Deze uitgave is gepubliceerd ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Visserijcoöperatie Urk (VCU).
Samenstelling: Lub Post (GBU printmedia) en Jurie van den Berg Redactie, ontwerp en druk: GBU printmedia, Urk Fotografie: eigen beeld, Vrienden van Urk, Luuk Schudde en Gerrit Wakker
Alle rechten voorbehouden.
Voorwoord
Het meewerken aan dit boek de afgelopen maanden was voor mij persoonlijk zoals de Engelsen zeggen: a trip down memory lane. Oftewel een zoektocht in het verleden waarbij allemaal zaken en foto’s tevoorschijn kwamen die bij mij, en ongetwijfeld ook bij de lezer, in veel gevallen een glimlach doet verschijnen.
Als nazaat van twee oprichters, via vaders kant Jurie van den Berg (UK 60) en moeders kant Johannes Romkes (UK 34), is de coöperatie er met de paplepel ingegoten. Met daarbovenop de coöperatieve gedachte, namelijk voordeel voor iedereen. Bij ons in de familie moest echt alles bij de Coöperatie vandaan komen. Ook de smeerolie werd altijd van de Gulf betrokken. Als in mijn jonge jaren mijn klompen versleten waren, fietste ik achter de oude werf van Roos langs en dan aan de zijkant naar beneden. Ouwe
Klaas van de Berg senior die je dan hielp. Je had geen portemonnee bij je, maar noemde alleen maar het kotternummer als je weer wegging. Die ouwe Coöperatie naast de oude werf van Roos, daar liggen mijn vroegste herinneringen aan de Coöperatieve In- en Verkoopvereniging van Visserijbenodigdheden. In dit boek voor het gemak maar afgekort als CIV, in de volksmond gewoon ‘de coop’.
In en rondom dat gebouw was een bepaalde nostalgie die verloren is gegaan, maar bij mij weer opdoemden uit de mist van het geheugen. Herinneringen van weleer dat ome Jannus en ome Pauw met de hekkotter UK 2 daar voor de deur lagen en ietsje verderop voor de Flux, lag de hekkotter UK 60 van wijlen mijn vader en zijn
broers. Een bruisende visserijhaven. Levendige herinneringen heb ik nog aan het helpen van mijn oom Harm en tante Dina de Jong van de slagerij uit Emmeloord met het jaarlijks rondbrengen van de rollades met Kerst aan de leden. Zo was er toen een adres op De Reede waar de gang werd volgestapeld en de vrouw des huizes, in Urker dracht en een nicht van mijn vader, verwonderd stond toe te kijken: ‘Och, och wat een rollades!’
Allemaal nostalgie, een tijd die voorbij is. Het lezen van de handgeschreven notulen liet die tijd weer even herleven. Het viel mij vooral op hoe groot de saamhorigheid was van het bestuur. Met veel passie en toewijding, vastberadenheid en doorzettingsvermogen hebben ze zich onbezoldigd ingezet voor het gezamenlijke voordeel. De notulen werden gedetailleerd door de secretaris opgeschreven. Het ene handschrift goed leesbaar, terwijl het handschrift van anderen soms op sanskriet lijkt. Toch is het gelukt om uit al die notulen de 100-jarige geschiedenis van de coöperatie samen te vatten. Ik hoop de lezers mee te nemen in de verhalen en anekdotes van de afgelopen eeuw. De goede, maar ook slechte tijden. Slecht waren met name de oorlogsjaren, waarin dan toch weer de veerkracht bleef om er weer gezamenlijk de schouders onder te zetten toen dat weer kon. De vloot groeide en de CIV groeide mee en werd steeds belangrijker voor de leden. Heden ten dage is het VCU en dat is veel meer dan visserij. De huidige tijd is niet te vergelijken met de tijd van de oprichting. Ons dorp heeft op meerdere vlakken een complete metamorfose ondergaan. Wat
echter altijd is gebleven, is de vrije onafhankelijke gedachte om coöperatief te zorgen voor een gemeenschappelijk voordeel. Wat blijft is ook de discussies over prijs, kwaliteit en levering van olie. Hier beginnen de notulen mee en hier gaan ze nog over. Ik wil hier besluiten zoals het in Prediker staat: Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon.
Van een begintijd met dubbeltjes en kwartjes en een gulden voor de eerste onkosten is de VCU uitgegroeid tot een miljoenenbedrijf met betrokken en vakkundige werknemers. Het bedrijf is niet meer weg te denken uit ons dorp. Het bestuur staat voor enorme uitdagingen de komende jaren, maar in de achterliggende eeuw zijn ook vele grote problemen overwonnen. Het huidige bestuur mag dan ook met gepaste trots terugkijken op dit jubileum.
Terugkijkend naar mijn periode als visserman viel het me op dat ik bij maar liefst drie
voorzitters heb gevaren: oom Johannes Romkes (UK 2), Jelle Romkes (UK 68) en Lubbert Romkes (UK 172). Voorzitters die zich met veel passie hebben ingezet om steeds weer het gezamenlijk belang op te zoeken. Opmerkelijk is dat er tot op de dag van vandaag nazaten van de eerste bestuursleden in het bestuur zitten.
Een woord van dank aan Lub Post (GBU printmedia), Albert Hakvoort, Jan Fokke de Boer, Lubbert Romkes, Lourens de Boer, Jan Loosman, Tineke Brands en oom Johannes Romkes voor de prettige samenwerking waarmee we dit boek gemaakt hebben. Mede namens hen wens ik u allen veel lees- en kijkplezier met ‘De eeuw van de Visserijcoöperatie Urk’.
Ten slotte wens ik het huidige bestuur veel wijsheid, inzicht en Gods onmisbare zegen toe voor de komende 100 jaar.
Jurie van den Berg
Drukte voor de Urker visafslag met zeil- en motorbotters.
1. De oprichting
Hoe een select groepje vissers besloot om in coöperatief verband zelf gas- en smeerolie te gaan inkopen. Enerzijds uit onvrede over de leveranciers, anderzijds uit noodzaak om de kosten zo laag mogelijk te houden.
Urk kende tot half in de twintigste eeuw een kleine, redelijk bemiddelde bovenlaag, die de touwtjes economisch, kerkelijk en bestuurlijk in handen had. Dit waren de landers, en dit geeft al aan dat dit geen vissers waren. Ze hadden vaak hooirechten, en daarnaast een winkel, een toeleveringsof handelsbedrijf. Ze waren wel onlosmakelijk
met de vloot verbonden, want ze zorgden voor de leningen en kredieten, waardoor ze vissers aan zich wisten te binden. Niet alleen voor afname van producten, maar ook de vangsten werden vaak vooraf al op contract afgenomen. Het was deze groep landers die daarom in 1904 ook tegen de komst van een visafslag was.
Een rapport van de Zuiderzee Vereeniging
uit 1905 geeft aan dat armoede op Urk veel voorkwam en het merendeel van de Urkers diep in de schuld zat en daar eigenlijk nooit uit kon komen. Door de ontwikkeling van de Noordzeevloot kwam hier enigszins verandering in, en durfden vissers meer voor hun eigen belangen op te komen. Voor de meesten bleef het kredietsysteem echter bestaan. Voor de visser wegvoer haalde hij zijn olie, en als hij terugkwam betaalde hij deze eerst voordat het loon aan de bemanning betaald werd.
Het kredietsysteem was algemeen verspreid en vaak hadden de Urkers honderden guldens schuld bij de winkeliers, toeleveranciers en scheepsbouwers. Krediet werd verleend zodat de kredietnemer voortaan klant van de kredietgever zou worden. De kredietgever was hierdoor vrij zeker van een behoorlijk rentepercentage over zijn kapitaal omdat hij de mensen en omstandigheden kende en hij er bovendien een klant bijkreeg die niet zo nauw keek naar de prijs van leveranties en reparaties. De minder kapitaalkrachtige vissers waren daarom in hun bedrijfsexploitatie duurder uit dan de zelfstandige vissers die konden kiezen en onderhandelen. Het waren deze onafhankelijke vissers die hun onvrede uitten toen er tijdens de Eerste Wereldoorlog problemen waren over levering en kwaliteit van gasolie.
