KLIMAAT




RECYCLEN
Duurzaam recyclen van metalen is cruciaal voor het behoud van waardevolle grondstoffen in onze economie. In een wereld waar natuurlijke hulpbronnen steeds schaarser worden, groeit het belang van bedrijven die ferro en non-ferro metalen op een verantwoorde manier terugwinnen en verwerken.
De uitdaging ligt niet alleen bij het verzamelen en sorteren, maar vooral in het sluiten van de materiaalkringloop (closing the loop). Hoe kan een metaalverwerkingsbedrijf bijdragen aan een meer circulaire economie? Jansen Recycling Group, onder leiding van CEO Klaas Jansen en CCO’s Harm Jansen en Arie Kees Jansen, doet dit al sinds 1930. Met hun visie ‘Werken aan een wereld zoals die bedoeld is’ verwerkt het bedrijf jaarlijks zo’n 500.000 ton metaalafval uit West-Europa. Niet alleen als afvalverwerker, maar als speler binnen de volledige keten.
Rentmeesterschap als leidend principe “Wij vinden het rentmeesterschap”, zegt Klaas Jansen. “Je bent maar een passant. Naarmate je ouder wordt, ben je je er meer van bewust. Dus waar doe je het voor? Wat laat je achter? Hoe ga je met mensen om?” Dit rentmeesterschap komt, aldus Klaas, voort uit onze christelijke levensvisie, maar vertaalt zich in universele waarden: zorg voor mensen, veiligheid en
verantwoordelijkheid voor de wereld. Dit is geen loze belofte. Het bedrijf maakt het concreet met onder andere vloeistofdichte vloeren met waterzuivering, een sedumdak in Vlaardingen, 4500 zonnepanelen, elektrische heftrucks, overslagkranen en trucks. Dagelijks rijden zware trucks af en aan, enorme loodsen huisvesten bergen metaal die worden verwerkt en zelfs duizenden aluminium doppen van wijnflessen passeren de persen. Ook in het sociale aspect komt dit terug: een werkgroep dwars door het bedrijf bespreekt de strategie en geeft personeel inspraak in goede doelen waar het bedrijf aan bijdraagt.
productiecapaciteit in heel Europa”, aldus Harm.
Innovatie als sleutel tot de toekomst Ondanks al deze uitdagingen kijkt het bedrijf positief naar de toekomst. Innovatie staat daarbij centraal. “AI en robotisering zijn de toekomst”, stelt Klaas, die jonge werknemers de ruimte geeft om hiermee te experimenteren. “Het doel is niet om met minder mensen te werken, maar om slimmer, beter en constanter te zijn”, aldus Harm.
Van schroothoop naar circulaire keten
Hoewel Jansen Recycling Group al decennia metalen verwerkt, is de aanpak sterk geëvolueerd. “Tot een paar jaar geleden lag onze focus uitsluitend op het inkopen, verzamelen en verkopen”, vertelt Harm. “Nu zijn we de keten aan het sluiten.”
Een voorbeeld is het ‘closing loop’ verhaal. Harm legt uit: “Er komt afval vrij bij een productiebedrijf, dat bewerken wij, sorteren we, maken we klein. Vervolgens kunnen we aan de leverancier vragen waar ze hun schroot geleverd willen hebben, want die smelterij maakt het product dat de leverancier weer gebruikt. Zo maken we de cirkel rond.”
Waar anderen alleen kopen of verkopen, positioneert Jansen Recycling Group zich als ketenspeler. Klaas: “Wij kopen zoveel mogelijk bij de bron én leveren bijna altijd direct aan smelterijen of eindverbruikers. Je hebt geen extra schakels nodig.”
Uitdagingen in wet- en regelgeving
De weg naar meer duurzaamheid kent echter obstakels. Een belangrijk probleem is dat metaalrecycling onder de afvalstoffenwet valt, terwijl het om secundaire grondstoffen met een positieve waarde gaat. “Volgens ons is dat een verkeerde benadering. Als we een Circulaire economie willen, zijn secundaire grondstoffen onmisbaar. Het etiket afvalstoffen hoort daar niet op.”
Bovendien speelt de regeldruk hen parten. Nieuwe wetgeving zou bijvoorbeeld betekenen dat hun gehele complex van 113.000 vierkante meter overkapt moet worden. Ze steunen strengere milieueisen, maar het moet wel uitvoerbaar blijven.
Ook de Europese ambitie om alle grondstoffen binnen Europa te houden, stuit op praktische bezwaren: “Als alles wat wij afvalstof noemen in Europa moet blijven, hebben we een fors probleem qua
Daarnaast investeert het familiebedrijf in AI-technieken om materiaalstromen te traceren en in een nieuw, energieneutraal kantoor met een houten constructie dat per saldo CO₂-neutraal is. Het gebouw wordt demonteerbaar – een statement dat hun visie benadrukt.
Interessant is ook de terugkeer naar de oorsprong van het bedrijf. “Wij zijn van origine een scheepsloperij”, vertelt Klaas. “Nu zijn we weer aan het investeren in een bedrijf dat schepen demonteert maar wel op een 100% geautomatiseerde en milieutechnisch verantwoorde manier. De cirkel is weer rond.”
Toekomstvisie: ontwerp voor circulariteit
De droom? “Binnen 5 jaar bestaan veel producten, zoals auto’s, uit één soort plastic of aluminium, zodat je ze kan demonteren,” zegt Harm. Op die manier wordt recycling eenvoudiger en efficiënter. “Een producent krijgt steeds meer te maken met de eis dat hun product aantoonbaar te recyclen moet zijn.” Dit verschuift de verantwoordelijkheid naar het begin van de keten, naar het ontwerp.
“Wij waren al circulair voordat het cool werd”, zegt Harm trots. “Met onze omvang kunnen we impact maken. We hebben wat te vertellen, we kunnen mensen beïnvloeden en meenemen in onze visie. Omdat grondstoffen en CO₂-reductie steeds belangrijker worden, is er voor ons bedrijf een gezonde toekomst.”
VOORWOORD
Nederlandse ondernemingen blijven vastberaden doorgaan met hun klimaatambities, zelfs wanneer politieke steun lijkt te verminderen. De belemmeringen zijn talrijk: inconsistent beleid, onzekerheid over regelgeving en de complexiteit van implementatie in de gehele waardeketen. Toch groeit het aantal bedrijven dat actief werk maakt van hun klimaattransitieplannen, vertelt Firas Abdulhasain, die de klimaatprogramma’s leidt bij UN Global Compact Network Netherlands.
Nu er politiek minder draagvlak lijkt voor duurzaamheid en klimaatbeleid, zien wij dat bedrijven juist de stap nemen om koers te houden en zelfs voorop te lopen, zegt Abdulhasain. Hij constateert een toename van deelnemers die hun emissies in kaart willen brengen en wetenschappelijk onderbouwde doelen willen stellen via het Science Based Targets initiatief (SBTi). De belangrijkste systeembelemmering zit volgens Abdulhasain in de inconsistente beleidsvoering. “Duurzame ontwikkeling vereist langetermijnplanning. Als het beleid voortdurend verandert, kunnen bedrijven geen stabiele koers uitzetten of noodzakelijke investeringen doen.”
Verder gaan dan de beloftes Van de 380 bedrijven die bij UN Global Compact zijn aan-
gesloten, zijn er tientallen actief bezig met klimaatplannen. Zowel het mkb als grote ondernemingen zoals ASM International, Ahold Delhaize en Signify hebben al klimaattransitieplannen gepubliceerd. Deze bedrijven gaan verder dan louter beloftes over netto-nuluitstoot in 2050 – ze werken aan concrete implementatie. Samenwerking in de waardeketen blijkt essentieel voor het versnellen van de transitie. “Niemand kan dit alleen. Daarvoor heb je samenwerking nodig, zowel in kennisuitwisseling als ondersteuning”, benadrukt Abdulhasain. Grote bedrijven nemen hun duizenden leveranciers mee in de transformatie, wat cruciaal is, aangezien de meeste scope 3-uitstoot plaatsvindt in de waardeketen. Volgens Abdulhasain is een gebrek aan transparantie een van de valkuilen bij die samenwerking. “Het is
cruciaal om open te zijn over wat je werkelijk nodig hebt en welke risico’s je bedrijfsvoering bedreigen.” Effectieve samenwerking begint bij open communicatie.
Strijd om talent
De focus op duurzaamheid blijkt ook een strategisch voordeel in de strijd om talent. “Het is belangrijker dan ooit dat organisaties ook hun maatschappelijke missie en visie delen met de wereld”, legt Abdulhasain uit. Steeds meer talent baseert zijn keuze voor een werkgever op de maatschappelijke meerwaarde die deze biedt en de mogelijkheid om daar zelf een actieve bijdrage aan te leveren. Het droomscenario voor Abdulhasain? “Dat bedrijven alle transities actief aanpakken, samenwerken met de overheid, en voorbeelden stellen aan de overheid over wat je nodig hebt om succesvol te zijn. Om Nederland een mooi land te maken met schonere lucht, schoner water, gezonder voedsel en een fijne leefomgeving.” Zijn kernboodschap blijft aldus helder: koers houden en doorgaan, ongeacht politieke schommelingen. “Ik denk dat we met z’n allen sterk staan en dat we het allemaal samen kunnen oplossen. En zij die willen, die nemen de rest wel mee.”
De Europese industrie staat onder druk door hoge energiekosten, strenge regelgeving en internationale concurrentie. De Clean Industrial Deal moet zorgen voor lagere energieprijzen, decarbonisatie, aantrekkelijker werk en betere investeringsvoorwaarden.
De deal biedt investeerders zekerheid over de klimaatambities van Europa richting 2050. De focus ligt op innovatie, efficiëntie en sectoren als staal, metaal en chemie. Schone technologie moet de basis vormen van Europa’s concurrentiekracht.
De overstap naar schone productie is kostbaar, terwijl de vraag naar schone producten afneemt en investeringen deels uitwijken naar andere regio’s waar de regels minder streng zijn. Volgens Commissievoorzitter Ursula von der Leyen moet Europa een industriële grootmacht blijven. De deal moet obstakels als hoge energiekosten en overregulering wegnemen en bedrijven binnen Europa houden.
Voorzitter Ingrid Thijssen van de VNONCW, de grootste werkgeversorganisatie van Nederland, benadrukt het belang van een sterke, duurzame industrie. Nederland en de EU kunnen niet zonder eigen productie en energie. Verduurzaming maakt Europa minder afhankelijk en houdt het concurrerend. Daarom is Europese samenwerking vereist. Daarnaast hebben Nederlandse bedrijven te maken met strengere regels en hogere lasten dan elders in Europa. Hierdoor blijven aanvullende nationale maatregelen noodzakelijk om het concurrentienadeel te compenseren.
