
10 minute read
BUREN VAN DE MARKTEN >ARNOLD VANPARIJS
© FABIENNE CLAES
Arnold Vanparijs woont al 16 jaar in de omgeving van premetrostation Lemonnier. Hij geeft les in het atheneum van Etterbeek en in zijn schaarse vrije tijd houdt hij zich vooral bezig met het maken van muziek. Op een ijskoude maandagmorgen hadden we een interessant en filosofisch gesprek met hem.
Advertisement
De Vijfhoek: Valt het mee om te leven in de omgeving van Lemonnier? Arnold Vanparijs: Ik kan wel stellen dat het goed om te wonen is in onze buurt, de levenskwaliteit is de laatste jaren veel verbeterd. Als je er iets wil aan doen en genoeg bewoners kan mobiliseren lukt dat wel. Toen we daar pas kwamen wonen was dat nogal een ongure buurt. Maar ondertussen zijn de meeste dealers vertrokkenen en de straten veel properder geworden, met alle respect voor de vuilnisophalers. Dat zijn echte helden!
Ben je een aangespoelde Brusselaar? Ja en nee, ik ben eigenlijk geboren in Etterbeek, verhuisd en dan terug hier komen wonen. Dat voelde aan zoals terug thuiskomen. Ik ben opgegroeid in Vlijtingen, een deelgemeente van Riemst aan de grens met Nederlands Limburg. Mijn vader is Brusselaar en moeder Limburgse. Ik heb altijd familie in Brussel gehad, mijn grootmoeder, tevens mijn meter, woonde hier. We kwamen bijna elk weekend op bezoek. We bezochten de leuke plekjes, waarbij mijn vader optrad als gids, wandelden veel en gingen naar de winkels. Sommige handelszaken bestaan nu nog altijd zoals kaaswinkel Catherine in de Zuidstraat en Babouche in de Verversstraat, een zaak die alleen maar pantoffels verkoopt. Ik kwam daar als kind over de vloer en ga daar nu met mijn zonen sloffen kopen. De winkel is niet zo ver van waar we wonen en het rare is dat de uitbaatster mijn grootmoeder nog gekend heeft.
Wanneer ben je dan in Brussel komen wonen? Ik had eerst nog een tussenstop in Leuven, waar ik studeerde. Toen ik daarna in Brussel naar de universiteit ging ben ik wel in Leuven blijven wonen, ik was daar barman zoals later in Brussel in de Monk. Na een tijdje vond ik Leuven echter te klein, ik kende daar als tapper zoveel mensen dat je op de duur niet meer wist: zijn dat nu vrienden, kennissen of klanten? Als iedereen je goeiendag zegt die je tegenkomt is het tijd om te vertrekken. In Brussel heb ik daar nog wel wat werk mee. (lacht) Nadat ik in 2001 op de Vismarkt in Brussel ben komen wonen, heb ik nog een tijdje in Leuven gewerkt, dan nog even in het onderwijs gestaan en tenslotte als barman in café Monk begonnen.
Je deed dat heel graag? Het was mijn lust en mijn leven. Als tapper ben je goed geplaatst om mensen te leren kennen. Het is wel hard werken, fysiek zou ik dat nu niet meer aankunnen. Maar achter de toog staan is ook mensen samenbrengen, naar mensen luisteren. Ik vind dat een heel belangrijke job, vandaar dat mijn hart nu bloedt omdat de cafés gesloten zijn. Ik hoop dat ze het overleven, de cafés zijn voor mij toch de motor van de stad. Mensen ontmoeten er elkaar. Er ontstaan ideeën, relaties, er wordt gebrainstormd. Een café is een
BUREN VAN DE MARKTEN
Arnold Vanparijs
creatief knooppunt. Je kan, nee, moet eigenlijk barman zijn vanuit een maatschappelijk engagement. Vanuit die filosofie was het niet moeilijk om naar het onderwijs te gaan.
En dan nu het onderwijs? Inderdaad, heel essentieel. Als je wilt bijdragen aan een betere samenleving moet je dat doen via onderricht en vorming. Dat is hard nodig, zeker in een zo diverse stad als Brussel, waar heel de wereld samenkomt. Waar het ‘invoelen’ met onze cultuur niet altijd even vanzelfsprekend is. Het is goed dat je daaraan bijdraagt en zo een betere samenleving mee in de hand werkt. Mijn vroeger engagement bij Jeugd en Stad (organisatie van stadsklassen, Vlaamse jongeren van buiten Brussel die de hoofdstad ontdekken) maakte daar ook deel van uit en was daarop gebaseerd. In het begin voelden die jongeren zich wat onwennig maar op het einde van de week gedroegen ze zich als echte Brusselse ketjes, met meer zelfvertrouwen en minder wantrouwen.
