Verrekijker Taal 2 - Kijker 1 - Werkboek

Page 1

KIJKER 1

2
Naam Klas

Les 1 Ik kan inhoudsvragen beantwoorden.

Avond

In de verte komt het licht van de late zon. Nog even en de dag is om. De slak kijkt naar het rode licht. Het rood rust op de rand van de aarde.

Waaraan doet mij dat toch denken? vraagt de slak.

Wat dan? vraagt de pim pam poen. Dat daar, wijst de slak. De pim pam poen kijkt naar de rode zon op het land.

Dat het tijd is om te gaan slapen, roept de bij vanaf het bieslook

Mmmja, zegt de pim pam poen, mij doet het denken aan heel traag vliegen. Ik kan niet vliegen en traag ben ik altijd, zegt de slak.

Dus dat is het beslist niet. Ach pieker daar maar niet over, zegt de bij.

Maar het is belangrijk! roept de slak. Doet het rood hem denken aan vuur?

Aan verdriet? Aan iets ver, ver weg?

1 Wat bedoelt de schrijver met het rode licht? Bespreek samen.

2 Wat is bieslook? Duid de juiste prent aan. ❏ ❏

3 Wat betekent piekeren? Duid aan. ❏ onrustig nadenken ❏ boos zijn ❏ heel luid zingen

4 Zag jij al eens een rode zon? Waaraan doet een rode zon jou denken? Bespreek samen.

2
Les 1

Gaan jullie nog niet slapen? vraagt de mier, die voorbijkomt.

Ik was net op bezoek bij de spin. Die ligt al in bed.

Ik kan niet gaan slapen, zucht de slak.

Ik moet eerst weten waar dat rode licht mij doet aan denken.

Welk rood licht? vraagt de mier.

De slak wijst nog eens in de verte.

Dat is simpel, roept de mier. Aan feest!

Het rode licht doet mij denken aan feest!

De slak wordt helemaal warm.

Waarom kwam hij daar zelf niet op?

Hij weet het zeker.

Het licht doet hem denken aan rode lampions

En aan het wit van de maan boven een trage dans.

Het is tijd voor een feest, lacht hij.

Een dansfeest! Iedereen is welkom.

Ook de spin staat weer op. Hij brengt sap en taart mee.

De slak danst met de mier en dan met de bij.

De bij danst wild en de mier doet het traag. Ze lachen en ze praten.

Over de sterren, het rode licht en nog veel meer.

5 Wat is een lampion? Zag je die al eens op een feest? Bespreek samen.

uit Mijn eerste dierengroeiboek, Ludwien Veranneman, Davidsfonds/Infodok

6 Welke dieren spelen mee in het verhaal? Duid in de tekst aan met groen.

7 De slak wist het weer! Waaraan doet het rode licht hem denken? Duid in de tekst aan met geel.

het bieslook kruid met dunne stengels zonder blaadjes de lampion feestlamp uit papier piekeren onrustig nadenken

3 Les 1

Les 2 Ik kan een verhaal navertellen.

4
Les 2 1 2

Ik spreek luid en duidelijk.

5 Les 2
3
4

Les 3 Ik kan woorden vormen met klinkers en medeklinkers.

1 Luister goed. Noteer de woorden in de vakjes met één klank per vakje. Kleur daarna de vakjes onder de letters in de juiste kleur.

K = klinker M = medeklinker 5

1 5 2 6 3 7

4 8 2 Vul elke zin aan met het passende woord. Noteer het in de vakjes. Kleur de onderste vakjes blauw (klinker) of rood (medeklinker).

sap – taart – feest – mier – slaap – slak – traag

De kijkt naar het rode licht.

De bij denkt aan .

De pim pam poen denkt aan heel vliegen.

De mier denkt aan .

De spin brengt en mee.

De slak danst met de .

6
Les 3

Les 4 Ik kan mijn schrijftaak voorbereiden.

1 Kruis aan of vul in.

Wie ben ik? ❏ de schrijver ❏ de lezer

Wie zijn de lezers van ons verhaal?

De lezers lezen ons verhaal omdat … ❏ ze iets willen weten. ❏ ze plezier willen hebben. ❏ ze hun mening willen geven.

2 Verbind telkens het deel van de zin links met het juiste deel van de zin rechts.

Op Dazalea • • wonen de elfen.

Aan de hemel • • mag je een wens doen.

Op aarde • • zie je een vallende ster.

7
Les 4

3

Noteer in de sterren drie woorden die bij de elf passen.

Dit is Nel.

Dit is Ties.

8
Les 4

Les 6 Ik kan de verhaallijn van het verhaal aangeven.