MOTORISERING
In die periode hadden er revolutionaire veranderingen plaatsgevonden in de Noordzeevisserij. Allereerst was er in 1914 de introductie van de eerste motor in een botter. Hierdoor veranderde ook het vistuig. De gebruikelijke stokkor waarmee gevist werd, voorzien van een boom die het net openhield, werd vervangen door visborden zoals bij de stoomtrawlers al gebruikelijk was. Een aanzienlijk deel van de Urkers was met hun botter actief op de Noordzee en zij gingen ook als eerste over tot motorisering. De vissers waren hier financieel ook toe in staat omdat de verdiensten tijdens de oorlog van 1914-1918
Urker Courant, 11 september 1920. De motorisering van de vloot werd ook gebruikt om wedstrijden te houden.
heel goed waren geweest. Na de oorlog zakten de besommingen behoorlijk in, maar de Noordzeevloot deed het nog redelijk goed ten opzichte van de Zuiderzeevisserij. De motorisering ging door en brandstofverbruik werd de belangrijkste kostenpost. Zeker toen in 1920 de olieprijs ook nog per vat van 100 kg steeg van 16 naar 22 gulden. Zestig Urker botters waren toen al van een motor met gloeikopontsteking voorzien. Het was een periode van zoeken en proberen om de gemotoriseerde botters renda-
Coöperatie
Het idee van coöperatief samenwerken kwam van de Brit Robert Owen (1771-1858). Deze sociale hervormer was van mening dat het menselijke karakter grotendeels wordt gevormd door de omstandigheden waarin de mens opgroeit en leeft. Hij was een voorvechter van ‘normale’ werktijden en betere sociale omstandigheden voor arbeiders. Hij richtte een fonds op voor zieken en gepensioneerden en was hiermee zijn tijd ver vooruit. Dit gedachtengoed kreeg her en der meer voet aan de grond overal in de wereld. Ook op Urk drongen deze geluiden door, zo blijkt uit de Urker Courant uit 1912. Er stond een artikel in over de vissers van Ewijcksluis die in coöperatieve samenwerking materialen voor hun visserij aanschaften. In het bewuste artikel werd erop gezinspeeld om ook op Urk zoiets van de grond te krijgen. Immers voor hun materialen voor hun netten en botters waren de vissers op Urk gebonden aan een monopolie van winkeliers die letterlijk en figuurlijk de touwtjes in handen hadden.
De Kromhout-motor van 16 pk die in veel botters kwam.
bel te maken, die waren gebouwd als zeilschip. Het was een moeilijke tijd met ook de nodige onenigheid met de olieleverancier over hoeveelheid, kwaliteit en prijs. Het werd de belangrijkste reden voor een aantal Urker vissers om te praten over een eigen coöperatieve inkoopvereniging om zo de exploitatiekosten naar beneden te krijgen. Het waren vissers die behoorden tot de elite op visserijgebied en die niet afhankelijk waren van winkeliers, werven en toeleveranciers en dat ook niet wilden worden.
In 1919 werden er weer stappen ondernomen om te komen tot eigen inkoop, maar het bleef bij plannen maken.
OPRICHTING
De stap tot de oprichting werd gezet in het vroege voorjaar van 1922. Een aantal Urker vissers lag verwaaid in de haven van Terschelling en besloot dit plan in het vooronder van de UK 16 van Sjoerd van den Berg opnieuw te bespreken. Dit keer werd uiteindelijk besloten om daadwerkelijk te komen tot het oprichten van een coöperatieve in- en verkoopvereniging.
De tien Noordzeevissers die bijeenkwamen in de haven van Terschelling zijn de mannen die bekend staan als de oprichters van de
huidige Visserijcoöperatie Urk. Het waren:
1. Johannes Romkes UK 34
2. Luut Kamper UK 18
3. Jurie van den Berg UK 60
4. Sjoerd van den Berg UK 16
5. Klaas Korf UK 163
6. Jacob van Dokkum UK 45
7. Harm Oldenhof UK 194
8. Albert Post UK 44
9. Albert de Haan Ras UK 104
10. Sjoerd van den Berg UK 228
Zij besloten om thuis op Urk een vergadering te beleggen en meerdere vissers op te roepen om zich bij het initiatief aan te sluiten. Hoe meer leden, hoe meer korting er bedongen kon worden wanwege grotere afnames. De initiatiefnemers
De tien oprichters van de coöperatie, met Gerardus Metz, op de plaquette die werd onthuld bij de opening van de nieuwbouw op de Handelskade in 1979.
waren wel selectief als het ging om benadering van vissers. De Urker vloot bestond uit meer dan 240 botters, schokkers en dergelijke, waaronder 148 Noordzeeschepen. Hiervan hadden er in 1921 al 69 een motor. Maar niet iedereen werd benaderd om toe te treden tot de coöperatie. De belangrijkste voorwaarde was dat ze financieel daadkrachtig moesten zijn om zo een gelijkwaardige groep van vissers te vormen. We kunnen de visserij op Urk in die jaren
in drie categorieën verdelen. De eerste groep bestond uit vissers die ‘vrij en onafhankelijk’ waren en niet met handen en voeten gebonden aan een kredietverlener/leverancier. Zij hadden veelal huis en botter in eigendom en daarnaast nog wat geld omhanden. De grootste groep bestond uit vissers die de kost verdienden, maar verder geen geld overhielden. En dan was er nog de groep vissers die met handen en voeten gebonden was aan scheepswerven, machinefa-
De oprichtingsvergadering werd gehouden in het gebouw van de Van Alphenstichting naast de Bethelkerk.
brieken, winkeliers etcetera. Deze waren totaal afhankelijk van anderen en niet vrij in hun handel en wandel.
Het waren alleen vissers uit de eerste groep die voor zaterdagavond 18 maart 1922 waren uitgenodigd voor de oprichtingsvergadering in het gebouw van de Van Alphenstichting naast de Bethelkerk. In totaal waren er op die vergadering 28 vissers aanwezig die een eigen schip hadden. Jacob van Dokkum had die avond de leiding. De vraag werd voorgelegd wie er allemaal voor het oprichten van een coöperatieve inkoopvereniging waren. Daar bleken alle aanwezigen voor te zijn en vervolgens werd er een bestuur gekozen voor de aanloopperiode. Als voorzitter werd Johannes Romkes (UK 34) gekozen. Secretaris werd Luut Kamper (UK 18) en penningmeester werd Jurie van den Berg (UK 60). Ze namen alle drie de benoeming aan onder voorwaarde dat er zo spoedig mogelijk een officieel bestuur gekozen zou worden.
Luut Kamper kreeg de taak om in het hele land informatie en prijzen in te winnen van oliën en vetten. Alle leden moesten 50 gulden
De eerste voorzitter van de coöperatie, Harm Oldenhof, met zijn echtgenote.
als inleggeld betalen als waarborgsom en kregen hiervoor de tijd tot de volgende vergadering. Evert van Urk (UK 166) en Sjoerd van den Berg (UK 16) kregen de opdracht om een opslagplaats te zoeken voor de ingekochte brandstof en materialen.
Albert Brouwer (UK 75), Hendrik Hakvoort (UK 49) en Willem Romkes (UK 25) werd opgedragen om een conceptreglement samen te stellen. Voorts werd een ieder opgedragen zoveel mogelijk informatie in te winnen wat ten voordele van de inkoopvereniging zou kunnen zijn. Ter plekke betaalde iedereen een gulden om de eerste onkosten te dekken. Jacob van Dokkum sloot de oprichtingsvergadering af met dankgebed.
Een maand later, op Paasmaandag 17 april 1922, was de tweede samenkomst. De opkomst op deze vergadering was groot. Voorzitter Johannes Romkes opende met gebed en liet Psalm 81 vers 12 zingen. Iedereen werd gevraagd om weer een gulden te betalen als contributie. Wie niet instemde werd verzocht om te vertrekken. Niemand verliet de zaal en vervolgens werd
gestemd voor een bestuur. Onderling moesten diegenen de functies verdelen. De uitslag van de eerste stemming voor het bestuur was als volgt:
1. Johannes Romkes UK 34 20 stemmen
2. Klaas Korf UK 163 19 stemmen
3. Jacob van Dokkum UK 45 17 stemmen
4. Luut Kamper UK 18 17 stemmen
5. Sjoerd van den Berg UK 16 14 stemmen
6. Jurie van den Berg UK 60 13 stemmen
7. Harm Oldenhof UK 194 11 stemmen
8. Albert Brouwer UK 75 9 stemmen
9. Albert de Haan Ras UK 104 6 stemmen
10. Jan Korf UK 168 5 stemmen
11. Albert Post UK 44 5 stemmen
12. Sjoerd Bakker UK 9 3 stemmen
13. Hendrik Hakvoort UK 36 2 stemmen
14. Fokke Hoekstra UK 118 1 stem
15. Willem Romkes UK 25 1 stem
16. Jelle Bakker UK 43 1 stem
17. Klaas Ras UK 64 1 stem
Gekozen werden dus Johannes Romkes, Klaas Korf, Jacob van Dokkum, Luut Kamper, Sjoerd van den Berg, Jurie van den Berg en Harm Oldenhof. Er waren 25 vissers die zich aanmeldden als aspirant-lid van de ‘Coöperatieve Inkoopvereniging van Visscherij-benoodigdheden’ (CIV). Zij had als doel het gezamenlijk inkopen van visserijartikelen, inzonderheid van oliën en vetten voor het drijven van motoren.