In welke school geef je les? Op dit ogenblik in het Atheneum van Etterbeek. Ik geef daar Nederlands in het voorlaatste en laatste jaar secundair onderwijs. Ik mag ook geschiedenis, Engels en esthetica geven. Het leerplan esthetica is vrij open: je hebt een gedeelte beeldende kunst en een gedeelte muziek. Muziek is zogezegd de klassieke vorm die we daaronder verstaan, maar ik heb de leerlingen vorig jaar een cursus jazzgeschiedenis gegeven die uitmondde in hiphop en ze waren verbaasd dat hun favoriete muziek zijn oorsprong vond in de jazz. Kunst is ook heel belangrijk in de algemene ontwikkeling van de jeugd,
ik probeer dat zoveel mogelijk aan mijn kinderen te verkondigen. We bezoeken samen tentoonstellingen, gaan naar concerten… Kortom, we proberen hen in interactie te laten treden met diverse uitingen van kunst. Superboeiend!
Heb je het veel over kunst en cultuur met je leerlingen? We zijn op een punt gekomen dat de 17-18-jarige leerlingen van heel diverse afkomst ondertussen even goed over Herman de Coninck als over Perzische schrijvers kunnen meepraten. Ik had mijn leerlingen de opdracht gegeven om een gedicht in de stijl van het werk van Paul Van Ostaijen te maken en daar kwamen heel leuke dingen uit. Deze jongeren hebben misschien het voordeel dat ze in twee culturen staan, veel hangt af van hoe hun ouders in het leven staan, hoe zij zich met behoud van hun eigen cultuur hier geïntegreerd hebben. Hoe men het ook draait of keert, kinderen aarden naar hun ouders.
Jullie hebben drie zonen die allen naar De Kleurdoos geweest zijn?
”Cafés zijn de motor van de stad

© ROB GOOVAERTS
We hebben ze daar naartoe gestuurd omdat die school in de buurt lag en ook omdat ze een heel mooi project hebben. De oudste zit nu in Comenius, een school die inzet op zelfsturend onderwijs, waar de leerlingen aan de hand van doelstellingen zelf zoveel mogelijk hun leerproces in de hand hebben. Probleemoplossend denken komt voor reproductie. Toen wij naar school gingen, was het gros van de leerstof gebaseerd op reproductie. Aangezien er nu veel meer ‘kennis’ is, lijkt het me beter om leerlingen – naast een gedeelte reproductie – ook wegwijs te maken in die overvloed aan kennis. Het categoriseren, het structureren van de kennis, fake news van echt nieuws kunnen onderscheiden, is heel cruciaal. Veel interessanter dan van buiten leren, is actief met informatie leren omgaan en van daaruit een kritische attitude ontwikkelen. Als je ziet wat voor mogelijkheden er zijn met de sociale media en vooral wat er allemaal kan misgaan is het heel goed om de jeugd daartegen te wapenen. Onderwijs is echt de hoeksteen van de samenleving en we moeten daar zoveel mogelijk in investeren.
Om terug te keren naar wonen in Brussel: je voelt je hier duidelijk in je sas? Voor mij is Brussel de enige grootstad in België, Luik komt in de buurt, een stad die ik goed ken vanuit mijn jeugdjaren. We gingen daar veel uit, ook trouwens in Keulen en Maastricht. Niet in Hasselt of Tongeren. We keken altijd een beetje breder en ruimer. Een stad heeft altijd heel veel voordelen. Ze is een plaats van ontmoeting, je komt heel snel volk tegen waarmee je aan de praat geraakt. Als Nederlandstalige in Brussel heb je een heel groot voordeel: je maakt deel uit van een beschermde minderheid en je kan op die gemeenschap ook terugvallen. We zijn ook maar een minderheid tussen al de andere minderheden. Maar als je uit die cocon wil komen is dat heel makkelijk: je stapt eruit en zoekt ontmoeting met iemand van een andere gemeenschap. Dat is heel prettig en weegt heel sterk op tegen de nadelen van een grootstad. Die nadelen zijn vooral de drukte, het lawaai en de luchtverontreiniging. Ik vind Brussel één van de tofste grootsteden om in te wonen. Ik heb een tijdje in Madrid gewoond dat, qua culturele onderstroom, vergelijkbaar is met Brussel. Een heerlijke ervaring. Een grootstad werkt altijd creativiteit in de hand en is sowieso verrijkend. Mijn kinderen gaan later een bredere kijk op de wereld hebben dan ik ooit heb gehad! (lacht)
Hoe zie je de toekomst voor het Brussels Gewest, is er een fusie van de 19 gemeenten nodig? Absoluut, het is hemeltergend om te zien hoe burgemeesters van sommige gemeenten elkaar omwille van electorale doeleinden, stokken in de wielen steken bij het ontwikkelen van projecten. Wat een verlies van tijd, geld en energie! Waan-zin-nig! Ik wil Antwerpen niet als voorbeeld nemen, maar districtsraden onder leiding van één centrale burgemeester zou toch veel beter werken. We verliezen zoveel tijd om vooruit te gaan en dingen te verwezenlijken. De versnippering vertraagt alles en maakt dat we niet staan waar we allang zouden moeten staan als grootstad. Ik denk trouwens dat de meerderheid van de bevolking dat zo wil.
