OORLOGSHERINNERINGEN (DEEL 2)
De nachtmerrie Op zaterdag 27 januari 1945 bevrijden de Russen het uitroeiingskamp van Auschwitz. Ze troffen er nog zevenduizend uitgemergelde lichamen aan. Tienduizenden hadden het kamp toen al verlaten voor de beruchte dodenmars. Uit België vertrokken 28 konvooien met 25.257 gevangenen naar Auschwitz. Slechts 1.337 van hen overleefden het. Buiten Auschwitz waren er nog vele andere kampen, ieder met zijn eigen bestemming, waaronder Dachau, Buchenwald, Dora en vele anderen. Er zijn ook mensen van Hoogstraten naar deze kampen getransporteerd. Over hen wil ik hier iets meer vertellen. Hitler was katholiek gedoopt en opgevoed. Maar hij haatte de Kerk. Om politieke redenen ging hij zelden de openlijke strijd aan. In zijn beruchte tafelgesprekken liet hij zich vaak bijzonder laagdunkend uit over het christendom. Propagandaleider Joseph Goebbels wond er echter geen doekjes om: “De Führer beschouwt het christendom als een symptoom van verval. Het is immers een tak van het jodendom. Uiteindelijk zal het vernietigd moeten worden.”
wachter Frans Cornelis te Antwerpen terug vrijgelaten. Er was nog hoop en er werd zeer veel moeiten gedaan om de mensen terug vrij te krijgen. Bij een klein aantal is dat gelukt, waaronder ook dokter Bremans. Voor de meerderheid werd het de hel.
Jacques De Smedt vertelt over Z.E.H Leo Senden Jacques De Smedt, een teruggekeerd politieke
Bidprentje van Leo Senden. gevangene zagen afmaken, ons immer zalvende woorden toe te spreken. In Dora werden we verder onderverdeeld in commando’s, de enen gingen naar Harzungen, de anderen naar Eilrich en enigen bleven in Dora, zoals er ook in Buchenwald gebleven waren. Ik voelde me gelukkig wanneer ik ‘s anderendaags weer de Z.E.H. Deken bij me zag. We werden alle twee in hetzelfde commando geplaatst. Ik hoorde onder het werk zijn balsemende woorden en had de gelegenheid met hem te redeneren. In dit alles moest ik hem bewonderen en moest ik zijn grote wetenschappelijke kennis hoogschatten. Dit alles gebeurde terwijl hij zo leed. Ik zag het, hij leed geweldig onder de druk en het gevloek van de Civilmeester (burgerlijk toezichter), die te weten gekomen was dat hij priester was.
Deken Senden hield geen blad voor de mond. Hij zei waar het opstond. Blijkbaar heeft zijn moed hem het leven gekost, samen met dit van andere Hoogstratenaren, die ook tegen de nazi-terreur waren. Op 1 mei ’44 werden 16 mannen van hun bed gehaald te Hoogstraten, drie te Minderhout en een te Meer. Er waren er die onraad roken en door de tuin de velden in konden vluchten. Ze hadden eigenlijk een veertigtal personen willen oppakken. Het ging om de deken, een dokter, een advocaat, de vakschoolbestuurder, de onderbestuurder van de strafschool, de belastingbeambte, de bediende, de rijkswachter, enz … . Te Antwerpen werd Frans Sterkens van Hoogstraten, dezelfde dag opgehaald op zijn bureau bij de Buurtspoorwegen. Op 20 mei werd rijks-
22
gevangene vertelt: “Op 21 juni 1944 kwam ons transport aan te Buchenwald ten getale van 860 man. In ons midden hadden we twee priesters, waaronder Z.E.H. Senden, deken van Hoogstraten. Niemand had betere moraal dan de Deken van Hoogstraten, zijn opbeuringsgeest was onbeperkt. Op 14 juli 1944 werden we vervoerd naar Dora, bij Nordhausen. Daar werden we verdeeld. In Dora hoorden we spreken van Vl en V2 en van honderden gevangenen die al omgekomen waren bij het boren en maken van de ondergrondse fabrieken. De Z.E.H. Deken wist bij het vertellen van dergelijke gruwelen, die we reeds te Buchenwald beleefden, wanneer we er een
Eens waren we aan het werk in het water. We moesten de keien en het slijk uit het water ophalen, een zware lastige arbeid voor iemand die zoiets niet gewoon was. De “Civil” snauwde hem altijd grijnslachend toe met de woorden: “He! verdoemde paap, gij moet hier kreveren! Gij Roomse paap, gij moet hier vergaan als een pruim (sjiek)”. De Z.E.H. Deken gebaarde nooit dat hij het hoorde, maar prevelde stillekens een gebed. Zo gebeurde het eens dat de “Civil” razend werd en de deken languit in het water en het slijk smeet, om dan eens hatelijk te kunnen lachen. Wanneer hij dan nog niet rap genoeg was, sloeg hij hem nog met een schup in de lenden. Zo was dit elke dag wat anders! Wanneer we aankwamen op het werk, stond de “Civil” al te grinniken als hij de deken zag en riep hem natuurlijk voor het slechtste werk eerst. Automatisch ging ik altijd mede. Het was altijd het zwaarste en het meest vermoeiende werk, onder andere beton voeren of beton laden in de wagens. Dit moest zeer snel gaan en