1 minute read

Wat moet je kennen en kunnen? �����������������������������

1

Reële getallen

dit moet ik leren

❒Ik ken de betekenis van natuurlijke, gehele en rationale getallen.

❒Ik ken de betekenis van de symbolen ∈, ∉, ⊂ en ⊄.

❒Ik ken de betekenis van de symbolen ⟹ en ⟺.

❒Ik ken de betekenis van de symbolen verzamelingen bepalen. ∩, ∪ en \ en kan de doorsnede, unie en verschil van twee

❒Ik kan hoofdbewerkingen met rationale getallen uitwerken.

❒Ik ken de volgorde van bewerkingen en kan ze toepassen.

❒Ik ken de betekenis van een macht met een gehele exponent.

❒Ik ken de rekenregels van machten.

❒Ik ken het verband tusen decimale vorm, breuk en procent.

❒Ik kan een bepaalde vorm van een getal omzetten naar een andere (met ICT).

❒Ik kan rationale getallen voorstellen op de getallenas.

❒Ik ken de betekenis van irrationale en reële getallen.

❒Ik kan reële getallen voorstellen op een getallenas.

❒Ik kan resultaten benaderen, afronden en schatten.

❒Ik ken de betekenis van een gesloten, open, halfopen (of halfgesloten) interval.

❒Ik weet wat onbegrensde intervallen zijn in R.

❒Ik kan de doorsnede, de unie en het verschil bepalen van intervallen.

❒Ik ken de definitie van een vierkantswortel van een reëel getal.

√❒ Ik weet dat 2 een irrationaal getal is en kan het voorstellen op de getallenas.

❒Ik ken de definitie van een derdemachtswortel van een reëel getal.

❒Ik ken de eigenschappen van de hoofdbewerkingen met reële getallen.

❒Ik ken de teken- en rekenregels in R.

❒Ik ken de eigenschappen van vierkantswortels.

❒Ik kan vierkantswortels vereenvoudigen.

❒Ik kan rekenen met vierkantswortels.

❒Ik kan een noemer wortelvrij maken.

pagina ! ik ken het oké voor examen

9  

12   12   12   13   14   15   15   17   17   29   30   31   32   33   34   36   48   49   51   57   59   62   64   64   66  

This article is from: