 in het werkboek maken. Bespreek daarna klassikaal. Merk op dat we niet allemaal dezelfde antwoorden hebben gegeven. Hoe komt dat? Daarin verschillen we. Daarom is het zo belangrijk om jezelf te kennen: wat je kunt en graag doet. Maar ook wat je minder goed kunt of minder graag doet.

2.2 Mogen en moeten

Lees samen de tekstjes in de blauwe kaders op pagina 3 van het werkboek Zoek samen online info over ‘matroesjka’s', de Russische traditie om in een reeks poppetjes die in elkaar passen een gezin uit te beelden. Toon enkele voorbeelden en laat er eentje openstaan terwijl de leerlingen aan hun tekening werken.

Verduidelijk de opdrachten op pagina 3 en 4 van het werkboek en ondersteun tussendoor waar nodig. Laat de leerlingen samenwerken in duo. Laat hen onderling hun keuzes en voorbeelden uit hun eigen situaties toelichten. Zo merken ze opnieuw op dat we door individuele keuzes onderling verschillen maar soms ook weer niet.

Rond dit blokje af. Bespreek en concludeer. Iedereen heeft in zijn leven ‘magjes’ en ‘moetjes’. Op dat vlak verschillen we niet van elkaar. Maar als we kijken hoe we dit allemaal invullen, zijn er wel verschillen. Dan kiezen mensen duidelijk andere dingen en dat is maar goed ook.

- er zijn verschillen in hoe we onze mag- en moet-tijd invullen; - er zijn ook verschillen in de verhouding tussen vrije tijd en beroepstijd.

Laat de leerlingen getuigen over hun ouders of andere volwassenen.

2.3 Mijn vrije tijd

Terug naar onze vrije tijd.

De grote vakantie is voorbij. Nu we terug op school zijn, verandert er voor jullie ook veel. Jullie tijd wordt weer anders ingevuld. Veel dingen moeten we opnieuw afspreken en inplannen. Laat enkele leerlingen vertellen en voorbeelden geven vanuit hun eigen situatie. Laat hen elk kort drie vrijetijdsbestedingen opsommen. We noteren die bij opdracht 6 in het werkboek op pagina 5.

Laat daarna het weekschema van opdracht 7 inkleuren en de activiteiten inplannen. Laat de leerlingen nu door de klas gaan met hun werkboek en vergelijken met hun klasgenoten. Geef ze hiervoor even de tijd. Besluit en bespreek samen kort.

- Heeft iemand van jullie veel meer of minder vrije tijd?

(Ja, we zijn niet allemaal even lang aan ons huiswerk bezig, sommigen gaan naar de opvang, niet iedereen gaat op hetzelfde tijdstip slapen …)

- Beoefenen we allemaal op hetzelfde moment onze hobby’s? (Neen.)

Waarvan is dat afhankelijk? (Hoe vaak je dat zelf wil, wanneer er een activiteit is …)

- Waarmee ben je bezig als de tijd voorbij lijkt te vliegen/kruipen? Hoe komt dat?

- Kun je je vervelen in je vrije tijd? Hoe los je dat op? Op welke dagen of in welke periodes is de kans groot dat je je eens verveelt?

- Zijn er periodes waarin je veel meer vrije tijd hebt? Wanneer? Wat doe je dan extra?

(Ja, er is meer vrije tijd in de vakanties. Dan kan je dingen doen waarvoor jij/je gezin anders minder tijd hebben, je hebt ook wel meer kans om je te vervelen …)

8 Thema 1: Samen op de selfie!

2.4 Dit beslis ik zelf

We hadden het in deze les al vaak over kiezen. Kiezen kan vooral wanneer we iets mogen of kunnen doen. Kiezen kan vaak niet als we dingen moeten doen. Die zijn vaak door andere mensen, meestal volwassenen, beslist. We gaan dit eens van dichter bekijken. Zet powerpoint 1 klaar en laat de leerlingen opdracht 8 in het werkboek erbij nemen. Projecteer de beelden een voor een en laat de leerlingen uitzoeken bij welke beschrijving het beeld past. Laat ze individueel inkleuren hoe het er bij hen thuis aan toe gaat. Laat kort enkele leerlingen hun antwoord verwoorden. Laat de andere leerlingen reageren. Wie besliste ook zelf of niet? Wie vindt dat (niet) ok?

Besluit en bespreek kort. Opnieuw merken we gelijkenissen en verschillen. Dat is normaal. We leven allemaal in een ander gezin en daarin nemen onze ouders soms dezelfde beslissingen, soms andere.

3 Slot

In dit eerste thema wordt iedere les afgesloten met een selfie. De leerlingen vormen zelf telkens een ander groepje en nemen een selfie. Op het einde van het thema hebben ze zo selfies in verschillende groepssamenstellingen verzameld. Zo tonen ze aan dat ze tegelijkertijd tot verschillende groepen behoren en dat is juist leuk. We hebben allemaal talenten, gevoelens, meningen … Die brengen ons dichter bij elkaar en telkens bij andere mensen. Dat is boeiend in onze maatschappij waar we kunnen leven en denken zoals we zelf willen, als we maar de afspraken volgen die het leefbaar houden voor iedereen. Zo stellen we vast dat uiterlijke verschillen er minder toe doen dan wat sommige mensen ons willen doen geloven.

Laat de leerlingen kort reageren op deze vraag:

In deze les hoorden we vaak hoe het eraan toe gaat in andere gezinnen. Soms denken mensen ‘kon ik maar daar of daar wonen’. Misschien hebben jullie dit ook soms? Misschien willen jullie ook wel eens wisselen met iemand uit de klas? Of niet?

In deze les leerden we dingen bij over elkaar. Wat onze hobby’s zijn, hoe we omgaan met vrije tijd, hoe we omgaan met afspraken, wat we graag of minder graag doen … Vorm nu een groepje: omdat je iets hebt bijgeleerd van elkaar, omdat je hetzelfde denkt over iets, of juist niet …

Neem per groepje een selfie. Denk goed na welke boodschap je wil overbrengen met jullie selfie. Wie je selfie ziet, moet je boodschap begrijpen. We bewaren de selfies voor het einde van het thema.

Nodig de leerlingen uit om een leuke titel bij hun selfie te bedenken.

De leerlingen vormen groepjes. Geef de tijd om over hun boodschap na te denken. Laat een selfie nemen. Projecteer de selfies voor de hele klas, als je nog de tijd hebt

9 Thema 1: Samen op de selfie!

Les 2 Mijn ruimte en die van iemand anders

Lesdoelen

1. De kinderen ervaren dat ze zelf deel uitmaken van groepen zoals hun gezin, klas, school, vereniging … en kunnen dat op hun niveau illustreren.

2. De kinderen zien in dat het verenigingsleven gedragen wordt door mensen die groepen maken om hun hobby te beoefenen of om samen objectieven te realiseren.