Api heeft een boek over een dino. Das las het al drie keer voor, maar Api wil het nog eens horen.

Straks, zegt Das. Eerst moet ik in de tuin aan het werk. Help je mee? We moeten nog onkruid wieden. Daar heeft Api geen zin in. Hij gaat stenen zoeken.

Onder een struik ligt een gladde ronde steen. Api raapt hem op en bekijkt hem goed.

Het lijkt wel een ei van een dino! Hij heeft er een plaatje van gezien in zijn boek. Das, kijk eens! roept hij. Ik heb een ei van een dino gevonden!

1 Wat betekent wieden? Kruis aan. ❏ onkruid wegdoen ❏ onkruid zaaien ❏ onkruid planten

2 Heeft Api echt een ei van een dino gevonden? Bespreek samen.

Das lacht, maar zegt niets. Hij gaat naar de keuken. Api pakt de grote schop en steekt hem diep in de grond. Misschien vindt hij wel een bot van een dino …

9
Les 6

Api graaft. En ja hoor, wat is dat?

Hij wrijft de aarde eraf.

Hij ziet een bek en gaten voor de ogen.

3 Heeft Api echt de kop van een dino gevonden? Bespreek samen.

Kijk nou eens, zegt hij tegen Hondje. De kop van een dino!

Api steekt de schop dieper in de grond. Hij wil nog meer botten opgraven, en dan de dino als een puzzel in elkaar zetten.

Plots stuit hij ergens op. Het is dun en lang. Zijn poot, fluistert Api. De poot zit vast in de grond. Er zit iets aan. Api graaft verder. Zou de poot vastzitten met … een klauw?

Het is moeilijk om het bot los te krijgen.

Api rukt en trekt … Hij merkt niet dat Das eraan komt.

Api, wat heb je nou gedaan? roept Das boos. Wat een puinhoop!

Api tuimelt van schrik omver en … het bot schiet los.

4 Wat betekent puinhoop? Kruis het juiste antwoord aan. ❏ kledij ❏ zonneschijn ❏ rommel

Het gezicht van Das klaart op als hij ziet wat Api in zijn handen heeft. Waar heb je die gevonden? roept hij. Daar zoek ik al weken naar.

Prachtig he, zegt Api trots. De poot van een dino. Van een dino? vraagt Das. Api knikt. Onder de bieten en de radijzen ligt een dino. Ik weet alleen nog niet wat voor dino het was.

naar Api vindt een dino, Tineke van der Stelt, Leopold de klauw scherpe, kromme poot van een dier de puinhoop rommel, een warboel stuiten botsen tuimelen vallen wieden onkruid wegdoen

5 Heeft Api echt een poot van een dino gevonden? Bespreek samen.

10
Les 6

Op een mooie avond zie je soms een hemel vol sterren.

Ben je dan al in het gras gaan liggen?

Heb je toen een vallende ster gezien?

Kijk maar goed. Als je een vallende ster ziet, mag je een wens doen!

Een vallende ster is heel apart!

Elfen van Dazalea strooien elke nacht vallende sterren op onze aarde.

Ken je Dazalea niet?

Dat is de ster waar alle elfen wonen.

Ze wonen daar in mooie huizen vol bloemen.

Nel en Ties wonen ook op de ster.

Ze zijn vrienden.

Elke nacht gaan zij op zoek naar kinderen die naar de hemel kijken. Dan strooien ze sterren en doen de kinderen een wens.

1

Maar … o wee!

Vorige nacht ging het niet goed. De voet van Nel zat vast aan een bloem op de ster. Ze viel op de grond. Haar vleugel is kapot. Nu kan Nel niet meer vliegen. Nel zit stil op een bloem te huilen. Haar vleugel doet pijn. Nu kan ze geen wens meer strooien. Ties moet nu alleen op pad.

Ties wil Nel helpen. Hij denkt diep na. Dan heeft hij een idee! Hij haalt de dokter. Die kan Nel helpen!

2

Snel vliegt Ties naar het huis van de dokter.

De zalf maakt de vleugel weer goed.

3

Die nacht vliegt ook Nel in het rond.

Alles is weer goed.

Samen met Ties strooit ze sterren. De kinderen doen een wens.

Probeer jij het ook eens?

Schrijf je wens op een ster.

Denk aan Nel en Ties. Wie weet kan je hen wel zien? Dan heb je geluk!

tekst en tekeningen: An Melis

4

6

Over wie gaat het verhaal? Noteer.

7 Geef de prenten een cijfer van 1 tot 3. Wat kwam eerst (1)? Wat daarna (2)? En wat laatst (3)?

8

Hoe ziet de dino eruit volgens jou? Bespreek samen.

