Janus 5 D cursus hoofdstuk 2, 4 en 6

Page 1

Inleiding 2 Hoofdstuk 1 De Restauratie 8 Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 24 Hoofdstuk 3 Vrijheid leidt het volk 48 Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 70 Hoofdstuk 5 Smaken en stijlen 94 Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 116 Hoofdstuk 7 Революция – Revoljutsija 146 Hoofdstuk 8 Een periode van uitersten 166 Woordenlijst 186 Inhoudstafel 194 Inhoudstafel 194 5 Inhoudstafel

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde

Historische vraag: Hoe veranderde de industrialisatie de West-Europese samenleving binnen elk van de domeinen?

Fenestra

Lieven Bauwens (1769-1822) en de ‘spinnging jenny’, MIAT Gent.

Solomon Butcher (1856-1927), de eerste trein in Custer County, Nebraska, 1899.

Ferdinand Diekens (1856-1936), Feestlokaal Vooruit, Gent, 1910-1914. © Lalieka  (CC-BY-SA-4.0)
24 5
© Amsab-ISG Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde

Gerobotiseerde assemblagelijn waarop batterijen voor elektrische wagens geproduceerd worden.

Transportcorridors van het ‘One Belt, One Road-project’, of de ‘Nieuwe Zijderoute’, 2012.

European Green Party (2004-heden), Klimaatmars, Madrid, 6 december 2019.

Maritime Silkroad China Mongolia Russia Corridor New Eurasian Landbridge China Central Asia West Asia Corridor China Pakistan Corridor China Bangladesh India Corridor China Indochina Corridor © Lommes (CC-BY-SA-4.0) ©  JC Claveria / European Greens (CC-BY-2.0)
25 5 Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde

Ontrafeld

1 IT ALL STARTED IN ENGLAND!

In de periodes die we tot nu toe in Janus bestudeerden, was er telkens sprake van een bevolking die grotendeels in de landbouw tewerkgesteld was. In dit hoofdstuk bestuderen we hoe eerst Engeland en later de rest van West-Europa, de VS en Japan van een agrarische naar een industriële samenleving evolueerden.

In West-Europa daalde het aantal mensen dat in de landbouw actief was vanaf 1500. In Engeland versnelde deze daling rond 1700, de andere landen volgden een kleine eeuw later. De industrialisatie versterkte dit proces.

Aandeel van de bevolking dat werkzaam was in de landbouw 1400-2019, in percentages Bron:

Hoewel het percentage landbouwers in de Engelse samenleving enorm daalde tussen 1500 en 1800, kende het bevolkingscijfer een tegenovergestelde tendens. Hetzelfde gold voor de wereldbevolking. Vanaf de 15e eeuw nam de bevolking sterk toe dankzij verschillende landbouwinnovaties. Door de Columbiaanse uitwisseling werden aardappelen vanaf de 16e eeuw ook in Europa geïntroduceerd. Doorheen de 18e eeuw werden deze gemeengoed, waardoor er met minder grond meer mensen konden worden gevoed. Dit was voordien niet mogelijk met enkel de graanteelt.

1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800 1900 2000 0 10 20 30 40 50 Jaar Engelse bevolking, in miljoenen 5 1,2 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 76,4 1400 1500 1600 1700 1800 1900 2019
Engeland Nederland Italië Frankrijk Polen
26
Share of the labor force working in agriculture, 1300-2012 – Max Roser, https://ourworldindata.org/employment-in-agriculture, geraadpleegd op 17/01/2023
5 Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde

De introductie van de aardappel resulteerde over heel Europa in een demografische groei. Wat de situatie in Engeland uniek maakte, was de uitbreiding van het systeem van ‘enclosures’ of omheiningen. Dit systeem bestond al sinds de 15e eeuw (onder andere Thomas More gaf hier al kritiek op), maar de ‘Enclosure Acts’ bepaalden in 1773 dat de zogenaamde gemene gronden, publieke gronden die voor iedereen toegankelijk waren om vee op te laten grazen, werden omheind om zo grotere gehelen te vormen. Deze enclosures kwamen dan in particuliere handen terecht. Het doel hiervan was om de landbouwproductiviteit te verhogen, voornamelijk in de schapenteelt. Wat ook lukte. Zo ontstond een kringloop: de hogere landbouwproductiviteit zorgde voor een demografische groei en de extra monden die hierdoor gevoed moesten worden, waren op hun beurt een verdere stimulans om de landbouwproductiviteit te verhogen.

Deze landbouwrevolutie had echter ook een keerzijde: kleine boeren zagen hun gronden en bijgevolg hun veestapel krimpen. Ze konden amper concurreren met de rijke boeren die een enclosure hadden. Zo ontstond een grote groep mensen die in de steden op zoek moest naar een inkomen.

Ommuurde enclosures van gemene gronden, North Yorkshire, Verenigd Koninkrijk.

bevolkingsgroei: grotere groep mensen beschikbaar voor arbeid

technologische innovaties in de landbouw

hogere productie

nood aan hogere productie

toename van de bevolking door voldoende middelen

a Markeer in bovenstaande tekst de twee factoren die een landbouwrevolutie in Engeland teweegbrachten.

b Leg de link tussen het systeem van de enclosures en de grafieken op de vorige pagina.

© Karl and Ali (CC BY-SA 2.0)
Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 27 5

De landbouwrevolutie en demografische veranderingen waren belangrijke precondities voor de industriële revolutie. De textiel- en transportsector waren de eerste die industrialiseerden, dankzij verschillende technologische innovaties.

Katoen

De groeiende bevolking moest niet alleen gevoed, maar ook gekleed worden. Engelse wol was in de 18e eeuw nog steeds populair, maar er werd ook beroep gedaan op katoen, voornamelijk uit India. Het maken van katoen was een erg arbeidsintensief proces dat uit twee grote delen bestond. Eerst moesten de katoenvezels tot draden gesponnen worden. Daarna konden de wevers aan de slag om stof te weven. Vaak gebeurde het dat de spinners, die overigens ook draden sponnen van wol, niet snel genoeg konden werken om de vraag bij te houden.

a Wat was hier de ideale oplossing voor?

Britse ‘Costume français’ uit sits (bontbedrukt katoen uit India), Verenigd Koninkrijk, ca. 1776.

b De evoluties binnen het spinnen en het weven waren, logischerwijs, met elkaar verbonden. Onderstaande tijdlijn en de afbeeldingen op de volgende pagina tonen chronologisch de evolutie binnen de Engelse katoennijverheid. Beschrijf deze evolutie in je eigen woorden.

2
TEXTIEL EN MACHINES
1789 vroegmoderne tijd 1733 schietspoel (weven) 1785 mechanisch weefgetouw (weven) 1764 spinning jenny (spinnen) 1779 spinning mule (spinnen)
Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 28 5
moderne tijd

De spinning jenny kon tot meerdere draden tegelijk spinnen, dit zorgde voor een veel grotere productiviteit.

Anoniem, een spinster aan het werk aan de spinning jenny, gravure, ca. 1800.

Een mechanisch weefgetouw had een aandrijving en kon zo mechanisch textiel weven. Eén enkele arbeider kon meerdere machines bedienen, waardoor de arbeidsproductiviteit sterk steeg.

De spinning mule werd aangedreven door stoom en spon fijnere en sterkere draden in veel grotere hoeveelheden dan voordien mogelijk was.

Lewis W. Hine (1874-1940), de 12-jarige Raoul Julien bedient de spinning mule, Massachusetts, mei 1909.

De schietspoel was een verbetering van de werpspoel. Via een stootkussen werd het door de draden geslagen, waardoor de garen op de spoel hiermee samengeweven werden. De arbeider had hierbij maar één hand nodig.

Spinnen en weven waren traditioneel vormen van huisnijverheid. De eerste spinning mule kon dankzij de aandrijving door water- of stoomkracht tot 48 draden tegelijk spinnen. Latere versies konden ruim drie op zeven meter meten en minstens 1 000 spoelen doen draaien. Om deze machine maximaal te laten renderen, moesten de draden snel aangevuld en soms hersteld worden door enkele ervaren arbeiders.

c Verklaar waarom deze innovatie(s) ervoor zorgde(n) dat deze nijverheden uit de huiselijke sfeer werden gehaald.

De intrede van de nieuwe machines veranderde de textielsector op twee manieren. Ten eerste doordat de traditionele huisnijverheid plaats maakte voor een gemechaniseerd proces, georganiseerd in een industriële omgeving: de organisatorische revolutie. Een arbeider moest zo efficiënt mogelijk een deel van het proces uitvoeren in plaats van het volledige proces. Dit idee van arbeidsverdeling werd door de filosoof Adam Smith (ca. 1723-1790) in 1776 uitgeschreven in ‘An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations’ en leidde tot een hogere productiviteit en verdere specialisering en verbetering van het productieproces.

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 29 5

Ten tweede vond er ook een technologische revolutie plaats: hoewel er nog steeds veel arbeidskrachten nodig waren om het productieproces te doen draaien, werd het machinale, mechanische proces bepalend.

De aankoop van ruwe grondstoffen en dure machines, en het onderhoud ervan, zorgde ervoor dat er aanzienlijk meer kapitaal nodig was voor de productie. Dit kapitaal was deels afkomstig uit de winsten van de landbouw, maar vooral uit de handel binnen het Britse koloniale rijk. Het mercantilistische beleid (export stimuleren en import minimaliseren) maakte halverwege de 18e eeuw plaats voor het economisch liberalisme, door het afschaffen van diverse handelswetten. Ook hierin speelde het werk van Smith een belangrijke rol. Het doel hiervan was de vrijhandel te stimuleren. De kolonies werden zo economisch gezien des te interessanter, zowel voor de aanvoer van grondstoffen, zoals katoen, als afzetmarkt voor afgewerkte producten, zoals textiel.

d Leg volgende stelling uit: “Verschillende kleinere revoluties lagen aan de basis van de industriële revolutie.”

Stoom en gietijzer

De industriële revolutie steunde niet alleen op organisatorische en technologische revoluties, maar ook op een energierevolutie. Traditioneel werden productieprocessen aangedreven door mankracht, trekdieren en in mindere mate natuurlijke energiebronnen (water en wind). De uitvinding van de stoommachine bracht hier verandering in. Door de druk die stoom genereert om te zetten in krachtige bewegingsenergie, konden motoren worden aangedreven en werd het productieproces gemechaniseerd.

Thomas Newcomen (1663-1729) vond in 1712 de eerste stoommachine uit. Hij zocht een manier om de mijnbouw rendabeler te maken. Men kon steenkool namelijk maar tot een bepaalde diepte ontginnen omdat de mijngangen steeds onder water kwamen te staan. Newcomen vond daarom een pomp uit die aangedreven werd door stoom: de newcomenpomp.

Deze machine was helaas niet zo efficiënt. Het rendement bleef erg laag, omdat het opwarmen en afkoelen van het water binnen dezelfde cilinder moesten gebeuren. Omdat die steeds afkoelde, was er veel energie nodig om steeds opnieuw stoom te maken. James Watt (17361819) verbeterde dit systeem in 1775 door een tweede cilinder toe te voegen. Bovendien had zijn stoommachine het voordeel dat die niet enkel op- en neerwaartse (pompen), maar ook zijwaartse (draaien) bewegingen kon maken. Het gebruik van stoom werd zo erg interessant voor de industrie. Op termijn werd stoom dan ook massaal ingezet, zeker omdat Watt zijn stoommachine combineerde met tandwielen.

a Onderstreep in het rood de beperkingen van de newcomenpomp.

b Onderstreep in het groen de voordelen van Watts stoommachine.

Hermann Julius Meyer (1826-1909), de newcomenpomp, Meyers Konversations-Lexicon, gravure, 1890.

1 Door de hitte warmde het water op en werd er stoom gegenereerd.

2 De stoom steeg naar boven.

3 De zuiger ging op en neer dankzij de stoom.

4 Als de stoom in de cilinder kwam, werd de zuiger omhoog geduwd. Daarna werd hier koud water ingespoten om het geheel af te koelen en zakte de zuiger opnieuw.

5 De op- en neergaande bewegingen van de zuiger werden versterkt en doorgegeven via het hefboommechanisme.

1 2 3 4 5 5
Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 30 5

Gietijzer was eveneens belangrijk voor de vervaardiging van allerlei nieuwe machines, bouwwerken, gebruiksvoorwerpen en transportmiddelen. Gietijzer was geen zuiver element, maar een legering van ijzer, koolstof en een aantal andere chemische elementen. Het was een handig materiaal waarmee men vrij snel kon werken. Het grote nadeel was dat het snel brak onder hoge druk.

Aan de start van de industriële revolutie werd gietijzer reeds een aantal eeuwen gebruikt in Engeland. Door de schaarsere gronden was er steeds minder houtskool voorradig voor de hoogovens. Andere industrieën losten dit probleem op door over te schakelen op steenkool, maar dit kon hier niet omdat steenkoolgassen reageerden met het ijzererts. De industrie raakte in verval tot Abraham Darby (1678-1717) in 1709 een hoogoven bouwde die werkte op cokes. Dit was steenkool waar een aantal stoffen werden uitgehaald, waardoor een vrij zuivere brandstof ontstond.

Transport

Wie gietijzer en stoom bij elkaar ziet staan, denkt meteen aan de stoomtrein. Sporen werden al lang in de mijnbouw gebruikt om steenkool te vervoeren. Hiervoor werden paarden ingezet. George Stephenson (1781-1848) bouwde in 1814 de eerste locomotief die efficiënt voor transport kon worden ingezet. In de decennia daarna vonden stoomtreinen in groten getale hun weg naar het spoor. Aanvankelijk enkel voor het transport binnen de industrie, maar al snel kwamen er passagierstreinen met uitgeruste wagons.

a Beschrijf de evolutie van het Engelse spoornet aan de hand van onderstaande kaarten.

b Verklaar deze evolutie.

Railway Education Bureau (1909-heden), de eerste rit van een passagierstrein op 27 september 1825, gravure, The history of transportation, Omaha, 1927.

Evolutie Engels spoornet, 1845-1984

1845

1854

Sporen en ijzeren locomotieven en wagons stimuleerden de vraag naar ijzer en steenkool. De transportrevolutie vond niet enkel plaats op het spoor. Vanaf de eerste helft van de 19e eeuw begonnen stoomschepen de traditionele zeilschepen en trekschuiten weg te concurreren. Omdat de binnenscheepvaart economisch steeds interessanter werd door de introductie van het gemechaniseerde transport, werden er vanaf dan ook steeds meer kanalen aangelegd. Ook in de zeevaart deden gemechaniseerde schepen hun intrede. Zo liet de ‘Société Anonyme de Navigation BelgeAmericaine’, vandaag beter bekend als de ‘Red Star Line’, in 1873 het eerste stoomschip tussen Antwerpen en New York varen om olie en personen te vervoeren. In diezelfde periode werd ook het wegennet verhard door middel van het macadamprocedé.

1876
1914 1963 1984
Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 31 5

rijoppervlak met kleine steentjes (Ø 5 cm) basislaag met grotere stenen (Ø 30 cm) funderingslaag met nog grotere stenen (Ø 50 cm) e engemaakte vormingslaag natuurlijke bodem

c Maak op basis van het voorgaande een overzicht van de factoren die tot de industriële revolutie leidden.

3 TECHNIEK EN WETENSCHAP

De industriële revolutie verspreidde zich als een uitdijende golf over het Europese continent en bereikte tegen het laatste kwart van de 19e eeuw ook Japan en de Verenigde Staten. De uitvinders, fabrieksbazen en Britse overheid vormden een remmende factor op de verspreiding van de nieuwe technologieën en uitvindingen door deze te patenteren. Hierdoor kregen zij hier het alleenrecht op. De machines en bijhorende ontwerpen werden daardoor vaak verspreid door spionage. Zo smokkelde de Gentenaar Lieven Bauwens (1769-1822) tussen 1797 en 1798 een spinning jenny en andere nieuwe textielmachines naar het Europese vasteland.

Verspreiding industriële revolutie over Europa, 1850-1914

belangrijke geïndustrialiseerde regio’s kern eerste fase industriële revolutie richting van de verspreiding

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde

John McAdam (1756-1836), het macadamprocedé, ca. 1820
1850 1870 1914 Manchester Londen Parijs Berlijn Milaan
32 5

Terwijl de innovaties en uitvindingen zich nog over Europa aan het verspreiden waren, kwam men in Engeland al met enkele nieuwe innovaties op de proppen. Nieuwe energiebronnen zoals olie en elektriciteit en materialen zoals kunststof en staal deden hun intrede. Deze lagen op hun beurt aan de basis van nieuwe sectoren, zoals de chemische en olie-industrie. Omwille van de nieuwe energiebronnen, materialen en sectoren spreken sommige historici over een ‘tweede industriële revolutie’. Andere zijn voorzichtiger en spreken over een tweede fase in het industrialisatieproces. In wat volgt, zullen wij ook de term ‘fase’ hanteren.

We mogen echter niet vergeten dat de tweede fase een logisch gevolg was van de eerste. Ondernemers zochten naar nieuwe manieren om winst te maken en stimuleerden zo andere sectoren om aspecten van het productieproces te innoveren en te industrialiseren. Het is dus niet zo dat de kernsectoren van de eerste fase plots volledig weggeconcurreerd of vervangen werden. Er kwamen in de tweede helft van de 19e eeuw gewoonweg nieuwe industrieën en processen bij. Afhankelijk van het type industrie, zeker als we buiten Engeland kijken, vonden de twee fasen van de industriële revolutie gelijktijdig plaats. Net daarom spreken sommige historici over één lang proces van verandering dat leidde tot de industrialisatie. In dat opzicht zouden we volgens hen beter spreken over een ‘industriële evolutie’. Geen eenmalige, hevige omslag, maar een langgerekt proces van zoeken naar innovaties en verbeteringen in het productieproces en het efficiënter maken van arbeid.

a Onderstreep in het rood de argumenten die historici aanhalen om over twee fasen in de industriële revolutie te spreken.

b Onderstreep in het groen de argumenten die historici aanhalen om over een industriële evolutie te spreken.

c Neem zelf een standpunt in bij het debat over de periodisering van de industrialisatie en beargumenteer.

d De technologische innovaties in de ICT-sector tijdens de jaren 1960-1970 worden soms beschouwd als een derde fase. Ga je hiermee akkoord? Beargumenteer je antwoord.

Hedendaagse laptops en smartphones zijn duizenden keren kleiner dan de eerste computers en bieden toch veel meer mogelijkheden.

Historici spreken bij de tweede fase van de industriële revolutie over ‘synergie’. Dit is wanneer het effect van twee of meer samenwerkende of gecombineerde organen of functies groter is dan de som van de effecten die elk van de organen of functies alleen zouden kunnen opwekken. Eenvoudig gesteld, kun je zeggen dat de nieuwe uitvindingen het resultaat waren van de combinatie van eerdere uitvindingen, bijvoorbeeld uit de eerste fase van de industriële revolutie. De ontwikkeling van de spoorwegen is een duidelijk voorbeeld van synergie. Reeds tijdens de eerste fase nam deze ontwikkeling een hoge vlucht, maar toch wordt dit vaak tot de tweede fase gerekend. Dit toont nog eens aan dat er geen sprake is van een duidelijke scheidingslijn tussen beide fasen.