3. De kinderen kunnen met concrete voorbeelden illustreren dat mensen die samenleven en samenwerken zich organiseren met afspraken en regels waaraan iedereen zich moet houden.

4. De kinderen weten dat er mensen zijn die waken over het naleven van regels binnen elke samenleving en kunnen dat illustreren.

5. De kinderen weten dat ze rechten hebben maar ook plichten.

6. De kinderen weten dat rechten en plichten niet overal dezelfde zijn.

Lesmateriaal

- werkboek p. 6 - 12 - powerpoint 2: groepsprestaties

- powerpoint 3: openbare plaatsen

- video 1: protest tegen luchtvervuiling - video 2: protest tegen sluiting speeltuin (Archief voor Onderwijs)

- video 3: yoga voor kinderen

Vooraf

Indien gewenst, kun je deze les in meerdere momenten splitsen.

10 Thema 1: Samen op de selfie!

Lesverloop

1 Instap

Laat spontaan duo’s of kleine groepen samenstellen. De leerlingen bepalen zelf het criterium van hun samenstelling, bijvoorbeeld op basis van fysieke kenmerken, interesses, woonplaats … Laat de groepen enkele keren 'opbreken' en opnieuw verschillende combinaties maken. Zo behoren ze zelf telkens tot andere groepen.

Kijk eens rondom jou in de klas. Wie hoort bij elkaar? Waarom?

Besluit dat iedereen anders is en we toch bij allemaal elkaar horen. We vormen een groep, meer nog, we behoren allemaal tot meerdere groepen. Zo is ook onze klas een groep.

Zitten jullie toevallig bij elkaar in de klas? Ga dieper in op de manier waarop klasgroepen worden samengesteld: misschien mochten de leerlingen op het einde van vorig schooljaar hun voorkeur voor enkele vriendjes voorstellen? Er wordt ook bekeken hoeveel jongens en meisjes in de groep zitten, de leerlingen in de klasgroep zijn allemaal in hetzelfde jaar geboren …

Besluit dat je tot een groep behoort als je iets gemeenschappelijk hebt.

2 Kern

2.1 Een groep vormen

Sta stil bij groepsprestaties.

Open powerpoint 2 en overloop en bespreek samen de foto’s.

Laat aanvullen met voorbeelden uit hun leefwereld: schoolmeubelen verhuizen, een schoolfeest organiseren, optreden met de sportclub …

Bespreek samen:

- Wat doen deze mensen? Waarom doen ze dit? Waar zijn ze? Bij wie zijn ze?

- Kun je dat alleen? Lukt dat beter alleen of samen? Waarom doe je het beter alleen of samen? Wat doe jij liefst alleen of samen?

Laat de leerlingen vertellen over een club of vereniging waartoe zij behoren:

- Wat doe je daar? Wie is er nog?

- Komen jullie veel samen?

- Hoe komt het dat jullie bij elkaar komen? Bijvoorbeeld op basis van interesse.

- Hebben jullie een symbool voor jullie groep? Bijvoorbeeld een uniform bij de jeugdbeweging.

We zetten dit vast met oefening 1 en 2 op pagina 6 van het werkboek Bespreek de foto's en de 'samen-woorden'.

Laat de leerlingen aanvullen met een eigen voorbeeld bij oefening 3.

Laat ze dit ook verwoorden voor de klasgroep.

Wellicht kwamen ze op gelijkaardige voorbeelden uit. Na afloop vullen ze aan met een goed voorbeeld van een klasgenoot. Samen weten we meer!

11 Thema 1:
selfie!
Samen op de

2.2 Afspraken op school en elders

Op plaatsen waar veel mensen samenkomen en/of een groep vormen, zijn afspraken nodig. Bij het begin van elk leerjaar maken wij ook klasafspraken. Ook in ons schoolreglement staan regels en afspraken.

Noteer enkele klas- en schoolafspraken aan het bord of verwijs naar de plaats in de klas waar ze ophangen. Neem ze samen even onder de loep:

- Wat gebeurt er zonder deze afspraak? Hoe zou het verlopen zonder deze afspraak?

- Waarom zijn deze afspraken echt nodig?

- Hebben we te veel of te weinig afspraken op school/in de klas? Welke afspraken zou je schrappen? Welke afspraken zou je toevoegen? Waarom?

Benader nu de nood aan afspraken breder:

- Op het werk van papa/mama zijn er afspraken. Soms zijn die ook zichtbaar in de werkplaats of via pictogrammen.

- Het verkeer berust volledig op afspraken. Stel je voor dat iedereen zo maar zou doen wat hij of zij wil. Waarom stop je bij het rood licht? Waarom fiets je rechts van de weg?

- Om de natuur te beschermen, moeten er ook afspraken zijn. In het stadspark en in het natuurdomein zijn er duidelijke gedragsregels.

Open powerpoint 3 en bespreek de foto’s samen:

- Welke afspraak is nodig als je hier alleen bent?

- Welke afspraak is nodig als je hier met meerdere mensen bent?

- Wie controleert de afspraak?

We zetten dit nu vast. Laat de leerlingen in duo oefeningen 4, 5 en 6 op pagina 7 en 8 van het werkboek maken. Ondersteun waar nodig en bespreek de oefeningen daarna samen klassikaal. Leg linken met wat je eerder al besprak.

Ga op stap in en rondom de school voor een afsprakenroute. Gebruik een plattegrond en stippel vooraf een route uit. Laat de leerlingen afspraken selecteren die noodzakelijk of van toepassing zijn bij een rondgang door de school en de schoolomgeving. Neem ook enkele absurde afspraken op in de keuzelijst.

Laat verwoorden waarom net deze afspraken belangrijk zijn.

Bijvoorbeeld: knuffelen op straat is toegelaten, op de trappen zijn we stil, we kloppen op de deur voor we ergens binnengaan, we nemen een koekje in de leraarskamer, we begroeten iedereen op straat, we kijken aandachtig links en rechts als we de straat oversteken …

2.3 Rechten en plichten

Start op met een gesprek over het toezicht op de speelplaats.

Laat de leerlingen vrij reageren op je vragen.

Waarom is er speeltijd op school?

(De leerlingen mogen spelen en ontspannen nadat ze gewerkt hebben in de klas. Ze mogen naar toilet gaan, een koekje of fruit eten, een drankje drinken …)

Maak met enkele voorbeelden duidelijk wat hier de rechten en plichten zijn.

- Wat mag je doen tijdens de speeltijd?

- Wat mag je niet doen? Wat moet je doen? Welke regels zijn er?

Noteer de voorbeelden zichtbaar.

12 Thema 1: Samen op de selfie!

Waarom staat een meester of juf op de speelplaats in de pauzes?

(Hij/zij controleert of alles goed verloopt en of de afspraken worden nageleefd. Je bent verplicht om de afspraken na te leven. )

Wat kan er misgaan als je de afspraken en regels niet naleeft? (Er kan ruzie ontstaan of vechtpartijen, leerlingen die willen weglopen …)

Besluit klassikaal:

Een plicht is iets wat je moet doen of niet mag doen.

