Z17 hermans brochure met cover222

Page 17

past hij de tijd toe die we reserveren voor moppen. De roman eindigt met een soort uitsmijter: Maar geen enkel bewijs voor de hypothese die ik bewijzen moest. 10 Terugkijkend willen we gebeurtenissen opvatten als een keten van oorzaak en gevolg. Wie wordt aangereden, zegt: ik keek niet goed uit, en vergeet alle keren dat hij niet uitkeek en ongedeerd bleef. 11 2008: Na bij Hermans te rade te zijn gegaan, zet ik het laatste hoofdstuk van mijn debuut Begeerte heeft ons aangeraakt in de onvoltooid tegenwoordige tijd en preludeer daarop in de openingszin: Als je ophoudt met zingen zal ik je alles vertellen. De verteller van mijn roman doet in de tegenwoordige tijd, maar achteraf, zijn verhaal. Dit stijlmiddel gaat terug op Longinus, die in Over het sublieme stelt dat het als functie heeft ‘een verhalende passage tot levende werkelijkheid’ te maken. 12 De onvoltooid tegenwoordige tijd biedt daarnaast de mogelijkheid live verslag te doen. In de bundel Verboden toegang (1989) staat het essay ‘Alfred en zijn spiegelbeeld’ van Gerard Raat, dat gaat over ‘de vertelsituatie in Nooit meer slapen’: ‘In de noterende stijl wordt de activiteit van het registrerende bewustzijn nagebootst.’ Raat merkt op dat Hermans hierin niet altijd consequent te werk lijkt te zijn gegaan: Onwillekeurig kijk ik op mijn polshorloge (…). Waarna Raat zegt: Het lijkt onmogelijk dat iemand een onwillekeurige handeling verricht en tegelijk vaststelt dat hij dit doet. Echter, ‘onwillekeurig’ betekent: iets doen zonder het te willen. Als je niest en je beweegt je hoofd naar voren, gebeurt dat onwillekeurig, maar niet ongemerkt. Het ten overstaan van een blinde portier onwillekeurig op je horloge kijken is natuurlijk niet heel erg, dus wat Hermans ermee lijkt te willen aangeven, is

dat in ieder mens een dierlijke kern huist die zich maar moeilijk door de ratio laat beheersen. In mijn eigen werk beschrijf ik regelmatig onwillekeurige handelingen van mijn personages, die zichzelf over het algemeen slecht kennen. De in dit opzicht misschien meest pregnante passage staat in mijn laatste roman Goldberg. Sebastian Savage vindt een dagboek van zijn overleden zus: Ik wil het niet lezen, maar ik pak mijn bril en zie Heleen die huilend boven haar boekje zit en schrijft. 13 Op diverse plaatsen wordt Alfred zich in Nooit meer slapen van onwillekeurige handelingen bewust: Zonder het eigenlijk te willen, begin ik toch te lezen. 14 In mijn werk heb ik herhaaldelijk stilgestaan bij een fenomeen dat hiermee verband houdt, bijvoorbeeld in mijn tweede roman Hoe staat het met de liefde?: We kiezen het lekkerste taartje met onze ogen, maag en handen en als we dat gedaan hebben, denken onze hersenen dat zij hebben gekozen. 15 Er gaat maar een fractie van een seconde voorbij tussen het omhoogschuiven van je mouw en de gewaarwording dat je bezig bent op je horloge te kijken, maar in die flits ligt je onderbewustzijn bloot: brein, geest en geweten leggen het af tegen reflex, instinct en lijf. 16 In de nanoseconden tussen doen en denken stelt de verteller in Nooit meer slapen vast wat voorvalt. Hij bevindt zich aldus in dezelfde schemertoestand van afwezige aanwezigheid waarin de schrijver zich al schrijvende begeeft. Zijn vingers tikken sneller dan zijn ogen kunnen lezen. 17 In ‘Alfred en zijn spiegelbeeld’ wijst Gerard Raat op het begin van hoofdstuk 30 van Nooit meer slapen, waar het gaat over ‘schisteus gesteente’. Hier lijkt Hermans de fysisch geograaf en polemist zich even met zijn vertelling te bemoeien: De leek die niet weet wat dit is, moet het maar opzoeken of voor kennisgeving aannemen.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.