BOUWJONG!

Page 1

J

h i

i

INSPIRATIEBOEK WONINGBOUWMANIFESTATIE JONGERENHUISVESTING 2010-2014

GRONINGEN

MARLIES ROHMER, CURATOR EN INSPIRATOR IN SAMENWERKING MET

TU DELFT, FACULTEIT BOUWKUNDE, LEERSTOEL ARCHITECTURE AND DWELLING



INSPIRATIEBOEK WONINGBOUWMANIFESTATIE JONGERENHUISVESTING 2010-2015

GRONINGEN Gemeente Groningen, dienst RO/EZ René Asschert, Jasper Schweigman en Niek Verdonk Marlies Rohmer, curator en inspirator in samenwerking met TU Delft, faculteit Bouwkunde, leerstoel Architecture and Dwelling Paul Kuitenbrouwer en Dick van Gameren David Struik en Dominique van ‘t Hof oktober 2010




INHOUDSOPGAVE ESSAYS VOORWOORD 9

FRANK DE VRIES

WETHOUDER RUIMTELIJKE ORDENING, VOLKSHUISVESTING, WIJKVERNIEUWING, GRONDZAKEN EN MONUMENTEN

INLEIDING 10 NIEK VERDONK, RENÉ ASSCHERT STADSBOUWMEESTER, COÖRDINATOR BOUWJONG! GEMEENTE GRONINGEN

EEN GIFT AAN DE STAD 18 MARLIES ROHMER

CURATOR EN INSPIRATOR BOUWJONG!

STAD EN STUDENT 26 DICK VAN GAMEREN HOOGLERAAR WONINGONTWERP, LEERSTOEL ARCHITECTURE AND DWELLING, TU DELFT

LEESWIJZER TYPENCATALOGUS 34 PAUL KUITENBROUWER ASSISTANT PROFESSOR, LEERSTOEL ARCHITECTURE AND DWELLING, TU DELFT


TYPENCATALOGUS Referentieprojecten gerangschikt naar typologie MARLIES ROHMER, PAUL KUITENBROUWER, DAVID STRUIK, DOMINIQUE VAN ‘T HOF Teksten: Paul Kuitenbrouwer

(BINNEN)STEDELIJK 56 WEESPERSTRAAT Amsterdam (NL), Herman Hertzberger 60 KRUISPLEIN Rotterdam (NL), Mecanoo 62 UVA DEK Amsterdam (NL), Claus en Kaan 64 LOEKEMANSTRAAT Den Bosch (NL), diederendirrix 66 CITÉ INHOLLAND Rotterdam (NL), Tangram Architecten 68 ESPACIL HABITAT Epinay-sur-Seine (FR), ECDM 70 STRANDVEIEN SVARTLAMOEN Trondheim (NO), Brendeland & Kristoffersen 74 KRAKEELHOF Delft (NL), Hendrik Postel 78 HARVEY COURT Cambridge (UK), Colin St John Wilson, Leslie Martin, Patrick Hodgkinson 82 FLOREY BUILDING Oxford (UK), James Stirling 84 NEWINGTON GREEN Stoke Newington, Londen (UK), Haworth Tompkins 86 TIETGENKOLLEGIET Kopenhagen (DK), Lundgaard & Tranberg 90 BIKUBEN Kopenhagen (DK), AART architects 92 STUDENT HOUSING POLJANE Ljubljana (SI), Bevk Perovic arhitekti 96 HIPHOUSE Zwolle (NL), Atelier Kempe Thill 98 CASA 400 Amsterdam (NL), van den Oever, Zaaijer & Partners architecten 100 KX200 NIDO KING’S CROSS Londen (UK), Allford Hall Monaghan Morris 102 GRÜNERLØKKA STUDENTHUS Oslo (NO), HRTB AS Arkitekter

MODULAIR BOUWEN 110 NAGAKIN CAPSULE TOWER Tokyo (JP), Kisho Kurokawa 114 SPACEBOXEN Utrecht (NL), De Vijf - Mart de Jong 116 ANTILLENSTRAAT Groningen (NL), Te Kiefte Architecten 120 QUBIC HOUTHAVENS Amsterdam (NL), HVDN architecten 122 KEETWONEN Amsterdam (NL), JMW Architecten 126 LEEGHWATERSTRAAT Delft (NL), Mecanoo

WONEN OP DE CAMPUS 132 PAVILLON SUISSE Parijs (FR), Le Corbusier 134 LA MAISON DU BRÉSIL Parijs (FR), Le Corbusier 136 BAKER HOUSE Cambridge MA (US), Alvar Aalto 138 MARRIED STUDENT HOUSING New Haven (US), Paul Rudolph 140 INDIAN INSTITUTE OF MANAGEMENT Ahmedabad (IN), Louis I. Kahn 142 SIMMONS HALL Cambridge MA (US), Steven Holl 146 ANDREW MELVILLE HALL St Andrews (UK), James Stirling 148 EAST ANGLIA UNIVERSITY Norwich (UK), Sir Denys Lasdun 152 NEW COURT CHRIST’S COLLEGE Cambridge (UK), Sir Denys Lasdun 154 UNIVERSITY COLLEGE Utrecht (NL), Art Zaaijer 156 GELUIDSWALWONINGEN Utrecht (NL), Koen van Velsen 158 STUDENTENHUISVESTING TH TWENTE Enschede (NL), Herman Haan 160 CAMPAGNEPLEIN Enschede (NL), Arons en Gelauff architecten 162 CAMBRIDGELAAN Utrecht (NL), Rudy Uytenhaak 164 DE BISSCHOPPEN Utrecht (NL), Köther Salman Koedijk architecten 166 SMARTIES Utrecht (NL), architectenbureau Marlies Rohmer



VOORWOORD FRANK DE VRIES WETHOUDER RUIMTELIJKE ORDENING, VOLKSHUISVESTING, WIJKVERNIEUWING, GRONDZAKEN EN MONUMENTEN

Het wordt zo langzamerhand een ware traditie in Groningen om inspirerende manifestaties te organiseren waarbij we op zoek gaan naar nieuwe woonvormen voor de inwoners van deze prachtige stad. Na de manifestaties De Intense Stad en Intense Laagbouw richt onze zoektocht zich nu op eigentijdse huisvesting voor jongeren. Voor de jongste stad van Nederland is dit natuurlijk een belangrijke en fantastische opgave! Het aantal jongeren in de stad neemt nog steeds toe en zal dat de komende jaren ook blijven doen. Samen met de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool Groningen en de woningcorporaties in de stad willen we deze (nieuwe) inwoners van Groningen een mooie plek om te wonen bieden. Daarom gaan we onder de naam BOUWJONG! met ontwikkelaars en architecten op zoek naar nieuwe vormen voor kwalitatief hoogwaardige, grootschalige jongerenhuisvesting. In onze zoektocht worden we met groot enthousiasme en kennis bijgestaan door architect Marlies Rohmer. Ik ben zeer verheugd dat zij in samenwerking met Paul Kuitenbrouwer en Dick van Gameren, David Struik en Dominique van ’t Hof van de TU Delft dit mooie inspiratieboek BOUWJONG! heeft samengesteld. Ik hoop dat de voorliggende referenties en essays alle betrokken partijen inspireren tot het maken van prachtige ontwerpen waarin het voor de jonge inwoners van Groningen goed wonen is!

9


INLEIDING NIEK VERDONK, RENÉ ASSCHERT STADSBOUWMEESTER, COÖRDINATOR BOUWJONG! GEMEENTE GRONINGEN

TRADITIE De manifestatie BOUWJONG! gaat op zoek naar de mogelijkheden van jongerenhuisvesting in en voor de stad Groningen. Terecht merkt wethouder Frank de Vries op dat hiermee een traditie van architectuurmanifestaties in Groningen wordt voortgezet, of in elk geval lijkt te ontstaan; BOUWJONG! is de derde grote woningbouwcampagne die in een tijdsbestek van 7 jaar van start gaat, na De Intense Stad en Intense Laagbouw. Evenwel lijkt het ongerijmd om van een traditie te spreken, aangezien met de manifestaties juist geprobeerd wordt om voorbij tradities te kijken, gewoontes opzij te zetten en conventies los te laten. Mocht er al sprake zijn van een traditie, dan is dit niet de manifestatie als middel zelf, maar de behoefte om ruimtelijke ontwikkelingen en stedelijke opgaven voortdurend kritisch te beschouwen: BOUWJONG! nodigt architecten, ontwikkelaars en corporaties uit om samen met de gemeente op innovatieve en bevlogen wijze de opgave van jongerenhuisvesting aan de orde te stellen. Hoewel de manifestatie op een concrete en actuele ontwerpopgave inspeelt, wil ze een inspirerende context creëren om denkprocessen en ideevorming rond het thema van jongerenhuisvesting te stimuleren. BOUWJONG! wil betrokken partijen aanmoedigen om fundamenteel ontwerponderzoek in te zetten, om te durven experimenteren, om buiten kaders te denken en om in de voorhoede vol overgave aan woningbouw voor studenten en jongeren te werken. Naast een concrete zoektocht naar de mogelijkheden en kansen van jongerenhuisvesting is de campagne ook een manier om het debat erover te voeden. Manifestaties zijn ideaal gebleken om belangrijke ontwerpopgaven onder de aandacht te krijgen. BOUWJONG! is in dat opzicht een logisch vervolg op De Intense Stad en Intense Laagbouw; beide manifestaties hebben op overtuigende wijze actuele ontwerpvraagstukken op de agenda gezet en in zowel binnen- als buitenland het theoretisch discours met prikkelende studies en ontwerpen verrijkt. De aandacht en interesse die op deze wijze gegenereerd wordt, leidt bovendien tot een gedreven aanpak en heeft positieve invloed op de inzet van betrokken partijen. Net als bij De Intense Stad en Intense Laagbouw ligt de essentie van BOUWJONG! in de uitdaging om meer grensverleggende ideevorming rond het thema door een gezamenlijke inspanning van architecten, ontwikkelaars en corporaties in de praktijk te brengen. Vanuit dat perspectief passen de manifestaties misschien vooral in de traditie van de Internationale Bauaustellung, zoals die vanaf het begin van de twintigste eeuw verscheidene malen in Duitsland is georganiseerd, of de Internationale Bouwtentoonstelling Hoogvliet, getiteld Wimby! In navolging van de grote bouwtentoonstellingen zijn architectuurmanifestaties in Groningen bij uitstek geschikt gebleken als proeftuin voor het meer theoretische pionierwerk; een verleidelijk middel om theorieën in de praktijk te testen en om de ruimtelijke

10

consequenties van nieuwe ideeën op een bescheiden, maar realistische schaal te realiseren. De bundeling van projecten en betrokken partijen biedt een goede testsituatie, maar leidt bovenal tot een divers en veelzijdig resultaat. Beide voorgangers van BOUWJONG! hebben een grote verscheidenheid aan plannen opgeleverd, waarvan de eerste inmiddels zijn gebouwd en zeer succesvol blijken. Het streven is om wederom nieuwe stedelijke typologieën te ontwikkelen die de bestaande stad van nieuwe impulsen kunnen voorzien. Naast de mogelijkheid om nieuwe typologieën te concretiseren, kan een manifestatie tevens leiden tot ontwerpen die onrealiseerbaar blijken, maar die op architectuurtheoretisch niveau relevant zijn en daarmee de (lokale) betekenis van het thema overstijgen. Plannen kunnen zo radicaal zijn, dat ze letterlijk over de grenzen van thema of typologie stappen, de manifestatie zelf als het ware ‘oprekken’. Ook in dat opzicht is BOUWJONG! een vanzelfsprekend vervolg op Intense Laagbouw en De Intense Stad; een aantal voor Intense Laagbouw ingediende plannen hebben zo de grenzen van laagbouw en intensiteit opgezocht en opgerekt, dat ze wellicht beter binnen de opgave van jongerenhuisvesting passen, alsof de manifestatie BOUWJONG! zich al aankondigde tijdens het proces van Intense Laagbouw. Programmatisch is dat niet zo gek, de opgave van woningbouw voor studenten en jongeren is natuurlijk nauw verweven met elke woningbouwen intensiveringsopgave in de stad. Tot dusver werd de vraag naar studentenwoningen doorgaans opgelost in de particuliere markt, verspreid door de gehele stad, maar met de sterke aanwas van studenten en jongeren in de afgelopen jaren lijkt zich nu een specifieke opgave aan te dienen. Hoe verhoudt de opgave van jongerenhuisvesting zich tot de algemene stedelijke intensiveringsopgave?

OPGAVE Met de manifestatie BOUWJONG! wordt onderzocht in hoeverre bestaand stedelijk gebied in Groningen geïntensiveerd kan worden met wooneenheden voor jongeren en studenten. Aan deze woningen is hard behoefte, want het aantal jongeren groeit snel en ook de vraag naar een kwalitatief goede woning en woonomgeving neemt onder deze doelgroep sterk toe. Met de helft van de inwoners jonger dan 35 jaar is Groningen de jongste stad van Nederland. Dit wordt met name veroorzaakt door het grote aantal studenten uit binnen- en buitenland: van de ruim 187.000 inwoners is bijna één op de vijf student (35.000). Jongeren zorgen voor een bruisende stad en een groot draagvlak voor voorzieningen in de stad, zoals winkels, horeca, ziekenhuizen en openbaar vervoer. Ook zorgen zij voor vernieuwing, een creatieve industrie, kunst en cultuur. En niet in de laatste plaats komt de groei van het aantal inwoners van de stad vrijwel geheel voor rekening van jongeren.


In Groningen wonen jongeren sinds jaar en dag in de stad zelf, samen met andere stadjers. De groei van het aantal jongeren wordt dan ook vooral opgevangen door de particuliere markt (ruim 75%). Omdat er in Groningen veel relatief goedkope woningen beschikbaar zijn in gewilde wijken is er lange tijd geen sprake geweest van kamernood. Echter, uit onderzoek onder studenten in de stad (2009) blijkt dat de kwaliteit van wonen wel onder druk staat; veel studenten krijgen te weinig kwaliteit voor de huur die ze moeten betalen. Daarbij valt op dat er een steeds groter wordende vraag naar zelfstandige wooneenheden is (eigen badkamer, keuken en toilet). Een andere ontwikkeling is dat het draagvlak voor kamerbewoning in de wijken langzamerhand vermindert. Met ingang van 2008 is de kamerverhuurmarkt beperkt tot maximaal 15% kamerverhuurpanden per straat. Intussen groeien de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool Groningen gestaag door. Om deze en de verwachte verdere groei van het aantal studenten en andere jongeren op te kunnen blijven vangen en tegelijkertijd de kwaliteitsvraag te bedienen en de balans in de wijken te herstellen, is een andere manier van denken over jongerenhuisvesting noodzakelijk. Naast het vertrouwen in de particuliere markt is het nodig een nieuwe opgave te formuleren. De ambitie van de stad Groningen, de onderwijsinstellingen en de woningcorporaties is om tot en met 2015 in totaal 4.500 extra wooneenheden te bouwen in de stad. Om dit aantal te realiseren lijkt een schaalsprong echter onvermijdelijk: naast kleinschalige huisvesting in de wijken behoeft de opgave grootschalige huisvesting om ‘meters te kunnen maken’. Hiervoor is ruimte nodig. Daarom zijn in de stad vier zones aangewezen die zowel goed gelegen zijn als voldoende ruimte bieden om aantrekkelijke woonmilieus voor jongeren te creëren: de Eendrachtskade en omgeving, de Reitdiepzone, het gebied rond winkelcentrum Paddepoel en het Bodenterrein. De centrale vraag van de manifestatie BOUWJONG! is hoe in deze zones aantrekkelijke woningen en woonmilieus voor jongeren gerealiseerd kunnen worden. Hoe willen jongeren tegenwoordig wonen? Is er in tijden van verkorte studietijd en noodzakelijke bijbaantjes een grote behoefte aan ‘serieuze’ zelfstandige wooneenheden zonder ‘last’ van huisgenoten? Of blijft er vraag naar ontmoeting, naar gemeenschappelijke ruimtes? En welke rol speelt de context van de huisvesting en de relatie ervan tot de stad?

ONTWERP Dat Groningen zich als jongste stad van Nederland over een nieuwe opgave moet buigen, creëert een onontkoombare uitdaging voor het ontwerpen van nieuwe typen studentenwoningen. Nu we tegen de grenzen oplopen van het geruisloos in de stad ‘oplossen’ van jongerenhuisvesting, lijkt de meest prangende vraag wat de consequenties hiervan zijn voor het ontwerp, zowel op het niveau van de woning als het niveau van de stad. Als we jongerenhuisvesting grootschaliger moeten oplossen, hoe verhoudt deze zich dan tot de directe omgeving en wat is een geschikte schaal? Gaat een schaalsprong ten koste van gemengde woonmilieus en functiemening, cruciaal voor een gezond stadsleven, of is het mogelijk om in aanvulling hierop woongebieden te creëren die extra betekenis geven aan de geselecteerde zones en die stad en stedelijk leven op een voor Groningen nog ongekende wijze verrijken? Los van de huisvestingsopgave voor studenten geldt natuurlijk dat elke intensiveringsopgave zorgvuldige ontwerpoverwegingen met zich meebrengt over de manier waarop nieuwe bebouwing zich tot de omgeving verhoudt, of het programma fysiek vertaald aangrenzende gebieden met elkaar verbindt, in hoeverre het stadsweefsel op die plek verbetert en of overgangsgebieden, vaak onderwerp van intensivering, tot volwaardige stedelijke ruimtes getransformeerd kunnen worden. Hoe grootschaliger een ingreep, hoe belangrijker deze vragen, willen we voorkomen dat ingrepen geïsoleerde invuloefeningen blijven. De verbinding van stedelijke intensivering en grootschaliger jongerenhuisvesting werpt interessante specifieke ontwerpvragen op. Welke eisen stelt de directe omgeving aan huisvesting voor jongeren en bestaat er zoiets als het toekomstige collectieve woongebouw voor jongeren? Wat betekent grootschalige studentenhuisvesting voor de stad, voor de wijk, de buurt en de wooneenheden zelf? Bovenstaande vragen zijn erg afhankelijk van de geselecteerde gebieden, maar rechtvaardigen tevens een gedegen verkenning naar het thema en naar de wijze waarop jongerenhuisvesting op een genuanceerde manier onderdeel van zowel stedelijk leven als het fysieke stadsweefsel zou kunnen zijn. Dit inspiratieboek doet een eerste aanzet hiertoe en exploreert het thema op verschillende niveaus en met een grote verscheidenheid aan referenties. Laten we ervan uitgaan dat we op basis van deze aanzet het thema verder kunnen verdiepen en op zoek kunnen gaan naar de voorwaarden en ontwerpuitgangspunten die de jongerenhuisvesting in Groningen stevig zullen verankeren. Veel vragen rond de huisvesting van studenten en jongeren benadrukken in feite dat ze geen onafhankelijk opgave is en als zodanig opgelost moet worden, los van de stedelijke ontwikkeling als geheel. Zichtbaar in de woningmarkt is echter dat de vragen die de opgave met zich meebrengt evident zijn geworden en structurele ontwerpaandacht verdienen!

11


ONTWERPLOCATIES INITIATIEF: LEFIER AARD: PERMANENT ARCHITECT: PLATTEGROND LOCATIE

EE

-80

NH

laan Magnesium

Grote

-

INITIATIEF: LEFIER AARD: PERMANENT/ MULTIFUNCTIONEEL COMPLEX ARCHITECT: DAAD ARCHITECTEN

PLATTEGROND LOCATIE

WO

ON

Beerstraat

EEN

HED

EN

Âą

WO

300

ON

EEN

HED

EN

at

Centaurstra

Herculesstr

g

at

traatwe

Radiumstra

Frieses

EN

INITIATIEF: AARD: PARALLEL STUDIETRAJECT INTENSE LAAGBOUW ARCHITECT: -

PLATTEGROND LOCATIE

0

ED

Locatie

Locatie

ON

Locatie

600

Âą

WO

Perseusstra

aat

laan Zuiderkruis at

at Goudlaan

Radiumstra

straatw

Avondsterla

llaan

eg

Metaa an

Briljantstraa

Briljantstraa

Laan 1940-1945

Friese

aat Nassaustr

t straa

t

t

Smal

IMPRESSIE

GEM BETON

LOCATIE FOTO

6

Het voormalige Ovingterrein is onderdeel van de Reitdiepzone; een zone die kansen heeft om uit te groeien tot een aantrekkelÄłk duurzaam woongebied met eigen voorzieningen, goede parkeeroplossingen en een goede bereikbaarheid. De locatie ligt dichtbÄł Zernike maar verder erg geĂŻsoleerd. De afstanden naar voorzieningen als winkels, horeca en openbaar vervoer zÄłn relatief groot. Het Reitdiep en de ringweg versterken dit. Aan de andere kant biedt dit kansen voor een totaalconcept waarbÄł jongerenhuisvesting gecombineerd kan worden met diverse voorzieningen in de eerste bouwlaag. In andere studentensteden zÄłn hiervan al succesvolle voorbeelden te zien. Een hoogbouwaccent met architectuur van hoge kwaliteit kan bovendien een katalysator zÄłn voor herontwikkeling van de hele Reitdiepzone.

ACM

LOCATIE FOTO

7

IMPRESSIE

kade

straat

OVING

LOCATIE FOTO

lmina

Wilhe

Korte

Metaallaan

8

De locatie van de voormalige ACM veevoederfabriek ligt op de meest zuidelÄłke punt van de Reitdiepzone. LeďŹ er heeft plannen om deze locatie te ontwikkelen tot een gebied waar gewerkt en gewoond kan worden. De ligging ten opzichte van Zernike en winkelcentrum Paddepoel is uitstekend. Daarnaast is ook de binnenstad nabÄł en is de auto en ďŹ etsbereikbaarheid (zeer) goed. De nabÄłheid van infrastructurele voorzieningen maakt de locatie ongeschikt voor de ontwikkeling van traditionele woningbouw. Maar waar traditionele woningbouw geen optie is, liggen er wel veel kansen in het ontstaan van een levendig nieuw stadsdeel met diverse voorzieningen. In totaal wordt uitgegaan van zo’n 285 woningen voor jongeren en 5.000 m2 bedrÄłfsonroerend goed. Gezocht wordt naar instellingen voor onderwÄłs/ kunst/cultuur en naar (startende) ondernemers in de creatieve sector die door de aard van hun bedrÄłvigheid mede invulling kunnen geven aan de dynamiek in het gebied.

IMPRESSIE

Als een van de mogelÄłke ‘parels in het snoer’ ligt midden in de Reitdiepzone de Gembeton locatie. De plek is onderdeel van de manifestatie Intense Laagbouw en in bezit van de gemeente Groningen. De locatie is tevens een studiegebied voor jongerenhuisvesting. Momenteel zÄłn er nog geen concrete plannen voor deze doelgroep op deze plek. Zaak is om richting verdere uitwerking van de locatie na te denken over doelgroepen, voorzieningen en leefomgeving. De locatie kent nagenoeg dezelfde omstandigheden als de nabÄłgelegen Oving locatie en ACM locatie.

Door handhaving van een groot deel van de bestaande bebouwing blÄłft het industriĂŤle karakter behouden voor de stad. Zo worden de huidige silo’s gesloopt tot de bovenkant van de silomond. Het restant van de silo’s wordt beschouwd als een ‘fundering op hoogte’ voor zeven lagen met kleine wooneenheden. Onder de silo’s komt een horecagelegenheid waar de structuur van de silo’s voelbaar is. De opslagloods wordt opgeknapt en geĂŻsoleerd, waardoor een grote vrÄłe ruimte ontstaat die voor tal van functies interessant is. De veevoerfabriek wordt gestript en opnieuw bekleed. Het gebouw wordt casco opgeleverd. De aan dit gebouwdeel gekoppelde silo’s blÄłven als volume herkenbaar. Het gehele complex wordt zo tot een collage van materialen en gebouwdelen die afzonderlÄłk herkenbaar zÄłn, maar samen ook een geheel vormen. Samen met de Oving-locatie kan een ontwikkeling op deze plek een katalysator zÄłn voor herontwikkeling van de gehele Reitdiepzone.

PLATTEGRONDEN NIEUWE TOESTAND VERDIEPING SCHAAL 1:200

NIEUWE TOESTAND BEGANE GROND SCHAAL 1:200

A

DIEPING

4 e VERDIEPING

A

INITIATIEF: STRUKTON AARD: FLEXIBEL/PERMANENT ARCHITECT: INBO PLATTEGROND LOCATIE

Âą

W

N

40

30 NE

EN

HE

0

DE

N

Plataanlaan

Plataanlaan

INITIATIEF: NIJESTEE AARD: PERMANTENT, SLOOP/ NIEUWBOUW ARCHITECT: AAS ARCHITECTEN

PLATTEGROND LOCATIE

0-

O

eg

DE

O

Locatie

eg

HE

Âą

W

Hogew

EN

Plataanlaan

Plataanlaan

INITIATIEF: STRUKTON AARD: FLEXIBEL/PERMANENT ARCHITECT: OVING ARCHITEKTEN

PLATTEGROND LOCATIE

0-

lein

30

NE

Nadorstp

O

Locatie

lein

Hogew

Locatie

Nadorstp

O

40

0

Âą

WO

500

ONEE

NHED

EN

nlaan Pleiade

aan Wilgenl

TUINCENTRUM HOOGEWEG

LOCATIE FOTO

9a

IMPRESSIE

TUINCENTRUM HOOGEWEG

LOCATIE FOTO

9b

IMPRESSIE

Ten zuiden van jeugdinrichting Het Poortje ligt de locatie van het voormalige tuincentrum Reitdiep. Ingeklemd tussen de ringweg, het Reitdiep en de jeugdinrichting ligt de locatie solitair en grenst het fysiek niet rechtstreeks aan andere bebouwing. De locatie ligt ten opzichte van het centrum perifeer. De ligging nabÄł Zernike is echter uitstekend, hetgeen de plek tot een geschikte locatie voor jongerenhuisvesting maakt. De verbinding met winkelcentrum Paddepoel is redelÄłk, maar zal door de aanleg van een geplande ďŹ etsverbinding – waarvoor de gemeente een beroep moet doen op Grondeigenaar Strukton – verbeteren. Strukton heeft aangegeven op de plek jongerenhuisvesting te willen ontwikkelen. De ligging op de kop van de Reitdiepzone en de nabÄłheid van de ring biedt grote kansen voor een ‘eyecatcher’ en een goede toevoeging aan het silhouet van de stad. Vanwege de solitaire ligging zal dit naar alle waarschÄłnlÄłkheid geen negatieve invloed hebben op de bewoning van de aangrenzende ReitdiepwÄłk. Het aantal eenheden bedraagt volgens het huidige programma van eisen ca. 350 stuks. Het betreft hier een mix van huur en (goedkope) koop, bestemd voor studenten (longstay), tÄłdelÄłke buitenlandse studenten (shortstay) en mogelÄłk ook gastdocenten. Ook is een mix van zelfstandige en onzelfstandige units mogelÄłk, waarbÄł units mogelÄłk gekoppeld kunnen worden. De ontwikkeling van de locatie is recentelÄłk gestart. Strukton heeft daartoe twee architectenbureaus uitgenodigd om binnen een prÄłsvraag een plan te maken.

Uitgangspunt is een gebouw dat in principe ‘functieloos’ is. De eerste invulling kan in de vorm van jongerenhuisvesting. Daarna kan het gebouw verkleuren naar appartementen of kantoren. Zelfs een mix van functies is mogelÄłk. Zo wordt het ontwerp duurzaam en exibel in tÄłd. Om deze exibiliteit te bereiken, wordt gebruik gemaakt van dragende buitengevels. Hierdoor ontstaan vrÄłe vloervlakken met een ruimte maatvoering waarbinnen verschillende plattegronden een plek kunnen krÄłgen. Binnen de vrÄłe vloervelden is ruimte voor verblÄłfsruimten, verkeersruimten en voorzieningen. Door dit uitgangspunt is het gebouw duurzaam en exibel in de tÄłd. Het gebouw is georganiseerd rond een groen hof. Dit groene karakter begint vanaf een terras aan het Reitdiep – waar het aansluit op het omliggende landschap – klimt op via de dakterrassen en eindigt bovenop met een mooi uitzicht vanaf de top van het gebouw. De oplopende hoofdvorm van het gebouw reageert maximaal op het landschap en proďŹ teert van bezonning en uitzicht. Daarnaast werkt het gebouw in  hoogte en uitstraling als een oriĂŤntatiepunt voor stad en land.

INITIATIEF: LEFIER AARD: PERMANENT/TRANSFORMATIE BESTAND KANTOORPAND ARCHITECT: -

ON

EE

Architect: Oving Architecten

INITIATIEF: NIJESTEE AARD: PERMANENT/HERONTWIKKELING BESTAAND PLAN ARCHITECT: ZOFA

PLATTEGROND LOCATIE at

traat

Hagedisstra

100

Âą

WOONE

INITIATIEF: DE HUISMEESTER AARD: PERMANENT EERSTE ONTWERP: ERWIN VAN LIEMPT

PLATTEGROND LOCATIE

ENHEDE

N

Plataanlaan

Âą

WO

150

ON EEN

HE DE N

aat Beerstr Grote

Locatie

NH ED EN

Locatie

100

Âą

WO

IMPRESSIE

Vanwege de hoge geluidsbelasting van de ringweg is gekozen voor een gesloten structuur. Op twee punten is deze naar beneden gedrukt om meer zon binnen te laten en goede uitzichten te creĂŤren. De woningunits zÄłn in twee richtingen geplaatst. De units met veel zonlicht zÄłn diep en de units op de noordkant hebben een brede gevel. Op meerdere plekken in het volume zÄłn er binnen- en buitenruimtes uitgehaald die als gemeenschappelÄłke zones functioneren. De routing door het gebouw wordt hierdoor interessanter en opener. Ook voorkomt het lange smalle gangen. Het binnengebied dient als een ontmoetingsplek en heeft een groen karakter. Door de opening in het volume aan de oostkant wordt een relatie gelegd met het water. Het volume is opgebouwd uit units van 3.60m x 7.20m. Door samenvoeging van de units kunnen heel verschillende (collectieve) woningtypes ontstaan. Op eigen terrein is voorzien in 26 parkeerplaatsen.

Orionlaan

Locatie

at

Aldebarans

Antaresstra

nlaan Pleiade

10

Het voormalige GAK kantoor is uitstekend gelegen ten opzichte van Zernike en de voorzieningen in winkelcentrum Paddepoel. De locatie is bovendien per ďŹ ets, openbaar vervoer en auto goed bereikbaar. In de directe omgeving bevinden zich het genoemde winkelcentrum, het voormalige Rabobank-kantoor, sportvelden, groenvoorzieningen en gerenoveerde sociale woningbouw uit de naoorlogse periode. Het huidige gebouw biedt technisch en ďŹ nancieel geen mogelÄłkheden tot herontwikkeling. Na eventuele sloop, leent de locatie zich wel (opnieuw) voor een hoogbouwaccent. Dit accent kan met een passende architectonische uitstraling bovendien een positieve bÄłdrage leveren aan de wÄłk. Ten behoeve van een levendig en prettig eindresultaat verdient de locatie aandacht voor doelgroepgerichte voorzieningen, parkeeroplossingen en openbare (groene) ruimten. Een nieuw complex zou plaats kunnen bieden aan nader te bepalen (commerciĂŤle) voorzieningen in de plint en een 500-tal zelfstandige huureenheden. Wat betreft de wooneenheden wordt voorlopig gedacht aan studio’s van circa 29 m2 – 39 m2, met slaapkamer. Een mogelÄłke mix van huur en koop behoort tot de mogelÄłkheden. Individuele buitenruimte is niet aan de orde. Wel zal veel nadruk worden gelegd op gezamenlÄłke buitenruimten. Hetzelfde geldt voor duurzaamheid. Daarnaast wordt ruimte gecreĂŤerd voor ďŹ etsenstallingen voor bezoek en bewoners en parkeren. Zowel voor de herontwikkeling van deze locatie als die van naastgelegen Rabobank-kantoor geldt dat deze – in stedenbouwkundige zin moeten aansluiten bÄł het winkelcentrum Paddepoel.

Ten zuiden van jeugdinrichting Het Poortje ligt de locatie van het voormalige tuincentrum Reitdiep. Ingeklemd tussen de ringweg, het Reitdiep en de jeugdinrichting ligt de locatie solitair en grenst het fysiek niet rechtstreeks aan andere bebouwing. De locatie ligt ten opzichte van het centrum perifeer. De ligging nabÄł Zernike is echter uitstekend, hetgeen de plek tot een geschikte locatie voor jongerenhuisvesting maakt. Op dit moment ontbreken voorzieningen in de omgeving. Door aanleg van een ďŹ etsbrug komen winkelvoorzieningen in Paddepoel dichterbÄł te liggen. Rondom de Reitdiephaven worden ook nieuwe voorzieningen (waaronder een supermarkt) aangelegd. Grondeigenaar Strukton heeft aangegeven op de plek jongerenhuisvesting te willen ontwikkelen. De ligging op de kop van de Reitdiepzone en de nabÄłheid van de ring biedt grote kansen voor een ‘eyecatcher’ en een goede toevoeging aan het silhouet van de stad. Vanwege de solitaire ligging zal dit naar alle waarschÄłnlÄłkheid geen negatieve invloed hebben op de bewoning van de aangrenzende ReitdiepwÄłk. Wel dient het ontwerp goed ingepast te worden in de structuur van de Reitdiephaven. Het aantal eenheden bedraagt volgens het huidige programma van eisen circa 350 stuks. Het betreft hier een mix tussen huur en (goedkope) koop, bestemd voor studenten (longstay), tÄłdelÄłke buitenlandse studenten (shortstay) en mogelÄłk ook gastdocenten. Ook is een mix van zelfstandige en onzelfstandige units mogelÄłk, waarbÄł units gekoppeld kunnen worden. De ontwikkeling van de locatie is recentelÄłk gestart. Strukton heeft daartoe twee architectenbureaus uitgenodigd om binnen een prÄłsvraag een plan te maken.

Architect: Inbo

PLATTEGROND LOCATIE

GAK

LOCATIE FOTO

Poortstraat

Draakstraat

t

RABOBANK

ZONNE LAAN

LOCATIE FOTO

11

IMPRESSIE

12

De locatie wordt ontsloten door de Zonnelaan en ligt gunstig tussen het onderwÄłscentrum Zernike en het stadscentrum. Zowel met de ďŹ ets als met het openbaar vervoer en de auto is de plek goed bereikbaar. De omgeving kenmerkt zich reeds door een gemĂŞleerde bevolking van studenten, gezinnen, alleenstaanden en tweeverdieners. Niet alleen in de huur maar ook in de koopsector worden in de omgeving diverse woningen (her)ontwikkeld. De locatie zelf is onderdeel van een groter nieuwbouw- en herstructureringsproject waarvan de appartementencomplexen Callisto 1 en 2 al zÄłn gerealiseerd. AanvankelÄłk werd voor de locatie een appartementengebouw ontwikkeld met diverse vrÄłe sectorappartementen. Ingegeven door de huidige marktomstandigheden is onderzoek gedaan of het ontwerp ook geschikt gemaakt kan worden voor jongerenhuisvesting - dit zoveel mogelÄłk met behoud van de oorspronkelÄłke stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten. Het plan omvat ca. 100 kleine wooneenheden en appartementen, variĂŤrend van studio’s van 27 m2 en 35 m2 tot tweekamerappartementen van 50 - 60 m2. De verschillende eenheden worden gemixt in het gebouw.

Net als het nabÄłgelegen voormalige GAK gebouw, ligt de voormalige kantoortoren van de Rabobank solitair van omliggende woonbebouwing. De invloed van jongerenhuisvesting op bestaande woningbouw zal dan ook zeer gering zÄłn. Het pand is in goede staat en biedt kansen voor herontwikkeling en realisatie van 90 zelfstandige eenheden. De locatie ligt strategisch gunstig ten opzichte van de onderwÄłsvoorzieningen op Zernike en is met het openbaar vervoer nu en in de toekomst goed bereikbaar. Daarnaast zÄłn er goede ďŹ etsverbindingen en is de nabÄłheid van het winkelcentrum Paddepoel een pre. De omgeving is afgeschermd met water en groen waardoor de inpassing van het gebouw op een kwalitatief hoogwaardige manier kan worden gerealiseerd.

De appartementen op de eerste vÄłf verdiepingen zÄłn georiĂŤnteerd op de Zonnelaan. De bovenliggende etages onttrekken zich aan het maaiveld en richten zich, boven de boomkruinen, op het zuidoosten en het noordwesten. De parkeer- en entreelaag is conform het stedenbouwkundig plan ingebed in een talud van 1,5 meter hoog. Hier is ruimte voor parkeerplaatsen en ďŹ etsenbergingen. De laag is anders gematerialiseerd dan het hoofdvolume en kent aan de oostzÄłde een borstwering. De toren is een bewust accent op de hoek van het spoor en de Zonnelaan. Dit wordt benadrukt in de materialisering: de baksteen verkleurt in de nuances van wit naar grÄłs tot antraciet. Hierdoor ontstaat een solitair gebouw dat zich onderscheidt van de omringende bebouwing. Aandachtspunten zÄłn de oplossingen voor het ďŹ etsparkeren en de uitstraling van de gevel. Met name aan de kant van de Zonnelaan moet dit een representatieve gevel zÄłn.

PLATTEGRONDEN

brandweerlift

, *

, *

brandweerlift

, *

!!" #$%

, *

, *

, *

, *

#$% "& $' # %(&#(

)* + , *

!

at

Cortinghlaa

n

weg

straat

IMPRESSIE

Zonnelaan

LOCATIE FOTO

De Hoogte

Andromeda

LOCATIE FOTO

Hermanstra

Stinsstraat

at Lierstra

Prinsesse

Hyadenpad

Poortstraa

aan Wilgenl

Molukke nstraat

CORTINGHBORG FASE2

15

3D IMPRESSIE

IMPRESSIE

Cortinghborg II bevindt zich naast de energiezuinige nieuwbouwwÄłk Cortinghborg I, waarvan de bouw dit jaar van start gaat. Cortinghborg II ligt op de hoek Bedumerweg/rondweg; de plek waar nu de laboratoriumschool van het Noorderpoortcollege staat. Zowel binnenstad als Zernike zÄłn niet ver weg. In de directe omgeving zÄłn winkels voor dagelÄłkse benodigdheden. De bereikbaarheid per ďŹ ets, auto en OV is goed. Wel moet bekeken worden in hoeverre de sociale veiligheid op ďŹ etsroutes (met name naar Zernike) verbeterd kan worden. De locatie van Cortinghborg II is gezien de marktvraag en de enigszins solitaire ligging vooral interessant voor jonge (werkende) singles en studenten. Gedacht wordt aan een mix van zelfstandige huurappartementen met woonoppervlakten variĂŤrend van 50 - 100 m2 en 20 – 35 m2. Door de ligging aan de invalsweg vanaf de noordelÄłke ring, is de locatie een ‘eyecatcher’. In dit licht wordt gedacht aan een woontoren van 23 lagen. Gekozen is voor de scheiding drager-versusinbouw volgens het principe van Open Bouwen. Hierdoor is het gebouw qua vorm en functie aanpasbaar in de tÄłd. Duurzaamheid en energiezuinigheid zÄłn centrale thema’s. Ook zal aandacht worden besteed aan de relatie met de achterliggende nieuwbouwwÄłk en de nabÄłgelegen wÄłk De Hoogte. De Hoogte is beschermd stadsgezicht en zal de komende jaren worden gerenoveerd. In het ontwerp zullen de waarden van het beschermd stadsgezicht zoveel mogelÄłk gerespecteerd worden.


INITIATIEFNEMER: AARD: PERMANENT/TRANSFORMATIE BESTAAND KANTOORPAND ARCHITECT: -

PLATTEGROND LOCATIE

Reitdiepskade

±

WO

500

ON

DE

EE NH

N

ED E

INITIATIEF: AARD: PERMANENT/TRANSFORMATIE KANTOORPAND ARCHITECT: -

PLATTEGROND LOCATIE

±

Steenstra

N

350

WOONEENHEDEN

lein Mesdagp H.W.

at Jan

traat Mesdags H.W.

traat Israelss Jozef

Melkweg

de Grootkade

INITIATIEFNEMER: AARD: TIJDELIJKE HUISVESTING ARCHITECT: -

PLATTEGROND LOCATIE

sstraat

Hofstede

0

HE

Colleniu

EN

Herman

Dr.C.

15

±

Locatie

kade

WO

ON E

Locatie

Wilhelmina

Otto

aat Taco

Eerelm

Lutmastr

Verlengde

Visserstraat

t

Mesdag

anstraa

at erghstra plein

Wassenb

at erghstra

Westersin

Hoendiep

gel

straat

Op Zernike zijn momenteel geen woonfuncties aanwezig. De campus huisvest nu onder meer gebouwen van de Rijksuniversiteit en de Hanzehogeschool. Daarnaast zijn er verschillende bedrijfsgebouwen en sportvoorzieningen aanwezig. Winkelvoorzieningen zijn op redelijke afstand te vinden in de wijken Paddepoel en Selwerd. Zernike wordt vooral overdag bijzonder druk bezocht. De verbinding met zowel auto als openbaar vervoer is uitstekend. De verwachting is dat op het Zernike terrein de komende jaren verschillende geplande locaties nog onbebouwd zullen blijven. Met de directe nabijheid van vele onderwijsvoorzieningen maakt dit Zernike tot een interessant studiegebied voor tijdelijke huisvesting. In potentie zou Zernike meer dan 500 tijdelijke eenheden kunnen herbergen. Jongerenhuisvesting kan de levendigheid en sociale veiligheid van Zernike ten goede komen, zeker op de momenten dat Zernike nu ‘stil’ is: in de weekenden en in de avonden. Daarbij laat de locatie door de schaal en de aanwezigheid van veel grote onderwijsgebouwen op architectonisch vlak veel toe. Wel zal aandacht moeten worden besteed aan goede fietsvoorzieningen en aantrekkelijke en goed verlichte buitenruimten. Dit verhoogt de kans op een levendige en sociaal veilige plek nog meer.

INITIATIEFNEMER: AARD: PERMANENT/TRANSFORMATIE BESTAAND KANTOORPAND ARCHITECT: -

Westerkade

Sluiskade

Steenhouwerskade

Badstraat

Cascadeplein

DE N

Kleine

Hallstraat

Abel Tasmanplein

INITIATIEF: AARD: PERMANENT/TRANSFORMATIE KANTOORPAND ARCHITECT: -

PLATTEGROND LOCATIE

HE

H.C.van

EEN

in

DE N

500

ON

Prof. H.C. van Hallpad

±

W

45

OO

NE

Theodorus Niemeyerstraat

Paterswoldsew

Prof. H.C. van Hallpad

EN

0

HE

DE N

Paterswoldeseweg

eg

Withstraat

±

WO

Theodorus Niemeyerstraat

Koeriersterweg

Witte de

INITIATIEF: AARD: TIJDELIJKE EENHEDEN ARCHITECT: -

PLATTEGROND LOCATIE

Prof.

HE

Badhuisple

EN

Het voormalige KPN gebouw aan het Hoendiep wordt aan de zuidzijde begrensd door de Hoendiepskade en het Hoendiep. Aan de westkant bevinden zich woningen en aan de noordzijde ligt het kantoor van woningcorporatie De Huismeesters. Aan de oostzijde ligt de Schildersbuurt, waar al veel jongeren wonen. Vooralsnog heeft het pand een kantoorbestemming en ligt het (nog) binnen de hindercontouren van de voormalige Suikerunie. Wanneer de kantorenmarkt het pand niet opnieuw in gebruik zal nemen, komt de locatie mogelijkerwijs in aanmerking voor jongerenhuisvesting. De locatie ligt namelijk vrij centraal tussen de onderwijsvoorzieningen op Zernike, het centrum van de stad en andere voorzieningen. Het pand is nog redelijk nieuw. Een sloop-/nieuwbouwprogramma is daardoor niet heel waarschijnlijk. Herontwikkeling is wel een optie, al zal het dan waarschijnlijk moeten gaan om relatief kleine wooneenheden. Een grove schatting leidt tot een mogelijk aantal van 350. Bij herontwikkeling dient extra aandacht besteed te worden aan de achterzijde van het voormalige KPN gebouw. Aandachtspunten daarbij zijn kwalitatief goede, veilige en overdekte fietsvoorzieningen zodat geen fietsen voor de voorgevel “slingeren”, een afgewerkte verblijfsruimte en goed verzorgde aan- en afvoerroutes. Maar ook de voorgevel verdient een representatieve uitstraling, zeker als kamers op de begane grond worden gerealiseerd. Een negatieve uitstraling als gevolg hiervan moet worden voorkomen. Het geheel dient bovendien goed afgestemd te worden op de beoogde ontwikkeling van het achterliggende terrein waar door De Huismeesters een plan is ontwikkeld binnen het kader van de manifestatie Intense Laagbouw.

IMPRESSIE

Marwixhof

Zuidzijde

NE

1

Locatie

traat

Eendrachtskade

400

±

WO O

Locatie

Barentzs

Noordzijde

Locatie

Willem

Eendrachtskade

KPN HOENDIEP

LOCATIE FOTO

van Hallstraat

IMPRESSIE

Het belastingkantoor aan de Dr C. Hofstede de Grootkade komt rond 2013 vrij op het moment dat de nieuwe Rijkskantoren aan de Engelse Kamp worden opgeleverd. Het pand kan dan de huidige kantoorfunctie behouden maar ook geschikt worden gemaakt voor (duurdere) appartementen. Mogelijk is jongerenhuisvesting een alternatief, al dan niet tijdelijk ter overbrugging naar een definitieve functie. Bij die laatste functie zou het gebouw plaats kunnen bieden aan circa 150 zelfstandige eenheden die daar kunnen profiteren van de gunstige ligging tussen het centrum en Zernike. Aandacht moet bij een verdere uitwerking uitgaan naar inpassing van de nieuwe functie in de woonomgeving; stalling van fietsen, parkeren van auto’s en het zoveel mogelijk voorkomen van geluidsoverlast, et cetera.

PLATTEGROND LOCATIE

17

H.C.

3D IMPRESSIE

IMPRESSIE

ZERNIKE

LOCATIE FOTO

Prof.

BELAS TING KANTOOR 16

Emmaviaduct

Mesdag

el Tasmanplein

Taco

Wassenb

LOCATIE FOTO

Abel

Bij de Sluis Eelde

Tasm

rsinge

anple

Eelderstraat

l

in

Paterswoldsew

raat Onderduikersstraat

Koeriersterweg

eg

Hoornse

Van

Stephensonst

Speykstraat

diep

e

Heemske

glaan s Deusin Antoniu

0

EN HE

we

g

±

200

WOONEEN HEDEN

Vry

em sin

gel

de Ruyterlaan

Antoni

Admiraal

an

gel

usingla

3D IMPRESSIE

e

ma

Blo

Vry

stig

IMPRESSIE

de

kom

Toe

sin

Het ENCEHA-terrein heeft lange tijd binnen de zogenaamde milieucontour van de Suikerunie gelegen. Met het vertrek van de suikerfabriek wordt de locatie, na formele opheffing van de milieucontour, geschikt voor nieuwe bebouwing. Momenteel wordt al gewerkt aan een masterplan voor de ontwikkeling van het terrein. In de tussentijd kan de locatie plaats bieden aan minimaal 500 tijdelijke zelfstandige wooneenheden voor jongeren. Het ENCEHA terrein wordt geflankeerd door woningbouw, water, spoor en de ringweg. Alle milieuaspecten die daarmee samenhangen zullen moeten worden meegenomen in de ontwikkeling. De locatie ligt solitair en heeft dus zeer beperkte ‘uitstralingseffecten’ op de omgeving. Wel gaan aanlooproutes door de Zeeheldenbuurt. Overlast voor deze buurt dient voorkomen te worden. De locatie is met de auto en fiets goed bereikbaar. OV voorzieningen liggen op korte (loop)afstand. Andere voorzieningen zijn te vinden in de Schilderswijk en aan de Paterswoldseweg.

rha

Toe

em

ENCEHA

ste

stig

N

Blo

5

Oo

DE

kom

LOCATIE FOTO

INITIATIEF: AARD: PERMANENT ARCHITECT: -

PLATTEGROND LOCATIE glaan

NE

in

an

dem

rckstraat Van

eg

35

OO

Locatie

ein

Ruyterla

aw

±

W

us Deusin

kka

rha

ple

ste

ius

spl

Oo

on

mri

ED EN

Het kantoor van British American Tobacco (BAT), in de volksmond het kantoor van Niemeijer, ligt aan de Paterswoldseweg ten noorden van de spoorverbinding Leeuwarden - Groningen. Een aantal jaren geleden is een voorzichtige verkenning gemaakt naar een geleidelijke transformatie van deze locatie naar woningbouw. Uit deze analyse kwam naar voren dat de locatie bij uitstek geschikt is voor jongerenhuisvesting. Diverse voorzieningen liggen voor de deur en het station is dichtbij. De aanwezigheid van het spoor maakt appartementenbouw in de duurdere koopsector niet aantrekkelijk en de locatie is te kleinschalig voor grondgebonden ontwikkelingen. Bij een ‘verkleuring’ naar een woonfunctie dient wel een oplossing gevonden te worden voor het huidige gebruik (kantoren), de parkeerbehoefte van het BAT personeel en de nabijheid van het spoor (geluid en veiligheid). Ook dient er aandacht te zijn voor een goede aansluiting op bestaande woningen in de omgeving, en de historie van de Badstratenbuurt waarvan het parkje aan de Theodorus Niemeijerstraat ligt op de contouren van het oude zwembad. Er is daarnaast een aantal aandachtspunten waar rekening mee moet worden gehouden: inpassing van de fietsroute naar het station en de mogelijke aanleg van een ongelijkvloerse kruising van de Paterswoldseweg met het spoor en (toekomstige) busbaan. De ontwikkeling kan in twee fasen plaatsvinden. Deel 1 beslaat de ontwikkeling van jongerenhuisvesting op de bestaande parkeerplaatsen (250 eenheden). Deel 2 kan aan de orde zijn op het moment dat de kantoorfunctie verdwijnt. In deze fase zouden nog 200 eenheden kunnen worden toegevoegd.

Antoni

de

niu sso

de

NH

3D IMPRESSIE

IMPRESSIE

yss

INITIATIEF: NIJESTEE AARD: TIJDELIJK EENHEDEN ARCHITECT: VAN DER WIEL BOUWTECHNISCH ONTWERPBUREAU

PLATTEGROND LOCATIE Ey

Admiraal

Locatie

EE

4

g

500

ON

tie

±

WO

ca

INITIATIEFNEMER: AARD: TIJDELIJKE EENHEDEN ARCHITECT: -

PLATTEGROND LOCATIE

De Nelf locatie wordt omringd door water, spoor, weg en woningbouw. Bij de ontwikkeling van een woningbouwprogramma zorgt vooral de ligging aan het spoor voor een extra opgave. Daarnaast zal er een oplossing gevonden moeten worden voor de grondvervuiling. De ligging ten opzichte van het centrum en de nabijheid van OV voorzieningen maakt de plek echter wel interessant voor herontwikkeling. De locatie zal naar verwachting nog ca. 5 tot 10 jaar onontwikkeld blijven. Daardoor is tijdelijke huisvesting van jongeren een optie. Ongeveer 250 zelfstandige eenheden zijn mogelijk. Interessant is ook de herontwikkeling van de aangrenzende Grunobuurt, waar Nijestee een centrale rol bij speelt. Nieuwbouw moet aansluiten op de nieuwbouw in de Grunobuurt.

3D IMPRESSIE

IMPRESSIE

KANTOOR NIEMEIJER

LOCATIE FOTO

3

glaan

De gemeentelijke dienst SoZaWe en de Voedsel en Warenautoriteit zijn al geruime tijd gehuisvest in het als De Zwarte Doos bekende kantoorpand aan de Eendrachtskade. Het pand is eigendom van het Ierse Ocean Capital en ligt centraal in de directe nabijheid van diverse voorzieningen (winkels, binnenstad en openbaar vervoer). De huurovereenkomst is verlengd tot 2013, waarna de gemeentelijke dienst zal verhuizen naar een nieuw onderkomen op het Europapark. Na vertrek leent de locatie zich mogelijk voor jongerenhuisvesting, al is de kans groot dat de kantoorfunctie gehandhaafd blijft. Mocht jongerenhuisvesting alsnog een optie zijn, dan is herontwikkeling een mogelijkheid. Extra aandacht zal dan uit moeten gaan naar de omgeving van het pand. De entree ligt aan een drukke verkeersader en moet een representatieve gevel krijgen. Dat kan door bijvoorbeeld andere functies op de begane grond te realiseren (welness, horeca). Aan de achterzijde grenst het terrein aan een woonwijk. Een passende overgang naar de woonwijk is gewenst. Alternatief is sloop en vervangende nieuwbouw, zeker daar het gebouw aan veroudering onderhevig is. In geval van nieuwbouw leent de locatie zich voor een beeldbepalend element. Naar analogie van het huidige pand ligt een hoogbouwaccent voor de hand. In beide gevallen – herontwikkeling en nieuwbouw – zouden 400 wooneenheden een plek kunnen krijgen. Bij een mogelijke ‘verkleuring’ naar woningbouw voor jongeren, zal er aandacht moeten zijn voor geluidsproblematiek en andere milieueisen. Daarnaast is goed overleg met de buurt essentieel. De buurt moet zo min mogelijk worden belast.

3D IMPRESSIE

IMPRESSIE

NELF

LOCATIE FOTO

us Deusin

2

Lo

SOZAWE

LOCATIE FOTO

LOCATIE FOTO

3D IMPRESSIE

IMPRESSIE

eg

BODEN GEMEENTE 13

Het Bodenterrein is onderdeel van de nieuwe wijk CiBoGa. De strook tussen de Oosterhamrikkade en de toekomstige Vrydemaweg is onderdeel van de Intense Laagbouw campagne. De locatie zal echter naar verwachting pas over 5 – 10 jaar in ontwikkeling worden genomen. Daarmee ontstaat de mogelijkheid voor tijdelijke huisvesting voor jongeren. Dat is met name interessant gezien de ligging nabij het UMCG en de binnenstad. Gedacht wordt aan 350 prefab units/studio’s van ruim 25 m2 die alle voorzien zijn van een aparte sanitaire cel met een doucheruimte, wastafel, toilet en een aansluiting voor een wasmachine. Het plan beslaat vijf verschillende bouwvolumes van drie lagen hoog. Ieder bouwvolume krijgt de beschikking over een afgesloten fietsenstalling voor de bewoners. De woningen zijn toegankelijk via een centrale trap. Tevens wordt voorzien in een fietsenstalling voor bezoekers nabij de entrees van de bouwvolumes. In de gevels worden zogenaamde louvredeuren toegepast, welke gebruikt kunnen worden als zonwering. Dit levert een gevarieerd gevelbeeld op, al naar gelang bewoners deze deuren open en dicht doen. De studio’s hebben geen privé-buitenruimte. Wel wordt voldoende gemeenschappelijke buitenruimte gecreëerd. Het terrein zal een groen karakter krijgen en worden voorzien van hagen als natuurlijke grens tussen openbaar en privé.

LOCATIE FOTO

3D IMPRESSIE

IMPRESSIE

BODEN UMCG

14

Het Bodenterrein is onderdeel van de ‘wijk in wording’ CiBoGa en beslaat grofweg de zone tussen het Oosterhamrikkanaal en de huidige loop van de Antonius Deusinglaan. De locatie ligt uitstekend ten opzichte van de onderwijsvoorzieningen en het centrum van de stad. Bovendien ligt deze ook dichtbij het Ebbingekwartier, waar de komende jaren ontwikkelingen rondom het thema creativiteit worden gestimuleerd. Jongeren zijn hierin een belangrijke stimulerende factor. Het betreft hier een hoogwaardige centrumlocatie. Een groot deel van het terrein is bestemd voor nieuwbouwplannen van het UMCG en de Rijksuniversiteit: gebouwen bestemd voor onderwijs en onderzoek. Daarnaast is er ruimte voor een substantieel deel jongerenhuisvesting, ca. 200 eenheden in een mix van huur en koop. Gemikt wordt op de ‘high end’ van de studenten en jongerenpopulatie: promovendi, net afgestudeerden en studenten die co-schappen lopen. Deze doelgroep stelt doorgaans hogere eisen aan de woonfunctie, past daarmee goed bij de totale ontwikkeling van CiBoGa en wordt momenteel nog onvoldoende bediend. De RUG en het UMCG zijn van plan om ‘in de oksel’ van de nieuw aan te leggen Vrydemaweg en de Bloemsingel een pand te (laten) ontwikkelen. Het mag enige hoogte krijgen als een mooie afhechting van het gebied en een goede overgang van Ciboga naar de onderwijsgebouwen van de RUG en het UMCG. Kwaliteit, inpasbaarheid, beheer en benadering van de gebouwen zijn belangrijke factoren waar rekening mee gehouden dient te worden. Het lawaai van het wegverkeer in de omgeving is een aandachtspunt bij de uitwerking van de plannen, evenals de mogelijke aanleg van een tramlijn in het gebied.




Volkskrant magazine nr. 522 2 oktober 2010



EEN GIFT AAN DE STAD MARLIES ROHMER CURATOR EN INSPIRATOR WONINGBOUWMANIFESTATIE JONGERENHUISVESTING BOUWJONG!

BOUWEN VOOR DE NEXT GENERATION Eind 2009 kreeg ik van de gemeente Groningen de eervolle uitnodiging om curator te worden van hun derde woningbouwmanifestatie BOUWJONG! BOUWJONG! volgt de manifestaties INTENSE STAD (curator Winy Maas) en INTENSE LAAGBOUW (curator Dick van Gameren) op. De gemeente Groningen verdient een groot applaus voor deze experimentele en integrale aanpak van voorliggende woningbouwvraagstukken.

Voor mij is het werken aan BOUWJONG! een uitgelezen kans om voort te borduren op het gedachtengoed van mijn boek Bouwen voor de NEXT GENERATION (NAi Uitgevers 2007). Dit boek integreert aspecten uit de veranderende leefwereld van jongeren met architectuur en stedenbouw. Het onderzoek dat aan dit boek ten grondslag ligt, verbindt ontwerpopgaven van woningbouw en de directe woonomgeving tot scholen - alle in een stedelijke context met een scala aan sociaal maatschappelijk onderwerpen, zoals het ontstaan van een ervaringseconomie, de invloed van nieuwe communicatietechnieken, culturele diversiteit, verschuivingen binnen het gezin, veranderingen in het onderwijs, fysieke en sociale onveiligheid van stadswijken,

BOUWJONG!: HOE GEËNGAGEERD KAN ARCHITECTUUR ZIJN? Voor BOUWJONG! heb ik een aantal onderwerpen uit mijn boek als leidraad genomen. Het thema ‘cohesie’ heeft daarbij centraal gestaan. Bij het GRONINGS MODEL heeft de vraag hoe grootschalige jongerenhuisvesting kan voorzien in een goed leefklimaat, op verschillende schaalniveaus, geresulteerd in de focus op ontwerpmiddelen, waarmee je stadswijken en de directe woonomgeving vitaler kunt maken. Uitwisseling tussen jongeren en omwonenden is daarbij van cruciaal belang, omdat de Groningse bevolking overlast van jongeren ervaart. Ervaring is een subjectief gegeven en door in contact te komen met de jongeren kan die ervaring in een nieuw perspectief komen te staan. Een buurt of wijk gaat pas echt leven en krijgt een duurzaam karakter als mensen zich er gelukkig voelen; sociale t overlast... verankering speelt daarbij een rol. Betrokkenheid van omwonenden bij de plannen is daarom van groot belang. Verschillende onderwerpen passeren daarbij de revue: van bestemmingsplan met - noodzakelijk - gemengd programma (de bakker op de hoek is verdwenen met de komst van de supermarkt) tot aan brede multifunctionele stoepen (de straat als dorp), semi-openbare collectieve ruimtes (de Groningse uitvinding ‘Parochiale Ruimte’) en gebouwen met collectieve ruimtes (t.b.v. ontmoeting en uitwisseling). Van de zone voor de woning in vele verschijningsvormen, de interactieve overgang van privé naar openbaar, tot het verandagevoel. Met banken en geveltuinen kunnen de bewoners deze zone in bezit nemen en zich daarmee de randen van de publieke ruimte toe-eigenen. Levendige straten en netwerken verrijken de stad. Contact van bewoners met hun omgeving, doen gebouwen (voor jongerenhuisvesting) landen in hun buurt. Geen ‘ghetto’s’, geen ‘aliens’. Zo geëngageerd kan architectuur zijn.

t dikker wordende jeugd en sporttoren: opklimbare gebouwen, die laten zien hoe leuk bewegen kan zijn

en het belang van de publieke ruimte. Al in 1999 vielen mij artikelen op in de krant, bijvoorbeeld over de steeds dikker wordende jeugd, en begon ik met het aanleggen van een omvangrijk beeld- en knipselarchief, het fundament van het boek. Ik begon artikelen en studies te lezen over jeugd- en jongerencultuur en het leek mij interessant om de relatie daarvan met architectuur en stedenbouw te onderzoeken. Een aantal auteurs en architecten hebben mij bij mijn zoektocht zeer geïnspireerd. Zonder daarbij uitputtend te zijn zou ik de bijzondere betekenis van Jane Jacobs, Rem Koolhaas, Herman Hertzberger, Arnold Reijndorp en Lia Karsten hier willen noemen.

18

t de straat als dorp


t SMARTIES: multifunctioneel gebruik van parochiale ruimte onder het gebouw, voor basketbal of feest

VAN TOGETHER NAAR APART Ontelbare hoeveelheden raampjes, geen balkons, een monoliet ergens in de stad, de plek niet verankerd in de stad, laat staan in de buurt. Een wereld met eindeloze gangen en gesloten deuren, geen gemeenschappelijkheid, treurige eenzaamheid. Dat zijn de beelden, die op mijn netvlies staan als ik denk aan de vele studentenflats en containerdorpen, die ik ooit van buiten en van binnen heb gezien. Maar er zijn ook lichtende voorbeelden. De Krakeelhof in Delft, waar ik woonde in mijn studententijd, was weliswaar een ‘onneembare vesting’, maar eenmaal binnen gekomen begon het feest, popconcerten op de binnenplaats, feesten ter plaatse van de uitbundige trappenhuizen die buiten het gebouw geplaatst waren en van waar je alle leuke jongens in de gaten kon houden. ’s Ochtends zuchtend aansluiten in de rij van 16 wachtenden die allemaal om de beurt onder de twee douches moesten. Als je al naar college ging, dat dan weer wel. Maar samen, alles samen. Vriendschappen voor het leven: Art Zaaijer, Liesbeth van der Pol en Ruurd Roorda.

We leven in een andere tijd, tien jaar grenzeloos studeren zit er niet meer in. Als ik in het door mij ontworpen studentencomplex Smarties in Utrecht - wat zeg ik ‘studentenstad’ van 400 eenheden - kom is er weinig levendigheid te ontdekken. Het gebouw is een ‘bunker’ voor een buitenstaander. Een card-systeem verschaft de bewoners toegang, en dan alleen tot de eigen woning. Dat heeft allemaal met veiligheid te maken. Even buurten in je pyjama bij de t SMARTIES: individualisme bovenburen is er niet bij. Nauwelijks collectiviteit. Er lijkt hard gestudeerd te worden, strakke schema’s, in vier jaar klaar. Is dit ambitie, regelgeving, of is het de tijdsgeest? Individualisme, lekker alles voor je zelf: een eigen badkamer en een eigen keuken (worden er zoveel zelfstandige eenheden gebouwd om te voldoen aan een vraag, of heeft het met huursubsidie op zelfstandige eenheden te maken?). En de buren - wie zijn dat eigenlijk - leiden je hoofdzakelijk af. Fijn op de campus wonen, zit je tenminste dicht bij de bieb en de collegezalen.

t Groningen: maximaal 15% kamerverhuurpanden per straat

t het multifunctionele trappenhuis

Maar er zijn andere geluiden in Groningen: er zijn al zo’n 15% kamerverhuurpanden per straat. Ja, ook gewoon in een buitenwijk en daar wordt nog zo gefeest dat menige buurtbewoner er wel eens genoeg van heeft. Groningen is een populaire studentenstad. De studenten- of jongerenpopulatie is zo veelzijdig als het leven zelf. Ideeën en wensen van jongeren veranderen in een rap tempo. Verouderde studentencomplexen voldoen niet meer aan de wensen van deze tijd, op zichzelf niet zo vreemd. Het probleem schuilt in het gegeven dat ze vaak ‘traditioneel’ en dus niet flexibel gebouwd zijn en daarmee

19


eens bent kwijtgeraakt. Om wat bij te verdienen pas je ’s avonds op haar kinderen. Wat zeg ik? Je hebt net een bedrijfje opgezet ‘oppas-student’ en helpt nu al je vrienden aan een baan, dat is zo uit de hand gelopen dat je nu een bedrijfsruimte hebt gehuurd in het gebouw! De gangen zijn niet lang en smal, maar er zijn plekken met een loungebank en overal hangen schermen met informatie, bijv. wat het energieverbruik op dat moment is. Oh ja, licht uit als je weg gaat want dat scheelt weer energiekosten.

t collectieve ruimte: schermen met informatie niet gemakkelijk zijn te veranderen naar de tijdsgeest. BOUWJONG! zoekt naar nieuwe kansen. Ik heb samenwerking gezocht met de leerstoel Architecture and Dwelling van de TU Delft om onderzoek te doen naar interessante referentieprojecten.

DE GRONINGSE TOEKOMST: WAARMEE MOET GROOTSCHALIGE JONGERENHUISVESTING REKENING HOUDEN? Het Groningse model moet en wordt anders. Het worden duurzame, flexibele gebouwen die de tand des tijds overleven, in de toekomst kan je er elk programma huisvesten. Ze hebben een kolommenstructuur of dragende gevels met vrij indeelbare ruimte en lekker hoge verdiepingen waar je net zo makkelijk een bedrijfje kunt huisvesten. Misschien een ‘solid’ die allerlei woon- en werkvormen door elkaar toelaat, in elk geval geen monocultuur. Zet die woning zelf maar naar je hand, dat kan tot in lengte van dagen. Blijft er maar wonen na je afstuderen en trek er een stukje bij. Leer je medebewoners kennen in het grand-café of bij de fietsenstalling, waar een plek is waar je zelf aan je fiets kunt sleutelen.

t vitale netwerken

BOUWJONG! HET GRONINGSE MODEL Het Groningse model is gebaseerd op drie schaalniveaus. LARGE, het niveau van de hele stad, MEDIUM, de relatie tussen het project en de buurt en SMALL, dat gaat over de relatie tussen het project en de directe woonomgeving en het project als organisatie in zich zelf. Op alle schaalniveaus stel ik de vraag: wat geeft het project terug aan de stad? ‘Parasiteert’ het project op de stad of is het een vitale toevoeging op meerdere schaalniveaus; een ‘meerdimensionaal’ project?

t de ervaring van ‘overlast’ wordt anders als je met iemand te maken hebt Je woont in een geweldig gebouw, ‘waar je omhoog kunt fietsen tot aan de voordeur’. Je kent ook de buren die in de straat wonen, want die aardige mevrouw, die je hebt leren kennen toen je op het pleintje zat voor de hoofdentree, die heeft jouw reservesleutel, voor als je je sleutel weer

20

t LARGE: stadsstrand


LARGE: GEBOUW EN STAD Groningen wil een compacte en duurzame stad zijn en voortdurend de schaarse ruimte in de stad goed benutten, mét ruimte voor groen en water. Hiermee sluit de stad aan op de visie van o.a. de Rijksbouwmeester. De projecten van BOUWJONG! zullen inspelen op dit beleid en de bestaande stad intensiveren. Daarbij bijdragend aan vitale levendige netwerken, op voetgangers- en fietsersniveau. Gezondheid is een belangrijk thema en de omgeving zet aan tot bewegen.

t MEDIUM: prachtig voorbeeld van parochiale ruimte

CAMPUS EN CONTAINER CITY

t Habitat ‘67: een prachtig voorbeeld voor $POUBJOFS $JUZ Op schaalniveau LARGE wordt er voorzien in ruimtes die bijdragen aan het stedelijk leefklimaat van de gehele stad. Toevoeging van programma, als trekpleister voor iedereen. Denk hierbij aan een stadsstrand of een poppodium. Als meest duurzame stad van Nederland zullen de projecten van BOUWJONG! strikte specialisatie vermijden en ruimte genereren voor natuurlijke diversiteit en bijdragen aan de vitaliteit van de stad. Het project is niet ‘parasitair’.

t $POUBJOFS $JUZ: wezenloze openbare ruimte

Wonen op de campus is in Groningen een terugkerend onderwerp van gesprek. Woningen maken de campus levendig en geven ook ’s nachts een veilig gevoel. Ook Groningen heeft te maken met de oprukkende internationalisering. Aziatische studenten bijvoorbeeld willen graag op de campus wonen. Wat zijn hun specifieke wensen? De ’tijdelijke’ containerprojecten worden geen monofunctionele geïsoleerde werelden. Het zijn projecten met een eigen stedenbouwkundige identiteit en expressie. Container city heeft uitgesproken stedenbouwkundige ruimtes en maakt deel uit van het stedelijk weefsel. Tijdelijkheid versus kwaliteit is een belangrijk thema bij de zoektocht naar het Groningse model, niet in de laatste plaats omdat in de praktijk blijkt dat de beoogde tijdelijkheid in contrast staat met de werkelijke levensduur van projecten.

t collectieve ruimte, helaas in gebruik als fietsenstalling

21


t garagebedrijfje in de plint, samenwerking met ROC, gebruik door de buurt

WAT GEEFT HET (TIJDELIJKE) PROJECT TERUG AAN DE STAD OP NIVEAU LARGE? MEDIUM: GEBOUW EN BUURT t SMARTIES: parochiale ruimte In Groningen is er aandacht voor publieke en collectieve ruimte. Het Groningse begrip ‘Parochiale Ruimte’, op de grens van publiek en collectief, krijgt in elk project gestalte. Deze ruimtes leggen een relatie met de omliggende buurt en zijn een warmtewisselaar tussen bewoners onderling en bewoners en passanten. Deze kruisbestuiving versterkt de vitaliteit van de buurt. Het project maakt nadrukkelijk deel uit van de - identiteit van de - wijk. Dit geldt ook - en vooral - voor de tijdelijke huisvesting. Een geïsoleerde wereld is uit den boze. Ook het programma sluit aan bij de stedelijke dynamiek van de compacte stad. Voorzieningen als een huisarts, een kapper, een wasserette, een winkeltje, ruimtes voor startende ondernemers (al dan niet gekoppeld aan opleidingsinstituten als ROC’s) of sportvoorzieningen dragen bij aan de

t SMARTIES: ontsluiting voor auto’s als hardloopcircuit levendigheid en de diversiteit van de buurt, de diversiteit in woonmilieus. Sterker nog, ze leggen een letterlijke relatie met de buurt, doordat ze mede door buurtbewoners gebruikt worden. De scheiding van wonen, werken en recreëren is verleden tijd. Als het parkeren al in de open lucht plaats

vindt, worden dit geen wezenloze werelden, die het project isoleren van zijn omgeving. De parkeerfunctie krijgt een eigen expressie en identiteit, een slimme oplossing die bijdraagt aan het sociaal leefklimaat: bijvoorbeeld in combinatie met een sportveld.

