Hindenburg promokatern

Page 1

1

De geschiedenis invoelbaar, voorstelbaar en mogelijk wat meer begrijpelijk gemaakt met aandacht en het accent op het zelfreinigend vermogen van mens en natuur. Dat is de premisse zowel als het einddoel van het boek.

The history made audible, palpable, conceivable and perhaps made a bit more

Rendre l’Histoire sensible, vivante et éventuellement compréhensible en mettant l’accent sur la capacité de régénération des êtres humains et de la nature. C’est la prémisse et le but final de ce livre.

understandable with the emphasis on the self– cleansing abililty of man and nature. That’s the premise as well as the goal of the book.

Die Geschichte einfühlbar, vorstellbar und vielleicht etwas verständlicher dargestellt, nachdrücklich mit Berücksichtigung des selbst– reinigenden Vermögens von Mensch und Natur. Das sind die Prämisse sowie das Ziel des Buchs.


N 49° 01’ 57” — E 5° 34’ 20” / 69

“Hadden we maar dezelfde taal gesproken!” M

et de herdenking van de 1ste Wereldoorlog 1914—1918 in het vooruitzicht hebben de in Brabant woonachtige fotograaf L.J.A.D. Creyghton en de in Brussel wonende schrijver, dichter en historicus Serge R. van Duijnhoven het plan opgevat om een bijzonder project te concipiëren. Het bestaat uit door Van Duijnhoven opgetekende verhalen en gedichten, alsmede door Creyghton gefotografeerde landschappen waarbij de ruim duizend kilometer lange frontlijn wordt gevolgd die loopt van het Belgische Nieuwpoort en Ieper via Verdun in Frankrijk, richting Basel; een en ander volgens de beschreven plaatsen uit dagboeken van een aantal oudstrijders van de 1ste Wereldoorlog. Uitgangspunt voor deze zoektocht zijn de aangrijpende en persoonlijke aantekeningen

Tranchée de Calonne (Bois Loclont > Duitse begraafplaats / cimetière allemand)

en dagboekverslagen van o.m. Louis Barthas, Maurice Genevoix, Odon van Pevenaege, John Jackson en Carl Heller; Franse, Belgische, Engelse en Duitse soldaten. Mannen die in de loopgraven van 1914—1918 vochten voor eer, volk en vaderland maar desondanks de (mede) menselijkheid niet uit het oog verloren. Zoals Louis Barthas (Frankrijk/1879–1952) in een van zijn nagelaten oorlogsdagboeken schrijft: “ ... gemeenschappelijk leed smeedt de harten aaneen en doet de haat verdwijnen. Tussen onverschillige mensen en zelfs tegenstanders ontstaat sympathie. Hadden we maar dezelfde taal gesproken!”

inmiddels achter het project geschaard en is als partner betrokken bij o.m. tentoonstelling en boekpresentatie. Deze staan gepland met een opening op 22 januari 2016 in de Koninklijke Zaal van het museum. Vervolgens beogen we de tentoonstelling door Europa te laten reizen naar Frankrijk, Duitsland en Engeland, zijnde de betrokken landen van de soldaten waarvan de dagboeken de auteurs Creyghton en Van Duijnhoven tot inspiratie zijn. En vanzelfsprekend zal de expositie ook in Nederland te zien zijn.

« Si seulement nous avions parlé la même LANGUE ! » D

De auteur en fotograaf bezoeken een aantal van de in de dagboeken beschreven plaatsen, noteren met pen en recorder, illustreren en fotograferen en komen uiteindelijk tot een selectie van circa 60 foto’s—panoramische landschappen—en evenveel teksten welke zowel feit als fictie evenals heden en verleden zullen representeren. De integrale tekst wordt vertaald in het Frans, Engels en Duits zodat er uiteindelijk twee tweetalige edities kunnen worden gemaakt; Nederlands–Frans en Engels–Duits.

ans le cadre de la commémoration de la première guerre mondiale de 1914—1918, le photographe L.J.A.D. Creyghton originaire du Brabant et le poète, écrivain, historien, Serge R. van Duijnhoven domicilié à Bruxelles ont décidé de concocter un projet particulier. Celui-ci consiste en une série de nouvelles et de poèmes écrits par Serge R. van Duijnhoven en combinaison avec des photographies de paysages de Creyghton où l’on peut suivre la longue ligne du front partant de Nieuport et Ypres, en Belgique, passant par Verdun en France, et se dirigeant vers Bâle en Suisse, le tout inspiré par des descriptions de lieux décrites dans les journaux intimes des vétérans de la première guerre mondiale.