Bij vier vrachtschippers zou prijsopgaaf gedaan worden voor het vervoer van olie van Amsterdam naar Urk. Uit die prijsopgaaf komen de volgende aanbiedingen: Jacob Hoekstra 1 gulden per vat, Lub Bakker 0,90 gulden per vat plus 5 gulden per week voor administratiekosten, Klaas Kramer 0,95 gulden per vat en Albertus Keuter 0,90 gulden per vat. Gekozen werd voor Albertus Keuter als vervoerder.
Jacob van Dokkum en Luut Kamper moesten met de havenmeester overleggen over een plek op de vluchthaven voor de opslag van de vaten olie. Hierna sloot de voorzitter de vergadering met het zingen van Psalm 72 vers 11 en
een dankgebed. Na de vergadering belegden de gekozenen een extra vergadering om de functies te verdelen. Na stemming was de uitslag als volgt:
1e voorzitter: Harm Oldenhof
2e voorzitter: Johannes Romkes
1e secretaris: Luut Kamper
2e secretaris: Jacob van Dokkum
1e penningmeester: Jurie van den Berg
2e penningmeester: Sjoerd van den Berg
Gedelegeerd bestuurder: Klaas Korf
Iedereen aanvaardde zijn benoeming en vervolgens werden nog wat punten besproken die in het conceptreglement dienden te worden opgenomen. Er werd contact opgenomen met notaris Plantinga in Kampen voor het passeren van de oprichtingsakte. Er werden dubbeltallen benoemd die bij het passeren van de akte aanwezig dienden te zijn in Kampen. Namens de vereniging Sjoerd Bakker en Albert Post en namens het bestuur Harm Oldenhof en Johannes Romkes. Op de eerstvolgende algemene vergadering zou gekozen worden uit deze twee dubbeltallen.
De week daarna vond de algemene vergadering plaats op maandag 24 april. Het in eigen hand nemen van de inkoop was een hele stap die op het eiland veel beroering bracht. Als eerste werd dan ook een bemoedigend woord gesproken om door te gaan en de toekomst met vertrouwen tegemoet te gaan. De grote olieleverancier op het eiland, de heer Hendrik de Boer, probeerde om de CIV in de wielen te rijden. Er was ook sociale druk en de bestuursleden werden geblameerd en beschuldigd van communistisch gedachtengoed. Dit versterkte alleen maar de overtuiging en de levensvatbaarheid van deze pas begonnen zaak. Er werd een commissie van toezicht gekozen en hier werden drie kandidaten voor aangewezen: Hendrik Hakvoort, Albert Brouwer en Albert Post. Maar voor de stemming trok Hendrik Hakvoort zich terug. Hij bezweek onder de maatschappelijke
Een deel van de oprichtingsakte van de Coöperatieve Inkoopvereniging van Visscherijbenoodigdheden te Urk.
druk die rondwaarde op het eiland tegen de oprichting van een CIV.
Uit de twee dubbeltallen werden Harm Oldenhof en Albert Post gekozen om af te reizen naar Kampen voor het passeren van de oprichtingsakte bij de notaris. Vervolgens werd het conceptreglement voorgesteld en toegelicht. Leden moesten 50 gulden storten als inleggeld en mochten bij de CIV een krediet hebben van ten hoogste 75 gulden. Aan het einde van het boekjaar mocht die schuld de som van 50 gulden niet overschrijden. Het gedekt en ongedekt, alles boven die 50 gulden, vond hier zijn oorsprong. Van de jaarlijks gemaakte winst werd 5% gereserveerd voor een reservefonds en de rest werd verdeeld onder de leden in verhouding tot hun bijdrage in de omzet van de CIV. Ieder lid verplichtte zich om uitsluitend van de CIV olie te betrekken. Ieder lid was hoofdelijk en geheel
aansprakelijk voor de verbintenissen van de vereniging.
Het reglement werd unaniem door de vergadering aangenomen. Sjoerd Bakker stelde de vraag of leden die later toetraden ook aan de opstartkosten moesten meebetalen. Hierop antwoordde de voorzitter dat dit alleen gold voor het eerste jaar, maar hierna niet meer. Als voorbeeld noemde de voorzitter Hulp en Steun, die door de voorouders was opgericht en thans traden jonge schippers toe die gelijk van alle middelen gebruik konden maken. Zo moest het ook gaan met deze vereniging. ,,Wij planten een boompje, in afhankelijkheid van onze God, mochten wij er nog vruchten van plukken en moge de boom opgroeien tot een sterke boom. Opdat ons nageslacht nog rijke en rijpe vruchten mogen plukken”, zo staat in de notulen. Ook nam Luut Kamper het woord en hij wilde een
verzoek doen uitgaan van de leden aan de heer Hendrik de Boer om geen leden meer te blameren. Hierna volgde onder het genot van een sigaar nog een genoeglijk samenzijn waar een gebroederlijke sfeer heerste. De voorzitter sloot de vergadering af. Men zong nog een psalmvers en daarna eindigde Johannes Romkes met gebed.
Naderhand haakten nog twee vissers af: Jan Molenaar (UK 1) en Klaas Ras (UK 64). Uiteindelijk gingen Harm Oldenhof en Albert Post naar notaris Plantenga in Kampen om de coöperatieve vereniging op te richten die bestond uit de navolgende leden:
1. Johannes Romkes 1875-1944 Wijk 3-33
UK 34
2. Luut Kamper 1894-1969 Wijk 2-71 UK 18
3. Jurie van den Berg 1891-1970 Wijk 3-13 UK 60
4. Albert Brouwer 1888-1932 Wijk 2-103 UK 75
5. Klaas Korf 1869-1947 Wijk 2-59
6. Jacob van Dokkum 1881-1948 Wijk 2-72
7. Willem Romkes 1877-1953 Wijk 5-51
8. Jan Korf Lzn 1894-1988 Wijk 3-40
9. Sjoerd van den Berg 1878-1939 Wijk 1-15
UK 163
UK 45
UK 25
UK 168
UK 16
10. Sjoerd Bakker Jzn 1869-1927 Wijk 2-101 UK 9
11. Fokke Hoekstra 1900-1979 Wijk 2-73a UK 119
12. Lubbert Romkes 1891-1927 Wijk 5-39 UK 141
13. Geert Bakker Fzn 1869-1941 Wijk 2-96 UK 39
14. Frans de Jong Fzn 1894-1995 Wijk 2-9c UK 147
15. Meindert Romkes Lzn 1869-1945 Wijk 1-59 UK 93
16. Jelle Bakker Hzn 1883-1955 Wijk 6-95 UK 114
17. Frederik Kapitein 1892-1965 Wijk 3-54 UK 131
18. Sjoerd van den Berg 1893-1965 Wijk 5-73 UK 228
19. Albert de Haan Ras 1892-1970 Wijk 1-71 UK 104
20. Jan Bakker Sjoerdzn 1893-1964 Wijk 2-74
21. Harm Oldenhof 1890-1973 Wijk 4-23
22. Albert Post 1892-1980 Wijk 1-6a
UK 24
UK 194
UK 44
Het bestuur eind jaren twintig met staand v.l.n.r. Frans de Jong (UK 147), Willem van Urk (UK 158), Jacob Korf (UK 163), Sjoerd van den Berg (UK 228), Sjoerd van den Berg (UK 16) en Riekelt Visser (UK 46). Zittend v.l.n.r. Piet Romkes (UK 194), Johannes Romkes (UK 34), Jacob Ras (UK 104), Jacob van Dokkum (UK 45) en Albert Post (UK 44).
Op zaterdag 20 mei zetten Harm Oldenhof en Albert Post mede namens twintig andere vissers hun handtekening in aanwezigheid van notaris Plantinga te Kampen. En hiermee was de CIV officieel een feit. Precies een week later, op zaterdag 27 mei, bracht vrachtschipper Albertus Keuter de eerste lading olie binnen in de Urker haven. Op vrijdag 2 juni 1922 werd het eerste vat AGO-olie naar de UK 131 van Frederik Kapitein gerold en in de botter gepompt. Hiermede waren de activiteiten van de CIV gestart. Schoolmeester Gerardus Metz (1890-1972) werd gevraagd om als aanspreekpunt voor de CIV te fungeren en om de administratie en boekhouding bij te houden. De start van de CIV was voortvaren. Al snel werd na olie, smeerolie en vet ook koperverf en staaldraad via de coöperatie betrokken. De zaken gingen in het eerste jaar zo goed dat in het najaar van 1922 de grote concurrent van de CIV,
Henrik de Boer, een brief stuurde naar de CIV met de vraag of ze niet gezamenlijk olie konden inkopen. Unaniem werd besloten om de brief terzijde te leggen en geen antwoord te sturen. Dit verhoogde de animositeit tussen de CIV en Hendrik de Boer nog meer. Nog heel lang is dit in sommige families blijven bestaan.