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 33 5
Anoniem, computertechnici programmeren de ENIAC computer, Philadelphia, ca. 1947-1955.

e Vul in onderstaand schema de technologische innovaties aan om een goed beeld te krijgen van de synergie bij de ontwikkeling van de spoorwegen.

Staal

Tijdens het gieten van gietijzer traden er vaak fouten op, waardoor het niet meer bewerkt kon worden eens het gegoten was. Omdat het zo snel brak en onderhevig was aan slijtage, werd het uiteindelijk vervangen door staal.

Staal was weliswaar duurder dan gietijzer, maar het was veel sterker en kende meer toepassingen in industriële processen. De aanwezigheid van koolstof in de legering maakte gietijzer zwakker. Men ging op zoek naar een goedkope en weinig intensieve manier om koolstof uit de brandstof te verwijderen. Dankzij wetenschappelijk onderzoek ontdekte men het bessemerprocedé. Dankzij dat procedé kon de hoeveelheid koolstof verminderd worden.

Energie

In het laatste kwart van de 19e eeuw zorgde een reeks uitvindingen voor een ware omslag in de energiesector. Stoomenergie werd vervangen door olie en elektriciteit. Olie werd eerder al gebruikt om warmte en licht te produceren. De toegenomen wetenschappelijke kennis zorgde ervoor dat er ook verschillende derivaten en bijproducten uit olie konden worden gehaald, zoals benzine, kerosine en petroleum, die op hun beurt eigen toepassingen kenden. Dit leidde in 1862 tot de uitvinding van de ontploffingsmotor en in 1878 tot de verbrandingsmotor. Deze waren veel efficiënter in het aandrijven van machines dan stoom. Niet alleen het industriële proces werd zo gestimuleerd, maar ook de transportsector.

Natuurfilosofen experimenteerden al sinds de 17e eeuw met elektriciteit, maar pas in de 19e eeuw kwamen er efficiënte manieren om het op te wekken, (tijdelijk) op te slaan en praktisch toe te passen. Allesandro Volta (1745-1827) vond rond 1800 de eerste batterij uit, de zuil van Volta, die de ontwikkeling van de telegrafie stimuleerde. Nikola Tesla (1856-1943) ontwikkelde rond 1887 de wisselstroomgenerator. Michael Faraday (1791-1867) legde in de jaren 1830 de basis voor de dynamo, die populair werd nadat Thomas Edison (1847-1931) in 1879 de gloeilamp patenteerde. Tegen het einde van de 19e eeuw hadden geïndustrialiseerde landen zoals Engeland een uitgebouwd elektriciteitsnetwerk en konden fabrieken efficiënt van stroom voorzien worden.

water vuur hout staal
ijzer
hout trein sporen
Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 34 5
bessemerprocedé ijzer draaibeweging
koolstof
spoorwegen

a De namen van deze uitvinders en vernieuwers leven verder in hedendaagse begrippen, uitvindingen en machines. Welke?

Chemie

Dickinson Alley (1839-1929), promotiefoto van Tesla en zijn ‘teslatransformator’, dubbel belichte foto, ca. 1899.

De staalproductie en derivaten van olie kwamen er dankzij wetenschappelijke vooruitgang. Industriëlen investeerden fors in wetenschappelijk onderzoek en namen in de loop van de 19e eeuw steeds meer chemici, natuurwetenschappers en ingenieurs in dienst om het industriële proces te verbeteren. Dit zorgde op zijn beurt voor een bloei van de chemische sector.

Wetenschappelijk onderzoek leidde ook tot de ontdekking van synthetische kleurstoffen. In 1856 werd mauve, de eerste niet-natuurlijke kleur, per toeval ontdekt. In de jaren daarna volgden nog meer kleuren. Deze ontwikkeling volgde de groei van de textielindustrie en de verhoogde vraag naar kledij door de stijgende welvaart.

Daarnaast ontdekte men ook allerhande nieuwe producten, zoals kunststoffen. Zo ook in het jonge België: Ernest Solvay (1838-1922) verbeterde en patenteerde na veel onderzoek in de jaren 1860-1870 het solvayproces, een goedkoop en efficiënt proces om soda te produceren, dat dan weer gebruikt werd als basisstof voor glas, zeep, textiel en lijm. Leo Baekeland (18631944) ontdekte in 1907 de kunststof bakeliet.

a Bekijk het filmfragment en leg uit waarom bakeliet een interessante stof was.

b Welke toepassingen had deze kunststof omwille van haar eigenschappen?

c De ontwikkelingen op het vlak van elektriciteit en de bloei van de chemische en staalindustrie hadden één factor gemeen. Deze wordt ook als de motor achter de tweede fase van de industriële revolutie beschouwd. Wat was deze factor?

d Verklaar de stelling “De tweede fase van de industriële revolutie had niet enkel een impact op het industriële proces, maar ook op het straatbeeld en het leven van de mensen.”

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 35 5
© William Warby (CC BY 2.0)
telefoon uit bakeliet

Arbeidsorganisatie

Het inzetten van stoommachines, en later motoren en elektriciteit, versnelde het productieproces. Investeren in wetenschappelijke ontwikkelingen zorgde voor een hogere efficiëntie en dus ook winst voor de bedrijven. De manier waarop een bedrijf georganiseerd was, was ook een bepalende factor. De Amerikaanse industrieel Henry Ford (1863-1947) wordt nog steeds herinnerd omwille van zijn vernieuwingen in de arbeidsorganisatie.

a Bekijk onderstaande afbeeldingen en beantwoord bijhorende vragen.

Ivan

hedendaagse gerobotiseerde assemblagelijn in een autofabriek.

The Detroit Free Press (1831-heden), voorpagina over doden bij protesten tegen de ontslagen bij Ford, Detroit, 8 maart 1932.

1 Beschrijf wat je op de foto’s ziet.

2 Hoe optimaliseerde Ford de arbeidsorganisatie?

3 Welke voordelen had dit systeem van arbeidsorganisatie?

4 Waren hier ook nadelen aan verbonden? Zo ja, welke?

Ford gebruikte de principes van Frederick Taylor (1856-1915) om bedrijven op een wetenschappelijke manier zo efficiënt mogelijk te organiseren, hij noemde dit ‘scientific management’. In plaats van arbeiders het volledige productieproces te laten uitvoeren, moesten ze zich specialiseren in één deelaspect van het proces. Dit heet ‘arbeidsverdeling’. Door processen bovendien zoveel mogelijk te standaardiseren en te mechaniseren, dreef men de efficiëntie nog meer op. Door het arbeidsproces te meten en te timen, nam de productiviteit toe. Ervaring en technische kennis werden steeds minder belangrijk en het productieproces kon systematisch met minder arbeiders worden uitgevoerd. In 1908 rolde de eerste ‘Model T’ van de assemblagelijn bij Ford. Deze wagen was het allereerste massaproduct dat volgens het nieuwe proces geproduceerd werd.

Anoniem, auto’s op de assemblagelijn in een Fordfabriek, Detroit, 1929. Traimak (1988-heden), © Ivan Traimak
1 2 3 Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 36 5
© The Detroit free press

Schaalvergroting, transport en vrijhandel

Bedrijven werden niet alleen op een meer wetenschappelijke manier georganiseerd, ook de schaal werd vergroot. Het voordeel hiervan was de mogelijkheid om de productie en het investeringskapitaal te vergroten en de productiekosten te drukken. De uitdaging lag erin verschillende productie-eenheden goed op elkaar af te stemmen. De uitvinding van de telegraaf verbeterde de communicatie tussen fabrieken en de transportrevolutie faciliteerde een vlotte import en export.

Op het einde van de 19e eeuw transformeerde het bedrijfslandschap in de geïndustrialiseerde landen. Via aandeelhouderschap van particulieren en investeringen van banken groeide het industriële kapitaal. Deze financiële middelen stelden ondernemers in staat om diverse aspecten van het productieproces binnen één bedrijf te concentreren en in sommige gevallen om ware monopolies uit te bouwen, zeker in de VS. We spreken van verticale concentratie als een bedrijf alle stadia van grondstofverwerving tot de verkoop van afgewerkte producten organiseert. Horizontale concentratie treedt op als één aspect van het productieproces (grondstofverwerving, productie of verkoop van afgewerkte producten) in handen komt van één bedrijf door het overnemen of verdringen van concurrerende bedrijven.

a Wat zijn de economische gevaren van dergelijke concentraties?

b Een van de meest tot de verbeelding sprekende voorbeelden van bedrijfsconcentraties, was de Amerikaanse ‘Standard Oil Company’ onder leiding van John Rockefeller (1839-1937). Bepaal aan de hand van onderstaand schema of er hier sprake was van horizontale of verticale concentratie. Motiveer je antwoord.

bedrijfsconcentratie Standard Oil Company, 1911

aangekocht door Rockefeller

De schaalvergrotingen en concentraties binnen de industrie leidden tot massaproductie. Bedrijven zochten naar nieuwe afzetmarkten om hun producten te verkopen. Overheden werden op die manier gestimuleerd om hun protectionistische maatregelen af te bouwen. De vrijhandel steunde ook op een verdere uitbouw van een goed transportnetwerk. De aanleg van het Suezkanaal, dat geopend werd in 1869, verbeterde de handelsroutes tussen het Oosten en het Westen. Dit bleek een grote stimulans voor de industriële revolutie.

Clark, Payne & Company, Ohio Charles, Pratt & Company, New York Hanna, Baslington & Company, Ohio Imperial Refining Company, Pennsylvania Atlantic Refining Company, Ohio Chess, Carley & Company, Kentucky
Standard Oil Company
Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 37 5

De industrialisatie van België startte begin 19e eeuw, maar verliep aanvankelijk trager dan in Engeland. In rurale streken waar de huisnijverheid sterk stond, was er enige weerstand tegen de industrialisatie merkbaar.

a De industrie kwam dus voornamelijk op gang in een aantal stedelijke centra, met concentraties nabij Gent, Luik, Verviers en Charleroi. Verklaar de keuze voor deze locaties op basis van onderstaande kaart.

Belgische industrialisatie, ca. 1830

Brugge

Tielt

Roeselare

Ieper

Kortrijk

Mouscron (Moeskroen)

Oudenaarde Eeklo

Sint-Niklaas

Dendermonde

Gent Aalst

Turnhout

Antwerpen

Hasselt

Leuven

Brussel (Bruxelles) Hoofdstad

Tournai (Doornik)

metaalnijverheid textielnijverheid steenkool stedelijke centra ijzer en staal andere metalen

Ath (Aat) Soignies (Zinnik)

Mons (Bergen) Wavre (Waver)

Nivelles (Nijvel)

Thuin

Charleroi

Dinant

Namur (Namen)

Waremme (Borgworm)

Huy (Hoei)

Liège (Luik)

Verviers

Arlon (Aarlen)

In België kende men net als in Engeland een stijgende bevolking en op termijn ook een hoge industrialisatiegraad. De voornaamste nijverheden bleven textiel en metaal, zoals dat ook al was voor de industrialisatie. De rijke voorraden van kool en ijzererts in de bodem zorgden ervoor dat het als eerste op het Europese vasteland industrialiseerde.

In België speelde het transportnet een belangrijke rol in de industrialisatie. Dit omvatte de waterwegen, maar ook het spoornet dat aan een snel tempo uitgebouwd werd. De eerste trein op het vasteland reed in 1835 van Brussel naar Mechelen en al snel kon je het hele land via het spoor doorkruisen. In België kwamen er veel minder grote arbeiderssteden zoals in Engeland. Spoorverbindingen zorgden ervoor dat tienduizenden arbeiders vanuit allerlei dorpen naar de grote fabrieken konden pendelen.

4
NATIE
KOPLOPER
BELGIË: EEN KLEINE
ALS
Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 38 5

b Vergelijk onderstaande kaarten. Wat kun je hieruit besluiten?

Belgisch spoornet, 1870

©

Belgisch spoornet, 2020

MMegatherium (CC BY-SA 4.0) Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 39 5

Tegen het einde van de 19e eeuw was er in België ook een elektriciteitsnetwerk uitgebouwd. De eerste elektrische straatverlichting was rond 1880 in Brussel te vinden. Tussen 1880 en 1900 ontstonden de eerste (kleine) centrales en werden verschillende pleinen, hotels en winkels verlicht. Rond 1900 zagen de grote gasbedrijven in dat tegenwerken geen zin had en sprongen ze mee op de kar. Dit was de echte start van de uitbouw van het elektriciteitsnetwerk. Het was echter nog enkele decennia wachten tot elektriciteit zijn intrede deed in de meeste huishoudens.

c Vele 19e-eeuwse industriële sites hebben in de loop van de laatste decennia een herbestemming gekregen. Scan de QR-code en ga via de website van het Industriemuseum op zoek naar drie sites en bekijk welke functie ze hebben gekregen. In welke mate kun je de restanten van het industriële verleden hier nog steeds zien?

5 DE SCHADUWZIJDE VAN DE VOORUITGANG

Al te vaak wordt de industriële revolutie louter als een zoektocht naar meer efficiëntie en innovatie beschouwd. Vooral vooruitgangsdenkers die kijken naar de concrete verbeteringen in het productieproces hebben zo’n visie op de geschiedenis. Er was dan wel vooruitgang, maar er was zeker ook een schaduwzijde.

De sociale kwestie

De ‘sociale kwestie’ wordt door historici als een containerbegrip beschouwd. Hiermee wordt alle ellende bedoeld die gepaard ging met de 19e-eeuwse modernisering en industrialisering. Ook deze zette zich verder begin 20e eeuw.

a Bestudeer onderstaande foto’s. Welke (sociale) problemen kun je hieruit afleiden?

Anoniem, een lid van de nationale garde gooit een betoger tegen de grond tijdens een staking, Toledo, ca. mei 1934. Anoniem, beluik in de Bredestraat, Antwerpen, ca. 1920. Lewis W. Hine (1874-1940), kinderen werken in een textielfabriek, Georgia, 1909.
40 5
Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde

De urbanisatie (verstedelijking) die aan de basis van de industrialisatie lag, maakte een aantal sociale problemen en de omvang van de armoede duidelijk zichtbaar. Het leven in een geïndustrialiseerde 19e-eeuwse stad was allesbehalve aangenaam door het lawaai en de stank van de fabrieken. De levensomstandigheden in de typische wijken met arbeiderswoningen, ‘beluiken’, die vaak rond de fabrieken gebouwd werden, waren erbarmelijk. In de populaire cultuur wordt vaak een zwart-witbeeld gecreëerd met een contrast tussen de (kind)arbeiders en de fabrieksbaas, bijvoorbeeld in films en musicals als ‘Daens’ en ‘Oliver Twist’.

Een van de beste middelen voor een werkgever om zijn werknemers onder de duim te houden, was het ‘arbeidsboekje’ of ‘livret’. Elke arbeider moest over een livret beschikken. Dit officiële document werd uitgereikt door de gemeente en bevatte zowel informatie over de arbeider, zoals beroep, identiteit, adres en werkgever, als over het loon. Zonder livret kon je geen job krijgen en wanneer je vorige werkgever er negatieve commentaren in schreef, werd het ook zeer moeilijk om terug aan de slag te gaan. Werkgevers hielden dit document bij voor al hun arbeiders.

Arbeidsboekje van de mijnwerker

Emanuele Campa, Genk, 1952.

In de steden waren de verarmde arbeiders in grote mate afhankelijk van publieke en private initiatieven die door de lokale overheden, de Kerk en de rijke, industriële burgerij bekostigd en georganiseerd werden. Vanaf 1796 werden in verschillende Belgische steden en gemeenten zogenaamde ‘Burelen van Weldadigheid’ opgericht. Deze organiseerden soepbedelingen en voorzagen kledij, voedsel, beddengoed en geneesmiddelen voor de armen. Dergelijke initiatieven mogen echter niet overschat worden, net zoals de achterliggende motieven.

b Lees onderstaande tekst en die op de volgende pagina aandachtig. Welke motieven had men in de 19e eeuw om aan liefdadigheid te doen?

“Armoede of ‘pauperisme’ werd toen als een moreel probleem beschouwd. De armen moesten verplicht worden om arbeid te verrichten en door middel van onderwijs heropgevoed worden. Via religieuze moralisering en sociale disciplinering, moesten de paupers aan de ordelijke maatschappij aangepast worden. De arme had zelf schuld aan zijn situatie, die als onwaardig werd beschouwd. Men was echter van mening dat de paupers hieruit konden geraken. Dit diende niet te gebeuren door economische onafhankelijkheid of ‘self-help’, maar door ‘morele verheffing’. De filantropen organiseerden de armenzorg zodanig dat het ingeschakeld werd om de arbeidersklasse te moraliseren, daarom omvatte dit ook onderwijs, opvoeding, hygiënisering, huisvestingsbeleid … ”

Bron: op basis van Dirk van Damme (1956-heden), Arbeid en armenzorg: Elementen voor historisch onderzoek naar de functies van de openbare armenzorg in België gedurende de eerste helft van de 19de eeuw, in: Handelingen - Koninklijke Zuid-Nederlandse maatschappij voor taal- en letterkunde en geschiedenis, nummer 39, 1985, p. 209-233

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 41 5

“Liefdadigheid werd meegegeven in de opvoeding van de adel, en dan vooral in die van de vrouwen. Moeders namen hun kinderen, meestal de dochters, tijdens de opvoeding mee op ronde om te tonen hoe het er in de wereld aan toeging, maar dan vooral vanuit educatief standpunt: zo leef je niet! Te grootschalige ellende was een potentieel gevaar voor de bestaande orde en er werd dan ook alles aan gedaan om die orde in stand te houden.”

Bron: op basis van Gijs de Boeck (1987-heden), 19de-eeuwse liefdadigheid in de praktijk, Universiteit Gent, 2009

Anoniem, expeditie van Risquons-Tout, gravure, 1865.

Op 23 maart 1848 drongen revolutionaire republikeinen België binnen via Risquons-Tout. Ze wilden de gevestigde orde omverwerpen en een revolutionair regime installeren.

“Meer dan een op tien mensen in Vlaanderen leeft vandaag met een armoederisico. Armoede is meer dan een laag inkomen, of een gebrek eraan. Het is een samenhang van sociale uitsluiting binnen domeinen die nauw met elkaar verweven zijn: onderwijs, werk, vrije tijd, huisvesting, gezondheid … Armoede toelaten, is een schending van de mensenrechten. De bestrijding ervan moet dan ook gericht zijn op een volwaardige deelname aan de samenleving. Zo kan iedereen ten volle genieten van de sociale grondrechten.”

Bron: op basis van Departement Welzijn, Volksgezondheid en gezin, Vlaamse Overheid, https://armoede.vlaanderen.be/, geraadpleegd op 18/01/2023

c Hoe verschilde de 19e-eeuwse visie op armoede(bestrijding) van de hedendaagse?

