1 Hoi, ik heet Vic
1 Lees.


1

Hoe oud is Vic?
Hoi, ik heet Vic. Ik ben acht jaar. Ik zit in klas twee bij juf Lien. Ik heb kort en zwart haar. Mijn ogen zijn blauw.
4 Hoe oud is de broer van Vic?
Mijn broer is klein. Hij is nog maar vijf jaar. Ik speel heel veel met hem.
Welke kleur heeft het haar van Vic?
Hoe heet de zus van Vic?
Dit is mijn zus. Ze heet Saar. Saar is heel lief.
Mijn pa is kok . Mijn ma geeft les.
Kleur het juiste antwoord in de tekst. 5 Welk beroep heeft de pa van Vic?
6 Waar staat het hok van Bas?


Bas is mijn hond. Zijn hok staat in de tuin. Hij blaft luid als hij boos is.

1 Hoi, ik heet Vic
1 Luister naar audio 1. Is de prent juist of fout? Kleur het hokje dat past.
1 pa van Vic
ma van Vic
2 Saar

3 Vic



4 broer van Vic
5 Bas

2 Waar of niet waar? Zet een kruis in de juiste kolom.
De juf van Vic heet Lies. De broer van Vic is zes jaar. Vic speelt vaak met zijn broer.
3 Los op. Schrijf in elk vak een letter. Welk woord lees je in het groene vak? Noteer. waar niet waar
Wat is het beroep van de pa van Vic?
Wat is de naam van Vics juf?
Welke kleur hebben de ogen van Vic?
Wat is de naam van de hond van Vic?
6 • • • • • • • • • • • • • • •

En wie ben jij?
1 Vul in, kruis aan, kleur of teken.

Ik heb ogen.
Ik draag een bril. geen bril.
Ik heet . Ik ben • jaar.
Van welk dier hou je het meest? Teken het.
Teken je gezicht.
Ik heb lang haar. kort haar.
Ik heb • broer(s) en • zus(sen).

2 Teken de omtrek van één van je handen.
3 Schrijf in je hand de woorden die bij je passen in het groen.
Schrijf in je hand de woorden die NIET bij je passen in het rood.
Schrijf in je hand: eerlijk – fier – lief – sportief – sterk –handig – boos – cool.
4 Teken leuke vormen in je hand.
1 Tel en vul in.













2 Teken wat er gevraagd wordt.
Teken er 2 meer.
Teken er 1 minder.
Teken er evenveel.
Teken er 3 minder.



3 Vul de reeks aan.
Kleur de juiste getallen.
Kleur het getal dat net voor 2 komt groen.
Kleur het getal dat net na 7 komt geel.
Kleur het getal dat net voor 10 komt blauw.

























Kleur het getal dat net na 5 komt rood.

1 Teken wat er gevraagd wordt.
Teken er 3 meer.
Teken er 4 minder.








Teken er evenveel.
Teken er 6 minder.
2 Vul de reeks aan. Kleur de juiste getallen.
Kleur het getal dat 2 plaatsen na 6 komt geel. Kleur het getal dat 3 plaatsen voor 9 komt rood.
0 4 7
3 Vul de reeks aan.
10 1 0 10 9 2 8 5 4 6 9 9 5 1 2 8 4 0 •
4 Maak er iets tofs van
1 Teken en kleur.
Op de speelplaats van Vic staat een boom, een bank en een klimrek. Dat kan leuker! Maak er een fijne speelplaats van. Teken met potlood en kleur daarna.

4 Maak er iets tofs van
1 Teken en vul de legende aan.
In de klas van Vic staan twee banken, twee stoelen, een plant, een kast, een bord en een leeshoek. Dat kan leuker! Maak er een fijne klas van. Teken met potlood. Vul de legende aan. kast bank en stoel
legende
Spelen met letters

1 Speel dit spel met twee.



Wie maakt het langste woord?
Wat heb je nodig?
• een
• een kleurpotlood
Wat moet je doen?
• Gooi om de beurt de .
• Kleur telkens de letter die past bij het aantal ogen.
Als je bij de eerste worp een ‘3’ gooit, kleur je de letter ‘d’.
Als je bij de derde worp een ‘5’ gooit, kleur je de letter ‘g’.
• Heb je de 12 keer gegooid?
Maak nu met de gekleurde letters
- 1 woord van drie letters;
- 1 woord van vier letters;
- 1 woord van vijf letters;
- 1 woord van meer dan vijf letters.
• Wie maakt het langste woord? Noteer het woord.
worp 1 b l d m n k worp 2 a e o u i e worp 3 r s t v g p worp 4 e a u o e i worp 5 h d f r s t worp 6 g w z j b d worp 7 e a u e o i worp 8 m n l k p r worp 9 v w s r t p worp 10 r k m n d h worp 11 i u o e a e worp 12 a o e i e u


woord van drie letters:
woord van vier letters:
woord van vijf letters: woord van meer dan vijf letters:















1 Welk woord past bij de foto? Noteer één letter per vak. 2 Welke woorden kan je vormen met de letters? Noteer.





































1 Tel de getallen die naast elkaar liggen op. Schrijf de som in de erboven.
2 Elk dier hoort bij een getal. Tel de getallen bij elkaar op. Schrijf de som in het .
8 Voel je goed?
1 Maak een voelzak! Zoek vijf voorwerpen in de natuur. Stop ze in je voelzak.