WAT GEEFT HET (TIJDELIJKE) PROJECT TERUG AAN DE STAD OP NIVEAU MEDIUM? SMALL: GEBOUW (EN STOEP) Groningen geeft ruimte aan flexibele, universele, energiezuinige en ruimtelijk interessante casco’s (gebouwstructuur/ constructie) met een grote verdiepingshoogte. Het zijn casco’s die de tand des tijds overleven en waarin gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. De multifunctionele, generieke, gemengde gebouwen kunnen van kleur verschieten wat betreft bewoners en functies. Kunnen t casco’s waarin gewoond, gewerkt en gerecreeerd kan worden

22


t SMARTIES: op de schommelbank wachten op de bus

t Herman Hertzberger: de galerij als collectieve ruimte studentenwoningen gecombineerd worden met starterswoningen? Met andere woorden: hoeveel diversiteit kan een gebouw (of een wijk) hebben zonder dat - vanwege de te grote tegenstellingen - de levendigheid/leefbaarheid juist weer verloren gaat? Het architectonische voorkomen daarentegen is juist specifiek en reageert op de stedenbouwkundige omgeving. Universele flexibele woningen in een uitgesproken woonomgeving. De leidende vraag hierbij is: hoe willen jongeren - in welke fase van

hun studie cq hun verblijf in de stad - wonen? Wat houdt hedendaagse jongerencultuur in en hoe krijgt die gestalte in het project? De universele woning biedt tal van mogelijkheden. Er is aandacht voor buitenruimte, ook voor de individuele woningen. Groene daken voorzien in collectieve buitenruimte en zijn (tevens t collectieve (groene) ruimte waterbuffer en fijnstofbuffer) en versterken het groene karakter van de stad. Agrocultuur - typisch voor Groningen - en energiezuinigheid spelen daarbij een belangrijke rol. Ook ín het gebouw zijn er collectieve ruimtes, waardoor je het gevoel krijgt dat je met elkaar verbonden bent (de brink in het dorp, maar dan op gebouwniveau). Dit staat op gespannen voet met het eerder genoemde card-systeem en bijbehorende strikte compartimentering. Er is aandacht voor - nieuwe modellen voor - het stallen van de fiets (en elektrische scooters), misschien in de vorm van een helling zodat je zelfs tot aan je voordeur kunt rijden (fietsflat). Ook de auto krijgt een zorgvuldige plek toebedeeld en parkeren maakt integraal deel uit van de opgave. Als er niet geparkeerd wordt, wordt het terrein als sportveld of boomgaard gebruikt. In het beste geval zijn de auto’s opgenomen als een gebouwde voorziening, niet noodzakelijkerwijs geheel ondergronds. Er is een fantastische relatie tussen het gebouw en de stoep. Grote deuren maken van een binnenruimte in één klap een t veranda-gevoel buitenruimte en op de stoep is een bankje, waar je voor je deur kunt gaan zitten. De straat functioneert als dorp.

WAT GEEFT HET (TIJDELIJKE) PROJECT TERUG AAN DE STAD OP NIVEAU SMALL? t SMARTIES: het belang van de gang

23




STAD EN STUDENT DICK VAN GAMEREN HOOGLERAAR WONINGONTWERP, LEERSTOEL ARCHITECTURE AND DWELLING, TU DELFT

In 1939 wordt in de Parijse Cité Universitaire het Pavillon Néerlandais geopend. De door architect Willem Dudok ontworpen huisvesting voor studenten is een van de vele voor hetzelfde doel gerealiseerde gebouwen aan de zuidrand van Parijs. De Cité Universitaire is voor continentaal Europa een nieuw verschijnsel. In een open, parkachtige ruimte, zoals bekend van de Amerikaanse universiteitscampus, verrijzen in de loop van enkele decennia een reeks meer of minder opvallende gebouwen, met als meest bekende het Pavillion Suisse van Le Corbusier. Het zijn alle woongebouwen voor studenten met studiefaciliteiten en andere gezamenlijke voorzieningen, vergelijkbaar met de opzet van een andere traditionele bouwvorm uit de Angelsaksischse universitaire wereld, het Engelse college.

Het Nederlandse paviljoen van Dudok representeert een gebouwtype dat in Nederland zelf nog geen positie had verworven. De Nederlandse universiteiten waren tot aan de Tweede Wereldoorlog gehuisvest in door de betreffende stad verspreide gebouwen. Ook de studenten woonden verspreid door de stad, op kamers, verzorgd of getiranniseerd door de hospita. Woongebouwen voor alleenstaanden werden wel gerealiseerd, maar nooit specifiek bestemd voor studenten. Vaak waren deze complexen vergelijkbaar met hotels; de bewoners beschikten over een eigen kamer, maar deelden alle andere faciliteiten. Een interessant voorbeeld is Huize Lydia, een rooms katholiek huis voor jonge dames, ontworpen en gebouwd in tussen 1922 en 1927 door architect H. Boterenbrood. Huize Lydia is gebouwd als onderdeel van een groot bouwblok in Amsterdam Zuid. Op de kopse kant van een verder door J.F. Staal ontworpen blok langs de J.M. Coenenstraat, richt het zich met een zeer expressieve voorgevel op het Roelof Hartplein. Op de verdiepingen gevuld met 158 kamers voor vrijgezelle katholieke dames, bevatte het gebouw op de begane grond ruimte voor gemeenschappelijke zit- en eetruimtes, en een kapel.

t Pavillon Néerlandais, Parijs [Willem Marinus Dudok, 1939]

t Pavillon Suisse, Cité Universitaire Internationale, Parijs [Le Corbusier, 1929-33]

t Huize Lydia, Amsterdam [H. Boterenbrood, 1922-27]

26


t Queen’s college, Cambridge (UK)

COLLEGE VERSUS CAMPUS In tegenstelling tot Nederland, bestaat in Engeland wel een eeuwenoude traditie van specifieke huisvesting voor studenten, in de vorm van het zogenaamde college. Het college is ontstaan als huisvesting voor docenten (in eerste instantie aan geestelijke orden verbonden) die zich bij elkaar vestigden in centra van hoger onderwijs. De colleges van Oxford en Cambridge zijn hiervan de meest bekende voorbeelden. Deze colleges deelden de architectonische opzet met andere vormen van collectieve huisvesting: kloosters, de manor houses van de landadel en hun personeel, en de inns of court van hen die betrokken waren bij de rechtspraak. In de late middeleeuwen werd ook woonruimte in de colleges opgenomen voor studenten. Zo ontstonden de nog steeds bestaande woongemeenschappen van studenten en docenten met gemeenschappelijke ruimtes waarvan de eetzaal, bibliotheek/studieruimte en kapel de belangrijkste waren. Vanuit deze colleges wordt gestudeerd en lesgegeven aan de feitelijke universiteit die over eigen gebouwen beschikt. Een exemplarisch voorbeeld van de traditionele opzet van zo’n college laat Queen’s College in Cambridge zien. De verschillende functies zijn ondergebracht in een carrévormig bouwblok waarbij alle ruimtes georiënteerd zijn

op de binnenhof, de court (in andere colleges ook wel quad of quadrangle genoemd). Een poort in een van de vier zijden van het blok verbindt het college met de buitenwereld. Deze oorspronkelijke opzet is, zoals bij vrijwel alle colleges, door voortdurende uitbreidingen uitgegroeid tot een complexe aaneenschakeling van bouwdelen aan met poorten en andere doorgangen verbonden hoven. De colleges lagen oorspronkelijk voornamelijk aan de randen van de toenmalige steden, maar zijn in de loop der tijd meer en meer opgenomen in het stedelijk weefsel. Hierdoor zijn in Oxford en Cambridge unieke reeksen ontstaan van collectieve ruimtes, en routes die zich hier doorheen begeven. Overdag voor ieder toegankelijk, ‘s nachts door het sluiten van de poorten afgesloten. De hoven zijn de schakel tussen de academische en de ‘gewone’ wereld. De twee steden zijn zo opgebouwd uit verschillende ruimtelijke netwerken, die van de openbare straten en die van de reeksen van hoven. De netwerken zijn soms door poorten en open arcades verbonden, soms door muren of zelfs overbouwingen van elkaar gescheiden. Deze confrontaties zijn in extreme vorm zichtbaar in Oxford’s New College Lane met de beroemde Bridge of Sighs. De gronden van de colleges buiten de eigenlijke gebouwcomplexen zijn in de loop der eeuwen open gebleven.

27


Dit heeft geresulteerd in een intrigerende verweving van landschap en stad, met name zichtbaar langs de door Oxford en Cambridge stromende rivieren, respectievelijk de Cherwell en de Cam. Een geheel andere verhouding tussen stad en universiteit is stand gekomen in de Verenigde Staten. Het tussen 1817 en 1826 gerealiseerde ontwerp van Thomas Jefferson voor de University of Virginia in Charlottesville introduceerde op radicale wijze een nieuw model voor een universiteitscomplex. Een op de Franse neoklassieke architectuur geënte compositie, opgebouwd uit paviljoens, gesitueerd aan weerszijden van een langwerpige open groene ruimte, met op de kop de bibliotheek. De andere smalle zijde van de groene middenruimte opent zich naar het landschap. Jefferson sprak zelf van een academical village, als verbeelding van het democratische, anti-stedelijke ideaal van de nieuwe Amerikaanse staat. Een dorp, opgebouwd uit losse objecten, geordend in een streng raster, ruimtelijk door beplantingen langs paden en wegen bij elkaar gehouden Deze campus werd het model voor de ontwikkeling van andere universiteiten, maar uiteindelijk ook voor de opzet van Amerikaanse dorpen en steden. Dit verklaart ook de naadloze overgang van de Amerikaanse campussen op hun omgeving; campus en omringende stad zijn één. Op typische campusterreinen als die van Cornell University in Ithaca en Harvard gaan universiteit en stad ongemerkt in elkaar over. Universiteitsgebouwen en woningen, al of niet bevolkt door studenten mengen zich. De suburbane gridstructuur maakt eindeloze groei mogelijk; universiteitsgebouwen vervangen andere gebouwen, studenten betrekken woningen, maar de ordening blijft.

DEMOCRATISERING - MODERNISERING Na de Tweede Wereldoorlog vindt in Europa een explosieve groei van de universiteiten plaats. Zo werden in Engeland een groot aantal nieuwe universiteiten opgericht, veelal aan de rand van de grotere steden. In veel ontwerpen voor deze nieuwe complexen is een menging zichtbaar van campus en college, vaak uitgewerkt in één groot doorgaand architectonisch gebaar. Een extreem voorbeeld hiervan is de door Sir Denys Lasdun ontworpen University of East Anglia buiten Norwich (ontwerp 1962-63). Het plan is opgezet als een grote doorgaande organische structuur, waarin, volgens de architect, landschap en architectuur, tot een geheel werden gemaakt. Een centrale ‘ruggegraat’ plooit zich door het glooiende landschap, met gescheiden verkeerssystemen op verschillende niveaus. Aan één zijde bevinden zich studentenwoningen in terrasblokken, en aan de andere zijde de universiteitsgebouwen.

t University of East Anglia, Norwich [Sir Denys Lasdun, 1962-63]

t University of Virginia [Thomas Jefferson, 1817-26]

Meest interessant in deze naoorlogse periode zijn de uitbreidingen van de colleges in Oxford en Cambridge, waarin de overgebleven open ruimte wordt benut voor nieuwe huisvesting, maar tegelijk getracht is de landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden. Na een reeks projecten in zouteloze varianten op historische bouwstijlen, maakte zich in de jaren ‘60 een enorme vernieuwingsdrang meester van de traditionele colleges. De inpassingen werden nu ontworpen in een veelal hedendaags idioom, waarbij de traditionele materialen als baksteen en natuursteen vervangen werden door beton, keramiek en glas. De brutalistische architectuur leek door de nadruk op plastiek en uitvergroting van verticale elementen als trappenhuizen en kanalen goed te passen in de rijke plastiek van de oude colleges met al hun torens en spitsen. Meest interessante aspect van deze ontwerpen is echter de stedenbouwkundige opzet. Moet verdichting plaatsvinden in de vorm van losse, in het bestaande groen geplaatste objecten, of als continuering van de hovenstructuur van de oude colleges?

28


Garden Building van St Hilda’s College, Oxford, ontworpen door Alison en Peter Smithson in 1967 sluit aan op bestaande tuinmuren die het college van de stad afschermen. Aan de tuinzijde met zicht op de Cherwell verandert de gesloten baksteenarchitectuur van de tuinmuur in een open, glazen paviljoen met een gevel van beton, glas en een houten vakwerk als scherm ervoor.

t Garden Building, St Hilda’s College, Oxford [Alison & Peter Smithson, 1967]

Cripps Building van Powell en Moya, ontwerp 1967 is een uit breiding van St John’s College, Cambridge. Het langgerekte elegante volume meandert tussen bestaande gebouwen, bomen en waterpartijen door, en definieert en passant nieuwe hoven en doorzichten.

IN NEDERLAND Ook in Nederland vindt na de Tweede Wereldoorlog een sterke groei plaats van de universiteiten. Veel bestaande universiteiten besloten nieuwe complexen voor onderwijs en onderzoek aan de rand van de steden te bouwen, zoals de gebouwen rond de Mekelweg van de Technische Hogeschool Delft en de Uithof van de Universiteit van Utrecht. Studentenhuisvesting werd nu ook een noodzakelijke opgave. De groeiende studentenbevolking kon niet meer opgenomen worden door het traditionele kamercircuit. Zo wordt in Leiden voor het eerst in 1945 een stichting voor studentenhuisvesting opgericht, die in 1957 opgaat in een nieuwe Stichting Studentenhuisvesting. Eind jaren ‘50 worden in Leiden en elders de eerste grootschaliger initiatieven genomen voor de bouw van specifieke woongebouwen voor studenten. Deze projecten werden ontwikkeld als onderdeel van nieuwe woonwijken, met het expliciete streven studenten te integreren in de stad, en niet in de in deze zelfde tijd ontwikkelde nieuwe universiteitsgebieden. Daarmee werd de Nederlandse traditie voortgezet dat de student in de stad woont, en niet direct in of bij universiteitsgebouwen. De grootschaligheid van veel gebouwde projecten leidde echter tot kleine enclaves in de naoorlogse wijken, zoals bijvoorbeeld de Krakeelhof in Delft en de Sterflat in Leiden, beide ontworpen door H. Postel rond 1960. In het kielzog van de industriële woningbouw ontstaan nog grotere complexen, zoals de staalbouwflats in Delft en het Tuindorp-West complex in Utrecht.

t

t Cripps Building, St John’s College, Oxford [Powell & Moya, 1963-67]

Harvey Court, een uitbreiding van Gonville en Caius College in Cambridge, in 1962 ontworpen door Colin St John Wilson, Leslie Martin en Patrick Hodgkinson staat autonoom in een groene ruimte. De studentkamers liggen zoals in een traditioneel college aan een binnenhof die zich aan de zuidzijde opent naar de omgeving. De buitenzijde is door middel van een rondlopende arcade en de toegangen verbonden met de omgeving. Paviljoen en court zijn samengevoegd in één gebouw.

t Krakeelhof, Delft [Hendrik Postel, 1963-66] Een uitzondering op deze ontwikkeling werd gevormd door de voor Nederland unieke campus van de nieuw opgerichte Technische Hogeschool Twente. Hier werd voor het eerst wonen en studeren op één terrein gecombineerd. Om een afwisselend beeld te realiseren bepaalden de opstellers van het masterplan, de architecten Van Embden en Van Tijen, dat de gebouwen door verschillende architecten ontworpen moesten worden. Van de verschillende woongebouwen voor studenten zijn die van architect Herman Haan de meest opvallende, en behoren nog steeds tot de meest experimentele huisvestingsprojecten voor studenten die in Nederland gerealiseerd zijn.

t Harvey Court, Gonville & Caius College, Cambridge [Colin St John Wilson, Leslie Martin, Patrick Hodgkinson, 1962]

29


Haan’s eerste project is een ‘mat building’ een structuur van patio’s van waaruit de individuele kamers van buitenaf bereikbaar zijn. De hier gerealiseerde ordening van de collectieve en individuele ruimte is uniek. Later realiseerde Haan een aantal kleine gestapelde complexen, piramides en mastaba’s genoemd. Hoewel de vergelijking van de blokken met hun terrassenopbouw met deze ‘oervormen’ duidelijk is, refereren ze evenzeer aan eerdere projecten in Engeland, zoals de woningen van Lasdun’s campus bij Norwich.

te vinden die het origineel, de Amerikaanse campus, karakteriseert. Wonen in een universiteitswijk maakt het gebied nog geen stad. Als vergaande toevoeging van studentenwooneenheden de groene ruimte minimaliseert, maar verdere functionele en ruimtelijke verbinding met de omliggende stad achterwege blijft kunnen gebieden ontstaan die eerder kwaliteit verliezen dan winnen.

t Mekelpark, Delft [Mecanoo, 2004-08]

EN NU? t Piramide, Studentenhuisvesting van de Technische Hogeschool Twente, Drienerlo [Herman Haan, 1964-69]

Als eind jaren ‘70 de grootschalige industriële woningbouw verdrongen wordt door stadsvernieuwing en de suburbane woonerven, verdwijnt ook de student als specifieke doelgroep. De HAT-eenheid (huisvesting voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens) doet vanuit de Haagse beleidsnota’s zijn intrede. Deze kleine wooneenheden, al of niet voorzien van gemeenschappelijke voorzieningen, zijn bestemd voor een gemengde groep van studenten en werkende jongeren, en worden gelijkmatig verspreid over de woningproduktie gerealiseerd. Het bleek een ideaal vulmiddel voor de moeilijke hoekjes in de toen populaire ‘bloemkool’ verkavelingen en in de stadsvernieuwingsprojecten. Sinds het begin van deze eeuw lijkt het woongebouw voor studenten en jongeren weer te herleven. Verdere groei van studentenaantallen aan universiteiten en hogescholen, versterkt door de toename van de instroom van studenten uit het buitenland, heeft weer een grote vraag naar (goede) jongerenhuisvesting met zich meegebracht. De ‘studentenflat’; grootschalige complexen met clusters eenpersoonskamers is terug., Maar ook een ‘nieuwe’ vorm van studentenhuisvesting heeft zijn intrede gedaan in Nederland: het college. Vele universiteiten richten een university college op; een brede bacheloropleiding waarbij woon-, studeer- en lesruimtes in een complex worden samengevoegd. Er wordt getracht de snel verouderende naoorlogse universiteitswijken door middel van verdichting met studentenwoningen nieuw leven in te blazen. De universiteitswijken worden campus, soms zelfs letterlijk door het aanleggen van groene parkachtige ruimtes waar oorspronkelijk de centrale auto-ontsluitingen en parkeerruimten waren aangelegd (Mekelpark, Delft). Deze nieuwe campussen hebben echter moeite de vanzelfsprekende aansluiting op de omliggende stad

30

Een woongebouw voor studenten onderscheidt zich slechts op enkele punten van een ‘standaard’ appartementencomplex. Toch zijn het juist de onderscheidende aspecten die mogelijkheden bieden die dat gemiddelde appartementencomplex niet heeft. Het woongebouw voor jongeren is opgebouwd uit relatief kleine eenheden, waardoor het volume plooibaar is. Verder is er meestal geen wens om de eenheden van een eigen buitenruimte te voorzien. Collectieve ruimten als binnenhoven of dakterrassen bieden goede compensatie. Het wordt op deze wijze mogelijk compact en precies te bouwen. Deze twee simpele gegevens maken woongebouwen voor studenten bij uitstek geschikt om de bestaande stad op een goede manier te verdichten. De eerder beschreven Engelse colleges en hun latere toevoegingen laten zien hoe gebouwen een eigen, specifiek op de bewoners gerichte omgeving kunnen afbakenen, en tegelijkertijd direct verbonden kunnen zijn met de stad, en deze zelfs verrijken, door de toevoeging van nieuw collectieve en openbare ruimtes en verbindingen. De stedenbouwkundige ambities van de manifestaties Intense Laagbouw en BOUWJONG! sluiten hier naadloos op aan; geen monofunctionele enclaves maken in de stad, maar een juiste menging in alle denkbare proporties. In een tijd dat de woningbouw op ongekende wijze stagneert kan juist de zo noodzakelijke bouw van kleine wooneenheden voor studenten het middel zijn om de vernieuwing van de stad te continueren en de stad met nieuwe privé-, collectieve en openbare ruimtes te verrijken. De economische noodzaak om dit met beperkte en zelfs tijdelijke middelen te doen hoeft en mag geen hinderpaal (te) zijn. Goed ontworpen tijdelijkheid is veelal een lang leven beschoren.

t Oxford, colleges langs The High: studentenleven verankerd in de stad! [rechts]





LEESWIJZER TYPENCATALOGUS PAUL KUITENBROUWER ASSISTANT PROFESSOR, LEERSTOEL ARCHITECTURE AND DWELLING, TU DELFT

(BINNEN)STEDELIJK MODULAIR BOUWEN WONEN OP DE CAMPUS Dit inspiratieboek is bedoeld als eye opener: wat wás en vooral: wat ís er allemaal mogelijk op het gebied van Jongerenhuisvesting, vooral wanneer we spreken over opgaven voor grote aantallen woningen? Tot 2015 ligt er in Groningen een bouwopgave voor 4500 nieuwe woningen voor jongeren en studenten. Dit boek onderscheidt zich van andere boeken omdat het niet in eerste instantie om het beeld gaat, maar om het gebruik en de beleving.

JONGERENHUISVESTING [OPMAAT] Dit essay is bedoeld als een leeswijzer voor de project spreads die we in het tweede deel van dit inspiratieboek hebben opgenomen, als een catalogus van recente en minder recente (goede) voorbeelden van jongerenhuisvesting. Met name de grote aantallen krijgen aandacht gezien de focus van de gemeente Groningen op juist dit deel van de voor ons liggende opgave van het bouwen van 4500 nieuwe eenheden tot 2015. Tijdelijkheid is hierin meestal een leidende, door de gemeente bepaalde randvoorwaarde. Het voorgaande betekent echter geenszins, dat we geen aandacht zouden schenken aan de kleine schaal. Sterker nog: juist de kleine schaal, die vaak als ‘stedelijke invulling’ is ontstaan, kan demonstreren op welke wijze het motto van curator en inspirator Marlies Rohmer gestalte kan krijgen:

WAT KAN EEN (TIJDELIJK) JONGERENHUISVESTINGSPROJECT IN DE 21E EEUW TERUGGEVEN AAN DE STAD? We spreken in het kader van de manifestatie BOUWJONG! bewust over jongerenhuisvesting i.p.v. uitsluitend over studentenhuisvesting. De grootste gebruikersgroep wordt weliswaar gevormd door de studentenpopulatie van - in dit geval - de stad Groningen, maar juist in een steeds pluriformer wordende maatschappij willen we het begrip oprekken naar jongerenhuisvesting. Jongeren zijn als student, scholier, werkende jongere of expat aangewezen op een markt van tijdelijke woningen, maar de jongere, afgestudeerd of niet, wil in de gelegenheid worden gesteld de startersmarkt te betreden. Daar horen voorzieningen bij en like minds in de directe woonomgeving. Die voorzieningen kunnen vervolgens door deze jongeren worden gedeeld binnen hun eigen entiteit of juist in een gemengde omgeving met andere buurtbewoners. In Groningen is hierover afgesproken, dat in een straat het percentage kamerverhuurpanden maximaal 15% mag bedragen.

34

Ik licht toe hoe het format van de project spreads de selectiecriteria weergeeft die voor ons als onderzoeksteam doorslaggevend waren voor het opnemen een project in de gemaakte selectie. Daarna ga ik in op de drie hoofdtypologieën (Binnen)stedelijk, Modulair Bouwen en Wonen op de Campus. Alvast veel inspiratie en leesplezier bij het raadplegen van deze selectie van meer of minder voorbeeldige gebouwde jongerenhuisvestingsprojecten!

TYPENCATALOGUS [PROJECT SPREADS] In haar essay heeft Marlies Rohmer al aangegeven op welke wijze de stad haar voordeel zou kunnen doen met projecten voor BOUWJONG!, toegesneden op de schalen Large, Medium en Small. De selectiecriteria, die we hebben aangelegd om tot de voor dit boek aangelegde reeks voorbeeldprojecten te kunnen komen, zijn vervat in de onderstaande turflijst, altijd weer met één vraag in het achterhoofd: Wat kan het (tijdelijke) project teruggeven aan de stad? Project spreads De door ons belichte projecten worden op een project spread (dubbele pagina) volgens een vast patroon voorgesteld. Op de linkerpagina worden projectnaam en -plaats, architect, bronnen en de ligging ten opzichte van het stadscentrum vermeld, gevolgd door een projectbeschrijving, die is toegesneden op de in het essay van Marlies Rohmer op de schalen L, M en S omschreven selectiecriteria. Deze criteria komen op de rechterpagina in een beknopte ‘turflijst’ terug in een kolom, samen met projectgegevens, en benoemd naar de typologie waartoe het voorgestelde project behoort: t (binnen)stedelijk t modulair bouwen t wonen op de campus Beleving In de project spreads staat de beleving centraal. Een reeks foto’s belicht een overzicht van het project, de beleving van de parochiale ruimte (indien aanwezig), de collectieve buiten- en binnenruimte(n) en de eenheid (kamer). Een relevante reeks tekeningen (situering, begane grond en/of standaardverdieping, doorsnede en kamerplattegrond, indien beschikbaar) verklaart deze beelden nader.


TurямВijst [L] LARGE | Gebouw en Stad | koppeling aan een stedelijk netwerk t %SBBHU IFU QSPKFDU CJK BBO WFSEJDIUJOH WBO IFU TUFEFMJKL XFFGTFM 7FSEJDIUJOH LBO [PXFM CJOOFOTUFEFMJKLF WFSEJDIUJOH [JKO BMT WFSEJDIUJOH WBO FFO DBNQVT 6JUIPG 6USFDIU t *T IFU QSPKFDU HFLPQQFME BBO FFO mFUTOFUXFSL ;JKO FS FYUSB JOTQBOOJOHFO HFEBBO PN IFU QSPKFDU UF MJOLFO BBO IFU CFTUBBOE mFUTOFUXFSL t *T IFU QSPKFDU HFLPQQFME BBO PQFOCBBS WFSWPFS *T FS FFO 07 IBMUF PQ MPPQBGTUBOE PN EF GZTJFLF FO NFOUBMF BGTUBOE UPU IFU TUBETDFOUSVN UF PWFSCSVHHFO t %SBBHU IFU QSPKFDU FYUSB TUFEFMJKLF WPPS[JFOJOHFO BBO 7PPS[JFOJOHFO EJF EVT [PXFM CFXPOFST BMT TUFEFMJOHFO LVOOFO CFEJFOFO 4UFEFMJKLF WPPS[JFOJOHFO [JKO CJKWPPSCFFME FFO TVQFSNBSLU PG FFO TUBETTUSBOE 4USBOE 8FTU "NTUFSEBN JO EF OBCJKIFJE WBO 2VCJD )PVUIBWFOT &FO DPNNFSDJ├СMF SVJNUF [PBMT EJF CJK 6W" %FL $MBVT FO ,BBO TQFFMU HFFO CJK[POEFSF CVVSUPWFSTDISJKEFOEF SPM JO EF TUBE NBBS TPNT KVJTU XFM [PBMT CJK ,SVJTQMFJO .FDBOPP #SBN -BEBHF T QBUBU[BBL [M] MEDIUM | Gebouw en Buurt | koppeling aan directe omgeving t *T FS TQSBLF WBO FFO QBSPDIJBMF CVJUFOSVJNUF %F TUBE JT JO JFEFS HFWBM HFCBBU CJK NVMUJGVODUJPOBMJUFJU FO VJUXJTTFMJOH UVTTFO IBBS CFXPOFST %F LBUBMZTBUPS EBBSWPPS IFFU GVODUJFNFOHJOH FO LBO NFU OBNF OFFSTMBBO JO EF QBSPDIJBMF SVJNUF FFO TFNJQVCMJFLF SVJNUF EJF NFFS JT EBO DPMMFDUJFWF SVJNUF WPPS FFO HSPFQ CFXPOFST WBO FFO FOLFMF TMBH PG TPPSU JO FFO TUFEFMJKL GSBHNFOU )JFS LVOOFO [JDI GVODUJFT OFTUFMFO EJF CFXPOFST WBO PNMJHHFOEF TUBETEFMFO BBOUSFLLFO FO [P [PSHFO WPPS LSVJTCFTUVJWJOH UVTTFO CFXPOFST FO CF[PFLFST t -FHU IFU QSPKFDU FFO SFMBUJF NFU EF PNMJHHFOEF CVVSU FO

8JK CFTDIPVXFO EF QBSPDIJBMF SVJNUF BMT XBSNUFXJTTFMBBS UVTTFO EF CFXPOFSTHFNFFOTDIBQ FOFS[JKET FO EF CVVSU EF XJKL FO EF TUBE BOEFS[JKET %F QBSPDIJBMF SVJNUF JT EF UVTTFOSVJNUF JO CFUXFFO TQBDF UVTTFO QSPKFDU FO PNHFWJOH t *T FS FFO QBSLFFSWPPS[JFOJOH WPPS EF mFUT POUXPSQFO PG MBUFS UPFHFWPFHE 8F IFCCFO EF QSPKFDUFO NFEF HFTFMFDUFFSE PQ CBTJT WBO FFO HPFEF XJK[F WBO IFU TUBMMFO WBO mFUTFO #JK WPPSLFVS PQ CFHBOF HSPOE OJWFBV JO EF EJSFDUF OBCJKIFJE WBO IFU DPMMFDUJFWF USBQQFOIVJT ,PQQFMJOH BBO FFO HPFE mFUTOFUXFSL JT OBUVVSMJKL POPOUCFFSMJKL t #FTDIJLU IFU QSPKFDU PWFS FJHFO QBSLFFSQMBBUTFO .FFTUBM CFTDIJLLFO KPOHFSFO BM TOFM PWFS FFO BVUP 8BBS XPSEU EF[F HFQBSLFFSE 0WFSEFLU 0OPWFSEFLU t 8FML BBOWVMMFOE QSPHSBNNB PQ QSPKFDUOJWFBV WPPS[JFU JO EF CFIPFGUFO WBO EF CFXPOFSTHFNFFOTDIBQ %BBS XBBS IFU TUVEFOUFOHFNFFOTDIBQQFO CFUSFGU HFMEU EBU EF[F UFHFOXPPSEJH WFFM JOEJWJEVFMFS HFLMFVSE [JKO EBO WPPSIFFO NFFTUBM IFFGU FFO TUVEFOU OV [JKO FJHFO TBOJUBJS FO LPPLWPPS[JFOJOHFO OBBTU TPNT FFO DPMMFDUJFG QSPHSBNNB #FXPOFSTGBDJMJUFJUFO [PBMT DPNQVUFS DBG├П FO XBTNBDIJOFSVJNUFO 5JFUHFOLPMMFHJFU HFNFFOTDIBQQFMJKLF TUVEJFSVJNUFO 1PMKBOF [PXFM DFMMFO BMT [BMFO FO mFUTFOTUBMMJOHFO [JKO WPPSCFFMEFO WBO DPMMFDUJFG QSPHSBNNB

[S] SMALL | Gebouw en Woning | deel en geheel t *T FS TQSBLF WBO FFO HPFEF PWFSHBOH HFCPVX TUPFQ %F PWFSHBOH WBO QSJW├П OBBS PQFOCBBS FO WJDF WFSTB [PSHU WPPS WFFM POUNPFUJOHTNPHFMJKLIFEFO FO NPFU [FLFS EBBS XBBS EF EPFMHSPFQ FFO KPOHF TUVEFOUFO QPQVMBUJF JT HFTUJNVMFFSE XPSEFO 5FHFMJKL JT EF TUPFQ FFO PWFSHBOHTFMFNFOU XBBS FFO LFV[F JO CFTMPUFO MJHU +F TUFMU KF LBNFS PG XPOJOH MFUUFSMJKL PQFO OBBS CVJUFO PG KF LFFSU KF FSWBO BG *T EF NPHFMJKLIFJE PN EF TUBE PG PQ [JKO NJOTU FOLFMF CFXPOFST EBBSWBO CJOOFO KF XPOJOH UF IBMFO JO IFU QSPKFDU BBOXF[JH t *T EF DPOTUSVDUJF FFO nFYJCFM DBTDP &FO LPMPNNFOTUSVDUVVS [PBMT EPPS )FSNBO )FSU[CFSHFS UPFHFQBTU JO [JKO TUVEFOUFOnBU BBO EF 8FFTQFSTUSBBU JO "NTUFSEBN JT FFO WPPSCFFME WBO FFO nFYJCFM DBTDP NBBS FFO PQ IFU FFSTUF PPH IFSNFUJTDIF DFMMFOTUSVDUVVS LBO EBU FWFO[FFS [JKO %F USBOTGPSNBUJF WBO EF /FESF 'PTT 4JMP JO 0TMP UPU TUVEFOUFOnBU (S├аOFSM┬УLLB 4UVEFOUIVT EPPS IFU VJUTOJKEFO WBO EFMFO WBO EF TJMPXBOEFO FO IFU TUPSUFO WBO WMPFSFO UVTTFO EF TJMPXBOEFO UPPOU EJU PQ POPSUIPEPYF XJK[F BBO (SBDIUFOQBOEFO LBOUPPSHFCPVXFO QBLIVJ[FO FO TJMP T LVOOFO [PXFM WPPS XPOFO XFSLFO FO SFDSF├СSFO HFTDIJLU XPSEFO HFNBBLU [F CF[JUUFO EPPS IVO nFYJCFMF DBTDP EF nFYJCJMJUFJU WPPS EF UPFLPNTU t *T FS FFO DPMMFDUJFWF CJOOFOSVJNUF *T EF HBOH WBO EF DPMMFDUJFWF POUTMVJUJOH MJGU USBQQFOIVJT OBBS EF WFSTDIJMMFOEF LBNFST BMMFFO WFSLFFSTSVJNUF PG LBO IFU FFO NFFSXBBSEF LSJKHFO CJKWPPSCFFME BMT POUNPFUJOHTSVJNUF #BLFS )PVTF $BNCSJEHF .BTTBDIVTFUUT PG E N W UPFHFWPFHEF SVJNUFMJKLIFJE U Q W EF USBQQFO 4JNNPOT )BMM JEFN

t *T FS FFO DPMMFDUJFWF CVJUFOSVJNUF 8JK NBLFO POEFSTDIFJE UVTTFO FFO DPMMFDUJFWF IPG DPVS UVJO 5JFUHFOLPMMFHJFU ,PQFOIBHFO 4WBSUMBNPFO 5SPOEIFJN DPMMFDUJFG EBLUFSSBT (S├аOFSM┬УLLB 4UVEFOUIVT 0TMP FO DPMMFDUJFG EBLUFSSBT QFS CFXPOFSTHSPFQ 5JFUHFOLPMMFHJFU $PMMFDUJFWF CVJUFOSVJNUF LBO PPL TBNFOWBMMFO NFU EF XPOJOHPOUTMVJUJOH EF DPMMFDUJFWF CVJUFOUSBQQFOIVJ[FO WBO EF ,SBLFFMIPG JO %FMGU [JKO HFHSPFQFFSE SPOE EF DPMMFDUJFWF CJOOFOIPG WBO IFU DPNQMFY PQ LMFJOFSF TDIBBM GVOHFFSU FFO PWFSNBBUTF CVJUFOUSBQ JO 4WBSUMBNPFO PQ WFSHFMJKLCBSF XJK[F BMT DPMMFDUJFG CBMLPO BBO EF DPMMFDUJFWF UVJO t #FTDIJLU JFEFSF XPPOFFOIFJE XPOJOH PG LBNFS PWFS FFO QSJWBUF CVJUFOSVJNUF *T FS QFS LBNFS FFO JOEJWJEVFFM UFSSBT CFHBOF HSPOE PG 'SBOT CBMLPO (S├аOFSM┬УLLB 4UVEFOUIVT 5JFUHFOLPMMFHJFU BBOXF[JH Onderscheid tussen collectieve en parochiale ruimte *O EF QMBUUFHSPOEFO XPSEU QFS QSPKFDU E N W UXFF TUFVO LMFVSFO BBOHFHFWFO XFMLF EFMFO WBO EF QMBUUFHSPOE XJK BMT collectief E X [ VJUTMVJUFOE WPPS EF CFXPOFST FO CF[PFLFST WBO IFU HFCPVX CFTUFNE HSPFO IFCCFO BBOHFNFSLU FO XFMLF EFMFO BMT parochiaal E X [ [PXFM WPPS EF CFXPOFST FO CF[PFLFST WBO IFU HFCPVX BMT WPPS BOEFSF TUFEFMJOHFO EF in between space UVTTFO HFCPVX FO TUBE HFFM

35


DRIE TYPEN JONGERENHUISVESTING “…It’s style is a dialectic summary of all that modern architecture is about; emphasis is on function and structure (purpose and method) not on style and decoration…” 1 Dit citaat van Roland Jeffrey over een axonometrische projectie van het Florey Building van James Stirling in Oxford bewijst maar weer eens waar het bij de presentatie van deze reeks inspirerende projecten voor studenten- en jongerenhuisvesting om gaat: om functie en structuur, eerder dan om stijl en decoratie. Beleving en gebruik van het project staan boven het architectonische beeld. Anders gezegd: welke ruimtelijke organisatie en onderliggende typologie maakt dit plan voor ons actueel?