Bedrijven die hun CO₂-uitstoot willen terugdringen, leggen de lat vaak op 2030 of zelfs 2050. Dat leidt tot vage plannen zonder directe actie. Een scherper doel dichterbij zorgt voor concrete resultaten en daadwerkelijke verduurzaming van de bedrijfsvoering.
De klok tikt door en het terugdringen van uitstoot vraagt om onmiddellijke verandering. Uitstel betekent vaak afstel. Voor wie écht impact wil maken, is een ambitieuze deadline essentieel. “Wij hebben de lat gelegd op 2026. Ik wil graag een CO₂-neutrale bedrijfsvoering hebben in 2026”, stelt Tanja Lendzion. Als CEO van ingenieurs- en adviesbureau Antea Group koos ze bewust
voor een korte tijdshorizon. Het bureau is gecertificeerd op de hoogste trede van de CO₂-Prestatieladder en volgt de Science Based Targets-aanpak. “Je kunt wel zeggen dat we dit in 2050 of 2030 willen bereiken, maar dat is nog best ver weg. Dan vervaagt het en komen er geen concrete plannen”, licht ze toe. Een voorbeeld hiervan is de doelstelling om 30% duurzame producten en diensten aan te bieden.
Praktische mobiliteitsaanpak Het leasewagenpark is voor 89% geëlektrificeerd. Business Support werkt aan een papierloos kantoor. Voor buitenwerkzaamheden is de eerste elektrische shovel aangeschaft en wordt geëxperimenteerd met elektrische busjes. Voor Europese reizen geldt: wat met de trein kan, gebeurt ook met de trein. Dit leverde een hoge score op in de internationale Travel Smart Ranking, waarbij het bedrijf is aangemerkt als een van de zeven ‘frontrunner companies’.
Een belangrijke stap is de verhuizing naar een nieuwe stationslocatie in Almere. “Collega’s die met de trein naar Almere gaan, hebben van het huidige kantoor tot het station 35 minuten nodig”, vertelt Lendzion. Dit wordt straks 5 minuten lopen. Dat maakt duurzamer reizen aantrekkelijker.
Balans in thuiswerken
Het thuiswerkbeleid helpt eveneens bij het verminderen van reisbewegingen. Medewerkers mogen drie dagen thuiswerken, maar worden gevraagd twee dagen op kantoor te komen. “Die twee dagen worden besteed aan het team. Dan organiseren we teammeetings, lunchen we samen of doen we iets leuks met elkaar”, aldus Lendzion. De werkwijze wordt ook toegepast in het advies aan klanten. Het bedrijf heeft een Duurzaamheidsfonds opgericht dat standaard in offertes wordt genoemd. “Voor elk gewerkt uur leggen we een bedrag aan de kant. Medewerkers kiezen welke opdrachtgever iets uit het fonds krijgt”, legt Lendzion uit. “Daarnaast reiken we tot 2030 jaarlijks een Duurzaamheid Award uit aan organisaties die op het gebied van duurzaamheid een
voorbeeldfunctie vervullen, als inspiratie voor andere opdrachtgevers.”
Eigen testomgeving Het bedrijf kocht drie jaar geleden een eigen bos aan. Het dient als experimenteerruimte voor biodiversiteit en CO₂-opslag. “Het bos was vroeger een productiebos. Daarvan hebben we gezegd, daar gaan we mee stoppen. Het wordt teruggegeven aan de natuur”, legt ze uit. Het bedrijf werkt aan zeven Sustainable Development Goals, met tastbare acties en CO₂-reductie als rode draad. “De aarde redt zich wel zonder ons, maar wij redden het niet zonder die aarde. Iedereen denkt dat we het voor de aarde doen, maar we doen het voor onszelf.”
Klimaatverandering zet de Nederlandse aardappelteelt steeds meer onder druk. Extreme weersomstandigheden leiden tot lagere opbrengsten en stijgende prijzen, wat de hele voedselketen raakt.
Jerôme de la Chambre & Dolly van den Akker, Sustainability manager & director Impact bij McDonald’s Nederland
Hittestress, droogte en de afgelopen jaren juist heftige regenval verlagen de opbrengsten van de aardappelteelt en verhogen de kans op misoogsten. Het groeiseizoen krimpt omdat machines in het voorjaar later het land op kunnen en er in het najaar op tijd vanaf moeten. De gevolgen zijn merkbaar: inkoopprijzen stegen de afgelopen jaren met tientallen procenten.
Op 30 mei jongstleden tekenden McDonald’s Nederland, Farm Frites en de Rabobank daarom een vijfjarig samenwerkingsprogramma waarin regeneratieve landbouw centraal staat. Het initiatief markeert hoe McDonald’s Nederland naar duurzaamheid kijkt: niet als bijzaak, maar als essentiële voorwaarde voor continuïteit.
“We zien dat klimaatverandering serieuze gevolgen heeft voor de landbouw en o.a. de beschikbaarheid van kwaliteitsaardappelen onder druk zet”, legt Dolly van den Akker uit, Director Impact McDonald’s Nederland. “Daarom zijn we met onze leverancier Farm Frites in gesprek gegaan om strategische oplossingen te bedenken. Hierbij hebben we de WUR als kennispartner en de Rabobank als expert betrokken.”
Bodem als fundament
Regeneratieve landbouw draait om het herstellen van natuurlijke processen in de bodem en het minimaal verstoren daarvan. Het doel is de bodemgezondheid te verbeteren zodat gewassen beter bestand zijn tegen extreme weersomstandigheden.
Het partnership betekent dat McDonald’s en Rabobank mee participeren in het Future Farming Program van Farm Frites, waarbij al tachtig Nederlandse telers participeren en onder meer produceren voor McDonald’s Nederland. Door gezamenlijk te investeren in bodemverbetering vergroten de partners de veerkracht van de aardappelteelt.
“Regeneratieve aardappelteelt biedt volgens ons meer perspectief voor de toekomst”, stelt Van den Akker. “Er is veel meer samenwerking in de keten nodig. Traditioneel werkte iedereen heel zelfstandig, terwijl je voor regeneratieve landbouw juist samen moet werken en voorbij je eigen gewas moet denken.”
Jerôme de la Chambre, Sustainability manager bij McDonald’s Nederland, benadrukt het belang van een gezonde bodem: “Een gezonde bodem heeft meer waterbergend vermogen en is daardoor beter bestand tegen extreme droogte, maar kan ook een zware regenbui beter absorberen.” Het Future Farming programma gebruikt de KPIs van de BMA (Biodiversiteit Monitor Akkerbouw), waarbij gefocust wordt op drie kernpunten: CO₂-reductie, verhoging van het organische stofgehalte en het gebruik van groenbemesters, gewassen die worden geteeld om de bodemstructuur en -vruchtbaarheid te verbeteren.
Innovatie door samenwerking
De unieke driehoeksamenwerking ontstond toen Farm Frites begin 2024 de Nederlandse McDonald’s-restaurants ging
bedienen. “We hebben toen nagedacht: wat willen we in de komende jaren realiseren?” vertelt De la Chambre. “We zien steeds minder opbrengst per hectare o.a. door klimaatverandering, dus toen zijn we gaan onderzoeken hoe we daar iets aan konden doen en welke rol iedere speler in de keten kon pakken.”
Voor echte regeneratieve landbouw moet je samenwerken
Praktische maatregelen
De samenwerking beloont telers financieel voor hun prestaties op diverse KPI binnen de BMA waardoor de biodiversiteit verbeterd maar ook progressie op een duurzaamheid indicator als CO₂ worden beloond. De samenwerking zet ook in op de adoptie van maatregelen zoals precisielandbouw, waarbij drones de akker eerst in kaart brengen zodat machines alleen daar spuiten waar daadwerkelijk nodig.
“Je kan bijvoorbeeld een drone gebruiken die de akker in kaart brengt met beelden”, licht De la Chambre toe. “Dan zie je precies waar ziektes zitten en kun je gericht interveniëren. Dat scheelt geld, want je hebt minder gewasbescherming nodig en verstoort de natuur in zekere zin minder” Ook interventies banddruksystemen, rupsbanden of vaste banen teelt, worden bij deelnemende telers onder de aandacht gebracht middels voorlichting. “Als je je band iets leeg laat lopen, vergroot je het contactoppervlak en verlaag je de kilo’s per vierkante centimeter, waardoor de bodem minder inklinkt. Een “lossere” bodem neemt vocht beter op en houdt het langer vast” legt De la Chambre uit.
Lokaal denken, met global support McDonald’s Nederland , opereert vanuit het Nederlandse hoofdkantoor zelfstandig en wordt daarbij ondersteund door de global organisatie. Hierdoor kan het bedrijf bewust kiezen voor lokale oplossingen. “We zijn een wereldwijd bekend merk, maar werken met lokale ondernemers en met lokale partners om zo de juiste duurzame stappen te zetten” erkent Van den Akker.
“De samenwerking moet bovendien als blauwdruk dienen voor andere markten. “We werken aan globaal schaalbare oplossingen”, legt De la Chambre uit. “Als ergens een eerste aanzet tot verandering voor aardappelen te verwachten valt, dan is het hier. Daarmee hopen we vervolgens ook in andere landen stappen te kunnen maken.”
Onzichtbare impact
Consumenten merken weinig van de omschakeling. De frietjes behouden hun iconische lengte, smaak en prijs. “We communiceren dit bijna niet naar consumenten”, stelt De la Chambre. “Voor heel veel consumenten is regeneratieve landbouw nog een brug te ver. Zij kunnen er gewoon op blijven vertrouwen dat wij de lange Franse Frietjes kunnen blijven aanbieden voor een betaalbare prijs.
Uit onderzoek blijkt dat consumenten vooral verwachten dat McDonald’s zich inzet voor het verminderen van zwerfafval, recycling van verpakkingen en het verminderen van zout, suiker en vet. “Als je spontaan vraagt naar regeneratieve landbouw, wordt het niet genoemd. Neemt niet weg dat wij dit echter wel belangrijk vinden en stappen zetten, net zoals we ons inspannen om ook andere aardappelrassen te introduceren”, aldus Van den Akker. De ambitie reikt verder dan alleen Nederland. “Het is uiteindelijk de doelstelling dat dit de normale manier van werken wordt”, aldus Van den Akker.
ANALYSE
De koffie-industrie staat onder druk. Productiegebieden worden minder geschikt, ziektes en plagen nemen toe, en de kwaliteit van koffiebonen lijdt onder extreme weersomstandigheden. De traditionele landbouwmethoden, inclusief het gebruik van chemische meststoffen en bestrijdingsmiddelen, bieden geen duurzame oplossing meer.
maar positieve effecten gevonden van deze aanpak”, benadrukt hij. Zo’n 20 van de 180 regeneratieve praktijken zijn geschikt voor koffieproductie. Bodembedekking met plantensoorten op basis van de pH-waarde voorkomt chemisch gebruik en biedt leefruimte aan nuttige insecten tegen plagen.