Het bekende Eerste Wereldoorlog museum In Flanders Fields te Ieper, België, heeft zich

Le point de départ de cette recherche est formé par les notes et les réflexions

editie / edition

personnelles de ce drame tirées des journaux intimes et lettres de certain nombre de soldats, entre autres Odon van Pevenaege, Louis Barthas, Maurice Genevoix, John Jackson et Carl Heller : Belges, Français, Anglais et Allemands. Hommes qui se sont battus dans les tranchées pour défendre leur honneur, leur peuple et leur patrie et qui malgré cela, n’on pas manqué de compassion et d’humanité. Comme l’a écrit Louis Barthas (France/1879—1952) dans ses journaux de guerre: « ... La douleur commune soude les cœurs entre eux et fait disparaître la haine. La sympathie nait entre des êtres indifférents et même ennemis. Si seulement nous avions parlé la même langue ! » Le photographe et l’écrivain ont l’intention de se rendre dans les endroits cités dans ces journaux, de noter, d’enregistrer, d’illustrer et de photographier pour parvenir à une sélection d’environs 60 photos—des paysages panoramiques—avec autant de textes où faits et fictions, passé et présent y trouveront leur place. Le texte intégral sera traduit en français, en anglais et en allemand et paraitra sous la forme de deux publications bilingues ; Néerlandais-Français et Anglais-Allemand. Le célèbre musée de la première guerre mondiale In Flanders Fields à Ypres (Belgique)

3

s’est associé à notre projet et est impliqué comme partenaire. Il s’occupera entre autres de l’exposition et de la présentation du livre programmées pour le 22 janvier 2016 et qui se dérouleront dans la Salle Royale du musée. Ensuite, il est prévu l’exposition se déplacera à travers l’Europe ; en France, en Allemagne et en Angleterre, ces pays étant les pays d’origines des soldats dont les journaux intimes ont servi d’inspiration aux auteurs Creyghton et Van Duijnhoven. Naturellement, l’exposition fera aussi une halte aux Pays–Bas.


Vauquois

D

e heuvel van Vauquois ligt zo'n vijfentwintig kilometer ten noordwesten van Verdun en is met 282 meter het hoogste punt in het gebied ten westen van de Argonnen. Hij biedt een onbelemmerd uitzicht naar alle richtingen en was daardoor bijzonder gewild door diegenen die de Argonnen wilden beheersen.

GPS-Coordinaten

L

a butte de Vauquois est située à vingt-cinq kilomètres au nord ouest de Verdun, avec ses 282 mètres, c’est le point le plus haut à l’ouest de la région d’Argonne. De son sommet on peut observer librement tous les alentours ce qui en faisait une prise convoitée pour tout ceux qui cherchaient à dominer l’Argonne.

Zonder slag of stoot namen de Duitsers op 24 september 1914 bezit van de heuvel en het er bovenop gelegen dorp Vauquois. Vervolgens werden dorp en heuvel in snel tempo versterkt tot een vrijwel onneembare vesting. In de kalksteengrond werden verblijfruimten, schachten en ruim 17 kilometer aan onderaardse gangenstelsels aangelegd. Mede omdat Verdun er door werd bedreigd was er de Fransen alles aan gelegen om de heuvel te heroveren. Meerdere malen poogden ze—zowel mét als zónder artilleriesteun— de heuvel in te nemen; de verliezen waren massaal. Desondanks lukte het op 1 maart 1915 om de zuidelijke kant van het dorp—dat door de beschietingen inmiddels een ruïne was geworden—in te nemen.

Les Allemands s’en emparèrent sans résistance conséquente le 24 septembre 2014, avec le village de Vauquois construit dessus. La butte et le village furent diligemment fortifiés en un bastion quasi imprenable. Le sol calcaire fut creusé et des abris, des conduits et un réseau de 17 kilomètres de tunnels souterrains furent construits. Verdun se trouvant ainsi directement menacé, les Français n’eurent de cesse de reconquérir la butte. Plusieurs assauts furent lancés, avec ou sans le soutien de l’artillerie. Les pertes furent massives. Pourtant, les Français réussirent, le 1er mars 1915 à s’emparer de la partie sud du village, qui avait entre temps été réduit en ruines par les tirs continuels.