In het najaar werd op de oosthavendam door de havenmeester een stuk grond toegewezen aan de CIV namens Rijkswaterstaat voor de opslag van olievaten. Dit stuk grond werd afgerasterd en bevond zich op de plek waar nu drukkerij Het Kleine Klif gevestigd is. In 1923 werd bij De Boet, nabij de aanlegplaats van de veerboot, ook een opslagplek voor goederen gemaakt.
Nieuwe leden die na de oprichting lid werden konden pas olie betrekken na storting van de waarborgsom van 50 gulden. De jaaromzet van 1922 bedroeg 19.312,95½ gulden en de
De opslag van vaten bij de aanlegplaats van de boot in de jaren dertig, waar nu De Boet is gevestigd.
Frederik van Dokkum (rechts) noteert het aantal vaten op de opslagplaats bij de veerboot.
omheinde
winst was 1.057 gulden. De inleg was dus al terugverdiend en de jaren daarna ging de omzet en de winst met kleine stapjes omhoog.
In de zomer van 1925 bedankte Harm Oldenhof als voorzitter. Tegelijkertijd verkocht hij zijn botter de UK 194 en hij vertrok van Urk om aan de wal met een viswinkel te beginnen. Opvolger van Harm Oldenhof werd Johannes Romkes van de UK 34. Toen in 1928 vanwege onduidelijke omstandigheden de CIV geen 1.200 gulden winstdeling aan haar leden kon uitkeren, schoot de voorzitter dit voor.
In deze periode werd er ook onderzocht om zelf een ijsfabriek op te zetten, maar daar bleek Fokke Snoek al mee bezig te zijn. Na gesprekken tussen Snoek en de CIV besloten de vissers om hier vanaf te zien. Per slot van rekening was Fokke Snoek een zwager van Sjoerd (UK 16), Jurie van den Berg (UK 60) en Albert Post (UK 44), en daar bovenop kwam nog de technische en motorische complexiteit van een ijsfabriek. In 1928 volgde de beslissing om een eigen opslagloods te bouwen. Deze kwam een stukje verderop bij de olieopslagplek, naast de zogeheten Burgerboet. Er schreven drie Urker aannemers in voor de klus: H. Hagedoorn met
Links met grote zwarte deur de opslagplaats van de CIV op Wijk 2-32.
3.390 gulden, H. de Wit & Co. met 3.475 gulden en W. Schraal met 3.725 gulden. Schraal maakte ook het bestek en de tekening. In 1929 werd de nieuwbouw gerealiseerd door Hagedoorn. De eerste jaren had Frederik van Dokkum, de oude vader van Jacob, als magazijnhulp gewerkt. Na de realisatie van de nieuwbouw in 1930 verkocht medeoprichter Sjoerd van den Berg de UK 16 en werd in het nieuwe gebouw magazijnmeester. Ondanks de wereldwijde economische crisis was hier in de omzet van de CIV niet veel van te merken. In 1930 bedroeg de omzet 64.900 gulden met een winst van 5.450 gulden.
De kavel waar de opslagloods in 1929 werd gebouwd. Daarvoor kwam de
opslagplaats voor de olievaten.
2. De motorisering
Hoe de Urker bottervloot in vrij korte tijd overschakelde van de zeilen naar een motor en het belang van de CIV hierdoor groter werd. De Zuiderzee werd afgesloten en meer vissers kozen voor de Noordzeevisserij.
Voorwaarde tot toetreding van de CIV was dat je een motorbotter moet hebben. Een compleet uitgeruste motorbotter kostte toen rond de 20.000 gulden. Van de tweeëntwintig leden in 1922 waren er zestien voorzien van een Kromhout motor van 20 tot 26 pk, met als uitzondering Luut Kamper die toen al een Kromhout van 35 pk in zijn botter
had staan. Er waren twee leden met een DeutzBrons motor, die in de praktijk dramatisch slecht waren. Alle vissers met deze motoren veranderden later naar een ander merk. Ook waren er twee leden met een NUK-motor. Een lid had een Industrie van 35 pk, maar de absolute powerbotters waren bij de oprichting van de CIV de UK 168 van Jan (van Louwe) Korf en de UK
De UK 158 van bestuurslid Willem van Urk.
104 van Albert en Jacob Ras; beide uitgerust met een 50 pk motor. De UK 168 had een Demag motor en de UK 104 een Kromhout.
De leden van de CIV richtten zich voornamelijk op de Noordzee, en een aantal viste op de Zuiderzee alleen tijdens de haring- en ansjoviscampagne.
Al snel was duidelijk dat meer kracht meer vangst opleverde, dus de jaren hierna ging het met kleine stapjes omhoog richting de 100 pk in 1932 in de nieuwe UK 2 van Albert en Hendrik Romkes. Door deze zwaardere motoren begon ook het oliegebruik toe te nemen.
De ontwikkelingen vroegen ook om een ander type schip en zo ontstond de Urker Noordzeebotter met een stuurhut. De laatste houten Noordzeebotter met een helmstok werd in 1924 bij Metz gebouwd. In 1930 kwam de eerste ijzeren botter de haven binnen, de UK 243 van Piet Bos.
In een betrekkelijk korte tijd werd de zeilende bottervloot van Urk omgebouwd tot een gemotoriseerde vloot. Meestal weer met een financieringsregeling. De prijs van de eerste 16-pk motoren lag rond de 2.500 gulden. De eerste betaling na proefdraaien was 500 gulden, de volgende 500 gulden zo spoedig mogelijk en vervolgens 500 of 300 gulden per jaar tegen een rente van 5%.
In 1931 waren er al 148 Noordzeevaartuigen uitgerust met een motor en 13 Zuiderzeevaartuigen. De gasolieprijs bedroeg 2 cent per liter. De afsluiting van de Zuiderzee in 1932 zorgde op Urk echter wel voor een crisissituatie, omdat de Zuiderzeevisserij verleden tijd werd: Geen haring- en ansjovisvisserij meer. De Zuiderzeesteunwet droeg er in de jaren dertig aan bij dat schepen konden overschakelen naar Noordzeevisserij of naar andere visserijtechnieken. Door de overheid werd in totaal 340.000 gulden aan krediet verleend. De met overheidskrediet gebouwde schepen werden ‘regeringsbotters’ genoemd.
De Urker Noordzeevloot bestond om-
De motorbotter UK 104 van Albert en Jacob Ras.
De Urker vloot ligt binnen.
Urker botters in de haven van IJmuiden in 1932.
streeks 1934 uit twee groepen schepen. Een groep van ongeveer dertig schepen, grotendeels bestaande uit stalen schepen, had een vermogen boven de 50 pk en die visten vooral om de noord. Het motorvermogen varieerde van 50 tot 100 pk, terwijl één kotter een vermogen had van 150 pk. De andere groep, overwegend houten schepen, had een vermogen onder de 50 pk en die viste voornamelijk om de zuid, voor de Noord-Hollandse kust en bij Scheveningen.
De jaren dertig waren voor de Noordzeevissers niet makkelijk door de sterk gedaalde visprijzen. De jaarbesomming van een bedrijf met 50-60 pk bedroeg in 1938 gemiddeld 7.500 gulden. Aan brandstof waren deze schepen gemiddeld 2.000 gulden kwijt. Schepen van 80 pk besomden gemiddeld 8.600 gulden met jaarlijks rond de 2.400 gulden aan brandstofkosten.
Opvallend is dat na de afsluiting van de Zuiderzee de omzet van de CIV daalde naar 28.000 gulden in de jaren 1935 en 1936, om hierna gestaag weer te stijgen. Op de jaarvergadering van 1939 werd Johannes Romkes (UK 34) tot eerste erelid van de CIV benoemd.
OORLOGSJAREN
1940 werd niet alleen voor heel de wereld en ons land een rampjaar, maar ook voor de CIV. In 1939 overleden eerst de magazijnmeesters Frederik van Dokkum en Sjoerd van den Berg, waarna in 1940 vrij plotseling ook de nieuwe voorzitter Klaas Kramer overleed. Naast dit menselijk
Bericht uit 1932 in de Urker Courant.
De UK 114 van Jelle Bakker.
De UK 44 van Albert Post.
leed was er economische tegenslag, want de CIV kon zelf geen olie meer inkopen. Alle levering van brandstof ging via de Duitsers en die verplichtten dat alle olie via Oliehandel Klaas de Boer, opvolger en zoon van Hendrik, betrokken moest worden. Deze verdeelde de schaarse olie eerlijk onder alle vissers. Het belangrijkste doel van de vereniging viel in de oorlog weg en in 1941 werd er voor het eerst sinds de oprichting verlies geleden, namelijk 32,58 gulden. In 1942 kreeg de CIV de vraag van de gemeente om het gebouw in Wijk 2 aan hen te verkopen en de vereniging te liquideren. Dit werd door de leden voor kennisgeving aangenomen. Hierna was er tot na de bevrijding vrijwel geen activiteit van de CIV meer, ook omdat brandstof en materia-
len schaars waren. Veel vissers waren tijdens de oorlog om die reden weer teruggeschakeld naar de zeilen.