9 Ben jij een speurneus? Waarnaar wil jij graag op zoek? Bespreek samen.

11
Les 6

Les 7 Ik kan twee woorden samenvoegen tot een nieuw woord. 7

1 Maak drie juiste samenstellingen. Verbind telkens een woord uit de linkerkolom met een woord uit de rechterkolom. moes • • tocht boom • • tuin zoek • • stam

2 Maak vier samenstellingen. Kies een woord uit elke kolom. Noteer.

puin zon dans ruimte

feest

hoop licht pak

3 Noteer de samenstellingen uit oefening 2 in de juiste zin.

12
Api maakt een in de tuin. Konijn wil een dragen. Mier kijkt naar het rode . De dieren houden een Les 7

Les 8 Ik kan korte zinnen schrijven bij prenten.

1 Geef een antwoord op de vraag. Kies het juiste woord en vul de zin aan. aarde – Dazalea – hemel WAAR? De elfen wonen op Ties – Nel – Dazalea WIE? en zijn twee elfen. dag – nacht – middag WANNEER? Ze strooien elke sterren.

1 2

13
2 Welke vijf woorden passen bij prent 1? Kleur ze groen. Welke vijf woorden passen bij prent 2? Kleur ze blauw. valt helpt vriend vleugel dokter denkt huilt idee pijn kapot Les 8

3

Noteer de zinnen van het kopieerblad bij de juiste prent. Zet ze in volgorde.

14
Les 8
15 Les 8
16 Les 10

Les 10 Ik kan fantaseren bij een verhaal.

Voor even een ∏ier zijn

Een gek idee, maar let op!

Om een mier te zijn, ook al is het maar voor even, moet je fit zijn in je vel!

Het is goed voor een fee of een heks die aan sport doet. Want een mier die sjouwt sleurt duwt verhuist bouwt herstelt en nog zo veel meer. Elke dag, keer op keer.

1 Waarom moet een mier fit zijn? Bespreek samen.

En dan kan het ook dat je een trap krijgt van een mens of een groot beest komt voorbij. Er is altijd kans op gevaar.

Dus als je ooit een mier wil zijn, zeg dan zeker: het is maar voor even! Anders heb je in de huid van een mier maar weinig plezier.

naar Feeëngeheimen, Philippe Lechermeier en Aurélia Fronty, Davidsfonds/Infodok

2 Wanneer is een mier in gevaar? Duid de twee gevaren aan in de tekst.

3 Wil jij voor één dag een mier zijn? Waarom wel of niet? Bespreek samen. fit zijn je uitgerust en gezond voelen

17
Les 10

9

Les 11 Ik kan zinnen korter en langer maken.

1 Noteer vier zo kort mogelijke zinnen. Kies uit deze woorden. Je moet niet alle woorden gebruiken. ik het een appel op zolder vaart op de rivier regent speel eet zij de boot elke dag

18
2 Vul de zinnen aan met het juiste deel. op stap – vrienden Ties en Nel gaan op de grond – kapot Nel valt . donker – de dierentaal Kiki spreekt Les 11

Les 12 Ik kan mijn verhaal netjes afwerken.

1 Noteer het antwoord op de vragen. WIE? Over wie gaat het verhaal? WAAR? Waar vindt het verhaal plaats? WAT? Wat gebeurt er eerst? Wat telkens daarna? Nel . Ties . Dokter Vik . Nel 2 Geef een titel aan het verhaal. Noteer die. 3 Hoe voel jij je bij het verhaal? Kruis aan. Waarom heb je dat gevoel? Noteer.

19
❏ ❏ ❏ ❏
Les 12

Ik LEES een prentenboek!

zender verteller schrijver

boodschap prentenboek

Een prentenboek

– vertelt een kort verhaal.

– heeft veel prenten.

– heeft een hoofdpersoon.

– is leuk om naar te kijken en in te lezen.

– kun je voorlezen.

Ik SCHRIJF een prentenboek!

– Ik kijk goed naar de prenten!

– Ik kies een goede titel.

– Ik kies mooie woorden.

– Ik maak korte zinnen.

naar een prentenboek!

Ik schrijf ZINNEN KORT, ik laat zinsdelen weg. LANG, ik voeg zinsdelen toe.

ontvanger luisteraar lezer woord + woord = SAMENSTELLING Ik schrijf WOORDEN met KLINKERS en MEDEKLINKERS. Herdruk 2022/1169 - Bestelnummer 60 1021 131 ISBN 978 90 4862 550 5 - KB D/2016/0147/122 - NUR 191 - Thema YPCA Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge © Copyright die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325 9 789048 625505

Fictie
Ik VERTEL over een prentenboek!
Ik LUISTER
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.