De stellingenoorlog begon. Beide partijen groeven zich in. De Duitsers aan de noordkant, de Fransen aan de zuidkant. De loopgraven lagen soms maar op 20 meter afstand van elkaar… men kon vaak woordelijk verstaan wat er aan de andere kant werd gezegd. Geen van beide partijen kon nu verder en—strategisch gezien—had men niets aan de heuvel. De strijd verplaatste zich onder de grond. Aan beide kanten werden tunnels gegraven naar onderaardse vertrekken van waaruit aftakkingen werden aangelegd tot onder de vijandelijke linies en vervolgens werd de vijand met grote springladingen in de gangen bestookt. Zo brachten de Duitsers op 14 mei 1916 een lading van 60 ton springstof tot ontploffing wat een krater van ruim 30 meter diep veroorzaakte en waarbij aan Franse zijde minstens 108 mensen om het leven kwamen.

La ‘guerre des mines’ avait commencé. Les deux camps s’enterrèrent chacun de leur coté. Les Allemand au nord et les Français au sud. Les tranchées étaient parfois éloignées les unes des autres d’à peine vingt mètres. On pouvait comprendre littéralement ce que l’on se disait dans l’autre tranchée. Aucun des deux camps ne pouvait plus avancer, et tenir la butte n’était plus d’aucun atout stratégique. Le combat se déplaça donc sous terre. De part et d’autre on se mit à creuser des tunnels vers des galeries souterraines à partir desquelles on creusait des sous galeries jusque sous les positions ennemies, que l’on arrosait alors d’explosifs. Ainsi, le 14 mai 1916, les Allemand firent sauter une charge de 60 tonnes, créant un cratère de 30 mètres de profondeur et causant chez les Français une perte d’au moins 108 soldats.

De tunnelbouw was voor de gravers een levensbedreigend karwei omdat er altijd de kans bestond dat de tegenstander een springlading tot ontploffing bracht terwijl ze zelf nog ondergronds waren. Het werk werd dan ook regelmatig onderbroken om met speciale apparatuur te luisteren of de tegenstanders nog bezig waren. Zolang er geluid was waar te nemen liep men geen gevaar maar werd het stil dan volgde onherroepelijk een onderaardse ontploffing. Tijdens de oorlog zijn er 519 van die explosies geteld; 199 aan de Duitse zijde en 320 aan Franse kant. Na 1916 werd het wat rustiger op de berg en gold het motto: leven en laten leven. De stress was desalniettemin ondraaglijk, niet alleen onder de grond maar ook in de loopgraven door het besef dat men ieder moment door een ondergrondse explosie het leven kon laten. Op een gegeven moment sprak men daarom onderling af dat er alleen gebombardeerd zou worden in de vooravond … er zijn verhalen bekend dat soldaten elkaar over en weer waarschuwden als er granaataanvallen zouden plaatsvinden: ‘Hé, psst, heute Abend...Bum!!!’ Toen de Amerikanen op 26 september 1918 de streek bevrijdden zagen ze Vauquois als een volstrekt troosteloos landschap, een heuvel in tweeën gespleten door een rij van 13 gigantische kraters die de voorste Franse linies scheidde van de Duitse.

Intro

“Iedere loopgraaf is de aanloop naar een massagraf.” — Joseph Roth

La construction des galeries n’était pas sans dangers pour ceux qui les creusaient, car il était toujours possible qu’une charge ennemie explosa alors que ceux-ci étaient encore occupés sous terre. Le travail était donc régulièrement interrompu afin d’écouter, à l’aide d’appareils spéciaux, les mouvement souterrains de l’autre camp. Tant que l’on percevait du bruit dans les galeries ennemies, le danger était écarté, mais dès que le silence s’installait, celui-ci était immanquablement suivit par une explosion souterraine. Durant la guerre on a pu dénombrer 519 explosions, 199 du coté allemand et 320 du coté français. Après 1916, les choses se calmèrent quelque peu sur la butte et l’ordre du jour en était plutôt à un certain relâchement. Cependant le stress n’en était pas moins insupportable, non seulement sous terre mais aussi dans les tranchées, car chacun réalisait qu’à tout moment, il pouvait sauter dans l’une de ces explosions souterraines. On finit, à un certain moment, par s’accorder de façon mutuelle de ne bombarder qu’à la tombée du jour…et il y a des histoires connues de soldats qui donnaient l’alerte de l’autre coté lorsque des attaques de grenades se préparaient: « Eh, psst, ce soir…Boum !!! » Lorsque les Américains s’avancèrent sur le terrain le 26 septembre 1918 pour libérer la région, ils découvrirent le paysage horriblement piteux de Vauquois avec une colline tranchée en deux par une rangée de 13 profonds cratères séparant la première ligne française de la ligne allemande. SRvD