David Brussa, Chief Total Quality and Sustainability Officer, illycaffè
Een nieuwe aanpak is nodig, nu extreme natte en droge periodes de koffieplanten zwaar op de proef stellen. Regeneratieve landbouw biedt perspectief: deze holistische methode herstelt de bodem en bevordert biodiversiteit. “Het is de methodologie om producten in harmonie met de natuur te produceren, met behoud van bodemvruchtbaarheid”, aldus David Brussa, Chief Total Quality and Sustainability Officer bij illycaffè. “We hebben alleen
Verminderen van risico’s Andere belangrijke technieken zijn het aanpassen van de bodemstructuur rond de plant om water langer vast te houden en het planten van koffiebomen met diepere wortelsystemen. “Vroeger plantte men tot 20 centimeter diep, nu gaan we tot 60 of zelfs 100 centimeter, wat de plant helpt om vocht uit de bodem op te nemen”, legt Brussa uit. Ook het planten van verschillende koffievariëteiten in dezelfde plantage vermindert het risico op ziektes en plagen aanzienlijk.In plaats van kunstmest worden biostimulanten gebruikt – “als probiotica voor
de bodem”, aldus Brussa – die bacteriën en enzymen toevoegen. “De bodem begint uit zichzelf te werken.” Organische bemesting is een alternatief als extra voeding nodig is. De opbrengst stijgt met 10-40%, terwijl de koolstofvoetafdruk met 30% daalt. Belangrijk, want koffieproductie is goed voor 46% van de ketenvoetafdruk; kunstmest veroorzaakt 70%.
Bredere duurzaamheidsstrategie
In 2023 lanceerde illycaffè gecertificeerde regeneratieve koffie als onderdeel van een bredere duurzaamheidsstrategie. “We bewegen van circulariteit naar regeneratie en uiteindelijk natuurbehoud”, zegt Brussa. Consumenten moeten zich meer bewust worden van deze voordelen. “Als zij de waarde achter het product niet begrijpen, werken we voor niets”, waarschuwt Brussa. Daarom werken koffiebedrijven samen in een pre-competitieve werkgroep. De regeneratieve aanpak kan de sector transformeren én een voorbeeld zijn voor andere landbouwgebieden met soortgelijke klimaatuitdagingen.
TOEKOMST
Terwijl de financiële sector worstelt met greenwashing en oppervlakkige duurzaamheidsclaims, kiezen enkele beleggingsondernemingen bewust voor een radicaal andere koers. Echte impact beleggers tonen aan dat serieus duurzaam beleggen niet alleen mogelijk is, maar ook financieel rendabel kan zijn.
Het probleem ligt in de Europese wetgeving die ruimte laat voor ‘lichtgroene’ beleggingen. Veel vermogensbeheerders claimen duurzaamheid terwijl ze nog steeds investeren in fossiele brandstoffen. Hun klanten, variërend van Box 3-beleggers tot pensioenfondsen, kiezen bewust voor deze aanpak.
Met meer dan 30 jaar ervaring in financiële planning en beleggingsadvies bewijzen
Hubrien Meijaard en Wouter van Leusen van Stan & Wende dat het anders kan. Beleggen met visie waarin transparantie en overtuiging hand in hand gaan. “Als je zegt dat je duurzaam belegt maar gewoon in fossiel zit zonder argument, dan is het helemaal niet duurzaam. We laten gewoon onze rendementen zien en die zijn goed.”
Impact staat voorop
Stan & Wende hanteert dus
een andere filosofie: impact staat centraal, financieel rendement volgt. Ze beginnen bewust met het selecteren van uitsluitend ‘donkergroene’ bedrijven volgens de strengste SFDRcriteria - waardoor 95% van beschikbare investeringen afvalt. Toch behalen ze vergelijkbare rendementen. “Wij noemen het dubbel rendement: maatschappelijk én financieel”, aldus Meijaard. Hun portefeuilles zijn wereldwijd gespreid en richten zich daarnaast op vijf thema’s: armoedebestrijding, klimaat, water, smart energy en biodiversiteit. In de visie van Stan & Wende is de energietransitie ondanks politieke weerstand onomkeerbaar. Zelfs in Amerika worden na Trump’s uitspraken alweer nieuwe windparken goedgekeurd. Nederlandse energiebedrijven melden stijgende leveringen van zonnepanelen, terwijl windmolenbouwers klagen over personeelstekorten vanwege de hoge vraag.
Voor vermogensbeheerders die nog twijfelen geldt: stap over oude aannames heen en denk in generaties, niet in kwartalen, betoogt Meijaard. “Stap eens over je schaduw heen en kijk nou eens naar de lange termijn. Neem een voorbeeld aan familiebedrijven. Waarom zijn zij vaak voor de lange termijn veel beter gepositioneerd? Omdat ze alleen maar met die lange termijn bezig zijn.”
Tekst: Fred Pals
MOGELIJKHEDEN
Industriële clusters en zeehavens spelen een belangrijke rol in de energietransitie en verduurzaming van Nederland. Ze vormen de verbindende schakel tussen verschillende sectoren en technologieën.
De verduurzaming van industrie in Nederland kent zowel uitdagingen als kansen, en zeehavens vervullen hierin een unieke dubbelrol. Heleen van Wijk van Groningen Seaports (GSP) zegt hierover: “Als haven kijk je niet alleen naar de keten en ben je actief in het stimuleren daarvan, maar ook naar je eigen bedrijfsvoering, waar ook CO2-winst valt te boeken, bijvoorbeeld in de aanleg van onze infrastructuur.”
zowel duurzamer als betaalbaarder is. Bovendien draagt het inzetten op circulariteit in het cluster bij aan behoud van kritieke grondstoffen in Europa – een actueel thema.
“Sommige wet- en regelgeving werkt duurzame innovatie tegen, maar soms biedt het juist kansen”, stelt Van Wijk. Zo heeft de CSRD-regelgeving vanuit Brussel ervoor gezorgd dat Nederlandse havens meer integraal aan duurzaamheidsthema’s werken.
Samenwerking
De samenwerking in de ‘triple helix’ (overheden, bedrijven en kennisinstellingen) blijkt essentieel. Havens werken actief samen met regionale en landelijke partners in diverse samenwerkingsverbanden. “Je kunt breed samenwerken op strategische doelen, maar om het concreet te maken is een gerichte aanpak nodig”, verklaart Van Wijk.
Voor vergroening van de industrie en de scheepvaart is beschikbaarheid van netcapaciteit essentieel. “We werken actief aan de versnelling daarvan, zowel technisch als strategisch”, aldus Van Wijk. Dit betekent niet alleen lobbyen voor de uitbreiding van netcapaciteit, maar ook het inzetten op slimme oplossingen als congestiemanagement.
Efficiëntere clusters De betaalbaarheid van de transitie staat hoog op de agenda. “Duurzaamheid hoeft zeker niet altijd samen te gaan met duurder”, stelt Van Wijk. Door bedrijven in het havengebied via infrastructuur met elkaar te verbinden en grondstofstromen uit te wisselen, ontstaat een cluster dat efficiënter functioneert en daardoor
Duurzaamheid hoeft zeker niet altijd samen te gaan met duurder
Nederlandse zeehavens zoeken onderling steeds meer naar de samenwerking op het gebied van verduurzaming. “We willen steeds transparanter en beter vergelijkbaar worden, zodat onze duurzaamheidsprestaties ook echt toetsbaar zijn. Door gezamenlijk te rapporteren over duurzaamheidsprestaties en ervaringen uit te wisselen, versterken de havens elkaar”, besluit Van Wijk.
Duurzaamheidsinitiatieven staan onder druk en ESG-rapportages worden door sommige bedrijven teruggeschroefd. Maar andere bedrijven zien klimaatverandering niet alleen als een maatschappelijke uitdaging, maar ook als een strategische kans om concurrentievoordeel op te bouwen en toekomstbestendig te worden.
ICL Group, een mondiale speler in specialty minerals en een van ‘s werelds grootste producenten van broom, kalium en fosfaatmeststoffen, heeft zich gecommitteerd aan het erkende Science Based Targets initiative (SBTi). De klimaatambities gaan verder dan alleen het behalen van doelstellingen op papier. “We hebben al ongeveer 25 procent reductie gerealiseerd ten opzichte van 2018, onder meer door over te stappen op andere brandstoffen en de opening van een warmtekrachtcentrale op aardgas in Israël”, vertelt Nadav EvenHen, verantwoordelijk voor duurzaamheid en duurzaamheidsverslaggeving.
Het bedrijf bevindt zich momenteel in de validatiefase van het SBTi, met als doel een reductie van 50 procent of meer te realiseren. “Het is géén afvinkoefening”, benadrukt Vincent Brugge, managing director van het Europese hoofdkantoor van ICL in Amsterdam.
“We gaan veel dieper, structureren dit in onze bedrijfsvoering en zetten er serieuze middelen op in. Dit heeft instemming op het hoogste niveau, van zowel de CEO als raad van bestuur.” Welke visie je ook hebt op klimaatverandering, feit is dat we midden in een transitie zitten en dat tal van grondstoffen niet onuitputtelijk zijn. Of het nu over 20, 50 of 100 jaar is – er zal onvermijdelijk een omslag plaatsvinden naar duurzamer produceren en ICL wil daar nú op anticiperen en processen proactief aanpassen.
Duurzame financiering
De klimaatambities van ICL zijn stevig verankerd in de financiële strategie van het bedrijf. “We hebben een kredietfaciliteit van anderhalf miljard dollar gekoppeld aan KPI’s voor broeikasgasreductie. Ook hebben we een ‘sustainabilitylinked loan’ met vergelijkbare doelen”,
legt Even-Hen uit. Deze aanpak zorgt ervoor dat duurzaamheidsinspanningen direct verbonden zijn aan financiering en kapitaalinvesteringen – een teken dat het concern hun woorden echt waarmaakt.
ICL heeft een gedetailleerd routeplan ontwikkeld dat per locatie in kaart brengt welke projecten en investeringen prioriteit hebben om de ambitieuze doelstellingen te halen. Het bedrijf mikt daarbij op zowel korte- als langetermijnoplossingen, die merkbare impact hebben op de totale CO2-voetafdruk, terwijl ze tegelijkertijd bedrijfseconomisch verantwoord blijven.
Onderscheidend vermogen
ICL onderscheidt zich van concurrenten door zich te positioneren als specialty-producent in plaats van een massaproducent van conventionele meststoffen. “Veel van onze concurrenten willen of kunnen zich niet verbinden aan SBTi. Sommigen zijn begonnen, maar gestopt toen ze de implicaties inzagen voor hun bedrijfsmodel”, aldus Brugge. “Voor ons past het perfect, omdat we al jaren focussen op duurzame landbouw en klimaatadaptieve processen.”
