Krass 2e graad - Module 1 - inkijk methode

krass

Du und ich

Module

Dänemark

Deutschland

Luxemburg

Tschechien

Italien

Ein krasser Einstieg

Warum Deutsch?

Warum lernst du Deutsch? Kreuze deine persönlichen Gründe an. Waarom leer je Duits? Kruis je persoonlijke redenen aan.

Duits: de meest gesproken taal in de EU

Duits is de moedertaal van 100 miljoen Europeanen, ongeveer één op vijf.

1

3

Duitsland: een bevoorrechte economische partner België is één van de belangrijkste handelspartners van Duitsland. In 2019 exporteerde Duitsland voor meer dan 46 miljard euro goederen naar ons land. In datzelfde jaar importeerde Duitsland voor meer dan 43 miljard euro goederen uit ons land. Heel wat Duitse bedrijven zijn ook in België gevestigd: Siemens, Mercedes-Benz, Audi, Lidl …

Duits is eenvoudiger dan je denkt!

Duits is een logische taal. Wie Duits kent, leert ook makkelijker andere verwante talen. Doordat Nederlands en Duits op elkaar lijken kun je snel veel begrijpen. Ook qua uitspraak hebben het Duits en het Nederlands veel raakvlakken.

Duits: officiële landstaal in België

Duits is de derde officiële landstaal in België. Ostbelgien telt zo’n 77.000 inwoners en grenst aan Duitsland. Duits leren biedt de kans om dit stukje België te ontdekken en de Belgische geschiedenis beter te begrijpen.

4

5 2

Duits: troef op de arbeidsmarkt

Wie Duits spreekt, kan iets bijzonders! Talloze mensen spreken Engels, maar hoeveel mensen kunnen zeggen dat ze Duits beheersen? Duits is zonder twijfel een troef die doorslaggevend blijkt te zijn op de arbeidsmarkt. Duitsland is al jaren de grootste commerciële partner van België, met bijna 370 vestigingen van grote Duitse bedrijven.

Duitsland: land vol verrassingen

Duitsland is qua natuur en cultuur enorm divers en nodigt daarom uit om te reizen. Van de rustige Rijnvallei vlakbij België tot de gezellige drukte in Berlijn, van de Baltische Zee tot aan de Alpen: er is voor elk wat wils.

Duits: de taal van de wetenschap Op het vlak van wetenschappelijke publicaties neemt Duits wereldwijd de tweede plaats in. Internationaal staan Duitse wetenschappers op de derde plaats voor hun onderzoek en bijdragen aan de wetenschap.

6 7 8 9 10

Duits: leer het in Duitsland

Belgische scholieren en studenten krijgen via heel wat instellingen de kans om zich in de Duitse taal en cultuur in Duitsland te verdiepen. Het Hochschulkompass e.a. bieden samen zo’n 100 Belgisch-Duitse samenwerkingsprojecten, 120 uitwisselingsprojecten tussen scholen, 200 Erasmus +-projecten en ontelbare studiebeurzen aan.

Duitsland: land van evenementen Elk jaar vinden in Duitsland tal van internationale evenementen plaats die wereldwijde faam genieten. Op deze beurzen, evenementen en salons komen alle domeinen aan bod. We denken hierbij aan het filmfestival Berlinale in Berlijn of de computerbeurs CeBIT in Hannover.

Duits: de taal van kunstenaars, schrijvers en filosofen

Goethe, Kafka, Freud, Marx, Mozart, Beethoven … Wie Duits begrijpt, kan de originele teksten van grote schrijvers, filosofen, wetenschappers en musici lezen.

Quelle: Ihr Bildungspartner für die Förderung von Deutsch als Fremdsprache in Belgien. Homepage: www.goethe.de/belgie - 10 redenen voor Duits bzw. 10 Gründe für Deutsch

Hey, den/die/das kenne ich doch…?

1

In aller Welt liebt man deutsche Produkte, denn sie sind nicht teuer und überzeugen durch Qualität, Sicherheit und Langlebigkeit. Kennst du diese Produkte/Marken? Arbeite zu zweit und schreibe möglichst viele auf. Welche Gruppe gewinnt? Over de hele wereld houdt men van Duitse producten, want die zijn niet duur en overtuigen door hun kwaliteit, veiligheid en duurzaamheid. Ken je deze producten en merken? Werk per twee en noteer er zoveel mogelijk. Welke groep wint?

2

Hier siehst du die Logos von sechs bekannten Automarken. Schreibe sie hier auf. Hier zie je de logo’s van zes bekende automerken. Noteer ze hier.

Kennst du diese erfolgreichen deutschen Filme und Netflixserien? Notiere die Titel. Ken je deze succesvolle Duitse films en Netflixseries? Noteer de titels.

4

Kennst du diese deutschen Musiker, die auch weit über die Grenzen Deutschlands hinaus gigantischen Erfolg haben? Verbinde die Namen mit den Fotos. Ken je deze Duitse muzikanten, die ook tot ver buiten Duitsland gigantisch succesvol zijn? Verbind de namen met de foto’s. Falco

• Nena

• Lena

• Scooter

• Rammstein

• Helene Fischer

• Matthias Reim

•

•

5

Schaue dir die Videokompilierung von bekannten deutschen Songs an. Was hältst du von diesen Liedern? Bekijk de videocompilatie van bekende Duitse liedjes. Wat vind je van deze liedjes?

Lied Nummer ist toll!

Lied Nummer _________________ finde ich cool!

Lied Nummer _________________ finde ich langweilig!

Lied Nummer _________________ gefällt mir nicht!

6

Deutsch und Niederländisch sind einander ähnlich. Lies die Titel einiger Lieder aus der vorigen Übung und übersetze sie ins Niederländische. Duits en Nederlands lijken op elkaar. Lees de titels van enkele liedjes uit de vorige oefening en vertaal ze naar het Nederlands.

eins, zwei, Polizei atemlos durch die Nacht

ein bisschen Frieden nein, Mann

Het Nederlands en het Duits zijn zeer nauw verwante talen. De meeste Nederlandse woorden lijken hierdoor zowel qua vorm als qua betekenis sterk op hun Duitse equivalent. Kijk dus eerst altijd of (een deel van) het Duitse woord je bekend voorkomt.

7

Und du? Kennst du auch deutsche Songs und deutsche Popsänger oder -gruppen? Notiere sie und lasse sie mal hören. En jij? Ken jij ook Duitse liedjes en Duitse popzangers of -groepen? Noteer ze en laat ze eens horen.

Deutsch vs. Niederländisch Duits vs. Nederlands

Alhoewel Nederlands en Duits Germaanse talen zijn en je dus makkelijk veel overeenkomsten kunt vinden, zijn in de loop der eeuwen door klankverschuivingen toch verschillen ontstaan qua spelling en uitspraak. Gelukkig kunnen we je nog wat tips geven om alsnog de betekenis van een woord te achterhalen.

Deutsch

Niederländisch

s, z, tz, ß das, zu, sitzen, weiß t dat, toe, zitten, wit f, pf schlafen, Apfel p slapen, appel ch brechen, machen k breken, maken b Salbe, geben f, v zalf, geven t Vater, Mutter - d vader, moeder

8

Nutze die Tipps zur Klangverschiebung und schreibe die niederländischen Übersetzungen der folgenden Wörte auf. Gebruik de tips omtrent klankverschuivingen en noteer de Nederlandse vertalingen van de woorden hieronder. der Pfeffer halb

die Katze das Schiff

die Straße reich

auch ____________________________ zehn

ich ____________________________ die Zeiten

9

Kennst du auch diese berühmten Personen? Sind sie Deutsche, Österreicher oder Schweizer? Kreuze an. Notiere auch ihren Namen. Ken je ook deze beroemde personen? Zijn ze Duits, Oostenrijks of Zwitsers? Kruis aan. Noteer ook hun naam.

formule 1-coureur

tennisspeler

natuurkundige

componist

winnaar Songfestival

Boris Becker - Dana International - Sylvester Stallone - Ariana Grande - Erik Zabel - Horst Tappert

Albert Einstein - Conchita Wurst - Arnold Schwarzenegger - Wolfgang Amadeus Mozart - Karl Lagerfeld - Coco Chanel -

Michael Schumacher - Roger Federer - Sebastian Vettel - Ludwig von Beethoven - Johann Sebastian Bach - Angela Merkel -

Fahnenwahnsinn Vlaggenwaanzin

Het is geen toeval dat de Zwitserse vlag zo sterk lijkt op het symbool van het Rode Kruis. De stichter van de organisatie, Henri Dunant, was een Zwitser. Hij stelde voor de kleuren om te wisselen en zo neutraliteit uit te stralen.

die Schweiz

Deutschland

Österreich

De kleuren van de Duitse vlag zijn schwarz, rot en gold.