5

«Chaque tranchée est l’annonce d’un charnier.» — Joseph Roth


N 49° 12’ 20” — E 5° 04’ 09” / 50

Intro

Vauquois Intro

7


N 50° 20’ 34” — E 2° 46’ 18” / 25

Neuville–Saint–Vaast

V

L

oor het indrukwekkende en complementaire boek “HADDEN WE MAAR DEZELFDE TAAL GESPROKEN!” verzorgt schrijver/ dichter/historicus Serge R. van Duijnhoven de literaire component. De auteur voorziet het oorlogslandschap dat op verstilde wijze voorbij komt in de fotografische werken van landschapsfotograaf L.J.A.D. Creyghton van klank en verhaal. Beeld en tekst vormen op verrassende wijze een twee–eenheid, wat tevens zal blijken uit de geraffineerde vormgeving van het boek. Net zoals eerder het geval was bij de gezamenlijke uitgave in 2011 van WAT IK ZIE KAN IK NIET ZIJN (Pels & Kemper, ’s–Hertogenbosch), proberen fotograaf en schrijver ook in dit originele werk stem te geven aan talrijke genius loci (personen, factoren en omstandigheden) die langs de ruim duizendkilometerlange wandelroute terloops uit het voormalige front– en grenslandschap oprijzen.

’écrivain, poète et historien Serge Van Duijnhoven se charge de la partie littéraire de cet ouvrage complémentaire sous la forme d’un journal de guerre impressionnant « Si seulement nous avions parlé la même langue ! » L’auteur illustre les images de paysage de guerre qui défilent silencieusement devant nous, avec des sons, des histoires. L’image et le texte se présentent comme une double unité étonnante, ce que la présentation raffinée du livre accentue. Tout comme dans la version de cette publication originale commune, Ce que je vois, je ne suis pas, le photographe et l’écrivain tentent de donner une voix aux génies des lieux (personnes, circonstances et causes) qui surgissent au cours de cette promenade de quelques mille kilomètres, le long de l’ancienne ligne de front et limite du paysage. Il faut ouvrir bien grand les yeux et les oreilles, aller de l’avant et, équipé d’un crayon, de papier et d’un Leica classique sur son statique en métal léger, essayer de capturer de la façon la plus claire possible les contours du passé déjà en train de se diluer, recueillir les échos du vacarme des combats, les voix de ceux qui sont tombés, faire ressurgir les traces physiques et ethériques restées enfouies dans ce terrain qui fut un temps radicalement chamboulé et brûlé. Dans ce livre on raconte la Grande Guerre sur le continent, kilomètre après kilomètre, histoire après histoire, vie humaine après vie humaine de façon émotive. L’histoire se fait palpable, visible et aussi compréhensible pour les jeunes générations.

Een kwestie van ogen en oren goed openhouden. Flink doorstappen en trachten om, met pen en papier in de hand en de klassieke Leica camera op het lichtgewicht carbon statief, de vervagende contouren van het verleden alsnog zo helder mogelijk vast te leggen. De echo’s op te vangen van het krijgsgewoel, de stemmen van de gevallenen, de fysieke en mystieke sporen aan het oppervlak te brengen die er in of onder het ooit zo rudimentair verstoorde en verschroeide landschap zijn achtergebleven. In dit boek wordt De Groote Oorlog op het continent kilometer na kilometer, verhaal na verhaal, mensenleven na mensenleven, op zintuiglijke wijze weer tot leven gewekt. De historie opnieuw voelbaar, aanschouwelijk en daarmee ook voor jongere generaties begrijpelijk gemaakt.

On peut appréhender la ligne Hindenburg* que l’on suit au travers de ce livre, partant de l’ouest de la Belgique, passant par Ypres et en France jusqu’à Pfetterhouse sur la frontière Suisse, comme un chemin épique de chasse le long des méandres capricieux d’un fleuve de langues, de cultures folkloriques et de différences sociales et de sociétés qui se sont affrontées de façon catastrophique entre 1914 et 1918.

De Hindenburglinie* die voor dit boek wordt gevolgd van de Westhoek in België langs Ieper tot diep in Frankrijk naar Pfetterhouse aan de grens met Zwitserland, is op te vatten als een episch jaag– en wandelpad langs de grillig meanderende bedding van verschillende landstalen, volksculturen en sociale maatschappelijke differenties die tussen 1914 en 1918 op catastrofale wijze met elkaar in botsing zijn gekomen.

