LIMB
20
HET BELANG VAN LIM
binnenstebuiten W
Vandaag deel 3: AAn de dijk
ie De Scheepvaart zegt, denkt meteen aan het Albertkanaal maar ook het reilen en zeilen op de Kempense kanalen neemt dit Vlaams overheidsagentschap voor zijn rekening. En wist u bijvoorbeeld dat het Antwerpse drinkwater uit Limburg komt, opgepompt uit het Albertkanaal? Of dat zelfs de onbevaarbare Grensmaas onder hun beheer valt? Een hele week lang duiken we in het leven achter de schermen van De Scheepvaart.
“Leger kwam Louis Janssen staat al 30 jaar aan de dijk van Zuid-Willemsvaart
Sven De Meirleir en Herman Brulmans versassen een schip vanuit de sluistoren.
Foto’s Serge MINTEN
“Helikopters via schip over het Albertkanaal” Sluiswachters bemannen dag en nacht verkeerstoren Genk - “Goeiemorgen, sluis Genk aan de lijn.” Vanuit de ‘verkeerstoren’ boven het sluizencomplex aan het Albertkanaal in Genk waken sluismeesters dag en nacht over het scheepvaartverkeer. Van ijzererts tot Russische helikopters, ze zien het hier allemaal passeren. Zelfs Italiaanse en Spaanse toeristen. “Die zijn dan op familiebezoek en komen eens kijken hoe een schip versast wordt, want dat heb je in hun land niet”, vertelt sluiswachter Herman Brulmans. “Om de 3 uur worden we afgelost: als het druk is, kan dit een behoorlijk stresserende job zijn. De sluizen zijn dag en nacht bemand, tot zaterdagavond en dan opnieuw vanaf 22 uur op zondagavond. Alleen op zondag wordt er niet gevaren”, vertelt Herman Brulmans. Die ‘zondagsrust’ is er op vraag van de schippers zelf gekomen, na de roemruchte schippersstakingen.
Kind
“Per dag worden hier een 90-tal schepen versast, maar er zijn ook momenten waarop er dat 150 kunnen zijn. Op maandag is het meestal kalm, de drukste momenten zijn op dinsdag, woensdag en donderdag in de namiddag”, zegt hij, terwijl de Jantine zich intussen aanmeldt om versast te
worden. “Aan de ‘bovenkant’ zit je 60 meter boven zeeniveau, aan de ‘onderkant’ - na het versassen, nvdr - is dat nog maar 50 meter. De schippers die vanaf Luik varen, moeten hier aan wal komen om de scheepsrechten te betalen en hun vaardocumenten in orde te brengen. De schepen die vanaf Antwerpen komen, hebben al in Wijnegem afgerekend”, stelt de Bilzense sluiswachter. Collega Sven De Meirleir bemant intussen het indrukwekkende instrumentenpaneel. “Mijn opa is nog sluismeester in Lanaken geweest, allemaal met de hand was dat toen. Maar als kind vond ik het beroep al interessant.”
Ballast
Wat zien ze hier vooral passeren? “IJzererts, kolen, diesel en benzine,
en kalksteen als vervanger van grind. Soms zie je ook wel eens uitzonderlijke transporten: zo hebben we hier eens een 6-tal Russische helikopters gehad, die in Wallonië waren opgehaald. Een helikopter per schip. Dat transport moest naar de luchthaven van Bièrset. Vliegen mochten de helikopters niet meer, ze hadden te lang stilgestaan en hadden geen luchtwaardigheidsattest meer. De schepen waren trouwens geladen met zand als ballast.”
Schippersbeurs
De tijd van een babbeltje slaan met de schippers is ook grotendeels voorbij: door de afschaffing van de ‘schippersbeurs’ in de jaren 90 speelt nu de vrije markt in de scheepvaart, voordien had elke schipper een beurtrol. “Vroeger lag het hier zwart van de schepen, sommigen bleven echt hangen en moesten door de collega’s verwittigd worden dat het hun beurt was. Maar dat zie je nu niet meer: een droge-ladingschip van 110 meter lang en 11 meter breed kost al gauw 125.000 euro. Zo’n schip mag niet stilliggen.”