De harde kern, die er vanaf de oprichting hun schouders onder hadden gezet, wachtte gedurende de bezetting geduldig op de bevrijding om daarna weer op de oude voet verder te kunnen gaan. Grootste zorg voor iedereen was om ongeschonden de oorlogsjaren door te komen en zorgen dat je niet op tewerkstelling naar Duitsland werd getransporteerd. Intussen worden de grotere vaartuigen gevorderd en Urk raakte zo 69 vaartuigen kwijt aan de Duitsers. Intussen probeerde iedereen met alles wat maar drijven kon om op het IJsselmeer de kost te verdienen.
De Westhaven van Urk in 1940 met de UK 68 en de UK 34 van erelid Johannes Romkes.
In 1944 overleed erelid Johannes Romkes aan een longontsteking, opgelopen bij het sprokkelen van hout op de dijk voor in de kachel. Ondanks de sombere en donkere tijd waarin de vissers leefden, werd er al wel gedacht aan de toekomst. Na de slag bij Stalingrad en de invasie in Normandië was het voor een ieder wel duidelijk dat de Duitsers aan de verliezende hand waren. Hierop vooruitlopend bestelden de ondernemende Jurie van den Berg en Lubbertje Kramer alvast een nieuwbouwkotter bij Jac Bodewes in Hoogezand. Deze werf had een grote voorraad staal onder de grond verborgen voor de Duitsers. Bodewes had daarom na de bevrijding geen last van materiaalschaarste, en kon meteen met de kotterbouw beginnen.
Het gebouw van de CIV kwam echter niet ongeschonden uit de oorlog. Op zondag 11 maart 1945 vlogen er twee Engelse jagers over Urk, die beschoten werden door twee Duitse waffenboten die aan de Dormakade lagen. De Engelsen schoten terug en wierpen bij een tweede aanval elk ook een bom af. De ene bom viel midden in de nieuwe haven en de andere drong door de hoekmuur van de burgerboet en vervolgens door de gevel van het gebouw van de coöperatie. De bom bleef steken in de brandkast en veroorzaakte veel schade aan het gebouw van de CIV. De buitenmuur en het dak moesten het ontgelden. Geluk bij een ongeluk was dat dit op een zondagmiddag onder kerktijd plaatsvond, en er alleen sprake was van materiële schade.
De Oosthaven van Urk in 1940 met de UK 104 van Albert de Haan Ras.
De Urker haven in 1941 waar toen nog voornamelijk botters lagen.
3. De kottervloot
Hoe de Urkers na de oorlog hun ondernemerszin toonden door de bottervloot in korte tijd te vervangen door stalen kotters. Het brandstof- en materiaalgebruik nam een vlucht na de introductie van de boomkor.
De meeste gevorderde schepen kwamen na de oorlog weer terug, al had het overgrote deel wel de nodige schade opgelopen. De CIV pakte de taken voortvarend op en begon weer met de inkoop van brandstof en visserijbenodigdheden. Het aantal leden nam toe en eind 1946 stonden er 38 leden geregistreerd. De omzet liet een flinke stijging
zien en bedroeg in 1946 meteen al 96.000 gulden met een nettowinst van 7.358 gulden. Enkele maanden na de bevrijding gaf de CIV aan aannemer Haagedoorn de opdracht om de schade aan het gebouw te repareren. Bakstenen had Haagedoorn wel op voorraad maar andere materialen waren schaars en moeilijk te betrekken. Ook door de strenge winter was
Een foto na de oorlog met links Gerardus Metz en Albert Romkes en Tiemen Ruiten bezig met het lossen van olievaten. de bominslag om zich zo te verzekeren van vele jaren olieleveranties. De CIV ging hier niet op in. Er waren toen al contacten met oliemaatschappij Gulf. Deze contacten leidden er uiteindelijk toe dat er vanaf de jaren na de oorlog vele decennialang een warme band ontstond tussen de CIV en de Gulf.
het herstel vertraagd. Daarom duurde het tot het voorjaar van 1947 voordat de schade van de bominslag hersteld werd. Na de oorlog werd door de overheid een fonds ingesteld waar men terecht kon om aanspraak te maken op een vergoeding voor geleden oorlogsschade. Besloten werd om hier aanspraak op te maken. De reparatie door Hagedoorn bedroeg 2.200 gulden en van het fonds kreeg de CIV een bedrag uitgekeerd van 900 gulden.
NAAR DE WESTHAVEN
De CIV had op een optie op een stuk grond aan de oostkant van het gebouw om dit ook te bebouwen. Die voorgenomen uitbreiding werd echter door de burgemeester en gemeenteraad tegengewerkt. Ook volgden er gesprekken met Van Veen van de lokale ijsfabriek voor overname door de CIV. Dit liep echter op niets uit. Intussen wilde oliemaatschappij Shell ook wel meebetalen aan de schade aan het gebouw door
Na vijf zware oorlogsjaren was er toch reden tot vreugde, want er mocht weer volop gevist worden en de CIV had toch nog een goed jaar gemaakt. Een lokale bakker kreeg opdracht om gebak te maken om dit op de jaarvergadering aan de leden te kunnen aanbieden. Alles was echter nog op de bon en ook de bakkers hadden te maken met een tekort aan boter en suiker. De jonge Lub Romkes (UK 194) en Rijke Kapitein (UK 174) werden vervolgens met een emmer langs de deuren van de leden gestuurd of ze wat boter en suiker wilden afstaan. De opbrengst werd bij de bakker gebracht en zo was er toch voor iedereen gebak op de jaarvergadering.
Bezig met de palingkuil met op de achtergrond rechts het gebouw van de coöperatie.
1947 was een bijzonder jaar voor de CIV. Niet alleen was het gebouw volledig hersteld maar ook de vernieuwing van de vloot en de goede visvangsten en dito besommingen zorgden dat de omzet van de CIV een stijgende lijn liet zien. Al snel waren de vijf donkere oorlogsjaren vergeten en met nieuw elan ging de CIV de toekomst tegemoet. De omzet steeg naar ruim boven de toen magische grens van een ton naar 132.000 gulden met een winst van 9.263 gulden. Jauwk van Dokkum werd in 1947 benoemd tot erelid.
De gemeente had intussen contact gezocht om het gebouw over te nemen omdat dit moest worden afgebroken vanwege de aanleg van de weg naar de nieuwe haven en de nieuw te bouwen visafslag. Het voorstel van de gemeente was om het gebouw te ruilen met de oude visafslag op de westhaven naast de werf van Roos. De CIV had hier wel oren naar, maar op voorwaarde dat de zolder en het dak van de oude visafslag door de gemeente werden vernieuwd.
In 1949 volgde de verhuizing naar het karakteristieke pand op de haven. Hiermee had de CIV een flinke uitbreiding gerealiseerd. De opslag van olievaten bleef nog op het terrein op de Oosthaven, naast het terrein van de Gulf. Dat jaar werd een omzet gemaakt van 172.687 gulden met een winst van 13.991 gulden.
De visserij op de Noordzee ging na de oorlog goed en met name met de Deense snurrevaadvisserij werden goede resultaten geboekt. Er werden nieuwe stalen kotters gebouwd met een lengte van meer dan 20 meter. De leden van de CIV liepen voorop in de ontwikkeling en uitbreiding van de vloot. Vanaf 1947 beoefenden de Urkers ook de spanvisserij op haring vanuit Breskens en die visserij leverde besommingen op van 10.000 gulden per week. De visserij bloeide. Dit had echter ook een nadelige bijkomstigheid: de groei en ontwikkeling liep niet gelijk op met de logistiek aan de wal en in de havens. Zo was er jarenlang gesteggel over olielevering in Breskens, omdat daar toen nog geen olieboot lag. Uiteindelijk zorgde Gulf dat hier een bunkerbootje kwam. Soortgelijke problemen kwamen later terug toen de Urkers gingen havenen in Lauwersoog (jaren 70) en Delfzijl en Eemshaven (jaren 80).
In 1949 voeren om de Noord 38 motorbotters van 50 tot 80 pk en 13 kotters van 100 tot 120 pk. In tien jaar tijd groeide het aantal kotters naar 81 met een motorvermogen van 100 tot 150 pk.
De logistieke problemen stonden de groei van de CIV niet in de weg, want in 1950 passeerde deze de omzet van 2 ton. Om precies te zijn 223.280,37 gulden met een winst van 19.655,17 gulden. Ook werd er verder gezocht naar een samenwerking met andere CIV’s in den lande. Met name met die van Texel werd in 1951 contact gezocht om gezamenlijk garens in te kopen. Deze eerste contacten leidden uiteindelijk tot
niets en het duurde nog een aantal decennia voordat het daadwerkelijk tot samenwerking kwam.