Op een andere versie van de Oostenrijkse vlag staat een adelaar met twee koppen. Na de nazioverheersing van het land kreeg hij twee gebroken kettingen aan zijn poten. Oostenrijk brak symbolisch los van de nazipartij.

acteur, bodybuilder

© Ev. Safronov/ Shutterstock.com

© Leonard Zhukovsky / Shutterstock.com

© Photo_Doc / Shutterstock.com

© IanDagnall Computing / Alamy Stock Photo

© praszkiewicz / Shutterstock.com

© Science History Images / Alamy Stock Photo

1

Höchstwahrscheinlich bist du diesen deutschen Wörtern schon einmal begegnet. Kannst du sie auch richtig aussprechen? Hör zu, sprich nach und notiere was du gehört hast. Hoogstwaarschijnlijk ben je deze

Duitse woorden al eens tegengekomen. Kan je ze ook juist uitspreken? Luister goed, herhaal en noteer wat je gehoord hebt.

Vokale Klinkers

Wörter

Buchstabe

Doppelgänger, Kärcher ä (kort)

Jägermeister, Spezialität ä (lang)

geil, Rammstein, Pappenheimer ei

Deutschland, Neuer, neunzig eu

Löwenbräu, Kohlensäure äu

Langlaufen, Ausweis, Audi au

Köln, Fremdkörper, Kölsch ö (kort)

Tönissteiner, danke schön, Föhn ö (lang)

TUI, Sturm, Schuhmacher, Nudel u

Flügel, Müsli, überhaupt, Führer ü

Gymnastik, Typ y

Aussprache

Net zoals in het Nederlands kun je klinkers kort of lang uitspreken. We spreken ze kort uit, als er binnen dezelfde lettergreep meer dan één medeklinker volgt. We spreken ze lang uit, als er binnen dezelfde lettergreep slechts één medeklinker of de letter ‘h’ volgt.

2

Übe die Aussprache dieser Wörter laut zu zweit. Korrigiert euch gegenseitig, wenn nötig. Oefen de uitspraak van deze woorden luidop per twee. Corrigeer elkaar, indien nodig.

ä Äpfel - Männer - Hände - hätte / während - wäre - Europäer

ei leisten - leihen - schneiden - rein - ein - Seite - zwei - nein

eu/äu Heu - Scheune - Zeugnis - Beule / Bäume - Häuser - Bäuche - Mäuse

au blau - genau - Stau - Auto - Baum - Taube - Pause - Raum

ö öffnen - völlig - Wörter - Löcher / blöd - König - böse - stören - erhöht

u du - Buch - gut - rufen - Abflug - nur - Buchstabe - Burg - Fund

ü für - früh - übel - üben - Bücher - Gefühl - Tür - grün - hüpfen

y typisch - Syndrom - Analyse - System - Zyklus - Ägypten

Konsonanten Medeklinkers

Wörter Buchstabe

Erik Zabel, Schwarzkopf, Polizei z

Sachertorte, Lufthansa, Lederhose s (gevolgd door klinker)

Mannschaft, Schnitzel, Schwarzwald sch

Rammstein, Fingerspitzengefühl st, sp (aan begin van lettergreep)

Edelweiß, Scheiße, Straße ß

Rottweiler, Wurst, Wagner w

Vettel, Volkswagen, Verbot v

Angela Merkel, Goethe, Grimm g

Puma, Porsche, TUI, König p, t, k (gevolgd door klinker)

Aussprache

Twijfel je soms over de uitspraak van een woord? Op deze websites kun je Duitse woorden, zinnen en teksten ingeven en correct laten voorlezen: forvo.com en soundoftext.com. Of surf even naar de online versie van het bekendste Duitse woordenboek Duden, waar je de uitspraak ook kunt beluisteren.

Wil je de letter ß typen, dan kan je de sneltoets Alt + 225 gebruiken op een Windows-computer. Op een Macbook gebruik je de sneltoets Alt + s.

3

Übe die Aussprache dieser Wörter laut zu zweit. Korrigiert euch gegenseitig, wenn nötig. Oefen de uitspraak van deze woorden luidop per twee. Corrigeer elkaar, indien nodig.

z Holz - Platz - Arzt - Satz - Zeit - zu - Zucker - sitzen - zwanzig - Zwerge

s so - sechs - sein - unser - sitzen - zusammen - Sandalen - sortieren

sch Mannschaft - vegetarisch - die Schweiz - Deutsch - Schuh - belgisch

st/sp stehen - Abstand - Stube - Stein - bestimmt / Spiel - Sport - Spinne - Anspruch

ß Schweiß - süß - groß - weiß - Spaß - gießen - außer - beißen

w/v Wasser - wo - wann - wie - Wolf - geworden / Vater - fiktiv - Verein - vier

g Gefühl - genau - ganz - glauben - Gabel - Gott - Folge - Flugzeug

p/t/k Paar - Paket - Piste / Tee - Taube - tanzen - Tag / Kuh - Kind - Katze

Deutsch nur in Deutschland? Aber nein! 1

Sieh dir diese Instagram Posts an. Lies die Hashtags und markiere die Wörter, die du schon verstehst. Kannst du auch herausfinden in welchem deutschsprachigen Land diese Fotos gemacht wurden? Fülle die Länder aus. Verwende den Tipp, wenn nötig. Bekijk deze Instagramposts. Lees de hashtags en duid de woorden aan die je al begrijpt. Kan je ook achterhalen in welk Duitstalig land deze foto’s gemaakt werden? Vul de landen in. Gebruik de tip indien nodig.

Heinz Schmidt Berlin

Heinz Schmidt #glücklich #ihrseiddiebesten #immerlachen #ReichstaginBerlin #Hipster

Petra Fischer Vaduz

Petra Fischer #ZeitzumBummeln #ZeitzumSchauen #genießeninRuhe #Echtzeit #Schloss

Helmut Meyer Wien

Helmut Meyer #TouristinWien #Hofburg #schönesWetter #IloveAustria #Europa

Sabine Schneider Bern

Sabine Schneider Alte Stadt in Bern #relaxen #aufReisen #wunderschöneStadt

Werner Klein Eupen

Werner Klein #Eupen #schöneHerbstfarben #Felsen #Wanderlust #Paradies

Renate Giesen Luxemburg

Renate Giesen #Architektur #Benelux #Brücke #wunderschön #toll #Abtei #entschleunigen

Beate Krüger Elsass

Beate Krüger #Brezelessen #alsace #Osten #schlendern #wunderschöneRegion

Reinhard Kaiser Südtirol

Reinhard Kaiser #Megaaussicht #Gipfelgeschichte #beeindruckend #hoherZahn

Wo liegen die deutschsprachigen Länder? Fülle die richtigen Nummern aus. Waar liggen de Duitstalige landen? Vul de juiste cijfers in.

________ Deutschland

________ Österreich

________ Liechtenstein

________ Belgien

________ die Schweiz

________ Luxemburg

________ Frankreich (das Elsass)

________ Italien (Süd-Tirol)

3

Die deutsche Rechtschreibung weicht leicht von unserer ab. Welche drei Unterschiede zum Niederländischen hast du in geschriebenem Deutsch entdeckt? Suche einige Beispiele auf Seiten 12-13. De Duitse schrijfwijze wijkt lichtjes af van de onze. Welke drie verschillen met het Nederlands zijn er jou in geschreven Duits al opgevallen? Zoek enkele voorbeelden op blz. 12-13.

Die letzten Buchstaben einer Website oder E-Mail-Adresse deuten auf das Herkunftsland. Notiere hier die Länder auf Deutsch. De laatste letters van een website of e-mailadres wijzen op het land van oorsprong. Noteer hier de landen in het Duits.

1

Ergänzt zuerst zu zweit die Aussagen über Deutschland. Kontrolliert dann eure Antworten, indem ihr euch die Audio-Datei anhört. Vul eerst per twee de uitspraken over Duitsland aan. Controleer daarna jullie antwoorden terwijl je het Audiofragment beluistert.

Deutschland liegt Das Land hat Die Fläche ist in Nordeuropa.

5 Nachbarländer. 317.000 km². in der Mitte Europas. 7 Nachbarländer. 357.000 km². in Südeuropa.

9 Nachbarländer. 375.000 km².

Der höchste Berg ist Von der Nord- und Ostsee bis an die Alpen ist Deutschland die Busspitze. 180 Kilometer lang. die Zugspitze. 88 Kilometer lang. die Jungfrau. 880 Kilometer lang.

Die Hauptstadt ist Bern. Der Nationalfeiertag ist am 3. Oktober. Berlin. am 13. Oktober. Bonn. am 30. Oktober.

2

Was solltest du in Deutschland unbedingt machen? Wohin gehören die Sätze? Ordne zu.

Wat moet je zeker doen in Duitsland? Waar horen de zinnen bij? Verbind.

1 Du solltest eine Bratwurst im Brötchen essen.

2 Du solltest bei einer Wanderung die Landschaft genießen.

3 Du solltest eine der wunderschönen Burgen besuchen.

4 Du solltest die deutsche Geschichte an Ort und Stelle kennenlernen.

5 Du solltest einen Weihnachtsmarkt besuchen.

6 Du solltest dich ins Berliner Nachtleben stürzen.

ABC 1

Verstehst du die Anweisungen des Lehrers? Welches Bild passt? Fülle die richtigen Nummern aus. Begrijp je de instructies van de leerkracht? Welke afbeelding past erbij? Vul de juiste cijfers in.