Maaseik - “Als kind stonden we hier met open ogen te kijken als het Nederlandse leger per schip buskruit in Bocholt kwam halen, onder begeleiding van de militaire politie. Met de geweren in de aanslag waakten ze aan de sluizen”, vertelt Louis Janssen, intussen zelf dijkwachter in Neeroeteren (Maaseik). Al ruim 30 jaar gidst hij ‘zijn’ stuk Zuid-Willemsvaart in goede banen. “Eigenlijk was ik voorgeprogrammeerd om voor De Scheepvaart te werken”, lacht hij. “Mijn vader was sluismeester, aan sluis 18 in Bocholt. Als jongetje heb ik veel geholpen om schepen te versluizen, dat was toen trouwens nog allemaal met de hand. Heel veel draaiwerk. Toen wist ik al dat ik dijkwachter wilde worden. Het is intussen wel een wereld van verschil met de tijd van mijn vader: hij moest alles nog noteren op zijn bureauke met een potlood met plastic aan vastgemaakt omdat het anders te kort was, tegenwoordig lijken de sluizen bijna verkeerstorens van een luchthaven”, vertelt hij, in zijn huis-annex-kantoor langs de oude kanaalarm.
Frigo
Het Albertkanaal mag dan het grootste werkterrein van nv De Scheepvaart uitmaken, ook op de Kempense kanalen zijn ze actief. Louis Janssen: “Na mijn examen dijkwachter kon ik in Neeroeteren aan de Zuid-Willemsvaart aan de slag, in die tijd moest je van De Scheepvaart nog gaan wonen waar je werkte: aan het huis van de dijkwachter zaten watermeters waarop je constant het waterniveau in de gaten moest houden. Ik woon hier trouwens in een huisje dat destijds nog door de Nederlanders is gebouwd, vóór de Belgische onafhankelijkheid.” Hij had al met pensioen kunnen gaan, maar het water blijft roepen. “Ik heb een prachtige job, ik zit voortdurend in de natuur”, vertelt hij. “We zijn met tweeën bevoegd voor het kanaal van Bocholt tot Smeermaas: mijn collega in Lozen en ik. In feite houd je als dijkwachter letterlijk de wacht op de dijk: je bent het eerste aanspreekpunt voor de waterweggebruikers. Dat gaat dan van schippers en vaarvergunningen, tot toeristen die iets in het water zien liggen of mensen in het dorp die hout willen kopen. Want wij zijn ook verantwoordelijk voor de beplanting langs de oever.” Ook belangrijk: de dijkwachters moeten zorgen dat het kanaal diep genoeg is, en dat de grootste obstakels weg zijn. “We hebben al vanalles bovengehaald, van fietsen tot een gedumpte frigo, zelfs een stoof.”
Tol
Janssen: “We moeten ook de vaarrechten innen, een soort van tol: op het Albertkanaal betalen ze aan de sluizen, maar hier innen wij want ze kunnen hier het land uitvaren of naar Wallonië. We horen via e-mail dat een schip op weg is, en dan zoeken we de schippers op aan hun laad- of losplaatsen.” Sowieso doet hij elke dag zijn ronde langs het kanaal, en dat zorgt - vooral in de zomer - al eens voor gefrustreerde blikken van de vele fietstoeristen die hier passeren. “Ze denken dat het jaagpad een fietspad is, maar dit is een dienstweg. Maar het is meestal snel uitgepraat.” Zelfs vakanties blijven in de buurt van het water. “Ik heb nu een eigen boot. Als kind wilde ik al weten waar al die kanalen naartoe leiden...” Teksten: Caroline VANDENREYT
“Ik he
B
Ha mo In 2 gaa vaa zor woo