De focus op duurzame innovatie is duidelijk zichtbaar bij de productielocatie Amfert in Amsterdam, waar het bedrijf fosfaaterts vervangt door as uit rioolslib – een circulaire oplossing die geurhinder voorkomt, transport vermindert en afvalstromen omzet in waardevolle grondstoffen. Dit project won zelfs de prestigieuze innovatieprijs in de categorie Time for Change – Circularity and Climate Neutrality van de Europese chemiesector en dient nu als blauwdruk voor vergelijkbare initiatieven elders.
ambitieuzere innovatieve projecten, zoals het Green Sdomproject, de aanleg van grootschalige zonne-energievelden met een totale capaciteit van ongeveer 1.500 MWp.
Uitdagingen en obstakels
Duurzaamheid is voor ons geen tijdelijke agenda, maar een blijvende ambitie
Ook op andere locaties wereldwijd implementeert ICL duurzame oplossingen, zoals biomassa in Brazilië en groen gas in Israël. Deze maatregelen hebben ertoe geleid dat de Scope 2-uitstoot met meer dan 80 procent is gedaald. Voor de toekomst richt het bedrijf zich op nog
Toch stuit ICL op verschillende obstakels bij het implementeren van zijn duurzaamheidsstrategie in de dagelijkse praktijk. “De grootste uitdaging is marktacceptatie van duurzame producten”, zegt Brugge. “We geloven sterk in duurzaamheid als concurrentievoordeel, maar er moet ook voldoende vraag zijn om de investeringen terug te verdienen.”
Daarnaast wijst hij op problemen met oneerlijke concurrentie buiten Europa, waar minder strenge regels gelden, en regelgeving die te vaak verandert of wordt uitgesteld. “De hoge energieprijzen in Europa, en met name in Nederland, versterken dit probleem en ondermijnen het ‘level playing field’ voor bedrijven die
hier wél investeren in duurzame productie. We hebben ook fors geïnvesteerd in voorbereiding op CSRD-rapportage, maar dat wordt mogelijk opnieuw uitgesteld of aangepast. Als we honderden miljoenen willen investeren in bijvoorbeeld een nieuw project in Spanje, moeten we zeker zijn van stabiele regels en een gelijk speelveld”, verklaart Brugge. Hij legt uit dat de duurzaamheidsstrategie nadrukkelijk een langetermijnvisie is, niet gebaseerd op vierjarige verkiezingscycli.
Structureel ingebed
ICL heeft duurzaamheid geïntegreerd in alle lagen van de organisatie, van governance tot operationele activiteiten. Het bedrijf heeft KPI’s geïntroduceerd voor gevaarlijk afval en stortafval, die onderdeel zijn van het beloningsbeleid van sitemanagers. Het is een ongewone maar effectieve manier om duurzaamheid te verankeren in de prestatiebeoordeling.
Daarnaast laat het bedrijf zijn afvalbeheer extern auditeren, een aanpak die volgens Brugge nog relatief zeldzaam is in de sector: “Energiedata worden vaak gecontroleerd, maar afvalcijfers veel minder. Wij kiezen bewust voor volledige transparantie.” Ook investeert ICL in duurzame start-ups via het eigen Planet Startup Incubator-fonds, gericht op innovaties als biostimulanten en plantaardige eiwitten die buiten de traditionele R&D-trajecten vallen. “Duurzaamheid is voor ons geen tijdelijke agenda, maar een blijvende ambitie.”
De energietransitie en toenemende elektrificatie zorgen voor steeds meer druk op het elektriciteitsnet in Nederland. Voor zakelijke gebruikers blijkt dit een groeiend probleem: in grote delen van het land is netcongestie een realiteit. Hierdoor kunnen bedrijven vaak geen nieuwe of uitgebreide aansluiting meer krijgen.
Decentrale energieoplossingen bieden echter uitkomst, met als belangrijk voordeel dat bedrijven hierdoor zelf controle krijgen over hun energievoorziening. Op kaarten van netbeheerders is te zien dat bijna heel Nederland roodgekleurd is – een indicatie dat er nauwelijks capaciteit beschikbaar is voor zowel nieuwe aansluitingen als de teruglevering van zonne-energie.
Bij Pon Power zijn Janos van Galen en Nico van den Biggelaar verantwoordelijk voor de verkoop binnen deze markt. Zij zien dat de netcongestieproblematiek een bekend fenomeen is geworden bij ondernemers. “Als je kijkt naar de publicaties, dan lees je dat in heel Nederland bedrijven er last van hebben”, zegt Van Galen. “Wil je een nieuw pand realiseren, dan krijg je vaak niet eens meer een aansluiting met voldoende gecontracteerd vermogen.” Gemeenten en provincies organiseren inmiddels initiatieven, zoals energiehubs en informatiebijeenkomsten.
Focus op innovatie
Pon Power, officiële dealer van Caterpillar-producten in Nederland en Noorwegen met bijna 100 jaar ervaring in energieoplossingen, heeft de afgelopen jaren een sterke focus ontwikkeld op duurzaamheid en innovatie. In 2020 richtte het bedrijf een speciale afdeling op: Microgrid Power, voor oplossingen bij energietekort voor zakelijke klanten. Het bedrijf is actief in alle sectoren, en levert van zonnepanelen en plug-and-
Janos van Galen, Accountmanager Energie Oplossingen
play-batterijen tot complete microgrids. “Je moet het zoeken in decentrale energieoplossingen, wat wij microgrids noemen”, legt Van den Biggelaar uit. “Dat betekent decentraal bij de verbruiker een minicentrale neerzetten met diverse energiebronnen, en zo duurzaam mogelijk uitgevoerd. Indien mogelijk met batterijen en zonnepanelen. Lukt dat niet, dan voegen we een generatorset toe, maar configureren die zo dat je zo min mogelijk draaiuren maakt.” De meest innovatieve oplossingen voor de korte termijn bestaan volgens de experts uit een combinatie van zonneenergie en batterijopslag. “Je kunt zelf energie opwekken met zon, bijvoorbeeld voor bedrijven met grote daken of exploitanten van zonne- en windparken. Vervolgens sla je die energie op in batterijen, zodat je kunt inspelen op een energy shift”, vertelt Van Galen. Dit levert niet alleen energiezekerheid op, maar voor bedrijven ook kostenbesparingen en is voor exploitanten van zonne- en windparken een interessant verdienmodel: “Je kunt energie
Nico van den Biggelaar, Accountmanager Energie Oplossingen
opslaan en het overschot aan zonne- of windenergie gebruiken op momenten dat het duur is via het net, en terugleveren op momenten dat het geld oplevert.” Hierdoor kunnen bedrijven optimaal profiteren van prijsschommelingen op de energiemarkt en hun inkoopkosten verlagen.
Rol van AI
De innovatie zit momenteel vooral in de batterijtechniek, met steeds hogere energiedichtheid per vierkante meter. Ook speelt kunstmatige intelligentie een rol: “AI kan zeker een rol gaan spelen in de algoritmes die voorspellen hoe het weer wordt, hoeveel PV-opwekking verwacht kan worden, of hoeveel auto’s er aan de laadpaal gaan”, aldus Van Galen.
Wat Pon Power onderscheidt, is volgens hem vooral het totaalpakket: “Als een klant bij ons aankomt, zijn wij de onestop shop. We kunnen niet alleen alle assets leveren en aansturen, maar ook beheren en onderhouden voor de klant. We ontzorgen volledig.” Het bedrijf beschikt over servicelocaties door heel Nederland en durft een beschikbaarheid en betrouwbaarheid van 99,99% te garanderen, gelijk aan de betrouwbaarheid van het net. Een andere ontwikkeling is
de opkomst van flexibele contracten met netbeheerders. “Je ziet dat men steeds meer richting flexibele contracten gaat”, vertelt Van Galen. “Als je een installatie plaatst voor energiezekerheid die overdag stroom levert en ‘s avonds kunt terugleveren aan het net, kun je profiteren van dynamische energiecontracten.”
Energietransitie versnellen
Duurzaamheid staat centraal in de bedrijfsvoering van Pon Power. “Het zit in ons DNA”, benadrukt Van Galen. “Wat wij naar buiten toe laten zien, moeten wij als eigen bedrijf ook waarmaken. Het staat vast in onze strategie en visie voor de lange termijn.”
“Omdat een microgrid kostbaar is, verandert de businesscase. Een ondernemer moet overwegen of de investering de moeite waard is”, vertelt Van den Biggelaar. “Onze oplossingen kunnen bijdragen aan het verminderen van het energietekort op de zakelijke markt. Als bedrijf kun je meegroeien met de energiebehoeften en opschalen in combinatie met onze producten.”
Dit doen ze ook voor energieleveranciers, denk aan beheerders en exploitanten van zonne- en windparken die op gunstigere momenten willen terugleveren en daarmee het net stabiliseren. Vanuit hun ervaring en expertise in grootschalige energieoplossingen, bijvoorbeeld bij datacenters, realiseren ze ook grootschalige batterijsystemen. Zo hebben ze recent een grote batterij-aanbesteding gewonnen.
“We investeren in microgridoplossingen om de energietransitie te versnellen, en daarin een betrouwbare en professionele partner te zijn voor allerlei bedrijven in Nederland”, besluit Van Galen.
Terwijl Nederland massaal heeft ingezet op hernieuwbare energie, dreigt het elektriciteitsnet te verstikken in zijn eigen succes. Negatieve energieprijzen worden steeds normaler, kleinere energiespelers gaan failliet en bedrijven met groeiambities kunnen geen extra netaansluiting krijgen.
In deze complexe energiemarkt timmert een ondernemingsgroep aan de weg in sectoren die fundamenteel zijn voor onze samenleving. Maurice Schoenmakers, CEO van De Schoenmakers Group, is een ondernemer met een heldere missie: bouwen aan de voedsel- én energievoorziening van de toekomst. DSG opereert via vier divisies – Renewables, Vertical Farming, Real Estate en in de nabije toekomst ook PV-Recycling – die samen de ruggengraat vormen van een duurzaam en toekomstgericht bedrijfsmodel.
In de praktijk betekent dat duizenden vierkante meters geavanceerde teeltruimte en voorbereidingen voor de recycling van zonnepanelen. Daarnaast past DSG eigen zonnestroom toe in combinatie met grootschalige energieopslagsystemen voor een stabiele, duurzame energievoorziening. De uitrol van vertical farming is van start gegaan, met een focus op hightech klimaatcellen, duurzame energieintegratie en lokale voedselproductie. Zo combineert DSG voedselproductie en energieopwekking letterlijk op dezelfde vierkante meter.
DSG’s energieoplossingen bij netproblemen
Het Brabantse familiebedrijf uit Bladel begon in 2012 met dakhuurconstructies voor zonnepanelen en groeide uit tot een van de top drie spelers in Nederland op het gebied van zonne-energie. Met meer dan 1,6 miljoen geïnstalleerde zonnepanelen evolueerde DSG naar een integrale aanpak
waarbij ruimte, energie en voedsel slim worden gecombineerd. “We zijn van origine begonnen met multifunctioneel gebruik van vierkante meters –dubbelruimtegebruik”, legt Schoenmakers uit. “Dat principe trekken we door in onze hele bedrijfslijn.”