Een recht is iets wat je mag doen.

Rechten en plichten zijn niet overal gelijk. Ze verschillen van gezin tot gezin, van school tot school, van vereniging tot vereniging …

Verwijs eventueel nog even naar de voorbeelden van rechten en plichten op de speelplaats.

We zetten vast. Laat de leerlingen in duo oefeningen 7 en 8 op pagina 9 van het werkboek maken. Overloop daarna klassikaal de antwoorden.

2.4 Soms botst het

In de klas zijn er dingen die mogen en moeten. Sommige afspraken of plichten vind je prettig, andere minder prettig. Toch zijn de afspraken en plichten nodig om samen te leven in een groep.

Speel enkele situaties kort na waarbij (eigen) klasafspraken worden overtreden. Fluister een situatie in bij één of enkele leerlingen, speel mee of overtreedt zelf de afspraak. Laat de klasgroep reageren. Bijvoorbeeld: iemand laat de kraan lopen, de deur blijft openstaan, iemand stoot een pennenzak omver zonder hem op te rapen, iemand roept antwoorden door de klas …

- Wat vind jij ervan? Wat loopt fout?

- Hoe zou je reageren als je dit ziet gebeuren?

Vertel dat waar mensen samenleven conflicten, discussies of ruzies kunnen ontstaan. Bespreek samen:

- Met wie had je al eens ruzie?

- Waarover ging die ruzie?

- Hoe verliep dat?

- Kwam het weer goed? Hoe?

Maak samen oefening 9 op pagina 9 van het werkboek

Benoem de afspraken en laat de leerlingen elk voor zich hun reactie op de overtreding van die afspraak noteren. Laat enkele reacties verwoorden. Wat verschilt er? Wat lijkt op elkaar? Bespreek dat niet iedereen gelijk reageert, maar vaak wel.

Vertel dat mensen daarom ook in groep reageren op bepaalde situaties, zowel in ons land als in andere landen.

Mensen protesteren, reageren omdat ze iets niet eerlijk vinden, iets anders willen … Dat noemen we een andere mening hebben. Ze komen op straat, gaan staken (willen niet meer werken tot er iets verandert) …

Toon video 1 en/of 2 en hou er een kort klasgesprek over.

Laat de leerlingen er pagina 10 van het werkboek bijnemen. Lees de teksten samen en bespreek telkens.

Beschouw de reactie van mensen of groepen als normaal, wanneer er geen geweld mee gemoeid is. Benadruk dat praten met elkaar heel belangrijk is. Zowel thuis, op school als op andere plaatsen. Dat geldt ook voor volwassenen, in maatschappelijke debatten. Het is daarom belangrijk om je mening te kunnen verwoorden en erover te kunnen discussiëren met anderen. Dat moeten we leren.

1: Samen op de selfie!

13
Thema

2.5 Samen of alleen

Nodig de leerlingen uit om samen even enkele minuutjes een ontspannende yoga-oefening te doen. Zet video 3 klaar en doe samen de oefening. Doe natuurlijk zelf ook mee. Laat de leerlingen na afloop even reageren.

- Vond je dit fijn of niet? Waarom?

- Zou je dit vaker willen doen?

Soms is het fijn om alleen te zijn. Je kunt meer doen wat je wil en je wordt daar rustiger van. Er zijn mensen die dat iedere dag oefenen. We noemen dat yoga. Dat is wat we net gedaan hebben. Wie doet graag dingen alleen? Of juist niet? Waarom?

Neem er opdracht 11 op pagina 11 van het werkboek bij. Overloop samen item per item. Laat hen hun mening inkleuren en laat ze dan reageren. Vestig zeker de aandacht op de mogelijkheid dat beide smileys ingekleurd worden. Laat de leerlingen ook verwoorden waarom ze bij sommige activiteiten beide inkleuren.

- Wanneer was je eens blij dat je alleen was? Wat deed je toen? Mag je al eens alleen thuis zijn? Waar kun jij even alleen zijn?

- Welke dingen kun je makkelijker alleen doen?

- Wanneer voelde je je eenzaam? Wat deed je eraan? Hoe ging het over?

3 Slot

Dit vind ik oké

We sluiten opnieuw af met een selfie, maar dit keer geen foto. Vertel dat we in de volgende les in groepjes zullen samenwerken. We werken dan drie taken af omtrent zoeken op het internet, communiceren op het internet en gamen. Voor we dit doen, nemen we met deze oefening vooraf even een tussentijdse ‘selfie’. Bespreek opdracht 12 op pagina 12 van het werkboek. Als we in de volgende les samenwerken, hoe zal ik me dan gedragen? Dit vul je nu aan in deze selfie en dan bekijken we in de volgende les na het groepswerk hoe het is gelopen.

Dit kun je ook laten aanvullen op een ander moment of als huis- of uitlooptaak.

14 Thema 1: Samen op de selfie!

Les 3 Ik ben online

Lesdoelen

1. De kinderen ervaren welke rol en impact media in de eigen leefwereld en in hun dagelijkse leven spelen.

2. De kinderen kunnen geschikte mediamiddelen selecteren om met anderen te communiceren en om eigen ideeën, gevoelens, gebeurtenissen en informatie vorm te geven en te verwerken.

3. De kinderen kunnen de mogelijkheden van media op een positieve, verantwoorde en waardevolle manier aanwenden.

4. De kinderen kunnen opvallend goed en minder goed mediagebruik onderscheiden, en zich respectvol uitdrukken bij de beoordeling daarover.

5. De kinderen kunnen bij het beoordelen van eigen en andermans mediagebruik en boodschappen aangereikte criteria hanteren, en daarbij het communicatiemodel inzetten.

Lesmateriaal

- werkboek p. 13 - 17 - eventueel kopieerblad 1: interview met een volwassene - powerpoint 4: logo’s - laptops of tablets met internetverbinding - toestel waarmee de leerlingen een selfie kunnen nemen

Vooraf

De leerlingen interviewen vooraf een van hun ouders of een andere volwassene over hun verlangen naar hun eerste mediamiddelen, het gebruik ervan en over wat ze mogen lezen, bekijken en weten over hun online gedrag. Daarbij gebruiken ze de vragen op pagina 13 van het werkboek. Op kopieerblad 1 kunnen ze eventueel ook de antwoorden noteren.

In de eerste groepstaak moeten de leerlingen online kunnen opzoeken. Zorg dus voor voldoende internettoegang. Maak ook een weloverwogen groepsverdeling voor de groepstaken in deze les. Zorg ervoor dat je differentieert in de groepssamenstelling zodat ze van elkaar kunnen leren, onder andere qua zoekvaardigheden op het net.

Thema 1: Samen op de selfie!

15

Lesverloop

1 Instap

Vertel de leerlingen dat we vandaag online gaan. Dit kunnen we nog niet zo lang. Laat enkele leerlingen hierop al even kort reageren vanuit hun afgenomen interview. Leid in.