Arbeidersbewegingen

De Franse Revolutie maakte op alle vlakken een einde aan het ancien régime, zo ook aan de feodaliteit, de ambachten en de gilden. Op basis van de verlichtingsideeën vond men dat beroepsorganisaties het vrije ondernemen en algemene belang in de weg stonden. Om die reden werd in 1791 de ‘Wet Le Chapelier’ uitgevaardigd.

Artikel 1 De afschaffing van alle vormen van coöperaties van burgers van eenzelfde stand of beroep, is een van de fundamentele bases van de Franse Grondwet. Het is derhalve verboden hen terug op te richten, onder welk voorwendsel of onder welke vorm dan ook.

Artikel 4 Indien, tegen alle principes van de vrijheid en van de Grondwet in, burgers behorend tot dezelfde beroepen, ambachten of stielen, onderling overleg plegen of onderling overeenkomsten zouden afsluiten, die erop gericht zouden zijn slechts tegen een welbepaalde prijs in hun beroepssector mee te werken, dan zullen deze overeenkomsten en dit overleg, al dan niet onder ede aangegaan, als ongrondwettelijk verklaard worden, als een aanslag op de vrijheid en op de Verklaring van de Rechten van de Mens, en derhalve zullen zij van geen enkele waarde zijn.

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 42 5

Artikel 8 Alle samenscholingen van ambachtslui, arbeiders, gezellen, dagloners of die op hun aansporing tot stand zijn gekomen tegen de vrije uitoefening van de nijverheid en de arbeid door om het even welke persoon, zullen beschouwd worden als oproerige samenscholingen en als dusdanig uiteengedreven worden door de openbare macht.

Bron: naar Isaac Le Chapelier (1754-1794), Wet Le Chapelier, Parijs, 1791

Fabrieksarbeiders konden niet terugvallen op een systeem van solidariteit zoals men dat in de vroegere gilden en ambachten wel kon. Wanneer men in de problemen kwam, moest men hopen op liefdadigheid van anderen. In de 19e eeuw ontstonden om die reden fabriekskassen, zij het bemoeilijkt door de ‘Wet Le Chapelier’. In 1851 stond de overheid uiteindelijk de ziekenfondsen toe.

Het aanbod aan ziekenfondsen is historisch gegroeid. Gewoonlijk sloten ze aan bij een politieke strekking. Tijdens de industriële revolutie waren voornamelijk de christelijke en de socialistische mutualiteit populair. Soms werden de mutualiteiten gebruikt als dekmantel om verzet tegen de zware werkomstandigheden te organiseren. Op die manier waren het ook de voorlopers van de vakbonden. In 1866 werd het coalitieverbod ten gevolge van de ‘Wet Le Chapelier’ uiteindelijk opgeheven en ontstonden er officiële vakverenigingen. Deze verenigingen kenden in 1871 een dipje na het bloedbad op de Commune van Parijs, waar arbeiders een staatsgreep pleegden en een maand lang over Frankrijk, vooral de regio rond Parijs, regeerden. Deze verenigingen boden echter vele voordelen, waardoor ze al snel opnieuw leven werden ingeblazen. De socialisten beseften ook dat hervormingen niet enkel door protest konden worden doorgevoerd en richtten in 1885 de Belgische Werkliedenpartij (BWP) op. In andere Europese landen ontstonden gelijkaardige initiatieven. De voornaamste eisen van de BWP waren betere arbeidsomstandigheden, betere lonen en algemeen enkelvoudig stemrecht. Op die manier kon de stem van de arbeiders ook echt van tel zijn.

Samenwerkende Maatschappij Vooruit (1881-heden), prentbriefkaart ‘Vooruit en zijne werken’ naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling, 1913.

In 1880 opende in Gent bakkerij Vooruit, dit was een coöperatie: de arbeiders betaalden en werkten samen om goedkoper brood te verkrijgen. Later werd dit uitgebreid met andere producten. Dit voorbeeld werd vrij snel gevolgd op andere plaatsen in het land.

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 43 5
© Amsab-ISG

a Lees onderstaande oproep van paus Leo XIII (1810-1903) en beantwoord bijhorende vragen.

“Een eerste principe dat naar voren moet worden gebracht, is het volgende: de mens moet berusten in deze natuurnoodwendigheid dat in de burgerlijke maatschappij niet allen op gelijke hoogte kunnen worden geplaatst. Dit jagen de socialisten wel na, maar tegen de natuur indruisend, zijn alle krachtinspanningen vergeefse moeite. Immers de vele en diepgaande ongelijkheden onder de mensen zijn het werk van de natuur: verstand, aanleg, bedrevenheid, gezondheid en kracht zijn ongelijk verdeeld en uit deze ongelijkheden ontstaan vanzelf ongelijke levensomstandigheden. Maar die ongelijkheid zelf strekt nog tot aller voordeel, tot welzijn van maatschappij en enkelingen. Haar maatschappelijke leven vereist een grote verscheidenheid van organisatie en zeer uiteenlopende functies. En juist die onderlinge ongelijkheid brengt de mensen ertoe de verschillende functies onder elkaar te verdelen.”

Bron: naar Leo XIII (1810-1903), Rerum Novarum, 1891

1 Leg in je eigen woorden uit waarover de bron gaat.

2 Is deze tekst voor interpretatie vatbaar? Leg uit.

‘Rerum Novarum’ was erg belangrijk in de arbeidersstrijd omdat het de eerste katholieke oproep tot rechtvaardigheid en solidariteit was. De paus deed geen wereldschokkende uitspraken en de tekst was ook niet vergaand. Het was een oproep om het werkvolk goed te behandelen, een rechtvaardige verloning te geven … De encycliek, pauselijke brief, gaf wel de aanzet voor latere encyclieken die wel verder gingen en waaruit de christelijke arbeidersbeweging voortvloeide. Vanaf het begin van de arbeidersstrijd was de Katholieke Partij een vaste waarde in het Belgische politieke landschap. De opvattingen over hoe de arbeidersstrijd moest worden gevoerd, liepen sterk uiteen. Dit resulteerde in drie grote groepen:

syndicalisten (syndicalisme)

voor de oprichting van syndicaten, vakbonden

coöperatisten (coöperatisme)

voor de oprichting van coöperaties

behoudsgezinden

voor het handhaven van het status quo

Binnen de Katholieke Partij waren zowel de coöperatisten als de behoudsgezinden sterk vertegenwoordigd. Het coöperatisme was de officiële leer van de Kerk. Hierdoor bleef een deel op hun honger zitten, zo ook de priester Adolf Daens (1839-1907) en zijn broer Pieter (1842-1918). In 1893 richtten zij met enkele medestanders de ‘Christene Volkspartij’ op. Dit werd hen niet in dank afgenomen. Men vond dat de Katholieke Partij een eenheid moest vormen tegen het socialisme en liberalisme. Uiteindelijk werd de Katholieke Partij, vrij beperkt, hervormd om beter tegemoet te komen aan de vragen en verzuchtingen van de arbeiders.

De arbeidersbeweging(en) behaalden wel resultaten: er kwamen onderhandelingen en stakingen bleven een erg belangrijk drukkingsmiddel. Verder waren er ook arbeiders die kozen voor agressievere middelen, zoals betogingen en vandalisme, waarop de overheid met harde hand reageerde. De angst, zeker na de Commune van Parijs, en het bewustwordingsproces bij de arbeiders zelf zorgden ervoor dat de arbeiders een groep werden waar rekening mee gehouden werd. Er kwamen een heel aantal sociale wetten in België, bijvoorbeeld de eerste algemene wet op vrouwen- en kinderarbeid van 1889 die bepaalde dat kinderen jonger dan twaalf geen fabrieksarbeid meer mochten uitvoeren. Mannen jonger dan zestien en vrouwen jonger dan eenentwintig mochten ook geen nachtwerk meer doen of langer dan twaalf uur per dag werken. Pas na de Eerste Wereldoorlog werd het algemeen enkelvoudig stemrecht goedgekeurd. Het woord ‘algemeen’ sloeg toen vooral op mannen. Vrouwen mochten vanaf 1920 stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen, maar pas vanaf 1948 voor de nationale verkiezingen. Dit was vrij laat in vergelijking met andere landen, omdat de liberalen en socialisten vreesden dat de positie van de katholieken te sterk zou worden indien vrouwen stemrecht kregen.

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 44 5

Kern

VAN EEN AGRARISCHE NAAR EEN INDUSTRIËLE SAMENLEVING

De industriële revolutie begon midden 18e eeuw in Engeland. Verbeteringen in de landbouw zorgden voor een demografische groei. De enclosures speelden hier een grote rol in. De groeiende bevolking creëerde een grotere vraag naar goederen en dit stimuleerde de industrie. Dankzij de efficiëntere landbouwproductie kwamen arbeidskrachten vrij die konden worden aangewend in de industrie om die goederen te produceren.

In de loop van de volgende decennia verspreidde de industriële revolutie zich naar het Europese vasteland, de VS en Japan. Steeds meer mensen waren niet langer in de landbouw tewerkgesteld, zoals dat in de vele eeuwen voordien wel het geval was, maar wel in de industrie

INNOVATIES

De demografische veranderingen faciliteerden de industriële revolutie. De technologische innovaties zorgden ervoor dat diverse sectoren industrialiseerden. De textiel- en transportsector waren de eerste.

De mechanisering en introductie van machines veranderden het productieproces fundamenteel. Ten eerste maakte de traditionele huisnijverheid, omwille van de omvang van de machines (zoals de newcomenpomp of de stoommachine van Watt), plaats voor gemechaniseerde processen, georganiseerd in een ruimere, industriële omgeving: de organisatorische revolutie. Ten tweede werd het machinale, mechanische proces bepalender dan de arbeidskrachten: de technologische revolutie. Arbeidskrachten bleven noodzakelijk, maar werden nu voornamelijk aangewend om machines te bedienen. Arbeiders waren niet langer bij het volledige productieproces betrokken, maar moesten een deel van het proces zo efficiënt mogelijk uitvoeren: de arbeidsverdeling. Ten derde was de belangrijkste energiebron niet langer mankracht of trekdieren, maar stoomkracht die de machines moest doen draaien: de energierevolutie. Ten vierde zorgde de steeds stijgende vraag naar grondstoffen en productiegoederen voor een sterke uitbouw van het transportnetwerk. Dit resulteerde in de uitbouw van het spoornet, verharde wegen en gemechaniseerde vaartuigen: de transportrevolutie

TECHNIEK EN WETENSCHAP

Terwijl de eerste fase van de industriële revolutie zich verspreidde, deden nieuwe energiebronnen als olie en elektriciteit, en materialen als kunststof en staal hun intrede. Omwille van deze innovaties en nieuwe, geïndustrialiseerde sectoren, zoals de chemische, staal- en olie-industrie, kunnen we spreken van een tweede fase in de industriële revolutie. Sommige historici spreken echter van een langgerekt proces van industrialisatie dat gebaseerd was op het zoeken naar innovaties en verbeteringen in het productie- en arbeidsproces: de industriële evolutie

De industrialisatie steunde op een zoektocht naar efficiëntie en een wetenschappelijke benadering van arbeid en productieprocessen. Machines zorgden ervoor dat goederen veel sneller geproduceerd werden. Henry Ford (1863-1947) en Frederick Taylor (1856-1915) zochten naar manieren om de processen zoveel mogelijk te standaardiseren en te mechaniseren: handelingen werden getimed en geoptimaliseerd, en de assemblagelijn werd op de werkvloer geïntroduceerd om het productieproces verder te versnellen.

45 5 Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde

DE SCHADUWZIJDE VAN DE VOORUITGANG

De medaille van de industriële revolutie had ook een keerzijde. Steden barstten uit hun voegen en maakten een aantal sociale problemen en de omvang van de armoede duidelijk zichtbaar. Het lawaai en de stank van de fabrieken waren overal. De levensomstandigheden in de typische wijken met arbeiderswoningen, beluiken, die vaak rond de fabrieken gebouwd werden, waren erbarmelijk. De problemen die gepaard gingen met de 19e-eeuwse modernisering en industrialisering worden door historici de ‘sociale kwestie’ genoemd. Het is binnen deze context dat de eerste arbeidersbewegingen, fabriekskassen en coöperaties werden opgericht.

vroegmoderne tijd

1712

1712

newcomenpomp

1764 spinning jenny

1769

moderne tijd

1945

1789 hedendaagse tijd

Watt verbeterde de stoommachine

1773

Enclosure Acts

1776

An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations

1779 spinning mule

1791

Wet Le Chapelier

1797-1798

1814

Stephensons stoomtrein

Lieven Bauwens smokkelde machines naar het vasteland

1885

oprichting Belgische Werkliedenpartij

1891 Rerum Novarum

1908 Model T Ford

1880-1890

1907 bakeliet

Frederick Taylor ontwikkelde de 'scientific management'

Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde 46 5

Overzicht

Gebruik de informatie uit het hoofdstuk om een antwoord te formuleren op de historische vraag die in ‘Fenestra’ gesteld werd.

Hoe veranderde de industrialisatie de West-Europese samenleving binnen elk van de domeinen?

VOORBEELDVRAGEN

Beschrijf in tijd en ruimte hoe de industriële revolutie zich over Europa verspreidde.

Wat waren de belangrijkste Belgische centra voor de industriële revolutie?

Waarom startte de industriële revolutie in Engeland?

Welke veranderingen lagen aan de basis van de (eerste fase van de) industriële revolutie?

Hoe beïnvloedde de industriële revolutie de urbanisatie?

Waarom verspreidden nieuwe technieken en machines zich moeilijker in de traditionele sectoren en landelijke regio’s?

Op welke verschillende manieren kunnen we het industrialisatieproces in de 18e en 19e eeuw faseren? Wat is de achterliggende gedachte hiervan?

Vergelijk de sectoren die aan de basis van de twee fasen van de industriële revolutie lagen.

Welke gevolgen had de industrialisatie op economisch vlak?

Welke gevolgen had de industrialisatie op cultureel vlak?

Welke gevolgen had de industrialisatie op sociaal vlak?

Welke gevolgen had de industrialisatie op politiek vlak?

Leg volgende stelling uit en concretiseer deze aan de hand van een voorbeeld: “Het zoeken naar efficiëntie lag aan de basis van de industriële revolutie.”

Wat bedoelt men met het begrip ‘sociale kwestie’? Leg dit uit aan de hand van twee voorbeelden.

47 5 Hoofdstuk 2 Industrialisatie met een schaduwzijde

Hoofdstuk 4 Scramble for Africa

Historische vraag: Wie waren de winnaars en verliezers bij de Wedloop om Afrika?

Fenestra

The Daily Graphic (1873-1890), Daylight at last!, ingekleurde gravure, New York, 16 juli 1890.

Adalbert von Rößler (1853-1922), de deelnemers aan de Koloniale Conferentie van Berlijn, gravure, 1884.

Anoniem, een missionaris wijst naar de geamputeerde hand van een Congolese man, Kongo-Vrijstaat, ca. 1890-1908.

70 5 Hoofdstuk 4 Scramble for Africa
Anoniem, president Joseph Kasavubu spreekt het congres toe tijdens de onafhankelijkheidsceremonie, Democratische Republiek Congo, 30 juni 1960. Julien Harneis (1967-heden), wolframietmijn, Democratische Republiek Congo, 2007. © Julien Harneis from Goma, Democratic Republic of Congo (CC BY-SA 2.0)
71 5
4
Zaza (1967-heden), cartoon Stanley’s route, 2006.
©
ZAZA
Hoofdstuk
Scramble for Africa

Ontrafeld

1 KOLONIALISME: WHAT’S IN A NAME?

a Lees de bronnen, teksten en definities op deze en de volgende pagina aandachtig en beantwoord bijhorende vragen.

De etymologische oorsprong van ‘koloniseren’ ligt in het Latijnse werkwoord ‘colere’, dat als ‘bewonen’, ‘kweken’ of ‘cultiveren’ kan worden vertaald. ‘Colonia’ waren (landbouw)nederzettingen. Het hedendaagse Keulen, Cologne in het Frans, is hiervan afgeleid.

“Wortel-Kolonie was oorspronkelijk een vrije inlandse landbouwkolonie. Arme gezinnen werden hier ondergebracht en kregen elk een kleine boerderij met land dat ze moesten bewerken. De Belgische staat kocht het domein in 1870 en maakte er een ‘Kolonie van Weldadigheid’ van. Mannelijke bedelaars en ‘landlopers’ moesten het land bewerken of werden aan het werk gezet in werkhuizen. In 1993 schafte België onder internationale druk de wet tegen landloperij af en mochten de bewoners vertrekken. Sommigen bleven en in 2019 woonden er nog twee voormalige geïnterneerden in de gebouwen van de kolonie. In 2021 werd het in de UNESCO Werelderfgoedlijst opgenomen.”

Bron: op basis van Koloniën van Weldadigheid, https://www.kolonienvanweldadigheid.eu/bezoek/wortel-kolonie, geraadpleegd op 06/02/2023 en Kolonie57, https://www.kolonie57.be/werelderfgoed, geraadpleegd op 06/02/2023 2

In 1652 kwam een VOC-schip onder leiding van Jan van Riebeeck (1619-1677) aan in Zuid-Afrika. Van Riebeeck stichtte er een bevoorradingspost op Kaap de Goede Hoop. De latere Kaapkolonie werd bevolkt door Europese calvinisten, voornamelijk uit de Nederlanden, maar ook uit Duitsland, Frankrijk en Schotland. Vele vroegmoderne kolonisten ontvluchtten Europa omwille van het gevaar dat gepaard ging met hun geloofsovertuiging, of omdat ze iets op hun kerfstok hadden.

In 2020 werden wereldwijd diverse standbeelden beklad of vernield bij antiracismeprotesten. Het ging om beelden van historische figuren die betrokken waren bij de slavenhandel en/of andere vormen van onderdrukking die gepaard gingen met de kolonisatie. In vele westerse landen loopt nu het debat over hoe om te gaan met het koloniale verleden.

In de nacht van 1 op 2 augustus 2020 werd de buste van koning Leopold II voor het Afrikamuseum in Tervuren voor de tweede maal met rode verf beklad. 4

1
Charles Davidson Bell (1813-1882), Jan van Riebeeck landt in Tafelbaai in april 1652, olieverf op doek, ca. 1851.
72 5
3
Hoofdstuk 4 Scramble for Africa

Jennie Augusta Brownscombe (1850-1936), De eerste Thanksgiving in Plymouth, olieverf op doek, 1914.

“De zogenaamde ‘Pilgrim Fathers’, een groep puriteinen die van Engeland naar de Nieuwe Wereld trokken om aan vervolging in hun thuisland te ontsnappen, hadden het in hun eerste jaar in de Nieuwe Wereld erg moeilijk. Ze moesten terugvallen op de steun van de oorspronkelijke bewoners van de Wampanoaggemeenschap. Het oogstfeest dat ze samen deelden, wordt door velen gezien als de basis voor de Amerikaanse feestdag Thanksgiving.” Bron: op basis van History, https://www.history.com/news/firstthanksgiving-colonists-native-americans-men, geraadpleegd op 06/02/2023

5

“Opiniemaakster Nozizwe Dube (1995-heden) omschrijft ‘kolonisatie’ als de uitbreiding van het politieke en economische beheer over een gebied door een bezettende, buitenlandse staat. Deze staat was meestal organisatorisch en militair superieur aan het gebied dat gekoloniseerd werd. ‘Postkolonialisme’ is een begrip waarmee men verwijst naar de politieke en wetenschappelijke beweging die de continuïteit van de koloniale logica en praktijken die nog altijd bestaan, het ‘neokolonialisme’, aan de kaak stelt.”