Voll krass drauf!

Hallo, wie geht’s?

1

Höre die Dialoge, lies laut mit und sortiere danach die Sätze. Beluister de dialogen, lees luidop mee en zet de zinnen daarna in de juiste kolom.

Afhankelijk van wie de ontvanger van je boodschap is, zal je als zender formele of informele taal gebruiken. Als leerling kun je bijvoorbeeld niet zomaar Ciao! tegen je leraar zeggen, maar zeg je Auf Wiedersehen! Informeel taalgebruik wordt de laatste jaren steeds populairder, maar hou er rekening mee dat men in bepaalde situaties nog steeds veel belang hecht aan het gebruik van formele taal.

Hallo, Sarah! Gut, und dir?

Hi, Arno! Wie geht’s?

Auch gut. Bis später!

Tschüss! Tschüss!

Guten Morgen, Arno!

Guten Morgen, Herr Schneider.

Hallo, Arno.

Auf Wiedersehen, Herr Weber!

Guten Tag, Frau Fischer.

Tschüss, Arno. Bis morgen!

begrüßen

sich verabschieden formell informell formell informell

Guten Abend! Ciao!

Er bestaan heel wat varianten op het klassieke Guten Tag en Auf Wiedersehen. In bepaalde regio’s van Duitsland zullen ze jou begroeten met Grüß Gott. In Oostenrijk gebruikt men Servus! en in Zwitserland gebruikt men het uit het Frans afgeleide Salü!

2

Geht in der Klasse herum. Begrüßt, fragt nach dem Wohlbefinden und verabschiedet euch. Macht dann die gleiche Übung in der Höflichkeitsform. Loop rond in de klas. Groet elkaar, vraag hoe het gaat en neem afscheid. Doe daarna dezelfde oefening in de beleefdheidsvorm.

Wie geht's dir?

Wie geht's Ihnen?

Danke, gut. / Sehr gut. / Gut, und dir?

Es geht. Und dir? / Passt schon. / Schon okay.

Nicht so gut. Danke fürs Fragen.

Danke, gut. / Sehr gut. / Gut, und Ihnen?

Es geht. Und Ihnen? / Ziemlich gut. / Passt schon.

Nicht so gut. Danke fürs fragen.

Guten Tag, Frau Briske!

Ciao!

Hallo, Peter!

Auf Wiedersehen!

Guten Morgen, Frau Müller!

Tschüss!

Moin, Robert!

Schönen Tag noch!

Vorstellung und Begrüßung

ABC

sich begrüßen elkaar begroeten höflich/formell beleefd/formeel

Guten Tag, Frau Briske!

Guten Morgen, Herr Wolf!

Guten Abend!

freundschaftlich/informell

Goedendag, mevrouw Briske!

Goeiemorgen, meneer Wolf!

Goedenavond!

Hallo! Hallo!

Hi! (Jugendsprache)

Moin!

vriendschappelijk/informeel

Hey! (jongeren onder elkaar)

Goedendag!

Grüß dich! Goedendag! Hoi!

regional regionaal

Grüß Gott! / Servus! (Österreich, Süddeutschland) Goedendag!

sich verabschieden

afscheid nemen höflich/formell beleefd/formeel

(Auf) Wiedersehen!

freundschaftlich/informell

Tschüss!

Bis bald! Bis später! Bis dann!

Schönen Tag noch!

Ciao!

Tot ziens!

Tot ziens!

vriendschappelijk/informeel

Tot gauw! Tot later! Tot straks!

Fijne dag nog!

Ciao!

sich vorstellen zich voorstellen

Ich heiße ... / Ich bin …

Mein Name ist ...

Ich bin vierzehn/fünfzehn/sechzehn Jahre alt.

Ich wohne in Köln.

Ich komme aus Berlin.

Das ist / liegt im Norden/Osten/Süden/Westen von Deutschland.

Meine Adresse ist …

Meine Hausnummer ist …

Meine Postleitzahl ist …

Ich spreche Niederländisch, Französisch, Englisch und Deutsch.

Ich habe einen Bruder / zwei Brüder.

Ich habe einen Stiefbruder / Halbbruder.

Ich habe eine Schwester / drei Schwestern

Ich habe eine Stiefschwester/ eine Halbschwester.

Ich habe (keine) Geschwister.

Ich bin Einzelkind.

Meine Eltern heißen … und …

Mein Hobby ist ...

Ich habe keine Hobbys.

Ich habe einen Hund / eine Katze.

Ik heet … / Ik ben …

Mijn naam is …

Ik ben 14/15/16 jaar oud.

Ik woon in Keulen.

Ik kom uit Berlijn.

Dat ligt in het noorden/oosten/zuiden/westen van Duitsland.

Mijn adres is …

Mijn huisnummer is …

Mijn postcode is …

Ik spreek Nederlands, Frans, Engels en Duits.

Ik heb een broer / twee broers.

Ik heb een stiefbroer / halfbroer.

Ik heb een zus / drie zussen.

Ik heb een stiefzus / halfzus.

Ik heb (geen) broers en zussen.

Ik ben enig kind.

Mijn ouders heten … en …

Mijn hobby is …

Ik heb geen hobby’s.

Ik heb een hond / een kat.

1

Höre die zwei Dialoge und lies mit. Welches Gespräch ist formell? Welches informell? Markiere die Wörter, die du noch nicht verstehst. Beluister de twee dialogen en lees mee. Welk gesprek is formeel? Welk gesprek informeel? Duid de woorden aan die je nog niet begrijpt.

formell/informell

Lukas Hallo, ich bin Lukas. Wie heißt du?

Anna Mein Name ist Anna. Wo wohnst du?

Lukas Ich wohne in Bremen. Und du?

Anna In Hamburg.

Lukas Wie alt bist du, Anna?

Anna Ich bin sechzehn Jahre alt.

Was machst du in deiner Freizeit?

Lukas Ich jogge und spiele Fußball. Und du?

Anna Ich liebe Musik. Tschüss!

Lukas Bis bald!

ABC 2

formell/informell

Frau Müller Guten Tag, Herr Weber.

Ich freue mich, Sie kennenzulernen.

Herr Weber Hallo, Frau Müller. Angenehm.

Es ist schön hier zu sein.

Frau Müller Darf ich Ihnen Herrn Meyer vorstellen?

Herr Weber Freut mich.

Wie sagt man das in den Texten? Suche immer zwei Synonyme. Hoe wordt dit gezegd in de teksten? Zoek telkens twee synoniemen.

1 Ich heiße …

2 Hi!

3 Auf Wiedersehen!

3

Führt kurze Dialoge zu zweit. Markiert die Fragewörter. Voer korte dialogen per twee. Markeer de vraagwoorden.

A [1], wie heißt du? [1] Guten Tag Hallo Hi

B [2] [Name]. [2] Ich bin Ich heiße Mein Name ist

A Wo wohnst du?

B Ich wohne in [Stadt].

A Woher kommst du?

B Ich komme aus [3].

A Wie alt bist du?

B Ich bin [4] Jahre alt.

A Was sind deine Hobbys?

B Ich liebe [5]

A [6]

B Bis bald!

[3] Deutschland Belgien Österreich

[4] vierzehn fünfzehn sechzehn

[5] Netflix gucken Musik hören Bücher lesen

[6] Tschüss Ciao Auf Wiedersehen

Die Fragewörter De vraagwoorden

Niederländisch Deutsch

hoe? wie?

Beispiel

Wie heißt du? - Ich heiße Anna. wie? wer?

Wer bist du? - Ich bin Leon. waar? wo?

vanwaar? woher?

waarheen? wohin?

Wo wohnen Sie? - Ich wohne in Berlin.

Woher kommst du? - Ich komme aus Belgien.

Wohin gehst du? - Ich gehe zu meinem Bruder. wat? was?

wanneer? wann?

waarom? warum?

4

Was ist das? - Das ist ein Geschenk.

Wann kommst du? - Morgen.

Warum weinst du? - Ich bin traurig.

Ergänze die passenden Fragewörter. Vul de passende vraagwoorden aan.

1 ____________________ wohnst du?

2 ____________________ kommen Sie?

3 ____________________ heißen Sie?

4 ____________________ gehst du?

5 ____________________ alt bist du?

6 ____________________ kommt sie nicht?

- Ich wohne in München.

- Aus der Schweiz.

- Mia Müller.

- Nach Hause.

- Ich bin sechzehn Jahre alt.

- Sie ist krank (ziek).

7 ____________________ fährst du nach Deutschland? - Nächste Woche.

8 ____________________ ist Timo jetzt?

5

- Er ist zu Hause.

Ergänze die passenden Fragewörter. Vul de passende vraagwoorden aan.

Hi, Andreas!

Wie geht’s dir?

Wie alt bist du?

Was sind deine Hobbys? Woher kommst du?

Liebe Grüße, Barbara

Können Sie das bitte mal buchstabieren?

Höre dir das Alphabet an, sprich nach und notiere die Aussprache der Buchstaben, die anders als im Niederländischen ausgesprochen werden. Luister naar het alfabet, herhaal en noteer de uitspraak van de letters die anders worden uitgesproken dan in het Nederlands.