(BINNEN)STEDELIJK (Binnen)stedelijk wonen is een breed begrip. Wij focussen in het kader van de huisvestingsopgave voor jongeren op de meest voorkomende ruimtelijke typologieën die in Groningen strategisch kunnen worden ingezet. Chirurgische ingrepen en strategische verkleuringen vormen reparaties van (binnen)stedelijke locaties die door het toevoegen van een jongerenhuisvestingsprogramma, soms aangevuld met stedelijk programma, worden versterkt. Enclaves in de stad kunnen verschillende karakters aannemen: van introvert (de historische voorbeelden in Oxford en Cambridge van de Engelse Colleges) tot de meest recente extroverte voorbeelden in Kopenhagen. De transformatie van bestaande gebouwen (industriële objecten, oude kantoorgebouwen, scholen e.d.) is te lezen als een zeer actuele daad van stadsvernieuwing, waarbij van de getransformeerde gebouwen door haar functionele verkleuring een katalyserende werking naar haar omgeving uitgaat. Chirurgische ingrepen en strategische verkleuringen Op verschillende schalen en soorten locaties manifesteren zich projecten die het stedelijke bouwblok herstellen en zowel stad (Weesperstraat, Amsterdam) als buurt (Svartlamoen, Trondheim) van een injectie voorzien.

t Studentenhuisvesting, Weesperstraat, Amsterdam [Herman Hertzberger, 1959]

36

t Strandveien 37-39, Svartlamoen, Trondheim, Noorwegen [Brendeland & Kristoffersen, 2002-05]

Introverte en extraverte enclaves in de stad Betrokken op de opgave van studentenhuisvesting: een reeks op het eerste gezicht zeer verschillende gebouwen uit volstrekt verschillende tijdvakken, die meer gemeen hebben dan je op het eerste gezicht zou denken. Zowel de Krakeelhof in Delft (1963-1966) als Tietgenkollegiet (2006) in Kopenhagen hebben een aanzuigende werking vanuit de stad op schaal L: voor dat popconcert in Delft moest je toch destijdse echt in de Krakeelhof zijn! De activiteiten in de hof van Tietgenkollegiet werpen hun schaduwen op soortgelijke wijze, maar nu met moderne communicatieniddelen, vooruit.


t Krakeelhof, Delft [Hendrik Postel, 1963-66] Transformatie van solitairen Oude industriële gebouwen, pakhuizen of in onbruik geraakte kantoorgebouwen zijn voorbeelden van wat tegenwoordig in de woningbouw een solid wordt genoemd. De generieke kwaliteiten van dergelijke gebouwen door toepassing van een ruimhartig constructief raster en grotere verdiepingshoogten dan standaard maken deze objecten bij uitstek geschikt voor allerhande invullingen, afhankelijk van het gevraagde programma. Bijvoorbeeld: jongerenhuisvesting. Om verwarring met dit door Frank Bijdendijk, algemeen directeur van de Amsterdamse woningbouwvereniging Stadgenoot (voorheen: Het Oosten) in de woningbouwpraktijk geïntroduceerde begrip2 te voorkomen benoemen wij deze postindustriële gebouwen, pakhuizen en voormalige kantoorgebouwen als solitair. Deze solitairen vormen een gebouwtype met een unieke eigenschap: ze bezitten door hun flexibele casco de flexibiliteit voor de toekomst, net als het Amsterdamse grachtenhuis, dat binnen haar omhulling, die samenvalt met het constructieve systeem, al eeuwenlang een enorme flexibiliteit in gebruik aan de dag legt.

t Tietgenkollegiet, Kopenhagen [Lundgaard & Tranberg, 2006]

t Meelfabriek, Leiden [Peter Zumthor, 2002-201?] 3

t Grünerløkka Studenthus, Oslo [HRTB Arkitekter, 1999-2001] Ook wanneer het (solitaire) postindustriële object in kwestie een wat weerbarstiger karakter heeft kan dit tot bijzonder mooie resultaten leiden, zoals de transformatie van de Nedre Foss Silo in Oslo tot studentenflat laat zien.

In Nederland is Peter Zumthor na een selectieprocedure door voormalig Rijksbouwmeester Jo Coenen in 2002 doende de Meelfabriek in Leiden te transformeren tot onder andere studentenhuisvesting. Dit project beoogt door een gemengd programma de stad te intensiveren en het stadssilhouet te versterken door het behoud van dit monumentale stedelijk ensemble. Het bijzondere van de aanpak van Zumthor bestaat hierin dat hij de aangetroffen constructieve structuur (diverse kolommenstructuren) tot monument verheft en de huid van deze bouwkundige structuren afpelt en zichzelf daarmee de vrijheid verschaft weiter zu bauen, de architectuur te vernieuwen en de bouwtechnische kwaliteit van de gevel te verbeteren.

37


MODULAIR BOUWEN Wanneer we over Modulair Bouwen spreken denken we al snel in termen van herhaling, vermenigvuldiging van klein(st)e eenheden en aan prefabricage, van de eenheid, of van een hele bouwkundige Meccanodoos. De container doet hier onmiddellijk van zich spreken. Daar komen we zo op terug, maar eerst kijken we nog eens achterom naar de jaren ’60 toen in het Verenigd Koninkrijk en in Japan het Modulair Bouwen al gepropageerd werd. Megastructuur | capsuletoren Na L’architecture mobile van Yona Friedman uit 1958 omarmde de Engelse Archigram-groep de high-tech en ontwierp neofuturistische beelden van de stad van morgen. Geen direct realiseerbare ontwerpen, maar stedelijke visioenen in de verleidelijke beeldwereld van het ruimtetijdperk. De overlevingsstrategie stond centraal in Ron Herron’s Walking Cities uit 1964. Archigram hield zich echter niet bezig met de sociale en ecologische gevolgen van hun uiteenlopende voorstellen voor megastructuren. Peter Cook’s Plug-In City was daarvan een karakteristiek voorbeeld. De door Archigram op Buckminster Fuller’s Dymaxion House uit 1927, of de Dymaxion-badkamer van tien jaar later gebaseerde wooncellen wilden niets anders zijn dan ‘autonome pakketten’, voornamelijk ontworpen voor alleenstaanden en echtparen, niet voor gezinnen met kinderen. De houding van Archigram t.o.v. het burgerlijke gezin was echter nauwelijks kritisch te noemen, zo betoogde Peter Cook. Het financiële aspect kon volgens hem een creatief element van het ontwerpen worden4. Hier ligt de kiem voor herhaling van de kleinste eenheid en de uitbreidbaarheid van een economisch valide bouwsysteem. De verwantschap met de Japanse Metabolisten is opmerkelijk. Architecten als Kisho Kurokawa en Kiyonari Kikutake ontwierpen met het oog op de Japanse overbevolking aanpasbare, plug-in megastructuren, waarvan de wooncellen teruggebracht zijn tot geprefabriceerde hulzen die aan enorme spiraalvormige wolkenkrabbers bevestigd worden. Kiyonari Kikutake ontwierp drijvende steden; Kisho Kurokawa leverde een prototype van dit wooncelprincipe met zijn Nagakin-vrijgezellentoren in Tokyo. Dit prototype vond echter weinig gebouwde navolging5.

t Nagakin Capsule Tower, Tokyo, Japan [Kisho Kurokawa, 1970-72] 6 Deze vrijgezellentoren, gebaseerd op de concepten van capsule en cel (groei en verandering) bestaat uit clip-on geprefabriceerde woonmodules met ingebouwde badcel, die rondom twee betonkernen zijn gegroepeerd, spiraalsgewijs meelopend met de trappen rond de liftkernen. Een megastructuur als prototype.

t Oriental Masonic Gardens Housing, New Haven, Connecticut [Paul

t Metabolist Group, plan voor een moderne stad [Arata Isozaki, 1963] Zich uitstrekkende en altijd veranderende megastructuur. De stad kan overal ingeplugd worden en past zich aan veranderende behoeften aan; zie ook Peter Cook’s Plug-In City [1964]

38

Rudolph, 1968] 7 Paul Rudolph liet met Married Student Housing [University of Virginia, Charlottesville, Virginia,1967] en dit project al zien hoe met een bouwsysteem, gebaseerd op een modulehuis een hele woonwijk kon worden gerealiseerd. Beide plannen preluderen op de containerwoning en worden gekenmerkt door eindeloze mogelijkheden voor stapeling en schakeling, die zorgen voor een rijke verzameling woningtypologieën, die bovendien veranderbaar en uitbreidbaar zijn.


Trinity Buoy Wharf [Container City I+II], London, Great Britain,

woningen- en werkruimten [Nicholas Lacey and partners, 2001-02]

Modulaire gebouwstructuur t Habitat ’67, Montreal, Canada [Moshe Safdie, 1967] 8 Moshe Safdie ging nog verder dan Paul Rudolph en bouwde in 1967 in Montreal een manifest van Modulair Bouwen: een uitbundige stapeling van geprefabriceerde betonmodules, die als ‘luchtwoningen’ aantoonden dat de moderne woning niet per definitie grondgebonden hoefde te zijn; sterker nog, dat zij soms slechts lucht onder zich duldde! De utopische beelden van een gebouwde megastructuur kregen echter geen navolging op grote schaal; de gebouwde megastructuur bleek uiteindelijk slechts prototypisch van aard.

Een type dat lijkt op een stapeling van containers maar het niet is: de (stalen) bouwstructuur is flexibel, maar de elementen die daarin worden geschoven zijn geen echte containers, maar ‘binnenhulzen’, die derhalve zeer precies voor een enkel doel ontworpen zijn: het stapelen van identieke studentenwooneenheden.

Container City | gestapelde containers Vanuit de hierboven geschetste Modulaire Gedachte is het dan een kleine stap verder (of terug) naar de Container City die een aardse variant van de megastructuur mogelijk maakte, juist door zijn veranderbaarheid. Of het nu ging om uitbreiding van kantoorruimte, woonruimte voor studenten, of noodopvang in rampgebieden; om een oplossing die tijdelijk, reversibel en goedkoop was kon niemand meer heen. En dus verrezen er tijdelijke complexen voor studentenhuisvesting als Gimmeshelter in Delft achter de faculteitsgebouwen en modulaire kantorencomplexen op bedrijventerreinen, of naast ziekenhuizen. Ook de modulaire gevelpakketten, toegepast in studentenhuisvestingsprojecten zoals door Carel Weeber in de vroege jaren ’80 in de Korvezeestraat op de Delftse campus en recent het modulaire bouwsysteem van Mecanoo aan de Leeghwaterstraat direct naast het project van Weeber, (‘traditionele’ gevel, gehangen voor dat bouwsysteem) laten deze tendens voortduren. En ook de Spaceboxen (in het kader van deze studie tonen we het vergelijkbare project van Mart de Jong in Utrecht) zijn erfgenamen van Gimmeshelter. In Groningen ligt een opgave waar de grote aantallen een belangrijke rol spelen om te kunnen voldoen aan de vraag naar 4500 nieuw te bouwen eenheden vóór 2015. Containers kúnnen daartoe een probaat middel zijn, maar de toepassing ervan is nog geen garantie voor een goede oplossing. Daartoe dient de tussenruimte, de collectieve, parochiale ruimte goed te worden bestudeerd, en juist ook containertoepassingen op kleine schaal. Lees de Container Atlas 9 er maar op na!

H

D

E

E'

F

I

JK

01 02

G

03 04

C

05

AB 01

06 02

07 03 H

04 05 D

06

E

E'

F

I

JK

G

C 07

AB 3d

t Jongerenhuisvesting Leeghwaterstraat, campus TU Delft [Mecanoo, 2009]

39


CONTAINER ATLAS A PRACTICAL GUIDE TO CONTAINER ARCHITECTURE [Slawik, Bergmann, Buchmeier, Tinney eds. (2010) Container Atlas, Berlin: Gestalten] 10

[2] Containers als gebouwblokken t vrachtcontainer (8 x stapelbaar; prijs € 200 per m² / € 60 per m³; onvergelijkbaar goedkoop t.o.v. conventioneel bouwen) t bouwcontainer (3 x stapelbaar; aanmerkelijk lichter in gewicht; in gebruik als bouwketen, (nood)woningen, kantoren; gesloten systeem (niet uitwisselbaar met containers van andere fabrikanten)

De Container Atlas beschrijft de ontstaansgeschiedenis van de container sinds transportondernemer Malcolm McLean in 1956 in de U.S.A. een universeel transporteerbare goederendrager ontwikkelde voor transport over land én over water. Contain komt van het Latijnse continere: samenhouden, omhullen, opslaan. Een container is een vat dat een bruikbaar ruimtevolume omhult en de scheiding tussen binnen en buiten definieert. Het rechthoekige volume telt op zijn minst één opening. Zijn structuur is een combinatie van frame en vullingen. De vullingen zijn in het algemeen ook dragend en zorgen voor versteviging van het gebouw. Een standaard container bestaat uit een staalconstructie met standaardprofielen en dragende cor-ten stalen wanden. Tevens bestaan er containers met niet-dragende wandvullingen van multiplex, containers van aluminium (half zo licht, twee maal zo duur) en recentelijk containers van plastic met een ondersteunend stalen frame. In geval van een eenvoudig container bouwsysteem kent iedere individuele module zijn eigen klimaatscheiding; containers hebben door hun gebrek aan massa een zeer beperkte warmteopslagcapaciteit. Het zijn enkelvoudige ruimtemodules die samen een multi-room-system kunnen vormen zodra ze worden gecombineerd. Indien gestapeld, moeten de hoeken boven elkaar staan om de verticale krachten goed af te kunnen dragen.

t container frame (modulair frame systeem en container frame systeem; systematische scheiding tussen dragend frame en niet-dragende vullingen zorgt voor maximale flexibiliteit en veranderbaarheid)

De auteurs delen de containers in twee hoofdcategorieën in: [1] Containers als modulaire bouwelementen L = 20 ft (≈ 6 m) / 40 ft (≈ 12 m) B = 8 ft (≈ 2.4 m) H = 8,5 ft (≈ 2.6 m; standaard) / 8 ft (≈ 2.4 m; laag, zeldzaam) / 9.5 ft (≈ 2.9 m; hoog)

t OC320S, Private Residence, Enumclaw, Washington, USA; Hybrid, Cargotecture Kwaliteit van de stoep als overgang tussen binnen en buiten gedemonstreerd


t 12 Container House, Private Residence, Brooklin, Maine, USA; Adam Kalkin Woonkamer als centrale collectieve (parochiale) ruimte tussen de overige kamers [containers]; zie ook op grotere schaal: Nomadic Museum, New York [Shigeru Ban]

Architectonische containerstructuur

Gebruik van containers

Een architectonische structuur gemaakt van containers dient aan de volgende voorwaarden te voldoen: t een vaste locatie t kamers en ruimtelijke openingen dienen op architectonische wijze te zijn gevormd [binnen-, tussen- en buitenruimte]

Zo gauw de container als modulair bouwelement wordt gebruikt verschijnt deze als individuele, unieke en niet mis te verstane eenheid. De container-look van verder conventioneel toegepaste bouwtechnieken is feitelijk slechts een imitatie-container (zie jongerenhuisvesting Mecanoo, Leeghwaterstraat, Delft). De frequente repetitie van gelijke bouwstenen draagt het risico in zich van architectonische monotonie; stedenbouwkundige aspecten worden ook (te) vaak genegeerd. Allemaal zaken die onderkend en vervolgens voorkomen dienen te worden. De periode van gebruik moet goed worden ingeschat, omdat de verwachte onderhoudsvrije levensduur van een container langer is dan die van de fittings & finishes. Economie Kopen van containers is aantrekkelijker dan huren zodra de gebruiksperiode de 24-36 maanden zal overstijgen. Duurzaamheid

t Nomadic Museum, tentoonstellingsruimte, New York City; Shigeru Ban Shigeru Ban gebruikt in zijn Nomadic Museum in New York op zijn beurt de containers als bouwsteen en als transportcontainer voor zowel gebouwonderdelen als tentoonstellingsobjecten; zie ook zijn Papertainer Museum, tentoonstellingsruimte, Seoul, Zuid Korea

Vergeleken met conventionele bouwmethoden kent container architectuur een aantal significante voordelen: t de modules zijn demonteerbaar en remonteerbaar: hergebruik is een duurzame eigenschap t modulariteit betekent ook uitbreidbaarheid van een systeem t de korte opbouwtijd van een containergebouw maakt het mogelijk snel en flexibel op de ruimtevraag van het moment te reageren


WONEN OP DE CAMPUS

Moderne interpretaties van het college-kloostertype:

Van kloosters naar colleges De colleges vormen het eerste speciale type onder de universiteitsgebouwen. Kloosters bepalen gedurende de vroege middeleeuwen de vorming en het onderwijs, en vervolgens ontstaan de universiteiten en de colleges in de hoge Middeleeuwen. Dan ontstaan voor het eerst sinds de oudheid nieuwe vormen van stedelijke architectuur: raaden feesthuizen, markthallen, magazijnen en hospitalen en tenslotte de eerste collegegebouwen van de universiteiten. De colleges vormen het eerste speciale type onder de universiteitsgebouwen. Ze ontstaan in het begin zonder vaste uiterlijke gedaante als internaten voor arme studenten en volgen in hun organisatie die van de kloosters. De grote gesloten gebouwcomplexen van de kloosterorden, gasthuizen, hospitalen en colleges zijn structuurbepalende elementen van de grotere middeleeuwse steden. Een gemeenschappelijk kenmerk van deze complexen is hun ruimtelijke organisatie rondom gesloten binnenhoven. In kloosters uit de Benedictijner traditie was het kluizenaarsleven verdrongen ten gunste van het gemeenschappelijke leven. In de kloosters waren alle ruimten bestemd voor gemeenschappelijk gebruik. In de stedelijke kloosters van de bedelorden worden de gemeenschappelijke slaap- en werkzalen vervangen door afzonderlijke monnikencellen. In rijen om de - meestal twee verdiepingen - hoge kruisgangen gelegen, vormen zij de privé-binnenruimte van de kloosters. Kenmerkend voor de typologie van de stedelijke kloosters is de polariteit van individuele cellen tegenover gemeenschappelijke ruimten die ook bepalend is voor de typologische structuur van de colleges.

t La Tourette, Eveux-sur-l’Abresle [Le Corbusier, 1953-60]

t Indian Institute of Management, Ahmedabad [Louis Kahn, 1962-74; additieve architectuur d.m.v. stempels] De situering van de verschillende programmaonderdelen geeft de onderlinge verstandhouding tussen school, studenten- en docentenwoningen weer. School en studentenverblijf vormen een eenheid, zoals in een klooster.

De campus - het paviljoensysteem Thomas Jefferson (1743-1828), de derde president van de Verenigde Staten en tevens architect, ontwierp in de Franse neoklassieke traditie de Universiteit van Virginia in Charlottesville. Met dit ontwerp leverde Jefferson het prototype voor de Amerikaanse Campus. Het ontwerp is tevens een schoolvoorbeeld van de wijze waarop een architect via doelbewuste typologische keuzen tot een precieze architectonische bepaling van het concept komt. Het concept is dat van het universiteitsgebouw als ‘an academical village rather than of one large building’. Jefferson bewerkt het kloostertype van de Europese colleges. Weliswaar georganiseerd rond een vierkante hof, opent deze hof zich aan één zijde en wordt zo in één richting uitbreidbaar. Daarnaast geeft Jefferson de randbebouwing een sterke geleding. De randbebebouwing is een optelling van zelfstandige paviljoens van twee verdiepingen die worden verbonden door studentenkamers van één verdieping. Het geheel is verbonden door een arcade van één verdieping hoog. De uitbreidbaarheid en de zelfstandigheid van de samenstellende delen maken het complex tot een additieve structuur. t Collegio di Spagna, Bologna [Matteo Gattaponi, 1365-1367; voorbeeld van het volledig ontwikkelde type]

42


Tenslotte is er slechts één element dat de hele compositie tot een eenheid verbindt. Dat is de ‘lawn’, de open groene ruimte van de hof. NB: Campus betekent in het Latijn ‘open veld’. Er is geen dominant in de bebouwing, geen kapel 11. De universiteit van Virginia is een van de eerste realisaties van het paviljoensysteem dat in de negentiende eeuw veelvuldig zal worden toegepast voor de organisatie van institutionele gebouwen, zoals ziekenhuizen, kazernes, scholen, etc. Het is een systeem dat ook door de architecten van het Nieuwe Bouwen veelvuldig werd toegepast. Zo is de strokenbouw in de moderne woningbouw in feite een uitvloeisel van het paviljoensysteem. Volgens dit systeem wordt een gebouwencomplex opgedeeld in een aantal gelijke gebouwen en een hoofdgebouw om redenen van hygiëne en brandveiligheid, en door de barokke regels voor een monumentale ordening 12.

t il nucleo residenziale “il Tridente”, College van de vrije Universiteit, Urbino [Giancarlo de Carlo, 1962-1965]

t University of Virginia [Thomas Jefferson, 1817-1826; gravure van J. Serz, 1856]

13

t Andrew Melville Hall, St Andrews [James Stirling, 1968]

43


Moderne interpretaties van het campustype:

Moderne interpretaties van het studentenhotel van Nikolaev:

Hoogbouw: het studentenhotel - de schijf In de jaren ’20 van de vorige eeuw wordt aan de twee vroegere architectonische typen voor studentenhuisvesting, het college en de campus, nog een derde type toegevoegd: het studentenhotel. Talloze voorstellen tot een radicale collectivisering van de levenswijze leidden tot een herdefiniëring van de woningbouw. In Rusland werd gestreefd naar een volledige breuk met het verleden waarbij het gezin als maatschappelijke eenheid moest verdwijnen. Het levenskader van de nieuwe mens zou gevormd worden door het communehuis: de Dom-Kommuna. In 1927 maken Barsch en Vladimirov een zeer radicaal ontwerp voor een groot communehuis, bestemd voor 1680 personen, opgebouwd uit individuele cellen en gemeenschappelijke voorzieningen. In dit project komt geen gesloten gezinshuishouding meer voor. Er zijn slechts enkele Dom-Kommuna’s werkelijk gebouwd, en die voldeden zeker niet aan wat Barsch en Vladimirov voor ogen stond. In Moskou werd het collectivistische ideaal met meer enthousiasme ontvangen en dit leidde rond 1929 o.m. tot het studentenhotel van J. Nikolaev: het simpel naast elkaar plaatsen van de gemeenschappelijke ruimten, in een lage vleugel, en de ontelbare individuele cellen in een hoge schijf. De Dom-Kommuna is hier gereduceerd tot een kolossaal blok met tweepersoonskamers aan weerszijden van middengangen en een laag blok met gemeenschappelijke ruimten. Dit blok kan met recht als studentenhotel betiteld worden en kan in die zin ook model staan voor de moderne studentenhuisvesting. De integratie met studieruimten, zoals in het campusmodel, blijft in het gebouw van Nikolaev achterwege 14.

t Pavillon Suisse, Cité Universitaire, Parijs [Le Corbusier, 1929-33]

t Simmons Hall, MIT, Cambridge (Massachusetts) [Steven Holl, 2002]

t Baker House, Cambridge (Massachusetts) [Alvar Aalto,1947-49]

44


[Intense] Laagbouw en Mat Naast de hoogbouwoplossingen winnen in de jaren ’60 van de vorige eeuw de op het maaiveld georiënteerde configuraties terrein in een dichte (Married Graduate Student Housing, Yale University, Paul Rudolph) of minder dichte pakking (Drienerlo, Technische Hogeschool Twente, Herman Haan).

t Married Graduate Student Housing, Yale University, Mansfield Street, New Haven, Connecticut [Paul Rudolph, 1960-61; Intense Laagbouw]

t Studentenhuisvesting Technische Hogeschool Twente, Drienerlo [Herman Haan, 1964-69; Mat]

45


Campus and the City | van City Campus naar Campus City

t Greenfield Campus [De Uithof, Utrecht; University College Utrecht [UCU]; Technische Universiteit Delft | Mekelpark; Universiteit Groningen | Hanze Hogeschool | Zernike; Drienerlo TU Twente] De monofunctionele en geïsoleerde Greenfield Campus was het prototypische model voor universiteitsontwikkeling in de jaren 1960 en ’70. Een kloosterachtige enclave in een natuurlijke, open landschappelijke setting. Afzondering en rust. Totale toewijding aan studie en contemplatie. Deze Greenfield campussen zijn inmiddels functioneel en sociaal gedateerd en moeten worden geherstructureerd. De Uithof in Utrecht, geherstructureerd naar een masterplan van Art Zaaijer (aanvankelijk onder de vlag van OMA) is verdicht met voorzieningen, commercie en woningbouw om de leefbaarheid te verhogen en de universiteit een beter visitekaartje te geven. Kernwoord: verdichting door het creëren van ruimteschaarste. Het Mekelpark (TU Delft) en Zernike in Groningen staan ook aan de vooravond van dergelijke operaties. Het gevaar is dat de stad wordt geïmiteerd i.p.v. dat de campus er alsnog deel van gaat uit maken. Andrea Deplazes zegt daarover dat niets de plaats kan innemen van de vitaliteit van de werkelijke stad 17.

Er zijn tendensen die, verdichting en kruisbestuiving indachtig, in toenemende mate wijzen in de richting van een mengvorm tussen de in oorsprong van de stad afgezonderde universiteits- en bedrijvencampussen. Zonder er in het bestek van onze studie al te diep op in te gaan is het interessant te verwijzen naar het boek Campus and the City. Urban Design for the Knowledge Society van Kerstin Hoeger and Kees Christiaanse 15. Daarin wordt onderscheid gemaakt in vier campustypen:

t Inner-City Campus [Massachusetts Institute of Technology, Cambridge [USA]] De binnenstadscampus, die we met name kennen van het Angelsaksische collegemodel zorgt ervoor dat het campusleven het stadsleven verrijkt. De stad is dichtbij; tegelijkertijd zijn de colleges ook enclaves in de stad. In steden als Amsterdam, Maastricht en Groningen is een deel van de universiteit naar buiten vertrokken, terwijl een ander deel door vestiging in de binnenstad voor uitwisseling zorgt. Dit geldt ook voor de studentenhuisvesting, die de nabijheid van de onderwijsinstellingen zoekt. Fietsnetwerken zorgen ervoor, dat de binnen- en buitenstedelijke onderwijswerelden met elkaar verbonden worden.

t University College Utrecht [Art Zaaijer, Sluijmer en van Leeuwen, Koen van Velsen, 1999-2006; Ensemble]

t High-Tech Campus [niet opgenomen in het bestek van onze studie]

t Corporate Campus [niet opgenomen in het bestek van onze studie]

NB: Verdere studie van campusontwikkelingsmodellen valt buiten het bestek van ons onderzoek, maar voor een verdiepingsslag verwijs ik graag naar het boek van Hoeger en Christiaanse.

46


ERGO Groningen overweegt op de campus te gaan bouwen. Een combinatie van de eigenschappen die modulair bouwen biedt voor de gevraagde grote aantallen met de kwaliteiten, die we bij de projecten voor (binnen)stedelijk wonen hebben aangetroffen verdient aanbeveling. Want, laten we eerlijk zijn: het kostte veel moeite om in de categorie Modulair Bouwen goede voorbeelden te vinden. Bij Modulair Bouwen denk je al snel aan een stapeling van containers of een herhaling van gevelelementen, die een modulaire constructieve structuur omkleden, vooral wanneer sprake is van grote aantallen. Echter, deze gebouwde optelsommen zijn vaak niet meer dan dat. Kunnen Wonen op de Campus en Modulair Bouwen (Binnen)stedelijke kwaliteiten inbouwen? Groningen wil studenten aan de stad binden. Jongeren hebben iets met elkaar. Wat willen zij zelf? Inderdaad, het Ei van Columbus is nog niet gelegd; dat moet tijdens de manifestatie BOUWJONG! nog komen… Onze turflijst en het daarbij behorende begrippenkader zijn bedoeld om ontwerpers en hun opdrachtgevers aanknopingspunten te bieden. Een kanttekening daarbij: de turflijst is tegelijkertijd soms onvolledig ingevuld. Van de historische voorbeelden zijn eenvoudigweg niet alle aspecten uit de turflijst traceerbaar, en de genoemde recente projecten zijn in een aantal gevallen uitgekozen omdat één aspect ze zo exemplarisch maakt, dat we ze wél hebben opgenomen in onze selectie. Er is dus een aanmerkelijke hoeveelheid geselecteerde projecten met weinig vinkjes. Het zijn vooral de ‘klassieke’ voorbeelden, die desondanks tóch goed scoren: Nagakin Capsule Tower (een exemplarisch voorbeeld van Modulair Bouwen); Baker House, Pavillon Suisse en Maison du Brésil, Married Student Housing (Wonen op de Campus); Harvey Court (stedelijke enclave); East Anglia University en Andrew Melville Hall (grote aantallen, modulair gebouwd in een landschappelijke setting) en Indian Institute of Management (de ultieme campus). Daarnaast zijn eigentijdse voorbeelden zoals Leeghwaterstraat, Delft (modulaire gebouwstructuur), Loekemanstraat, Den Bosch (strategische stedenbouw), Casa 400, Amsterdam en Cité INHolland, Rotterdam (grote aantallen met deels gemengd gebruik) vanwege één dominant aspect geselecteerd.

De gebouwde oplossingen dienen weliswaar in eerst instantie een doel voor de korte termijn, maar duurzaamheid (draagt het project de mogelijkheid in zich om op termijn functioneel van kleur te verschieten?) verdient juist aandacht tijdens het ontwerpen aan deze opgave. “Architecture is the thoughtful making of spaces. It is the creating of spaces that evoke a feeling of appropriate use.” [Louis I. Kahn]

t Indian Institute of Management, Ahmedabad [Louis I. Kahn, 1972-76]: parochiale potentie

Noten: 1

Het viel ons ook op dat slechts weinig architecten foto’s ter beschikking konden stellen met beleving in gebruik als centraal thema. Een prangende vraag die wij ons stellen is daarom: zijn de architecten geïnteresseerd in het gebruik, of verliezen ze zich toch liever in het beeld? Verandering van de stad komt voort uit verandering in gebruik, veel meer dan door verandering van het beeld. Beeld lijkt weliswaar een selectiecriterium, maar gebruik is van doorslaggevend belang! Na het analyseren van de getoonde 40 referentieprojecten komen wij tot de slotsom dat wat ons betreft een aantrekkelijk beeld juist door het gebruik en de beleving daavan ontstaat. Hoe de mogelijkheid tot ontmoeting en uitwisseling tussen bewoners onderling en tussen de bewoners van het complex en die uit de omliggende wijk of stad wordt beleefd, staat centraal! Daartoe heeft de gemeente Groningen in het Groningse model het begrip parochiale ruimte geïntroduceerd en is het met name deze ruimte - of dit stelsel van ruimten - die [dat] een project voor jongerenhuisvesting kan laten slagen, ook op langere termijn.

2 3 4 5

6

7 8

9

10 11

12 13

14

15

16 17 18

Roland Jeffrey, Isis, 1 June 1973 in: James Stirling. Exhibition Royal Institute of British Architects, Heinz Galery 21 Portman Square London 24 April-21 June 1974. 2nd edition. RIBA Drawings Collection Frank Bijdendijk, Met andere ogen, Het Oosten Woningbouwcorporatie, Amsterdam 2006 www.demeelfabriek.nl Peter Cook, Architecture: action and plan, 1967 Kenneth Frampton, Moderne Architectuur. Een kritische geschiedenis, SUN Nijmegen 1988, tweede druk 1991, pp. 346-348 Kisho Kurokawa. From Metabolism to Symbiosis, Academy Editions London / St. Martin’s Press New York 1992, pp. 33, 58-63 Ibid. pp. 110-113 Paul Goldberger, Moshe Safdie I, Academy Editions, London 1996 | The Images Publishing Group, Victoria Austalia 2009, p. 40, 42-43 Slawik, Bergmann, Buchmeier, Tinney (eds.), Container Atlas. A practical guide to container architecture. Gestalten, Berlin 2010 Ibid. pp. 6-47 Duin, Leen van; Engel, Henk, ARCHITECTUURFRAGMENTEN 1. Typologie en ontwerpmethoden, Publikatieburo Bouwkunde / tweede, herziene uitgave, Delft 1993 p. 116,117 Ibid. p.127 Kerstin Hoeger and Kees Christiaanse | ETH Zürich | Institute for Urban Design, Campus and the City. Urban Design for the Knowledge Society, gta Verlag Zürich 2007, p.38 Duin, Leen van; Engel, Henk, ARCHITECTUURFRAGMENTEN 1. Typologie en ontwerpmethoden, Publikatieburo Bouwkunde / tweede, herziene uitgave, Delft 1993, p. 120 Kerstin Hoeger and Kees Christiaanse | ETH Zürich | Institute for Urban Design, Campus and the City. Urban Design for the Knowledge Society, gta Verlag Zürich 2007 Ibid. p. 13 Ibid. p. 20 http://www.oxfordartonline.com/public/page/lessons/Kahn

47




TYPENCATALOGUS (BINNEN) STEDELIJK WEESPERSTRAAT Amsterdam (NL) Herman Hertzberger

KRUISPLEIN Rotterdam (NL) Mecanoo

UVA DEK Amsterdam (NL) Claus en Kaan

LOEKEMANSTRAAT Den Bosch (NL) diederendirrix

CITÉ INHOLLAND Rotterdam (NL) Tangram Architecten

ESPACIL HABITAT Epinay-sur-Seine (FR) ECDM

STRANDVEIEN SVARTLAMOEN Trondheim (NO) Brendeland & Kristoffersen

KRAKEELHOF Delft (NL) Hendrik Postel

HARVEY COURT Cambridge (UK) Colin St John Wilson et al.

FLOREY BUILDING Oxford (UK) James Stirling

NEWINGTON GREEN Stoke Newington (UK) Haworth Tompkins

TIETGENKOLLEGIET Kopenhagen (DK) Lundgaard & Tranberg

BIKUBEN Kopenhagen (DK) AART architects

STUDENT HOUSING POLJANE Ljubljana (SI) Bevk Perovic arhitekti

HIPHOUSE Zwolle (NL) Atelier Kempe Thill

KX200 NIDO KING’S CROSS Londen (UK) Allford Hall Monaghan Morris

GRÜNERLØKKA STUDENTHUS Oslo (NO) HRTB AS Arkitekter

NAGAKIN CAPSULE TOWER Tokyo (JP) Kisho Kurokawa

SPACEBOXEN Utrecht (NL) De Vijf - Mart de Jong

CASA 400 Amsterdam (NL) van den Oever, Zaaijer & Partners architecten

MODULAIR BOUWEN ANTILLENSTRAAT Groningen (NL) Te Kiefte Architecten


WONEN OP DE CAMPUS PAVILLION SUISSE Parijs (FR) Le Corbusier

LA MAISON DU BRÉSIL Parijs (FR) Le Corbusier

BAKER HOUSE Cambridge MA (US) Alvar Aalto

MARRIED STUDENT HOUSING New Haven (US) Paul Rudolph

INDIAN INSTITUTE OF MANAGEMENT Ahmedabad (IN) Louis I. Kahn

SIMMONS HALL Cambridge MA (US) Steven Holl

ANDREW MELVILLE HALL St Andrews (UK) James Stirling

EAST ANGLIA UNIVERSITY Norwich (UK) Sir Denys Lasdun

NEW COURT CHRIST’S COLLEGE Cambridge (UK) Sir Denys Lasdun

UNIVERSITY COLLEGE Utrecht (NL) Art Zaaijer

GELUIDSWALWONINGEN Utrecht (NL) Koen van Velsen

STUDENTENHUISVESTING TH TWENTE Enschede (NL) Herman Haan

CAMPAGNEPLEIN Enschede (NL) Arons en Gelauff architecten

CAMBRIDGELAAN Utrecht (NL) Rudy Uytenhaak

DE BISSCHOPPEN Utrecht (NL) Köther Salman Koedijk architecten

KEETWONEN Amsterdam (NL) JMW Architecten

LEEGHWATERSTRAAT Delft (NL) Mecanoo

SMARTIES Utrecht (NL) architectenbureau Marlies Rohmer

QUBIC HOUTHAVENS Amsterdam (NL) hvdn architecten


Het Parool 3 juni 2010




(BINNEN) STEDELIJK (Binnen)stedelijk wonen is een breed begrip. Wij focussen in het kader van de huisvestingsopgave voor jongeren op de meest voorkomende ruimtelijke typologieën die in Groningen strategisch kunnen worden ingezet. Op verschillende schalen en soorten locaties manifesteren zich projecten die het stedelijke bouwblok herstellen en zowel stad als buurt van een injectie voorzien: chirurgische ingrepen en strategische verkleuringen. Enclaves in de stad kunnen verschillende karakters aannemen: van introvert (de historische voorbeelden in Oxford en Cambridge van de Engelse Colleges) tot de meest recente extroverte voorbeelden in Kopenhagen. De transformatie van bestaande gebouwen (industriële objecten, oude kantoorgebouwen, scholen e.d.) is te lezen als zeer actuele daad van stadsvernieuwing, waarbij van de getransformeerde gebouwen door haar functionele verkleuring een katalyserende werking naar haar omgeving uitgaat.