Wat heb je nodig?
• een papieren zak
• voorwerpen uit de natuur (minstens vijf dingen)

• kies uit de volgende voorwerpen:











2 Voel in de voelzak van een vriend(in). Wat heb je gevoeld? Kruis aan hierboven.
3 Stop nu één voorwerp in je voelzak. Laat iemand voelen en hiernaast tekenen wat er in je voelzak zit. Was het juist?
Voel je goed?
1 Tel de voorwerpen in de voeldoos van Vic. Vul het juiste aantal in of trek een kring. • = • • •
+ +
Er zijn meer dan .
Van deze voorwerpen zijn er het meest:

5 meer dan =
het dubbel van =
de helft van = 4 minder dan =
Weer of geen weer?
1 Vul het weerbericht aan.
Pas op, je hebt niet elk woord nodig.
Kies uit: fris – graden – vrieskou – wind – heet – bewolkt – bries – sneeuw – mist – zonnig – regen – hagel.




Het is dinsdag 3 augustus. Er wacht ons een prachtige dag.
Er is geen wolkje te zien. Het zal de ganse dag zijn.
Zorg voor frisse drankjes en ijsjes, want het wordt vandaag.
De thermometer loopt op tot meer dan 30 .


2 Lees het weerbericht.
Teken bij elke zin een passende picto.
Het is vrijdag 27 januari. De winter is in het land.
Vroeg op de dag trekken zware wolken over het land.
Er ligt een dikke laag sneeuw.
Gelukkig is er ook wat verkoeling door de die hard waait vanuit het oosten.
Het wordt erg koud.
Het is zaterdag 12 oktober. Leg die paraplu maar klaar!
De zon is niet te zien. Het zal de ganse dag zijn.
Uit die wolken valt vandaag veel .
Met temperaturen tot 12 graden is het .
Je doet best een jas aan.
Pas ook op met de fiets!
Vroeg op de dag kan er veel zijn waardoor je niet goed ziet.
De harde wind blaast uit het noorden.
Doe die dikke jas maar aan!
Weer of geen weer?






1 Kijk naar buiten. Wat kan je over het weer vandaag zeggen? Meet de temperatuur. Vul de zinnen aan.

Vandaag is het dag.
De thermometer meet nu graden. Dat is voor deze tijd.

•
Als ik naar de lucht kijk, dan . Het waait .
Uit de lucht valt .
2 Kijk goed naar de prent. Wie zegt wat? Schrijf bij elke prent twee goede zinnen.
Herfst in het park
Vic woont dicht bij het park. Hij gaat er vaak spelen.

A B C D E
1 Kijk op het plan. Kruis het juiste antwoord aan.
Het fietsenrek ligt het dichtst bij … de grot. de boshut. het voetbalveld.
De toren ligt het verst van … de tunnel. het speelplein. de voederhuizen.
2 Zoek het juiste vak op het plan. Vul in.
voorbeeld:
de vijver = • • de boshut = • • het kampvuur = • • de boomgaard = • • A 3 = • • = • • = • • = • •
3 Herken je de prent? In welk vak vind je dit terug? Vul in.
4 Vic gaat naar het park. Hij volgt de rode lijn. Zet de zinnen (van 1 tot 5) in de juiste volgorde.
• Vlug even naar het toilet! Dat was nodig!
• Dan stapt hij over de brug en neemt het pad naar links.
• Hij loopt door de tunnel. Dan klimt hij hoog in de toren. Wat een uitzicht!
• Vic plaatst zijn fiets in het rek.
• Op het speelplein ziet Vic zijn vriend Amin.
5 Amin is de beste vriend van Vic. Kleur de weg die Amin volgt blauw op het plan.
• Amin is op het speelplein. Hij kruist het pad en kijkt even bij de tenten en het kampvuur.
• Hij volgt de beek en stapt over de brug aan het fietsenrek.
• Joepie! Voetbal! Amin schopt de bal in doel.

• Hij wandelt door de boomgaard en ziet zijn vriend Vic aan de uitkijktoren.
• ‘Hé Vic, gaan we samen naar de vogels kijken?’



Vul de ontbrekende letters in. Welk ou-woord bekom je van boven naar onder?
Ik … een huis.
Geen man, maar een …
De dag waarop je trouwt, is je …
maakte zeven … op je dictee.
Niet warm, maar …
tafel is gemaakt van …
Niet jong, maar …
Niet braaf, maar …
Haal uit elk hok een houten blok. Maak hiermee vier goede zinnen.


3 Maak telkens twee ou-woorden.
m g ou d w
4 Kijk goed naar de prent. Maak hierover drie goede zinnen. Gebruik in elke zin één of twee ou-woorden.