Le livre « Si seulement nous avions parlé la même langue ! » fonctionne tel un guide touristique littéraire avec une carte photographique. Le texte et l’image vous ramènent de manière civilisée à l’apogée hallucinante des Etats–Nations qui par leurs alliances et leur frénésie de mort se battirent pour leur destin dans les tranchées et sur les champs de batailles entre Nieuport et Pfetterhouse. L.J.A.D. Creyghton et Serge R. van Duijnhoven, avec « Si seulement nous avions parlé la même langue ! », vous livrent une œuvre faisant parler les paysages actuels, entre temps reconstitués malgré tout ce qui s’y est passé, avec les voix authentiques et perçantes des gens du passé. Le riche éventail de photographies panoramiques dans le style et l’ambiance particuliers à Creyghton et les nouvelles fascinantes en prose et en vers, de Van Duijnhoven, participent, au moment où la Grande Guerre célèbre ses 100 ans, à cette triste mais nécessaire commémoration. Le livre peut en même temps jouer un rôle éducatif car celui-ci s’inscrit dans un cadre historique dominant avec de nombreuses références, ce qui permet de pouvoir l’utiliser avec les collégiens qui désirent et peuvent ainsi vivre le passé de façon herméneutique. Le livre doit se concevoir comme un panorama émotif dans lequel le lecteur peut se promener. Le fracas de la Grande Guerre et la résonnance des émotions du quotidien humain autour de ces combats sans fin des tranchées deviennent tout au long des pages audibles et visibles. La tragédie humaine, se jouant de part et d’autre des frontières linguistiques et des lignes de front, dans le paysage déchiré de l’Europe, se déploie à nouveau, graduellement entre les lignes et les paysages photographiés.

Het boek “HADDEN WE MAAR DEZELFDE TAAL GESPROKEN!” fungeert als een literaire reisgids en fotografische routemap. Tekst en beeld voeren de lezer van nu, op gedistingeerde wijze terug naar de hallucinante hoogtijdagen van de natiestaten die in onderlinge allianties en met een ijzingwekkende doodsdrift hun lotsbestemming uitvochten in de loopgraven en op de slagvelden tussen Nieuwpoort en Pfetterhouse. L.J.A.D. Creyghton en Serge R. van Duijnhoven leveren met “HADDEN WE MAAR DEZELFDE TAAL GESPROKEN!” een werk af dat op verstilde wijze het zich ondanks alles herstellende landschap van nu laat spreken met de authentieke en schrille stemmen van mensen uit het verleden. De rijke waaier aan panoramische landschapsfoto’s in Creyghton’s kenmerkende stijl en sfeer én de pakkende levensverhalen die door Van Duijnhoven in zowel proza– als poëzievorm worden gegoten leveren—als De Groote Oorlog zijn eerste honderdjarige jubileum beleeft—een eigenzinnige bijdrage aan dit treurige maar noodzakelijke eeuwfeest. Bijeengehouden door een kader van talrijke overkoepelende historische beschouwingen, krijgt dit boek ook een educatieve bestemming die het geschikt maakt als lesmateriaal voor middelbare scholieren die het verleden op intense, hermeunistische wijze gewaar willen en kunnen worden. Het boek is op te vatten als een zintuiglijk panorama waar de lezer aan de hand van de makers mee doorheen kan wandelen. Het kabaal van De Groote Oorlog en de weerklank van de kleinmenselijke emoties die het gevolg zijn van de zich eindeloos voortslepende strijd in en rond de loopgraven wordt hoor– en voelbaar op de pagina’s. De humane tragedie die zich aan weerszijden van de taalgrenzen en frontlinies aftekende in het versplinterde Europese landschap ontvouwt zich stukje bij beetje opnieuw tussen de regels en de landschapsportretten in.

De Hindenburglinie was een groot deel van het Westfront en bestond uit vijf operationele zones (Stellungen) met namen uit de Germaanse mythologie. Dat waren, van noord naar zuid: Wotan, Siegfried, Alberich, Brunhilde en Krimhilde. De stellingen bestonden uit talloze betonnen kazematten (bunkers met machinegeweren), zware rollen prikkeldraad, kilometers tunnels, ontelbare loopgraven en commandoposten.