CHIRURGISCHE INGREPEN EN STRATEGISCHE VERKLEURINGEN 56 WEESPERSTRAAT Amsterdam (NL), Herman Hertzberger 60 KRUISPLEIN Rotterdam (NL), Mecanoo 62 UVA DEK Amsterdam (NL), Claus en Kaan 64 LOEKEMANSTRAAT Den Bosch (NL), diederendirrix 66 CITÉ INHOLLAND Rotterdam (NL), Tangram Architecten 68 ESPACIL HABITAT Epinay-sur-Seine (FR), ECDM 70 STRANDVEIEN SVARTLAMOEN Trondheim (NO), Brendeland & Kristoffersen

INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD 74 KRAKEELHOF Delft (NL), Hendrik Postel 78 HARVEY COURT Cambridge (UK), Colin St John Wilson, Leslie Martin, Patrick Hodgkinson 82 FLOREY BUILDING Oxford (UK), James Stirling 84 NEWINGTON GREEN Stoke Newington, Londen (UK), Haworth Tompkins 86 TIETGENKOLLEGIET Kopenhagen (DK), Lundgaard & Tranberg 90 BIKUBEN Kopenhagen (DK), AART architects 92 STUDENT HOUSING POLJANE Ljubljana (SI), Bevk Perovic arhitekti 96 HIPHOUSE Zwolle (NL), Atelier Kempe Thill 98 CASA 400 Amsterdam (NL), van den Oever, Zaaijer & Partners architecten

TRANSFORMATIE VAN SOLITAIREN 100 KX200 NIDO KING’S CROSS Londen (UK), Allford Hall Monaghan Morris 102 GRÜNERLØKKA STUDENTHUS Oslo (NO), HRTB AS Arkitekter


AMSTERDAM (NL)

WEESPERSTRAAT HERMAN HERTZBERGER

Bronnen: - projectdocumentatie - www.ahh.nl - (1987) Herman Hertzberger. Bauten und Projekte, 19591986, Den Haag: Arch-Edition pp. 14-37

De studentenflat van Herman Hertzberger is gebouwd in de jaren ’60. Het was zijn eerste gerealiseerde werk als zelfstandig architect. Door het grote formaat en de horizontale articulatie is er geen aansluiting nagestreefd met de omliggende grachtenpanden, maar is er ingezet op de schaal van de Weesperstraat. Hertzberger heeft het gebouw ontworpen voor 250 studenten. Het staat in het teken van ontmoeting en de mogelijkheid tot het aanhalen van sociale contacten; dit is in het gehele gebouw terug te zien. Zo heeft het gebouw geen duidelijke ingang, waardoor niet duidelijk is waar publiek eindigt en privé begint. Het gebouw is ontworpen als een sequentie van een geleidelijke afname van anonimiteit; van straat naar hal, lobby, galerij en eigen voordeur. De parochiale ruimte manifesteert zich aan de straat (arcade en

doorsteek naar het verhoogde achterterras); collectieve ruimte zowel in het gebouw (voormalige mensa, studentenrestaurant, maar tevens bedoeld voor binnenstadsbewoners in het algemeen) als in de hoedanigheid van een verhoogde straat (vgl. Spangen, Brinkman en van der Vlugt; Golden Lane en Robin Hood Gardens, Alison en Peter Smithson) als vermenigvuldiging van het maaiveld. Door gebruik te maken van externe trappenhuizen worden de verdiepingen met de wooneenheden ontsloten. Op de eerste t/m derde verdieping zijn zes kleine eenheden (met eigen wastafel) gegroepeerd rondom een gedeelde ruime hal, keuken, badkamer en een kleine patio. Aan de verhoogde straat op de vierde verdieping grenzen zelfstandige eenheden, bedoeld voor de huisvesting van getrouwde studenten die elkaar

vijfde t/m zevende verdieping: gemeenschappelijk wonen

vierde verdieping: zelfstandig wonen aan verhoogde straat als collectieve buitenruimte

arcade als parochiale ruimte

daar kunnen ontmoeten. Hier zijn betonnen elementen geplaatst waar de studenten kunnen zitten, picknicken of studeren. Op de vijfde t/m zevende verdieping zijn wooneenheden per 18 studenten (ook ieder met een eigen wastafel) gegroepeerd; zij delen woonkamer, keuken, badkamer en een patio. Op de bovenste verdieping bevindt zich een collectieve ruimte, het open huis. De kolommenstructuur, het meest zichtbaar op de begane grond (arcade) en de verhoogde collectieve straat, vormt een flexibel casco dat wijzigingen in de plattegrond toelaat. Door zowel eenheden voor eenpersoonshuishoudens als voor studentenkoppels aan te bieden ontwierp Herman Hertzberger zo een nieuw stuk stad, ingeschreven in de bestaande.


CHIRURGISCHE INGREPEN EN STRATEGISCHE VERKLEURINGEN

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Weesperstraat, Amsterdam (NL) bouwjaar 1959 architect Herman Hertzberger opdrachtgever Stichting voor Studentenhuisvesting aantal bouwlagen 9 aantal woningen 250 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: mensa, boekhandel

MEDIUM

kolommenstructuur als flexibel casco

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon parochiale ruimte in de arcade

57


AMSTERDAM (NL)

WEESPERSTRAAT

de verhoogde straat op de vierde verdieping als collectieve buitenruimte


collectieve buitenruimte

collectieve binnenruimte


ROTTERDAM (NL)

KRUISPLEIN MECANOO

Bronnen: - projectdocumentatie - www.mecanoo.nl

Mecanoo kreeg haar eerste opdracht door het winnen van een prijsvraag voor flexibele jongerenhuisvesting aan het Kruisplein in Rotterdam in 1983. Behalve de enkeling die het ontwerp vergeleek met aanrechtkastjes op een tegelvloertje (de parochiale ruimte van het project), waren critici en vakgenoten lovend over Mecanoo’s winnende prijsvraaginzending op het snijvlak van naoorlogs stadscentrum met de fijnmazige structuur van de negentiendeeeuwse woonbuurt Het Oude Westen voor flexibele huisvesting met verschillende mate van gemeenschappelijkheid. Eenheden konden op diverse manieren eenvoudig konden worden samengevoegd of veranderd. De - toen nog architectuurstudenten Henk Döll, Francine Houben en Roelf Steenhuis (Erick van Egeraat voegde zich later als medewerkend architect bij het ontwerpteam) wilden met dit prijsvraagontwerp tonen dat binnen de praktijk van de stadsvernieuwing en

volkshuisvesting een hoge architectonische kwaliteit bereikt kan worden. Sociale woningbouw mag - nee moet - ook mooi zijn. De stad en haar bewoners moeten er trots op kunnen zijn. Eindeloos waren ze bezig met de plattegrondontwikkeling. Geen huizen voor het cliché gezin, maar een meervoudige gebruiksmogelijkheid voor een grote groep mensen die niet meer in gezinsverband woont. De ruimtelijke organisatie van het gebouw is als een woonmachine in elkaar gezet. Het hoogste gebouw heeft één galerijontsluiting per drie verdiepingen. Op de koppen van de blokken liggen flatwoningen en aan de galerijen liggen maisonnettes met twee of drie verdiepingen. Aan de woningen was door Mecanoo een flexibel karakter toebedacht door een neutrale plattegrond te ontwerpen die verschillende bewoningsvormen zou toelaten. Feitelijk zijn de plattegronden van nu echter nog steeds dezelfde als bij oplevering. Op het collectieve dakterras van de zevende verdieping kunnen

collectief dakterras

bewoners van beide gebouwen genieten van het uitzicht over de stad, of een feest organiseren. In het lagere gebouw, met zijn licht gebogen vorm, zijn in de onderbouw bedrijfsruimten ondergebracht (inmiddels in het collectieve geheugen van de Rotterdammers gegrift door de patatzaak van Bram Ladage, ‘parochialer’ voor de stad kan haast niet!) met daarboven vier lagen woningen aan een portiek. Mecanoo was bij het ontwerpen van dit project zeer idealistisch ingesteld, wat blijkt uit het volgende citaat: “Ook besteden we veel aandacht aan de inpassing in de bestaande bouwstructuur, de gevelbehandeling, de materiaalkeuze, de technische detaillering, de verlichting en de kleurstelling. We willen alles doen. Zelfs de boom op het plein – een hemelboom – wordt door ons uitgezocht. De opdrachtgever gelooft erin en volgt ons.“ Het project heeft zijn plek in de stad verworven, verweven met de stad door de parochiale tussenruimte tussen hoog- en laagbouw.


CHIRURGISCHE INGREPEN EN STRATEGISCHE VERKLEURINGEN

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Kruisplein, Rotterdam (NL) bouwjaar 1984-1985 architect Mecanoo opdrachtgever Stichting Volkswoningen aantal bouwlagen 5 en 10

begane grond: tussenplein als parochiale ruimte

aantal woningen 41 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: restaurant; snackbar

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma:

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

61 collectieve binnenruimte, vrijstaand blok


AMSTERDAM (NL)

UVA DEK CLAUS EN KAAN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.clausenkaan.com - Ben Maandag, “In de traditie van het gewone. Drie woningbouwprojecten van Claus en Kaan” in: De Architect, september 2003, pp. 36-41

Begande grond begane grond

Woonverdiepingen woonverdieping

Aan de Sarphatistraat in Amsterdam staat, ingeklemd tussen twee stadsappartementengebouwen van VMX en Pi De Bruijn [ArchitectenCie.], de studentenhuisvesting van Claus en Kaan. Het blok aan de Sarphatistraat is onderdeel van het stedenbouwkundig plan van Pi de Bruijn om de straatwand in ere te herstellen, dat een eerdere ingreep gedeeltelijk herroept. De lineaire straatwanden van de Sarphatistraat zijn in de jaren zestig doorbroken voor een grootschalige universiteitscomplex, dat N.J.J. Gawronski destijds ontwierp en achter de studentenverblijven ligt. Als herstel van de straatwand is dit project op te vatten als een vorm van stadsreparatie, zij het zonder sentiment of nostalgie. De nieuwbouw is vrij van opzichtig contextualisme. De verspringende ramen die ontsnappen aan het raster zijn te beschouwen als een subtiele eenentwintigste-eeuwse variant op de tremolo’s van versieringen

van ramen, deuren, erkers en dakranden die kenmerkend zijn voor de architectuur uit de tijd dat de Sarphatistraat gestalte kreeg. Gelijktijdig is in de gevel nog de regelmatige grondvorm van het raster te zien, waarmee deze architectuur ook eer betoont aan het nuchtere en volgens de architecten ten onrechte weinig gewaardeerde modernisme van Gawronski. In de gevel is achter het scherm van de overeenkomstig vele grachtenpanden zwart geteerde baksteen subtiel kleur aangebracht in een tweede laag door middel van de gordijnstof die door Claus en Kaan is uitgezocht voor alle woningen. Er zijn twee entreegebieden gerealiseerd aan de Sarphatistraat. Daarnaast is ruimte gereserveerd voor commerciële ruimten, en zijn er bergingen voor de studenten gesitueerd. In de entreegebieden is, te midden van alle rechtlijnigheid een organische wand en dito plafond verwerkt. Deze hebben - minder subtiel vergeleken met de gordijnen

op de kamers - een opzichtige kleur (links geel; rechts paars) gekregen, ‘om krachtige en collectief bindende ruimtes te creëren’. Plekken om te verwijlen zijn het evenwel niet; het blijven toch vooral verkeersruimten. Van hieruit kun je naar de verdiepingen waar, van de tweede tot de vijfde bouwlaag, 61 studentenwoningen aan galerijen zijn gelegen. Buiten hun galerij beschikken de studenten niet over een collectieve ruimte die ze met elkaar kunnen delen. De kamers zelf zijn 34m2 groot en hebben een eigen badkamer en keuken. Daarnaast bevindt zich op iedere galerij nog een extra kamer. De duurzaamheid van de plattegrond bestaat erin dat er generieke woningen ontworpen zijn met de gedachte dat ze eenvoudig kunnen worden omgebouwd tot hotelkamers of appartementen. Dit is inmiddels gebeurd, maar dat was voor ons geen reden om dit project niet in deze reeks op te nemen, juist gezien genoemde duurzaamheid.


CHIRURGISCHE INGREPEN EN STRATEGISCHE VERKLEURINGEN

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Sarphatistraat, Amsterdam (NL) bouwjaar 2002 architect Claus en Kaan opdrachtgever De Principaal BV aantal bouwlagen 5 aantal woningen 61 type woningen zelfstandig

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: commerciële ruimte

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: bergingen

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

63


DEN BOSCH (NL)

LOEKEMANSTRAAT DIEDERENDIRRIX

Bronnen: - projectdocumentatie - www.diederendirrix.nl

strategische invoeging in bestaand weefsel

Ten Oosten van het stadscentrum van Den Bosch heeft diederendirrix 48 prefab jongerenwoningen in de Graafse Wijk Noord gerealiseerd. Het concept is kopieerbaar, zodat opdrachtgever BrabantWonen het op andere locaties kan herhalen. De indeling, omvang en buitenschil kunnen dan steeds aan de omgeving of de wensen worden aangepast (bouwkosten vanaf circa € 80.000). De ambitie van de ontwerpers van dit project is om accenten in de wijk te maken en gelijktijdig optimale woonruimtes op een minimale stempel te realiseren. Zo zijn er zes woningblokken, met ieder 24 sociale woningen, gesloopt en hiervoor in de plaats zijn zes woningblokken met ieder acht woningen terug gekomen. Door de rug-aan-rug typologie worden de huidige achterkanten tot voorkanten en hebben de blokken

die bestaan uit starterswoningen aan beide zijden van ieder toegevoegd bouwvolume een voordeur. Hierdoor krijgt het hele achtergebied met brandgangen en enkele onbenutte pleintjes weer een representatieve functie en wordt de semi-openbare, parochiale ruimte van de wijk een kwalitatief hoogwaardige plek voor alle bestaande en nieuwe omliggende woningen. De woningen zijn in feite als prototype ontworpen om gemakkelijk te kunnen worden ingepast in binnenstedelijke gebieden met weinig bouwruimte. De wooneenheden en het gebouw zijn flexibel, evenals de uiterlijke verschijningsvorm, waardoor deze woningen in verschillende situaties kunnen worden ingepast. Ondanks het feit dat de inpassing op krappe of lastige bouwlocaties gemakkelijk is en de bewoners

bijdragen aan meer differentiatie in de wijk, zullen de studenten elkaar toch weinig zien. Iedere student heeft een eigen voordeur en minimaal twee woonlagen, met keuken en badkamer. Deze woonlagen zijn aangevuld met een dakterras of een tuin op de begane grond. In totaal heeft een student 56-62 m² tot zijn beschikking. Overigens zijn er in dit project geen collectieve ruimten opgenomen; als student woon je geheel op jezelf. Een ander neveneffect is dat door de woningen vanaf beide zijden bereikbaar te maken de studenten van de twee verschillende kanten van zo’n rug-aan-rug blok elkaar zeer waarschijnlijk niet zullen kennen, omdat ze niets met elkaar delen. Je bent gewoon buren van elkaar, net als in een regulier rijtjeshuis.


CHIRURGISCHE INGREPEN EN STRATEGISCHE VERKLEURINGEN

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Loekemanstraat, Den Bosch (NL) bouwjaar 2009 architect diederendirrix opdrachtgever BrabantWonen aantal bouwlagen 3 aantal woningen 48

verspreid toevoegen van woningen en parochiale ruimte

type woningen zelfstandig

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

65


ROTTERDAM (NL)

TANGRAM ARCHITEKTEN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.tangramarchitecten.nl

derde verdieping

In enkele jaren tijd is op de Kop van Zuid in Rotterdam een geheel stadsdeel verrezen, gebouwd door een keur van (inter-)nationale architecten. Cité ligt aan de Laan op Zuid, ingebed in het zogenaamde cascoplan van Erick van Egeraat associated architects [EEA], een drie-dimensionaal stedenbouwkundig plan, waartoe ook het nieuwe hoofdkantoor van het UWV en de uitbreiding van het INHolland College behoren. Tangram heeft op deze locatie een gebouw voor short stay wonen, een hotel en kantoorruimte ontworpen. De uitbreiding van het INHolland College, eveneens ontworpen door EEA, vormt een bruggebouw dat leunt op het atrium van Cité. Het moet overigens op termijn mogelijk zijn de hoofdentree van het bruggebouw via de entreehal van Cité te bereiken. Liggend tussen kantoorgebouwen moet Cité het karakter van een woongebouw krijgen en tegelijkertijd eenheid met haar omgeving vormen; de oplevering is voorzien in september 2010. Ook moet het een alzijdig gebouw worden met veel aandacht voor collectiviteit, gemeenschapsgevoel en ontmoeting; belangrijke condities voor relatief vluchtige

gebruikers als short stayers. Omdat door de omvangrijke schaal van het gebouw en de grote hoeveelheid appartementen anonimiteit en desoriëntatie op de loer liggen, kan men zich van binnenuit op de omgeving oriënteren door grote gevelopeningen - fel gekleurde en ’s avonds aangelichte sleuven over meerdere lagen. Van buitenaf vormen ze markante herkenningspunten. De centrale hal, die zich over verschillende verdiepingen uitstrekt, vormt een semi-openbare parochiale tussenruimte, waarmee de stedelijkheid als het ware naar binnen wordt gehaald. Hoewel het atrium relatief weinig vloeroppervlak beslaat, wordt door de verschillende doorzichten de suggestie van grootse ruimtelijkheid gewekt. Het atrium is het centrum van Cité; het is een spectaculaire stedelijke ruimte met ‘zwevende’ kantoorvolumes, diagonale ruimtelijke doorzichten en monumentale trappartijen. Op de begane grond liggen commerciële voorzieningen om het atrium heen. De eerste verdieping functioneert als verdeelniveau naar de werkruimtes, de sportfaciliteiten, de ontmoetingsruimtes, de

collectieve wasserette en naar beide appartemententorens. Iedere bewoner volgt vanaf de entree van het gebouw tot aan zijn voordeur een route langs de collectieve functies. Van de tweede tot de elfde verdieping in de oostelijke helft van het gebouw zijn de studentenwoningen van 30 m² gesitueerd; hier bovenop short stay woningen van 60 m² en aan de westzijde vanaf de eerste verdieping tot in de westelijke toren nog eens short stay woningen van 45 m². De plattegronden zijn erg complex; er ontstaan veel hoeken en nissen. Alle woningen zijn zelfstandig en hebben een eigen keuken, badkamer en hal. De rijk gedetailleerde en speciaal ontwikkelde gevel van beton en glas geeft het gebouw een sculpturaal en schaalloos karakter. Doordat de verdiepingshoogten van buiten niet meer zichtbaar zijn, conflicteert het ensemble in schaal niet te met de naastgelegen kantoorgebouwen. Alleen de grote glazen openingen tonen de binnenkant van Cité.


CHIRURGISCHE INGREPEN EN STRATEGISCHE VERKLEURINGEN

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Laan op Zuid, Rotterdam (NL) bouwjaar 2010 architect Tangram Architecten opdrachtgever Kristal en Stadswonen aantal bouwlagen 28 aantal woningen 498 type woningen zelfstandig en short stay

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: commerciële ruimte, vergaderzalen

stedelijkheid buiten: straat

MEDIUM

stedelijkheid binnen: parochiaal atrium

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: ontmoetingsruimte, wasserette, sportfaciliteiten

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

67


EPINAY SUR SEINE (FR)

ESPACIL HABITAT ECDM

Bronnen: - projectdocumentatie - www.combarel-marrec.com - http://www.archdaily.com/28390/ student-housing-in-epinay-ecdm/ 001_n/

Het project Espacil Habitat aan de Route de Saint-Leu in Epinay-surSeine, een buitenwijk van Parijs, ligt vlakbij de universiteitscampus 13 Nord-Villetaneuse. Het gebouw dient als katalyserende interventie in een gebied dat op de grens ligt van grootschalige industrie en bedrijfsgebouwen enerzijds en een kleinschalige woonwijk anderzijds. Het ensemble van vier gebouwstroken met oost-west oriëntatie en drie binnenhoven anticipeert hierop: het opent zich aan de zuidzijde naar de woonwijk toe, terwijl de gevel zich aan de zijde van de industrie en grote commercie juist dicht en gesloten voordoet. Het plan bevat 150 zelfstandige studenteneenheden voor 170 personen, 19 woningen voor gastdocenten en opvang voor ‘vrouwen in nood’. Het gebouw bestaat uit vier vingers van drie lagen plus een kap met kamers (op de bovenste laag met een entresol), ontsloten door overdekte gangen per vleugel en met elkaar verbonden door een

door het hek is deze buitenruimte zeker niet parochiaal!

collectieve buitenruimte met vooral formele kwaliteit, maar in gebruik?

overdekte gang die de drie tussen de vleugels gelegen binnenhoven met elkaar verbindt. Overigens ontbreken in Nederlandse ogen de brandtrappen! De grootste binnenhof opent zich naar de wijk aan de zuidzijde van de kavel; de twee kleinere hoven liggen verscholen achter een naburig bedrijfsgebouw. Ieder binnengebied heeft een eigen karakter, aangeduid door de kleuren blauw, oranje en groen. Op de begane grond grenzen hieraan woningen aan twee zijden; aan het groene binnengebied liggen de administratieve functies van het opvangtehuis voor ‘vrouwen in nood’. De woningen op de begane grond zijn echter alleen bereikbaar via de overdekte gang en niet direct via het binnengebied. Hetzelfde probleem doet zich in de categorie modulair voor bij Qubic Houthavens in Amsterdam en Antillenweg in Groningen. De opvang voor ‘vrouwen in nood’ heeft een extra ingang aan de straatzijde, aan de Route de

Saint-Leu. Via een trap is de tweede verdieping bereikbaar. De woningen hebben hier, naast eigen badkamer, keukenblok en zit-slaapbank ook een klein privé-balkon. Interessant aan het gebouw is dat de woningen van de studenten niet afgeschermd zijn in een eigen deel van het gebouw, maar dat de architecten synergie hebben nagestreefd door docenten, ‘vrouwen in nood’ en studenten boven en naast elkaar te laten wonen. De gevel aan de zijde van de straat is strak en robuust afgewerkt met een bronskleurige gecapitonneerde gevel. De kleur van het binnengebied is doorgezet op de gevels van de aangrenzende woningen: de balustraden, rolluiken en balkonschermen van ieder binnengebied zijn blauw, oranje resp. groen afgewerkt. De betonnen gevels zélf zijn echter in een neutrale grijze kleur geschilderd, die door reflectie echter moeiteloos de kleur van de hof aanneemt.


CHIRURGISCHE INGREPEN EN STRATEGISCHE VERKLEURINGEN

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Route de Saint-Leu, Epinay (FR) bouwjaar 2006 architect ECDM opdrachtgever

neutraliteit naar de stad toe

Espacil Habitat aantal bouwlagen 3 aantal woningen 169 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: opvang ‘vrouwen in nood’

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: wasserette, ontspanningsruimte

eerste verdieping

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

69


TRONDHEIM (NO)

STRANDVEIEN SVARTLAMOEN BRENDELAND & KRISTOFFERSEN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.bkark.no - Byggekunst 06.2005, pp. 22-33

© foto’s Johan Fowelin en Geir Brendeland

In 2002 wonnen Geir Brendeland en Olav Kristoffersen een open competitie in een testzone voor stedelijke duurzaamheid op het snijvlak van een tot voor kort verouderde stadsbuurt en een grootschalig industriegebied in Trondheim, Svartlamoen, dat in 2001 is heringericht als woongebied. Ze richtten op basis daarvan hun architectenbureau Brendeland & Kristoffersen [BKARK] op. Bij dit project staan bewonersparticipatie, duurzame architectuur, flexibele vloerindeling en innovatief gebruik van het bouwmateriaal hout centraal. Het doel van de plattegrondopzet is het totale vloeroppervlak per bewoner te reduceren met behoud van woonkwaliteit. Het gehele complex bevat 31 wooneenheden, waarvan het vijf verdiepingen tellende hoofdbouwvolume bestaat uit vier groepswoningen (5-6 personen per verdieping) van 110-128 m². Hiervan wordt de helft van de verdieping collectief gebruikt

(ruime keuken, woonkamer en balkons), en is de gemiddelde woonoppervlakte per persoon 22 m², voor de prijs van een studioappartement. Voor Noorse begrippen is 50 m² per persoon de standaard, dus zijn deze eenheden naar verhouding klein. Plafondhoogten variëren van 2.8 tot 4.5 m. Op de begane grond bevindt zich kantoorruimte. Het lage blok van twee verdiepingen bevat twee maal drie studio appartementen van 28 m²; een wasserette en opslagruimte bevinden zich in de kelder. Het hoge en lage blok omsluiten een achtergebied, dat op het zuiden is georiënteerd. Deze ruimte heeft een zeer informeel karakter en is echt een collectieve tuin met door het typisch Noorse, informele karakter ervan - tegelijkertijd een parochiale waarde voor het gehele bouwblok, dat als aanjager dient van de veranderingsprocessen in een zich behoedzaam vernieuwende stadswijk in Trondheim. De vloeren en dragende

grote ruimtelijkheid dankzij dragende houten gevels

wanden zijn gemaakt van prefab houtelementen die niet zijn afgewerkt aan de binnenzijde; de buitenzijde is geïsoleerd en bekeed met onbehandeld hardhout. Deze massieve houten binnengevels [massivtre] zijn dragend. Dankzij dit zeer flexibele casco ontstaat er binnen een vrij indeelbare ruimte. De stalen trappenhuizen aan de buitenzijde zorgen voor de entree’s naar de verschillende woningen. Daarmee hoeven in de constructie van de hoofdbouwmassa geen vloersparingen voor een trappenhuis te worden gemaakt en komt de netto vloeroppervlakte binnen de gevels volledig ten goede aan het woonprogramma. Maar ze doen veel meer: door hun overmaat functioneren ze tevens als collectieve balkons! Alle bewoners zijn betrokken bij alle fasen van het ontwerpproces en hebben het gebouw deels mee afgebouwd. Dit proces van betrokkenheid en verandering zal in de komende jaren gewoon doorgaan.


CHIRURGISCHE INGREPEN EN STRATEGISCHE VERKLEURINGEN

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Strandveien 37-39, Trondheim (NO) bouwjaar 2005 architect Brendeland & Kristoffersen opdrachtgever Svartlamoen Boligstiftelse aantal bouwlagen 5 aantal woningen 31 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE plattegrond begane grond: door het informele Noorse grondgebruik is de collectieve buitenruimte vrij toegankelijk en krijgt ze parochiale trekken

koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: kantoorruimte

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon informele collectieve / parochiale buitenruimte

71




DELFT (NL)

KRAKEELHOF HENDRIK POSTEL

Bronnen: - Werkman, G. (1964), Bouwen voor studenten in: BOUW nr. 40 pp. 1393-1394 - Duin, L. van (1993) Architectuurfragmenten 1 Typologie en ontwerpmethoden, Delft: Publikatieburo Bouwkunde p. 183-187

De Krakeelhof is een eiland in de stad, omgeven door een ‘slotgracht’ om conflicten met de buurt uit de weg te gaan. Wat een vreemde oplossing vinden we nú, als je je realiseert dat we nu juist proberen om een overlap tussen studentenbevolking en stadsbewoners tot stand te brengen door het creëren van een goede parochiale ruimte. Eenmaal binnen is sprake van een zeer levendige binnenwereld. In de Krakeelhof draait alles om de grote collectieve hof met (aanvankelijk) sportveld en tennisbaan (nu parkeerterrein) en een afzonderlijk voorzieningengebouw (met daarin aanvankelijk mensa, winkel, ketelhuis, werkplaats, magazijnen en twee dienstwoningen) die

het gemeenschapsgevoel moest sublimeren. Wat later werden in de hof ook popconcerten georganiseerd en kon er tijdens college-uren eindeloos aan auto’s worden gesleuteld. Anything goes is en blijft het motto van zo’n afgezonderde binnenwereld, die de studentengemeenschap juist versterkt. Parochiaal? Ja, maar dan alleen naar binnen gericht; de buurt blijft op gepaste afstand. De hof is nu verworden tot collectief parkeerterrein. Eromheen staan de aan elkaar geregen T-clusters als een samenvoeging en opstapeling van eenheden, bereikbaar via open buitentrappen. Iedere eenheid bestaat uit een centraal gelegen ontmoetingsruimte, waarop drie

gangen uitkomen. Aan deze korte gangen liggen afhankelijk van de situatie 4, 6 of 8 kamers (een ‘normale’ eenheid omvat 2x6+4=16 kamers) met een gemiddeld kameroppervlak van ruim 12 m². In de ontmoetingsruimte ligt aan één zijde een kern, waarin de wasgelegenheid, de douches, de w.c.’s, de telefooncel (!), de werkkast en een kooknis zijn ondergebracht. De gevelkolommen laten in theorie vrijheid toe in de plattegrondontwikkeling, maar de potentie van dit flexibele casco bleef onbenut: de kamers zijn in 2010 feitelijk nog steeds de kamers van 1966.


INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Jacoba van Beierenlaan, Delft (NL) bouwjaar 1963-1966 architect Hendrik Postel aantal bouwlagen 5 aantal woningen 569 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: (oorspronkelijk) mensa, winkel, werkplaats, tennisbaan

SMALL

collectieve binnenruimte

collectieve buitenruimte

goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

75


Volkskrant magazine nr. 522 2 oktober 2010



CAMBRIDGE (UK)

HARVEY COURT COLIN ST JOHN WILSON LESLIE MARTIN PATRICK HODGKINSON

Bronnen: - Stonehouse, R. (2007) Colin St John Wilson. Buildings and projects, London: black dog publishing pp. 94-107

© foto Iqbal Aalam

Ten zuiden van het centrum van Cambridge worden ca. 100 leden van het Gonville and Caius College gehuisvest in een rigide, zeer defensief ogend vierkant baksteenvolume met als aanvullend programma een gemeenschappelijke ruimte, een restauratieve voorziening en serviceruimten voor de beheersdienst van het College. De combinatie van een heldere plattegrondontwikkeling, een studie naar optimale daglichtcondities in een studentenkamer en de economische meerwaarde van gestorte betonvloeren op dragende, geluidsisolerende bakstenen wanden leidde tot de toepassing van een rigoureus vierkantraster. Het gebouw is een transformatie van het model van het traditionele Cambridge College, waar een continue wand van studentenkamers, gegroepeerd rondom verticale stijgpunten een verhoogde ‘kloosterhof’ ontsluit. Eronder bevinden zich de collectieve faciliteiten. Iedere ring van studentenkamers deelt per kamercluster keuken en badkamer. Door de bouwmassa per laag terug te laten springen worden

collectieve terrassen gevormd, die toegankelijk zijn vanuit de kamers door het openzetten van een kamerbrede schuifpui; aan daglicht is dus geen gebrek. Daarnaast is door de flexibiliteit van het casco variatie van kamergrootte en kamerclustering mogelijk. De hof opent zich aan de tuinzijde d.m.v. een brede trap naar de naastliggende tuin. Deze overgang van publieke ruimte naar parochiale ruimte roept associaties op met de wijze waarop Alvar Aalto de - kunstmatig - verhoogde hof van het gemeenschapshuis in Säynätsalo, Finland verbindt met het publieke maaiveld. De verhoogde court in het gerealiseerde ontwerp voor Harvey Court is - net als de parochiale hof in Säynätsalo - ook aan twee zijden geopend, aan een zijstraat en aan de tuinzijde, maar heeft vergeleken met de hof van Aalto een veel formeler karakter, versterkt door een strenge baksteendetaillering. De overeenkomst in relatieve beslotenheid en oriëntatie op het omliggende landschap is treffend! Nog een opvallende parallel: de maquettes van het klooster van La Tourette in Eveux-sur-l’Abresle [Le Corbusier,

klooster La Tourette in Eveux-sur-l’Abresle [Le Corbusier, 1953-1960]

Harvey Court

1953-1960] en die van Harvey Court vertonen een opvallende formele overeenkomst door het los in de compositie plaatsen van een van de samenstellende delen. Met de sobere materiaalkeuze willen de ontwerpers het algehele idee van eenheid verankeren. Toevoeging van kleur gebeurt hooguit door de studenten, als achtergrond van theater performances in de hof, zoals Leslie Martin en Colin St John Wilson in 1956 al voorzagen in hun schetsontwerp voor Market Hill in Cambridge, een binnenstedelijke mix van functies: 70 studentenkamers voor King’s College boven winkels en een bankfiliaal, dicht bij het centrale marktplein in Cambridge. De binnenhof zou een parochiale ruimte volgens de traditie van de Engelse College Courts zijn geworden, maar dan nog meer besloten doordat deze boven de winkels is gelegd. Stedelijk theater! Wat jammer dat dit plan niet is gebouwd… Neutelings Riedijk hebben in STUK in Leuven wel een soortgelijk opkleuren van de theatrale parochiale ruimte bereikt.


INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie West Road, Cambridge (UK) bouwjaar 1962 architect Colin St John Wilson et al. aantal bouwlagen 4 aantal woningen ca. 100 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: gemeenschappelijke ruimte, restaurant

SMALL

tweede verdieping

derde verdieping

goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

79


CAMBRIDGE (UK)

KING’S COLLEGE HOSTEL COLIN ST JOHN WILSON, LESLIE MARTIN



OXFORD (UK)

FLOREY BUILDING JAMES STIRLING

Bronnen: - 1 Roland Jeffrey, Isis, 1 June 1973 in: James Stirling Exhibition Royal Institute of British Architects, Heinz Gallery 21 Portman Square London 24 April-21 June 1974. 2nd edition. RIBA Drawings Collection - Arnell, P.; Bickford, T. (1984) James Stirling. Buildings and projects, New York: Rizzoli, pp. 124-132 - Jacobus, J. (1996) James Stirling. Bauten und Projekte 1950-1974, Stuttgart: Verlag Gerd Hatje, pp.114-125

“…It’s style is a dialectic summary of all that modern architecture is about; emphasis is on function and structure (purpose and method) not on style and decoration…” 1 Dit citaat bewijst maar weer eens waar het bij de presentatie van deze reeks inspirerende projecten voor studenten- en jongerenhuisvesting om gaat: om functie en structuur, eerder dan om stijl en decoratie. Beleving en gebruik van het project staan boven het architectonische beeld. Anders gezegd: welke ruimtelijke organisatie en onderliggende typologie maakt dit plan voor ons actueel? Een variant op de stedelijke enclave is het vrijstaande ensemble van James Stirling voor Queen’s College uit 1971, vol van architectonische verwijzingen naar

andere gebouwen en plaatsen in de wereld. De oude kloostertypologie wordt gemengd met het moderne type van het studentenhotel, georganiseerd rondom een theatraal podium: een verhoogde ‘parochiale ruimte’, waaronder zich gemeenschap-pelijke voorzieningen bevinden. The Florey Building is georganiseerd als een zich naar de omgeving openende, boven het maaiveld opgetilde arena, een quadrangle langs de Cherwell, dicht bij het historische centrum van Oxford. Op deze wijze creëert Stirling voor de studenten een eigenzinnige interpretatie van een kloosterhof, die haar rug toekeert naar de straat en met haar schuin oplopende omhulling van studentenkamers de parochiale ruimte centraal stelt en koppelt aan een langzaam verkeersroute

langs de Cherwell. De moderne kloostergang ligt echter verdiept om de hof en er komen geen verblijfsruimten op uit; slechts verkeersruimten als trappenhuizen en hellingbanen. Wel zorgt deze opzet voor uitwisseling tussen de studenten onderling (ook in de onder de hof gelegen feestruimte op maaiveldniveau), maar niet met de stad. Daarvoor blijft dit toch een typisch, vanaf de straat gezien, gesloten Brits ‘college’, dat aan de straat slechts haar hoge rug toont, opgetild door stoere betonnen A-frames. Wel zijn de studentenkamers, die hun voorzieningen delen op de geknikte omlopen aan de afwerende zijde van het gebouw, visueel op elkaar, op de bomenrijke omgeving en op het centrum van Oxford betrokken: een theater waarvan de bewoners de bespelers zijn.


INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie St Clement’s Street, Oxford (UK) bouwjaar 1966-1971 architect James Stirling aantal bouwlagen 6 aantal woningen 58 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: studieruimte, feestruimte

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

83


STOKE NEWINGTON, LONDEN (UK)

NEWINGTON GREEN HAWORTH TOMPKINS

Bronnen: - projectdocumentatie - www.haworthtompkins.com - Powel, K. (2007) New London Architecture 2, Londen: Merrell - Per, A.F. (2007) D Book. Density. Data. Diagrams. Dwellings. A Visual Analysis of 64 Collective Housing Projects, Vitoria-Gasteiz: a+t, pp.202-207

© foto’s Philip Vile

Deze interventie is een voorbeeld van verdichting van het stedelijk weefsel door de hof van een stedelijk blok te vullen met nieuwe bebouwing. Er wordt een typologische uitzondering op het monotone stedenbouwkundig patroon van Islington (de Londense borrough, waartoe de wijk Stoke Newington behoort) gerealiseerd. De verdichting gaat gepaard met het toevoegen van een nieuwe bewonersgroep, die haar bijdrage levert aan de revitalisatie van deze krachtwijk. In de stedelijke binnentuin van de Newington Green Conservation Area, die voor het publiek toegankelijk is, en waar voorheen drie woongebouwen en een publiek gebouw stonden, zijn 200 woningen voor studenten van King’s College [University of London] in de plaats gekomen, verdeeld over vier gebouwen die los van elkaar staan, omringd door de bestaande blokrandbebouwing. Het project bestaat uit twee ingrepen. De renovatie van het Edwardian China Mission Building, dat aan de drukke Newington Green grenst, verleent door een poort toegang tot het achterliggende binnengebied en

geeft in de plint met een winkel en een restaurant levendigheid terug aan de wijk; op de verdiepingen zijn maisonettes voor studenten gerealiseerd. In de binnentuin, die grenst aan de achtertuinen van de omliggende bebouwing zijn, op de plaats van een groot, langwerpig Victoriaans gebouw vier los in de hof verspreide studentenverblijven verrezen met kamers die op het oosten of westen zijn georiënteerd. Hierdoor ontstaan vanuit de omliggende huizen doorzichten over de volle breedte van het bouwblok en wordt de daglichttoetreding verbeterd; door verdiepinghoge ramen geldt dit ook voor de studentenkamers zelf. De ramen zijn zo geplaatst dat deze de meanderende vormen van de grote bomen uit de binnentuin weerspiegelen. Door de grote ramen lijken de kamers veel groter dan dat ze in werkelijkheid zijn. Op de verdiepingen delen de studenten met 5 tot 8 personen een woonkeuken en hebben ieder een eigen, slechts 10 m² grote kamer inclusief geprefabriceerde sanitaire cel met wc en douche. Het krappe budget stuurde de keuze voor

robuuste materialen, ruwbouw afwerking en hoge isolatiewaarden voor de grote ramen. De gangen en trappenhuizen zijn ontworpen als buitengebied en vormen informele ontmoetingsplekken voor de bewoners, ruw afgewerkt met houten latten en simpele roosters. Door de knip in de plattegronden van de middelste blokken is het mogelijk om onder deze blokken door te lopen naar de andere en naar de twee toegangspoorten tot de wijk. De bouwhoogte van de nieuwe blokken blijft met vijf verdiepingen binnen het stedenbouwkundig uitgangspunt, dat de nieuwbouw vanuit de omliggende straten onzichtbaar blijft als geheime groene enclave in de stad. De binnentuin blijft voor publiek toegankelijk en vormt zo de parochiale ruimte tussen studentengemeenschap en de wijk Stoke Newington in Islington. Het ensemble heeft de National RIBA Award gewonnen en is wereldwijd gepubliceerd als een model voor stedelijk wonen in Groot Brittannië en Europa.


INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Stoke Newington, Londen (UK) bouwjaar 2003-2004 architect Haworth Tompkins opdrachtgever Shaftesbury Student Housing aantal bouwlagen 5 aantal woningen 203 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: commerciele ruimte

MEDIUM

standaardverdieping

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma:

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

85


KOPENHAGEN (DK)

TIETGENKOLLEGIET LUNDGAARD & TRANBERG

Bronnen: - projectdocumentatie - www.ltarkitekter.dk - Architecture and Urbanism September 2010, no. 469, Tokyo: A+U Publishing, pp. 56-63

© foto’s Jens Markus Lindhe en Lundgaard & Tranberg

Het WIMBY-principe [Welcome In My Back Yard] is hier toegepast op studentenhuisvesting in de 21e eeuw, waarbij de studentenwoningen rondom een cirkelvormige hof zijn gegroepeerd en de collectieve voorzieningen en ontsluitingen op de begane grond zijn gelegen. De collectieve groepsruimten zijn georiënteerd op deze waarlijk parochiale ruimte, die d.m.v. poorten t.p.v. de trappenhuizen met de buitenwereld zijn verbonden. De studentenkamers liggen aan de buitenzijde van de rondlopende gangen en zijn derhalve gericht op de buitenwereld; het gebouw is als vorm zeer sculpturaal, geheel vrijstaand en ongenaakbaar in het open stadslandschap van grootschalige woongebouwen op het eiland Vestamager, naast de universiteit in de wijk Øresundnoord. Tietgenkollegiet vormt een synthese tussen wonen op de campus en het leven in een stadswijk. Het motto van dit ontwerp is de ontmoeting tussen collectief en individu, kenmerkend voor het gebouwtype van het studentenverblijf. De cirkelvormige plattegrond verbeeldt dit collectieve karakter

en bevat 360 studentenkamers, verdeeld over zes verdiepingen. Aan de binnenzijde van het gebouw zijn op de begane grond collectieve functies voor het hele complex ondergebracht (computercafé, auditorium, studieen workshopruimten, wasserette, muziekruimte en fietsenbergingen), allemaal gerangschikt rondom het iets verhoogd gelegen grasveld in het midden van de trommel, de meest collectieve plek van het hele gebouw, waar de studenten elkaar informeel ontmoeten. De collectieve beleving zet zich door op de verdiepingen, waar de collectieve ruimten van iedere wooneenheid d.m.v. een flink overstek de hof in steken. Hier draait alles om het gemeenschappelijke idee van het samenwonen aan een omsloten hof. Wanneer de toegangspoorten open staan en de stad tot de hof wordt toegelaten verkrijgt de ruimte een parochiale kwaliteit. Auto’s, motoren en scooters kunnen in de kelder worden geparkeerd. Het gebouw is door de verticale belijning van de trappenhuizen in vijf delen opgesplitst. Iedere studenteneenheid huisvest 12

kamers, die samen een keuken en woonkamer delen; enkele kamers delen ook een balkon. De architecten hebben op de verdiepingen zowel collectieve als individuele ruimten ontworpen. Er is evenveel aandacht besteed aan de individuele studentenkamers als aan de collectieve ruimten zoals keukens en lounges. Aan de buitenzijde is goed te zien dat het om individuele kamers (24-33 m²) gaat, die georiënteerd zijn op de omgeving. De kamers springen in een alternerend patroon vooruit dan wel - enkel of paarsgewijs - terug t.o.v. elkaar en de denkbeeldige cirkelvormige rooilijn van het gebouw. Natuurlijk liggen de budgetten in Denemarken hoger, gelet op het in vergelijking met de roemruchte (1966!) in Delft veel verzorgder (Scandinavisch) afwerkniveau, maar die zorgvuldige detaillering én tegelijkertijd de stoere schoonheid van de omvattende hoofdvorm van de parochiale binnenplaats dwingen bij het betreden van deze ruimte zorgvuldigheid af in het gebruiken ervan.


INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie R. Langgårdsvej, Kopenhagen (DK) bouwjaar 2006 architect Lundgaard & Tranberg opdrachtgever Fonden Tietgenkollegiet

begane grond

aantal bouwlagen 7 aantal woningen 360 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM

tweede verdieping

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: computercafe, studie- en workshop ruimten, wasserette

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

12 kamers met collectieve voorzieningen

87




KOPENHAGEN (DK)

BIKUBEN AART ARCHITECTS

Bronnen: - projectdocumentatie - en.aart.dk - Per, A.F. (2007) D Book. Density. Data. Diagrams. Dwellings. A Visual Analysis of 64 Collective Housing Projects, Vitoria-Gasteiz: a+t, pp.176-181 © foto’s Torben Eskerod

Het studentencomplex Bikuben in Kopenhagen is ontworpen met het idee het gebouw een duidelijke identiteit te geven en het te verankeren in haar context op het snijpunt van Øresund Campus en stad. Bikuben is een kubusvormig gebouw van zes verdiepingen met in totaal 107 eenheden. De ontwerpers willen het gebouw een uitdrukking van eenheid en gelijkheid geven door een gevelbehandeling van lichten donkergrijze gevelpanelen in schaakbord patroon; de posities van de ramen blijven daarin visueel verborgen (net als bij Smarties van Marlies Rohmer op de Uithof in Utrecht). Uit de kubus zijn oranje terrassen uitgesneden, die als

collectieve buitenruimte voor de studenten dienen. Daarmee zijn deze verhoogd gelegen collectieve ruimten functioneel vooral naar binnen gekeerd, terwijl wel een zichtrelatie met de omringende stad wordt gelegd. Slechts op het licht opgetilde plateau op de begane grond, de eigenlijke parochiale ruimte voor het gehele blok, kan daadwerkelijk uitwisseling met de omringende stad en campus plaats vinden. De entree bestaat uit een hoge poort die toegang geeft tot een atrium, waarna men vervolgens door verschillende trappenhuizen naar de hogere verdiepingen wordt geleid. AART stelt dat eenzaamheid en

gebrek aan sociale relaties een probleem zijn voor veel studenten. Daarom is er rond het atrium een dubbele spiraal met collectieve voorzieningen aangebracht, zoals een gym, wasserette, diverse terrassen en een discotheek. De collectieve functies (per verdieping zijn dit een keuken en woonkamer) zijn aan de binnenzijde gesitueerd, zodat studenten elkaar vanaf de verschillende verdiepingen kunnen zien. Dat betekent veel potentiële interactie binnen de kubus. Aan de buitenzijde, verbonden met de collectieve ruimten, zijn de individuele eenheden geplaatst. Een student heeft in Bikuben 23 tot 26 m² tot zijn beschikking.


INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Amagerfælledvej, Kopenhagen (DK) bouwjaar 2006 architect AART Architects opdrachtgever Bikubens Kollegiefond aantal bouwlagen 7 aantal woningen 117 type woningen zelfstandig

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: café, lounge, fitness, studieruimte, wasserette, disco derde verdieping

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon zesde verdieping

91 begane grond


LJUBLJANA (SL)

STUDENT HOUSING POLJANE BEVK PEROVIC

Bronnen: - projectdocumentatie - www.bevkperovic.com - www.noticiasarquitectura.info/ especiales/student-housingpoljane.htm

© foto’s Miran Kambic

Het project van Bevk Perovic is gesitueerd aan de rand van het stadscentrum van Ljubljana, Slovenië, vlakbij een aftakking van de Ljublanica rivier. Het project bestaat uit 56 studentenwoningen met onderwijsruimten. Het heeft een publieke basis met daarop twee schijven van drie verdiepingen met studentenwoningen. Op de begane grond zijn ruimten voor educatie, computer lokalen, kantoorruimte en collectieve functies voor de studenten gesitueerd, waaronder een grote fietsenstalling. Als collectieve ruimte fungeert de centrale patio die vanaf meerdere zijden vanuit

besloten collectieve patio

het gebouw bereikbaar is. Door de volledig inpandige situering ervan mist deze hof evenwel een parochiale kwaliteit, uitwisseling met de buitenwereld is immers niet mogelijk. De hoger gelegen verdiepingen zijn per schijf toegankelijk via twee grote steektrappen aan weerszijden van de middenzone tussen de studentenkamers. Zo zijn per verdieping, per schijf steeds 2x8 studentenkamers, per twee geclusterd met gedeelde badkamer en keuken, gearrangeerd. Per kamer is er een klein balkon dat afgeschermd kan worden door een geperforeerd aluminium uitklapbaar paneel, zodat ieders

begane grond

collectieve keukens herkenbaar in de gevel

privacy gewaarborgd is. Als alle panelen dicht zijn, geeft het gebouw een zeer gesloten aanblik; ter plaatse van de keuken zijn grote ramen geplaatst die het gebouw ‘ogen’ geven. Als echter alle panelen worden geschoven, opent het gebouw zich volledig naar de buitenzijde en is sprake van een zekere gelaagdheid en zijn de inpandige balkons en de grote keukenramen zichtbaar.


INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Poljanska cesta, Ljubljana (SI) bouwjaar 2005-2006 architect bevk perovic arhitekti opdrachtgever Ministerie van Educatie en Sport

collectieve binnenruimte

aantal bouwlagen 5 aantal woningen 56 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: parkeergarage

MEDIUM standaardverdieping

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: onderwijsruimtes, ruimte voor ontspanning

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

93 eetkeuken gedeeld door twee personen




ZWOLLE (NL)

HIPHOUSE ATELIER KEMPE THILL

Bronnen: - projectdocumentatie - www.atelierkempethill.com - http://www.architectenweb.nl/ aweb/redactie/redactie_detail. asp?iNID=21860 - http://www.architonic.com/ aisht/hiphouse-zwolle-atelierkempe-thill/5100404 © foto’s Ulrich Schwarz

André Kempe en Oliver Thill pogen in dit project in de Trapjeswijk in Zwolle het loft-principe over te brengen op de startersmarkt van sociale woningbouw en jongerenhuisvesting. In hun woorden: de emancipatie van de sociale woning, maximizing the minimum. Ze pleiten voor architectonische luxe door een ruimhartige entree, lichte woonruimten in een kale, maar edele verschijningsvorm. De woninggrootte varieert van 50 m² (studenteneenheden) via 95 tot 115 m². Collectieve ruimten (behalve natuurlijk de entreehal en verkeersruimte op de verdiepingen) ontbreken ten enenmale. Het bouwblok meet 23x23x25 m en bevat 2x4 woningen per laag, in

acht bouwlagen. De woningen zijn aan weerszijden van de centrale verkeersruimte met een atrium over alle acht lagen, gepositioneerd . Één (studentenwoningen, eenzijdige oriëntatie op oosten of westen) of twee volledig beglaasde, zonwerende gevelvlakken (hoekwoningen, tweezijdige oriëntatie) zorgen voor maximale daglichttoetreding in iedere woning. Het geeft de bewoners het gevoel dat ze in het groen wonen. Tevens kunnen de gevelpanelen open worden geschoven zodat de bewoners in feite toch één grote privé buitenruimte hebben. Daarnaast heeft het beperkte geveloppervlak een gunstig effect op de bouwkosten. Het interieur van de appartementen ademt

luxe, iets wat haast onmogelijk lijkt op het niveau van sociale woningbouw. De woningen zijn zeer licht en met een minimum aan verkeersruimte ontworpen waardoor de leefruimte zeer groot oogt. Daar draagt een open keuken met een kookeiland aan bij. Een van de bewoners vertelde dat hij vanuit zijn appartement nog nooit zo’n mooie zonsondergang gezien heeft. Al met al heeft Atelier Kempe Thill laten zien dat bouwen voor een doelgroep met lagere woonlasten nog steeds luxe uitgevoerd kan worden.

a room with a view


(BINNEN) STEDELIJK

INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

PROJECTGEGEVENS locatie Obrechtstraat, Zwolle (NL) bouwjaar 2009 architect Atelier Kempe Thill : ; : < ; = < ; =

opdrachtgever Woningstichting SWZ

>?

aantal bouwlagen 8

alle collectieve binnenruimte is verkeersruimte

aantal woningen 64 type woningen zelfstandig

66

66

/

/

/

/

23

3/

23

LARGE

3/

3/ 23

23 3/ 66

66

23

23

3/

3/

23

/

/

3/

/

23 / 66

66

koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel ďŹ etsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM bel-etage

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening ďŹ ets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

SMALL goede overgang gebouw-stoep exibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

collectieve binnenruimte

97


AMSTERDAM (NL)

CASA 400 VAN DEN OEVER, ZAAIJER & PARTNERS ARCHITECTEN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.oz-p.nl - van den Oever, Zaaijer en Partners architecten (2010) Hotel en studentenhuisvesting Casa 400 Amsterdam. Lichtvoetige gigant geeft ruimte aan student en toerist, Amsterdam Zuidoost

Grote aantallen, daar gaat het om bij Casa 400 in Amsterdam Zuidoost. De gevel spreekt wat dat betreft boekdelen: een overweldigende repetitie en stapeling van verschillende reeksen gevelelementen. Casa 400 heeft een bijzonder concept in de zomermaanden verschiet het van kleur: dan is het een 100% hotel; buiten het seizoen wordt een substantieel deel van de hotelkamers verhuurd aan studenten, die hun eigen entree tot het gebouw krijgen. Zo kan Casa 400, een vernieuwde en meer luxe biedende versie van zijn voorganger, studentencasa400, gedurende het hele jaar een maximale bezetting krijgen. Het concept stamt uit de jaren ‘50, de wederopbouw. Amsterdam had een tekort aan studentenkamers én hotelkamers. Het oorspronkelijke gebouw opende in 1961; het nieuwe in 2010, nu met de gemaksvoorzieningen van de 21e eeuw. Casa 400 fungeert als publieks-trekker in het Amsterdamse Eenhoorngebied,

dat ligt tussen de Wibautstraat, Ringdijk, Nobelweg en Gooiseweg. Tussen nu en 2015 wordt dit voormalige bedrijventerrein omgevormd tot woon- en werkgebied en wordt ook de openbare ruimte verbeterd. Het gebouw heeft een geheel eigen karakter doordat de gevel vrijwel geheel uit glazen puien bestaat. In de gevel is de horizontale programmatische opbouw van het gebouw af te lezen. Op de begane grond achter brede ramen zijn lobby, restaurant, mensa, kantine, kookateliers, keuken, terras en congreszalen gesitueerd. De smallere ramen op de zes daarboven gelegen verdiepingen duiden op permanente hotelkamers. Achter de bredere ramen van de bovenste verdiepingen gaan hotelannex studentenkamers schuil; in totaal 520 kamers. Het gebouw steunt aan één kant op drie opengewerkte betonnen steunpunten; de strikt gescheiden gehouden entrees voor hotelgasten en studenten bevinden zich echter

bij CASA 400 gaat het om grote aantallen

hotellobby

hotelkamer

aan de kop- en langsgevels van het gebouw. De studenten kunnen direct vanuit een kleinere hal, waaraan ook de mensa grenst, met de lift naar de verdiepingen; de hotelgasten komen binnen in een ruime lobby en hebben direct zicht op de groene, over een volledige verdieping oplopende patio in het midden van het gebouw. Een parochiale ruimte is het niet, want hij is ontoegankelijk en is louter een ruimte om je op te oriënteren. De hotel- en studentenkamers zijn in plattegrond en uitvoering gelijk. Er zijn een paar handige voorzieningen getroffen waardoor een hotelkamer eenvoudig in een studentenkamer kan worden veranderd. Zo is er een brede vensterbank in de kamer aangebracht die gelijk dienst kan doen als bureau en kunnen de bedhelften onder elkaar worden geschoven, waardoor er een studentenkamer ontstaat. In totaal heeft een student zo 23 m² met een eigen badkamer ter beschikking.


INTROVERTE EN EXTRAVERTE ENCLAVES IN DE STAD

Expeditie

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Eerste Ringdijkstr., Amsterdam (NL) bouwjaar 2010 architect van den Oever, Zaaijer en Partners

Entree studenten

opdrachtgever BPF Bouwinvest aantal bouwlagen 12

Entree hotelgasten

aantal woningen 520 type woningen shortstay zonder keuken

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: vergaderzalen/congreszalen

MEDIUM

verdieping met studenten aan de linkerkant, hotelgasten aan de rechterkant

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: mensa, restaurant en bar

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

studentenkamer

99


LONDEN (UK)

KX200 NIDO KING’S CROSS ALLFORD HALL MONEGHAN MORRIS

Bronnen: - projectdocumentatie - www.ahmm.co.uk

KX200 is een transformatieproject op een nondescripte grootstedelijke locatie ten noorden van de Londense City, gelegen aan de drukke Pentonville Street, dat aantoont op welke wijze in onbruik geraakte kantoorgebouwen met toevoeging van nieuw programma kunnen worden omgevormd tot een nieuw mixed use model voor Londen dat het commerciële, milieubewuste en architectonische potentieel van hergebruik van bestaande gebouwen beschrijft. Dit project is er een van de grote aantallen: de voormalige kantoortorens bevatten nu 846 studentenkamers, 50 vrije sectorappartementen en 14 appartementen in de sociale sector, kantoren, winkels en communal courts. Twee in onbruik geraakte kantoortorens zijn volledig gestript en met twee verdiepingen opgehoogd tot in totaal zestien verdiepingen. Ze zijn als het ware herplaatst op een nieuw commercieel podium, dat de

twee torens met elkaar verbindt, een variëteit aan functies bevat en een positieve uitstraling heeft op de sfeer op straat. Via een zijstraat is de parochiale ruimte van het plan bereikbaar: aan deze binnenhof liggen naast de entree tot de studentenwoningen ook de woningen in de sociale en private sector. Op de eerste verdieping ligt een gemeenschapsruimte met pooltafels, voetbaltafels en plekken om te zitten. De schaalvergrotende prefab betonpanelen van het vijf verdiepingen hoge podium (licht grijs voor de woningen, donker grijs voor collectieve voorzieningen en zwart voor de commerciële ruimten op de begane grond) contrasteren sterk met het lichtvoetige gevelpatroon van lichtgroen en lichtblauw geperforeerd staal en glas van de woontorens. Architect [AHMM] en ontwikkelaar [First Base Ltd & The Blackstone Group] zijn samen tot het uiteindelijke project gekomen. AHMM heeft het idee van variëteit in functies

collectieve binnenruimte

mixed use in versmelting van bestaande structuren en toegevoegd programma

als uitgangspunt genomen. De verschillende functies zijn op en naast elkaar geplaatst in het blok. Dit zorgt ervoor dat er op de begane grond verschillende functies aan de straat grenzen. De drukker bezochte functies (de studentenhuisvesting en commerciële ruimten) zijn gelegen aan Pentonville Street, terwijl de private en sociale woningbouw aan rustiger zijstraten grenzen en ontsloten worden vanuit een communal court, een kleine parochiale ruimte terzijde. In de torens zijn voornamelijk studentenkamers opgenomen volgens het NIDO concept, waarbij sprake is van een mix van studio’s met eigen badkamer en keuken, en twin rooms, waarbij studenten met z’n tweeën een kamer delen. Deze kamers hebben allemaal gratis internet en ramen van vloer tot plafond. Naast reguliere kamers is er ook gedacht aan kamers, geschikt voor minder validen waarbij de badkamer extra ruim is.


TRANSFORMATIE VAN SOLITAIREN

(BINNEN) STEDELIJK PROJECTGEGEVENS locatie Pentonville Road, Londen (UK) bouwjaar 2007 architect Allford Hall Monaghan Morris opdrachtgever First Base & The Blackstone Group aantal bouwlagen 16

begane grond

aantal woningen 910 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: winkel- en kantoorruimte

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: recreatieruimte, fitnesszaal

standaardverdieping

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

101


OSLO (NO)

GRÜNERLØKKA STUDENTHUS HRTB AS ARKITEKTER

Bronnen: - Byggekunst 2002.02, pp. 32-35 - www2.arkitektur.no/ page/ECOARK_detalj/ECOARK_ prosjekter_energi/10056/ 57798.html - www.hrtb.no

© foto’s Terje Agnalt, Jiri Havran

Grünerløkka is een negentiendeeeuws, onder jongeren zeer populair stadsdeel in Oslo met veel eet- en uitgaansgelegenheden, hoog gelegen naast het dal van de Akerselva. Grünerløkka Studenthus in het Akerselva Miljøpark zou na een prijsvraag in de jaren 1980, gewonnen door HRTB Arkitekter, eigenlijk een transformatie van de Nedre Foss Silo (1953) tot hotel zijn geweest. De gesloten betonconstructie van de voormalige silo is omgevormd tot een stapeling van studentenwoningen, die worden gedomineerd door de convexe en concave wanden van woon- en badkamers en toont aan op welke wijze oud industrieel erfgoed, op een plek die omgeven is door nieuwe onderwijsgebouwen (AHO [Oslo School of Architecture and Design], Jarmund & Vigsnæs Arkitekter, 2002) en culturele

instellingen (DogA [Design og Arkitektur], Jensen & Skodvin Arkitektkontor, 2004) - eveneens het product van transformatie van bestaande industriële gebouwen opnieuw gebruikt kan worden. De oude structuur van de silo (21 cylindrische en 12 stervormige cellen) is bewaard gebleven: woonkamers zijn cirkelvormig; hallen en keukens zijn cirkelsegmenten en badkamers hebben een stervorm. Daartoe moesten 500 cylindrische en stervormige vloeren en ca.1000 gaten in het beton worden aangebracht. Mits bewerkt kunnen we hier derhalve spreken van een flexibel casco. De voormalige graansilo verdeelt 8.500 m² BVO (gemiddeld 38 m² per student), over 16 verdiepingen met 226 gemeubileerde eenheden. Een verdieping telt 11 1-kamer eenheden, 2 2-kamer eenheden en in de rechthoekige kop

2 eenheden die samen keuken en badkamer delen, alsmede lift en hoofdtrappenhuis. Alle kamers beschikken over een Frans balkon in gekleurd glas dat tevens als verticale brandscheiding functioneert. De buitenzijde van het gebouw is extra geïsoleerd en ruw gestucadoord in contrast met de intense kleuren van de toegevoegde glaselementen. Ook is voorzien in afsluitbare fietsenbergingen binnen en buiten het gebouw. Door de landschappelijke situering liggen de collectieve ruimten en het collectieve dakterras bovenop de bouwmassa met uitzicht op de Oslofjord. De uitwisseling met de stad vindt daardoor op twee niveau’s plaats: t.p.v. de hoofdentree met de wijk Grünerløkka en door de zichtrelatie die gebouw, stad en fjord met elkaar aangaan.

standaardverdieping


(BINNEN) STEDELIJK

TRANSFORMATIE VAN SOLITAIREN

PROJECTGEGEVENS locatie Marselis gate, Oslo (NO) bouwjaar 1999-2001 architect HRTB AS Arkitekter opdrachtgever Studentsamtskipnaden i Oslo aantal bouwlagen 16 aantal woningen 226 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

flexibel casco: nieuw gebruik

Franse balkons

103





MODULAIR BOUWEN Wanneer we over Modulair Bouwen spreken denken we al snel in termen van herhaling, vermenigvuldiging van klein(st)e eenheden en aan prefabricage, van de eenheid, of van een hele bouwkundige Meccanodoos. De container doet hier onmiddellijk van zich spreken. Container City is een aardse, geschakelde en gestapelde variant van de megastructuren van de Metabolisten uit de jaren ’60. Of het nu gaat om uitbreiding van kantoorruimte, woonruimte voor studenten, of noodopvang in rampgebieden; om een oplossing die tijdelijk, reversibel en goedkoop is kan niemand meer heen. In Groningen ligt een opgave waar de grote aantallen een belangrijke rol spelen om te kunnen voldoen aan de vraag naar 4500 nieuw te bouwen eenheden vóór 2015. Containers kúnnen daartoe een probaat middel zijn, maar de toepassing ervan is nog geen garantie voor een goede oplossing. Modulair Bouwen roept het beeld op van een stapeling van containers of een herhaling van gevelelementen, die een modulaire constructieve structuur omkleden, vooral wanneer sprake is van grote aantallen. Echter, deze gebouwde optelsommen zijn vaak niet meer dan de som der delen. Het kostte ons derhalve veel moeite om in deze categorie aansprekende voorbeelden te vinden. De oogst is vooralsnog behoorlijk mager. De getoonde projecten laten een tussenstand zien van deze ontwikkeling, maar laten ook duidelijk zien dat er nog een flinke kwaliteitsslag nodig is om boven deze optelsommen uit te stijgen! De ’tijdelijke’ containerprojecten van de toekomst, zoals wij die voor ogen hebben, zijn geen monofunctionele, geïsoleerde werelden. Het zijn projecten met een eigen stedenbouwkundige identiteit en expressie. Container City heeft uitgesproken collectieve en parochiale stedenbouwkundige ruimten en maakt deel uit van het stedelijk weefsel. Kwaliteit in tijdelijkheid is een belangrijk thema bij de zoektocht naar het Groningse model, niet in de laatste plaats omdat in de praktijk blijkt dat de beoogde tijdelijkheid soms (veel) langer blijft voortduren dan bij oplevering is voorzien.

CAPSULETOREN 110 NAGAKIN CAPSULE TOWER Tokyo (JP), Kisho Kurokawa

CONTAINER CITY: GESTAPELDE CONTAINERS 114 SPACEBOXEN Utrecht (NL), De Vijf - Mart de Jong 116 ANTILLENSTRAAT Groningen (NL), Te Kiefte Architecten 120 QUBIC HOUTHAVENS Amsterdam (NL), HVDN architecten 122 KEETWONEN Amsterdam (NL), JMW Architecten

MODULAIRE GEBOUWSTRUCTUUR 126 LEEGHWATERSTRAAT Delft (NL), Mecanoo


MONTREAL (CA)

HABITAT ‘67 MOSHE SAFDIE



TOKYO (JP)

NAGAKIN CAPSULE TOWER KISHO KUROKAWA

Bronnen: - 1 Curtis, W. (1999) Modern architecture since 1900, London: Phaidon Press. p. 510 - 2 (1992), Kisho Kurokawa From Metabolism to Symbiosis, London: Academy Editions, p. 8

© foto’s Tomio Ohashi

Grandioze utopische plannen gebaseerd op een fantasievolle toepassing van technologie vonden steeds meer weerklank in Japan in de vroege jaren ‘60. Een groep jonge architecten, waaronder Kisho Kurokawa en Arata Isozaki die zichzelf de Metabolisten noemde kondigde haar betrokkenheid bij het proces van verandering aan in visionaire stedenbouwkundige projecten die een obsessie voor mechanische processen mengden met de beeldtaal van het ruimteschip. Kiniyori Kikutake, een van de belangrijkste leden van de Metabolist Group, verklaarde het zo: “In tegenstelling tot de architectuur van het verleden moet de hedendaagse architectuur veranderbaar, beweegbaar en… in staat zijn in de veranderende behoeften van het huidige tijdsgewricht te voorzien. Om een antwoord te bieden aan de dynamische realiteit, is er geen behoefte aan een statische functie, maar aan een functie die in staat is metabolische veranderingen te ondergaan… We moeten stoppen met het denken in functie en vorm, en in plaats daarvan denken in termen van ruimte en veranderbare

functie.” 1 Kisho Kurokawa spreekt van de architectuur van het Metabolisme als architectuur van de tijdelijkheid, een dynamische balans uitgedrukt door het Boeddhistische concept van impermanentie als een alternatief voor de Westerse esthetische idealen van het universele en het eeuwige. Ook is de architecuur van het Metabolisme de uitdrukking van het informatietijdperk. Onzichtbare informatietechnologie, de leefwetenschappen en biotechnologie zorgen voor architectonische expressie.2 De Metabolisten probeerden ook het verschil te versterken tussen de vaste en de variabele elementen van een ontwerp, wat zijn neerslag vond in torens met een monumentaal karakter waaraan minder substantieel ogende gestandaardiseerde elementen konden worden gehaakt, als het ware ingeplugd in een grotere infrastructuur. Hoewel geen van de extravagante visies van de Metabolisten werd gerealiseerd, werden hun ideeën soms wel uitgevoerd op een kleinere schaal. Kisho Kurokawa’s uit capsules

opgebouwde Nagakin vrijgezellentoren aan de Ginza in Tokyo, gebaseerd op de concepten van capsule en cel (groei en verandering) is daar een sprekend voorbeeld van. De toren bestaat uit twee betonkernen met een om de liftschacht spiraalsgewijs opgaand trappenhuis. Twee aan twee worden op iedere hoek ter plaatse van een tussenbordes de prefab wooncapsules ten opzichte van elkaar verschoven aan de betonkern opgehangen. In de wooncapsule van 10 m2, voorzien van een rond oogvenster, is weer een prefab sanitaire cel opgenomen. Door op iedere derde verdieping tweemaal een capsule weg te laten op overeenkomende bordesniveau’s tussen de beide kernen worden deze gekoppeld, er ontstaat een collectieve buitenruimte. De architectuur heeft een hoog Space Oddity gehalte, maar is een prachtige vertaling van het plug-in concept op kleinere schaal. Het is gebleven bij een prototype dat weinig navolging heeft gekregen.


MODULAIR BOUWEN

CAPSULETOREN

PROJECTGEGEVENS locatie Ginza, Tokyo (JP) bouwjaar 1972 architect Kisho Kurokawa aantal bouwlagen 13 aantal woningen 140 type woningen zelfstandig

standaardverdieping

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: commerciële ruimte

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

capsule

111


BROOKLIN, MAINE (US)

12 CONTAINER HOUSE ADAM KALKIN



UTRECHT (NL)

SPACEBOXEN DE VIJF - MART DE JONG

Bronnen: - projectdocumentatie - www.spacebox.nl - arkitektur.aktuell 5.2005 pp. 86-91

collectieve gang

De containervariant Spacebox is inmiddels in meerdere steden ingezet om studenten te huisvesten, onder andere in Delft, Utrecht en Eindhoven. De Spaceboxen in Utrecht staan op de campus van de Uithof, tussen de universiteitsgebouwen en andere studentenwoningen. De 234 wooneenheden zijn opgesteld in een rug-aan-rug formatie van drie woonlagen in drie rijen. De woningen worden ontsloten door een gemeenschappelijke gang die aan

weerszijden kan worden bereikt via een open trappenhuis. Het is voor de woningen op de begane grond niet mogelijk deze vanaf de stoep te betreden. Iedere student heeft zijn of haar eigen keuken en badkamer; bovendien is er ruimte voor de aansluiting van een wasmachine. Hij of zij beschikt over 17 m²; ook zijn er eenheden van 21 en 24 m² beschikbaar. Daarnaast is het mogelijk verschillende eenheden te koppelen om bijvoorbeeld starters of migranten te huisvesten.

Echter, ieder spoor van collectieve ruimte ontbreekt; alleen de gang en de fietsenstalling zijn gemeenschappelijk. Daarnaast is er niets dat door de bewoners wordt gedeeld. De Spacebox is opgebouwd uit composietmaterialen; zowel de wanden, het dak en de vloeren. Dit zorgt voor zeer hoge isolatiewaarden en voor een licht gewicht waardoor de containers op bijna iedere ondergrond kunnen worden neergezet.