Het internet heeft ervoor gezorgd dat we verbonden kunnen zijn met alle mensen in de wereld. Dat wordt dan de grootste groep die je je kunt voorstellen. En zoals in elke groep, groot of klein, moeten we ook hier dingen afspreken. Er zijn heel veel dingen die we kunnen met het internet, maar er zijn zaken die niet kunnen. Daarover gaan we het hebben in deze les.

Open powerpoint 4 en toon enkele logo’s van social media-apps, spelletjes, standaard computerprogramma’s …

Bespreek samen:

- Welke logo’s herken je? Wat is jouw favoriet?

- Welke programma’s gebruik je? Wat weet je erover? Wat kun je ermee doen? Wat kun jij er al mee doen? Wat kun jij nog niet?

- Wie gebruikt deze programma’s nog? Je ouders? Je grootouders?

2 Kern

2.1

Mediagebruik even verkennen

Veel leerlingen dromen van een eigen telefoon, tablet … of hebben er al een. Verlangden je ouders hier ook naar?

Bespreek de interviews die de leerlingen aan de hand van het werkboek of kopieerblad 1 met een ouder of een andere volwassene hadden. Overloop samen de verschillende vragen. Nodig de leerlingen uit om hun mening en wensen te vergelijken met die van de mensen in hun interview.

Leid de kern van deze les in. We werken straks in groep. Dat wisten we al. Daarvoor hebben we op het einde van vorige les onze selfie ingevuld.

Laat de leerlingen bij oefening 12 op pagina 12 van het werkboek één of enkele aandachtspunt(en) aankruisen waarop ze extra oefenen tijdens het groepswerk.

We werken samen in groepjes drie taken af. We gaan het hebben over: - zoeken op het internet, wat we vaak doen en heel handig is, - communiceren op het internet, wat we ook vaak doen, veel meer dan vroeger, - en gamen, wat we al of niet online doen.

Wees je er bewust van dat dit voor je leerlingen compleet nieuw kan zijn. Demonstreer indien zinvol.

16 Thema 1: Samen op de selfie!

2.2 Aan het werk in de groepen

Verdeel de leerlingen in groepen. Overloop kort de verschillende opdrachten bij de drie taken op pagina 14 tot en met 17 van het werkboek

De groepen mogen zelf de volgorde kiezen waarin ze de taken verwerken. Voor taak 1 moeten ze online kunnen en misschien kan dit niet voor iedereen tegelijk. Als je alterneert in de volgorde, kun je dit mooi oplossen.

Verwijs nog even naar de tien punten in de selfie. Benadruk dat er dus ook nog een andere opdracht is: goed samenwerken! Coach en ondersteun dus zelf ook niet alleen in het afwerken van de opdrachten, maar ook in het samenwerken.

2.3 We bespreken: zoeken op het net

Nadat de groepen alle opdrachten afgewerkt hebben, bespreek je alles klassikaal. Bespreek eerst de opdrachten in het werkboek zelf. Laat de groepen hun antwoorden en ervaringen verwoorden. Ga hier daarna nog even verder op in. Stel enkele vragen over zoeken op het internet:

- Wie gebruikt vaak het internet? Waarvoor?

- Welke andere websites vind jij het leukst? Hoe heb je die leren kennen?

- Zoek je wel vaker iets op? Wie helpt je daarin? Hoe begin je aan de zoektocht? Welke zoekmachine gebruik je? Vind je meestal wat je zoekt? Wat lukt goed? Wat kan er verkeerd gaan in je zoektocht? Wat vind je vervelend?

Hou nog even een kort zoekwedstrijdje. Zet een zoekmachine open op het digibord en geef hen enkele specifieke zoekopdrachten. De klas zoekt samen het antwoord. Coach en bespreek hun gevolgde strategie.

- Hoe oud wordt een goudvis?

- Hoe warm wordt het vandaag?

- Op welke dag valt Nieuwjaar in 2031?

- Wat is de populairste jongensvoornaam in het voorbije jaar?

-

Laat de leerlingen ook zelf enkele leuke vragen bedenken.

We kennen en gebruiken vaak dezelfde machines, maar schakel ook eens over op kindvriendelijke zoekmachines zoals Wikikids, Kidstube … of denk aan zoekmachines voor volwassenen die je persoonlijke data niet bijhouden, zoals www.duckduckgo.com.

2.4 We bespreken: communiceren via het net

Bespreek eerst de opdrachten zelf. Laat de groep hun antwoorden en ervaringen verwoorden. Ga hier daarna nog even verder op in. Stel enkele vragen over communiceren via het internet:

- Welke apps/programma’s ken je hiervoor? Mag je deze ook gebruiken? Wat doe je er dan mee?

- Waarover gaan de boodschappen die je verstuurt?

- Typ je alleen tekst? Of verstuur je ook emoticons, gif-bestanden, foto’s, filmpjes …? Wat zijn je favoriete emoticons?

- Als je tekst typt, doe je dat dan zoals je schrijft in de klas? Waarom wel/niet? Wie geeft er een voorbeeld?

- Zijn er nog zaken leuk of vervelend aan sociale media waarover we nu nog niet hebben gesproken?

17 Thema
1: Samen op de selfie!

2.5 We bespreken: gamen

Bespreek eerst de opdrachten zelf. Laat de groepen hun antwoorden en ervaringen verwoorden. Ga hier daarna nog even verder op in. Stel enkele vragen over gamen voor zover die nog niet aan bod kwamen:

- Welke spellen speel je online? Of alleen offline? Wat leer je bij? Welke spelletjes vind je maar niks?

- Wanneer speel je? Wanneer mag je spelen? Hoelang mag je spelen?

- Is gamen een hobby? Kun je makkelijk ophouden om iets anders te doen? Wat betekent het om verslaafd te zijn aan gamen?

- Speel je alleen of samen met anderen? Weet je dan met wie je samen speelt?

- Betalen je ouders voor de spellen die je speelt? Wat doe je als je gevraagd wordt om te betalen? Wie heeft dat al eens meegemaakt?

- Wat denk je over challenges? Wanneer weet je of iets kan of gevaarlijk wordt?

3 Slot

Bij het begin van de les duidden de leerlingen aan wat hun ouders mogen weten, lezen en bekijken over hun online gedrag. Bespreek samen:

- Welke afspraken heb je nu thuis en/of op school?

- Met welke afspraken ben je blij/niet blij?

- Welke afspraken wil je maken met je ouders? En in de klas/op school?

- Welke afspraken zijn nodig om veilig online te spelen, leren en communiceren of praten met elkaar.

We sluiten opnieuw af met een selfie, dit keer met een dubbele! Laat de leerlingen teruggrijpen naar opdracht 12 op pagina 12 in het werkboek. Nodig hen uit om rustig door de tien items te gaan. Ze passen aan indien nodig. Vraag wie er iets wil vertellen.

- Wie heeft nog iets aangepast? Waarom heb je het aangepast? Kun je daarover iets zeggen?