Bron: op basis van Nozizwe Dube (1995-heden), Moeilijke Dingen Makkelijk Uitgelegd, https://www.youtube.com/ watch?v=RpOTf7jOYKk&t=59s, geraadpleegd op 06/02/2023

Congocommissie rijdt zich klem in verontschuldigingen en mislukt

AnAlyse Koloniaal verleden

De Congocommissie loopt met een sisser af. Onenigheid binnen Vivaldi over excuses aan Congo, Rwanda en Burundi vanwege het koloniale verleden stond een stemming over de aanbevelingen in de weg. De kater, ja zelfs de schaamte, is groot.

6

1 Hoe zou jij het begrip ‘kolonisatie’ omschrijven?

Het woord afgang is op zijn plaats. Twee jaar geleden startte een bijzondere Kamercommissie een onderzoek naar het koloniale verleden van België. Het initiatief kwam er in de nasleep van de Black Lives Matter-acties. De Congocommissie wilde niet alleen het verleden analyseren, maar zich ook over ‘herstel’ buigen en aanbevelingen doen over de toekomstige samenwerking tussen België, Congo, Rwanda en Burundi.

Het initiatief wekte grote verwachtingen, niet het minst bij de vertegenwoordigers uit de Afrikaanse landen. Kosten noch moeite werden gespaard: tientallen personen en organisaties passeerden de revue, experts schreven verschillende rapporten en de commissie bracht een plaatsbezoek. De oefening werd als uniek beschouwd in Europa. Niet alleen vanwege haar reikwijdte, maar ook vanwege haar diepgang.

en Heleen Debeuckelaere (1989-heden), Congocommissie rijdt zich klem in verontschuldigingen en mislukt, De Standaard, 20 december 2022

2 Vergelijk deze beschrijving met bovenstaande bronnen, teksten en definities. Welke sluit(en) het meest aan bij jouw omschrijving?

3 Vergelijk jouw omschrijving met de rest van de klas. Verklaar hierbij de mogelijke verschillen en gelijkenissen tussen de omschrijvingen die gegeven worden.

4 Zoek een voorbeeld van hoe het begrip ‘kolonisatie’ in de actualiteit komt.

Na ruggespraak met de diverse partijen lanceerde commissievoorzitter Wouter De Vriendt (Groen) 128 aanbevelingen die rekening hielden met de diverse gevoeligheden. Die vielen in vier categorieën: geschiedenis en onderzoek, herstel, de strijd tegen discriminatie en de opvolging van de aanbevelingen. Maar uiteindelijk kwam het maandag niet eens tot een stemming. De liberalen verlieten de commissie, van een wis-

Commissievoorzitter

De Vriendt suggereert dat ‘een erg grote gevoeligheid’ van het Koninklijk Paleis enkele partijen zou hebben beïnvloed

Bron: Bart Brinckman (1963-heden)
overwegingen moesten
‘Morele
wijken voor een politiek spel’
Het initiatief voor de commissie kwam er in de nasleep van Black Lives Matter. Op de foto: een protestactie in Brussel, in juni 2020. © Kristof Vadino 6 D IN s DAG 20 D ECEMBER 2022 DE STANDAARD
7 Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 73 5
vooraan

De betekenis die aan ‘kolonialisme’, ‘kolonisatie’ en ‘koloniseren’ wordt gegeven, is veranderd doorheen de tijd en kan verschillen naargelang het perspectief van waaruit men naar het verleden kijkt.

b Welke betekenisverschuiving onderging het begrip ‘koloniseren’? Baseer je hiervoor op de bronnen, teksten en definities op de vorige pagina’s en de antwoorden die je formuleerde bij vraag a.

2 SITUATIE IN DE 19E EEUW

a In de loop van de 19e eeuw gingen steeds meer Europese landen overzeese gebieden koloniseren. Onderstaande kaarten geven een overzicht van welke landen welke gebieden koloniseerden. Leg in je eigen woorden uit hoe kolonisatie de hele wereld veranderde.

1754

1885

1900

Verenigd Koninkrijk

Frankrijk

Spanje

Portugal

Nederland

Duitsland

Ottomaanse Rijk

België

Rusland

Japan

China (Qing-dynastie)

Oostenrijk-Hongarije

Denemarken

Noorwegen-Zweden

Verenigde Staten

Italië

4
for Africa 74 5
Hoofdstuk
Scramble

b Geef op basis van de kaarten bij vraag a vijf belangrijke Europese koloniserende mogendheden. Geef voor elke mogendheid drie gebieden die het koloniseerde.

c Welke twee niet-Europese landen kunnen we ook aanduiden als kolonisatoren?

d Welke gebieden werden in de 19e eeuw gekoloniseerd? Vergelijk deze situatie met die in de 15e en 16e eeuw.

e Het koloniale systeem dat in de 19e eeuw tot stand kwam, omvatte verschillende stelsels die allemaal één ding gemeen hadden: ze steunden op ongelijkheid. Hieronder vind je een overzicht van de verschillende stelsels. Geef bij elk stelsel een voorbeeld van een gekoloniseerd gebied dat aan deze voorwaarden voldeed.

stelsel beschrijving voorbeeld

kolonie

protectoraat

Een kolonie was niet vrij en niet soeverein, het was ook economisch en cultureel afhankelijk van het moederland. Er was hier een ander juridisch systeem van kracht dan in het moederland en de oorspronkelijke bewoners werden als dwangarbeiders uitgebuit.

Een protectoraat behield een zekere vorm van zelfstandigheid, maar had er in werkelijkheid geen. Een protectoraat had praktisch geen vrijheid om te beslissen over het bestuur. In feite was dit niet meer dan een schijnstaat, waarbij de kolonisator de plaatselijke heerser steunde of diens gezag versterkte.

land onder traktaat Landen die door een traktaat waren gebonden, kenden geen soevereiniteit. Hun onafhankelijkheid werd in theorie wel erkend, maar in de traktaten werden zoveel verplichtingen opgelegd dat ongebonden optreden onmogelijk was.

dominion Een dominion is een onafhankelijke staat binnen het Britse Gemenebest. Dit kwam voort uit het Britse streven om een wereldwijd machtsblok te creëren. De dominions zijn vrijelijk verenigd, maar hebben allemaal de Britse vorst als staatshoofd.

f Bedenk aan de hand van de kaarten bij opdracht a een verklaring voor de betekenisverschuiving van de term ‘kolonisatie’.

Oppervlakte van de werelddelen die gekoloniseerd werden, in percentages 1876 1900 toename of afname Afrika 10,8 % 90,4 % + 79,6 % Amerika 27,5 % 27,2 % - 0,3 % Australië 100 % 100 % Azië 51,5 % 56,6 % + 5,1 % Oceanië (exclusief Australië) 56,8 % 98,9 % + 42,1 %
Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 75 5

REDENEN VOOR KOLONISATIE

In de vroegmoderne tijd stichtten Europese landen kolonies in Amerika, Azië en Afrika, en bouwden zo hun koloniale rijk uit. In de loop van de 19e eeuw kwam er een nieuwe golf op gang, door historici vaak als de ‘tweede kolonisatiegolf’ aangeduid. Hierdoor kwam het grootste deel van de wereld onder Europees gezag en bestuur.

a Lees onderstaande bron en bekijk bijhorende cartoons om de vragen te beantwoorden.

“Draag uw last, o blanke man, Zend steeds vooruit uw besten.

Stuur uw zoons in ballingschap, Om uw gevang’nen vet te mesten.

Om daar in zwaar harnas te waken

Over volk verward en wild, Duivels, kinds en onderdrukt, Doe het zacht en doe het mild.

Draag uw last, o blanke man, Gehoorzaam met geduld.

Maskeer de dreiging van terreur, Wees u bewust van schuld.

Help ze bij hun trots vertoon, Door vrije spraak en need’righeid.

Bespaar u zelf geen enk’le hoon

En werk steeds weer voor hún profijt.

Bron: Rudyard Kipling (1865-1936), The White Man’s Burden, 1899

Draag uw last, o blanke man, Besmeur uw ouders haard.

Aanvaard uw beteren’s verwijt, De haat van dié door u bewaard,

Neig uw hoofd tot op uw borst, Geween van ’t vreemde volk geacht: “Ach, waarom hebt g’ons bevrijd Uit ons’ geliefd Egyptisch’ nacht?”

Draag uw last, o blanke man, Zweer af uw kindse wegen, Werp weg die poov’re lauwerkrans, Die onbetwiste zegen.

Tijd om uw man’lijkheid te zoeken, Na ’t van dankloze jaren verstrijken Koudbloedig, met duurbetaalde wijsheid, Het oordeel van uw gelijken.”

3
Victor Gillam (1867-1920), The White Man’s Burden (Apologies to Rudyard Kipling), Judge, 1 april 1889. De cartoon toont hoe John Bull en Uncle Sam de ‘last van de witte man’ dragen.
Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 76 5

1 Wie zijn John Bull en Uncle Sam?

2 Wie zit er in de draagmanden?

3 Vergelijk de manier waarop de kolonisatoren worden afgebeeld met hoe de gekoloniseerden worden afgebeeld.

4 John Bull en Uncle Sam hebben allebei een doel. Wat is dit doel?

5 Welke hindernissen moeten ze zien te overwinnen om hun doel te bereiken?

6 Vergelijk de cartoon van Victor Gillam met die van William Harker. Let op de beeldvorming en de afgebeelde personages.

b Bestudeer onderstaande bronnen en teksten over de motieven achter het koloniale imperialisme en los bijhorende vragen en opdrachten op.

“Ik beweer dat wij het belangrijkste ras op de wereld zijn en hoe groter de stukken die wij bewonen, hoe beter voor de mensheid. Vermits God duidelijk het Engelssprekende ras tot zijn uitverkoren werktuig vormde, is het duidelijk dat Hij ook moet wensen dat ik alles doe wat in mijn vermogen ligt om aan dit ras zoveel mogelijk speelruimte en macht te geven.”

Bron: naar Cecil Rhodes (1853-1902), A draft of some of my ideas, Oxford, 1877

“Ik was gisteren in het Londense East End, de arbeidersbuurt, en bezocht daar een vergadering van werklozen. Toen ik de woeste redevoeringen had gehoord, die één enkele kreet om brood waren, en op weg naar huis nadacht over wat ik gezien had, was ik meer dan ooit overtuigd van de grote betekenis van het imperialisme. Mijn grote gedachte is de oplossing voor het sociale vraagstuk: Om de 40 miljoen bewoners van het Verenigd Koninkrijk voor een moordende burgeroorlog te behoeden, moeten wij, koloniale politici, nieuwe landen ontsluiten om daar onze overtollige bevolking heen te brengen, en nieuwe afzetgebieden te verkrijgen voor de waren die in onze fabrieken en mijnen geproduceerd worden. Ik heb altijd gezegd dat het imperium een kwestie van de maag is. Wanneer gij geen burgeroorlog wilt, moet gij imperialist worden.”

Bron: Bron: naar Cecil Rhodes (1853-1902), A draft of some of my ideas, Oxford, 1877

William H. Walker (1842-1916), satire op ‘The White Man’s Burden’, Life Magazine, 16 maart 1899.
Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 77 5

Het Europese ‘beschavingsideaal’ wilde de zwarte mensen in de kolonies beschaven en zo ook ‘wit maken’.

Anoniem, reclame voor Pears soap gebaseerd op de fabel van Aesopus, 1884.

Saartje Baartman (1789-1815) was een Zuid-Afrikaanse die omwille van haar karakteristieke lichaamsbouw in Europa werd tentoongesteld: ze was klein, had een groot achterwerk, een bruine huidskleur en grote lippen. Europeanen vonden dit een attractie en noemden haar de ‘Zwarte Venus’ of ‘Hottentot Venus’.

Renaud Pennelle (1978-heden), Vénus Noire, Cine 9, 2010.

Frenologie was de studie die ervan uitging dat de samenstelling van de schedel de karaktereigenschappen en het intellect van een persoon bepaalde. Dit werd ook raciaal gelinkt. Later werd dit ontkracht en als pseudowetenschap beschouwd.

Félix Édouard Guérin-Méneville (1799-1874), frenologische analyse van de hoek van het gezicht op basis van de studie van Petrus Caper, ingekleurde gravure, Dictionnaire pittoresque d’Histoire Naturelle, Parijs, 1836-1839.

Op basis van de frenologie en andere pseudowetenschappen kwam men tot een classificatie van mensen in verschillende rassen en vertakkingen. Hierbij ging men uit van een hiërarchie waarin het ‘witte ras’ superieur was.

Henri Hendrickx (1817-1894), de verschillende rassen en vertakkingen van de mensheid, ingekleurde gravure, Des races humaines ou éléments d’ethnographie, Parijs, 1845.

Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 78 5

“Tijdens het laatste kwart van de 19e eeuw kwam een vijfde van het landoppervlak en een tiende van de wereldbevolking onder de steeds uitbreidende heerschappij van de Europese veroveraars te vallen. Een imperialistische toe-eigening die qua tempo ongeëvenaard was in de geschiedenis. Achter het nieuwe imperialisme staken overwegingen als belang en prestige, emotionaliteit en missiedrang, en economische berekeningen en politieke wedijver. Maar naast rationele berekening, staan wij keer op keer op alle niveaus tegenover een irrationeel element, een soort mystiek en een sfeer die zich niet laat verklaren. Specifieke economische oorzaken zijn niet moeilijk te vinden.

Maar bij de voorvechters in het Verenigd Koninkrijk, die een groot enthousiasme wekten voor de imperialistische zaak, speelden materialistische overwegingen nauwelijks een rol. De liefdadigheid was echt en vooral aan Britse kant bestond een oprecht gevoel van morele plicht. Maar bovendien was er een streven naar grootsheid en een bezetenheid door de betovering van grote afmetingen, die wellicht goed aansloten bij de nieuwe wereld van uitstulpende steden en enorme machines.”

Bron: naar Geoffrey Barraclough (1908-1984), Over de oorzaken van het europese kolonialisme in de 19e eeuw, in: Universele Wereldgeschiedenis, Heideland-Orbis, Hasselt, 1976

“Ons nationaal inkomen berust op onze industriële mogelijkheden en productie. Wij zijn geen agrarisch land, dat kan nooit de belangrijkste bron van onze welstand zijn. Wij zijn een groot industrieel land. Daaruit volgt dat de handel binnen ons wereldrijk voor ons huidig welslagen absoluut noodzakelijk is. Als deze handel achteruit zou gaan, of zou ophouden in verhouding tot onze bevolking te stijgen, dan evolueren wij naar een staat van vijfde klasse.”

Bron: naar Joseph Chamberlain (1836-1914), Imperial Union and Traffic Reform, G. Richards, Londen, 1903

“Ik heb nooit opgehouden de aandacht van mijn landgenoten te vestigen op de noodzaak hun blikken op de overzeese gebieden te richten. De geschiedenis leert dat het in het belang van kleine landen is hun invloedssfeer buiten hun enge grenzen uit te breiden. Aan de kusten van de Middellandse Zee stichtte Griekenland rijke steden, middelpunten van kunst en beschaving. Later berustte de grootsheid van Venetië evenzeer op de ontwikkeling van zijn vloot en handelsbetrekkingen, als ook op zijn politieke succes. Nederland heeft in Indië 30 miljoen onderdanen die hun tropische waren uitwisselen tegen producten van het moederland. Door de zaak van het mensdom en de vooruitgang te dienen, werden de volkeren van kleine landen nuttige leden van de grote familie der volkeren. Meer dan een ander, moet een land van handel en nijverheid als het onze zich inspannen om afzetgebieden te vinden voor alle arbeiders, zowel aan die van de geest als van het kapitaal en de handenarbeid.”

Bron: naar Leopold II (1835-1909), Over het nut van koloniën, Belgische senaat, 17 februari 1860

1 Waarom moeten we het 19e-eeuwse kolonialisme als een vorm van imperialisme beschouwen?

2 Markeer de gelijkenissen tussen het kolonialisme van de vroegmoderne tijd en dat van de 19e eeuw.

3 Welke verschillen waren er tussen het kolonialisme van de vroegmoderne tijd en dat van de 19e eeuw?

4 Geef voor elk van de vier domeinen een reden voor de 19e-eeuwse kolonisatie.

Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 79 5

5 Plaats de cijfers naast de kernbegrippen in onderstaande tekst bij de bronnen en teksten op de vorige pagina’s die hier een goede illustratie van zijn.

De 19e-eeuwse kolonisatiedrang kan niet los gezien worden van de verlichtingstijdgeest. De wetenschappelijke vooruitgang in de 18e eeuw stelde de Europeanen in staat om de wereld beter te verkennen, bijvoorbeeld door verbeterde navigatietechnieken en scheepsbouw. Bovendien stimuleerde dit ook de drang om de niet-Europese wereld wetenschappelijk in kaart te brengen 1 Dit leidde tot een nieuwsgierigheid naar uitheemse curiosa 2 die in zogenaamde rariteitenkabinetten werden bewaard of als publiek vermaak werden getoond. Dergelijke propaganda versterkte het westerse superioriteitsgevoel 3 , een gevoel dat al sterk was aangewakkerd door de culturele bloei die de verlichting teweegbracht. Dit verklaart de paternalistische houding 4 die men in het Westen aannam ten opzicht van de niet-westerse mensen en groepen, en de drang om de verlichtingswaarden te verspreiden 5 .

c Verklaar waarom de industriële revolutie een belangrijke stimulans was voor de kolonisatie.

4 CONGO: EEN BELGISCHE KOLONIE (1885-1960)

Wat voorafging

De invloed van het koloniale en verlichtingsdenken blijft de hedendaagse mentaliteit beïnvloeden. Vanuit een superioriteitsgevoel en eurocentrische visie wordt de geschiedenis van Afrika, en die van andere gekoloniseerde regio’s, vaak pas vanaf de kolonisatie en vanuit een koloniaal perspectief verteld.

Dit merken we ook als we de UNESCO Werelderfgoedlijst bekijken. Niet alleen zijn er meer dan vijf keer zoveel Europese sites in de lijst opgenomen als Afrikaanse (502 Europese tegenover 98 Afrikaanse), ook dateert een significant deel van het Afrikaanse culturele erfgoed uit de tijd van de vroegmoderne kolonisatie of de eeuwen erna.

a Geef een mogelijke verklaring voor dit onevenwicht.

b Scan de QR-code en ga via de site van UNESCO op zoek naar twee voorbeelden van Afrikaans werelderfgoed die dateren van voor de komst van de Europeanen. Wat leert dit ons over de Afrikaanse cultuur?