Het antwoord van DSG op netcongestie ligt in slimme energieoplossingen die vraag en aanbod op elkaar afstemmen. “Een bedrijf dat meer machines wil plaatsen, maar geen verzwaring van of überhaupt een netaansluiting kan krijgen, kunnen we met energieopslagsystemen en/of zonne-energie een oplossing bieden”, aldus Schoenmakers.
De focus ligt bewust op bedrijven met constante energievraag en lege daken, zoals machinefabrieken, koelhuizen en vrieshuizen. “Daar kunnen we hele mooie energiesystemen voorzien binnen de bestaande aansluiting, waarbij we een vaste prijs kunnen afspreken. De gebruiker is dan niet afhankelijk van de grillen van de energiemarkt.” Daarnaast biedt DSG ook oplossingen in vaste en mobiele energieopslagsystemen voor locaties waar geen netaansluiting (tijdelijk) beschikbaar is.
Door de ontwikkelingen op de energiemarkt met onder andere negatieve prijzen en regeltoestand 2 heeft DSG de afgelopen jaren geïnvesteerd in een eigen asset-afdeling. De directie benadrukt dat DSG door deze investering kan handelen op de energiemarkten en systemen kan (uit)schakelen wanneer dat economisch
Maurice Schoenmakers, CEO, De Schoenmakers Group
gunstiger is. Schoenmakers merkt op: “We zijn van dusdanige grootte, dat we onze assets zo hebben ingericht dat we zelf kunnen sturen. We merken ook dat kleinere partijen bij ons aankloppen met de vraag of we projecten willen overnemen, omdat ze het zelf niet meer geregeld krijgen.”
Wet- en regelgeving: van gasloze kas naar vertical farming Tegelijkertijd staat de voedselproductie onder druk door klimaatverandering en de roep om pesticidevrije teelt. Het Nederlandse klimaatakkoord en de doelstellingen voor verduurzaming van de landbouw zetten extra druk op traditionele teeltmethoden. Hier speelt de wet- en regelgeving rond gasloze kassen een cruciale rol. De meest innovatieve pijler van DSG is Innogreens, de vertical farmingdivisie die verschillende gewassen op een duurzame wijze in klimaatcellen teelt.
Terwijl de traditionele tuinbouw volledig draait op gas – iets wat veel consumenten niet beseffen – bepaalt DSG alle klimaatfactoren in de klimaatcel, waaronder temperatuur, luchtvochtigheid, lichtintensiteit, lichtkleur en belichtingsduur. “In de huidige tuinbouw draaien warmte-krachtkoppelingen in het voorjaar om warmte erin te krijgen, maar rond het middaguur gaan de ramen open omdat het te warm wordt”, illustreert Schoenmakers de inefficiëntie. “Al die elementen zijn enorm van invloed op het gasverbruik, en je kunt niet het hele jaar rond dezelfde kwaliteit leveren.”
Door de inzet van de klimaatcellen verkrijgt DSG volledige controle over de groeiomstandigheden. De gewassen zijn volledig pesticidevrij en leveren 365 dagen per jaar dezelfde hoge kwaliteit. De kracht van dit model zit in de combinatie van energieopwekking en -verbruik op dezelfde locatie. DSG heeft kassen in eigen beheer waarop zonnepanelen worden geïnstalleerd die direct worden ingezet voor de teelt.
Schaalvergroting
DSG wil eind 2025 zo’n 25.000 vierkante meter vertical farming in exploitatie hebben. “Dat willen wij elk half jaar verdubbelen”, zegt Schoenmakers. “Innovatie kost geld, maar niets doen kost de toekomst. Bij DSG bouwen we daar elke dag al aan. We build the future.”
Als beheerder van de havens Delfzijl en Eemshaven vervult Groningen Seaports een strategische rol in de verduurzaming van Noord-Nederland. Het bedrijf investeert in duurzame ontwikkeling, waarbij economie, ecologie en innovatie hand in hand gaan.
De duurzaamheidsambities van Groningen Seaports zijn helder: CO2-neutraal ontwikkelen en bijdragen aan de vergroening van NoordNederland met behoud van welvaart voor de regio. Dit wordt concreet gemaakt in jaarlijkse subdoelstellingen, waaronder kleine initiatieven als nestkastjes en grootschalige projecten zoals het aanleggen van stoomleidingen tussen fabrieken.
Brede blik
“Wij kijken als zeehavens heel breed naar de duurzame transitie”, vertelt Heleen van Wijk, hoofd Duurzaamheid en Corporate circulariteit bij Groningen Seaports. “Het draait om energie én de transitie naar een circulaire economie, waarbij we de economie en ecologie in balans houden.” Een kernproject is
“Circulands”, een circulair industriepark waar Groningen Seaports actief bedrijven aan elkaar verknoopt. “Als haven doen wij voorinvesteringen in kabels en leidingen, waardoor we voor bedrijven bepaalde drempels wegnemen”, legt Van Wijk uit. Deze aanpak maakt het cluster niet alleen duurzamer, maar ook betaalbaarder.
Herstel van natuurwaarden
De balans tussen economische ontwikkeling en ecologische verantwoordelijkheid is een speerpunt. Groningen Seaports werkt samen met natuurorganisaties in bijvoorbeeld Eemsdollard 2050, gericht op het herstel van het estuarium. “We kijken niet alleen naar ‘het mag niet ten koste gaan van’, maar ook echt naar herstel van natuurwaarden”, benadrukt Van Wijk.
Innovatie speelt een sleutelrol in de havenstrategie. Groningen Seaports biedt ruimte aan start-ups en scaleups om duurzame oplossingen te ontwikkelen, onder andere in het Chemport Innovation Centre. Succesvolle voorbeelden zijn Ocean Grazer, een offshore batterij ontwikkeld door de Universiteit van Groningen, en UPPACT, dat niet-recyclebare plastics omzet in bouwmaterialen. Groningen Seaports selecteert zorgvuldig welke bedrijven zich in de haven vestigen. “We kijken naar hoe bedrijven binnen ons cluster passen en elkaar aanvullen”, aldus Van Wijk. Daarbij hanteert het havenbedrijf een uitgebreide vragenlijst om te bepalen of bedrijven in de duurzame koers passen.
Ideale hub voor groene waterstof Waterstof vormt een essentieel onderdeel van hun toekomstvisie. “Wij zien waterstof echt als een belangrijke oplossing voor moeilijk te vergroenen sectoren, zowel in de chemie als energie”, zegt Van Wijk.
De strategische ligging tussen windparken op zee en afnemers in Delfzijl maakt het havengebied ideaal als hub voor groene waterstof. Voor de toekomst blijft Groningen Seaports inzetten op zowel dagelijkse, kleine duurzaamheidswinsten als grote strategische pijlers. “Als haven moet je creatief zoeken naar manieren om partijen en processen met elkaar te verbinden”, besluit Van Wijk. “We hebben een spin-in-het-web-rol, maar willen elk jaar concreet kunnen laten zien wat we hebben gerealiseerd.”
www.groningen-seaports.com
NextEnergy – Partner Content
Nederland heeft een groeiend energieprobleem. Miljarden zijn geïnvesteerd in zonnepanelen, maar het elektriciteitsnet kan pieken in opwek en verbruik niet meer aan. Nieuwe bedrijven krijgen geen aansluiting meer, woningbouwprojecten stagneren. De oplossing ligt niet alleen in uitbreiding van het net, maar vooral in slimmer energiegedrag achter de voordeur.
Daar zet de Utrechtse energieleverancier NextEnergy vol op in. Oprichter Gijs Wubbe stelt het eenvoudig: “We kunnen simpelweg niet verder met de energietransitie als we het transportprobleem niet oplossen.” Zijn alternatief: huishoudens als minienergiecentrales, waarbij opgewekte stroom zoveel mogelijk direct in huis wordt benut.
Een gemiddeld huishouden gebruikt nu slechts 25 tot 30 procent van zijn zonneenergie zelf. Met een compacte plug-andplay batterij – zonder installateur – kan dat oplopen tot meer dan 60 procent. De batterij is zo ontworpen dat installatie eenvoudig is en gebruikers zelfstandig aan
de slag kunnen. Volgens Wubbe is het doel om de energietransitie toegankelijk te maken voor een breed publiek. “Je steekt hem gewoon in het stopcontact.”
Slimmer omgaan met pieken en dalen NextEnergy werkt met dynamische contracten, waarbij consumenten profiteren van prijsschommelingen op de energiemarkt. In plaats van vaste tarieven en risicopremies koopt het bedrijf dagelijks in op de spotmarkt. Dat levert gemiddeld 30 tot 40 procent besparing op. Klanten krijgen via een app advies over het slim inzetten van apparaten: auto opladen, warmtepomp voorverwarmen, wasmachine aanzetten – allemaal op het juiste moment.
Het AI-platform van NextEnergy vergelijkt bovendien het verbruik van klanten met dat van hun buurt en hun eigen historische data. “Dat vergroot het bewustzijn en zet aan tot gedragsverandering”, zegt Wubbe. Voor wie zekerheid zoekt, zijn er vaste tarieven tegen een kleine opslag. “Gas kan vast, maar de uitdaging voor de energietransitie zit echt aan de elektriciteitskant.”
Energiegedrag als sleutel
De urgentie neemt toe. Vanaf 2027 verdwijnt de salderingsregeling en wordt zelfverbruik financieel veel aantrekkelijker. “Stroom die je niet direct gebruikt, is straks bijna niets meer waard. En het net is niet gemaakt om als buffer te dienen.” Op zonnige dagen kan het prijsverschil tussen goedkoop en duur oplopen tot 40 cent per kilowattuur.
De overheid stimuleert het kantelen van energiegedrag via campagnes als ‘Zet de knop om’ en variabele nettarieven. Europa verplicht grote leveranciers tot het aanbieden van dynamische tarieven.
Van leverancier naar regisseur
In plaats van zich te beperken tot energielevering, richt het bedrijf zich op
het begeleiden van huishoudens in slim energiebeheer. Via AI, slimme meters, mobiele apps en batterijoplossingen begeleidt het bedrijf huishoudens naar zelfvoorziening. “De technologie is er. De uitdaging is nu vooral gedragsverandering – en die begint met inzicht en gemak”, aldus Wubbe.
Het bedrijf wil verder gaan dan leveren alleen, en richt zich op het actief managen van energiegebruik. “Ik zou het prachtig vinden als klanten volledig zelfvoorzienend zijn en wij alleen nog hun apparaten aansturen.” Zijn missie: “We empower everyone to use energy smartly.”
Een bestaande fabriek verduurzamen lijkt op het eerste gezicht een lastige opgave. Toch is dit precies wat er gebeurde in het Brabantse Dongen, waar een achtenzestig jaar oude productielocatie volledig getransformeerd werd tot een CO₂-neutrale fabriek. De transitie van gas naar elektriciteit, gecombineerd met een innovatief intern warmtenetwerk, laat zien dat ambitieuze klimaatdoelen haalbaar zijn - zelfs in een bestaande productieomgeving.