- Wat wil je bij het volgende groepswerk beter doen? Hoe ga je dat aanpakken? Wat ga je precies doen? Wie wil iets zeggen over zijn werkpuntje?

Tot slot maken de leerlingen een selfie van het groepje waarin ze samenwerkten. Geef hen je toestel en even de tijd om de juiste boodschap in hun selfie te leggen. Indien er nog tijd over is, projecteer ze even op het digitale bord.

18 Thema 1: Samen op de selfie!

Les 4 Waar kom ik vandaan?

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen gezinsvormen van klasgenoten vergelijken met die van henzelf en een aantal overeenkomsten en verschillen verwoorden.

2. De kinderen kunnen verschillende samenlevingsvormen (h)erkennen en voorbeelden geven waarom de samenstelling kan veranderen.

3. De kinderen weten dat ze in een maatschappij leven met mensen van verschillende nationaliteiten en volkeren en dat elke groep eigen normen en waarden bezit.

4. De kinderen weten dat iemand verliefd kan worden op een man, een vrouw of beide en respecteren dat.

5. De kinderen kunnen genuanceerd omgaan met genderstereotypen.

Lesmateriaal

- werkboek p. 18 - 23 - eventueel kopieerblad 2: nieuwe identiteitskaart - digitale sorteertool: meisjes en jongens - powerpoint 5: onder hetzelfde dak - toestel waarmee de leerlingen een selfie kunnen nemen

Vooraf

Druk eventueel het gewenste aantal kopieerbladen af (kopieerblad 2) en knip de identiteitskaarten alvast uit.

19 Thema 1: Samen op de selfie!

Lesverloop

1 Instap

Wie wil je zijn?

We starten deze les even op het 'verkeerde been'. We doen de leerlingen nadenken over wie ze zouden willen zijn. Bespreek samen en laat de leerlingen ondertussen oefening 1 op pagina 18 van het werkboek maken:

- Wat is een nickname? (Een nickname is een verzonnen naam. Er wordt vaak een nickname gebruikt wanneer je een spel speelt op het internet of gaat chatten.)

- Hoe zou je graag heten als je iemand anders mag zijn? Welke nickname zou je gebruiken? Hoe wil je dat anderen je noemen? Hoe noemen anderen je soms? Geef eventueel enkele voorbeelden als ‘korte broeken-fan’, ‘topscoorder’, ‘grapjas’, ‘balletster’, ‘madeliefje’ …

- Waar zou je wonen? Met wie?

- Wie of wat zou je missen mocht je iemand anders zijn?

Laat de leerlingen hun nieuwe identiteit ook op een uitgeknipte identiteitskaart uit kopieerblad 2 invullen. Verzamel de kaarten. Lees voor en laat raden van wie de nieuwe identiteit is.

Laat de avatar op een ander moment afwerken.

2 Kern

2.1 Wie ben je?

Zoek samen de populaire voornamen uit het geboortejaar van de leerlingen op het internet. Hoeveel jongens/meisjes kregen een populaire voornaam?

Welke kinderen in de klas of op school hebben dezelfde voornaam of familienaam? Lijken ze op elkaar?

Namen hebben ook een betekenis.

Zoek de betekenis van enkele voor- en familienamen samen op. Zoek via www.familienaam.be de aantallen en spreiding van enkele familienamen op.

Besluit dat er geen twee personen in de wereld precies hetzelfde zijn, ook tweelingen niet. Iedereen is uniek, ook al hebben we dezelfde voornaam en/of familienaam. Je naam is niet wie je bent.

Toon op de website hoe je een familienaam opzoekt met hoofdletters en spaties. Laat de leerlingen vervolgens zelf hun familienaam opzoeken.

In het Nederlands zijn er allerlei varianten van voornamen maar vooral van familienamen. Dat komt grotendeels door onze taal, die het mogelijk maakt om allerlei varianten te maken (De Cock, Decock, Decok, De Kok …). In andere talen is dit veel minder mogelijk. In het Chinees bijvoorbeeld, dat werkt met tekens en niet met letters, zijn er veel minder varianten. Als wij denken dat Chinezen allemaal dezelfde (voor)naam hebben, klopt dat voor een stuk wel. In China hebben honderden miljoenen mensen inderdaad dezelfde naam, want variëren met die tekens is veel moeilijker dan met onze letters en fonetische spelling. Dat we onze familienaam overnemen van onze ouders dateert van het begin van de 19e eeuw. Toen heersten de Fransen (Napoleon) over onze regio en zij wilden de burgerlijke administratie op punt hebben. Geboortes, overlijdens, huwelijken … de Franse bezetter wilde het allemaal netjes in een akte. Familienamen werden voor die periode ook al gebruikt maar niet bij iedereen en dit kreeg nu wel een officiële invulling.

20 Thema 1: Samen op de selfie!

2.2 Meisjes en jongens

Open de digitale sorteertool. Overloop samen de foto’s en bespreek. Sorteer de stereotype jongens- en meisjesrollen in twee kolommen: HIJ – ZIJ.

- Wat zie je? Wat doet hij/zij?

- Is dat altijd zo? Moet dat zo?

- Waarom sorteren wij dit zo? Of niet?

- Zijn er dingen alleen voor meisjes? En alleen voor jongens? Wat kunnen jongens én meisjes niet allebei?

- Hoe is het om een meisje te zijn? En hoe is het om een jongen te zijn?

- Waarom zou je wel eens een jongen/meisje willen zijn?

Leg ook het verband met het rolgedrag in de thuisomgeving: Wie doet welke huishoudelijke taken?

Besluit dat er niet één manier of dé juiste manier is om een meisje of een jongen te zijn (stereotypering). Er zijn maar heel weinig dingen die enkel voor één van beiden zijn weggelegd. Die hebben dan vaak een lichamelijke reden, zoals we gaan leren in oefening 3.

Maak samen de oefeningen 2 en 3 op pagina 18 en 19 van het werkboek. Bespreek tussendoor. Laat de leerlingen daarna oefening 4 individueel invullen.

2.3 Waar woon je?

Er zijn veel soorten huizen. Misschien woon je zelf in twee huizen. Je kent ook het huis van oma’s, opa’s, vriendjes, neefjes en nichtjes … Misschien ben je ook al eens verhuisd.

Neem er oefening 5 op pagina 20 van het werkboek bij. Bespreek samen de foto’s.

- Waar woon je? Hoe ziet de buurt eruit?

- In welk soort huis woon je? Op welke plek ben je (niet) graag?

- In welk soort huis zou je (niet) graag wonen? Waar zou je niet graag wonen?

- Wat zag je al eens in je buurt?

Laat de leerlingen een kruis zetten onder de foto’s als ze dat beeld al eens in hun buurt zagen.

2.4 Met wie woon je onder hetzelfde dak?

Leg het werkboek even aan de kant.

Bekijk de familiefoto’s (van pagina 21 en 22 in het werkboek) in powerpoint 5 en bespreek samen:

- Wie zie je? Waarom horen ze bij elkaar? Welke soorten gezinnen zie je?