Ook Congo heeft een rijke geschiedenis die dateert van voor de komst van de Europeanen. Zo werden de restanten van Mbanza Kongo in 2017 in de Werelderfgoedlijst opgenomen. Mbanza Kongo was de hoofdstad van het Koninkrijk Kongo, tussen de 14e en 19e eeuw een van de grootste rijken in zuidelijk Afrika.

Kathedraal van de Heilige Verlosser van Congo, Mbanza Kongo, 1549.

Dit is een van de oudste kerken in Sub-Saharaans Afrika.

for Africa 80 5
© Madjey Fernandes (CC BY-SA 3.0)
Hoofdstuk 4 Scramble

Koninkrijk Kongo, 1711

Koninkrijk Loango

Koninkrijk Caçongo

Kongo

Koninkrijk Angola provincie Songo

Dembo Ambulaça Dembo Ambuila

Koninkrijk Macoco/Anzico

c Vergelijk de grenzen van het hedendaagse Congo met die van het Koninkrijk Kongo. Let op de ligging van Mbanza Kongo.

d Scan opnieuw de QR-code bij vraag b en zoek welke invloed de Portugese kolonisten hadden op Mbanza Kongo. Ga hierbij ook na welke elementen dateren van voor de komst van de Europeanen.

Koninklijke honger naar kolonies

De Belgische koning Leopold II (1835-1909) erfde zijn koloniale aspiraties wellicht van zijn vader, Leopold I, die in verschillende delen van de wereld kolonies probeerde te stichten. Hij inspireerde zich hiervoor op het koloniale project van Nederland in Java en Nederlands-Indië, en de economische welvaart die het land hierdoor verwierf. Hij probeerde Kreta van de Ottomaanse sultan te kopen, Cuba van Spanje over te nemen en ook Texas stond op zijn verlanglijstje. In totaal strandden vijf pogingen van de vorst om overzeese gebieden te verwerven.

Leopold II deed de pogingen van zijn vader nog eens dunnetjes over. In België zelf kon de koning op weinig steun rekenen voor zijn imperialistische ambities. Zowel de regering als de meerderheid van de zakenwereld zag weinig heil in een koloniaal avontuur. Om de binnenlandse opinie te beïnvloeden en zijn koloniale ambities internationaal te legitimeren, financierde de vorst in de loop van de jaren 1870 verschillende wetenschappelijke onderzoeksprojecten in CentraalAfrika. Zo ondersteunde hij de Brits-Amerikaanse journalist en ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley (1841-1904) om de Congorivier af te varen en de omliggende gebieden te verkennen. Stanley bezette tijdens deze expeditie delen van de zuidelijke oever, die de basis vormden voor de latere Belgische kolonie.

Leopold profileerde zichzelf en België op internationaal vlak door van 12 tot 14 september 1876 op het Koninklijk Paleis de Geografische Conferentie van Brussel te organiseren. De internationale delegatie verkoos hem unaniem tot voorzitter.

Mbanza Koninkrijk Benguela Land van de Jaga Casangi Koninkrijk Dongo Koninkrijk Matamba Koninkrijk Kongo
Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 81 5

a Lees de openingsrede van Leopold II en beantwoord bijhorende vragen.

“Het onderwerp dat ons samenbrengt, is een van de grote taken voor de mensheid. Om Centraal-Afrika, het laatste deel van de aardbol dat nog niet in aanraking is gekomen met de beschaving, hiervoor te openen; om de duisternis die over hele volkeren hangt te doorboren, is – waag ik te zeggen – een kruistocht nodig die deze eeuw van vooruitgang waardig is. Het leek mij dat België, een neutraal en centraal gelegen land, een geschikte plaats voor een dergelijke bijeenkomst zou zijn. Is het nodig dat ik zeg dat er geen sprake is van egoïsme van mijn kant door u naar Brussel te laten komen? Neen, heren! België mag dan wel een klein land zijn, het is gelukkig en tevreden met zijn lot. Ik heb geen andere ambitie dan het goede te dienen.”

Bron: naar Leopold II (1835-1909), openingsrede als voorzitter van de Geografische Conferentie van Brussel, 12 september 1876

1 Markeer de reden(en) die Leopold aangaf om Centraal-Afrika te verkennen.

2 Hoe legitimeerde hij dat België een voortrekkersrol zou spelen in de verdere verkenning van Afrika?

In navolging van de conferentie werd de ‘Association Internationale Africaine’ (AIA) nog in datzelfde jaar opgericht. Dit was een Internationale vereniging voor de ‘verkenning en beschaving’ van Centraal-Afrika. Het was een, in naam, internationaal orgaan onder leiding van de Belgische koning dat bestond uit geografen, avonturiers en geldschieters uit onder andere Duitsland, Engeland, Frankrijk en de VS. De AIA ondernam tussen 1879 en 1884 vijf expedities rond het Tanganyikameer (dat zich uitstrekt over het hedendaagse Burundi, Congo, Tanzania en Zambia) om er wetenschappelijke centra op te zetten. Leopold had echter een eigen agenda en wilde in de eerste plaats aanwezig zijn in de regio om de binnenlandse opinie te bespelen en een latere koloniale bezetting voor te bereiden.

b Onderstaande bron werd door een medestander van de koning opgesteld. Lees deze aandachtig en beantwoord bijhorende vragen.

“Avec le temps, l’entreprise deviendra par la force des choses, belge de nom comme de fait. Il est désirable que surtout dans les commencements, l’affaire s’abrite sous le drapeau international. L’idée coloniale soulève encore de vives répugnances en Belgique, où le souvenir de nos essais malheureux n’est pas effacé. Dans les conférences préliminaires de 1876, une forte opposition a éclaté contre tout ce qui pourrait conduire à une action isolée. Une tentative faite sous un jour trop exclusivement belge soulèverait des résistances à peu près certaines alors qu’elle aurait beaucoup plus de chances d’être bien accueillie par l’opinion publique, si elle se présentait sous le drapeau international.“

Bron: Léonard Greindl (1798-1875), vertrouwelijke nota aan Leopold II, 1878

1 Waarom was het belangrijk voor het project van Leopold om met internationale en niet enkel Belgische wetenschappers te werken?

2 Leg in je eigen woorden uit hoe hij wetenschappelijk onderzoek als propaganda gebruikte.

Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 82 5

De Wedloop om Afrika

De ‘Wedloop om Afrika’ (Scramble for Africa) slaat op de periode tussen 1880 en 1914 waarin de Europese grootmachten in sneltempo probeerden om een zo groot mogelijk deel van Afrika te bemachtigen. Niet enkel Leopold, maar ook andere leiders stimuleerden expedities op het continent en breidden bestaande handelsposten sterk uit.

Het bezitten van kolonies werd immers gezien als middel om het industrialisatieproces te stimuleren met goedkope grondstoffen en nieuwe afzetmarkten. Bovendien konden ze zo een nieuwe machtsbasis uitbouwen.

Frankrijk wilde na de nederlaag in de Frans-Duitse Oorlog in 1870 zijn koloniale rijk uitbouwen. Ook de nieuwe staten Duitsland en Italië wilden zich door hun koloniale bezit laten gelden in Europa. De Duitse keizer Wilhelm II (1859-1941) voerde een agressieve ‘Weltpolitik’ die erop gericht was om Europa, en uiteindelijk de wereld te beheersen door middel van kolonies. Duitsland werd hierdoor een geduchte concurrent voor het Verenigd Koninkrijk, dat omstreeks 1900 het grootste koloniale rijk had en hierdoor de machtigste Europese staat was.

Om een groot militair conflict tussen de Europese grootmachten te vermijden, dwong de nood zich op om afspraken te maken omtrent de verdeling van het Afrikaanse continent. In november 1884 riep Otto von Bismarck de vertegenwoordigers van de belangrijkste Europese landen en de VS samen op de Koloniale Conferentie van Berlijn.

Michel Morphy (1863-1928), Le commandant Marchand et ses companions d’armes à travers l’Afrique: histoire complète et anecdotique de la mission, Parijs, 1889.

a Wat waren de gevolgen van de Koloniale Conferentie van Berlijn voor het Afrikaanse continent? Vergelijk onderstaande etnische kaart met die van de verdeling van het continent na de conferentie.

b Vergelijk de situatie na de conferentie met die in de 18e eeuw, zie kaart pagina 74. Wie waren de grote winnaars en wie waren de grote verliezers van de conferentie?

Etnische kaart Afrika

Verdeling van Afrika na de Koloniale Conferentie van Berlijn, 1884

België

Duitsland

Spanje

Frankrijk

Verenigd Koninkrijk

Italië

Portugal onafhankelijk

© World Imaging (CC BY-SA 3.0)
Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 83 5

De ‘Akte van de Koloniale Conferentie van Berlijn’ erkende ‘Kongo-Vrijstaat’ als een soevereine staat onder het persoonlijke bewind van Leopold. Het Belgische parlement verleende hem toestemming om hier als staatshoofd op te treden. Hij moest hier wel zelf de kosten voor dragen. De vorst was zeker niet onbemiddeld, maar hij was niet rijk genoeg om de ontwikkeling van het volledige grondgebied van de immense kolonie te bekostigen.

Kongo-Vrijstaat

a Bekijk onderstaande grafiek en beantwoord bijhorende vragen.

Handelsbalans Kongo-Vrijstaat, 1887-1903

Handelsbalans Kongo-Vrijstaat

balans export import

1 Duid op de grafiek aan vanaf wanneer Kongo-Vrijstaat een positieve handelsbalans had.

2 Wat betekende dit voor Leopold in de jaren voordien?

b Bekijk onderstaande afbeeldingen. Welke goederen voerde Leopold in vanuit Kongo-Vrijstaat?

-20 -10 0 10 20 30 40 50 60 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 miljoen Belgische frank
Jean Audema (1864-1936), transport van olifantenslagtanden, Kongo-Vrijstaat, ca. 1896-1910.
84 5
Anoniem, mannen oogsten latex van de rubberboom, Kongo-Vrijstaat, ca. 1905.
Hoofdstuk 4 Scramble
for
Africa

c Waarom werden deze producten naar België verscheept in plaats van ze hier te produceren?

d Waarom was deze handel zo winstgevend?

De handel in deze producten bleek echter niet zo stabiel als Leopold gehoopt had. Om de daling op te vangen en de economische exploitatie te verzekeren, stichtte hij samen met de industrieel Jean Jadot (1862-1932) in 1906 drie ondernemingen: de Société Internationale Forestière et Minière du Congo (Forminière), Union Minière du Haut-Katanga (UMHK) en Compagnie du Chemin de Fer du Bas-Congo au Katanga (BCK). De Generale Maatschappij van België, het epicentrum van de Belgische banken- en investeringswereld, sprong ook mee op de koloniale kar.

e Wat was de focus van elk van deze ondernemingen in Kongo-Vrijstaat? Onderstaande kaart kan je hierbij helpen.

Natuurlijke rijkdommen in de hedendaagse Democratische Republiek Congo

Zuid-Soedan

provinciegrenzen mineralen

diamant goud

coltan koper, kobalt

tin

mangaan lood en zink

tinregio kopergordel energie

provinciegrenzen mineralen diamant goud

coltan koper, kobalt tin

mangaan lood en zink

tinregio kopergordel energie

steenkool uranium olie

spoorweg luchthaven

Angola

Uganda

Rwanda

Burundi

Tanganyikameer

Victoriameer

Tanzania

Zambia

Zambia

savanne en landbouw oerwoud

f Bekijk het filmfragment waarin de UMHK het verhaal wilde vertellen over hoe de industrialisatie in Belgisch Congo ingang vond. Waarom kunnen we deze film als propaganda beschouwen?

steenkool uranium olie

g Welke bedenkingen kun je bij deze film formuleren? Kijk hiervoor ook terug naar de bronnen in ‘Fenestra’.

spoorweg luchthaven

savanne en landbouw oerwoud

h Tegenwoordig is vooral China actief in het ontginnen van de Congolese grondstoffen. Waarin zou het vooral geïnteresseerd zijn? Baseer je antwoord op bovenstaande kaart.

Atlantische Oceaan
Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 85 5

i Met het geld dat Leopold verdiende aan ‘zijn’ Congo financierde hij heel wat bouwwerken in eigen land. Hij kreeg zijn bijnaam, koning-bouwheer, dan ook niet voor niets. Wat hebben onderstaande gebouwen met elkaar gemeen?

Gédéon Bordiau (1832-1904), Triomfboog van het Jubelpark, Brussel, 1880.

Louis-Guillaume, William, Hansen (1848-1936), Leopold II Galerie, Spa, 1878.

j Wat zegt dit over de persoon van Leopold?

Groeiende kritiek op Kongo-Vrijstaat

Vanaf 1900 zwol de binnen- en buitenlandse kritiek op het uitbuitingsbeleid in Kongo-Vrijstaat aan. De propaganda voor het koloniale beleid onder Leopold kon deze niet counteren. De drijvende kracht achter het protest was de Britse journalist Edmund Dene Morel (1873-1924). In zijn eigen weekblad

‘West-African Mail’, en in andere tijdschriften over de hele wereld, publiceerde hij anonieme getuigenissen over de situatie in de kolonie. De getuigenissen en verhalen van ambtenaren over de gruweldaden, dwangarbeid en moordpartijen die gepaard gingen met de rubberoogst, schepten het beeld van één groot werkkamp.

Ook bekende schrijvers gingen in de aanval tegen de gruweldaden. Joseph Conrad (1857-1924) beschreef het koloniale beleid in zijn ‘Heart of Darkness’ als “De meest verachtelijke worsteling om buit die ooit de geschiedenis van het menselijke wezen heeft besmeurd.” Mark Twain (1835-1910) publiceerde erg scherpe kritieken in zijn satirisch werk ‘King Leopold’s Soliloquy’ en Arthur Conan Doyle (1859-1930), bekend van de Sherlock Holmes verhalen, schokte de publieke opinie met ‘The crime in the Congo’.

De campagne tegen de stelselmatige en gewelddadige uitbuiting van Kongo-Vrijstaat leidde tot wereldwijde politieke beroering. De Britse regering gaf in 1904 consul Roger Casement (1864-1916) de opdracht de zaak ter plekke te onderzoeken. Zijn rapport over wat hij “het grootste kerkhof ter wereld” noemde, liet geen twijfel bestaan over Morels aanklachten.

© ArcheoNet Vlaanderen (CC BY-NC-SA 2.0)

Charles Girault (1851-1932), Koninklijke Gaanderijen, Oostende, 1902-1906.

Edward Linley Sambourne (1844-1910), Leopold II als slang die een rubberverzamelaar verstikt, In the Rubber Coils, Punch magazine, 28 november 1906.

© Jean Housen (CC BY-SA 4.0) © Marc Ryckaert (CC BY 3.0)
Africa 86 5
Hoofdstuk 4 Scramble for

Zo sprak de Belgische oppositie

a Ook in België groeide de kritiek op Leopolds beleid in Kongo-Vrijstaat. Lees onderstaande bron en beantwoord bijhorende vragen.

“Er is nauwelijks betwist dat op de verschillende posten van de Anglo-Belgian Indian Rubber and Exploration Company (ABIR) die door ons bezocht zijn, gevangenneming van vrouwen als gijzelaar, onderwerping van stamhoofden aan slafelijke werkzaamheden, vernederingen die hun zijn aangedaan, afstraffing van opstandelingen door middel van de kat met de negen staarten (chicotte), mishandeling door de negers die waren aangesteld om toezicht te houden op gevangenen, een heel gewone regel vormden. Voeg daarbij de strafexpedities, het in brand steken van dorpen, slachtingen van mannen, vrouwen en kinderen, verkrachten van vrouwen, plunderingen en de vele handen die door de schildwachten zijn afgehakt, of van de lijken of van mensen die nog in leven waren, en u zult de bronnen kennen van de rijkdom van de aandeelhouders en bestuurders van de ABIR!”

Bron: naar Émile Vandervelde (1866-1938), citaat uit het Casement-rapport, Belgisch parlement, 1906

1 Wat voor organisatie was ABIR?

2 Wat was een ‘chicotte’?

3 Vergelijk het beeld dat Vandervelde over het koloniale beleid ophing met het beeld dat Leopold zelf wilde verspreiden.

In 1905 wonnen de activisten. Een onderzoekscommissie die door Leopold zelf werd ingesteld, gaf onder externe druk de wreedheden van het koloniale bestuur toe. In 1908 werd het ‘Koloniaal Charter van Belgisch-Congo’ ondertekend. Met deze wet werd Kongo-Vrijstaat geannexeerd door de Belgische staat. Vanaf dan spreken we over ‘BelgischCongo’. Men beloofde plechtig de rubberquota af te schaffen en de levensomstandigheden te verbeteren. Er volgden investeringen in onderwijs, gezondheidszorg … maar allemaal met een paternalistische insteek. Een belangrijke bedenking hierbij is dat de situatie niet van de ene dag op de andere veranderde. Met het charter werd een nieuw wettelijk kader ingevoerd, maar de alledaagse praktijk veranderde nauwelijks of niet.

Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 87 5

5 EUROPESE OVERMACHT

a Lees onderstaande samenvatting over de Europese koloniale expansie in de 19e en 20e eeuw en los bijhorende vragen en opdrachten op.

“Halverwege de 19e eeuw werd koloniaal bezit als ouderwets en achterhaald beschouwd. Tussen 1870 en 1914 veranderde deze terughoudendheid echter radicaal. In deze decennia versnelde het tempo van de Europese expansie exponentieel. De Europese suprematie over de wereld bereikte toen haar climax: in 1914 was slechts vijftien procent van de aarde nooit in Europese handen geweest. In 1900 bestuurde Europa, met ongeveer 400 miljoen inwoners, 500 miljoen niet-Europeanen, dat wil zeggen de helft van de niet-Europese bevolking of een derde van de mensheid. Verbeterde medische en farmaceutische inzichten en producten maakten het voor de Europeanen mogelijk om in Afrika te leven, te werken en te vechten. Betere transport- en communicatiemiddelen vereenvoudigden de inzet van de Europese macht. De militaire superioriteit verzekerde eenvoudige overwinningen. Het overwicht in strategie en techniek was zo groot dat een klein legertje van Europeanen meestal volstond om uitgestrekte gebieden in bezit te nemen. Het machinegeweer speelde hierbij een belangrijke rol. In de Afrikaanse gebieden was niets van die aard te zien. Ze bleven waar ze waren: talrijk en zwak.”