Wanneer je tweemaal dezelfde letter na elkaar leest, gebruik je doppel. De naam 'Müller' spel je als M - Üdoppel L - E - R. 8

Welche Buchstaben hörst du? Kreuze an. Welke letters hoor je? Kruis aan.

Führt kurze Dialoge. Person B wählt einen Namen und buchstabiert. Wechselt die Rollen. Voer korte dialogen. Persoon B kiest een naam en spelt die. Wissel daarna van rol.

A Hallo. Wie heißen Sie bitte?

B Mein Name ist [Namen].

A Können Sie das bitte mal buchstabieren ?

B [Buchstabiert den Namen]

A Vielen Dank.

Namen:

Müller – Meyer – Hoffmann – Wagner – Weiß –Schwarz – Fuchs – König – Schäfer – Köhler –Becker – Schulze – Fischer – Neumann – Jung

De meest voorkomende achternaam in Duitsland is Müller.

Höre zu, lies den Text mit und beantworte die Fragen. Luister goed, lees de tekst mee en beantwoord de vragen.

Verstehenshilfe

die Gegend = de omgeving aufwachsen = opgroeien

der Forstbeamte/ein Forstbeamter = de boswachter

das Abitur (ook Abi) = in Duitsland het examen aan het einde van het Gymnasium (te vergelijken met de D-finaliteit in Vlaanderen) der Uni(versitäts)-Abschluss = het behalen van een universiteitsdiploma die Ausbildung = de opleiding

gebürtig = afkomstig der Schüleraustausch = de uitwisseling van leerlingen der Aufenthalt = het verblijf nett = vriendelijk

das Ausland = het buitenland

Lees altijd de Verstehenshilfe bij lees- en luisterteksten. Ze helpen je de teksten beter te begrijpen, maar je hoeft deze woordjes niet actief te kennen.

Hallo alle zusammen

Ich bin aus Deutschland, genauer genommen aus Nordhessen, aus der Nähe von Kassel. Es ist eine sehr ländliche Gegend mit viel Wald. Und im Wald, da bin ich auch hauptsächlich aufgewachsen durch den Beruf meines Vaters, der Forstbeamter gewesen ist. Dort bin ich auch zur Schule gegangen bis zum Abitur und danach bin ich sechs Monate in Australien gewesen, habe dann darauf mit dem Medizinstudium in Ungarn begonnen. Während des Studiums habe ich meinen Mann kennengelernt und wir sind dann nach unserem Uni-Abschluss zusammen nach England gezogen um unsere Ausbildung fortzusetzen.

Ich arbeite nun schon seit einigen Jahren als Allgemeinmedizinerin in Südwest England. In meiner Freizeit habe ich schon immer gern Sport getrieben. Ich laufe sehr gerne und gehe spazieren, wenn ich kann. Reisen und neue Kulturen kennenlernen ist ein weiteres Interesse von mir. Mein Mann ist gebürtig aus Syrien und ein Teil seiner Familie aus Ägypten. Schon während der Schulzeit habe ich an Schüleraustauschen nach Australien und nach Belgien teilgenommen und bei beiden Aufenthalten Freunde fürs Leben gefunden. Belgien ist daher für mich schon immer ein sehr gastfreundliches Land gewesen mit netten Leuten und leckerem Essen natürlich.

Eine Auslandserfahrung kann ich daher jedem empfehlen. Es ist so wichtig zu verstehen, dass wir doch im Grunde alle gleich sind, egal wo wir wohnen und welche Sprache wir sprechen.

Bis bald. Tschüss!

Claudia

Zoek naar kernwoorden om het juiste antwoord in een tekst te vinden. Bij vraag 3 in oefening 2 zoek je in de tekst het woord 'Australië'. Bij vragen 4 en 5 zoek je een woord dat je kan linken met 'studeren', bv. 'Schule'.

2

Beantworte die folgenden Fragen mündlich. Beantwoord de volgende vragen mondeling.

1 In welchem Bundesland ist Claudia aufgewachsen?

2 Was hat Claudias Vater beruflich gemacht?

3 Wie lange ist Claudia in Australien gewesen?

4 Wo haben Claudia und ihr Mann studiert?

5 Was haben Claudia und ihr Mann studiert?

6 Wohin sind sie nach ihrem Studium gezogen?

7 Woher kommt Claudias Mann?

8 Was macht Claudia in ihrer Freizeit?

9 Was sagt Claudia über Belgien?

10 Warum findet Claudia es wichtig eine Auslandserfahrung zu machen?

ABC 3

Welches Wort ist gemeint? Welk woord wordt bedoeld?

1 Viele Bäume, die zusammen stehen: der ____________________.

2 Claudia sagt, dass Belgier freundlich und nett zu anderen Leuten sind. Sie sind ____________________.

3 Um Arzt zu werden, muss man lange studieren. Das ____________________ dauert mindestens sieben Jahre. Danach kann man die ____________________ fortsetzen und Facharzt werden.

4 Wenn man eine gewisse Zeit an einem Ort bleibt, dann macht man einen ____________________ .

4

Markiere die Personalpronomen im Text. Duid de persoonlijke voornaamwoorden aan in de tekst.

Das Personalpronomen Het persoonlijk voornaamwoord

Singular enkelvoud

ich

Ich bin Anna. du Du bist jetzt dran. er Er heißt Thomas.

Plural meervoud

wir

Wir sind Freundinnen. ihr

Ihr seid so komisch.

5

sie

Sie heißt Sara. es Es heißt Bunny.

höflich beleefd

sie

Sie sind Bruder und Schwester. Sie Hatten Sie eine angenehme Reise?

Die Familie Schwabl. Ergänze den Text mit Personalpronomina. Vul de tekst aan met persoonlijke voornaamwoorden.

Das ist eine Familie aus Saalbach Hinterglemm in Österreich. ______ heißt die Familie Schwabl. Links auf dem Bild siehst du die dreizehnjährige Marie. ______ ist die Tochter von Camilla und Hannes. ______ sind die Gastgeber eines Hotels. Das Hotel heißt “Die Sonne” und ______ ist für viele Gäste ein beliebtes Urlaubsziel im Sommer und im Winter. Rechts unten steht Maries Bruder Johannes. ______ ist zehn Jahre alt. Marie und Johannes haben zu Hause einen Hund als Spielkamerad. ______ heißt Viggal und ist ein Dackel.

© Hotel Sonne

Höre zu. Sind die folgenden Aussagen richtig oder falsch? Korrigiere die falschen Aussagen mündlich. Luister goed. Zijn de volgende uitspraken juist of fout? Verbeter de foute uitspraken mondeling.

richtig falsch

Luna ist 33 Jahre alt.

Luna kommt aus Bremen.

Luna ist Kosmetikerin und Wellness-Therapeutin in einem Hotel.

Luna hat ein eigenes Studio.

Luna ist noch nicht verheiratet.

Lunas Verlobter arbeitet in einer Bar.

Luna ist gerne in der Natur.

Luna mag Musik. 7

Fülle das richtige Personalpronomen aus. Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in.

Hallo, wie heißt du?

- ____________ heiße Elizio.

Wo ist Khai jetzt?

- ____________ ist in der Schule.

Wo sind Elsa und Ulrike?

- ____________ fahren mit dem Zug.

Wie alt sind ____________, Herr Kohlheim?

- Ich bin 34 Jahre alt.

Wie alt ist das Kind?

- ____________ ist 8 Jahre alt.

Wo wohnt ihr, Herr und Frau Meyer?

- ____________ wohnen in Bremen.

Was macht ihr?

- ____________ tanzen uns gesund.

Wann bist ____________ geboren?

- 2001.

80 Millionen (Max Giesinger)

Max Giesinger stellt sich vor. Ergänze den Text mit den passenden Personalpronomina. Max Giesinger stelt zich voor. Vul de tekst aan met de juiste persoonlijke voornaamwoorden.

Hallo! Mein Name ist Max Giesinger. ______ wohne in Hamburg, aber komme ursprünglich aus der

Nähe von Karlsruhe. 2012 habe ______ bei

The Voice of Germany teilgenommen mit einer eigenen Interpretation des Kings of Leon-Hits

„Sex on Fire”. Die Coaches waren total begeistert. ______ wollten mich alle in ihrem Team haben.

______ habe mich für das Team vom Sänger Xavier Naidoo entschieden. ______ hat mich bei der Casting-Show perfekt unterstützt.

Gemeinsam haben ______ es auf Platz vier geschafft. ______ mag die Musik und den Stil von Xavier. ______ ist schon seit den 90er Jahren dick im Geschäft und auch heute noch hat ______ viel Erfolg. The Voice of Germany war für mich der Start meiner Karriere als Sänger.

Quelle: ZDF - Volle Kanne

9

Was passt deiner Meinung nach beim Titel ‚80 Millionen‘? Kreuze an. Wat past volgens jou bij de titel ‘80 Millionen’? Kruis aan.

Voor je begint te luisteren, probeer je best zoveel mogelijk over het thema te weten te komen. Kijk bijvoorbeeld altijd eerst naar de titel en de foto's, die zetten je op weg.