Onder leiding van Coca-Cola Europacific Partners (CCEP)
Nederland is de fabriek in Dongen sinds vorig jaar officieel CO₂-neutraal gecertificeerd volgens de internationale PAS 2060-norm. De locatie – waar 85% van alle CCEP-producten, zoals CocaCola, Fanta, Sprite en Fuze Tea, voor de Nederlandse markt wordt geproduceerd –onderging een transformatie zonder dat de productie werd stilgelegd.
Van gas naar groene stroom
“De fabriek in Dongen is gebouwd in 1957. Als je een nieuwe fabriek ontwerpt, is het gemakkelijker om een CO₂-neutrale fabriek te bouwen. Maar als je een bestaande fabriek hebt die door de jaren heen is gegroeid, dan is dat veel uitdagender”, legt Julia Sprong, sustainability manager, uit.
De eerste stap in het verduurzamingsproces was de vervanging van LPG-heftrucks door elektrische alternatieven. Vervolgens schakelde de fabriek over op lokaal opgewekte groene elektriciteit van het nabijgelegen Zonnepark De Wildert (300 meter afstand) en Windpark De Spinder (3,5 kilometer verderop).
De grootste uitdaging volgde eind 2023: de implementatie van het innovatieve HeatGrid-project. Dit omvatte industriële warmtepompen en een vier kilometer lang netwerk van leidingen die restwarmte van het ene proces naar het andere
Julia
Sprong,
Sustainability manager, CCEP
transporteren en eindigde in 2024 met het vervangen van de gasboilers door elektrische alternatieven.
Slim warmtebeheer
De certificering van de fabriek in Dongen vormt een belangrijke stap in de bredere duurzaamheidsstrategie van CCEP. Het bedrijf streeft ernaar om in 2040 over de hele keten klimaatneutraal te zijn. Sinds 2019 is de CO₂-uitstoot door de hele keten van de Nederlandse operatie met 29% gereduceerd. Maar zoals blijkt uit het project in Dongen, is verduurzaming een continu proces.
Het hart van de verduurzaming is de slimme manier waarop warmte wordt hergebruikt. “We wilden het hele systeem verbeteren”, vertelt Belén Barreiro Garcia, director customer service & supply chain bij de fabriek in Dongen. “Om minder energie te hoeven gebruiken, hebben we leidingen aangelegd die de warmte van
de ene machine naar de andere processen transporteren. We vangen de warmte af van het ene proces om dit vervolgens te gebruiken in een ander proces”, legt ze uit.
Twee twintig meter hoge stratificatietanks van elk 230 kubieke meter fungeren als een soort ‘accu’ voor het warmwatersysteem, waarmee vraag en aanbod van energie perfect op elkaar worden afgestemd. De e-boilers dienen nu als back-up voor piekmomenten.
“We zagen eerder dat we warmte via het dak naar buiten bliezen, terwijl we op andere plekken in het proces die warmte juist nodig hadden”, voegt Sprong toe. “Gelukkig zagen de mensen bij CCEP het juist als een kans. Dit is iets wat we echt willen benadrukken: we wilden niet alleen elektrificeren, we wilden het hele systeem toekomstbestendig maken.”
Resultaten en toekomstplannen
De impact van deze transitie is significant: een reductie van zo’n 4.000 ton CO₂-uitstoot per jaar. “We hebben ons energieverbruik dit jaar met 12% verminderd”, vertelt Barreiro Garcia trots. “En het belangrijkste: we zijn volledig gestopt met het gebruik van
gas.” De verduurzaming stopt hier niet. Nieuwe projecten zijn in ontwikkeling om het HeatGrid-systeem verder te optimaliseren. Daarnaast richt het team zich op waterbesparing en verlaging van procestemperaturen.
We bliezen warmte het dak uit terwijl we het elders nodig hadden
Kennisdeling en teamwerk CCEP Nederland heeft met veel stakeholders gesproken over het project. “Het is een opgave waar we allemaal voor staan”, benadrukt Sprong. Het bedrijf heeft een whitepaper opgesteld waarin de genomen stappen worden toegelicht. Een cruciaal element in het succes van dit project is de betrokkenheid van alle medewerkers. “Iedereen is een ambassadeur, iedereen is een beetje de duurzaamheidsmanager”, zegt Sprong. “Door brainstormsessies bij projecten en innovaties zoals deze, proberen we de mensen in én buiten de fabriek echt te betrekken.”
De fabriek benadrukt dan ook haar lokale karakter, met mensen uit de regio, lokale leveranciers en lokale producten. “Hoewel we een internationaal concern zijn, voelt het bijna als een familiebedrijf”, merkt Sprong op. Deze lokale verankering draagt bij aan het draagvlak voor de duurzaamheidsinitiatieven. “We zijn trots op de stappen die we hebben gezet, maar blijven kritisch op wat er beter kan. Onze ambitie reikt verder.”
Nederland staat voor een immense opgave: miljoenen woningen moeten duurzaam worden verwarmd, terwijl tegelijkertijd het elektriciteitsnet uitbreidt en de woningbouw versnelt. De sleutel om deze opgave om deze opgave te beslechten ligt niet alleen in technologie en samenwerking, maar vooral in het combineren van bovengrondse en ondergrondse data.
De warmtetransitie vereist een integrale benadering. Het gaat niet alleen om warmtevraag en -aanbod, maar ook om regelgeving, ruimtelijke ordening en maatschappelijke acceptatie. In die context is data het cement tussen al deze bouwstenen.
De Geologische Dienst Nederland en het Kadaster beschikken over een enorme hoeveelheid gegevens die relevant is voor deze opgave. “Als je onze informatie samenbrengt, ontstaat een rijk beeld van wat er mogelijk is, wat er niet kan en waar risico’s zitten”, zegt Tirza van Daalen, directeur van de Geologische Dienst.
Cora Smelik, Lid raad van bestuur van het Kadaster, vult aan: “We nemen geen besluiten, maar wij zijn een autoriteit op het gebied van geo-informatie. Onze data worden niet betwist. Wij leveren een schat aan informatie waarop beleid en uitvoering gebaseerd kan worden. Zeker in een tijd waarin overheidsvertrouwen onder druk staat, is dat betrouwbaar gezag van grote waarde.”
Energietransitie vindt boven- én ondergronds plaats
De koppeling van onder- en bovengrondse data is essentieel voor gerichte en verantwoorde keuzes. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat noemt niet voor niets dat “de helft van de energietransitie ondergronds plaatsvindt”. Dat betreft onder meer de opslag van warmte, van CO₂ en de winning van aardwarmte.
Daarmee wordt meteen duidelijk dat gegevens over bodemgesteldheid, warmtebronnen, grondwaterstromen en ondergrondse infrastructuur niet los gezien kunnen worden van informatie over bebouwing, infrastructuur en demografie. “Als je weet waar warmtebronnen onder
de grond zitten én welke wijken erboven liggen, kun je scherp bepalen waar aardwarmte kansrijk is”, zegt Smelik.
Het Kadaster en TNO ontwikkelen aansprekende voorbeelden die breed bijdragen aan de energietransitie. Zo heeft het Kadaster samen met gemeenten het zogeheten “wijkpaspoort” ontwikkeld. Hierin worden per wijk de opbouw, bevolkingssamenstelling, beschikbare warmte-opties, warmtevraag en ruimtelijke beperkingen inzichtelijk gemaakt. Als kennisinstituut innoveert TNO ook op het gebied van de energietransitie. In de afgelopen jaren zijn diverse tools ontwikkeld die de warmtevraag van woonwijken berekenen, warmtenetten ontwerpen en ondergrondse warmtebronnen dimensioneren. Hiervoor zijn de landelijke modellen en ondergrondgegevens uit de Basisregistratie Ondergrond en het ondergrondinformatiesysteem van de Geologische Dienst essentieel. Deze tools maken abstracte data concreet voor beleidsmakers. Zij kunnen hiermee advies geven en beleidskeuzes maken. “Nederland is een klein land met grote ruimtelijke uitdagingen”, stelt Smelik. Toegankelijke informatie helpt, maar is niet voldoende.
Vraag en aanbod energie op elkaar stemmen
Het samenbrengen van bovenen ondergrondinformatie in een datawaardeketen voor de energietransitie is een belangrijke eerste stap. De bestaande Nationale Geo Informatie Infrastructuur (NGII) is het basisdatafundament waarop informatieproducten en tools voor ruimtelijke opgaven zoals de warmtetransitie kunnen worden ontwikkeld. We bieden dan de mogelijkheid om feitelijke informatie over vraag en aanbod van energie en warmte op elkaar af te stemmen. Het inbedden van deze datawaardeketen binnen de NGII zou de opmaat kunnen zijn naar een volwaardige
Basisregistratie Energie. Het belang van data zien we bijvoorbeeld terug in het gebruik van de Publieke Dienstverlening Op de Kaart (PDOK), een platform voor het ontsluiten van geodatasets van Nederlandse overheden. Dit zijn actuele en betrouwbare gegevens voor zowel de publieke als private sector. In 2023 werden de digitale ruimtelijke basisgegevens ruim 28,7 miljard keer geraadpleegd en dit neemt elk jaar toe. “Dat laat zien hoeveel behoefte er is aan heldere, toegankelijke informatie”, zegt Smelik.
Een belangrijke verwarmingsbron is aardwarmte. Toch komt de toepassing hiervan nog onvoldoende van de grond, ondanks het grote potentieel. Van Daalen spreekt van een marktfalen: “Er zijn simpelweg te weinig partijen die de kennis én de investeringsbereidheid hebben.” De oplossing ligt in het wegnemen van onzekerheid, via betrouwbare en praktisch toepasbare data. Tools als ThermoGIS en DINO bieden inzichten, maar moeten begrijpelijk zijn voor niet-technische gebruikers.
Hoewel technologie belangrijk is, kent dit zijn eigen uitdagingen. Verschillende organisaties, disciplines en overheden moeten elkaar weten te vinden én verstaan. “We moeten dus investeren in een gemeenschappelijk begrippenkader, met gezamenlijke definities en standaarden voor data”, zegt Smelik.
Gestandaardiseerde tools
De opgave vraagt dus om coördinatie over bestuurslagen heen. Niet elke gemeente hoeft het wiel opnieuw uit te vinden, betogen Smelik en Van
Daalen. Door samen te werken aan gestandaardiseerde data en gedeelde informatie-infrastructuren ontstaat tempo en consistentie. Zo kunnen warmtenetten, woningbouw en netverzwaring integraal worden gepland, op basis van betrouwbare, actuele gegevens.
Dat gebeurt onder meer binnen het 3D Datafundament, waarin beide organisaties de krachten al hebben gebundeld. De beschikbare onder- en bovengrondse gegevens worden technisch en semantisch gekoppeld, beschikbaar gemaakt en gevisualiseerd. Hierdoor ontstaat niet alleen beter inzicht, maar ook een gedeeld beeld – cruciaal voor samenwerking én besluitvorming.