- Welke verschillen zie je? Welke gelijkenissen zie je?

- Hoe zou deze familie ontstaan zijn? Hoe komt het dat ze onder hetzelfde dak wonen?

Laat de leerlingen een familieverhaal bedenken vooraleer ze de verhalen lezen. Bijvoorbeeld: papa ontmoet mama en ze krijgen kindjes, of oma en opa worden ouder, waardoor mama en papa nu voor oma en opa moeten zorgen.

Laat de leerlingen vertellen over hun gezin.

Laat ze vertellen wie in hun huis woont.

Respecteer het wanneer ze liever niets vertellen.

21
Thema 1: Samen op de selfie!

Lees nu samen de verhalen en laat de leerlingen elk voor zich de voor- en nadelen die zij in de verhalen over samenwonen herkennen, aanduiden.

Welke familie lijkt op jouw familie? Met wie woon je in hetzelfde huis? Ken je zelf families die anders zijn samengesteld dan jouw familie? Hoe zijn ze samengesteld?

Laat de leerlingen oefening 7 op pagina 22 van het werkboek aanvullen.

2.5 Met wie wonen we in ons land?

Lees samen de tekst op pagina 23 van het werkboek en maak oefening 8. Laat de leerlingen vrij associëren met situaties en voorbeelden uit hun eigen leefwereld. Vergelijk ook met het samenleven en -werken in een klasgroep. Ook in de klas houden we rekening met elkaars verschillen, maar moeten we ook zaken gezamenlijk doen.

Gebruik volgende inzichten in je feedback tijdens het gesprek.

- Onze maatschappij wordt niet multicultureel, ze is multicultureel. Het heeft daarom geen enkele zin om te denken in wij en zij. De uitdaging is gelijk voor allen: hoe maken we van de verscheidenheid aan dingen die verschillen, onze grote troef. Eén van de dingen die hier zeker helpen, bespreken we al dit ganse thema: goede afspraken maken en ze volgen.

- Er zijn twee grote groepen redenen waarom mensen migreren. Die komen in andere thema’s in andere leerjaren ook nog uitvoerig aan bod. Er zijn zaken in het nieuwe land die aantrekken (zoals arbeid en welvaart) of er zijn omstandigheden in het land van herkomst die afstoten (zoals oorlog of armoede). Probeer dat onderscheid al mee te geven in dit gesprek.

3 Slot

Ook deze les sluiten we af met enkele ‘groepsselfies’.

Laat leerlingen groepjes vormen naar eigen inzicht en wensen. Verduidelijk dat we in deze les opnieuw heel wat zaken hebben besproken en geleerd die hen verbinden in een groep: eenzelfde mening, eenzelfde vraag, gelijkaardige families, waar je woont, met wie je onder hetzelfde dak woont, de gelijkenissen en verschillen tussen jongens en meisjes …

Zorg dat ze hun selfie kunnen nemen en sla die op.

22 Thema 1: Samen op de selfie!

Les 5 Gewoon anders

Lesdoelen

1. De kinderen weten en kunnen illustreren dat sommige mensen omwille van een handicap of hun leeftijd niet zomaar vlot kunnen participeren aan het maatschappelijke leven.

2. De kinderen weten dat sommige bejaarden en mensen met een handicap makkelijker participeren aan het maatschappelijke leven dan andere en kunnen dit verklaren.

3. De kinderen kunnen voorbeelden geven van beperkingen bij bejaarden en mensen met een handicap.

4. De kinderen kunnen voorbeelden geven van zorgmogelijkheden voor de noden, verzorging en opvang van bejaarden en mensen met een handicap.

5. De kinderen kunnen in hun omgeving tekens/signalen aanduiden die erop wijzen dat er met mensen met een handicap rekening wordt gehouden.

Lesmateriaal

- werkboek p. 24 – 31

- powerpoint 6: mensen met een handicap

- powerpoint 7: bejaarde mensen

- video 4: inclusief onderwijs - Youssef (Archief voor Onderwijs)

- video 5: braille (Archief voor Onderwijs)

- video 6: sporten met een handicap (Archief voor Onderwijs)

- video 7: generatie K XL: het syndroom van Down (Archief voor Onderwijs)

- video 8: zorgboerderij (Archief voor Onderwijs)

- toestel waarmee de leerlingen een selfie kunnen nemen - Kahoot!-quiz (herhaling)

Vooraf

Verzamel alle selfies uit de voorgaande lessen digitaal en zorg ervoor dat je enkele selfies kunt afdrukken aan het einde van de les.

Zoek eventueel wat meer informatie over mensen met een handicap. Je kunt bijvoorbeeld informatie vinden over sporten voor mensen met een beperking op www.gsportvlaanderen.be of www.paralympic.be.

Bekijk wat je voorafgaand aan deze les kunt doen voor de instap van deze les. Bedenk zelf een activiteit waarbij de leerlingen een oneerlijke discriminatie kunnen ervaren. Indien mogelijk, wissel ook af. Zo ervaart elke leerling de situatie vanuit de twee standpunten.

In deze les gaat het over bejaarden en mensen met een handicap. Stel gerichte vragen, zonder stereotypen op te wekken. Keur een betuttelende houding of medelijden af. Mensen met een handicap vragen daar niet om. Benadruk wat ze wel nog kunnen, onder andere door de passende hulpverlening. Wijs in de dagelijkse omgeving op de aanpassingen.

Thema 1: Samen op de selfie!

23

Lesverloop

1 Instap

Laat de leerlingen fictief een oneerlijke behandeling ervaren.

Doe alsof je de klas in twee groepen wil/gaat verdelen. In groep 1 zitten bijvoorbeeld de leerlingen waarvan de voornaam begint met de letter A tot en met N. In groep 2 zitten alle andere leerlingen (O tot en met Z). Vertel wat er gaat gebeuren. Groep 1 krijgt bijvoorbeeld allerlei voordelen toegewezen: extra speeltijd, de spelletjes uitkiezen op de speelplaats, een bonuspunt op de toets …

Vertel dat we binnen drie dagen de rollen omkeren en voordelen geven aan de andere groep.

Bespreek samen:

- Hoe voelt het om in groep 1 te zijn? En in groep 2?

- Vind je dit normaal? Waarom wel of niet?

- Welke gevoelens heb je als je tot groep 1 behoort? En als je tot groep 2 behoort?

Sluit af met de duidelijke boodschap dat dit niet echt zal gebeuren. Laat de leerlingen nog kort even reageren.

2 Kern

2.1 Mensen met een handicap

Verken de beperkingen en mogelijkheden van mensen met een handicap. Er is een gradatie in verstandelijke aanleg, talenten, mobiliteit, functioneren van zintuigen, zelfstandigheid en zelfredzaamheid … Bespreek tegelijkertijd de passende hulpverlening.