© Klaus Sahm / Wikimedia Commons / CC-BY-3.0

krass

LOS

GEHT'S kommen sein machen haben lachen hassen kochen versuchen warten sein antworten

lieben kommen heißen probieren sammeln zeigen telefonieren wohnen trinken sagen singen danken leben zweifeln setzen springen folgen

kennen studieren sein basteln hören regnen atmen öffnen mieten behaupten träumen tanzen heißen haben finden chatten üben sein reparieren rechnen reisen haben arbeiten lernen reden ZIEL

krass

10

Mache kurze Sätze und ordne sie den Bildern zu. Maak korte zinnen en verbind ze met de juiste foto’s.

1 er / Gitarre / spielt

2 sie / in einem Haus / in der Stadt / wohnt

3 sie / ein Foto / macht

4 sie / sich / in einem Club / treffen

5 er / auf die Straße / geht

6 er / im Bus / sitzt

11

Schaue dir das Video an. In welcher Reihenfolge siehst du die Aktivitäten aus der vorigen Übung? Bekijk de video. In welke volgorde zie je de activiteiten uit de vorige oefening?

12

Worum geht es in diesem Lied? Kreuze die Umschreibung an, die deiner Meinung am besten zutrifft. Waarover gaat dit lied? Kruis de omschrijving aan die volgens jou het best past.

Die Wahre Liebe findet man oft ganz zufällig. Das Leben in einer Großstadt macht einsam.

13

Wie gefällt dir das Lied? Kreuze an was zutrifft. Wat vind je van het lied? Kruis aan wat past.

Gefällt mir

Gefällt mir nicht

Ich mag den Text. Ich finde das Lied langweilig.

Ich mag den Rhythmus. Ich mag den Rhythmus nicht.

Ich finde die Stimme des Sängers schön. Ich mag die Stimme des Sängers nicht.

14

Markiere im Liedtext die Personalpronomina, die du schon kennst. Markeer in de liedjestekst de persoonlijke voornaamwoorden die je al kent.

Verstehenshilfe bald = binnenkort pennen = slapen die Begegnung = de ontmoeting draußen = buiten die Wahrscheinlichkeitsrechnung = de kansberekening kapieren = begrijpen begegnen = ontmoeten

Da, wo ich herkomme, wohnen eintausend Menschen.

Im Ort daneben schon zweimal so viel. 300.000 in der nächsten Großstadt und bald vier Millionen in Berlin.

Ich war die letzten 5 Jahre alleine, hab‘ nach dem Sechser im Lotto gesucht, sieben Nächte die Woche zu wenig gepennt, wie auf ‘ner Achterbahn im Dauerflug.

So weit gekommen und so viel gesehen, so viel passiert, das wir nicht verstehen. Ich weiß es nicht, doch ich frag es mich schon: Wie hast du mich gefunden? Einer von 80 Millionen.

Hier war das Ufer unserer Begegnung. Du warst schon draußen und kamst nochmal zurück. Du sagtest „Hi!“ und mir fehlten die Worte.

War alles anders mit einem Augenblick. Ich war nie gut in Wahrscheinlichkeitsrechnung, aber das hier hab‘ sogar ich kapiert.

Die Chance, dass wir beide uns treffen, ging gegen Null und doch stehen wir jetzt hier.

Refrain

Wenn wir uns begegnen, dann leuchten wir auf wie Kometen. Wenn wir uns begegnen, dann leuchten wir auf wie Kometen. Wenn wir uns begegnen, dann leuchten wir, leuchten wir, leuchten wir…

Refrain

Wenn wir uns begegnen, dann leuchten wir auf wie Kometen.

Ich weiß es nicht, doch ich frag‘ es mich schon: Wie hast du mich gefunden?

Einer von 80 Millionen.

© Max Giesinger - 80 Millionen

Meine Familie

der Name die Namen

der Geburtstag die Geburtstage

Thomas 16. März alt jung

der Tag die Tage heißen

sich vorstellen

25.02.2008

der Herr die Herren die Frau die Frauen

das Kind die Kinder

das Mädchen die Mädchen

der Junge die Jungen/Jungs

16.05.1944

der Vater / der Vati die Väter / die Vatis

die Eltern die Familie die Familien

die Mutter / die Mutti die Mütter / die Muttis

der Sohn die Söhne die Tochter die Töchter

der Mann die Männer

der Halbbruder die Halbbrüder der Bruder die Brüder

die Schwester die Schwestern

die Geschwister

der Stiefbruder die Stiefbrüder

Hans Tobias Lukas Anna Andrea

ABC 1

Höre dir den Text an und ergänze den Familienstammbaum von Sinan. Luister naar de tekst en vul de stamboom van de familie van Sinan aan.

Sinan – Emil – Julia – Angelika – Ahmed – Emina – Arno – Lukas – Lena – Toby – Tanja – Anna

2

Höre dir den Text noch einmal an und markiere die Possessivpronomina, die du hörst. Luister nogmaals naar de tekst en duid de bezittelijke voornaamwoorden aan die je hoort.

1 Hallo, ich bin Sinan und das ist [mein / meine] Familie.

2 [Mein / Meine] Großeltern sind siebzig Jahre alt.

3 [Mein / Meine] Opa kommt aus der Türkei und [mein / meine] Oma stammt aus Bayern.

4 [Mein / Meine] Eltern, [mein / meine] Schwester Angelika und ich wohnen in Rudelzhausen.

5 [Mein / Meine] Bruder wohnt nicht mehr zu Hause. [Sein / Seine] Freundin kommt aus New York.

6 [Ihr / Ihre] Kinder sprechen Deutsch und Englisch.

7 Abends machen meine Eltern immer einen Spaziergang mit Toby. Das ist [ihr / ihre] Hund.

Das Possessivpronomen Het bezittelijk voornaamwoord

ich du er sie es wir ihr sie Sie

der/das m./s. mein dein sein ihr sein unser euer ihr Ihr +e

die w./Pl. meine deine seine ihre seine unsere eure ihre Ihre +e

mijn jouw zijn haar zijn ons/ onze jullie hun uw

Voor mannelijke (männlich – der) en onzijdige (sächlich – das) zelfstandige naamwoorden gebruik je de vormen zonder -e. Voor vrouwelijke (weiblich – die) zelfstandige naamwoorden en deze in het meervoud (Plural – die) voeg je een -e toe aan de bezittelijke voornaamwoorden.

z.B.

mijn broer - mein Bruder (m) - m. dus geen extra -e zijn kind - sein Kind (s) - s. dus geen extra -e mijn zus - meine Schwester (w) - w. dus met -e haar ouders - ihre Eltern (Pl) - Pl. dus met -e

3

Ergänze mit den passenden Possessivpronomen. Vul aan met de juiste bezittelijke voornaamwoorden.

1 Sinan sagt: „Tanja ist __________ Freundin und ich bin __________ Freund.“

2 Tanja sagt: „Sinan ist __________ Freund und ich bin __________ Freundin.“

3 Tanja fragt: „Ist Toby __________ Hund, Sinan?“

4 Emil und Julia sagen: „Die Türkei ist __________ Heimatland (s.). Dort sind wir geboren und dort wohnen wir.“

5 Emil und Julia fragen Ahmed und Anna: „Welche Sprachen sprechen __________ Kinder?“

6 Ahmed und Anna antworten: „__________ Kinder sprechen Englisch und Deutsch.“

7 Sinan sieht die Fotos auf Instagram und fragt Angelika: „Sind das __________ Fotos?“

8 Angelika sagt „Ja.“ und fragt: „Wie findest du __________ Fotos?“

4

Sieh dir die Verben aus Übungen 2 und 3 und den vorigen Seiten genau an. Kannst du schon einige Regeln für die Endungen des Verbes im Indikativ Präsens daraus ableiten? Schreibe deine Ideen hier auf. Bekijk de werkwoorden uit oefening 2 en 3 en de vorige pagina's aandachtig. Kun je zelf al enkele regels voor de uitgangen van het werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd afleiden? Noteer jouw ideeën hier.

(1) machen (2) warten (3) öffnen (4) grüßen (5) haben (5) sein ich mach – e wart – e öffn – e grüß – e habe bin du mach – st wart – e – st öffn – e – st grüß – t hast bist er/sie/es mach – t wart – e – t öffn – e – t grüß – t hat ist wir mach – en wart – en öffn – en grüß – en haben sind ihr mach – t wart – e – t öffn – e – t grüß – t habt seid sie/Sie mach – en wart – en öffn – en grüß – en haben sind

(fe) E ST T EN T EN

1 regelmatig: stam (= infinitief – en) bv. machen - stam = mach-

2 stam op -d/-t: altijd -e- tussen stam en uitgang

3 stam op medeklinker + -m/-n: zoals (2) (Maar: NIET als de medeklinker een medeklinker uit MoLeNaaR is)

4 stam op sisklank (-s/-ß/-z): du stam +t (en niet +st) (Maar: stam op -sch: du wäschst; du wünschst)

5 onregelmatige werkwoorden die heel veel gebruikt worden

5

Johannes und Marie Schwabl reden mit ihrem Freund Andreas. Fülle die Verben aus.