“We behoren tot de modernste geologische diensten ter wereld”, zegt Van Daalen. “Niet omdat we het grootste zijn, maar omdat we al decennia worden gedwongen om efficiënt, nauwkeurig en samenhangend te werken.” Smelik vult aan: “Ook het Kadaster onderhoudt intensief contact met andere landen. Nederland is echt een voorbeeld voor andere landen, ze laten zich vaak door ons inspireren. We hebben onze basisregistraties en landelijke voorzieningen goed opgezet.” Dat is nodig, want lokaal komen alle uitdagingen samen. Een goede informatiepositie draagt dan bij aan zorgvuldige besluitvorming.
Bijdragen aan maatschappelijke opgaven
In de huidige maatschappij vinden jonge medewerkers hun motivatie in maatschappelijke relevantie. “Zingeving is belangrijker dan ooit”, zegt Smelik. “Als jonge mensen zien dat hun werk bijdraagt aan de grote maatschappelijke opgaven – klimaat, energie, wonen – dan geeft dat trots en energie.”
Volgens beide organisaties is het essentieel dat de overheid structureel investeert in deze kennisinfrastructuur. “Het lijkt misschien saai”, zegt Smelik, “maar dit fundament is onmisbaar en maakt alle grote ruimtelijke opgaven mogelijk. Zonder beheer en doorontwikkeling van die basisgegevens stokt de uitvoering.”
Door verschillende overheidslagen met elkaar te verbinden – het ontschotten –benutten ze de gecombineerde kennis en expertise in de uitvoering. De boodschap van het Kadaster en TNO is daarom helder: investeer in data, in samenwerking en in vaardigheden. Maak digitale instrumenten bruikbaar op alle niveaus –van het ministerie tot de gemeente, van de netbeheerder tot de buurt.
De bierindustrie staat voor een complexe uitdaging: het productieproces is intensief in energiegebruik en verantwoordelijk voor een aanzienlijke CO₂uitstoot, vooral in de moutproductie. Terwijl de energiekosten blijven stijgen, groeit ook de druk om te verduurzamen. Nieuwe technologieën bieden kansen om deze keten ingrijpend te veranderen – de eerste grote stappen zijn inmiddels gezet.
Het mouten van gerst voor de productie van bier is een bijzonder energie-intensief proces. Vooral in de droogfase is veel warmte nodig, waardoor de sector traditioneel een grote verbruiker van aardgas is, met een aanzienlijke CO₂-uitstoot tot gevolg. Maar het kan anders, bewijst Holland Malt met de mouterij in de Eemshaven die jaarlijks 18 miljoen kubieke meter gas heeft ingeruild voor een innovatief warmtesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen. Hiermee is de uitstoot in één klap tot nul gereduceerd.
Jos Jennissen, CEO van Holland Malt, was al in 2015 bezig met de vraag hoe de mouterij kon verduurzamen. “We liepen toen tegen twee zaken aan: een technologisch gat en het financieel rendabel maken van de investering”, vertelt hij. Toch zette het familiebedrijf door, gedreven door een langetermijnvisie die kenmerkend is voor familiebedrijven. “Dat heeft uiteraard met onze oriëntatie te maken en ons DNA – we willen het bedrijf oprecht beter overdragen aan de volgende generatie.”
De grootste warmtepomp van Nederland
Deze jarenlange inspanning heeft geleid tot een volledig emissievrije mouterij die draait op elektriciteit van windmolens en gebruikmaakt van een gesloten warmtecircuit. “We hebben het gasnet uit de mouterij verwijderd en vervangen door een warmwatercircuit, vergelijkbaar met de radiatoren in huis”, legt Jennissen uit. “Met warmtepompen, gevoed door windenergie van Windpark Oostzeedijk in Zeeland, verwarmen we dat water voor het productieproces.” De grootste innovatie schuilt in het hergebruik van restwarmte. “We vangen de restwarmte
uit het droogproces af op 23 graden en waarderen die met warmtepompen op naar 85 graden, zodat het hergebruikt kan worden voor een volgend droogproces.”
Met deze technologische doorbraak voorkomt Holland Malt nu 33.000 ton CO₂-uitstoot per jaar, evenveel als 14.000 huishoudens in een jaar. Daarmee is het warmtepompenproject in de Eemshaven bovendien de grootste installatie in zijn soort in Nederland.
Verduurzaming als noodzaak in veranderende wereldmarkt
De verduurzaming is niet alleen een kwestie van idealisme of maatschappelijke verantwoordelijkheid. “De Europese industrie betaalt anderhalf tot twee keer zoveel voor energie als de rest van de wereld”, aldus Jennissen. “Als je dan door verduurzaming een technologische voorsprong neemt, kom je weer in lijn met de wereldmarkt of krijg je zelfs een concurrentievoordeel. Verduurzaming is een voorwaarde om concurrerend te blijven in een snel veranderende wereldmarkt.”
Die voorsprong vertaalt zich nu al in concrete resultaten en interesse vanuit de markt. Holland Malt geeft certificaten uit voor emissievrij geproduceerde mout, waarmee brouwerijen hun scope 3-uitstoot kunnen verlagen. Ongeveer 70% van deze certificaten is direct afgenomen door brouwerijen, variërend van kleine lokale spelers tot internationale multinationals. “We houden de prijs van de certificaten symbolisch laag”, benadrukt Jennissen.
Emissievrije mouterij als inspiratiebron
Als koploper in de industrie, hoopt Holland Malt anderen te inspireren. “We kiezen ervoor een bijdrage te leveren door
een emissievrij moutproces neer te zetten. We nemen hierin bewust het voortouw – niet om alleen vooruit te lopen, maar om te laten zien wat wél kan, en anderen daarin mee te nemen”, aldus Jennissen. “We hopen een voorbeeld te zijn in het durven zetten van echte stappen richting verduurzaming.”
De volgende stap in de duurzaamheidsstrategie is het verduurzamen van de hele keten. “Nu onze eigen uitstoot op nul staat, richten we ons op de voetafdruk van akkerbouwers in onze toeleveringsketen”, zegt Jennissen. “Vooral kunstmest zorgt voor veel CO₂-uitstoot bij de teelt van brouwgerst. We hebben diverse projecten lopen waarin we methodes testen, van directe CO₂-reductie tot regeneratieve
landbouw die de bodemkwaliteit verbetert en koolstof vastlegt.” Toch kan Holland Malt dit niet alleen. “Voor verdere verduurzaming hebben we langdurige betrokkenheid van brouwerijen nodig, de hulp van de landbouwsector, maar ook die van de overheid”, stelt Jennissen. Hij erkent dat de overheid een positieve rol heeft gespeeld met subsidies voor het project, maar ziet ook kansen voor verbetering in het beleid. “In Nederland zien we enorme verschillen in energiekosten vergeleken met onze buurlanden zoals Duitsland, Frankrijk en België. Hier mis ik een nationale aanpak. Dit vraagt om een gecoördineerde strategie waarbij de overheid langjarige zekerheid biedt en zich niet beperkt tot vierjarige regeerperiodes.”
Samenwerking in de keten cruciaal Ondanks deze uitdagingen blijft Holland Malt ambitieus en toekomstgericht. Het bedrijf streeft naar voortdurende groei en innovatie, waarbij samenwerking binnen de keten cruciaal is voor verdere verduurzaming. “We zoeken partners die ons helpen de verdere verduurzaming een kickstart te geven”, besluit Jennissen. “Verduurzaming vergt technologische doorbraken, commitment van bedrijven én een ondersteunend overheidsbeleid met langetermijnvisie. Alleen zo maken we de bierketen toekomstbestendig en behouden we onze sterke positie in de wereldmarkt.”
In de strijd tegen klimaatverandering is elektrificatie een belangrijke strategie geworden. Maar terwijl elektrificatie de uitstoot vermindert, creëert het ook een nieuwe uitdaging: onze elektriciteitsnetten hebben moeite om de stijgende vraag bij te houden. In heel Europa blijven de verbeteringen van het elektriciteitsnet achter. In Nederland nemen steeds meer mensen, die gefrustreerd zijn door vertragingen bij de aansluiting op het elektriciteitsnet, het heft in eigen handen.
Ze installeren zonnepanelen en batterijen om minder afhankelijk te worden van het elektriciteitsnet. Deze verschuiving naar lokale energieopwekking en -consumptie verandert het energielandschap, brengt nieuwe uitdagingen met zich mee en vraagt om nieuwe oplossingen.
De paradox van hernieuwbare energie
De netcongestie in Nederland heeft een kritiek punt bereikt. Grote industriële projecten worden uitgesteld en woningbouwplannen worden geschrapt vanwege een gebrek aan netwerkcapaciteit. In sommige regio’s krijgen bedrijven te horen dat ze tot 2030 moeten wachten op een nieuwe aansluiting.
Geconfronteerd met knelpunten, wenden consumenten zich tot lokale oplossingen: ze installeren zonnepanelen en batterijen om hun afhankelijkheid van het elektriciteitsnet te verminderen. Deze zogeheten prosumenten – consumenten die ook produceren – worden een nieuwe uitdaging voor netbeheerders.
Hoewel hernieuwbare energie van vitaal belang is voor de energietransitie, voegt het ook complexiteit toe. De toestroom van gedecentraliseerde energie belast een toch al overbelast systeem als het niet wordt beheerd. Als antwoord hierop bereiden Nederlandse netbeheerders zich voor om gebruikers te laten betalen voor het terugleveren van overtollige elektriciteit aan het net. De elektriciteitsinfrastructuur van ons land dateert grotendeels uit de vorige eeuw, en is nooit ontworpen voor de huidige behoeften of de gedecentraliseerde,
variabele aard van zonne-energie. De risico’s bestaan duidelijk niet alleen in theorie: een recente stroomstoring in Spanje onderstreepte de risico’s van een onbeheerde integratie van hernieuwbare energie.
Het probleem is niet de hernieuwbare energie zelf, maar hoe deze wordt beheerd. Gelijkstroom (DC)-microgrids bieden een slimme oplossing om netcongestie te verlichten, met integratie van duurzame energiebronnen.
Gelijkstroom als gamechanger
Veel prosumenten wekken lokaal meer elektriciteit op dan hun netaansluiting toestaat, waardoor ze de netcodes overtreden en de stabiliteit van het systeem in gevaar brengen. De gevolgen – hogere energiekosten en vaker uitval –zijn misschien nog niet overal merkbaar, maar vormen een toenemend risico voor de netstabiliteit. In tegenstelling tot traditionele AC-systemen maken DC-systemen grotere zonne-installaties mogelijk, zonder dat er een bijbehorende netaansluiting nodig is. Gebruikers krijgen meer energieonafhankelijkheid zonder netcodes te overtreden of te betalen voor een hogere netaansluiting, terwijl netbeheerders de controle behouden over de stabiliteit van het hoofdnet.
