2 minute read

COLUMN REINILDIS

Reinildis van Ditzhuyzen

is historica, publiciste en etiquettedeskundige. Ze herschreef Amy Groskamp-ten Haves standaardwerk ‘Hoe hoort het eigenlijk?’ waarvan onlangs de 42ste druk verscheen.

Advertisement

Omgangsvormen ná corona

Geregeld krijg ik via de mail, telefonisch of vanuit de media vragen over omgangsvormen ná corona. Vragen als: gaan we weer handen schudden? Gaan we terug naar een, twee of drie zoenen bij een begroeting? Of vliegen wij elkaar meteen in de armen omdat we snakken naar een ouderwetse omhelzing? Mijn antwoord is steevast, dat ik het niet weet. Dat ik het niet kán weten. Want niemand kan de toekomst voorspellen, en zeker niet wat de ontwikkeling van etiquetteregels betreft. Omgangsvormen ontwikkelen zich al eeuwen geheel autonoom, dat wil zeggen dat niemand daar invloed op heeft. Ze komen en gaan, en het enige wat ik kan doen is goed in de gaten houden (en opschrijven) wat er verdwijnt en wat er verschijnt. Een voorbeeld. Zegt u bij het afscheid nemen in een winkel of na een gesprek: “Een fi jne dag verder”? Weet u sinds wanneer u dit zegt? Misschien herinnert u zich, dat wij tien, twintig jaar geleden die “fi jne dag” helemaal niet kenden. Wij zeiden: “Tot ziens”, “Goedendag” of “Tot gauw”. En opeens dook de “Fijne dag” of “Een heel fi jn weekeinde” op en verspreidde zich in een razend tempo. Maar niemand heeft dit bewust bedacht en verordonneerd. Het kwam zomaar uit de lucht vallen, mogelijk vanuit Amerika, want daar zegt men “Have a nice day” = “Een fi jne dag gewenst”. Zo is ook het woord “Doeg” onze taal binnengeslopen. Ook dit is tamelijk nieuw, maar intussen al fl ink ingeburgerd in winkels, op straat, op bezoek bij vrienden. “Doeg” als afscheidsgroet stamt overigens uit de Zaanstreek. Ook hoor je wel de lossere vorm hiervan: “Doei!” Juist door het telkens spontaan ontstaan van nieuwe omgangsvormen moet ik mijn boek om de paar jaar actualiseren. In de herfst van het coronajaar 2020 was het weer zover, maar ik zei tegen de uitgever, dat dit (nog) niet kon. Onduidelijk was immers hoelang de anderhalvemeter samenleving met mondkapjes, voort durend handenwassen en desinfecteren zou blijven bestaan. Daarom is mijn boek ongewijzigd herdrukt, met op de titelpagina een korte notitie: “Ten tijde van deze herdruk is nog niet te overzien wat de gevolgen van COVID-19 op onze omgangsvormen zullen zijn en zodoende is de inhoud nog niet hierop aangepast.” De post-corona-toekomst is dus vol vragen. Gaan we ter begroeting elkaars handen weer schudden? Of zeggen we de handdruk vaarwel, omdat we er in al die maanden gewend aan zijn geraakt? Of omdat het hygiënischer is? En hoe gaat het met de gewoonte om elkaar ter begroeting maar liefst drie keer te zoenen? Verdwijnt die? De zogenaamde ‘boks’ (knuisten tegen elkaar) is bedacht om de handdruk te vervangen, maar is zinloos, omdat de handen elkaar aanraken. Dan is er nog de gekun stelde begroeting met de ellebogen tegen elkaar maar of die blijft? Trouwens, hierbij kun je de ander niet aankijken en dat is nogal onpersoonlijk. Juist dit laatste is be - lang rijk bij een begroeting: je moet elkaar in de ogen zien. Maar het is afwachten of we dit nu met een buiging, knikje of handdruk gaan doen. �