Johannes en Marie Schwabl spreken met hun vriend Andreas. Vul de werkwoorden in.

Andreas Hallo, Johannes. (haben) du Geschwister?

Johannes Ja, ich (haben) eine Schwester.

Andreas Wie (heißen) sie?

Johannes Sie (heißen) Marie.

Andreas Wie alt (sein) sie?

Johannes Sie (sein) dreizehn Jahre alt. Ich (stellen) dich mal vor.

Marie Guten Tag, Andreas.

Andreas Hallo, Marie. Du (sein) doch die Schwester von Johannes, nicht?

Marie Ja, genau. Wo (wohnen) du?

Andreas Ich (wohnen) in Eschweiler.

Das (liegen) nicht weit von Düren.

Was (sein) deine Hobbys?

Marie Meine Hobbys (sein) Tanzen, Fotografieren und Musik.

Was (machen) du gerne?

Andreas Ich (hören) gerne Musik und spiele Fußball.

Marie Toll! 6

Partnerarbeit: Bingo!

Lies die kurzen Sätze in der Tabelle und kreuze an was auf dich zutrifft. Schreibe danach einen kurzen

Profiltext von vier Sätzen. Verwende die Signalwörter und (en) / aber (maar). Lees de korte zinnen in de tabel en kruis aan wat op jou van toepassing is. Schrijf daarna een korte profieltekst van vier zinnen. Gebruik de signaalwoorden ‘und’ (en) en ‘aber’ (maar).

z.B. Ich bin Alex. Ich wohne nicht weit von der Schule. Ich habe keine Geschwister, aber ich habe eine Katze, Bowie. Ich bin fünfzehn und ich liebe Deutsch.

Ich habe keine Geschwister.

Ich habe ein großes Hobby.

Ich habe zwei Schwestern.

Ich spiele ein Musikinstrument. Ich habe zwei Katzen. Ich liebe das Meer*.

Ich wohne nicht weit von der Schule. Ich habe einen Bruder.

Ich habe einen Hund. Ich spiele in einer Band.

Ich habe zwei Halb- / Stiefbrüder. Ich liebe die Berge.

Ich liebe Deutsch. Ich habe viele Freunde.

Ich habe keine Hobbys. Ich habe mehr als zwei Brüder.

Ich habe mehr als zwei Halb- / Stiefbrüder. Ich treibe keinen Sport.

Verstehenshilfe

das Meer (~la mer Fr.) / die See

Ich bin vierzehn. Ich habe eine Katze.

Ich habe eine Schwester. Ich habe einen Stiefbruder.

Ich habe keine Haustiere. Ich treibe Sport. Ich höre gern Musik.

Ich habe zwei Halb- / Stiefschwestern.

Ich habe mehrere Hobbys.

Ich spiele kein Musikinstrument. Ich habe zwei Brüder.

Ich habe mehr als zwei Schwestern.

Ich spiele zu viel Computerspiele. Ich koche gern.

Ich wohne in einer Nachbarstadt.

Ich habe mehr als zwei Halb- / Stiefschwestern.

Ich reise gern. Ich bin sechzehn. Ich bin fünfzehn.

Ich habe eine Halb- / Stiefschwester.

Ich gehe in die Jugendbewegung.

Ich habe zwei Hunde.

der See die Nordsee / die Ostsee der Bodensee (D) das Mittelmeer

Zell am See (A)

7

Bilde jetzt Kleingruppen von vier Personen und berichte mündlich über deinen Partner/deine Partnerin. Vorm nu groepjes van vier personen en vertel over je partner.

z.B. Das ist Alex. Er ist fünfzehn Jahre alt und wohnt nicht weit von der Schule. Er hat keine Geschwister, aber er hat eine Katze.

8

Verben-Spiel

Ziel: als Erster die Endstation erreichen Doel: als eerste de finish bereiken

Instruktion: 1 Der jüngste Spieler wirft den Würfel und rückt eine gleiche Anzahl von Schritten vorwärts.

Instructie: De jongste speler gooit met de dobbelsteen en gaat het juiste aantal plaatsen vooruit.

2 Er/Sie konjugiert das Verb im Indikativ Präsens mit dem Personalpronomen, das der Zahl auf dem Würfel entspricht. falsch beantwortet = 2 Plätze zurück richtig beantwortet = 2 Plätze vorwärts

Hij/Zij vervoegt het werkwoord in de tegenwoordige tijd met het persoonlijk voornaamwoord dat bij het getal op de dobbelsteen hoort. fout beantwoord = 2 plaatsen achteruit juist beantwoord = 2 plaatsen voorruit

9

In het Nederlands kennen we drie lidwoorden: de, het en een. Is het jou tijdens de voorbije lessen opgevallen welke lidwoorden het Duits heeft?

Noteer ze hier:

Der Artikel Het lidwoord

Der bestimmte Artikel (het bepaald lidwoord: ‘de’ en ‘het’)

In tegenstelling tot het Nederlands, heeft het bepaald lidwoord in het Duits drie verschillende vormen voor het enkelvoud (Singular): der (männlich) – die (weiblich) – das (sächlich). In het Nederlands gebruiken we ‘de’ voor zowel mannelijke als vrouwelijke substantieven. Het lidwoord voor het meervoud (Plural) is altijd die.

m. w.

s. Pl.

der die das die

Vater Mutter Handy Großeltern

Hund Schule Gymnasium Kinder

Let op de laatste letter van der – die – das – die. Samen vormen ze de signaalletters ‘RESE’. Met behulp van dit ezelsbruggetje leid je ook makkelijk de vormen van het persoonlijk voornaamwoord af in de 3de persoon enkelvoud en meervoud

z.B. Der Bruder wohnt in New York. Er ist Musiker. Die Oma kommt aus Bayern. Sie reist gern. Das Kind wohnt in den Vereinigten Staaten. Es spricht Englisch und Deutsch. Die Eltern arbeiten viel. Sie machen abends einen Spaziergang mit Toby.

Der unbestimmte Artikel (het onbepaald lidwoord: ‘een’)

De vorm van het onbepaald lidwoord is, net zoals bij het bepaald lidwoord, afhankelijk van het geslacht van het zelfstandig naamwoord waarbij het hoort. In het Nederlands gebruiken we ‘een’ voor de drie vormen in het enkelvoud. In het meervoud valt het onbepaald lidwoord weg. Om de zin negatief te maken gebruik je kein(e) (‘geen’).

z.B. Ein Hund, wie Toby, ist ein Herz auf vier Pfoten. Ist ein Handy immer sinnvoll? Ein Handy kann ein Leben retten. Wir sind keine elitäre Schule. Wir sind eine Schule ohne Rassismus. Kann eine Mutter die beste Freundin der Tochter sein? Wie viel kostet ein Wohnmobil? Kinder sind unsere Zukunft.

Studeer zelfstandige naamwoorden steeds in combinatie met het lidwoord, zodat dit een automatisme wordt.

Das Genus Het geslacht

Wanneer je de regels over het genus goed inoefent, spaar je ongetwijfeld tijd uit bij het studeren van de lidwoorden bij de zelfstandige naamwoorden. Let wel, er zijn ook woorden die deze regels niet volgen. Indien je twijfelt over het geslacht van een woord, kun je steeds een (online) woordenboek raadplegen zoals duden.de, mijnwoordenboek.nl …

männliche Personen mannelijke personen

der Mann

DER (männlich)

Vater der Sohn der Lehrer

Wochentage – Monate – Jahreszeiten weekdagen – maanden – seizoenen

der Sonntag der Dezember der Herbst

Himmelsrichtungen windstreken Niederschlag neerslag

der Norden der Regen der Schnee

Nomen auf -LING / -ER / -ICH / -IG woorden op -LING / -ER / -ICH / -IG

der Schmetterling der Computer der Teppich der Honig Automarken automerken

der Volkswagen der Mercedes-Benz der Porsche

alkoholische Getränke alcoholische dranken

der Wein der Schnaps

Das Genus Het geslacht

weibliche Personen vrouwelijke personen

DIE (weiblich)

die Frau die Mutter die Tochter die Lehrerin Nomen auf -E woorden op -E

die Banane die Jacke die Lampe Nomen auf -IK / -HEIT / -UNG / -SCHAFT / -TÄT / -KEIT / -IE / -EI / -ION woorden op -IK / -HEIT / -UNG / -SCHAFT / -TÄT / -KEIT / -IE / -EI / -ION

die Musik die Freiheit die Hoffnung

die Freundschaft

die Aktivität

die Familie die Polizei

die Freundlichkeit

die Diskussion

Das Genus Het geslacht

DAS (sächlich)

Diminutive: Wörter auf -CHEN / -LEIN verkleinwoorden: woorden op -CHEN / -LEIN

das Kaninchen

das Mädchen

das Büchlein Farben kleuren

das Blau

das Gelb

das Rot Wörter auf -UM woorden op -UM

das Datum

das Museum

sächliche Wörter auf Niederländisch onzijdige woorden (‘het‘-woorden) in het Nederlands

das Buch

das Pferd

das Kind

das Bett

das Haus

das Spiel

10

Welches Wort hat welches Geschlecht? Ordne die Wörter und begründe deine Wahl kurz mündlich auf Niederländisch.