Na enkele jaren groeide de CIV alweer uit haar jasje en in 1952 werd het naastgelegen pand van Bakker & Gerssen aangekocht. De onderhandelingen over deze aankoop hebben het gehele jaar geduurd. In 1953 kon aannemer Hagedoorn beginnen met de verbouw van dit pand om dit zo bij het bestaande te betrekken en er één geheel van te maken. Voor de leden was er nu ook de mogelijkheid om opslagruimte in het gebouw te huren.
In 1954 kreeg de CIV een forse klap te verwerken. Op zaterdag 2 oktober notuleerde secretaris Jan van den Berg (UK 60) nog de notulen van de bestuursvergadering om de week erna met stuurkast en al van zijn schip afgeslagen te worden in een vliegende storm en te verdrinken. Zijn functie van secretaris werd overgenomen door zijn jongere broer Lub van den Berg (UK 125).
De vele technische vernieuwingen na de oorlog drongen ook geleidelijk door in de visserijwereld. In 1956 werden voor het eerst nylon touw en garens verkocht. Ook werd in dat jaar de eerste chloorrubberverf verkocht. De zaken gingen goed en de lening die door Jurie van den Berg (UK 60/61/125) verstrekt werd voor aankoop en verbouw pand Bakker & Gersen kon in 1958 helemaal afgelost worden.
De voormalige visafslag en de vishandel van Bakker en Gerssen, Wijk 1-45 en 46, werden het onderkomen van de CIV.
De motorbotter UK 16 van Sjoerd van den Berg.
De UK 53 van de gebroeders Post, waarvan Jurie van 1969 tot 1973 voorzitter was van de CIV.
De bedrijfspolitiek voor toetreding van nieuwe leden werd na de oorlog versoepeld. Er werd besloten om de statuten zo aan te passen dat iedere visser die het inleggeld kon betalen lid kon worden. De aanvrager moest een obligatie nemen van 150 of 250 gulden, al naar gelang de grootte van het schip.
Ander aandachtspunt in die jaren was dat de CIV ook oog had voor de mensen in de Urker samenleving die moeilijk aan het arbeidsproces konden deelnemen. Een mooi voorbeeld hiervan is Hendrik (blinde Indrik) Bakker (19201995) die in zijn jonge jaren, ondanks zijn visuele handicap, vele jaren werkzaam was bij de CIV. In 1953 kreeg Hendrik eervol ontslag bij de CIV toen hij in de Raadhuisstraat voor zichzelf begon met een kiosk voor verkoop tabak, snoep en toeristische artikelen.
BOOMKORVISSERIJ
Zo kabbelden de jaren voort en ieder jaar groeide het aantal leden, evenals de omzet. In 1962 stonden er 52 leden geregistreerd, onder wie ook een handvol IJsselmeervissers. Het 40-jarig bestaan werd dit jaar gevierd met een receptie in gebouw Irene.
Een jaar later was het aantal leden gegroeid naar 58. Vooral door de intrede van de boomkorvisserij schoot hierna de omzet en het ledental omhoog. De introductie van de boomkorvisserij in 1960 had ook een pk-race op gang gebracht. Daarvóór werd vooral met de bordentrawl op platvis gevist. De boomkor had als voordeel dat met de zware wekkers meer vis werd gevangen, vooral tong, en de breedte van twee netten groter was dan het enkele trawlnet. De Urker vloot kreeg gieken en stapte massaal over op de boomkorvisserij. Begin 1962 werd de honderdste Noordzeekotter in de vaart genomen. Het was de 25-meter lange UK 163 van de familie Bakker, voorzien van een Bolnes van 250 pk. De Urker Noordzeevloot had toen een totaal vermogen van 21.000 pk. In tien jaar was dat meer dan een verdubbeling en dat vertaalde zich ook
De haven van Urk in de jaren vijftig. Op de voorgrond rechts de opslag van vaten van de coöperatie naast het gebouw van de Gulf.
De viering van het 40-jarig bestaan in 1962 in gebouw Irene met hier een deel van het bestuur. V.l.n.r. Lub van den Berg Jzn., Klaas Romkes, Hendrik Visser, Jurie Post, Teunis de Boer en Jan Bakker.
V.l.n.r. Hein Meun, Jan van Urk, Piet van Urk, Meindert Kramer, Pauw van Slooten, Kees Zeeman, Jelle Romkes, Marretje Romkes-Brands, Lub van den Berg, Lub Kapitein.
V.l.n.r. Teunis Hoekstra, Tjalling Hoekstra, Piet van den Berg, Jurie van den Berg, Jan de Boer met zoontje Evert, en Jelle Post.
Hendrik Kramer met zoontje, Meindert Kramer, Gerardus Metz, Henk Hartman, Grietje Hartman-Mink, Lummetje Kramer-Bakker, Lubbetje Kramer, Luut Kamper, Geert Post, Aaltje Pasterkamp, Willem Pasterkamp, Lubbetje Kramer en Jurie van den Berg.
V.l.n.r. Jelle Post, Hendrik Brands, Lummetje Brands-Hakvoort, Jannetje Oost-Korf, Aaltje Post-Visser, Maarten Post, Jacob Brands en Hendrikje Brands-Bakker. Achterwand: Fokke Post.
V.l.n.r. Jacob Ras, Marretje Ras-Toet, Aaltje Romkes-Loosman, Mientje Zwaan-Romkes, Piet Zwaan, Teunis de Boer, Hendrik Pasterkamp, Aaltje Pasterkamp-Hoefnagel en Marretje Pasterkamp-Bos.
V.l.n.r. Willempje van Urk-de Wit, Hiltje van Urk-Bakker, Willem van Urk, Dubbele Visser, Bonsje Visser-Post, Aaltje Post-Kapitein, Hendrik Post, Jannetje Visser-Post, Jans Romkes-Post en Kees Romkes.
V.l.n.r. Riekelt Romkes, Hendrik Snoek, Riekelt Snoek, Kees Romkes, Gerrit de Boer en Jelle Post.
in de omzetten van de Urker visserijcoöperatie. Meer gasolieverbruik, maar ook meer materiaalgebruik door de hogere slijtage van netten, netschade, wekkers en staaldraad.
De Urker haven puilde in de weekenden uit als de Noordzeevloot en ook de omvangrijke IJsselmeervloot in de haven lagen. Het werd nog drukker toen vanaf 1962 ook de veiling van
Noordzeevis op Urk goed van de grond kwam. In 1962 werd op 2.000 gulden na net niet de 1 miljoen omzet gepasseerd. In 1963 werd de grens van de 1 miljoen wel gepasseerd. De 58 leden van de CIV zorgden voor een omzet van 1.078.000 gulden ,waarvan een netto winst te boeken was van 105.000 gulden.
In 1963 moest het gebouw van de CIV een
De 24 meter lange UK 60 van Jurie van den Berg & Zn., gebouwd in 1957 en voorzien van een 200 pk Industrie.
De UK 68 van voorzitter Klaas Romkes.
De UK 45 van Jacob Hakvoort, gebouwd in 1962.
grote opknapbeurt krijgen en als alternatief werd toen een voorstel gedaan om in het nieuwe havenuitbreidingsplan 1.000 m2 grond aan te vragen plus 1.000 m2 in optie. Hier moest een nieuw pand komen plus een tankstation. In 1964 werden deze plannen al bijgestuurd. Vanwege de groei werd besloten om 1.500 m2 grond te kopen en 1.500 m2 in optie te nemen. Maar de plannen werden nog niet omgezet in daadwerkelijke bouw, omdat de gemeente niet meewerkte. In 1965 werd wel een nieuwe visafslag gebouwd op de Burgemeester Schipperkade.
Waren er in de jaren na de oorlog problemen met het bunkeren van gasolie in Breskens, nu waren er dezelfde problemen in de haven van Den Helder. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de CIV van Texel had Urk het probleem dat veel leden her en der met hun schepen havenden. Dus moest de CIV Urk er voor zorgen dat er overal olie gebunkerd kon worden. De leden van de CIV Texel havenden allemaal in hun thuishaven en kenden deze problematiek niet. Ondanks dit soort kleine problemen schoot de omzet in die jaren wel door het dak. In 1964 bedroeg de omzet 1.402.544,97 gulden. In 1965 bedroeg het aantal leden 56 die samen 69 schepen in de vaart hadden. De omzet overschreed de anderhalf miljoen gulden.
In vijftien jaar tijd een omzetstijging van een dikke ton naar ruim anderhalf miljoen gulden. Dit was exemplarisch voor de groei van de CIV en de vissersvloot van Urk. Maar de andere kant van de medaille was wel dat de huisvesting veel te klein was geworden. Daarom besloot het bestuur nu een aanvraag te doen voor een kavel op de Handelskade voor nieuwbouw.
