
2 minute read
3 Strategien strategieën
Kompetenz vaardigheid
luisteren en lezen
woordenschat
AB C
Strategien strategieën
• Houd rekening met het lees- en/of luisterdoel. Probeer de tekstsoort te herkennen. Wil de tekst informeren (informatieve tekst), overtuigen van een standpunt (persuasieve tekst), vermaken (narratieve tekst), een mening geven (opiniërende tekst) of het handelen van de lezer/luisteraar sturen (prescriptieve tekst)? • Activeer je voorkennis. Wat weet je al over het thema? • Kun je de inhoud voorspellen? • Stel de W-vragen: Wer? – Wie? – Was? – Wo? – Wann? –
Warum? • Herken tekstopbouwende elementen. Welke structuur heeft de tekst?
Zijn er woorden benadrukt? • Let op structuuraanduiders die het verband tussen zinnen en alinea’s weergeven: daarom, echter, immers, ten eerste, maar, want, bijvoorbeeld … • Herken verbale en non-verbale communicatie en nonverbaal gedrag. • Probeer hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden.
Reconstrueer de gedachtegang. • Gebruik de lay-out en visueel ondersteunende elementen. De lay-out verraadt vaak de soort tekst.
Foto’s en symbolen geven vaak aan wat het thema van de tekst is. • Bepaal of het achterhalen van de betekenis van een onbekend woord wel belangrijk is. Je hoeft niet noodzakelijk élk woord van een tekst te begrijpen. • Leid de betekenis van woorden af uit de context. • Onderzoek woorddelen. • Zet taalverwantschap in: vergelijk het woord met andere woorden uit talen die je al kent. • Gebruik talige hulpmiddelen, zoals een online woordenboek. • Gebruik historische klankverschuivingen.
schrijven en spreken
mondelinge en schriftelijke interactie
• Houd rekening met het spreek- en/of schrijfdoel. Wat wil je met het eindproduct bereiken? • Activeer je voorkennis. Wat weet je al over het thema?
Welke kenniselementen kun je inzetten voor deze vaardigheden? • Houd rekening met de ontvanger. Gebruik het gepaste register (duzen/Siezen). • Houd rekening met effecten van non-verbaal gedrag. • Gebruik visueel ondersteunende elementen. • Gebruik talige hulpmiddelen, zoals een online woordenboek, tekstcontrole, uitspraaksoftware, modellen en voorbeelden. • Denk aan de lay-out. Zorg voor een duidelijke tekststructuur. Gebruik structuuraanduiders, titels (en eventueel ondertitels) en benadrukte woorden. • Vergeet niet om je eigen tekst altijd goed na te kijken. • Houd rekening met het doel van de interactie. Wat wil je bereiken? • Speel in op wat de ander zegt of schrijft. • Vraag om hulp wanneer je iets niet begrijpt. Vraag bv. om trager te spreken, om iets te herhalen of om iets te herformuleren. Bied ook zelf hulp. • Zet elementen van non-verbaal gedrag doelgericht in. • Gebruik een passende, gevarieerde intonatie. • Pas je taalgebruik en register aan de ontvanger aan.