Welk woord heeft welk geslacht? Verdeel de woorden en verklaar kort mondeling je keuze in het Nederlands.

Mann – Frau – Kind – Sprache – Bruder – Schwester – Frühling – Tochter – Schule – Land – Herr – Mädchen –Datum – Adresse – Familie – Mutter – Lehrer – Osten – Name (!) – Weiß – Montag – Mütterchen

DER

DIE

DAS

11

Markiere oder umkreise die männlichen Wörter schwarz, die weiblichen rot und die sächlichen gelb. Markeer of omcirkel de mannelijke woorden in het zwart, de vrouwelijke in het rood en de onzijdige in het geel.

Donnerstag

Nationalität

Parfum

Blau

Traube

Polizistin Maske

Kleid Brötchen

Banane Großvater

April

Fernseher Klasse

Norden

Fräulein

Brauchtum Schnee

Von 1 bis 100 zählen ist wirklich kein Problem! 1

Von eins bis hundert zählen* ist wirklich kein Problem! Es geht los mit eins und zwo und dann immer weiter so! Hör zu, achte auf einige Schwierigkeiten und rappe mit. Luister goed, let op moeilijkheden en rap mee.

In het Duits zeg je de getallen zoals in het Nederlands.

Let op het verschil tussen ‘die Zahlen’ en de werkwoorden ‘zahlen’ en ‘zählen’. die Zahlen Wir lernen die Zahlen von eins bis hundert. (de getallen) zahlen Im Supermarkt zahlt man an der Kasse. (betalen) zählen Der Kunde zählt sein Geld: 10, 20 … Er hat nur noch 30 Euro. (tellen)

Wanneer ‘eins’ niet op het einde van een woord staat, valt de eind -s weg. eins versus einundsechzig

Dit is niet te verwarren met het onbepaald lidwoord 'ein'.

‘Zwo’ betekent hetzelfde als ‘zwei’. Het woord ‘zwo’ (twee) wordt gebruikt in telefoonnummers om verwarring tussen de cijfers ‘zwei’ (twee) en ‘drei’ (drie) te voorkomen.

Welche Zahlen hörst du? Kreuze an. Welke getallen hoor je? Kruis aan.

In Duitsland bestaan postcodes sinds 1 juli 1993 uit vijf cijfers. De 5-cijferige postcodes lopen van 01067 tot en met 99998. De laagste 5-cijferige postcode (01067) start in Dresden, een stad in het oosten van Duitsland. In het hoogste postcodegebied (99998) liggen Körner en Weinbergen. Deze steden zijn gesitueerd in centraal Duitsland.

Zahlencollage

Zeige deinem Nachbarn/deiner Nachbarin eine Zahl und frage ihn/sie welche Zahl es ist. Er/sie antwortet und du korrigierst wenn nötig. Toon je buurman/buurvrouw een getal en vraag hem/haar welk getal het is. Hij/zij antwoordt en jij verbetert wanneer nodig.

Welche Zahl ist das?

Ja, das stimmt!

Nein, das ist ...

Fünfundzwanzig.

Trage die Zahlen in Buchstaben ins Kreuzworträtsel ein. Schrijf de getallen voluit in het kruiswoordraadsel.

Hier findest du Zahlenreihen, die logisch aufgebaut sind. Die letzte Zahl fehlt jeweils. Versuche diese zu finden und erkläre deine Antwort mündlich auf Deutsch. Hier vind je getallenrijen, die logisch opgebouwd zijn. Het laatste getal ontbreekt telkens. Probeer die te vinden en verklaar mondeling in het Duits je antwoord.

Zahlendiktat.

Schreibe die Zahlen (in Ziffern), die der Lehrer sagt. Noteer de getallen (in cijfers) die de leerkracht zegt.

Zahlenwürstchen

Bilde Dreiergruppen: 1 Spielleiter und 2 Spieler/Teilnehmer. Der Spielleiter liest die ersten drei Zahlen aus einer Zahlenreihe vor. Jeder Spieler/Teilnehmer findet möglichst schnell die richtige Zahlenreihe und liest alle sechs Zahlen vor. Wer die meisten Zahlenreihen findet, gewinnt das Spiel. Nach vier/fünf Reihen wechselt man die Rollen. Vorm groepen van drie: 1 spelleider en 2 spelers. De spelleider leest de eerste drie getallen uit een getallenreeks voor. Elke speler zoekt zo snel mogelijk de juiste getallenreeks en leest alle zes de getallen voor. Wie de meeste getallenreeksen vindt, wint het spel. Na vier/vijf rijen wissel je van rol.

Beispiel: erst vier, dann neun, dann/danach sechs …

Escape-Room

Durchsuche die Räume, löse die Rätsel und entdecke den Geheimcode, um den Schlüssel des roten Kastens zu finden. Das ist die einzige Möglichkeit, lebendig aus dem schrecklichen Krankenhaus zu entkommen…

Viel Glück!

Doorzoek de kamers, los de raadsels op en ontdek de geheime code om de sleutel van de kluis te vinden. Dat is de enige mogelijkheid om levend uit het ziekenhuis te ontsnappen...

Veel succes!

Krasse Kritzeleien

Meine Mutter…

Verstehenshilfe

Mist = Scheiße hässlich <-> schön nett = freundlich schwitzen = zweten kaum Luft kriegen = amper nog lucht krijgen mein Kiefer lockert sich = mijn kaak komt los verkünden = aankondigen anmalen = beschilderen ersetzen = vervangen

Vor dem Lesen

1

Beantworte die Fragen. Beantwoord de vragen.

Was ist der Titel dieses Kapitels?

2

Dieser Text gehört einem Graphic Novel. Welches Ziel hat ein solcher, narrativer Text? Kreuze an. Deze tekst is deel van een Graphic Novel. Wat is het doel van zo’n narratieve tekst? Kruis aan.

Der Text möchte den Leser informieren.

Der Text möchte den Leser überzeugen.

Der Autor erzählt eine Geschichte und möchte den Leser unterhalten.

Wer? SENDER NACHRICHT

Wie? Was? Wem?

© Regnaud, J., & Bravo, E. (2009). Meine Mutter: ist in Amerika und hat Buffalo Bill getroffen (K. Wilksen, Übersetzer). Hamburg: Carlsen. (Erstausgabe erschienen 2008)

Lasse zunächst die Bilder auf dich wirken, ohne den Text zu lesen. Der Autor verwendete eindeutig bestimmte Farben, um eine bestimmte Wirkung auf den Leser zu erzielen. Achte dabei auf die braunen Farben. Welche Wörter passen zu dieser Farbe? Ergänze die Liste. Laat de tekeningen op je inwerken, zonder de tekst te lezen. De auteur gebruikt bewust bepaalde kleuren om een bepaald effect op de lezer uit te oefenen. Let daarbij op de bruine kleuren. Welke woorden passen bij deze kleur? Vervolledig de lijst.

4

Sieh dir genau an, wie der Zeichner die Lehrerin gezeichnet hat. Möchtest du von ihr unterrichtet werden? Warum (nicht)? Antworte mündlich auf Niederländisch. Bekijk aandachtig hoe de tekenaar de lerares getekend heeft. Zou je graag les krijgen van haar? Waarom (niet)? Antwoord mondeling in het Nederlands.

Während des Lesens 5

Lies den Text und markiere die Wörter, die du noch nicht verstehst. Lies danach diese Tipps: Lees de tekst en duid de woorden aan die je nog niet begrijpt. Lees daarna deze tips:

Wat kun je doen als je de betekenis van een woord in een nieuwe leestekst niet kent?

• Lees eerst altijd grondig de aangeboden Verstehenshilfe, vaak vind je daar reeds een vertaling van enkele essentiële nieuwe woorden. Bv. anmalen = schilderen

• Gebruik de context en de foto’s of tekeningen om de betekenis van een woord te achterhalen. Bv. De tekening maakt meteen duidelijk wat ‘ärgerlich’ betekent, want de lerares ziet er geërgerd uit.

• Ga na of je het woord in kleinere delen kunt opsplitsen. Misschien begrijp je wel een deel van het woord, waardoor je dan toch de betekenis ontdekt? Bv. Zweierreihen - zwei - er - Reihen - rijen van twee

• Misschien kun je de betekenis achterhalen door verwantschap met een andere taal? Bv. Het woordje ‘Kindergarten’ wordt ook in het Engels gebruikt (kleuterschool).

• Indien de vorige tips je niet helpen, kun je nog altijd een woordenboek raadplegen. Besef wel, dat het niet altijd nodig is om élk woord van een nieuwe tekst te willen begrijpen.

Nach dem Lesen

6

Welcher Titel würde auch zu diesem Text passen? Kreuze an. Welke titel zou ook bij deze tekst passen? Kruis aan.

Mein erster Schultag

Endlich Ferien!

Meine besten Freunde

7

Entschlüssele diese Sprechblase von Jean.

Ontcijfer deze tekstballon van Jean.

Ichheißejean - - meinpapaistchefund - meinemamasekretärin !

8

Fasse den Text in einigen Sätzen auf Niederländisch zusammen. Vat de tekst in enkele zinnen in het Nederlands samen.

9

Hältst du es für eine gute Idee, dass die Lehrerin nach dem Beruf der Eltern fragt? Warum (nicht)? Antworte mündlich auf Niederländisch. Vind je het een goed idee dat de lerares naar het beroep van de ouders vraagt? Waarom (niet)? Antwoord mondeling in het Nederlands.

Krasser geht's nicht

Vorstellungsvideo erstellen

Deine Schule nimmt an einem Austausch-Programm mit einer deutschen Schule teil. Es handelt sich um die Albert-Schweitzer-Realschule in Köln. Die 10. Klasse kommt im März nach Belgien und man sucht Gastfamilien für die Übernachtung. Natürlich willst du mit einem/einer Mitschüler(in) Kontakt aufnehmen, um einander besser kennenzulernen. Für das erste Kennenlernen erstellst du ein kurzes Vorstellungsvideo (min. 1 Minute).

Aufbau

Wenn du einen Vortrag hältst, musst du zunächst sorgfältig über die Struktur nachdenken.

Eine gute Vorstellung hat immer eine Einführung, einen klar strukturierten Mittelteil und einen Schluss

• Einführung: Begrüßen und sagen, was du in diesem Video machst.

• Mittelteil: Name

Wohnort

Alter

Geschwister

Eltern

Hobby

Ich wohne in … Das liegt in Belgien. Das ist mein Haus. Meine Hausnummer ist …

Haustiere Das ist mein Hund. / meine Katze. / mein Kitten. Das sind meine Hunde. / Katzen. / Fische.

• Schluss: Danke an den Zuhörer: Vielen Dank fürs Zuschauen.

Abschließen

Tipps für gute Videos

Ein gutes Vorstellungsvideo hat nicht nur eine gute Struktur, es sieht auch attraktiv aus. Sei deshalb spontan, nimm Blickkontakt mit der Kamera auf, sorge für gute Übergänge und füge passende Hintergrundmusik hinzu.

Zum Glück gibt es eine Menge völlig kostenloser Apps auf dem Markt: iMovie / Videoshop / Cameo / Splice / InShot Video Editor (iPhone) / Video-Editor / Windows Live Movie Maker (Desktop) / KlipMix / Adobe Premiere Clip / FilmoraGo / Timbre (Android) …

Mein Freundebuch

Heute teilen junge Leute ihre Freundschaften mit ein paar einfachen Klicks auf Facebook, Instagram, Snapchat … Bevor das Internet überhaupt existierte, schrieben Freunde Sprüche, Gedichte und Lebensweisheiten in ein Poesiealbum für einander. Eine heutige Variante ist das Freundebuch mit vorgedruckten Fragen, so wie das Beispiel auf der nächsten Seite.

Fülle diese Seite für deine Klassenkameraden aus und bespreche nachher die Ergebnisse. Stelle einander Fragen zu den verschiedenen Rubriken.

Aufbau

Wenn du einen Vortrag hältst, musst du zunächst sorgfältig über die Struktur nachdenken. Eine gute Vorstellung hat immer eine Einführung, einen klar strukturierten Mittelteil und einen Schluss.

• Einführung: Hallo, ich bin … und ich möchte dich besser kennenlernen.

• Mittelteil: Wie ist dein Name?

Wie nennen deine Freunde dich sonst noch?

Wie viele Geschwister hast du?

Wie kann ich dir schreiben?

Welche Charaktereigenschaften treffen auf dich zu?

Welche Sprachen sprichst du?

Was kannst du? Und wie gut kannst du es?

Was machst du lieber?

Was möchtest du machen und mit wem?

• Schluss: Vielen Dank um diese Fragen zu beantworten.

Ich glaube, wir könnten Freunde werden.

Ich habe ……. Geschwister:

Schreibe mir an …

Mein Foto

Meine Freunde nennen mich auch

Das bin ich… (Markiere Zutreffendes.) spontan

einFrühaufsteher

Ich kann … (Kreuze an.)

sehr gut gut nicht so gut gar nicht kochen. sehr gut gut nicht so gut gar nicht eine Spinne fangen. sehr gut gut nicht so gut gar nicht tanzen. sehr gut gut nicht so gut gar nicht singen. sehr gut gut nicht so gut gar nicht Witze erzählen.

Das mag ich lieber … (Kreuze links oder rechts an.)

Hunde Katzen

Hausaufgaben machen das Zimmer aufräumen

Actionfilme Liebesfilme

Rammstein Helene Fischer

Pommes Pizza

Fußball Radfahren

Mit dir will ich … (Kreuze an.)

stundenlang im Regen stehen. eine ganze Nacht tanzen. mein letztes Stück Schokolade teilen. Ferrari fahren.

Es heißt Freundschaft, weil man mit allesFreunden schafft.

Epidemie Krasstuell

Op de hoogte zijn van het nieuws in één oogopslag? Daarvoor kijken Duitsers naar die Tagesschau in 100 Sekunden op de televisiezender das Erste. De Tagesschau wordt aangeboden door de publieke omroep ARD.

Datum den _____ (Tag) ______________________________ (Monat) _____(Jahr)

Vor dem Hören Sieh dir einige Fotos aus einer aktuellen Tagesschau-Sendung an. Beschreibe sie mündlich auf Niederländisch.

a Worum könnte es sich bei den Fotos handeln?

b Was weißt du schon über dieses Thema?

Beispiel:

Während des Hörens

Gesichtsmaske

Bestimme die Themen und Hauptgedanken.

Selektiere die Nachrichtenthemen. Wähle aus: Inland, Ausland, Politik, Sport, Wirtschaft, Wissenschaft, Kultur, Lifestyle, Wetter …

Nachricht 1: _______________________ Nachricht 4: _______________________

Nachricht 2: _______________________ Nachricht 5: _______________________

Nachricht 3: _______________________ Nachricht 6: _______________________

Wähle eine Nachricht aus und bespreche den Hauptgedanken dieses Highlights mündlich auf Niederländisch.

Beantworte die W-Fragen für dieses Highlight. Antworte in Stichwörtern.

Informatieve tekst

Doel?

In informatieve teksten wil de zender (spreker, auteur) feitelijke informatie meedelen aan de ontvanger (luisteraar, kijker of lezer).

Gebruikte kanaal?

Een website, bericht, video of fiche waarbij iemand zich voorstelt, een video met toeristische informatie, een affiche, een interview, een formulier …

Register?

Afhankelijk van het doelpubliek, het gebruikte kanaal, de context en de elementaire beleefdheid, gebruikt de zender formele (bv. Sie, Ihr, Ihnen …) of informele taal (bv. du, dein, dich, dir …).

lezen

luisteren kijken schrijven spreken gesprek

doe-opdracht literatuur

ABC woordenschat en taalhandelingen grammatica vademecum leerstrategieën tip identiteit in diversiteit uitbreiding

Auteurs: Toon Candaele, Paul D’haeninck, Carine Lagrou en Wim Pectoor

Illustrator: Dirk Vandamme

Herdruk: 2024/0306

ISBN: 978 90 4864 114 7

Bestelnummer: 98 202 0500

KB: D/2021/0147/135 – NUR: 118

THEMA: YPCK21

© Copyright by die Keure, Brugge – RPR 0405 108 325 Colofon

Verantwoordelijke uitgever: die Keure

Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge

Doelen

Je kunt … bij geschreven en gesproken teksten het onderwerp, de hoofdgedachte en de hoofdpunten bepalen. informatie uit geschreven en gesproken teksten halen. je gedachten, gevoelens en beleving bij het lezen, beluisteren en bekijken van literaire teksten (song, graphic novel) verwoorden. de uitspraakregels toepassen.

… de landen waar men Duits spreekt benoemen. enkele interculturele verschillen illustreren, zoals de typische telefoonnummers, postcodes en de laatste letters in de mailadressen van de landen waar men Duits spreekt. instructietaal gebruiken. iemand aanspreken en begroeten en afscheid van iemand nemen. frequente woorden, woordcombinaties en vaste uitdrukkingen i.v.m. het persoonlijke domein gebruiken. jezelf (en anderen) voorstellen. een kennismakingsgesprek voeren. de vraagwoorden gebruiken. de letters van het alfabet gebruiken. de Umlaut en de ß correct gebruiken. het hoofdlettergebruik toepassen. de persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. … woordenschat rond familie gebruiken. de Nominatief van de lidwoorden en enkele bezittelijke voornaamwoorden toepassen. de onvoltooid tegenwoordige tijd gebruiken. het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen. de cijfers bij het communiceren gebruiken. jezelf (en anderen) mondeling via een video voor een YouTubekanaal of blog voorstellen.

jezelf aan de hand van een vriendenboekje voorstellen.

Communicatiemodel

Wer?

9 789048 641147

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No parts of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. De uitgever heeft naar best vermogen getracht de publicatierechten volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die niettemin menen nog aanspraken te kunnen doen gelden, kunnen dat aan de uitgever kenbaar maken.

Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®-gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.