Neem er het werkboek op pagina 24 tot en met 27 bij. Gebruik eventueel ook powerpoint 6

Lees samen de teksten bij oefening 1 en bekijk de foto’s. Vul eventueel aan met enkele video’s (video 4 tot en met 8). Maak ook samen oefeningen 2 en 3 op pagina 26 tot en met 27.

- Wie of wat zie je? Wat maakt die persoon anders dan anderen?

- Wat mist die persoon? Wat lukt voor deze mensen minder goed of niet?

- Wat doet de andere persoon op de foto (hulpverlener)? Waarom doen ze dat?

- Welke verschillen zijn er met jouw leven of dat van je ouders?

- Welke gelijkenissen zijn er met jouw leven of dat van je ouders?

- Wat kunnen deze mensen alleen doen?

- Hoe worden ze geholpen?

Stel vast dat er al heel wat voorzieningen zijn voor aangepaste verzorging, animatie, vrijetijdsbesteding en zelfs aangepaste werkomstandigheden.

Laat de leerlingen eventueel illustreren vanuit hun eigen omgeving en thuissituatie.

Laat de leerlingen even een handicap ervaren, bijvoorbeeld door geblinddoekt een parcours af te leggen aan de hand van aanwijzingen van een klasgenoot of een stok. Je kunt ze ook brailleschrift laten voelen, elkaar met een rolstoel begeleiden, een parcours op krukken afleggen, een gesprek laten voeren met een geluiddichte koptelefoon … Vraag ze hoe dat voelt, welke problemen ze nu ondervinden, welke problemen ze zouden ondervinden mocht het altijd zo zijn …

24 Thema 1: Samen op de selfie!

2.2 Bejaarde mensen

Laat de leerlingen vrij vertellen over hun eigen (over)grootouders. Gebruik die verhalen als aanknopingspunt om de beperkingen en mogelijkheden van oudere mensen te bespreken.

Er is een gradatie in fysieke en geestelijke gezondheid, weduwschap, mobiliteit, hulpbehoevendheid en opvang (thuis of in een zorgcentrum). Onze maatschappij biedt meerdere mogelijkheden om de levenskwaliteit van bejaarden te verhogen.

Neem er het werkboek op pagina 28 en 29 bij. Gebruik eventueel ook powerpoint 7 Lees samen de teksten en bekijk de foto’s goed. Maak ook samen oefening 5 op pagina 30.

- Wie of wat zie je? Wat maakt die personen anders dan anderen?

- Wat lukt voor die mensen minder goed of niet?

- Wat doet de andere persoon op de foto (hulpverlener)? Waarom doen ze dat?

- Welke verschillen zijn er met jouw leven of dat van je ouders?

- Welke gelijkenissen zijn er met jouw leven of dat van je ouders?

Bespreek tegelijkertijd de passende hulpverlening.

- Wat kunnen deze mensen alleen doen?

- Hoe worden ze geholpen?

Vertel de leerlingen dat naast de materiële hulpverlening ook het sociaal contact heel belangrijk is. Een praatje met de hulpverlener, postbode, familieleden, kapper … kan wonderen doen.

Bezoek een woonzorgcentrum of nodig een (over)grootouder uit zodat de leerlingen naar levensechte verhalen over het dagelijkse leven van bejaarden kunnen luisteren, een activiteit samen kunnen doen of een stukje van het dagelijkse leven mee kunnen pikken.

Bespreek samen:

- Is ons klaslokaal of het schoolgebouw aangepast om mensen met een handicap en/of bejaarden te ontvangen? Wat is oké? Welke aanpassingen zijn nodig?

- Hebben kinderen met een beperking of handicap ook vrienden? Hebben ze alleen vrienden met een handicap?

- In een zorgcentrum worden activiteiten georganiseerd voor de bejaarden, bijvoorbeeld kaartspelen. Zo hebben de bewoners gezelschap en beleven leuke dingen. Welke activiteit zou jij organiseren voor hen? Zou je het leuk vinden om samen dingen te doen? Waarom wel of niet?

Toen de basisschool van Vinkt door verbouwingen met plaatsgebrek kampte, verhuisde het zesde leerjaar tijdelijk naar een lokaal in het aanpalende rusthuis. Toen de nieuwbouw in de school af was, bleef het zesde leerjaar van meester Guido Vanmaerke gewoon in het rusthuis en werd zo de ‘permanente rusthuis-klas’. Over dit uitgesproken initiatief van ‘intergenerationele samenwerking’ vind je al heel wat info op het net. Het inspireert misschien om zelf ook een meer structurele samenwerking met een zorginstelling uit te werken.

1: Samen op de selfie!

25
Thema

3 Slot

3.1 Onze favoriete selfie

De selfie van deze les

Ook in deze les hebben de leerlingen hun ervaringen en meningen gedeeld. Nodig hen opnieuw uit om groepen te vormen en een selfie te nemen.

Ben je getroffen door wat een klasgenootje vertelde of heeft meegemaakt? Nodig hem of haar uit om samen een selfie te maken. Zorg dat jullie boodschap duidelijk is. Zorg dat de leerlingen hun selfie kunnen nemen.

Mijn favoriete selfie

Doorheen dit thema namen de leerlingen heel wat selfies met verschillende klasgenoten. Ga samen door die rijke verzameling. Projecteer de selfies op het digitale bord. Laat de leerlingen reageren wanneer ze zichzelf zien.

Nodig hen uit om deze voorstelling met een speciale focus te volgen. Na afloop moeten ze jou hun favoriete selfie kunnen doorgeven. Noteer de keuzes van de leerlingen en zorg voor een afdruk die ze kunnen inkleven op pagina 31 in het werkboek

3.2 Herhalingsmoment

We ronden deze lessenreeks af met een herhalingsmoment. In het werkboek zie je een aantal herhalingsoefeningen die de inhoud van een aantal lessen herhalen. Op Kabas vind je aanvullend een Kahoot!-quiz. Het is een aanleiding om het thema even opnieuw te overlopen en de lessen te bekijken en te bespreken.

Daarbij kunnen de leerlingen het blanco bolletje bij het nummer van elke opdracht inkleuren volgens de eenvoudige legende:

- Ik weet.

- Ik begrijp.

De bedoeling is vooral om de leerlingen nog even te laten nadenken over wat we in dit thema allemaal leerden (kennen).

Bij iedere les geven wij zelf ook een indicatie van hoe je iedere opdracht kunt inkleuren. Dit vind je hieronder terug. Straks in de toetsen kunnen de oranje opdrachten als kennis worden bevraagd terwijl de groene opdrachten bevraagd worden als toepassing waarbij het begrijpen wordt geëvalueerd.

Deze werkwijze om een thema af te ronden bouwt verder op de aanpak in de eerste graad. Vanaf het vierde leerjaar werken we anders: de herhalingsopdracht vind je dan enkel online terug, in de vorm van een Kahoot!-quiz, bedoeld voor een kort klassikaal moment. In het werkboek vinden de leerlingen een studiewijzer op de laatste pagina. Die helpt hen om zich voor te bereiden op het toetsmoment.

Je kunt de herhalingsoefeningen en de kleuropdracht zowel individueel (contractwerk, huistaak …) als klassikaal laten uitvoeren. Het is evenwel nooit de bedoeling om alle leerstof nog eens te gaan herhalen en uitleggen in detail.

26 Thema 1: Samen op de selfie!

Verwijs de leerlingen ook naar het online aanbod op Kabas: - de digitale oefeningen; - de oefentoets, die ze kunnen maken wanneer ze denken klaar te zijn voor de toets.

Les 1 1 2 3 4 5 6 7 8

Les 2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Les 3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Les 4 1 2 3 4 5 6 7 8

Les 5 1 2 3 4 5 6

27
Thema 1: Samen op de selfie!

Les 6 Evaluatiemoment

Lesdoelen Gesloten boek

1. De kinderen kunnen benoemen wie het naleven van regels en afspraken bewaakt.

2. De kinderen weten wat een recht en een plicht is.

3. De kinderen kunnen illustreren waarom mensen graag in groep zijn.

4. De kinderen kunnen een groep noemen waartoe zij horen.

5. De kinderen kunnen illustreren waarom mensen uit andere landen naar ons land komen.

6. De kinderen kunnen mogelijkheden benoemen waarmee bejaarden of mensen met een handicap vlotter participeren aan het maatschappelijke leven.

Open boek

1. De kinderen kunnen onderscheid maken tussen wat mag en moet, rechten en plichten.

2. De kinderen kunnen benoemen wie het naleven van regels en afspraken bewaakt.

3. De kinderen kunnen reflecteren over de mate waarin zij de afspraken over samenwerken kunnen nakomen en hun groei hierin.

4. De kinderen kunnen een passende afspraak bij een situatie bedenken.

5. De kinderen weten hoe ze media op een verantwoorde wijze kunnen aanwenden.

6. De kinderen kunnen illustreren hoe mensen kenbaar maken dat ze deel uitmaken van een groep.

Lesmateriaal

- kopieerblad 3: geslotenboektoets - kopieerblad 4: correctiesleutel geslotenboektoets - kopieerblad 5: openboektoets - kopieerblad 6: correctiesleutel openboektoets - kopieerblad 7: selfie - powerpoint 8: selfie

Vooraf

Voorzie een kopie van kopieerbladen 3, 5 en 7 per leerling.

28 Thema 1: Samen op de selfie!

Lesverloop

Deel de toetsbladen (kopieerbladen 3 en 5) uit. De leerlingen noteren hun naam en klas. Overloop alle vragen. De leerlingen duiden met een markeerstift de belangrijkste begrippen in iedere vraag aan.

De eerste toets is een geslotenboektoets. De leerlingen mogen bij deze toets geen gebruik maken van hun werkboek of andere bronnen. Bij de openboektoets mogen ze hun werkboek wel gebruiken.

Beoordeling

Gesloten boek

Opdracht 1: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 2: 1 punt per correct antwoord Totaal: 1 punt Opdracht 3: 1 punt per correct antwoord Totaal: 1 punt

Opdracht 4: 1 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 5: 1 punt per correct antwoord Totaal: 1 punt

Opdracht 6: 1 punt per correct antwoord Totaal: 3 punten

Totaal: 10 punten

Open boek

Opdracht 1: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 2: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 3: 1 punt per correct antwoord Totaal: 1 punt Opdracht 4: 1 punt per correct antwoord Totaal: 1 punt Opdracht 5: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 6: 1 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten

Totaal: 10 punten

De selfie

Bezorg alle leerlingen de selfie (kopieerblad 7) van dit thema. Leid kort in. We hebben het thema afgerond. We sluiten zoals steeds af met een momentje waarop we het even stil maken en een selfie maken van wat we er zelf van vinden.

Start de powerpoint met de eerste dia. Laat die voorlezen indien dat wenselijk is. Je leest de vragen en de antwoorden. Kruis nu het antwoord aan dat het best bij jou past, volgens jou. Wanneer je klaar bent, vouw je het blad en kleef je het dicht.

De leerlingen houden het bij op de afgesproken plaats. Dat kan een eigen envelop zijn, of een ringmapje of …

Thema 1: Samen op de selfie!

29

Overzicht opties WOUW-actie

De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.

100' De leerlingen reflecteren over hun mediagebruik aan de hand van vragen in hun digitaal paspoort. Ze staan stil bij waar ze goed in zijn, ontwerpen eigen emoticons …

100' Teampoly is the new monopoly!

Al spelend reflecteren de leerlingen over wat ze bijgeleerd hebben. Met die verworven kennis beantwoorden ze de vragen in dit aangepaste gezelschapsspel.

100' Nodig de grootouders uit in de klas! De beide generaties vormen samen teams. Elk team bedenkt samen enkele vragen voor een quizrondje. De antwoorden komen van de leerlingen, de grootouders of beide. Wie scoort het best op de vragen van de andere teams?

100' Als we online gaan, gelden er ook afspraken. In dit thema leerden de leerlingen er al heel wat kennen. Ze maken een affiche of folder voor elke klas in de school met goeie picto’s en heldere tekstjes.

30 Thema 1: Samen op de selfie!
1
1
Mijn digitaal paspoort
2 Teampoly 2
3 De intergeneratiequiz 3
4 Onze online afspraken 4

I can follow the rules!

50' In dit thema hebben de leerlingen heel wat opgestoken over regels en afspraken. In deze les taalinitiatie Engels leggen we de focus nog eens op de klas- en schoolafspraken. We koppelen daar de woordenschat rond ‘school supplies’ aan, voorwerpen die in elke klas horen. Al zingend en spelend pikken de leerlingen heel wat woorden en belangrijke Engelse zinsstructuren op. Can you follow the rules?

Dans

50' In deze les taalinitiatie Frans drukken de leerlingen aan de hand van een weekschema in het Frans uit wat ze in hun vrije tijd doen. Tijd om elkaar wat beter te leren kennen!

Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.

31 Thema 1: Samen op de selfie!
mes loisirs, je m'amuse !

Begrippen- en namenlijst

Les 1 beslissen inspanning ontspanning actief passief moeten mogen familie gezin vrije tijd delen van de dag dagen van de week vervelen selfie

Les 2 ruimte samen alleen gezin klas school vereniging hobby regels afspraken rechten plichten controle plattegrond

Les 3 online telefoon computer tablet sociale media internet games gamen zoekmachine zoekwoord communiceren website cyberpesten vlogger

Les 4 identiteitskaart avatar jongen meisje man vrouw symbool gezin voordeel nadeel verscheidenheid volk gewoonte cultuur

Les 5 bejaarde handicap slechtziend syndroom van Down leefgroep G-sporter blinde vrijwillig aangepast zelfstandig hulpmiddel kleinkind thuiszorg rusthuis zorgcentrum eenzaam

32 Thema 1: Samen op de selfie!

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.