353 44 De Bevere Pieter (landbouwer, gemeenteraadslid) 20 Beeckman Charles (dokter, burgemeester) 16 Verschaeve Charles (lijnwaadbleker, gemeenteraadslid, lid lijnwaadcomiteit) 23 Beeckman Charles (dokter, burgemeester) 35 Van Dorpe Charles (heelmeester, gemeenteraadslid)
En de tweede uitloting: 2 Beeckman Charles (dokter, burgemeester) 10 Van Gaever Felix (molenaar, schepen, lid lijnwaadcomiteit) 4 Vanden Bussche Louis (gemeentesecretaris, secretaris lijnwaadcomiteit) 3 Biebuyck Louis (notaris) 8 Mahieu Dominique (gemeenteraadslid) 36 De Bal Francis (zaakvoerder, lid kerkraad) 45 Beeckman Charles (dokter, burgemeester) 7 Fonteyne Jan (handelaar, gemeenteraadslid) 29 De Preitere Guillaume (gemeenteraadslid) 38 Vercruysse Jan Baptist (azijnbrouwer)
Uit de samenstelling van de getrokken nummers valt een en ander af te leiden. Burgemeester Charles Beeckman, die in deze moeilijke jaren een uitstekend burgemeester was, heeft zich zeker persoonlijk ingezet voor deze lening. De verspreide nummers die in zijn bezit waren, bewijzen dat hij een groot aantal obligaties kocht en aldus de onderneming wilde steunen, waarvan hijzelf misschien wel het initiatief had genomen. Het bezit van obligatie nummer 22 toont aan dat hij het voorbeeld gaf door op de eerste nummers in te tekenen, en het nummer 45 is mogelijk een aanwijzing dat hij de rest der onverkochte obligaties voor zijn rekening heeft genomen. De gemeenteraad, het comiteit ter bevordering der lijnwaadindustrie en het armbestuur zijn goed vertegenwoordigd. Verder dan leden van de burgerij (notarissen, zaakvoerders), alsook de oude gemeentebestuurders uit het Hollands Bewind, die nochtans politiek afgeschreven waren en in de gemeente niet met een goed oog werden bekeken (Haessebroucq, secretaris, en Vercruysse, burgemeester van voor 1830). De obligatielening van 1841 was een succes en leverde het bewijs van burgerlijke solidariteit op initiatief van de burgemeester en de gemeenteraad ten voordele van de beproefde linnenindustrie, een aangelegenheid waaraan niemand onverschillig kon blijven, daar het hier feitelijk de welvaart betrof van de hele bevolking. De lening van 1841 werd dan waarschijnlijk op tijd en normaal afgelost. Verdere gegevens zijn erover niet te vinden. Nochtans werkte het plaatselijk vlascomiteit, dat van de lening profiteerde, met verlies. Toen de raad op 25 september 1843 een gunstig advies verleende tot oprichting van een plaatselijk nijverheidscomiteit in plaats van het oude vlascomiteit, was er maar 2.400 fr. meer over van de ontleende 4.700 fr.
Biekorf. Jaargang 68