CONTAINER CITY: GESTAPELDE CONTAINERS

MODULAIR BOUWEN PROJECTGEGEVENS locatie Bolognalaan, Utrecht (NL) bouwjaar 2004-2005 architect De Vijf - Mart de Jong opdrachtgever

kale stapeling van containers

SSH Utrecht aantal bouwlagen 3 aantal woningen 234 type woningen zelfstandig

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

115


GRONINGEN (NL)

ANTILLENSTRAAT TE KIEFTE ARCHITECTEN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.tekiefte.nl

collectiviteit zonder parochialiteit

In Groningen is op een bedrijventerrein tussen Antillenstraat, Oosterhamriklaan en Oosterhamrikkade tijdelijke jongerenhuisvesting in de vorm van een ensemble van 202 containerwoningen gerealiseerd in opdracht van woningcorporatie Nijestee. Dit terrein zal pas over een aantal jaren verder ontwikkeld worden. Met deze containers is het stedelijk netwerk verdicht en hebben 202 studenten een kamer van bruto 27,3 m² gekregen in een overvolle studentenstad. Net als bij de meeste containerprojecten, staan er twee dubbele rijen containers van drie lagen hoog met per dubbele rij een centrale gang waaraan de verschillende units zijn gekoppeld. De bovenste gang is overdekt met een plastic dak, zodat er licht in de gangen valt. De twee binnenste rijen containers omsluiten een publiek toegankelijk, keurig betegeld binnenterrein, met

aangeplante groenvoorziening, een fietsenstalling, overkapt met golfplaten en een klein basketbalveld. Dit binnenterrein, wel voor iedereen toegankelijk, is uitgestorven, behalve als iemand er zijn fiets neerzet. Parochiaal is het er dus (nog) niet; een fietsenstalling en een sportveld zijn nog geen garantie voor meer interactie met de buurt. Evenals bij de overige geanalyseerde containerprojecten is het ook hier niet mogelijk om vanuit je kamer het binnenterrein op te stappen, want ook hier is de collectieve ontsluiting op de begane grond uitsluitend via de centrale gang voorzien. Om het gebied een extra impuls te geven is er op de hoek van het terrein een folly geplaatst, ook gemaakt van containers, maar ook dit maakt het terrein niet aantrekkelijker. De kale stapeling van containers is nog niet genoeg om de collectiviteit van deze dichte pakking van 202 containerwoningen te garanderen.

Het wel laten slagen van de tussengelegen, collectieve ruimte betekent toevoegen van extra collectief programma aan die ruimte en het mogelijk maken van in- en uitlopen vanuit de woningen op de begane grond. Het zou interessant zijn te onderzoeken of deze verbeteringen op korte termijn zouden kunnen worden ingezet... De containers zijn afgewerkt met meniekleurige aluminium gevelbekleding in de vorm van clip-on gevelpanelen die af en toe worden verruild voor gele, witte, zwarte of rode panelen. Op de kopse kant, ter plaatse van de vluchttrappenhuizen, is een zwart vlak gecreëerd, met hierin een groot kunstwerk, wat het gebouw wat meer cachet moet geven. Een soortgelijk project van 122 containerwoningen wordt momenteel door Plegt-Vos gerealiseerd aan het Leeghwaterplein in Den Haag voor het Leiden University College The Hague.


CONTAINER CITY: GESTAPELDE CONTAINERS

MODULAIR BOUWEN PROJECTGEGEVENS locatie Antillenstraat, Groningen (NL) bouwjaar 2006 architect Te Kiefte Architecten opdrachtgever woningcorporatie Nijestee aantal bouwlagen 3 aantal woningen 202 type woningen zelfstandig

LARGE begane grond

koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM eerste verdieping

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: gezamenlijke ruimte, wasserette, basketbalveld

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

117


LONDEN (UK)

TRINITY BUOY WHARF NICOLAS LACEY AND PARTNERS



AMSTERDAM (NL)

QUBIC HOUTHAVENS HVDN ARCHITECTEN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.hvdn.nl - Bouw 10 2005 - Kotnik, J. (2008) Container Architecture, Links Books - Slawik et al. (2010) Container Atlas. A practical guide to container architecture. Berlin: Gestalten Verlag, pp. 176-177

© foto’s Luuk Kramer

De Qubic containerwoningen, gesitueerd in het Westelijk Havengebied van Amsterdam, liggen op loopafstand van de binnenstad, Spaarndammerbuurt en Strand West. Weliswaar tijdelijk, totdat er permanente woningbouw op deze locatie wordt gerealiseerd, maar toch is hier de mogelijkheid aangegrepen om een grote hoeveelheid jongerenwoningen te realiseren in een ensemble van containerwoningen. De geprefabriceerde containers zijn in twee en drie lagen rug aan rug gestapeld. Hiertussen ontsluiten gemeenschappelijke gangen de eenheden; ook de bewoners op de begane grond moeten via deze gangen hun woning bereiken. De bovenste gangen worden door een zogenaamd ‘tropendak’ geventileerd; bovendien valt er daglicht naar

parochiale ruimte in aanleg, maar in werkelijkheid domineert de leegte

binnen. Architectonisch worden de eenheden gearticuleerd door de kopse kanten van de containers te voorzien van verschillende gekleurde kunststof elementen, gekozen door de eerste bewoners van de containers. Tot zover de structuur. Maar dan de beleving: de verschillende blokken zijn door middel van een doorlopende houten veranda weliswaar ‘visueel’ met elkaar verbonden, toegankelijk is de in beginsel parochiale ruimte vanuit de wooneenheden op de begane grond allerminst. Tussen de blokken bevinden zich twee binnenhoven met groenvoorzieningen en een hof met een horecagelegenheid, maar deze hoven kunnen niet rechtstreeks worden bereikt vanuit de eenheden op de begane grond, wat een gemiste kans is

en voorkomt dat het stedelijk leven in deze samenballing van jongerenwoningen op maaiveldniveau kan gedijen als in een echte stad. De binnenhoven zijn openbaar en toegankelijk voor mensen van buiten de wijk, evenals het café, maar in de praktijk domineert vooralsnog de leegte, versterkt door zijdelings parkeren van auto’s en het stallen van fietsen. Iedere student heeft op 24 m² eigen voorzieningen, zoals keuken en badkamer (met ruimte voor een wasmachine). Ter compensatie van het ontbreken van individuele buitenruimte is er op iedere verdieping aan beide langszijden een eenheid weggelaten waardoor twee loggia’s worden gespaard, die met 20 studenten wordt gedeeld.


CONTAINER CITY: GESTAPELDE CONTAINERS

MODULAIR BOUWEN PROJECTGEGEVENS locatie Stavangerweg, Amsterdam (NL) bouwjaar 2003-2005 architect hvdn architecten opdrachtgever Woonstichting De Key aantal bouwlagen 2-3

parochiale ruimte

aantal woningen 715 type woningen zelfstandig

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: Strand West

MEDIUM

verdieping met twee collectieve buitenruimtes

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: horeca

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

121


AMSTERDAM (NL)

KEETWONEN JMW ARCHITECTEN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.tempohousing.com/ projects/keetwonen.html - www.jmwinfo.nl - Slawik et al. (2010) Container Atlas. A practical guide to container architecture. Berlin: Gestalten Verlag, pp. 172-173

Keetwonen is het eerste containerproject in Nederland en het grootste containerproject ter wereld, althans volgens Tempohousing. Amsterdam nam de gewaagde stap om Tempohousing de kans te geven dit enorme project te realiseren. Keetwonen is een project van 17.000 m² aan containerwoningen in Amsterdam Zuidoost, vlakbij het Amstel Business Park, de snelweg en een metrostation, en in onmiddellijke nabijheid van de Bijlmerbajes. Hierdoor is het project zeer goed bereikbaar en zit je als bewoner snel in het centrum van Amsterdam, wat voor studenten zeer belangrijk is. In totaal zijn er ruim duizend studentwoningen gerealiseerd in zes blokken van

begane grond

verschillende diepte, bij een gelijke dwarsdoorsnede per blok. Ieder blok vormt een gesloten binnenhof, doordat de trappenhuizen aan de kopse kant van de gebouwen zijn gesitueerd. In de binnenhoven is ruimte om je fiets te stallen. In de naaste omgeving, of in de containers zelf, is er ook ruimte voor een basketbalveld, supermarkt, wasserette, café en kantoorruimte. Door de afsluiting van de collectieve binnenhoven is een meer parochiale kwaliteit van de tussenruimte niet aan de orde. De toegang tot de woning wordt verleend door externe trappenhuizen en galerijen; deze laatste zijn naar de binnenzijde van het blok, op de hof gericht. De woning zelf heeft een

oppervlakte van 30 m², met eigen badkamer, keuken, en balkon. De balkons bevinden zich aan de andere zijde, de buitenzijde van het blok. Maar ook bij dit project is het opnieuw niet mogelijk om vanaf de begane grond je woning binnen te stappen of, andersom, de hof in. Het was aanvankelijk de bedoeling om het project vijf jaar in Amsterdam te laten staan, maar zeer waarschijnlijk zal de verplaatsing naar elders tot 2016 worden uitgesteld, aangezien tot op heden alle kamers zijn verhuurd en er een wachtlijst is van 1,5 jaar. Het project heeft in 2006 de Funda Award gewonnen voor best executed innovation in construction.


CONTAINER CITY: GESTAPELDE CONTAINERS

MODULAIR BOUWEN PROJECTGEGEVENS locatie H. Wenkebachweg, Amsterdam (NL) bouwjaar 2006 architect JMW Arhitecten opdrachtgever Tempohousing aantal bouwlagen 5 aantal woningen 1030

Collectieve buitenruimte: fietsenstalling

type woningen zelfstandig

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: supermarkt

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: sportveld, wasserette, eetcafe fietsenmaker, bedrijfsruimte

standaardverdieping

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

123




DELFT (NL)

LEEGHWATERSTRAAT MECANOO

Bronnen: - projectdocumentatie - www.mecanoo.nl

Net als Groningen kampt Delft met een nijpend tekort aan studentenwoningen. Op de TU Campus zullen de komende jaren 1700 eenheden moeten worden bijgebouwd. Vooruitlopend daarop heeft Stichting DUWO aan Mecanoo gevraagd een wooncomplex te ontwerpen voor de groeiende groep buitenlandse studenten. Aan de westelijke rand van de campus is daartoe een ensemble van drie streng in het gelid staande alzijdige woontorentjes van elk zes lagen hoog ontworpen met in totaal 186 wooneenheden. Om het project van schets tot oplevering binnen een jaar te kunnen realiseren, is een modulair bouwsysteem toegepast waarbij elke woningunit volledig is geprefabriceerd in de fabriek. De torens hebben een betonnen kern met een trappenhuis en

lift. Hier is een stalen skelet tegenaan gemonteerd waarin de woonunits als laden in een kast zijn geplaatst met een grote diversiteit aan woningtypes. In de woningen kunnen studenten in hun eentje of met z’n tweeën wonen. Ook zijn er kleine studentenhuizen met drie kamers rondom een gemeenschappelijke woonkamer met keuken. Op de begane grond van elke toren liggen gemeenschappelijke voorzieningen zoals entree, fietsenstalling en containerruimte. De studenten komen elkaar buiten tegen op de stoep met hun fiets, in de ruimte tussen de blokjes bij de entree van hun torentje of op het terras dat aan de gemeenschappelijke woonkamer en het verbindende pad dat aan het weiland grenst; van een echt parochiale buitenruimte is evenwel geen

sprake. Drie gevels zijn uitgevoerd in donker metselwerk met ‘baarden’ en aluminiumkaders met schuifpuien. De grote ramen bieden een panoramisch uitzicht op de omgeving. De vrije compositie van ramen in de gevels levert niet alleen aan de buitenkant een gevarieerd beeld op, maar ook aan de binnenkant: elke kamer heeft het raam op een andere plek. Aan de weilandkant kregen de drie gebouwen een groene, gelaagde gevel van composietplaten in combinatie met een buizenframe waarlangs in het voorjaar en de zomer klimplanten groeien. In de herfst verliezen de klimplanten hun blad en wordt het plantenmotief en de groene kleur van de composietplaten zichtbaar. De drie gebouwen staan in een tapijt van gras waarin natuurstenen staptegels zijn gestrooid.


MODULAIR BOUWEN

MODULAIRE GEBOUWSTRUCTUUR

PROJECTGEGEVENS locatie Leeghwaterstraat, Delft (NL) bouwjaar 2008-2009 architect Mecanoo opdrachtgever DUWO studentenhuisvesting aantal bouwlagen 6 begane grond

aantal woningen 186 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

standaardverdieping

SMALL

H

D

E

E'

F

I

JK

goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

01 02

G

03 04

C

05

AB 01

KJ

06 02

0

07 03 H

04 05 D

06

C 07

AB 3d

E

E'

F

G

I

JK

127


H

D

E

E'

F

G

C AB 01 02 03 04 05 06 07

AB


I

JK

01 02 03 04 05 06 07

H

D C

3d

E

E'

F

G

I

JK



WONEN OP DE CAMPUS De in de leeswijzer beschreven ontwikkeling die begon met de transformatie van het kloostertype naar het collegetype (middeleeuwen), en via campusmodel, paviljoensysteem en hoogbouwmodel (studentenhotel) uitkwam bij modellen van intense laagbouw in de jaren ’60, leidt in onze reeks referentieprojecten tot een cultureel en geografisch bepaalde onderverdeling naar vijf subtypen van het wonen op de campus. Bij deze onderverdeling is, horizontaal door deze subtypen heen, sprake van diverse bebouwingsmodellen: hoogbouw, intense laagbouw en (Angelsaksische) ensembles die zich als introverte enclaves in of buiten de stad laten omschrijven. In Nederland zien we uiteindelijk twee modellen in de recente ontwikkelingen binnen het bouwen op de campus: enerzijds het transformatiemodel van herontwikkelde gebouwenensembles (bijvoorbeeld het Utrecht University College), en anderzijds het verdichtingsmodel, dat het wonen in de bestaande campus inweeft (met name goed zichtbaar op de Uithof in Utrecht). Er zijn tendensen die, verdichting en kruisbestuiving indachtig, in toenemende mate wijzen in de richting van een mengvorm van de in oorsprong van de stad afgezonderde universiteits- en bedrijvencampussen. Wij pleiten hier echter vooral voor de verankering van het studentenleven in de stad, zoals het Angelsaksische model en de Nederlandse verdichtingsmodellen van recenter datum laten zien.

HET FRANSE MODEL 132 PAVILLON SUISSE Parijs (FR), Le Corbusier 134 LA MAISON DU BRÉSIL Parijs (FR), Le Corbusier

HET AMERIKAANSE MODEL 136 BAKER HOUSE Cambridge MA (US), Alvar Aalto 138 MARRIED STUDENT HOUSING New Haven (US), Paul Rudolph 140 INDIAN INSTITUTE OF MANAGEMENT Ahmedabad (IN), Louis I. Kahn 142 SIMMONS HALL Cambridge MA (US), Steven Holl

HET ANGELSAKSISCHE MODEL 146 ANDREW MELVILLE HALL St Andrews (UK), James Stirling 148 EAST ANGLIA UNIVERSITY Norwich (UK), Sir Denys Lasdun 152 NEW COURT CHRIST’S COLLEGE Cambridge (UK), Sir Denys Lasdun

HET NEDERLANDSE TRANSFORMATIEMODEL 154 UNIVERSITY COLLEGE Utrecht (NL), Art Zaaijer 156 GELUIDSWALWONINGEN Utrecht (NL), Koen van Velsen

HET NEDERLANDSE VERDICHTINGSMODEL 158 STUDENTENHUISVESTING TH TWENTE Enschede (NL), Herman Haan 160 CAMPAGNEPLEIN Enschede (NL), Arons en Gelauff architecten 162 CAMBRIDGELAAN Utrecht (NL), Rudy Uytenhaak 164 DE BISSCHOPPEN Utrecht (NL), Köther Salman Koedijk architecten 166 SMARTIES Utrecht (NL), architectenbureau Marlies Rohmer


PARIJS (FR)

PAVILLON SUISSE Pavillon Suisse werd op verzoek van het Zwitsers Universitair Comité gebouwd om Zwitserse studenten te huisvesten op de internationale universitaire campus in het 14e arrondissement van Parijs. Le Corbusier was waarschijnlijk sterk beïnvloed door het studentenhuis dat Nikolaev Bronnen: in Moskou (1928-29) had - Boesiger, W.; Girsberger, H. (1967) gerealiseerd. “In Moskou Le Corbusier 1910-1965, Basel: was ik in de gelegenheid een Birkhäuser, pp. 154-157 communehuis te bezoeken. - Duin, L. van (1993) De constructie was solide Architectuurfragmenten 1 en goed uitgevoerd en de Typologie en ontwerporganisatie was onberispelijk, methoden, Delft: maar de inrichting en het Publikatieburo Bouwkunde architectonisch concept waren p. 129 geheel en al koud. (…) De - Frampton, K. (2002) subtiele artistieke intentie Le Corbusier. Architect of the die het gebouw had moeten Twentieth Century, New York: verlevendigen ontbrak totaal, en Harry N. Abrams Publishers ik werd beroerd bij de gedachte (…) dat honderden individuen

LE CORBUSIER

zodoende de geneugten van de architectuur moesten ontberen.” Pavillon Suisse heeft dezelfde hoofdopzet als het studentenhuis in Moskou, maar is veel kleiner, want maar vijf lagen hoog en bevat slechts 45 studentenkamers. Dit zijn in de opvatting van Le Corbusier geluidstechnisch los van elkaar gedetailleerde cellen die als flessen in het wijnrek van het rechthoekige kamervolume zijn geschoven, dat op zijn beurt op pilotis staat. Daarmee wordt de begane grond volledig vrijgemaakt voor het collectieve programma binnen (hal, ontbijtzaal, gemeenschappelijke ruimten) en de parochiale ruimte buiten. Aan de achterzijde wordt in een gelaagde compositie achter het opgetilde wijnrek het licht gekromde trappenhuis

geplaatst en daar weer aan vast het organische volume van het kantoor van de directeur. In een later stadium werd besloten het ontworpen dakterras op de bovenste laag te verruilen voor een directeurswoning, waarvan de vertrekken gegroepeerd zijn rond drie kleinere dakterrassen. De bewoners van Pavillon Suisse hebben geen privacy, want hun leven is van alle kanten zichtbaar: door de glazen gevels van de slaapkamers, woonkamer of hal of vaag door de glasblokken. Niets blijft onbesproken, niets is verhuld. Na Cité de Refuge [1929-33] en het Immeuble Clarté [1930-33] is Pavillon Suisse het ultieme prototype voor het woongebouw in de ideale stad volgens Le Corbusier, de blocs à redent in zijn boek La Ville Radieuse uit 1935.


HET FRANSE MODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Boulevard Jourdan, Paris (FR) bouwjaar 1930 architect Le Corbusier aantal bouwlagen 5 aantal woningen 45 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM

collectieve en parochiale begane grond

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: ontbijtzaal, gemeenschappelijke ruimten

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

133


PARIJS (FR)

LA MAISON DU BRÉSIL Ten noorden van het Pavillon Suisse staat een verkleinde versie van een Unité d’Habitation, of een herschepping van het Pavillon Suisse, zo je wilt, van 55 m lang en 11 (kop) / 15 m (midden) breed met 86 eenpersoons- en 5 tweepersoonskamers voor Braziliaanse studenten. In 1952 kreeg de Braziliaanse Bronnen: architect Lucio Costa de - Boesiger, W.; Girsberger, H. (1967) opdracht voor het ontwerpen van Le Corbusier 1910-1965, Basel: studentenhuisvesting op de Cité Birkhäuser, pp. 154-157 Universitaire Internationale de - Ragot, G. (1987) Le Corbusier Paris, even ten zuiden van het en France. Réalisations et projets, Pavillon Suisse van Le Corbusier. Paris: Electa Moniteur, pp. 76-77 Op zijn beurt vroeg hij Le Corbusier - www.maisondubresil.org zijn plan verder uit te werken en te begeleiden tijdens de realisatie. In 1953 stemde Le Corbusier daarmee in. Beetje bij beetje voerde deze modificaties door en trok Costa zich steeds verder van het project terug. Het zou nog tot 1959 duren voor de realisatie een feit was. De vrucht van deze conflicterende samenwerking is

LE CORBUSIER

representatief voor de architectuur in de twintigste eeuw. De toepassing van béton brut, het spel van tegenstellingen tussen de massa’s en materialen, de polychromie, de toepassing van prefabricage en de rationele conceptie van de binnenruimten - waar de meubels ontworpen zijn door Charlotte Perriand en Jean Prouvé – maken van dit gebouw een monument van twintigste eeuwse architectuur. In 1997 is het gebouw gerenoveerd en zijn de kamers geschikt gemaakt voor het moderne studentenleven en zijn de oorspronkelijke culturele ruimten in ere hersteld om de Braziliaanse cultuur onder de aandacht van een breed publiek te kunnen brengen. Het plan bestaat uit een hoofdbouwmassa van vijf lagen met studentenkamers, opgetild boven het maaiveld door in het midden opengewerkte betonschijven, zodat net als bij het Pavillon Suisse de hal en het

collectieve en parochiale begane grond

standaardverdieping

theater aan de ene zijde en de directievleugel en bibliotheek aan de andere zijde direct met elkaar zijn verbonden via een volledig beglaasde gang. Deze transparantie vergroot het parochiale gevoel op de begane grond, zowel binnen als buiten. De studentenkamers zijn op het zuidoosten georiënteerd en hebben allen een privébuitenruimte door de toepassing van een brise-soleil. De béton brut ervan wordt verzacht door de neggen van de loggia’s te schilderen in een bont, door Lucio Costa voorgesteld Braziliaans kleurenpalet. Toiletten, keukens en andere gemeenschappelijke voorzieningen liggen aan de overzijde van de gang aan de noordwestzijde. Onder de schijf met de studentenkamers bevat het gebouw een theater, een tentoonstellingsruimte, een bibliotheek / videotheek en een klaslokaal.


HET FRANSE MODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Boulevard Jourdan, Paris (FR) bouwjaar 1953 architect Le Corbusier aantal bouwlagen 6 aantal woningen 91 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM

schets van een studentenkamer

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: expositieruimte, theater, bibliotheek en klaslokaal

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

135


CAMBRIDGE MASSACHUSETTS (USA)

BAKER HOUSE ALVAR AALTO

Bronnen: - Duin, L. van (1993) Architectuurfragmenten 1 Typologie en ontwerpmethoden, Delft: Publikatieburo Bouwkunde pp. 141-145 - Reed, P. (1998) Alvar Aalto. Between Humanism and Materialism, New York: The Museum of Modern Art pp. 212-217

Op zoek naar een meer humane architectuur maken rigide, algemene vormprincipes, die behoren bij de functionalistische beginselen van de moderne beweging, bij Alvar Aalto plaats voor specifiek voor de opgave ontworpen organische, golvende en uitwaaierende vormen, vaak gecombineerd met rechthoekige, geometrisch geordende bouwdelen. Bij de formatie en de compositie van deze elementen speelt de relatie van het gebouw met zijn omgeving een belangrijke rol. De studentenhuisvesting voor de ouderejaars studenten aan het M.I.T., dat hij realiseerde i.s.m. architectenbureau Perry, Dean & Shaw uit Boston, laat dit goed zien. Het Baker House staat op een langgerekte rechthoekige strook grond aan een zeer drukke weg evenwijdig aan Charles River. De bouwmassa bestaat uit een gladde golvende, zes verdiepingen hoge schijf, waarvan de hoofdrichting parallel loopt aan de rivier. Om het aantal studentenkamers met uitzicht

eerste verdieping: collectief hoofdontsluitings niveau

maximaal te laten zijn ontwierp Aalto een Z-vormige configuratie, beargumenteerd door de stelling dat een diagonaal uitzicht (over rivier en weg) meer rustgevend zou zijn dan een frontale aanblik; Aalto verwees naar het uitzicht uit een rijdende trein. Aan de andere zijde is de golvende vorm omgezet in een aantal scherpe hoeken. Vanuit het midden klimmen twee uitkragende steektrappen omhoog. In het midden van het blok bevindt zich op de eerste verdieping een dek, dat door het golvende bakstenen gebouw heen steekt, waarop zich de entrees, de lobby, de stijgpunten en centrale voorzieningen als een grote gemeenschapszaal bevinden. Deze is vóór de golvende wand in het groen gesitueerd. Deze ‘connector’ organiseert het gemeenschapsleven binnen over twee lagen (met omloop en vide) en buiten op een verhoogd podium, dat verbonden is met de straat, en vormt hét sociale middelpunt voor de bewoners. Het bijzondere van het ‘kamer-

scherm’ schuilt in de zonering van de plattegrond, die samenvalt met een programmatische scheiding tussen studentenkamers (zuid) en gemeenschappelijke voorzieningen (badkamers, wasruimten, vuilstortkokers, collectieve verblijfsruimten en stijgpunten; noord). De middengang ertussen verwijdt en opent zich meerdere malen naar het zicht op het landschap. Langs de gevel zijn studeernissen gemaakt, die in de gevel worden aangegeven door knikjes in het metselwerk. De gevels zijn gemaakt van een rode onregelmatige soort baksteen en met klimop bedekt traliewerk. De gevel langs de trappen is van hout. Aalto hoopte met deze materiaalkeuze de sfeer op te roepen van oudere Amerikaanse campusgebouwen. Ruim tien jaar later vinden we deze materiaalkarakteristiek ook terug in Britse campusprojecten zoals Harvey Court in Cambridge [Colin St John Wilson, Leslie Martin en Patrick Hodgkinson, 1957-62].


HET AMERIKAANSE MODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Memorial Drive, Cambridge MA (US) bouwjaar 1948 architect Alvar Aalto aantal bouwlagen 6 aantal woningen 318 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: wasserette, gemeenschapszaal, collectieve ruimtes

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

137


NEW HAVEN (US)

MARRIED STUDENT HOUSING PAUL RUDOLPH

Bronnen: - Spade, R. (1971), Paul Rudolph, London: Thames and Hudson pp. 31-34 - Architecture and Urbanism, July 1977, no. 80, Tokyo: A+U Publishing pp. 88-91

© foto HckyBG

Paul Rudolph [1946-74] ontwierp een cluster intense laagbouw met starterswoningen voor getrouwde studenten die de topografie van de locatie volgt. Het ensemble ademt de sfeer van een dicht opeengepakt, in een architectuur van baksteen en horizontale betonbanden verpakt stuk stad, geheel in de geest van de jaren ‘60. Trappen, patio’s en dakterrassen vormen samen het repertoire van collectieve en private buitenruimten. Paul Rudolph was een enorm veelzijdig Amerikaans architect die geen uitdaging schuwde. Er was geen opdracht waar hij zijn eigen stempel niet op kon drukken. En steeds weer op een andere manier, gegeven de vraagstelling en de hoog- of laagstedelijke, dan wel landschappelijke situering van de opgave. Hij werd een betrokken laat-modernist genoemd. Geen ingewikkelde theorieën, wel een enorm veelzijdig oeuvre. Hij was vermaard om zijn fantastische grote centraalperspectieftekeningen waarin geen detail hem ontging en die tevens de samenhang der dingen verklaarde. Het niet gebouwde Graphic Arts Center in New York (1967) was een tot in de wolken reikende megastructuur,

die bestond uit een stapeling van kleinere eenheden, op een schaal, die Habitat ‘67 van Moshe Safdie - in datzelfde jaar wel gerealiseerd - ver overtrof, althans op papier. Het hier voorgestelde project is in tegenstelling daarmee zeer ingetogen, en spreekt de New Brutalist beeldtaal van de flats in Ham Common (1957) en de woningbouw in Avenham, Preston (UK), gebouwd in 1962, beide ontworpen door James Stirling en James Gowan. Voor dit project tekende Rudolph een axonometrie, die de dichtheid van een kleine, zeer compacte laagbouwwijk van vijftig woningen laat zien met een stelsel van per vier appartementen geclusterde woongebouwen met in de tussenzone en aan de randen ommuurde patio’s en nauwe voetgangersdoorgangen, die in de ene richting vlak, en als uitzondering daarop bij de benadering van het ensemble, als brede trappen zijn uitgevoerd. Deze trappen functioneren door de geaccidenteerdheid van het terrein tevens als tribune en ontmoetingsplek. De auto wordt onder aan de rand van het buurtje geparkeerd; daarna ga je te voet verder naar je woning. De woningtypologie is in tegenstelling tot het merendeel van

‘stempel’ met vier woningen

gerealiseerd ensemble

de voor BOUWJONG! geselecteerde projecten van een grotere maat en in feite gebaseerd op een gewone eengezinswoning voor de nog studerende jonge koppels. De waarde van het project ligt echter in het intense laagbouwkarakter van de woningschakeling en de omgang met private en collectieve buitenruimte naast de eigen woning, of op het dak van de naastgelegen woning. De woningen waren voor (nog studerende) jongeren bedoeld, als voorbereiding op een rustig (universitair) leven in de luwte van de campus. Het gerealiseerde plan is een vereenvoudigde versie van het oorspronkelijke ontwerp. Ook in het schakelen van grotere woningtypen toonde Rudolph zich in Married Student Housing (University of Virginia, Charlottesville, 1967) en Oriental Masonic Gardens Housing (New Haven, Connecticut, 1968) een voorloper van het containerdenken in ruimtelijke dragers als schakelbare elementen, waarmee je zowel kleine als zeer grote en complexe woningen en woonensembles op zeer verschillende ondergronden kunt ontwerpen.


HET AMERIKAANSE MODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Mansfield Street, New Haven (US) bouwjaar 1961 architect Paul Rudolph aantal bouwlagen 3 aantal woningen 51 type woningen zelfstandig

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

139 oorspronkelijk ontwerp


AHMEDABAD (IN)

INSTITUTE OF MANAGEMENT LOUIS I. KAHN

Bronnen: - Giurgola, R. (1975) Louis I. Kahn, Zürich: Artemis - Brownlee, D. (1997) Louis I. Kahn: In the Realm of Architecture, London: Thames and Hudson - Gast, K.P. (1998) Louis I. Kahn, The Idea of Order, Basel: Birkhäuser

parochiale cour

“What will be has always been.” [Louis I. Kahn 1901-1974] In de cultureel, economisch en politiek uiterst vitale Indiase stad Ahmedabad vormt Kahn’s project een aanvulling op de indrukwekkende verzameling van Grote Architectuur uit heden en verleden. De bijzondere maatschappelijke en klimatologische randvoorwaarden hebben zowel de organisatie als ook het door hem gebezigde formele vocabulaire bepaald. De drie hoofdbestanddelen de school, de studentenwoningen en de woningen voor het docentencorps - zijn zo gegroepeerd, dat de beschikbare windstromingen optimaal benut worden en de voorhanden luchtstroom zo ongestoord als maar mogelijk is door de gebouwen kan trekken. Tegelijkertijd wordt de hoge zonbelasting en het verblindende zonlicht gereduceerd, doordat overdekte veranda’s, lichtschachten en binnenhoven als wezenlijke elementen in het architectonische vocabulaire worden opgenomen. In India is baksteen het eenvoudigst

verkrijgbare bouwmateriaal. De beeldtaal van het gehele ensemble wordt bepaald door de poging de baksteen als bouwmateriaal optimaal te benutten. De situering van de verschillende programmaonderdelen geeft de onderlinge verstandhouding tussen school, studenten- en docentenwoningen weer. School en studentenverblijf vormen een eenheid, zoals in een klooster. Deze eenheid wordt nog eens onderstreept door het feit dat tussen het studentenverblijf en de docentenwoningen een vijver als scheidend element werd aangelegd. Laten we ons nu richten op het ‘klooster’, dat bestaat uit een additieve structuur d.m.v. stempels. In de onderwijscluster zijn dat de klaslokalen en de kantoren, aan weerszijden van het amfitheater en in het verlengde daarvan de mensa met keuken. In zuidoostelijke richting, in samenhang met de belangrijkste windrichting, zijn de studentenwoningen in een additieve compositie samengebracht. Tussen de

stempels bevinden zich collectieve tuinen en wandelstraten die de ‘studentenstempels’ onderling en met de onderwijscluster verbinden. Dit is een geschakelde reeks van collectieve en parochiale ruimten. Iedere stempel bestaat vervolgens weer uit een stapeling van collectieve ruimten (eetzalen (soms met vide) en keuken; niveau’s 0 (met vide: 0 en +1) alsmede 2 (of 3) lagen van ieder 2 x 5 ‘monnikencellen’ (niveau’s +1, +2 en +3 (geen vide) dan wel +2 en +3 (met vide) met sanitaire voorzieningen. Kenmerkend voor de architectuur zijn de diepe neggen die uitgespaard zijn in de baksteenmassa’s en de kamers beschutting bieden tegen warmte en zonlicht. De docentenwoningen zijn individuele bouwmassa’s die onder een hoekverdraaiing van 45˚ in rijen t.o.v. elkaar verschoven en naast elkaar geplaatst zijn. Iedere woning is verdeeld in drie beuken met een centrale trap waaromheen het woonprogramma is verdeeld. Ook hier is de individuele buitenruimte overdekt.


WONEN OP DE CAMPUS

HET AMERIKAANSE MODEL

PROJECTGEGEVENS locatie V. Sarabhai Marg, Ahmedabad (IN) bouwjaar 1962-1976 architect Louis I. Kahn aantal bouwlagen 4 aantal woningen onbekend type woningen gemeenschappelijk

LARGE collectieve tuin

koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: mensa, amphitheater

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

niveau 0

niveau +1

niveau +2/+3

141


CAMBRIDGE MASSACHUSETTS (USA)

SIMMONS HALL STEVEN HOLL

Bronnen: - projectdocumentatie - www.stevenholl.com - Casabella 706 / 707 pp. 106-115

© foto’s Andy Ryan

De vorm van Steven Holl’s ‘hommage aan het vierkant’ doet bij een eerste vluchtige kennismaking denken aan het ontwerp van O.M.A. voor de ontwerpcompetitie van het Haagse stadhuis in de jaren ‘80 van de vorige eeuw; meer precies: een enkele plak van de gelaagde, verschuivende en in hoogte fluctuerende bouwmassa’s van het ontwerp van Rem Koolhaas. De tweede associatie is die met grote aantallen (studentenkamers). Maar: Je ziet niet wat je denkt dat je ziet! Holl doet het gebouw veel groter lijken door per verdieping drie rijen vierkante ramen in de gevel op te nemen. Hij speelt met de abstractie van het grote aantal (ramen, maar ook: studenten) en door uitsneden uit deze ogenschijnlijk schaalloze bouwmassa te maken geeft hij de studenten hun parochiale en collectieve ruimten al naar gelang de positie ervan t.o.v. het maaiveld en Briggs Field, de grote lawn op de M.I.T. campus. Simmons Hall bevat 350

optische schaalvergroting

studentenkamers met aanvullende collectieve voorzieningen, waaronder een eetzaal op de begane grond en een theater/ auditorium. Te midden van de zee van ramen (in rijen van drie per verdieping) springen de grote ‘sponsgaten’ eruit. Deze sponsgaten representeren dwars door het gebouw heen een aantal ‘buizen van Eustachius’, die zich in de vorm van een paar onregelmatig met de gevel versneden raamvlakken met afgeronde hoeken als verstoorders van de orde manifesteren: deze collectieve lounges en studiezalen maken via trappen short cuts mogelijk tussen een aantal verdiepingen. De meest publieke gedeelde functies liggen op de begane grond (dining hall met 300 plaatsen) en in het souterrain (theater/auditorium) en zijn gelegen aan een langgerekt parochiaal bordes, twee treden boven straatniveau, dat op haar beurt direct langs het over Vassar Street voortrazende verkeer is gelegen. Deze infrastructuur en

de spoorlijn, direct aan de andere zijde van het gebouw gelegen, leggen het gebouw ertussen haar gestrekte hoofdvorm op. De vermeende grote schaal van het gebouw doet Briggs Field met haar sportvelden nog groter lijken dan het is en versterkt het solitaire karakter van Simmons Hall. Doorwaadbaarheid en porositeit van dit strak gesneden volume zijn de diagrammatische metaforen van de openness van de verbinding tussen de achtergelegen wijk Cambridgeport en Charles River, zodat de vereiste visuele verbinding tussen beide kan blijven bestaan, en de openheid binnen het gebouw zelf. Simmons Hall is, gelegen schuin tegenover Aalto’s Baker House, diens antidode. De gangen die de kamers verbinden, fungeren als ‘straten’. Kleur geeft een ander gevoel van diepte aan het betonnen grid. Het kleurenpalet komt overeen met dat van het oorspronkelijke stress diagram, een passende ontdekking voor een technisch instituut als M.I.T.

studentenkamer met 3x3 ramen

collectieve binnenruimten: openheid door de ‘buizen van Eustachius’ collectieve binnenruimte in ‘sponsgat’


WONEN OP DE CAMPUS

HET AMERIKAANSE MODEL

PROJECTGEGEVENS locatie Vassar Street, Cambridge MA (US) bouwjaar 1999-2002 architect Steven Holl Architects aantal bouwlagen 10 aantal woningen 350 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: restaurant, auditorium

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

begane grond

zesde verdieping

143




ST ANDREWS (UK)

ANDREW MELVILLE HALL JAMES STIRLING

Bronnen: - Duin, L. van (1993) Architectuurfragmenten 1 Typologie en ontwerpmethoden, Delft: Publikatieburo Bouwkunde p. 153-157 - Jacobus, J. (1996) James Stirling. Bauten und Projekte, Stuttgart: Verlag Gerd Hatje, pp. 96-107

James Stirling bouwde de studentenhuisvesting op de campus van de University of St. Andrews in een periode waarin hij, samen met James Gowan, projecten realiseerde voor de universiteiten van Leicester, Cambridge en Oxford in een brutalistische stijl. Bedoeld als eerste aanzet van een stroom van 1000 nieuwe studentenkamers, bleef het bij de eerste twee vleugels met in totaal 250 kamers. Met dit hoge aantal in het achterhoofd en repetitie als Leitmotiv toog Stirling aan het ontwerpwerk en koos voor prefabricage en assemblage van betonnen elementen, direct van de vrachtwagen op het werk gemonteerd. Langs wat ooit, voor de Noordzee zich terugtrok, een klif is geweest, bestond het oorspronkelijke plan uit twee identieke figuren, ‘handen’, die bestonden uit twee maal twee vingers met kamers aan weerszijden van een centraal voorzieningengebouw. Uiteindelijk is hiervan een enkel ensemble gerealiseerd. De verticale

programmatische opbouw van Nikolaev is als het ware een slag van 90˚ gedraaid en horizontaal komen te liggen. De klif is dan het maaiveld (voorzieningen), en de zee de lucht (studentenkamers). De verkeerskern is te herleiden de tot het promenadedek, analoog aan grote passagiersschepen, de sociale condensator van het plan. De ruimtelijke opzet en inrichting van de garden valley vertoond een sterke gelijkenis met Robin Hood Gardens van de Smithsons; beide ontwerpen zijn op hun beurt weer schatplichtig aan het Corbusiaanse Unité-type. De buitenruimte is hier echter niet oneindig, maar wordt juist door de gebouwen begrensd en vormgegeven. Jammer genoeg is deze lawn (de opbouw refereert ook aan het Amerikaanse collegetype van Thomas Jefferson) niet toegankelijk vanuit de laagst gelegen kamers, maar slechts op één plek in de oksel van het beglaasde promenadedek ter hoogte van het blok met collectieve voorzieningen. Dit dek bereik je vanuit de palm van de hand (het voorzieningengebouw) met

promenadedek

trappen die het weidse uitzicht op de Noordzee bij afdaling ontvouwen. Het dek ontsluit vervolgens met trappen omhoog en omlaag middencorridors, die toegang geven tot de kamers. Voor het elkaar ontmoeten gaat alle aandacht in het gebouw dus uit naar dat promenadedek. Stirling ensceneert hier een metafoor van twee op de klif vastgelopen schepen met oneindig veel eenpersoonshutten. Vanuit deze kamers, die ten opzichte van elkaar naar buiten toe gedraaid zijn wordt op ingenieuze wijze door het ene raam zonlicht opgevangen, terwijl het andere, in de wand haaks daarop uitzicht op de Noordzee biedt. De individuele hutten beschikken ieder over een ingebouwde kast en een toilettafel. Met name in de zorgvuldige detaillering en de oppervlaktebehandeling van de gevelelementen van de hutten toont zich Stirlings architectonische beheersing van de industriële bouwtechnieken.