Ook werd met een andere CIV in het land toenadering gezocht. Barend Bakker van de CIV te Wieringen zocht contact om gezamenlijk in een commissie deel te nemen om zo de belangen van iedereen in het algemeen te bespreken. Voorzitter Klaas Romkes werd namens Urk afgevaardigde in die commissie.
De kotters liggen afgemeerd voor de coöperatie.
In 1966 moest de geplande jaarvergadering uitgesteld worden vanwege het overlijden van Lummetje van den Berg-Romkes. De begrafenis was op dezelfde dag, 29 december, gepland als de jaarvergadering. Lummetje was de moeder van de secretaris Lub van den Berg (UK 61), en de vrouw van één van de oprichters Jurie van den Berg (UK 60).
Het ledental was in 1966 gegroeid naar 61 leden met meer dan 70 schepen. Dit zorgde voor een omzet van rond de 1,8 miljoen gulden. Er had in 1966 weer een aantal ontmoetingen plaatsgevonden tussen de verschillende CIV’s in het land. Belangrijkste thema’s: de prijzen die betaald werden voor gasolie, smeerolie, staaldraad en ketting. Het bleef opnieuw bij een aantal ontmoetingen en bredere samenwerking kwam toen nog niet van de grond. Minder blij was men bij de CIV op Urk met het benoemen van Klaas Hoekstra van de Vissersbond tot voorzitter van deze landelijke commissie, omdat hij grenzen wilde stellen aan de pk-race.
UITBREIDINGSPLANNEN
De vervallen werf van Roos, naast het gebouw van de CIV, was velen een doorn in het oog. De gebroeders Roos waren niet met hun tijd meegegaan en de werf was inmiddels buiten bedrijf en lag er nog net zo bij als in de beginjaren van de twintigse eeuw. De CIV had wel interesse voor de werf en had hier verschillende keren naar geïnformeerd bij de gemeente. Met de
grond van de werf erbij kon hier grotere nieuwbouw gerealiseerd worden, maar de gemeente Urk was hier geen voorstander van. Ook hoogbouw was hier niet mogelijk omdat de panden binnen de zogeheten sanering van het oude dorp lagen. De uitbreidingsplannen konden dus niet uitgegevoerd worden. Intussen groeide de omzet en het ledenbestand steeds verder. Wat ook opviel was dat veel nieuwe leden zonen of kleinzonen waren van de mensen van het eerste uur. Mooi voorbeeld was bijvoorbeeld Albert Pasterkamp die in 1967 een nieuwe kotter, UK 21, liet bouwen. Hij werd meteen lid van de CIV. Albert was een kleinzoon van Johannes Romkes (UK 34) en zijn vader, Willem Pasterkamp (UK 52) had ook jaren in het bestuur gezeten. Een later voorbeeld is Willem Langman (UK 27. Meer dan een halve eeuw nadat zijn grootvader Harm Oldenhof de botter verkocht begon
Op de gevel van het gebouw het bord van de Coöperatieve Inkoop- en Verkoopvereniging van Visserijbenodigdheden.
De werknemers
Opslag van vismanden op de zolder.
De vrachtauto voor het vervoer van materialen.
Klaas van den Berg in de deur van de visserijcoöperatie op de Westhaven.
De werknemers Dubbele van Urk en Jurie van den Berg.
Dubbele van Urk en Klaas van den Berg.
Willem voor zichzelf en vroeg ook gelijk het lidmaatschap van de CIV aan. Willems grootvader behoorde tot de oprichters en was de eerste gekozen voorzitter. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen.
De groei leek onbegrensd als het ging om de omzet van de CIV. In 1967 bedroeg de omzet 2.615.657,45 gulden en dat was bijna 1 miljoen meer dan in 1966.
Er was in 1967 redelijk intensief contact tussen de tien landelijk CIV’s op visserijgebied, maar dit resulteerde nog niet tot concrete samenwerking. Die kwam pas in 1968 van de grond. In dat jaar werd besloten om voortaan gezamenlijk ketting en laarzen in te kopen. Op de jaarvergadering, die gehouden werd in de Biddagweek van 1969, vroeg Louwe de Boer om het inkopen van gasolie gezamenlijk te doen met alle CIV’s in het land. Als antwoord kreeg De Boer dat daar al besprekingen over waren. Deze liepen echter op niets uit omdat Urk het probleem had dat de leden niet alleen in de thuishaven lagen, maar ook in Scheveningen, IJmuiden, Den Helder, Harlingen en Delfzijl. Dit gaf voor het leveren van olie de nodige logistieke problemen.
De kleine zeevisserij in Nederland bestond in 1967 uit 584 vaartuigen, waarvan er 106 de Noordzeevisserij als nevenbedrijf uitoefenden.
Dit waren meestal garnalen- of IJsselmeervissers. Het gemiddelde motorvermogen steeg gestaag en was in dat jaar 322 pk, tegen 291 pk in het jaar daarvoor. Er kwamen steeds meer schepen bij met een motorvermogen van meer dan 400 pk. Er was toen al een trend: hoe meer pk’s, hoe meer vangst. Gemiddeld hadden in 1967 schepen tussen de 200 en 250 pk een jaarbesomming van 280.000 gulden, schepen van 251 tot 375 pk een jaarbesomming van 341.000 gulden en vermogens tussen de 400 en 700 pk besomden 380.000 gulden. Ook het maatschapsaandeel van de opvarenden lag hoger op de schepen met meer kracht. Urk had toen 107 schepen die het hele jaar op de Noordzee visten en nog 17 die deels op de Noordzee visten. De meeste Urkers (44) hadden een motorvermogen tussen de 250 en 375 pk, met een gasolieverbruik van 671 tot 988 liter per dag. In guldens een verbruik van 58 tot 80 per dag. Tien schepen hadden toen al een vermogen boven de 375 pk.
De wens van de gebroeders Van den Berg om eind jaren zestig lid te worden van de CIV met de Urkerboot ‘Prins Claus’ zorgde voor een aanpassing van de statuten. Nu mochten ook niet-vissers toetreden als lid van de CIV.
De CIV maakte zich op voor het 50-jarig jubileum in 1972. In een halve eeuw tijd van houten botters met een motor van 20 tot 50 pk naar
De zijkant van het gebouw van de coöperatie. De woning rechts was er in de loop der jaren bijgekocht.
stalen kotters waarbij intussen de 1.000 pk grens was overschreden. Ook een schril contrast tussen de eerste volledige jaaromzet in 1923 van 31.785,60 gulden met een bruto winst van 4.507,20 gulden en die van 1971 met een omzet van 3.517.000 gulden met een netto winst van 507.000 gulden. De CIV was gegroeid naar een miljoenenbedrijf en knapte qua ruimte uit haar voegen. In 1971 werden twee boxen van Hendrik Romkes en zonen gekocht op het industrieterrein Lemsterhoek voor opslag. Andere noviteit dat jaar was de aanschaf van een computer.
Het 50-jarig jubileum werd gehouden op zaterdag 27 mei met een receptie. Van een diner werd afgezien vanwege de geringe belangstelling bij het 40-jarig jubileum in 1962. Maar ook nu viel de opkomst tegen. Voor alle leden en de bemanningen was er een koperen asbak die herinnerde aan het vijftig jarig bestaan. In Het Urkerland deed Klaas Luut Koffeman verslag van de receptie:
‘Afgelopen zaterdag vierde de plaatselijke Coöperatie (Coöperatieve In- en Verkoopvereniging voor Visserijbenodigdheden, zoals hij officieel heet) zijn 50-jarig bestaan. In Irene was het gehele bestuur achter een versierde tafel gezeten om de felicitaties van de velen uit onze eigen plaats en van buiten Urk in ontvangst te nemen.
Onder leiding van voorzitter Jurie Post ver-
liep alles vlekkeloos en ach dat kan ook vrijwel niet anders, want als een ,,zoon van Kobussien” zijn beste glimlach toont, kan er ook vrijwel niets misgaan.
Het bestuur bestaat momenteel uit een mengeling van oude en jonge personen, waarbij de jongeren de ouderen vaak zijn opgevolgd. Zo zagen we dat voorzitter Post was geflankeerd door Jannes Romkes van de UK 2 en Pauw van Slooten.
Bij een 50-jarig bestaan komt men over het algemeen geen personen meer tegen die nog bij die oprichting geweest zijn, maar dat was deze keer niet zo. Want uit die vroegere dagen waren nu o.a. aanwezig de heer Oldenhof uit Enschede, die velen uwer zich nog wel zullen herinneren als de trotse eigenaar van een grote botter (onder elkaar werd gefluisterd dat hij een flinke visserman was geweest). Uit onze eigen plaats waren Albert Post en meester Metz, Irene-waarts getogen om als mannen van het eerste uur dit jubileum mee te maken.