Bron: op basis van Pieter Antonie Julius Caljé (1953-heden) en Jaap den Hollander (1946-heden), De lange twintigste eeuw, Amsterdam, Spectrum, 2011; en Hendrik Lodewijk Wesseling (1937-2018), Europa’s koloniale eeuw, Leeuwaarden, Bert Bakker, 2003

1 Verklaar de Europese overheersing op het Afrikaanse continent.

2 Vul onderstaand schema aan.

draadloze telegrafie

Het verzenden van morsecode via radiogolven.

stoomboot Een type schip dat aangedreven werd door een stoommachine of -turbine.

vaccinaties Het inspuiten van een niet-schadelijke hoeveelheid van een virus om de persoon immuun te maken tegen dit virus.

machinegeweer Een wapen waarmee men automatisch kon vuren zonder het bij ieder schot te moeten herladen.

spoorwegen De eerste Afrikaanse spoorwegen werden door Europese kolonisten aangelegd.

dreadnought Een type oorlogsschip dat veel groter was dan de voorgaande en veel zwaardere wapens aan boord had.

gevolg vernieuwing

4
for Africa 88 5
Hoofdstuk
Scramble

b Wanneer en waarom werd het kanaal op de kaart hiernaast geopend?

c Het kolonialisme vierde hoogtij tijdens het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. Onbewust stortten de Europese landen zich echter in een nieuwe wedloop: de wapenwedloop. Verklaar wat hiermee bedoeld wordt.

Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 89 5

19E-EEUWSE KOLONISATIE

Vanaf 1500 startte de Europese overzeese kolonisatie. Dit noemt men de eerste kolonisatiegolf. In de loop van de 19e eeuw brak er een tweede kolonisatiegolf aan, waarbij Europa heerste over het grootste deel van de wereld. Dit was te typeren als modern en imperialistisch kolonialisme, waarmee de intensere relatie tussen de gekoloniseerde gebieden en de kolonisator benadrukt wordt. Europese mogendheden gingen grotere oppervlakten meer landinwaarts verkennen. Het politieke en militaire belang van kolonies werd groter. Het bezitten van kolonies werd gezien als een middel om een machtspositie uit te bouwen, cruciaal voor een moderne natie. De Duitse keizer Wilhelm II (18591941) voerde een agressieve ‘Weltpolitik’, waarbij hij de wereld wilde beheersen door middel van kolonies. Het Verenigd Koninkrijk had rond 1900 het grootste koloniale rijk en was hierdoor de machtigste Europese staat. Ook de Belgische Leopold II (1835-1909) was geïnteresseerd in het uitbouwen van een koloniaal rijk. Bij het 19e-eeuwse streven naar kolonies richtten de Europese landen hun blik vooral op Afrika. Daarom spreken we over de ‘Wedloop om Afrika’. De industriële revolutie speelde een belangrijke rol in de economische motieven achter de kolonisatie: men zocht goedkope grondstoffen en nieuwe afzetmarkten. Hierdoor werd er veel geïnvesteerd in de kolonies.

Veel Europeanen waren er in de 19e eeuw rotsvast van overtuigd dat hun beschaving superieur was aan die van de andere, zogenaamde ‘primitieve volkeren’. Velen zagen het als hun taak om die volkeren te beschaven en te bekeren tot het christendom. De 19e-eeuwse kolonisatiedrang en bijhorende paternalistische houding kunnen niet los worden gezien van de verlichtingstijdgeest Wetenschappelijke interesse was ook een stimulans om de wereld verder te verkennen. Europese leiders financierden nieuwe ontdekkingstochten, bijvoorbeeld de tochten van Henry Morton Stanley (1841-1904). Stanley bezette delen van de oever van de Congorivier, die de basis vormden voor de latere Belgische kolonie.

In de 19e eeuw liet het imperialisme zich op verschillende manieren voelen. Meestal probeerden de Europese mogendheden gebieden te annexeren, die dan als kolonie van het moederland beschouwd werden. Vooral Afrika werd nagenoeg volledig gekoloniseerd. In andere gevallen trachtten de Europese landen zoveel mogelijk hun invloed te laten gelden in (semi-)onafhankelijke staten.

CONGO: EEN BELGISCHE KOLONIE

Leopold II profileerde zich op internationaal vlak en probeerde een rol te spelen in de wedloop. Hij deed dit voornamelijk door internationale conferenties en wetenschappelijke expedities te financieren. Met succes, want in 1885 kreeg hij tijdens de Koloniale Conferentie van Berlijn Kongo-Vrijstaat onder zijn hoede. Hij voerde er uiteindelijk een waar schrikbewind. Er was sprake van martelingen, verkrachtingen, slavernij, het afhakken van handen ... De vorst gebruikte de kolonie vooral om zijn persoonlijke rijkdom te vergroten, onder andere door het winnen van rubber. De lokale bevolking betaalde hier echter de prijs voor.

Naarmate er binnen de internationale gemeenschap meer bekend werd over de situatie in Kongo-Vrijstaat, kwam er veel kritiek. Dit leidde ertoe dat de Belgische staat Kongo-Vrijstaat in 1908 annexeerde. Vanaf dan sprak men over Belgisch-Congo

Kern
90
5 Hoofdstuk 4 Scramble for Africa

EUROPEES IMPERIALISME IN AFRIKA

Tussen 1850 en 1914 vierde het Europese imperialisme hoogtij. De Europese mogendheden beschikten over een technologisch en militair overwicht, waardoor zij met een klein aantal kolonisten en militairen de Afrikaanse bevolking konden controleren. Oorlogsboten, kanonnen en automatische wapens droegen in aanzienlijke mate bij tot de imperialistische overmacht.

vroegmoderne tijd

1789

1800

moderne tijd

1876

Geografische Conferentie van Brussel

1876 oprichting Association Internationale Africaine

1900

1880-1914 Wedloop om Afrika

1900-1908 groeiende kritiek op koloniaal beleid Leopold II

1884-1885

Koloniale Conferentie van Berlijn

1885-1908 Kongo-Vrijstaat

1945

hedendaagse tijd

1908-1960 Belgisch-Congo

1914-1918 Eerste Wereldoorlog

Hoofdstuk 4 Scramble for Africa 91 5

Overzicht

Gebruik de informatie uit het hoofdstuk om een antwoord te formuleren op de historische vraag die in ‘Fenestra’ gesteld werd.

Wie waren de winnaars en verliezers bij de Wedloop om Afrika?

VOORBEELDVRAGEN

Welke betekenisverandering onderging het begrip ‘kolonisatie’ tijdens de 19e eeuw? Verklaar deze verandering.

Geef drie redenen voor de kolonisatie.

Verklaar waarom de industriële revolutie een belangrijke stimulans was voor het koloniale imperialisme.

Welke verschillen waren er tussen een kolonie en een protectoraat?

Geef drie verklaringen voor de Europese overmacht in de Afrikaanse kolonies.

Leg uit waarom begrippen als ‘koloniale’ en ‘prekoloniale geschiedenis’ een uiting van eurocentrisme zijn.

Geef de politieke achtergrond van de Koloniale Conferentie van Berlijn.

Wie waren de winnaars en verliezers van de Koloniale Conferentie van Berlijn?

Wat was de dubbele agenda van de Afrikaanse expedities die door Leopold II gefinancierd werden?

Geef enkele concrete argumenten die erkennen dat er wantoestanden plaatsvonden in koloniaal Congo.

Leg uit hoe de Europese mogendheden de kolonisatie als een beschavingsmissie beschouwden.

In welke zin hield de kolonisatie van Afrika geen rekening met de etnische diversiteit van het continent?

92 5
Hoofdstuk 4 Scramble for Africa

Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

Historische vraag: Wie was verantwoordelijk voor de Eerste Wereldoorlog?

Fenestra

John Warwick Brooke (1886-1929), Britse soldaten die een Duits loopgraaf hebben ingenomen, Somme, ca. juli 1916.

Frans Jozef I (1848-1916), algemeen mobilisatiebevel voor de landmacht, Oostenrijk, 1 augustus 1914.

Yves Allewaert (1967-heden), graf van een Chinese soldaat van het Britse Labour Corps, Lijssenthoek Military Cemetery, Poperinge, ca. 2023.
116 5
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

Oekraïens Ministerie van Defensie, soldaten van de 72e brigade in een loopgraf, Bila Tserkva, ca. 2022.

Vladimir Vladimirovitsj Poetin (1952-heden), Presidentieel decreet over de aankondiging van de gedeeltelijke mobilisatie in de Russische Federatie, voorblad, 21 september 2022.

Wojciech Grzędziński (1980-heden), begrafenis van 27 gesneuvelde Oekraïense soldaten, 3 juni 2022.

©
Mil.gov.ua
(CC BY 4.0)
117 5 Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog
© Wojciech Grzędziński

Ontrafeld

1 OORZAKEN

De Frans-Duitse Oorlog, 1870-1871

Zoals we reeds in hoofdstuk 3 ‘Vrijheid leidt het volk’ zagen, vond tussen 1870 en 1871 de Frans-Duitse Oorlog plaats. Napoleon III werd tijdens de Slag bij Sedan gevangengenomen en vervolgens afgezet als staatshoofd. De Derde Franse

Republiek zette de oorlog verder, waarna Parijs door Pruisische troepen belegerd werd. Het was tijdens dit beleg dat het Duitse Keizerrijk werd uitgeroepen in de Spiegelzaal van Versailles.

Duitsland werd, als opvolger van Pruisen, een nieuwe Europese grootmacht. In de Vrede van Frankfurt werd besloten dat Frankrijk 5 miljard goudfrank aan Duitsland moest betalen, wat het ook binnen de drie jaar deed. Bovendien lijfde Duitsland Elzas-Lotharingen in.

a Bestudeer onderstaande bron en de bronnen op de volgende pagina aandachtig en leid af welke plaats ElzasLotharingen in het Franse collectieve geheugen innam .

Albert Bettannier (1851-1932), La Tache Noire, olieverf op doek, 1887.
118 5
Een leerkracht duidt tijdens de les aardrijkskunde de gebieden van Elzas en Lotharingen aan als ‘zwarte vlek’.
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

“Frankrijk koestert maar één gedachte: zijn krachten te herstellen, zijn energie te verzamelen, zijn heilige toorn brandende te houden, zijn kinderen groot te brengen om van het hele volk een leger te vormen, van onze vijanden zowel de methoden als het vernuft te bestuderen, weer een groot Frankrijk te worden, het Frankrijk van 1792, het Frankrijk waarvan het denken door het zwaard wordt gesteund. En dit Frankrijk zal Elzas-Lotharingen terugnemen.”

Bron: naar Victor Hugo (1802-1885), L’année terrible, 1872

Anoniem, Vous n’aurez pas l’Asace et Lorraine, voorblad, 1871.

“France, à bientôt! Car la sainte espérance

Emplit nos cœurs en te disant: Adieu!

En attendant l’heure de délivrance.

Pour l’avenir… nous allons prier Dieu. Nos monuments où flotte leur bannière Semblent porter le deuil de ton drapeau.

France, entends-tu la dernière prière

De tes enfants couchés dans leur tombeau?

Refrain:

Vous n’aurez pas l’Alsace et la Lorraine, Et malgré vous nous resterons Français; Vous avez pu germaniser la plaine, Mais notre cœur, vous ne l’aurez jamais.

Eh quoi! Nos fils quitteraient leur chaumière

Et s’en iraient grossir vos régiments!

Pour égorger la France, notre mère, Vous armeriez le bras de ses enfants!

Ah ! vous pouvez leur confier des armes, C’est contre vous qu’elles leur serviront, Le jour où, las de voir couler nos larmes, Pour nous venger leurs bras se lèveront.”

Bron: Gaston Villemer (1842-1892) en Hyppolyte Nazet (1839-1878), Vous n’aurez pas l’Alsace et la Lorraine, lied, 1871

b Waarom zijn dit voorbeelden van propaganda?

c Uit de bronnen blijkt dat Frankrijk wraak wilde nemen. Verklaar waarom.

d Wat bedoelde Victor Hugo met “het Frankrijk van 1792”?

Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 119 5

Nationalisme en imperialisme

Eind 19e, begin 20e eeuw groeide het nationalisme in zowat alle Europese landen, dus ook in Frankrijk en Duitsland. De burgers kregen het nationalistische gedachtengoed via het onderwijs en de media ingelepeld.

In het kader van dit nationalisme wilde Duitsland, zoals vele andere Europese landen, zijn koloniale bezittingen uitbreiden. Zie hoofdstuk 4 ‘Scramble for Africa’.

a Vul bij onderstaande kaart de legende aan.

Verdeling van Afrika na de Koloniale Conferentie van Berlijn, 1884

onafhankelijk

Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hadden samen bijna de helft van Afrika gekoloniseerd. Ook België had een buitenproportioneel grote kolonie, zelfs naar de normen van die tijd. Spanje en Portugal, de belangrijkste kolonisatoren in de vroegmoderne tijd, stelden op dat moment niet veel meer voor, maar hadden toch enkele kolonies kunnen behouden. Rusland had op zijn beurt grote stukken land in Centraal-Azië, Siberië en het Verre Oosten gekoloniseerd.

b Welke Europese landen hadden een kleiner stuk van de taart gekregen dan je zou verwachten, gezien hun status?

Het Ottomaanse Rijk, dat het Byzantijnse Rijk ten val had gebracht en zich uitstrekte van Noord-Afrika over het Midden-Oosten tot de Balkan, was al decennia in verval. De Noord-Afrikaanse gebieden waren intussen al gekoloniseerd door de Europese grootmachten. Op de Balkan was de desintegratie van het rijk in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog nog volop aan de gang. Er ontstonden verschillende nieuwe staten, zoals Griekenland, Servië, Roemenië … Zowel Rusland als Hongarije zagen hierin een kans om hun invloedssfeer uit te breiden of zelfs grondgebied te annexeren.

Hoofdstuk
Groote Oorlog 120 5
6 De

Wapenwedloop

De revanchistische gevoelens en imperialistische ambities, samen met de vooruitgang ten gevolge van de industriële revolutie, zorgden ervoor dat de grootmachten betere en vooral destructievere wapens gingen produceren op een industriële schaal. Men wilde voorbereid zijn om gebieden te veroveren en indien nodig een aanval af te slaan.

a Vergelijk onderstaande grafieken. Wat stel je vast?

Uitgaven defensie 1870-1914, in miljoenen ponden

Omvang legers 1900-1914, per duizend manschappen

b Geef een verklaring voor de schijnbare tegenstelling tussen de militaire uitgaven van het Verenigd Koninkrijk en de omvang van het Britse leger.

20 40 60 80 100 120 140 Duitsland Oostenrijk-Hongarije Frankrijk VerenigdKoninkrijk Italië Rusland 0 1870 1880 1890 1900 1910 1914
Bron: op basis van Alan John Percivale Taylor (1906-1990), The Struggle for Mastery in Europe 1484-1918, Claredon Press, Oxford, 1954 200 400 600 800 1.000 1.200 1.400 Duitsland Oostenrijk-Hongarije Frankrijk VerenigdKoninkrijk Italië Rusland 0 1900 1910 1914
Bron: op basis van Alan John Percivale Taylor (1906-1990), The Struggle for Mastery in Europe 1484-1918, Claredon Press, Oxford, 1954 Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 121 5
c Welke informatie kun je uit onderstaande cartoon afleiden? Anoniem, Anglo-German naval arms race, cartoon, ca. 1910-1913. Anoniem, het Britse oorlogsschip HMS Dreadnought in de haven, ca. 1906-1907.
122 5
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

Allianties

Naarmate de wapenwedloop, economische concurrentie en politieke spanningen toenamen, begonnen de landen naar manieren te zoeken om zich beter te beschermen. Daarom sloten ze allianties, bondgenootschappen, met elkaar. Zo’n alliantie verzekerde een land ervan dat de bondgenoten massaal zouden terug slaan als het werd aangevallen. De allianties werden afgesloten zoals het op dat moment uitkwam. Dit betekende dat vijanden plots bondgenoten werden en omgekeerd. Soms sloot men zelfs een alliantie met een tweede bondgenoot om zich van steun te verzekeren bij een aanval van de eerste bondgenoot. De achterdocht was dus groot.

Er werden uiteindelijk twee allianties gevormd, waarbij Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk elkaar steunden, net als het Duitse Keizerrijk en Oostenrijk-Hongarije. Het Keizerrijk Rusland wisselde uiteindelijk van kamp en Italië sloot tegenstrijdige verdragen af.

Europese allianties in 1914 geallieerde mogendheden (Triple Entente) centrale mogendheden (Triple Alliantie)

Verenigd Koninkrijk Duitse Keizerrijk

Frankrijk Oostenrijk-Hongarije

Keizerrijk Rusland Italië

Verenigd Koninkrijk

Duitse Keizerrijk

Frankrijk

Italië

Oostenrijk-Hongarije

Keizerrijk Rusland

de geallieerde mogendheden de centrale mogendheden neutrale landen

a Waarom sloten de centrale en de geallieerde mogendheden allianties?

b Hoewel deze bondgenootschappen uit veiligheidsoverwegingen gesloten werden, hielden ze ook een groot gevaar in voor de algemene veiligheid. Leg uit wat dit gevaar was.

c Vergelijk deze allianties met de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Welke gelijkenissen en verschillen merk je op?

Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 123 5

Middenin een golf van terrorisme brachten de Oostenrijks-Hongaarse kroonprins Frans Ferdinand (1863-1914) en zijn vrouw Sophie Chotek (1868-1914) een bezoek aan Sarajevo, de hoofdstad van Bosnië-Herzegovina. Na eeuwen tot het Ottomaanse Rijk te hebben behoord, was Bosnië-Herzegovina in 1908 geannexeerd door Oostenrijk-Hongarije.

a Formuleer zelf een historische vraag die je met de foto hiernaast zou kunnen beantwoorden.

b Analyseer de bron van Achille Beltrame in het kader van de historische vraag in ‘Fenestra’.

c Welke gebeurtenis beeldde Beltrame af?

d Wat was zijn perspectief op de gebeurtenis?

Achille Beltrame (1871-1945), De moord op Frans Ferdinand en zijn vrouw in Sarajevo, in: Copertina della Domenica del corriere, 5 juli 1917.

2 DE AANLEIDING
Anoniem, Frans Ferdinand en Sophie Chotek verlaten het gildehuis van Sarajevo, 28 juni 1914. © Walter Tausch (CC BY-SA 3.0)
124 5
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

De dader, Gavrilo Princip (1894-1918), was een Servische nationalist. Hij werd opgepakt, als terrorist veroordeeld en kreeg twintig jaar cel, de maximumstraf voor een minderjarige. Uiteindelijk stierf hij al in 1918. Keizer Frans Jozef I (1830-1916) had geen goede band met Frans Ferdinand en was dan ook niet rouwig om de dood van zijn neef en troonopvolger. Toch wendde hij de gebeurtenis aan om komaf te maken met het dwarsliggende buurland Servië, dat droomde van een eengemaakte Zuid-Slavische staat (Joegoslavië). Oostenrijk beschuldigde Servië ervan Princip de opdracht te hebben gegeven voor de aanslag, hoewel daar geen enkel bewijs voor was. Vooraleer Frans Jozef tot actie overging, wilde hij echter garanties krijgen.

e Lees onderstaande bron en beantwoord bijhorende vragen.

“Vertrouwelijk. Voor uw Majesteits persoonlijke informatie en advies.

(…)

Ondertussen wenst Zijne Majesteit [Wilhelm II] duidelijk te maken dat hij onmiskenbaar ziet welk gevaar er dreigt vanwege de Russische en Servische pan-Slavische agitatie ten aanzien van Oostenrijk-Hongarije, en zodoende ook de Triple Alliantie.