Je grootste hobby is muziek maken, vertel ons eens meer daarover. Ik speel verschillende instrumenten: trombone, trompet en piano. Ons huis staat vol met muziekinstrumenten. Omwille van de coronacrisis zijn de repetities van Café Marché, de muziekvereniging waarin ik speel, voorlopig stopgezet. Nu al bijna een jaar. Dat is doodjammer. Samen met mijn kinderen die gitaar, piano en drums spelen, proberen we thuis soms samen muziek te maken. Dat is een ongelooflijke ervaring, we zijn een echte muzikale familie.
Muziek maken is de ideale uitlaatklep in deze barre tijden? Samen muziek maken is voor mij als vitamine voor de geest, er is niets leukers. Er knettert positieve energie in je hoofd op dat moment. Het is tof als je kan bijdragen aan een muzikaal geheel. Met Café Marché zijn we voorlopig gestopt. Het is unfair hoe de culturele sector zowel professioneel, als voor amateurs behandeld wordt. Volgens mij kan dat perfect verlopen. Cultuur brengt altijd troost maar staat steeds helemaal achteraan in de rij als het op subsidies of in het huidig tijdperk op versoepelingen aankomt.
Je speelt al lang bij Café Marché? Toch al bijna 12 jaar. Mijn toenmalige buurman kwam mij op een donderdagavond halen om mee te repeteren, na een paar weken ben ik meegegaan, in het begin durfde ik zelfs niet. Zo ben ik vast lid van dat orkest geworden. Later was er geen trombonist en dan zag ik mijn kans. Ik wilde al zo lang dat grappige instrument bespelen. Als autodidact oefende ik dan veel, ik wil het nog wel beter kunnen bespelen en repeteer zoveel als ik kan.
Café Marché is wel een unieke formule. De groep bestaat uit een dertigtal muzikanten. Ons repertoire varieert van balkan tot Zappa. We hebben enkele unieke projecten op poten gezet: een diner met muziek en theatrale elementen, de Punkfanfare - een samenwerking met De Brassers en de Legende, een sociaal project samen met Forsiti’A, noem maar op. In 2012 hebben we met één van die projecten de Prijs Roger Van de Voorde gewonnen voor het meest verdienstelijke Brusselse podiumproject. Neem je regelmatig de tram aan de halte Lemonnier? Neen, wel aan Anneessens, dat is korterbij. Ik vind het heel goed dat men investeert in een nieuw metrostation (Toots Thielemans, nvdr). We hebben helemaal geen last van de werkzaamheden, het komt ons zelfs beter uit. Dankzij het onbereikbaar maken van een stuk van de Lemonnierlaan rijdt er minder sluip- en sluikverkeer door onze straat. Het openbaar vervoer in Brussel is trouwens heel goed georganiseerd. De MIVB levert perfect werk, het enige nadeel is dat de ritten te snel stoppen, middernacht is te vroeg. Eén uur, anderhalf uur later zou de bevolking beter uitkomen. Want een grootstad slaapt nooit.
Vriendelijk bedankt voor dit gesprek, Arnold.
Arnold Vanparijs habite à proximité de la station de pré-métro Lemonnier depuis 16 ans. Il enseigne à l'athénée d'Etterbeek et, durant son temps libre, il aime faire de la musique. Pour lui, il est très agréable de pouvoir contribuer à un ensemble musical comme le Café Marché dans lequel il joue avec une trentaine d’autres musiciens. Ils ont dû s'arrêter provisoirement en raison de la crise Covid. Arnold trouve injuste la façon dont le secteur culturel, tant professionnel qu'amateur, est traité actuellement.
Résumé