Kies uit: mouwen – kousen – vrouwtje – oud – koud - hout.
w s ou k b
w v ou t z st w ou t vr
12 Hi, hi, hi … Wat een leuke smiley!
1 Zet het patroon verder. Kleur.
2 Zet het patroon verder. Teken.
12 Hi, hi, hi … Wat een leuke smiley!
1 Zoek het patroon. Kleur de smileys in de juiste kleur.
2 Maak zelf een patroon van smileys. Teken en kleur.
1 Vic speelt voor de eerste keer hockey. Kleur het woord dat bij de prent past.




1 3
Zal dit wel lukken?
blij boos bang verdrietig blij boos bang verdrietig
blij boos bang verdrietig blij boos bang verdrietig
2 Luister naar audio 3. Kleur de woorden die bij Bas passen.
kwaad gelukkig
woedend dolblij
droevig vrolijk
Ai, mijn been doet heel veel pijn!
Nog één keer en je vliegt van het veld! Mooi doelpunt!
3 Teken een gezicht dat bij de drie woorden past.
ongelukkig verdrietig sip
4 Luister naar audio 4. Welk woord past het best bij het stukje muziek?
Kies uit: droevig - blij - bang - boos.
5 Speel samen met je vriend(in) twee toneeltjes.
Het is vandaag de verjaardag van je opa/oma. Je belt aan bij hem/haar.
Met een blij gezicht geef je je pakje af. Je opa/oma is super gelukkig.
Hij/Zij geeft je een stevige knuffel.
Speel hetzelfde toneel.
Je opa/oma is heel streng. Met een bang hartje geef je je pakje af. Je opa/oma vindt het pakje niet leuk. Je barst in tranen uit.

14 Elk dier heeft zijn huisje

1 Kleur de weg die de bij volgt. Ze vliegt enkel over de oefeningen waarvan het resultaat precies 15 is. 8 + 7 9 + 5 20 - 4 1 T + 5 E de som van 7 en 8 20 - 3 - 3
9 meer dan 6 5 minder dan 20 17 - 2 het dubbel van 7 18 - 3 6 + 10
1 T + 4 E het verschil van 20 en 6 2 x 5 6 meer dan 8 7 + 4 + 5 12 + 3
2 T 4 + 7 + 4 15 + 0 4 plus 10 20 - 7 het verschil van 19 en 4
20 - 2 - 2 16 - 1 3 plus 13 2 T - 5 15 - 0 6 + 9
3 x 5 het dubbel van 8 3 + 8 + 9 9 + 7 20 - 4 - 2 4 plus 9

9 + 7 de som van 4 en 11 3 meer dan 12 3 + 7 + 5 4 minder dan 19 het verschil van 20 en 5









Woorden en zinnen bouwen


1 Maak een nieuw woord. Voeg vooraan een letter toe. Schrijf het woord over.
2 Los de raadsels op.



les rug o = a


ruit tam k +

ram ril - s
lieg teen nk = ng


3 Kijk goed. Noteer het juiste woord.
Markeer wat je moet doen in het blauw. Markeer wat je mag doen in het groen. Kleur als je klaar bent.
1 Hoi, ik heet Vic p. 2 ✔
1 Hoi, ik heet Vic p. 3 ✔ 2 / En wie ben jij? p. 4 en 5 ✔
3 Tellen maar! p. 6 ✔
3 Tellen maar! p. 7 ✔
4 Maak er iets tofs van p. 8 ✔
4 Maak er iets tofs van p. 9 ✔
5 / Spelen met letters p. 10 en 11 ✔
6 Een bos vol woorden p. 12 ✔
6 Een bos vol woorden p. 13 ✔
7 Op weg naar 20 p. 14 ✔
7 Op weg naar 20 p. 15 ✔
8 Voel je goed? p. 16 ✔
8 Voel je goed? p. 17 ✔
9 Weer of geen weer? p. 18 ✔
9 Weer of geen weer? p. 19 ✔
10 / Herfst in het park p. 20 en 21 ✔
11 / Brrr … Ik heb het koud p. 22 en 23 ✔
12 Hi, hi, hi … Wat een leuke smiley! p. 24 ✔
12 Hi, hi, hi … Wat een leuke smiley! p. 25 ✔
13 / Ik voel me … p. 26 en 27 ✔
14 Elk dier heeft zijn huisje p. 28 ✔
14 Elk dier heeft zijn huisje p. 29 ✔
15 / Woorden en zinnen bouwen p. 30 en 31 ✔
Wat vindt de juf/meester van mijn werk?
Auteurs Tim Dhuyvetter en Franky Feys • Illustrator Ann-Sophie D’hollander • Eerste druk 2022 Bestelnummer WB 1 van 3 van 60 1009 102 • ISBN 978 90 4864 149 9 • KB D/2022/0147/002 • NUR 193 Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge • RPR 0405 108 325 - © Copyright die Keure, Brugge
Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.