(…)

Ten slotte, wat betreft Servië, Zijne Majesteit kan uiteraard niet tussenbeide komen in het geschil dat er heden is tussen Oostenrijk-Hongarije en dat land, aangezien Duitsland hier geen zeggenschap over heeft. De keizer Frans Jozef echter, kan zich verzekeren dat zijne majesteit trouw Oostenrijk-Hongarije zal bijstaan, zoals is vereist door de verplichtingen van zijn alliantie en van zijn oude vriendschap.”

Bron: naar Theobald von Bethmann Hollweg (1856-1921), Duits Rijkskanselier, Blanco Cheque, 6 juli 1914

1 Waarom steunde de Duitse keizer Oostenrijk-Hongarije?

2 Waarom was deze steun zo belangrijk voor Oostenrijk-Hongarije?

De gezant die deze boodschap aan Frans Jozef bezorgde, had de opdracht om erbij te vermelden dat Oostenrijk-Hongarije snel moest handelen. Duitse militaire experts voorspelden immers dat het Russische leger de komende jaren immens zou groeien. Hoe eerder de Oostenrijks-Hongaarse troepen naar Servië trokken, hoe beter. Frans Jozef stelde een eisenpakket aan Servië. De Servische regering ging hier grotendeels mee akkoord, maar stond niet toe dat de Oostenrijkse politie een gerechtelijk onderzoek voerde in Servië. Hierdoor zou de Servische onafhankelijkheid geschonden worden.

h Wat was de echte bedoeling van Oostenrijk-Hongarije?

Servië moest binnen de 48 uur antwoorden. Na overleg met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Rusland deed het een tegenvoorstel. Dit werd echter afgewezen, waarop Oostenrijk-Hongarije de oorlog verklaarde aan Servië.

Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 125 5

i Vaak neemt men aan dat de monarchen in deze periode nagenoeg absolute macht hadden, maar dit moet enigszins genuanceerd worden. Analyseer onderstaande bron en die op de volgende pagina. Wat kan je hieruit afleiden?

“I received your telegram. Understand you are obliged to mobilise, but wish to have the same guarantee from you as I gave you: that these measures do not mean war and that we shall continue negociating for the benefit of our countries and universal peace to all our hearts. Our long proved friendship must succeed, with God’s help, in avoiding bloodshed.

Anexiously, full of confidence awaiting your answer.

Nicky”

Bron: naar keizer Nikolaas II van Rusland (1868-1918), telegram aan keizer Wilhelm II, 1 augustus 1914

koning Frederik Willem III van Pruisen 1770-1840

keizer Paul I van Rusland 1754-1801

keizer Wilhelm I van Duitsland 1797-1888

Augusta van Saksen-Weimar-Eisenach 1811-1890

koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk 1819-1901

Albert van Sakson-Coburg en Gotha 1819-1861

keizer Frederik III van Pruisen 1831-1888

koning George V van het Verenigd Koninkrijk 1865-1936

Victoria van Saksen-Coburg en Gotha 1840-1901

keizer Wilhelm II van Duitsland 1859-1941

koningin Edward VII van het Verenigd Koninkrijk 1841-1910

6 De
Oorlog 126 5
Hoofdstuk
Groote

“Thanks for your telegram. I yesterday pointed out to your government the way by which alone war may be avoided. Although I requested an answer for noon today, no telegram from my ambassador conveying an answer from your government has reached me as yet. I therefore have been obliged to mobilise my army. An immediate, affirmative, clear and unmistakable answer from your government is the only way to avoid endless misery. Until I have received this answer, alas, I am unable to discuss the subject of your telegram. As a matter of fact, I must request you to immediatly order your troops on no account to commit the slightest act of trespassing over our frontiers.

Willy”

Bron: naar Wilhelm II (1859-1941), telegram aan Nikolaas II, 1 augsutus 1914

Louise van Mecklenburg-Strelitz 1776-1810

Sophia Dorothea van Württemberg 1759-1828

Maria Pavlovna van Rusland 1786-1859

koning Christiaan IX van Denemarken 1818-1906

Alexandra van Denemarken 1844-1925

koning George V van het Verenigd Koninkrijk 1865-1936

Louise van Hessen-Kassel 1817-1898

keizer Nikolaas I van Rusland 1796-1855

Charlotte van Pruisen 1798-1860

Dagmar van Denemarken 1847-1928

keizer Nikolaas II van Rusland 1868-1918

keizer III 1845-1894

tsaar Alexander II van Rusland 1845-1894

Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 127 5

Intussen had de Russische keizer Nikolaas II (1868-1918) een algemene mobilisatie van het leger afgekondigd om Servië te hulp te komen. Dit zorgde dan weer voor een kettingreactie bij de allianties. Naast Oostenrijk-Hongarije en Rusland, mobiliseerden nu ook Duitsland en Frankrijk. Ook het Ottomaanse Rijk werd direct betrokken partij en schaarde zich aan de kant van de centrale mogendheden. Italië trok zich haastig terug uit de Triple Alliantie en wenste neutraal te blijven. Het Verenigd Koninkrijk wachtte voorlopig nog even af. Men ging er op dat moment nog steeds van uit dat de oorlog slechts enkele maanden zou duren, zoals dat tot dan toe altijd het geval was geweest.

a Welk geografisch probleem hadden Duitsland en Oostenrijk?

De Duitse militaire leiders bedachten een plan om dit probleem te omzeilen. Ze berekenden dat de Russische mobilisatie enkele weken in beslag zou nemen. In tussentijd wilden ze met het ‘Schlieffenplan’ Frankrijk uitschakelen.

b Bekijk de kaart van het Schlieffenplan. Wat was de tactiek hierachter?

Duitsland stuurde België een ultimatum om het Duitse leger doorgang te verlenen naar Frankrijk, hoewel het nog steeds de Belgische neutraliteit garandeerde. Als België hierop inging, was dit echter een schending van die neutraliteit.

c Analyseer onderstaande bron. Wat wordt hierin gezegd?

Schlieffenplan, 1914

Nederland

Brussel •

België

Luxemburg

Duitsland

Parijs • geallieerden neutraal centrale mogendheden

Frankrijk

Jan Baptist De Vos (1844-1923), mobilisatiebevel, Antwerpen, 1 augustus 1914.

3 HET
VERLOOP
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 128 5

Duitsland viel België binnen op 4 augustus 1914. Als reactie hierop verklaarde het Verenigd Koninkrijk de oorlog aan Duitsland. Het Belgische leger was relatief klein en beschikte niet over het meest moderne materieel. Toch probeerde het de Duitse troepen zo goed mogelijk tegen te houden. Men hoopte vooral dat de fortengordels rond Antwerpen en Luik zouden standhouden. Het Duitse leger gebruikte echter nieuwe wapens om de forten te bestoken, zoals de ‘Dikke Bertha’.

De Dikke Bertha was een houwitser, een type artillerie, dat granaten tot 1 160 kilo kon afschieten. Dit was veel krachtiger dan de oude kanonnen.

Anoniem, Britse rekruteringsposter, ca. 1914-1918.

De Volksgazet (1914-1978), voorpagina, 2 augustus 1914.

Het Belgische leger bood meer weerstand dan verwacht, tot grote frustratie van Duitsland. Bruggen en spoorwegen werden opgeblazen en soms werd zelfs een kleine overwinning behaald, bijvoorbeeld in de Slag der Zilveren Helmen. Uiteindelijk moesten de Belgische soldaten zich toch terugtrekken voor de Duitse overmacht. Het Duitse plan was intussen duidelijk voor Frankrijk, dat het gevaar van een Duitse omsingeling inzag en hierop anticipeerde door zich versterkt op te stellen aan de Marne en de Aisne. Duitsland en Frankrijk probeerden elkaar te omsingelen en trokken in sneltempo naar de zee, in de hoop sneller te zijn dan de vijand. Uiteindelijk hielden de geallieerden en de centralen elkaar in evenwicht en groeven ze zichzelf in. Zo evolueerde het conflict in een loopgravenoorlog. Die loopgraven liepen van de Belgische Noordzeekust door Frankrijk, tot aan de grens van het neutrale Zwitserland. Het gebied tussen twee vijandelijke loopgraven werd het ‘niemandsland’ genoemd. De breedte hiervan kon variëren van enkele tientallen meters tot een kilometer.

Anoniem, Dikke Bertha, ca. 1914-1918.
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 129 5

In 1915 stapte Italië toch in de oorlog, maar dan aan de kant van de geallieerde mogendheden, tegen zijn oude bondgenoten. Vanaf 1917 kwamen ook de VS de geallieerden actief te hulp.

d De Eerste Wereldoorlog werd op verschillende fronten uitgevochten. Vul onderstaande tabel aan met de landen van de verschillende partijen die hier tegen elkaar vochten.

fronten geallieerden centralen

1 Westfront

2 Oostfront

3 Balkanfront

4 Italiaans front

5 Afrikaans front

6 Midden-Oosters front

Verschillende fronten Eerste Wereldoorlog, 1914-1918

geallieerde mogendheden centrale mogendheden en bondgenoten bondgenoten geallieerde mogendheden neutrale staten fronten frontlinie

Egypte Libië
Keizerrijk Rusland
Portugal
Italië Frankrijk Duitsland OostenrijkHongarije Polen Ottomaanse Rijk Armenië Servië Bulgarije Roemenië 6 6 6 1 4 2 3 6 Griekenland
Marokko Algerije Tunesië
Verenigd Koninkrijk
130 5
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

e Waarom wordt de Eerste Wereldoorlog in België vaak de ‘Gro(o)te Oorlog’ genoemd?

f Bekijk onderstaande kaart, waarom wordt dit conflict een wereldoorlog genoemd?

Een mondiaal conflict, 1914-1918

1914: inmenging van Canada

Verenigde

1917: inmenging van VerenigdeStaten

1914: koloniale

Frans-

Frans-

1915

1915

Japan

1914

China

Brits-Indisch leger

1915:inmengingvanAustralië

1914

Australië

geallieerde mogendheden centrale mogendheden en bondgenoten bondgenoten geallieerde mogendheden neutrale staten

Duitse kolonies in Afrika/Afrikaans front Duitse kolonies in Azië en Oceanië gevechten met duikboten

troe p e n
enNieuw-Zeeland
Staten
Canada (VK)
Keizerrijk Rusland
Brits-Indië (VK)
van Zuid-Afrika (VK)
Indochina (Fr.) Unie
Equatoriaal Afrika
WestAfrika
Duits-Oost-Afrika Brazilië Qingdao
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 131 5

Toen de oorlog uitbrak, hadden de verschillende partijen al veel geïnvesteerd in oorlogsmaterieel. Toch was nog niet alles vernieuwd om een echte moderne oorlog te voeren.

De Eerste Wereldoorlog zorgde ervoor dat wapens, technologie en tactieken enorm evolueerden op erg korte tijd. De legers in 1914 hadden vaak meer overeenkomsten met een leger uit de tijd van Napoleon dan met de legers in 1918. We zagen reeds de opkomst van moderne oorlogsschepen, zoals de dreadnoughts, maar daar bleef het niet bij.

Te land

Het machinegeweer was ongetwijfeld een van de belangrijkste wapens tijdens de oorlog. Het bestond al langer, maar nu werd pas echt duidelijk hoe efficiënt het was tijdens een frontale aanval. Het was haast onmogelijk om al lopend het niemandsland over te steken en een machinegeweerpost in te nemen. Op de eerste dag van de Slag bij de Somme, 1 juli 1916, vielen er bijvoorbeeld

12 000 doden en bijna 50 000 gewonden aan Britse zijde door Duitse machinegeweren. Die massale Britse aanval leverde uiteindelijk een terreinwinst van één vierkante kilometer op.

Anoniem, Duitse soldaten met een sMG 08 machinegeweer, Verdun, ca. 21 februari 1916-18 december 1916.

De vlammenwerper was een ander nieuw infanteriewapen. Het werd vooral gebruikt bij het innemen van versterkte stellingen, zoals bunkers, machinegeweerposten en versterkte loopgraven. Ook voor de drager was dit gevaarlijk. Een voltreffer in de brandstoftank was voldoende om het apparaat te laten ontploffen.

Anoniem, soldaten leggen de werking van een vlammenwerper uit aan koning Wilhelm II van Württemberg, april 1917.

Het eerste type tank was de ‘Mark I’ en werd door het Verenigd Koninkrijk voor het eerst ingezet in 1916, in de Slag bij de Somme. Ondanks het voordeel van beschut te zitten, waren de eerste tanks enorm traag en kwetsbaar. Ze hadden aanvankelijk ook niet veel invloed op het slagveld. Toch werd dit gezien als een wapen van de toekomst. Ook de centrale mogendheden ontwikkelden tanks.

4 EEN INDUSTRIËLE OORLOG
Anoniem, Britse Mark IV tank, ca. 1917-1918.
132 5
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

Elk leger beschikte ook over kanonnen en mortieren, bijvoorbeeld de Dikke Bertha op pagina 129. Die maakten nog meer slachtoffers dan de machinegeweren. In de Eerste Wereldoorlog was de artillerie het dodelijkste onderdeel van elk leger. Deze was aangepast om grote projectielen over nog grotere afstanden af te schieten. Men ontwikkelde ook bommen die meer slachtoffers maakten dan voordien, zoals granaatkartets of ‘shrapnel’. Dit waren bommen gevuld met kogels. Door de razendsnelle technologische evolutie en de destructieve kracht van de nieuwe wapens, was de traditionele oorlogsvoering volledig achterhaald. Zo werden de fortengordels rond Antwerpen en Luik, nochtans bij de beste van hun tijd, compleet kapotgeschoten.

Men moest dan ook andere manieren zoeken om zichzelf te beschermen. De enige verdediging die nog mogelijk was, was om zich in te graven. Zo evolueerde de oorlog vrij snel in een ‘loopgravenoorlog’. Zeker langs het Westfront, waar alles muurvast zat.

Anoniem, Britse soldaten werden geïnspecteerd op ‘loopgraafvoet’, ca. 1915-1918. Anoniem, Australische soldaten in een loopgraaf aan het Westfront, ca. 1917. Anoniem, een soldaat van het Ierse 36e Ulster-regiment hield de vijand in de gaten via een periscoop, ca. 1917.
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 133 5
Anoniem, Britse soldaten in een loopgraaf tijdens de Slag om Gallipoli, Ottomaanse Rijk, ca. 1915-1916.

a Duid op de luchtfoto hiernaast de loopgraven, schuilplaatsen en het niemandsland aan.

b Bekijk de structuur van de loopgraven. Waarom werden ze op die manier aangelegd?

c Bekijk de VRT-reportage over de loopgraven in het Oekraïense Charkov en vergelijk de oorlog in Oekraïne met de Eerste Wereldoorlog.

Anoniem, verkenningsluchtfoto van loopgraven en het niemandsland, Artois, 22 juli 1917.

Men bedacht steeds nieuwe tactieken om zelf geen al te grote verliezen te lijden door een rechtstreekse aanval. Een ervan was om mijnwerkers en tunnelgravers in te zetten.

d Bekijk onderstaand schema en beschrijf wat hier de bedoeling van was.

Schema van de tunnels in Wijtschate, 1917

Britse loopgraven

Duitse loopgraven

niemandsland

tunnels tot 658 meter lang

Britse tunnels

geallieerde tunnelgravers

20 000

tunnelgravers groeven 22 tunnels

435 000 kg

tunnels tot 38 meter diep

explosieven tot ontploffing gebracht Duitse

10 000

opgegeven als vermist

7 000

overgegeven of gevangen genomen 32-80

Toen de legers zich in 1914 langs beide zijden ingroeven, zochten de bevelhebbers naar middelen om opnieuw beweging te krijgen in de stellingenoorlog. Een van de meest onmenselijke middelen die men gebruikte, was gas. Het Duitse leger had dit niet uitgevonden, maar was er wel als eerste in geslaagd om er een militair wapen van te maken. Een Duitse wetenschapper had het effect van chloorgas ontdekt en ontwikkelde een kunstmatig bereidingsproces om het aan het front te gebruiken. Het werd voor het eerst ingezet in de buurt van Nieuwpoort en Ieper op 22 april 1915. Dit gas werd ‘mosterdgas’ of ‘yperiet’ genoemd, naar de stad Ieper.

Duitse tunnels als tegenreactie
slachtoffers
meter diameter krater geluidsradius
Groote Oorlog 134 5
Hoofdstuk 6 De

e Lees onderstaande getuigenissen. Welk effect had het gas op de soldaten?

“Ik zag een dichte, groene wolk, zo’n tien meter hoog en heel compact naar de basis toe, die de grond raakte. De wolk werd naar ons gedreven door de wind. Bijna onmiddellijk werd ons letterlijk de adem afgesneden en voelden we een hevige prikkeling in de keel en ogen. Ons hart bonsde in de slapen. Het ademen ging moeilijk en we hadden een onstilbare hoest. We moesten ons terugtrekken, achtervolgd door de wolk. Op dat moment zag ik verschillende van onze mannen vallen, sommigen stonden weer op, begonnen weer te lopen en struikelden opnieuw, om uiteindelijk strompelend de tweede linie te bereiken achter het kanaal, waar we halthielden. Daar ploften ze neer en stopten niet met braken en hoesten.”

Bron: naar Jules-Henri Guntzberger (1882-?), getuigenis na de eerste gasaanval, april 1915

“Het eerste wat opvalt, is de verstikking, met verbranding van de slijmvliezen van de neus, keel en luchtwegen. Er volgt een pijnlijk hoesten dat de reserves uitput.”

Bron: naar François Cordier (1893-1960), verslag van de behandeling van de slachtoffers van de eerste gasaanval, april 1915

“Wat we zagen, was de totale dood, niets leefde nog. Alle dieren waren uit hun holen gekomen om te sterven. Overal dode konijnen, mollen, ratten en muizen. De geur van gas vulde nog steeds de lucht en in de enkele struiken die overbleven, hing een gasnevel. Alles was dood. Alles, ook de insecten. Wat hadden we gedaan? Wat zou de volgende zet zijn? We beseften dat wat er die dag gebeurde, de dingen zou veranderen.”

Bron: naar Willi Siebert (1887-1960), dagboek, april 1915

f Verklaar de verschillen tussen de beschrijvingen van de gasaanval.

Hoofdstuk 6
Oorlog 135 5
Anoniem, verblinde Britse soldaten na een gasaanval, 10 april 1918.
De Groote

Naast de dreadnoughts werden ook duikboten voor het eerst ingezet tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vooral Duitsland zou deze uitvinding naar het einde van de oorlog toe inzetten tegen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

a Waarom maakte vooral Duitsland gebruik van duikboten?

Het Verenigd Koninkrijk was afhankelijk van schepen. Door duikboten in te zetten, kon Duitsland het de Britse troepen best lastig maken en hun bevoorrading afremmen. Door soms neutrale schepen aan te vallen, maakte Duitsland zichzelf niet populair bij de neutrale landen. Dit zorgde er uiteindelijk voor dat de VS zich in het conflict zouden mengen.