*

Il y avait cinq zones d’opérations (Stellungen) sur le front Est de la ligne Hindenburg portant toutes des noms tirés de la mythologie allemande. Il y avait du Nord au Sud: Wotan, Siegfried, Alberich, Brunhilde en Krimhilde. Ces ‘Stellungen’ étaient constitués de bunkers armés de mitrailleuses, de lignes de fil barbelé, de kilomètres de tunnels, d’un nombre incalculable de tranchées et de postes de commandement

*


N 51° 03’ 07” — E 2° 50’ 55” / 4

Kaaskerke (IJzerdijk > Dodengang / Boyau de la Mort)

11


N 49° 14’ 11” — E 5° 28’ 06”

/ 63

Bezonvaux (village détruit)

13


N 49° 16’ 32” — E 5° 11’ 23”

/ 53

Cuisy

Cuisy—woensdag, 2 september 1914

… Voor ons, aan de rand van het bos, staat een patrouille Ulanen *. De mannen en paarden staan roerloos behalve dan dat de paarden, gehinderd door vliegen, af en toe met hun staart tegen de flanken zwaait. Ik zie door mijn verrekijker twee gewonde mannen zichzelf over de weg voortslepen—twee Fransen. Een van de Ulanen heeft ze ook gezien. Hij stijgt af en gaat op ze toe; ik volg het met grote aandacht. Als hij dichterbij is spreekt hij de mannen aan en vervolgens bewegen ze zich in de richting van een wat breder stukje weg, de Duitser tussen de twee Fransen in en hen zo te zien moed insprekend. En dan, na uitvoerige voorzorgsmaatregelen te hebben genomen, helpt de imponerende ruiter met zijn grijze uniform het onze mannen zichzelf gemakkelijk te maken en zich neer te vleien. Hij leunt over hen heen en het duurt lang voordat hij weer opstaat. Ik weet zeker dat hij hun wonden verzorgt! ...

Intro

— Maurice Genevoix (1890–1980) Sous Verdun, août—octobre 1914 (Hachette, Parijs, 1916) ‘Neath Verdun The Experiences of a French Soldier During the Early Months of the First World War (Leonaur, London, 2010)

Cuisy—mercredi, 2 septembre 1914

… Devant nous, des uhlans * en vedette à la lisière d’un bois, cheval et cavalier immobiles. De temps en temps seulement, la bête chasse les mouches en balayant ses flancs de sa queue. A la jumelle, je vois sur un chemin deux blessés qui se traînent—deux Français. Un des uhlans les a aperçus. Il a mis pied à terre et il s’avance vers eux. Je suis la scène de toute mon attention. Le voici qui les aborde, qui leur parle ; et tous les trois se mettent en marche vers un gros buisson voisin de la route, l’Allemand entre les deux Français, les soutenant, les exhortant sans doute de la voix. Et là, précautionneusement, le grand cavalier gris aide les nôtres à s’étendre. Il est courbé vers eux, il ne se relève pas ; je suis certain qu’il les panse ! ... Vauquois (Leichengang)

* In de 16e eeuw was een Ulaan een Aziatische ruiter gewapend met een lans die dienst deed in het Poolse leger. De naam beduidt ‘Wakkere’ of ‘Dappere’ en zou van Tataarse oorsprong zijn. De voor Ulanen karakteristieke lange stalen lans was in het eerste decennium van de 20ste eeuw bij alle cavalerie–onderdelen als wapen ingevoerd. De Ulanen hadden als opdracht in de voorhoede verkenningstochten te ondernemen en deze imposante ruiters waren daardoor de eerste soldaten van het Duitse leger waar de bevolking kennis mee maakte. Zo wist men ook dat de Duitse opmars hen bijna had bereikt. Het plotselinge verschijnen en verdwijnen, het snelle optreden en geheimzinnige tactiek veroorzaakten veel schrik en boezemden de bevolking een heilige angst in. Inwoners van talloze gemeenten in België ondervonden dit o.a. in Visé, Dinant (665 doden), Leuven en Aarschot (150 doden). Door Ulanen werden in de maanden augustus en september van 1914 zo’n 5.500 Belgische burgers gedood en talloze kerken, officiële gebouwen en huizen in brand gestoken. Het woord Ulaan werd synoniem voor wreedaard, plunderaar, verkrachter, indringer. (bron: Wikipedia)