Het concept is minder vergezocht dan het lijkt. Onze wereld draait steeds meer op gelijkstroom, van hernieuwbare energiebronnen zoals zonnepanelen en batterijopslagsystemen tot ledverlichting en alledaagse apparaten als smartphones en laptops. Door deze rechtstreeks op DC aan te sluiten zonder om te zetten naar AC,
worden systemen efficiënter. Bovendien is er minder energieverlies en zijn er eenvoudigere installaties en upgrades.
Slimme energieoplossingen Een pionier op dit gebied is DC Systems, met hoofdkantoor in Aalsmeer. Sinds DC Systems zich in 2021 aansloot bij de wereldwijde energieleider Schneider Electric, heeft het zijn bereik in heel Europa en daarbuiten uitgebreid en levert het innovatieve slimme energieoplossingen op basis van gelijkstroom. In nauwe samenwerking met de non-profitorganisatie Current/OS bouwen ze aan een basis voor een slimmere, duurzamere energieinfrastructuur, zodat klanten in de publieke, commerciële en woonsector energieuitdagingen flexibeler en efficiënter kunnen aangaan.
Hoe ziet dat er in de praktijk uit?
DC Systems benoemt drie concrete voordelen die het levert voor de Nederlandse energietransitie: Snellere projecten voor schone energie: Ontwikkelaars kunnen energieprojecten lanceren zonder jaren te wachten op de uitbreiding van het elektriciteitsnet. Dit versnelt de uitrol van schone energie en verlaagt de projectkosten. Gemeenschappen profiteren van een stabieler netwerk zonder overheidsinvesteringen in infrastructuur. Een goed voorbeeld is het Circl-gebouw in het hart van het Amsterdamse zakendistrict, dat dankzij een gelijkstroomnetwerk kon worden geopend met een lagere netaansluiting.
Autonome werking voor kritieke infrastructuur: Gelijkstroomsystemen kunnen volledig autonoom werken, waardoor ze ideaal zijn voor kritieke infrastructuur die zich geen stroomonderbrekingen kan veroorloven. Ziekenhuizen, datacenters en productielocaties kunnen continuïteit garanderen. Een overtuigend voorbeeld is de N470 in Zuid-Holland, een provinciale weg van 4,7 km waar straatverlichting
en verkeerssignalen worden gevoed door een DC-microgrid met zonnepanelen en batterijen. Dit systeem bewijst dat duurzaamheid en ononderbroken service tijdens uitval en onderhoud samen kunnen gaan.
Toekomstbestendige investering: Na de installatie is er geen uitgebreid netabonnement, stroomkwaliteitsfilter of extra software nodig. De regels van Current/OS maken automatische zelfregulering mogelijk via spanningsreferenties, waardoor de systemen schaalbaar, efficiënt en eenvoudig te beheren zijn – en het risico op cyberbeveiligingsbedreigingen afneemt. Een opmerkelijk voorbeeld is het a.s.r. smart charging park, waar de Universiteit van Amsterdam met succes heeft getest. Het bevestigt dat bidirectionele energiestromen in een DC-microgrid onafhankelijk kunnen werken, zonder dat er een extern beheersysteem nodig is.
Geen vervanging maar aanvulling DC-microgrids zullen het openbare elektriciteitsnet niet vervangen, maar kunnen het wel aanzienlijk verlichten en moderniseren. Naarmate de elektrificatie versnelt, zijn er flexibele oplossingen nodig die gebruikers autonomie bieden – zonder het centrale systeem te destabiliseren. Deze technologie biedt een snellere, meer betaalbare energietransitie die sociale gelijkheid ondersteunt, en ontwikkeling die Nederland kan helpen om zijn klimaatdoelstellingen te realiseren.
Bij illycaffè draait het om meer dan alleen het maken van een perfecte kop koffie. Als grootste B Corp van Italië in de koffiesector laat het bedrijf zien dat commercieel succes en maatschappelijke verantwoordelijkheid hand in hand kunnen gaan. Met een indrukwekkende score van meer dan 90 punten bij de recente hercertificering bewijst illycaffè dat duurzaamheid en kwaliteit geen tegenstellingen zijn, maar juist elkaars versterkers.
In een wereld waar consumenten steeds kritischer kijken naar de herkomst en impact van producten, onderscheidt illycaffè zich door consequent te kiezen voor een bedrijfsmodel dat verder kijkt dan alleen winst. Het Italiaanse familiebedrijf, opgericht in 1933 in Triëst, heeft onlangs voor de tweede keer de prestigieuze B Corp-certificering behaald, met een score die zelfs hoger ligt dan bij de eerste certificering in 2021. B Corp, dat oorspronkelijk staat voor Benefit Corporation, is een certificering die wordt toegekend aan bedrijven die voldoen aan hoge standaarden op het gebied van sociale en milieuprestaties, transparantie en aansprakelijkheid. De certificering wordt verstrekt door de non-profitorganisatie B Lab.
Duurzaamheid verankerd in het DNA “De keuze om onze bedrijfsdoelen na te streven door duurzame en gedeelde waarde te creëren in de hele toeleveringsketen, is een positief economisch model dat we als B Corp willen promoten”, vertelt Cristina Scocchia, CEO van illycaffè. “We zijn ervan overtuigd dat de privésector nu meer dan ooit zijn steentje moet bijdragen, om de overgang te ondersteunen naar modellen die de toekomst van mens en milieu garanderen.”
Echte kwaliteit is alleen mogelijk als die gepaard gaat met respect voor mens en planeet
Deze overtuiging vertaalt zich in concrete acties. Zo heeft illycaffè een taskforce opgericht waarin alle C-level executives zijn vertegenwoordigd, en die de duurzaamheidskoers van het bedrijf uitzet. ESGdoelstellingen zijn nu onderdeel van het incentivepakket voor het topmanagement, waardoor duurzaamheid niet langer een afdeling is, maar een verantwoordelijkheid die gedragen wordt door de hele organisatie.
“Bij illycaffè geloven we dat echte kwaliteit alleen mogelijk is als die gepaard gaat met respect voor mens en planeet. Onze B Corp-certificering is niet het eindpunt, maar een aanmoediging om nog beter te worden”, aldus Scocchia.
Indrukwekkende milieuprestaties
De cijfers liegen er niet om: illycaffè heeft in 2023 zijn
energieverbruik met 12,9% verlaagd ten opzichte van het voorgaande jaar. Daarnaast kwam maar liefst 95,5% van de gebruikte elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, een stijging van ruim 19% vergeleken met 2022.
Deze resultaten zijn onder meer te danken aan innovatieve oplossingen, zoals nieuwe software voor koffiebranderijen, waardoor het energieverbruik tijdens stand-by-fasen met 20% daalde. Daarnaast heeft het bedrijf zich gecommitteerd aan een SPTi Net Zero-doelstelling, wat heeft geleid tot een gestage vermindering van de koolstofvoetafdruk (-5,3% in 2023 ten opzichte van 2022).
Gendergelijkheid: niet alleen woorden, maar daden illycaffè heeft bewezen dat het niet alleen praat over diversiteit en inclusie, maar er ook naar handelt. Het bedrijf heeft een beleid voor inclusie en gendergelijkheid geïmplementeerd en een speciale DE&I-commissie in het leven geroepen, die initiatieven ontwikkelt ter ondersteuning van diversiteit, gelijkheid en inclusie.
Deze inspanningen hebben geleid tot het behalen van de UNI/PdR 125:2022-certificering voor gendergelijkheid, die erkent dat het bedrijf systematisch werkt aan een inclusieve en rechtvaardige werkplek. De resultaten zijn zichtbaar: in 2023 bedroeg het basissalaris van vrouwen 94,1% van dat van mannen, een stijging van 2,8% ten opzichte van 2022.
Een van de pijlers van de duurzaamheidsstrategie van illycaffè is het delen van kennis via de University of Coffee. Dit kenniscentrum, opgericht in 1999, heeft inmiddels meer dan 348.000 mensen opgeleid via 23 campussen wereldwijd. De docenten zijn onlangs gecertificeerd door ACS Italia, wat getuigt van hun hoge kennisniveau en educatieve vaardigheden.
Een wereldwijde impact
Met een omzet van 630 miljoen euro in 2024 en een aanwezigheid in meer dan 140 landen wereldwijd, heeft illycaffè de schaalgrootte om daadwerkelijk impact te maken. Het netwerk van eigen winkels telt 159 verkooppunten in 30 landen, waar dagelijks meer dan 8 miljoen kopjes illy-koffie worden geserveerd. Als B Corp
zet illycaffè de standaard voor hoe een modern bedrijf kan opereren: met oog voor kwaliteit, respect voor mens en milieu en met een langetermijnvisie die verder kijkt dan alleen winst.
“illycaffè is een inspirerend voorbeeld voor alle bedrijven wereldwijd om vooruitgang te boeken in de richting van systemische verandering”, bevestigt Anna Puccio, Managing Director van B Lab Italia. “Hun prestaties bevestigen de verbeterde impact op internationaal niveau en benadrukken het gemeenschappelijke en noodzakelijke doel van de hele B Corp-beweging.”
illycaffè is een inspirerend voorbeeld voor alle bedrijven wereldwijd
Voor wie nog twijfelt of bedrijven een positieve kracht kunnen zijn in de transitie naar een duurzamere wereld, is illycaffè het levende bewijs dat het mogelijk is – en dat het zelfs goed is voor de activiteiten.
www.illy.com
Fastned is één van Europa’s grootste snellaad bedrijven met meer dan 340 locaties. Wilt u bijdragen aan de infrastructuur voor elektrische auto’s tegen een aantrekkelijk rendement? Fastned biedt beleggers de kans om deel te nemen aan een nieuwe uitgifte van obligaties.
Neem contact met ons op via telefoon: +31 (0)20 705 5349
Inschrijving van 13 mei 2025 tot 21 juni 2025, 12.00 uur
Looptijd 5 jaar
Deelname vanaf € 1.000
Rente per kwartaal uitgekeerd
Voor meer informatie over emissiekosten en bonussen download de brochure via: fastned.nl/fd
Kijk voor meer informatie, het prospectus en om te investeren op www.fastned.nl/fd
Heeft u vragen, mail dan naar obligaties@fastned.nl of bel +31 (0)20 7055349
(ook ‘s avonds en in het weekend) fastned.nl/fd
Beleggen in welke vorm dan ook brengt financiële risico’s met zich mee. Door te investeren in Obligaties Fastned loopt u het risico op verlies van (een gedeelte van) uw inleg. Voordat u investeert dient u kennis te hebben genomen van de inhoud van het door de AFM goedgekeurde prospectus en volledig begrip te hebben van de potentiële risico’s en voordelen. De goedkeuring van het prospectus mag niet worden beschouwd als aanprijzing van de aangeboden effecten. De directe link naar het prospectus is www.fastned.nl/prospectus.