In de lucht

Begin 20e eeuw werden de eerste stappen in de luchtvaart gezet. Deze technologie ontwikkelde zich zeer snel en reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog werden vliegtuigen ingezet om verkenningsvluchten uit te voeren en de coördinaten van de vijand door te geven aan de artillerie, die ze dan makkelijker kon bombarderen. Aan het begin van de oorlog namen de piloten zelf nog een pistool mee in de cockpit, waarmee ze op de vijand schoten. Al snel werden de Duitse vliegtuigen uitgerust met een automatisch machinegeweer waarmee men recht vooruit kon schieten zonder het eigen toestel te raken.

Het toestel dat tijdens de Eerste Wereldoorlog echter het meest gebruikt werd, was de zeppelin. Dit was een luchtschip dat leek op een ballon, maar dankzij een motor wel bestuurd kon worden. Duitsland gebruikte dit voornamelijk om Londen te bombarderen.

Een hedendaagse replica van een fokker DR1 of ‘rode baron’, het bekendste Duitse gevechtsvliegtuig tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Anoniem, een Duitse zeppelin boven de Sint-Goedelekathedraal, Brussel, 1915.

zee
Ter
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 136 5

a Bekijk onderstaande foto’s uit het begin van de oorlog. Vergelijk deze met de wapens en uitrustingen op de vorige pagina’s. Waarom wordt de Eerste Wereldoorlog ook wel de eerste moderne oorlog genoemd?

Anoniem, Franse soldaten aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, ca. 1914.

Anoniem, Franse dolken, ook Franse spijkers genoemd, Frankrijk, ca. 1914.

Anoniem, Duitse cavalerie aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, ca. 1914.

Anoniem, verscheidene handwapens aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, ca. 1914.

Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 137 5

5 GEVOLGEN

Levensomstandigheden

a De levensomstandigheden van de soldaten aan het front waren vaak dramatisch. Bekijk opnieuw de foto’s op pagina 133 en beschrijf het dagelijkse leven van een soldaat in de loopgraven.

Niet enkel de soldaten leden onder de oorlog, ook de burgers in de bezette gebieden hadden het lastig. Alles wat ook maar enig nut kon hebben, werd in beslag genomen of gestolen door de bezetter. Bovendien waren er voedseltekorten, wat leidde tot hongersnood.

b Lees onderstaande tekst en markeer waarom de bezetter de hulp aan de Belgische bevolking toestond.

Het bezette land

“Het Nationaal Hulp- en Voedingscomité ontstond in september 1914 onder impuls van verschillende bedrijfsleiders en bankiers. Het comité organiseerde al snel verschillende activiteiten in elke gemeente en slaagde erin om, ondanks de Britse blokkade, voedsel te importeren, vooral uit de tot 1917 neutrale VS. De zakenman en latere president, Herbert Hoover (1874-1964) leidde er de ‘Commission for Relief in Belgium’. Uiteindelijk verscheepte de commissie vijf miljoen ton voedsel. Het werd een bastion van patriottisme in het bezette België, met 125 000 werknemers. De Duitse bezetters tolereerden de organisatie om hongeropstanden te voorkomen. Bovendien stelde het hen ook in staat om nog meer voedsel op te eisen. Het comité combineerde liefdadigheid met sociale politiek en keerde ook nationale werkloosheidsuitkeringen uit. Het kan dus ook als een voorloper van de hedendaagse sociale zekerheid worden beschouwd.

Het comité kon de ergste nood enigszins opvangen, maar de bevolking leed toch onder de tekorten en de honger. Tijdens de oorlogsjaren stierven duizenden burgers als gevolg van de erbarmelijke levensomstandigheden.”

Bron: op basis van Gita Deneckere (1964-heden) en Bruno De Wever (1960-heden), Een geschiedenis van België, Academia Press, Gent, 2012

c Analyseer onderstaande bron en die op de volgende pagina. Hoe gedroegen de Duitse bezetters zich? Welk effect had dit op de bevolking?

“Wij nemen in aller haast het hoogstnodige en vluchten door de hof langs een poortje het veld in. Wanneer wij ons omkeren, zien wij reeds een geweldige brand op de plaats: ’t is ons klooster en onze scholen die de barbaren eerst in brand gestoken hebben. Daarop volgt de ene brand na de andere, want binst die avond zijn meer dan dertig huizen afgebrand, waaronder ook het gemeentehuis.”

Bron: op basis van Felicien Vanhove (1871-?), dagboekfragment woensdag 5 mei 1915, uit: Jos Demaree, Oorlog in de Belgique, De Klaproos, Brugge, 2000

138 5
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

“Honderden en honderden fietsers komen de stad Gent ingevlucht uit de richting van Quatrecht, een dorp gelegen op de spoorlijn van hier naar Brussel. Ze melden, dat een groep Ulanen [lichte cavalerie], op verkenning uit, aldaar door Belgische soldaten aangevallen zijn, sommigen zelfs neergeschoten en dat zij de overblijvende dorpsbewoners als borstweer voor hun paarden hebben gesteld en hoeven in brand gestoken. Zou zoiets waar wezen, of heeft de angst hun geesten verbijsterd en hen als verschuwde hazen opgejaagd?”

Bron: op basis van Virginie Loveling (1836-1923), Oorlogsdagboeken 1914-1918, De Bezige Bij, Amsterdam, 1993

“De verslagen betreffende de gevechten bij Luik tonen aan dat de inwoners aan de strijd hebben deelgenomen. Uit een hinderlaag heeft men geschoten op de troepen en op de geneesheren bij de uitoefening van hun ambt. De bevolking pleegde gruwelen op de gewonden. Het is mogelijk dat deze aanvallen het gevolg waren van samenscholingen der bevolking uit deze industriestreek. Maar het is ook mogelijk dat de vrijschuttersoorlog in België en Frankrijk werd voorbereid en systematisch tegen onze troepen wordt geleid. Als dat zo is – en de herhaling van deze aanvallen zal het bewijzen – dan hebben onze vijanden het aan zichzelf te wijten als wij de oorlog voeren met ongehoorde strengheid, ook tegenover de schuldige burgerbevolking.”

Bron: op basis van de Duitse bezettende overheid (1914-1918), Warnung vor dem Franktireurkrieg, 1914

Hiermee was de Duitse furie echter nog niet voorbij. Tussen 5 en 23 augustus 1914 vielen minstens 2 463 Belgische burgerdoden. Op 25 augustus vielen nog eens meer dan 200 doden in Leuven alleen en werd de universiteitsbibliotheek er platgebrand.

Slachtoffers

a Bekijk onderstaande tabel over de dodelijkste slagen van de Eerste Wereldoorlog. Wat kun je hieruit besluiten over de algemene tactiek die men toepaste?

slag datum aantal doden/ gewonden geallieerden aantal doden/ gewonden centralen Eerste Slag bij de Marne 5-12 september 1914 263.000 250.000 Slag bij Tannenberg en Mazurische Meren augustus - september 1914 247.000 (waarvan 92.000 gevangenen) 53.000 Slag om Gallipoli februari 1915 - januari 1916 302.000 250.000 Slag om Verdun februari 1916 - december 1916 400.000 340.000 Slag bij de Somme juli 1916 - november 1916 615.000 600.000 Derde Slag om Ieper/ Slag bij Passendale juli - november 1917 325.000 260.000 Keizerslag maart - april 1918 850.000 650.000 Honderddagenoffensief augustus - november 1918 1.070.000 786.000 Bron: op basis van Historyhit, https://www.historyhit.com/biggest-battles-world-war-one/, geraadpleegd op 11/04/2023
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 139 5

b Waarom gingen de aanvoerders van de geallieerden ervan uit dat ze met de tactiek van de uitputtingsoorlog konden winnen?

c Wat voor een gevoel moest de gewone soldaat gehad hebben tijdens zulke offensieven, denk je?

De soldaten die de oorlog overleefden, waren dan ook vaak erg getraumatiseerd. We bespreken dit verder in hoofdstuk 8 ‘Een periode van uitersten’.

d Welk land heeft de meeste verliezen geleden, denk je?

e Bekijk onderstaande tabel. Welke landen hebben effectief de meeste verliezen geleden? Vergelijk dit met jouw antwoord bij vraag d.

geallieerde mogendheden en bondgenoten aantal doden

Bron:

centrale mogendheden en bondgenoten

burgers als soldaten) percentage van de totale bevolking Rusland 3.150.000 1,75% Frankrijk 1.725.000 4,35% Britse Rijk 1.200.000 0,30% Italië 1.150.000 3,25% Servië 1.000.000 21,00% Roemenië 620.000 8,30% Griekenland 165.000 3,50% België 135.000 1,80% Verenigde Staten 115.000 0,15% Portugal 89.000 1,50% China 15.000 0,00% Nepal 10.000 0,20% Montenegro 7.500 1,50% Panama 5.609 1,76% Japan 2.000 0,00% Brazilië 165 0,00% Siam 19 0,00% Totaal 9.389.293 1,15%
(zowel
aantal doden (zowel burgers als soldaten) percentage van de totale bevolking Ottomaanse Rijk 3.100.000 14,30% Duitsland 2.500.000 3,80% Oostenrijk-Hongarije 1.850.000 3,70% Bulgarije 187.000 3,40% Totaal 7.637.000 5,40%
op basis van Repress, http://www.centre-robert-schuman.org/userfiles/files/REPERES%20%E2%80%93%20module%201-1-1%20-%20explanatory%20notes%20%E2%80%93%20World%20War%20I%20 casualties%20%E2%80%93%20EN.pdf, geraadpleegd op 12/04/2023 Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 140 5

f Bekijk klassikaal de antwoorden bij vraag e. Waarom wijkt dit bij de meesten af van het antwoord bij vraag d?

Het Ottomaanse dodental lag zo hoog omdat er tijdens de oorlog ook verschillende opstanden plaatsvonden in het rijk. Bovendien vond de ‘Armeense Genocide’ plaats als reactie op de Armeense opstand. Hierbij werden grote aantallen van de Armeense bevolking in het rijk systematisch door de Ottomanen zelf vermoord.

In totaal stierven meer dan 17 miljoen mensen in de Eerste Wereldoorlog. Het is dan ook niet verwonderlijk dat die periode nog steeds zo sterk herdacht wordt in de deelnemende landen. In nagenoeg elk Belgisch en Noord-Frans dorpje vind je wel een herdenkingsteken voor de overleden, vermiste of gesneuvelde inwoners.

Reginald Theodore Blomfield (1856-1942), Menenpoort, Ieper, 1923-1927.

Deze poort in de vorm van een Romeinse triomfboog werd gebouwd als een herdenkingsmonument voor de vermiste soldaten van het Britse Rijk. Op de binnenmuren staan de namen van 54 896 vermiste soldaten.

Yves Allewaert (1967- heden), Kezelberg Military Cemetary, Wevelgem, ca. 2023.

Hier liggen 161 gesneuvelde Britse soldaten begraven. Chinese soldaten liggen hier naast de Britse begraven. Op de achtergrond staat het ‘Cross of Sacrifice’.

Yves Allewaert (1967- heden), graf van John McCrae (1872-1918), Noord-Frankrijk ca. 2023.

Deze Canadese legerarts schreef het gedicht ‘In Flanders Fields’.

Yves Allewaert (1967- heden), graf van William McBride (1895-1916), Noord-Frankrijk.

Deze Ierse soldaat is bekend door het lied ‘Green Fields of France’.

g De plaatsen op bovenstaande foto’s kun je vandaag nog steeds bezoeken. Deze voeden onze collectieve herinnering aan de Eerste Wereldoorlog. Wat voor plekken zijn dit?

Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 141 5

Politieke gevolgen

De (politieke) kaart van Europa werd na de oorlog grondig hertekend. Landsgrenzen verschoven, er kwamen staten bij, andere verdwenen, en de schuldigen werden aangeduid en gestraft. In Rusland was men de oorlog, en het binnenlandse beleid van de keizer, al langere tijd grondig beu. Het land stapte na twee revoluties reeds op 3 maart 1918 uit de oorlog met de Vrede van Brest-Litovsk. We komen hierop terug in hoofdstuk 7 `Революция - Revoljutsija’.

Later dat jaar gaven de centrale mogendheden zich een voor een over, tot op 11 november de definitieve vrede werd ondertekend. In 1919 besliste men in het Verdrag van Versailles hoe Europa opnieuw verdeeld zou worden.

a Bekijk onderstaande kaart. Wat veranderde er voor Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, het Ottomaanse Rijk en Rusland ten opzichte van de situatie voor de oorlog?

Europa na het Verdrag van Versailles, 1919-1929

Noorwegen

Zweden

Ierland

Verenigd Koninkrijk

Denemarken

Nederland

Duitsland België

Frankrijk

Finland

Estland

Letland

Litouwen

Tsjecho-Slowakije

Oostenrijk Zwitserland

Hongarije Polen

Roemenië

Italië

Spanje

geallieerde mogendheden nieuw toegewezen gebieden centrale mogendheden nieuwe staten mandaatgebieden regio’s met referendum door geallieerden bezette gebieden grenzen in 1914 nieuwe grenzen

Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen Albanië

Bulgarije

Griekenland

Oekraïne

Sovjet-Unie

Turkije

Georgië

Armenië

Syrië

Libanon

Palestina

Irak

Transjordanië

Duitsland verloor ook al zijn kolonies. Zo ging Ruanda-Urundi bijvoorbeeld naar België. Bovendien kreeg het als straf erg zware herstelbetalingen opgelegd, waarvan de laatste afbetaling in 2010 gebeurde. Het moest nagenoeg volledig ontwapenen en mocht slechts 100 000 soldaten en geen artillerie overhouden.

b Wat zou het gevolg geweest zijn van de straffen die aan Duitsland en Oostenrijk-Hongarije werden opgelegd?

Hoofdstuk
Groote Oorlog 142 5
6 De

Kern

OORZAKEN

Het was een samenloop van omstandigheden die aan de basis van de Eerste Wereldoorlog lag. Om te beginnen, was er de Frans-Duitse Oorlog waarin Frankrijk vernederd werd en waarna het Duitse Keizerrijk opgericht werd. Frankrijk moest Elzas-Lotharingen afgeven en zon op wraak. Daarnaast speelden het groeiende nationalisme en imperialisme een grote rol. Sommige Europese landen hadden economisch interessante kolonies, andere hadden er geen of geen economisch interessante, zoals Duitsland en Oostenrijk-Hongarije.

Men was bezorgd om de eigen veiligheid en de intenties van de andere landen, wat resulteerde in een wapenwedloop Duitsland probeerde hierbij de vloot van het Verenigd Koninkrijkrijk en het landleger van Rusland te evenaren. Daarnaast sloot men allianties af, wat resulteerde in de Triple Entente (het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en het Keizerrijk Rusland), de geallieerde mogendheden, en de Triple Alliantie (het Duitse Keizerrijk, Oostenrijk-Hongarije en Italië), de centrale mogendheden.

DE AANLEIDING

Alle factoren voor een grote oorlog waren aanwezig toen Gavrilo Princip (1894-1918), een Servische nationalist, de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, Frans Ferdinand (1863-1914) en zijn vrouw doodschoot in Sarajevo op 28 juni 1914. Oostenrijk-Hongarije hield Servië verantwoordelijk en verklaarde het de oorlog.

HET VERLOOP

Servië werd gesteund door Rusland, terwijl Oostenrijk-Hongarije gesteund werd door Duitsland, dat zich op zijn beurt weer verzekerde van de steun van het Ottomaanse Rijk. Duitsland wilde Frankrijk snel uitschakelen via het ‘Schlieffenplan’. Hiervoor moest het de neutraliteit van België schenden, waardoor het Verenigd Koninkrijk de oorlog verklaarde aan Duitsland.

Aan het Westfront zat alles vrij snel muurvast en werd het een loopgravenoorlog. In 1915 stapte ook Italië in de oorlog aan de kant van de Entente, tegen zijn vroegere bondgenoten. Ook op de Balkan, in het Midden-Oosten en in Afrika werd hevig gevochten. In 1917 kwamen de VS de geallieerde mogendheden te hulp aan het Westfront.

INDUSTRIËLE OORLOG

In de Eerste Wereldoorlog werd voor het eerst grootschalig gebruik gemaakt van nieuwe en erg destructieve wapens en tactieken: machinegeweren, vlammenwerpers, artillerie, tanks, gevechtsvliegtuigen, zeppelins en duikboten. Voor de eerste keer werden ook chemische wapens ingezet in de vorm van mosterdgas

143 5 Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog

Zowel aan het front als in de bezette gebieden waren de levensomstandigheden erbarmelijk. Honger, ziekte, slechte hygiëne … zorgden er samen met het oorlogsgeweld voor dat er 17 miljoen doden vielen. De geallieerde generaals gebruikten de tactiek van de uitputtingsoorlog door zoveel mogelijk soldaten het niemandsland in te sturen om zo een doorbraak te forceren, met grote aantallen doden en gewonden als gevolg.

Op politiek vlak werd de Europese kaart hertekend. Oostenrijk-Hongarije hield op te bestaan, net als het Russische Keizerrijk en het Ottomaanse Rijk. Duitsland werd erg zwaar gestraft door het opleggen van herstelbetalingen, een verregaande ontwapening en het verlies van grondgebied en kolonies. Frankrijk kreeg ElzasLotharingen terug en er ontstonden nieuwe staten, zoals Tsjecho-Slowakije, Polen en het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen, het latere Joegoslavië.

hedendaagse tijd

moderne tijd

1870-1871

Frans-Duitse Oorlog

1945

28 juni 1914

Gavrilo Princip vermoordde Frans Ferdinand

28 juli 1914

Oostenrijk-Hongarije verklaarde de oorlog aan Servië

4 augustus 1914

Duitsland viel België binnen

4 augustus 1914

het Verenigd Koninkrijk verklaarde de oorlog aan Duitsland

1915

Italië sloot zich aan bij de Entente

1917

de VS kwamen de Entente te hulp aan het Westfront

3 maart 1918

Rusland stapte uit de oorlog met de Vrede van Brest-Litovsk

11 november 1918 wapenstilstand

1919

Verdrag van Versailles

GEVOLGEN
Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog 144 5

Overzicht

Gebruik de informatie uit het hoofdstuk om een antwoord te formuleren op de historische vraag die in ‘Fenestra’ gesteld werd.

Wie was verantwoordelijk voor de Eerste Wereldoorlog?

VOORBEELDVRAGEN

Hoe startte de Eerste Wereldoorlog?

Waarom wordt de Eerste Wereldoorlog in België vaak de ‘Gro(o)te Oorlog’ genoemd?

Wat waren de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog?

Wat was de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog?

Wat hield het ‘Schlieffenplan’ in?

Waarom raakten zoveel landen reeds in de eerste dagen van de Eerste Wereldoorlog betrokken in het conflict?

Welke technologische en industriële vernieuwingen kwamen voort uit de Eerste Wereldoorlog?

Welke kampen waren er in de Eerste Wereldoorlog?

Wat waren de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog?

Hoe beleefden de soldaten de Eerste Wereldoorlog?

Welke plaats heeft de Eerste Wereldoorlog in het Belgische collectieve geheugen?

145 5 Hoofdstuk 6 De Groote Oorlog
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.