* Au 16ème siècle, un uhlan était un cavalier asiatique armé d’une lance et servant dans l’armée polonaise. Uhlan signifie ‘alerte’ ou ‘courageux’ et serait d’origine tartare. La longue lance caractéristique des uhlans fut utilisée dans l’armement de toutes les cavaleries au début du 20ième siècle. Les uhlans étaient envoyés en éclaireurs et c’est pourquoi ces cavaliers impressionnants étaient les premiers soldats allemands que les populations voyaient, indiquant alors que la marche allemande les atteindrait sous peu. Leurs apparitions et disparitions soudaines, leurs mouvements rapides et leur tactique étrange provoquaient la peur et inspiraient aux gens une sainte frayeur. De nombreux villageois en Belgique en furent les victimes, par ex. à Visé, Dinan (665 morts), Leuven et Aarschot (150 morts). Dans les mois d’août et de septembre 1914, les uhlans tuèrent quelques 5.500 civils belges et incendièrent nombres d’églises, de bâtiments publiques et d’habitations. Le mot uhlan devint synonyme de cruel, pillard, violeur, envahisseur. (source : Wikipedia)

N 49° 12’ 20” — E 5° 04’ 05” 50

15


Over de fotograaf

Over de auteur

’Creyghton is de meester van de ‘trage’ foto.’

’Serge R. van Duijnhoven is een Van Gogh die schildert met woorden.’

Gerrit v/d Hoven in het Brabants Dagblad

L.J.A.D. Creyghton (Apeldoorn, 1954) is fotograaf / beeldend kunstenaar en als docent verbonden aan academie akv|st. joost. Hij woont en werkt te Haaren [NBr] en exposeert in binnen– en buitenland. Publicaties o.a.: Saskia de Bodt / L.J.A.D. Creyghton: Schildersdorpen in Nederland. Terra Lannoo, Warnsveld, 2004 | L.J.A.D. Creyghton: Holland Album. Terra Lannoo, Warnsveld, 2005 | Sander Grip: van buitenhuis tot ambtswoning Het Catshuis, ministerie Algemene Zaken, ’s-Gravenhage, 2007 | Serge R. van Duijnhoven / L.J.A.D. Creyghton: Wat ik zie kan ik niet zijn / Pels & Kemper, ’s-Hertogenbosch, 2011 | L.J.A.D. Creyghton, Rik Torfs, Lucy L. Schlüter: Quaevis Terra Patria / Stichting Erasmusfestival Brabant, 2011 | Tracy Metz / Maartje van den Heuvel: Zoet&Zout, de Nederlanders en het water / Nai Publishers, 2012 Zijn werk is opgenomen in diverse particuliere en openbare collecties, waaronder: Achmea, Leiden | ambtswoning minister–president van Nederland, Het Catshuis, ’s–Gravenhage | ambtswoning Nederlandse ambassadeur, Berlijn, Duitsland | ambtswoning Nederlandse ambassadeur, New York, USA | Baker & McKenzie, Amsterdam | Enexis, ’s–Hertogenbosch | Fontys Hogescholen | Holland–America Line, Rotterdam/New York | ING, Amsterdam | Instituut Collectie Nederland, ’s–Gravenhage | Ministerie van Buitenlandse Zaken, ’s–Gravenhage | Noordbrabants Museum, ’s–Hertogenbosch | Rabobank, Utrecht | Rijksmuseum van Oudheden, Leiden | Royal Caribbean International, Miami, USA | Universiteit van Tilburg | UMC Leiden | UMC Utrecht | Het Zuiderzeemuseum, Enkhuizen

Jeroen Junte in de Volkskrant

Serge R. van Duijnhoven (Oss, 1970) is schrijver, dichter en historicus en woonachtig te Brussel. Hij is de oprichter van tijdboek MillenniuM en de Stichting Kunstgroep Lage Landen en verbleef in Sarajevo voor De Morgen en de Volkskrant. In 1993 debuteerde hij met de dichtbundel Het paleis van de slaap (Prometheus). Serge R. van Duijnhoven is frontman van het muziekgezelschap DICHTERS DANSEN NIET. Publicaties o.a.: De zomer die nog komen moest (Nieuw Amsterdam) | Klipdrift (Nieuw Amsterdam) | {Balkan}Wij noemen het rozen (Podium) | Fotografen in tijden van oorlog (Ludion) | Obiit in orbit; aan het andere einde van de nacht (De Bezige Bij) | Bloedtest (De Bezige Bij) | Ossensia Brabantse gezangen (Jan Cunen) | Wat ik zie kan ik niet zijn, een dichter op zoek naar de bronnen van Het Groene Woud (Pels & Kemper) | Le Grand Tour (Avans Hogeschool) | Vuurproef (Nieuw Amsterdam) Serge R. van Duijnhoven is freelance medewerker voor Vrij Nederland | WWW.COBRA.BE | International Feature Agency | Sinds 2008 brengt hij als ’Onze Man In Cannes’ verslag uit van de hedendaagse filmwereld voor uiteenlopende media in Nederland, Vlaanderen, Amerika en Azië.

