KLOOSTERS EN KLOOSTERLINGEN
Deel 2 - De ‘heilige’ pastoor Lambertz
(Hoogstraten 1785-1869)
Niet iedereen kan bijzonder fier zijn over zijn nietszeggende, neutrale of fantasieloze straatnaam. Soms ook wordt een plaatselijke figuur voor alle volgende generaties een belang toegekend dat hij in zijn leven nauwelijks gehad heeft. Voorbeelden laten we achterwege. Maar als je straat de naam draagt van een persoon die al tijdens zijn leven als heilige werd genoemd, dan heb je als bewoner bijna de plicht om trots te zijn. Heilig verklaard door de gelovigen is natuurlijk niet officieel. De aanvraag tot de eerste stap zaligverklaring ligt in Rome en is nog steeds niet afgewezen. Een reliekschrijn tot verering is al aanwezig. Bij het overlijden van pastoor Lambertz in 1869 heeft men namelijk het hart uit het lichaam genomen en het wordt bewaard in een zilveren schrijn in het klooster van Tildonk. Voor wie het ontstaan van het Spijker, school der Ursulinen, kent, is pastoor Lambertz geen vreemde meer. Zijn verdienste overstijgt evenwel één instituut. In nr. 244 van DHM is over zijn leven al heel wat verteld. Toch wensen we nog eens in het kader van de geschiedenis van de kloosters in Hoogstraten terug te komen op de tijdsgeest en de moeilijkheden waarmee pastoor Lambertz geconfronteerd werd. Ook proberen we zijn visie op het samengaan van kloosters en opvoeding en de verspreiding daarvan beter te begrijpen.
Godsdienstige bevolking onder het juk van de bezetter Op de eerste biografische elementen kom ik niet meer uitgebreid terug. Het volstaat te herhalen dat Joannes Cornelis Martinus Lambertz het zevende kind was van de gemeentesecretaris van Rijkevorsel, dat zijn geboortehuis op de Vrijheid nr. 133 een gedenksteen draagt en dat zijn moeder Elisabeth Doms uit Minderhout overleed toen hij 9 jaar oud was. Op de zeer religieuze jongeling moeten de twee bezettingen wel een diepe indruk gemaakt hebben. Zowel de Oostenrijkers (1715-1794) als later de Fransen (1795-1815) schokten ingrijpend de godsdienstige bevolking. Om de sfeer uit die tijd te schilderen, is het nuttig enkele gebeurtenissen op een rij te zetten. Processies werden afgeschaft. Kloosters die een beschouwelijk leven leidden, ondergingen hetzelfde lot. Het Clarissenklooster, waar later het Klein Seminarie zou komen, werd gesloten. Het Engels klooster op de hoek van toen nog de ‘Boonestraat’ (later Karel Boomstraat) werd afgeschaft en in 1798 verkocht. Het klooster van de Minderbroeders (later het Spijker) werd aangeslagen en in 1797 als nationaal goed verkocht. De Fransen plunderden kerken en pastorijen. In 1796 werd in Hoogstraten het bevel gegeven alle uitwendige tekens van godsdienst te laten
22 - JULI 2010
Pastoor Lambertz, glasraam in de kapel van het Spijker. verdwijnen. Zelfs de kapelletjes langs de wegen moesten weggenomen worden. Moed was er nodig om dit bevel te negeren. Op 25 september 1797 werd zelfs de kerk gesloten en konden er geen erediensten meer plaatsvinden. De bevolking kwam dan op zondagen en heiligdagen samen in een schuur in Castelré om daar de goddelijke diensten bij te wonen. Pas in 1802 mocht de kerk heropend worden. Dat de bevolking deelnam aan een indrukwekkende plechtigheid bewijst welke frustraties ze kon afschudden. Een beschrijving uit het archief van Hoogstraten illustreert hoe sterk de militaire aanwezigheid het dorpsleven toen beheerste. ‘De openbare ambtenaars en bedienden begaven zich te half tien naar het huis des meiers, waar een afdeling soldaten en de brigade der gendarmen werden opgesteld. Stoetsgewijze gingen allen naar het stadhuis. De meier deed het gunstige besluit der nieuwe regering kennen onder het gelui der klokken en het losbranden van het grof geschut: ‘Leve Napoleon! Leve de Republiek!’ klonk het uit alle monden… Het leger nam plaats voor het koor en de gendarmerie begeleidde de stoet tot voor het hoogaltaar. ...E. H. Pastoor had aan elke zijde twee gendarmen en een huzaar. …Bij het begin, onder de Consecratie en bij het einde werden de kanonnen afgevuurd en de trommels geslagen…’
Van apotheker tot priester De 12-jarige Joannes doet in 1797 zijn eerste communie. In Rotterdam woonde familie en in 1803 kreeg hij een paspoort voor Rotterdam om er studies farmacie te beginnen. Waarschijnlijk werd hij financieel door zijn familie daar geholpen. Van priesterroeping was er nog geen sprake. Hij had zelfs een deugdzaam meisje op het oog voor een huwelijk. Maar bij de eerste kennismaking verklaarde ze in het klooster te willen treden. Na zijn opleiding ging hij naar Waalwijk om er hulpapotheker te worden. De keuze was waarschijnlijk weer door de aanwezigheid van familie bepaald. Door zijn zus die in de buurt woonde, vernam hij dat een rijke neef zonder kinderen bereid was om priesterstudies te betalen. Daarop kon Joannes twee jaar in Turnhout studeren en naar het Groot Seminarie in Mechelen gaan. De studietijd verliep toen heel wat korter dan nu, want na twee jaar in Turnhout en twee jaar in het Groot Seminarie werd hij tot priester gewijd. Als onderpastoor werd hij naar Tildonk gezonden en na het overlijden van de pastoor nam hij diens functie in 1816 over.
Confrontatie met de Stevenisten Wellicht dacht Joannes naar een rustige parochie