WONEN OP DE CAMPUS

HET ANGELSAKSISCHE MODEL

PROJECTGEGEVENS locatie North Haugh, St Andrews (UK) bouwjaar 1968 architect James Stirling aantal bouwlagen 8 aantal woningen 269 type woningen gemeenschappelijk

collectieve binnenruimte: het ‘promenadedek’

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM

promenadedekniveau

bovendek: kamers met uitzicht

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: mensa, studiezaal

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

147 oriëntatie op het uitzicht en de zon


NORWICH (UK)

EAST ANGLIA UNIVERSITY SIR DENYS LASDUN

Bronnen: - Denys Lasdun (1976) A Language and a Theme. The Architecture of Denys Lasdun & Partners, London: RIBA, pp. 44-55

De Britse architect Sir Denys Lasdun (1914-2001) was een exponent van het New Brutalism waarin de principes van de functionele stad (Le Corbusier, CIAM, ‘50er jaren) in de jaren ‘60 in de praktijk resulteerde in betonnen megastructuren. Hoofdgedachte daarbij is dat de architectuur in één enkele greep een geheel stedelijk landschap zou moeten creëren. De functionele scheiding tussen wonen, werken, recreëren en verkeer werd vertaald in een volledig voor gemotoriseerd verkeer gereserveerde begane grond en verhoogde, lineair aan elkaar geschakelde voetgangersdecks en platforms waaraan de gebouwen als clusters of slierten zijn gekoppeld. Het plan wordt derhalve gekenmerkt door een landschappelijke doorsnede met gemengd programma: studenteneenheden in een piramidale opbouw bovenop gemeenschappelijk programma (winkels en parkeren), gekoppeld aan de onmiddellijke nabijheid van onderwijsgebouwen. De universiteitsgedachte dat het

individu zich in zijn eigen identiteit verbonden voelt met die van het geheel wordt verbeeld in de wijze waarop Lasdun via een verhoogd slingerend voetgangersdek - door hem de strata genoemd - waarvan de loop is gerelateerd aan het licht glooiende landschap ten oosten van de stad Norwich - alle individuele en collectieve programmaonderdelen met elkaar verbindt. Aan de noordzijde van deze ruggengraat is een doorgaand blok gesitueerd, de teaching wall met onderwijs- en onderzoeksfaciliteiten. Aan de zuidzijde ligt een reeks piramidale betonstructuren met studentenkamers, die door hun vorm de geaccidenteerdheid van het terrein uitvergroten en fasering in de uitvoering van dit plan illustreren. Aan een aftakking van het dek in zuidelijke richting liggen, in afzonderlijke gebouwen, de collectieve faculteitsvoorzieningen (bibliotheek, auditorium en computercentrum). Deze aftakking komt uit bij een tweede strook studentenhuisvesting.

Het plan is grootschalig, maar gebaseerd op de maat van de kleinste bouwsteen: de studenteneenheid, een product van een modulair prefab bouwsysteem. De kamerpiramiden zijn opgebouwd uit een stapeling van gelijke L-vormige elementen waarin zich de studentenkamers bevinden. De L-vormige plattegrond springt op elke verdieping trapsgewijs terug in samenhang met het verval van de helling. In de ‘holten’ waar de helling van de heuvel flauwer is dan die van de stapeling van de bouwmassa’s zijn recreatieve voorzieningen gesitueerd. Iedere L-vormige plattegrond vormt een studenteneenheid, die bestaat uit 12 individuele kamers met een gezamenlijke ontbijtkamer, bijkeuken en sanitaire voorzieningen. Al deze eenheden worden ontsloten vanaf een doorgaande galerij die één verdieping boven het dek ligt. De prefab betonnen draagconstructie en de prefab betonnen gevelpanelen, borstweringen en identieke gevelpuien geven het gebouw haar kenmerkende New Brutalism Look.


HET ANGELSAKSISCHE MODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Suffolk Road, Norwich (UK) bouwjaar 1962 architect Sir Denys Lasdun aantal bouwlagen 8 aantal woningen onbekend type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen:

MEDIUM

fragment ‘kamerberg’

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: bibliotheek, auditorium, computerzaal

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

diagonale doorsnede over collectieve ruimten

149




CAMBRIDGE (UK)

NEW COURT CHRIST’S COLLEGE SIR DENYS LASDUN

Bronnen: - Denys Lasdun (1976) A Language and a Theme. The Architecture of Denys Lasdun & Partners, London: RIBA, pp. 66-73

Dit ensemble is gesitueerd naast de Fellows Garden, direct ten noorden van het bestaande Christ’s College in Cambridge. Deze eerste uitbreiding van het College voorzag in 66 studentenkamers, zes appartementen voor Fellows, een voordrachtsruimte, twee squashbanen, gemeenschapsruimten, opslagruimten en 20 overdekte parkeerplaatsen. Uiteindelijk zijn er in totaal 200 kamers gerealiseerd. De terraces zijn in een concave schakeling gegroepeerd als een arena aan de lawn, die als sociale ontmoetingsruimte functioneert en waar bijvoorbeeld een spelletje croquet gespeeld kon worden. De kamers zijn per zes gegroepeerd en hebben ieder een eigen

balkon. Iedere groep van zes deelt wasruimte, keuken, opslag en eetkamer. In plattegrond worden de groepen gescheiden door opgaande trappen en op de bovenste lagen bovendien door appartementen voor de Fellows. Net als in Norwich wordt onder de terugtrappende bouwmassa’s ruimte gecreëerd, in dit geval voor een winkelarcade en bijbehorende servicestraat met parkeerfaciliteit. De vergrote terugsprong op de tweede laag schept een breed landschappelijk terras dat naast de Fellows Garden doorloopt over de hal en de gemeenschapsruimten en verbinding maakt met de oude collegegebouwen, vergelijkbaar met de wijze waarop de strata in Norwich de verschillende samenstellende delen aaneenrijgt.

Het gebouw met zijn met gras begroeide terrassen roept associaties op met een landschap van heuvels en grotten. De parkeerplaatsen boven de winkels liggen op hetzelfde niveau als de terrassen waarmee directe verbindingen worden gemaakt via de entreehallen bij ieder trappenhuis. Dit plan is net als het plan voor de University of East Anglia in Norwich geheel geprefabriceerd ontworpen en met een zeer zorgvuldige detaillering uitgevoerd. Daarmee presenteerde Lasdun zich eens te meer nadrukkelijk als New Brutalist, in dialoog met de historische bebouwingsstructuur van Christ’s College.

parochiale ruimte

landschappelijke doorsnede met parochiale ruimte en collectieve terassen


HET ANGELSAKSISCHE MODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie King Street, Cambridge (UK) bouwjaar 1966-1970 architect Sir Denys Lasdun aantal bouwlagen 7 aantal woningen 200 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: squashbanen, winkels

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: gemeenschapsruimte

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

153


UTRECHT (NL)

UNIVERSITY COLLEGE UTRECHT ART ZAAIJER

Bronnen: - Hoeger, K. (2007) Campus and the City. Urban design for the knowledge society, Zürich: GTA Verlag - Ontspannen campusgevoel, Sander Woertman, De Architect, september 2007, p. 46-49

Op het voormalige kazerneterrein tussen het centrum van Utrecht en De Uithof ligt University College Utrecht [UCU]. Het stedenbouwkundig plan evenals het merendeel van de gebouwen zijn ontworpen door Art Zaaijer en Michael van Leeuwen van architectenbureau Sluijmer en van Leeuwen. Uitgangspunt voor dit plan was het campusleven. Studenten wonen hier in groepen van 5-10 studenten drie jaar lang op de campus. Het onderwijs vindt plaats in de oude kazernegebouwen op het voorste - formele - deel van het plan terwijl het studentenleven informeler is en plaats vind op het achterste deel van het terrein. De gebouwen zijn geplaatst aan een erf en aan weerszijden omgeven door een aantal tuinen en bestaande kazernegebouwen. Aldus ontstaat een ensemble van

bestaande panden en nieuwe volumes, waartussen zich de parochiale ruimte bevindt. De monofunctionele opzet met uitsluitend studentenwoningen belet vooralsnog dat deze tussenruimte echt tot leven komt. Wel kunnen studenten die een benedenwoning hebben die grenst aan de binnenhof of patio deze vanuit de woning betreden. Alle appartementen zijn naar de buitenwereld gericht, ook de appartementen aan de binnenzijde van het blok; deze studenten kijken dan uit op een collectieve binnenhof of patio. Art Zaaijer heeft de gebouwen een specifiek karakter mee gegeven, maar ze sluiten door hun schaal en materialisatie in baksteen toch goed aan bij de voormalige kazernegebouwen. Art Zaaijer is geïnspireerd door

nieuw ensemble, verknoopt met bestaande kazernegebouwen

verhoogde cour

de oude grachtenpanden, met organisch gegroeide stelsels van kamers, gangen, trappenhuizen en gemeenschappelijke ruimten. Dit is in zijn ogen het tijdloze oermodel van het studentenhuis. Dit is aan de binnenzijde van de blokken goed terug te zien. Er is gebruik gemaakt van verschillende woningtypologieën; groepsappartementen die ontsloten zijn door een corridor en zelfstandige appartementen, ontsloten door een verhoogde straat, waarvan een gedeelte een dubbele verdiepingshoogte heeft, voortkomend uit de hellende daken die de gebouwen kenmerken. Onder dit hellende dak krijgen deze specifieke, zelfstandige units die bestaan uit twee verdiepingen een eigen vorm en grootte.


WONEN OP DE CAMPUS

HET NEDERLANDSE TRANSFORMATIEMODEL

PROJECTGEGEVENS locatie Kriekenpitplein, Utrecht (NL) bouwjaar 2006 architect Art Zaaijer opdrachtgever Bouwvereeniging Volksbelang aantal bouwlagen 6 aantal woningen 207 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM

samengesteld blok, eerste verdieping

zelfstandige woning

zelfstandige woning

onzelfstandige woning

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: basketbalveld

bovenverdieping

SMALL

bovenverdieping

benedenverdieping

goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

benedenverdieping

155


UTRECHT (NL)

GELUIDSWALWONINGEN KOEN VAN VELSEN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.koenvanvelsen.com - http://www.pplanjer.dds.nl/ 3_00/wal.html

De geluidswalwoningen van Koen van Velsen vormen de uiterste grens van het University College Utrecht [UCU] en de laatste aanvulling voor de gehele studentenhuisvesting van deze campus met 125 woningen à 15 m². Deze onafgebroken wand van woningen is gelegen pal naast de A12 en heeft voor UCU tevens een belangrijke functie als geluidswal voor het hele gebied. Van Velsen heeft de bebouwing en de geluidswal versmolten tot een onlosmakelijk geheel, in tegenstelling tot veel voorkomende gevallen, waar eerst woningen zijn gebouwd, en daarna ter reductie van het snelweggeluid een separate geluidswal moet worden geplaatst. De geluidshinder wordt in de woningen, naast het voorzien in een goede geluidsisolerende laag, slim ondervangen, door een heldere zonering in de langgerekte plattegrond. De collectieve functies worden alle aan de zijde van de A12 gelegd, en de individuele kamers aan

de zijde van het campusterrein. Zo kijken de gebruikers van de collectieve ruimten uit over de A12 waar de auto’s voorbij razen, en oriënteren de kamers zich op het campusterrein, waar een relatieve rust heerst, grenzend aan een collectief groen tapijt dat is opgespannen langs de gehele lengte van de strip en dat ook bereikbaar is vanuit de kamers en de toegangen naar de collectieve voorzieningen van de verschillende wooneenheden die op de begane grond gelegen zijn. De woningen zijn verdeeld over twee of - voorbij het midden van de strip - drie bouwlagen, waarbij iedere verdieping, door gebruik te maken van vides in de gemeenschappelijke ruimten aan de zijde van de A12, zicht heeft op de begane grond. Het complex is ingedeeld in wooneenheden van maximaal elf kamers, die ieder een eigen entree en fietsenstalling hebben. De collectieve ruimte, de woonkamer, is per wooneenheid afgesloten t.o.v. de naastgelegen

collectieve tuin, maar geen parochiale ruimte

collectieve binnenruimte

eenheid door een scheidingswand. De mogelijkheid bestaat om deze weg te schuiven, zodat er één grote ruimte ontstaat. De kamers aan de geluidsluwe zijde hebben eigen sanitaire voorziening en een frans balkon. Het tweeledige karakter van het ontwerp is in de gevels terug te zien. De zijde van de snelweg is gematerialiseerd in zwarte baksteen. In contrast daarmee heeft de campuszijde een veel warmere uitstraling door gebruik te maken van een geprefabriceerde betonnen colonnade, met in de vlakvullingen daarachter bruin geschilderde cementvezelplaten, die de suggestie wekken om voor hout te worden aangezien. Daardoor wordt het beeld van een kloostergang opgeroepen. Dynamiek (een grootschalige, ononderbroken lange zwarte wand) en sereniteit (een door de colonnade gesegmenteerd lang kamerscherm) zijn daarmee verenigd in één enkel gebouw.


WONEN OP DE CAMPUS

HET NEDERLANDSE TRANSFORMATIEMODEL

PROJECTGEGEVENS locatie Elmarelaan, Utrecht (NL) bouwjaar 1999-2000 architect Koen van Velsen opdrachtgever Bouwvereniging Volksbelang aantal bouwlagen 3 aantal woningen 125 type woningen gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

individueel

collectief

SMALL

eerste verdieping

goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

157


ENSCHEDE (NL)

STUDENTENHUISVESTING TH TWENTE HERMAN HAAN

Bronnen: - Bouwkundig Weekblad 7 (1969), pp. 165-171 - Duin, L. van (1993) Architectuurfragmenten 1 Typologie en ontwerpmethoden, Delft: Publikatieburo Bouwkunde p. 189-205 - Vollaard, P. (1995) Herman Haan, architect, Rotterdam: UItgeverij 010 pp. 152-159

Herman Haan, een aanhanger van het structuralisme, laat in dit complex laagbouw studentenwoningen op de toenmalige TH-campus Drienerlo bij Enschede zien dat hij onderzoek heeft gedaan naar de leefgewoonten en de woonomgeving van primitieve volkeren. Hij probeert sociale patronen die in de gemeenschap aanwezig zijn te vertalen in een woonomgeving. Haan vertrekt bij de kleinste eenheid waaruit het hele plan is opgebouwd: de unit. Dit is een L-vormig bouwvolume van één verdieping met in de oksel een hof. In opbouw is het plan verwant aan het Burgerweeshuis van Aldo van Eyck in Amsterdam, maar ook in materialisatie: grove stenen onder, een glazen tussenstrook en een zware betonnen dakrand erboven. In tegenstelling tot de diagonale verbindingen die van Eyck over zijn orthogonale systeem legt volstaat Haan met een simpele additie

van ruimtelijk op zichzelf staande units, die geen programmatische aanleiding kennen onderlinge verbindingen aan te gaan. Eerder is sprake van een stempelpatroon, zoals Van den Broek en Bakema dat al eerder in de naoorlogse woningbouw lieten zien. De stempel is een bouwkundige eenheid die als een betrekkelijk zelfstandige sociale eenheid kan functioneren en als zodanig dus ook als bouwsteen voor het totale plan kan dienen. De bouwsteen in het plan van Haan bestaat uit twee groepjes van ieder drie eenpersoons studentenkamers die samen de twee benen van de L vormen, met in de oksel een tweepersoonskamer en een ontbijtkamer. Alle kamers worden ontsloten vanuit een kleine open omgang rondom de hof, zodat iedere student zijn eigen voordeur heeft, analoog aan het schema van een Kartuizerklooster, waar een open galerij rondom een hof

alle individuele cellen ontsluit. De stempels van 18 x 18 m zijn achter elkaar gestempeld tot aan de grenzen van de locatie. Over het midden van het terrein worden de stempels gespiegeld; deze as wordt ook gebruikt om het ontsluitingssysteem in het plan op te nemen. Omdat ze omgeven zijn door andere stempels en een groter plein in het centrum moeten de stempels in het midden via de eerste verdieping worden ontsloten. Deze promenade sur toit is op de symmetrieas geplaatst en kan zo middels één trap op het snijpunt van twee hoven telkens twee stempels ontsluiten in plaats van één. Deze ontsluiting zorgt ook voor de toegangen van de kamers voor de ouderejaars, op het dak. Naast deze verticale accenten wordt de centrale hof bekroond met een (buitenproportionele) schoorsteen.


HET NEDERLANDSE VERDICHTINGSMODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Reelaan, Enschede (NL) bouwjaar 1964-1965 architect Herman Haan aantal bouwlagen 2 aantal woningen onbekend type woningen gemeenschappelijk

centraal plein met waterpartij: een academische idylle

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: ensemble van drie kamers met gedeelde voorzieningen

MEDIUM

stempel van zes kamers, tweepersoonskamer, ontbijtkamer en collectieve patio

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

patio en promenade sur toit

159


ENSCHEDE (NL)

CAMPAGNEPLEIN ARONS & GELAUFF

Bronnen: - projectdocumentatie - www.aronsengelauff.nl

© foto’s Jeroen Musch

De hoogbouw met klimmuur aan het Campagneplein is gelegen op de campus van de Universiteit Twente tussen Enschede en Hengelo en verbeeldt studeren, wonen en sporten in één gebouw. Oorspronkelijk zou het gebouw in het bos komen te staan, maar om het bos te besparen heeft het gebouw uiteindelijk zijn plaats gevonden op de plek van een nauwelijks gebruikte parkeerplaats. In totaal zijn er 87 studentenwoningen van 35 m² gerealiseerd; de woningplattegronden en het gebouwvolume stonden al vast. Daaruit hebben Floor Arons en Arnoud Gelauff aan de zuidzijde

plattegrond eerste verdieping met collectieve hof

een hoogbouw van negen verdiepingen ontwikkeld en aan de noordzijde laagbouw met op de begane grond een supermarkt en 1.260m² commerciële ruimte. Op het dak van de laagbouw is een collectieve tuin aangelegd. Op iedere verdieping van de hoogbouw bevindt zich een collectieve ruimte. Beide gebouwen bevatten zelfstandige eenheden met eigen badkamer en keuken. Blikvanger van het gebouw is de op één na hoogste klimmuur van Nederland. De meervoudig geknikte kopgevel van de hoogbouw manifesteert zich als klimmuur en legt een relatie met

het naastgelegen sportveld. Het gebouw is gematerialiseerd in donker rode baksteen en dieprode glaspanelen. De klimmuur, gevormd uit natuurstenen platen en de gebruikelijke uitsteeksels vormt hiermee een groot contrast. De klimmuur zorgt voor een duidelijk plezierelement in het woongebouw. De muur is door de opdrachtgever geschonken aan de bewoners van de campus (de Universiteit Twente heeft een actieve en succesvolle klimvereniging). Aangezien échte bergen in Nederland nu eenmaal niet voorhanden zijn kan architectuur in gevallen als deze een goede handreiking bieden.


HET NEDERLANDSE VERDICHTINGSMODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Calslaan, Enschede (NL) bouwjaar 2006-2008 architect Arons en Gelauff architecten opdrachtgever Woningstichting de Veste aantal bouwlagen 9 aantal woningen 87 type woningen zelfstandig

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: klimmuur, commerciële ruimte

MEDIUM koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: -

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

161


UTRECHT (NL)

CAMBRIDGELAAN RUDY UYTENHAAK

Bronnen: - projectdocumentatie - www.uytenhaak.nl

Cambridgelaan is een compact bebouwingsmodel door bij het ontwerp uit te gaan van een zeer hoge dichtheid en neemt de vorm aan van een ensemble van hoogbouw (poortgebouw) en laagbouw (het dorp) met een groot repertoire aan tussenruimten tussen de samenstellende delen. Dit ensemble van Rudy Uytenhaak staat aan de rand van de campusbebouwing van de Uithof in Utrecht op een grondvlak van 60 bij 300 meter. Om op de grotere driehoekige kavel een dichtheid van 1001 studentenkamers op 1 hectare te realiseren was een compact bebouwingsmodel - en daarmee hoogbouw - onvermijdelijk. Het op het oog massieve ensemble bestaat uit monumentale hoogbouw het poortgebouw (15 lagen) en gestapelde laagbouw - het dorp (5 lagen) - verdeeld aan weerszijde van de centrale, verhoogde voetgangersstraat, die de laagbouw via een brug met de hoogbouw

plattegrond eerste verdieping met verhoogde collectieve straat in ‘het dorp’

verbindt en het gros van de woningen in de laagbouw ontsluit. De woningen daaronder worden op het normale straatniveau ontsloten. Hier eigenen studenten zich de stoeptegels voor hun deur toe door met plantenpotten hun buitenruimte te markeren. Het poortgebouw wordt gevormd door twee schijven van gestapelde studentenkamers, aan de bovenzijde verbonden door vier bruggen, eveneens gevuld met studentenkamers. Deze woningen zijn te bereiken via de verhoogde binnenplaats tussen de twee schijven, van waaruit trappenhuizen en liften naar de verschillende verdiepingen leiden. Uytenhaak heeft de hoog- en laagbouw nadrukkelijk ontworpen als één compositorisch geheel. Dit is terug te zien in de materialisatie en kleurstelling in verschillende tinten zwart, donkergrijs en wit van zowel de gebouwen als de verhoogde straat en de loopbrug die de hoogbouw

met de laagbouw verbindt. In het poortgebouw bevinden zich alleen kamers, die keuken, toilet en badkamer delen. In het dorp zijn naast groepswoningen ook zelfstandige woningen, of woningen die met twee personen gedeeld worden, ontworpen. Tevens hebben sommige kamers een klein balkon of een buitenruimte op de bovenste verdieping. Helaas ontbreekt in het ensemble een collectieve binnenruimte waar de studenten elkaar kunnen ontmoeten. Nu is deze mogelijkheid beperkt tot de verhoogde straat. Het terrein is openbaar en toegankelijk via de entree van het poortgebouw. Van hieruit kun je doorlopen tot het einde van de laagbouw op de verhoogde straat. Maar juist door die verhoogde ligging is er sprake van splendid isolation van deze in potentie parochiale ruimte. In de praktijk is er derhalve niemand buiten de studenten aan te treffen.


HET NEDERLANDSE VERDICHTINGSMODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Cambridgelaan, Utrecht (NL) bouwjaar 1999 architect Rudy Uytenhaak opdrachtgever Stichting BO-EX i.s.m. SSH Utrecht aantal bouwlagen 16 aantal woningen 1001 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM collectieve verhoogde straat

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: bar

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

163


UTRECHT (NL)

DE BISSCHOPPEN KÖTHER SALMAN KOEDIJK ARCHITECTEN

Bronnen: - projectdocumentatie - www.kska.nl

De Bisschoppen is de naam van een studentenwooncomplex gelegen in de kasbahstrook van de Uithof, de campus van de Universiteit van Utrecht. Deze kasbahstrook uit het masterplan van O.M.A. en Art Zaaijer, [1988 e.v.], is gebaseerd op het concept van het creëren van schaarste, dat in deze zone dient te worden beantwoord met de grootst mogelijke bebouwingsdichtheid en een over de samenstellende gebouwen ononderbroken, in één vlak doorlopende gevel. Hierin is ook de universiteitsbibliotheek van Wiel Arets opgenomen. Onmiddellijk naast De Bisschoppen staat het gebouw van de Hogeschool Utrecht [HU]. Ertussen ligt de diagonale Bisschopssteeg, die deel uitmaakt van een driehoekig plein, dat openbaar toegankelijk is en dat als warmtewisselaar tussen beide complexen functioneert: een prima parochiale ruimte, gevoed door de studenten van de HU en de bewoners van De Bisschoppen. Het ensemble bestaat uit twee torens van negentien verdiepingen, deels verbonden door laagbouw

van vijf verdiepingen. Het gebouw heeft verschillende entrees. Zo is het mogelijk om via het plein het gebouw te betreden, maar het is ook mogelijk om dat via de straatzijde te doen. De oostelijke toren is door een steeg te bereiken; deze steeg is onderdeel van het gebouw. Hier zijn verschillende kleuraccenten aangebracht. De westelijke toren is met de Hogeschool Utrecht verbonden. In deze toren bevinden zich op de onderste vijf verdiepingen uitbreidingsmogelijkheden voor de Hogeschool. Er is ruimte voor lokalen, kantoren, vergaderruimten en een collegezaal. De veertien lagen daarboven bevatten short stay studentenwoningen. De short stay appartementen zijn opgedeeld in geheel zelfstandige appartementen, en appartementen waarbij twee studenten voorzieningen als badkamer, keuken en toilet delen. Per verdieping delen de studenten een groot balkon gericht op het zuidoosten. In de onderste drie lagen van het oostelijke gebouw bevinden zich studentenwoningen van

het type herenhuis. Hierin delen acht studenten een grote woonkeuken, een dakterras en een fietsenberging. Daarnaast hebben zij ieder een eigen eenheid verdeeld over drie verdiepingen. De toren zelf bevat zelfstandige eenheden aan een centrale gang en groepseenheden van vier/vijf kamers met een gemeenschappelijke woonkeuken. Ook bij deze toren delen de studenten per verdieping een groot balkon. De gevels zijn opgetrokken uit zwarte baksteen. De zijden van de torens waar de balkons zijn aangebracht zijn evenwel knalrood gemaakt. Deze kleuraccenten zorgen voor herkenbaarheid. Verder zijn de gordijnen door de architecten ingezet voor een levendig kleurbeeld, wanneer deze gesloten zijn. In De Bisschoppen wordt woonruimte verhuurd aan (kleine) vriendengroepen en grote groepen; ook in de vorm van individuele eenheden; uitsluitend bestemd voor studenten. Hier is dus met recht sprake van ‘wonen op de campus’.


HET NEDERLANDSE VERDICHTINGSMODEL

WONEN OP DE CAMPUS PROJECTGEGEVENS locatie Heidelberglaan, Utrecht (NL) bouwjaar 2005-2006 architect Köther Salman Koedijk architecten opdrachtgever SSH i.s.m. Hoge School Utrecht aantal bouwlagen 20 aantal woningen 552 type woningen zelfstandig en gemeenschappelijk

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen:

MEDIUM

Bisschopssteeg met parochiaal plein

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: onderwijsruimtes wasserette, kantoor

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

165 standaardverdieping


UTRECHT (NL)

SMARTIES ARCHITECTENBUREAU MARLIES ROHMER

Bronnen: - projectdocumentatie - www.rohmer.nl

© foto’s Scagliola en Brakkee en Akzo Nobel

Met de bouw van studenten-woningen op het universiteitscomplex van Utrecht ontwikkelt de Uithof zich tot een volwaardige campus, en wordt de chronische woningnood onder jongeren in deze stad aangepakt. De objectenstrook binnen het Masterplan van O.M.A. en Art Zaaijer ligt naast de kasbahstrook, een sterk verdichte strip, waarin o.a. De Bisschoppen en de nieuwe universiteitsbibliotheek zijn opgenomen. Beide stroken contrasteren met de landelijkheid van de overige delen van de campus en haar omgeving. Het complex van 380 zelfstandige en geclusterde kamers manifesteert zich in deze objectenstrook als een solitaire massa die ruim 17 meter breed uitkraagt boven de entreezone. De spectaculaire betonnen hoofddraagconstructie bestaat uit vier schijven die samen een theatrale ‘tafelpoot’ vormen. De poot met schommelbank dramatiseert de hoofdentree en creëert een stedenbouwkundige verblijfsplek die het ontmoeten en komen en gaan van al die studenten sublimeert. Dit is een parochiale ruimte, die herinneringen oproept aan de entree van de voormalige faculteit

Bouwkunde van de TU Delft (Van den Broek en Bakema, 1972). Dit is de stoep als overgang tussen een groot studentenwoongebouw en de stad in optima forma. Tevens bevindt zich onder de tafelpoot een van de drie ingangen, die langs de grote fietsenberging leiden, die ook van buitenaf toegankelijk is. Hier is de tweede parochiale ruimte gesitueerd in de vorm van een basketbalveld. Ook wordt deze ruimte gebruikt voor het houden van feesten; het collectieve dakterras is daarvoor ook zeer geschikt. De op de hoofddraagconstructie rustende kolos bestaat uit in de langsrichting getunnelde schijven, waardoor de flexibiliteit van het gebouw en daarmee een duurzame uitbreiding van de Uithof gegarandeerd zijn: de vloeren zijn immers vrij indeelbaar. De gevel is opgebouwd uit een grid van veelkleurige aluminium panelen waarin de 1510 ramen ‘wegvallen’. Van een afstand gezien vloeien de kleuren (vijfentwintig tinten grijs, drie tinten groen, rood en oranje) samen tot een grijze schubbenhuid, dichterbij komend wordt een bonte bijenkorf voor bollebozen zichtbaar. Hierin weerspiegelt zich het brede

collectief dakterras

collectieve brede gang

spectrum van huurders uit alle windstreken. De geclusterde kamers delen een ruime keuken en badkamer en bevinden zich aan de kopse kant van het gebouw. De zelfstandige kamers zijn gelegen langs een lange gang, wat vrij gebruikelijk is in studentenhuisvesting. De gangen zijn rijk gematerialiseerd door een afwerking van bamboe-fineer op een witte achtergrond. Maar het meest in het oog springend zijn de massief glazen ‘planken’, die enkel of twee aan twee in de gangvloer (per verdieping ten opzichte van elkaar verschoven) zijn opgenomen: hierdoor kun je tot vier verdiepingen ver schuin naar boven of beneden kijken en staan de collectieve gangen visueel met elkaar in verbinding. De trappenhuizen hebben per verdieping een eigen kleur, zodat de verdiepingen extra herkenbaar zijn. Het gebouw voorziet in ontmoeting en uitwisseling op ieder schaalniveau: feestruimten, trappenhuizen en gangen met nissen vormen de microkosmos waarin de eerste echte liefdes opbloeien en blijvende vriendschappen worden geboren.


WONEN OP DE CAMPUS

HET NEDERLANDSE VERDICHTINGSMODEL

PROJECTGEGEVENS locatie Heidelberglaan, Utrecht (NL) bouwjaar 2009 architect architectenbureau Marlies Rohmer opdrachtgever SSH Utrecht aantal bouwlagen 15 aantal woningen 380 type woningen zelfstandig (90%) en gemeenschappelijk (10%)

LARGE koppeling aan stedelijk netwerk: verdichting stedelijk weefsel fietsnetwerk openbaar vervoer stedelijke voorzieningen: -

MEDIUM

begane grond

standaardverdieping

koppeling aan directe omgeving: parochiale ruimte relatie met omliggende buurten parkeervoorziening fiets parkeerplaatsen aanvullend programma: huisarts, kapper (ROC), bedrijfsruimten voor studenten, basketbalveld

SMALL goede overgang gebouw-stoep flexibel casco collectieve binnenruimte collectieve buitenruimte private buitenruimte of frans balkon

167






COLOFON Thema Marlies Rohmer Onderzoek Marlies Rohmer Paul Kuitenbrouwer Dominique van ‘t Hof David Struik Teksten Frank de Vries Niek Verdonk, René Asschert Marlies Rohmer Dick van Gameren Paul Kuitenbrouwer Layout David Struik Dominique van ‘t Hof Eindredactie Marlies Rohmer Paul Kuitenbrouwer Druk Gemeente Groningen dienst RO/EZ Uitgever Gemeente Groningen dienst RO/EZ

© 2010 Gemeente Groningen dienst RO/EZ

© 2010 Architectenbureau Marlies Rohmer

© 2010 TU Delft, faculteit Bouwkunde, leerstoel Architecture and Dwelling De samenstellers van dit boek hebben de in dit werk uit diverse bronnen overgenomen tekstfragmenten en illustraties naar beste vermogen geciteerd. Mocht iemand desalniettemin menen dat diens werk ten onrechte is gereproduceerd, dan verzoeken we hem/haar contact op te nemen met de Gemeente Groningen, dienst RO/EZ, Gedempte Zuiderdiep 98, 9711 HL Groningen.



Jongerenhuisvesting in Groningen

DIT INSPIRATIEBOEK IS BEDOELD ALS EYE OPENER. WAT WÁS EN VOORAL: WAT ÍS ER ALLEMAAL MOGELIJK OP HET GEBIED VAN JONGERENHUISVESTING, VOORAL WANNEER WE SPREKEN OVER OPGAVEN VOOR GROTE AANTALLEN WONINGEN?

TOT 2014 LIGT ER IN GRONINGEN EEN BOUWOPGAVE VOOR 4500 NIEUWE WONINGEN VOOR JONGEREN EN STUDENTEN. DIT BOEK ONDERSCHEIDT ZICH VAN ANDERE BOEKEN OMDAT HET NIET IN EERSTE INSTANTIE OM HET BEELD GAAT, MAAR OM HET GEBRUIK EN DE BELEVING.

WAT KAN JONGERENHUISVESTING IN DE 21E EEUW TERUGGEVEN AAN DE STAD?


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.