Le photographe

L’écrivain

« Creyghton est le maître de la photographie ‘lente’ »

« Serge R. van Duijnhoven est un Van Gogh peignant avec des mots »

Gerrit v/d Hoven dans le journal ‘Brabants Dagblad’

L.J.A.D. Creyghton (Apeldoorn, NL, 1954) est photographe et rattaché à l’école des beaux arts AKV|ST. JOOST en tant qu’enseignant. Il vit et travaille à Haaren en Brabant du Nord et expose aussi bien dans son propre pays qu’à l’étranger. Publications, e.a. : Saskia de Bodt / L.J.A.D. Creyghton : Schildersdorpen in Nederland. Terra Lannoo, Warnsveld, 2004 | L.J.A.D. Creyghton : Holland Album. Terra Lannoo, Warnsveld, 2005 | Sander Grip : van buitenhuis tot ambtswoning Het Catshuis, Ministère des Affaires Étrangères, La Haye, 2007 | Serge R. van Duijnhoven / L.J.A.D. Creyghton: Wat ik zie kan ik niet zijn / Pels & Kemper, Bois-le-Duc, 2011 | L.J.A.D. Creyghton, Rik Torfs, Lucy L. Schlüter : Quaevis Terra Patria, Fondation Erasmusfestival Brabant, 2011 | Tracy Metz / Maartje van den Heuvel : Zoet&Zout, de Nederlanders en het water / Nai Publishers, 2012 Son travail fait partie de diverses collections publiques et privées dont, e.a. : Achmea, Leiden | Baker & McKenzie, Amsterdam | Enexis, Boisle-Duc | Fontys Hogescholen, Eindhoven | résidence officielle Premier Ministre des Pays–Bas, Het Catshuis, La Haye | Holland–America Line, Rotterdam / NewYork | ING Banque Amsterdam | Instituut Collectie Nederland, La Haye | Ministère des Affaires Étrangères, La Haye | Musée de Brabant du Nord, Bois-le-Duc | Musée National des Antiquités, Leiden | résidence officielle l’Ambassadeur des Pays–Bas, Berlin, Allemagne | résidence officielle l’Ambassadeur des Pays–Bas, New York, Etats–Unis | Rabobank, Utrecht | Royal Caribbean Inter– national, Miami, Etats–Unis | Tilburg University | UMC Leiden | UMC Utrecht | Het Zuiderzeemuseum, Enkhuizen

www.creyghton.com

Jeroen Junte dans le journal ‘Volkskrant’

Serge R. van Duijnhoven (Oss, NL, 1970) est écrivain, poète et historien, il vit à Bruxelles, et il est le fondateur du magazine Millenium et de l’association Fondation Kunstgroep Lage Landen. Il a séjourné à Sarajevo pour les journaux De Morgen et le Volkskrant. Sa première parution date de 1993 avec un recueil de poèmes Het paleis van de slaap / Le palais du sommeil (Prometheus). Il est aussi artiste vocal dans le groupe DICHTERS DANSEN NIET. Publications, e.a. : De zomer die nog komen moest (Nieuw Amsterdam) | Klipdrift (Nieuw Amsterdam) | {Balkan}Wij noemen het rozen (Podium) | Fotografen in tijden van oorlog (Ludion) | Obiit in orbit ; aan het andere einde van de nacht (De Bezige Bij) | Bloedtest (De Bezige Bij) | Ossensia Brabantse gezangen (Jan Cunen) |Wat ik zie kan ik niet zijn, een dichter op zoek naar de bronnen van Het Groene Woud (Pels & Kemper) | Le Grand Tour (Avans Hogeschool) | À 2014 paraît chez l’éditeur Nieuw Amsterdam son nouveau roman Vuurproef (l’épreuve du feu). Serge R. van Duijnhoven est collaborateur freelance pour le journal Vrij Nederland | WWW.COBRA.BE | International Feature Agency | Il est depuis 2008 commentateur du monde cinématographique actuel pour divers médias et périodiques aux Pays–Bas, en Flandres, en Amérique et en Asie.

www.dichtersdansenniet.eu


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.