Ja, dat eerste uur in 1922.
Wonderlijk genoeg viel dat in Terschelling.
Op dat eiland waar onze eigen geschiedenis vaak zozeer mee verweven is geweest, als o.a. vluchtplaats bij storm, werd op 22 mei door een aantal vissers de huidige Coöperatie opgericht.
Bij dit artikel is een foto geplaatst waarop u deze mensen kun aantreffen, die de beslissende
Femmie Romkes achter de factureermachine. Klaas van den Berg op de zolder met klompen en werkkleding
stoot hebben gegeven. Men besloot volgens de oude analen ,,om elk een gulden’’ op tafel te leggen als beginkapitaal. In dat eerste jaar werd een omzet gemaakt van f 27.000,-- wat voor die dagen zeker zo’n kapitaal bedrag was als de huidige omzet van plm. 3 miljoen gulden.
Vele namen zijn in die 50 jaar voorbij gegleden. Zo kunnen we noemen Sjoerd van den Berg van de UK 16, die vele jaren heeft gefungeerd als boedelbewaarder.
Hij rolde de vaten dan voort met zijn stokje en niet tegen een geldelijke beloning. Door de jaren heen zijn er door de bestuursleden geen beloningen genomen voor het vele werk. Nee Van den Berg kreeg daarvoor een goede sigaar. En als ze bijna op waren, maakte hij dit kenbaar door op te merken ,,dat zijn kistje weer bijna leeg was’’.
Er zijn een aantal voorzitters geweest die ieder op de hun eigen wijze deze zaak hebben geleid, vaak met een vooruitziende blik. Jauwk van Dokkum (schoonvader van Leendert de Bakker), Willem Pasterkamp en Klaas Romkes willen we noemen.
Als administrateur heeft Willem Kramer (de gemeenteontvanger) de besturen vele jaren begeleid, wat bij zijn afscheid ook op passende wijze werd gewaardeerd.
Door de jaren heen is het bedrijf gegroeid
naar zijn huidige vorm. Een Coöperatie met een omzet van 3 miljoen en met 72 aangesloten kotters, waarbij ook de Lemstervloot en nog enkele oud-Urkers uit Scheveningen.
Men maakt netten, repareert netten en verkoopt ze. Daarnaast olie en vele soorten scheepsbenodigdheden.
Ach, veel van de romantiek uit vroeger dagen ging natuurlijk ook verloren. De jaarvergaderingen worden niet meer zo druk bezocht als vroeger. De uitkeringen aan de leden worden meest via de bank gedaan en niet meer zoals eertijds verstrekt tijdens een vergadering waar grote stukken paardeworst werden uitgedeeld. Wellicht kwam men toen wel eerder voor de paardeworst als voor de cijfers en dat is niet erg, want laten we wel zijn een tijd waarin men nog een stukje paardeworst waarderen kon, en ook nog waardering opbrengen voor belangrijker zaken, waarvoor we nu niet meer stilstaan omdat we het allemaal zo druk hebben met wat of waarmee dan ook.
De verhouding met de plaatselijke Middenstand is altijd goed geweest. Er is meestentijds een vredig naast elkaar leven geweest, waarbij men elkander niet al te veel pijn trachtte te doen.
Met het 50-jarig bestaan zijn ook plannen naar voren gekomen waaruit blijkt dat de ver-
De begane grond en de zolder van de coöperatie op de Westhaven. Op de zolder kon ruimte gehuurd worden voor de opslag van materialen.
eniging nog springlevend is. Er zijn aanvragen ingediend bij het Gemeentebestuur om op de huidige plaats een modern nieuw gebouw te mogen bouwen dat aan de huidige eisen beantwoordt.
Wij zouden zeggen: Coöperatie, succes op uw verdere levensweg. U heeft zeker medegewerkt aan de opbouw van onze plaats en wij hopen dat men samen met onze Middenstanders en vissers mag verder werken aan de verdere uitbouw van onze vloot en ons Urk.’
Tot zover het verslag van Klaas Luut Koffeman die hier melding maakt van de plannen die de CIV had om verder uit te breiden. Intussen waren positieve gesprekken met Rijkswaterstaat en Gemeentewerken gevoerd over nieuwbouw op de plek van het bestaande pand. Ook de gemaakte tekening kreeg goedkeuring, maar het college van B & W keurde de plannen af. In de loop van 1973 zaten de nieuwbouwplannen in een impasse en leek het of er nooit nieuwbouw kon plaatsvinden. De moeizame relatie tussen de CIV en het gemeentebestuur was velen een doorn in het oog. De Gulf bood hier de helpende hand en zij boden hun depot en gebouwen te koop aan op de Handelskade om hier nieuwbouw te kunnen doen. De tegenwerking van het gemeentebestuur en bezwaren van omwonenden deden de CIV besluiten om af te zien van de nieuwbouwplannen op de Westhaven.
PROBLEMEN
De nieuwbouw gaat helemaal in de ijskast als in het najaar sprake is van een oliecrisis als de Arabische wereld de oliekraan dichtdraait omdat de Nederlandse overheid achter Israël staat. Een ander probleem in 1973 is dat als gevolg van de oliecrisis er veel leden in de problemen kwamen en er aan het eind van het jaar 450.000 gulden aan rekeningen openstond. Dit resulteerde in het besluit om de betalingstermijn van een maand te verkorten naar twee weken. De eerdere samenwerking die gezocht werd met de CIV van Den Helder en Texel re-
sulteerde dat jaar in gezamenlijk inkopen van ketting uit Engeland. Het uiteindelijke aanbod van Gulf werd in 1974 toch aanvaard, voor 180.000 gulden werd het depot en het gebouw overgenomen. Dat jaar werd het bestaande gebouw van de CIV nog voor 50.000 gulden opgeknapt. De financiële situatie op de vloot was niet rooskleurig en aan het eind van 1974 stond er voor ruim 600.000 gulden aan openstaande rekeningen. De nieuwbouwgolf kwam in de loop van 1975 tot een eind. Dit was ook te merken in de omzet. Na jaren van stijgingen was er nu een teruggang. Op basis van historische vangsten uit de jaren 1972, 1973 en 1974 werden individuele quota ingevoerd. Er volgden verschillende saneringsrondes en ook diverse coöperatieleden maakten hier gebruik van. Er werd daarom een oproep gedaan aan de leden die doorgingen met hun bedrijf om getrouw alle materialen bij de CIV te betrekken.
Na een aantal moeilijke jaren zette na de saneringsrondes van 1975 en 1976 het herstel weer in. De opbrengsten gingen weer omhoog en met vertrouwen ging men de toekomst tegemoet. Ondanks de sanering was het totale motorvermogen van de vloot blijven groeien. De pk-race ging door en de goede bedrijfsresultaten en de aantrekkelijke Wet Investerings Regeling droegen hieraan bij.
De UK 63 van Jurie van den Berg afgemeerd voor de visafslag.
De nieuwe Visserijcoöperatie op de haven.
4. Meer dan olie
Hoe de coöperatie de dienstverlening aan de leden steeds verder uitbreidde en ook zelf bij de producent ging inkopen. Het vroeg meer ruimte en personeel, maar lid zijn van de coöperatie leverde steeds meer voordelen op.
Groei was een thema dat steeds terugkeerde binnen de bedrijfsvoering van de CIV, in de volksmond de coöperatie of gewoon ‘de coop’. Na de oorlog de groei van de vloot, het aantal leden, de omzet en het volume. Ruimtegebrek was daarom voortdurend aan de orde. Met de gemeente was er veel gesteggel om nieuwbouw op de haven te kunnen
realiseren. Opties op de nieuwe haven liepen op niets uit, de naastgelegen helling van Roos mocht niet bebouwd worden. In de loop der jaren was in de omgeving al het nodige aangekocht, waaronder een woonhuis en het gebouw van Hulp en Steun. In de tweede helft van de jaren zeventig gooide de oliecrisis roet in het eten, maar het idee van nieuwbouw bleef altijd
in het hoofd van voorzitter Johannes Romkes (UK 2) hangen. Op een verjaardag bij zijn zuster Trui zat Johannes naast Leendert Brouwer, in die tijd wethouder bij de gemeente Urk. Leendert, een neef van Johannes en Trui, vertelde dat de gemeente bezig was met het ontwikkelen van de locatie oude visafslag op de Handelskade. Hierop besloot Johannes om meteen actie te ondernemen. Hij bleef die week thuis en ging maandagmorgen naar Gemeentewerken. Na een goed gesprek met Arie de Wit, directeur Gemeentewerken, kwamen de nieuwbouwplannen weer op tafel. En al snel daarna ging ook de gemeente overstag. De gemeente kocht de
met de verhuizing met v.l.n.r. Dubbele
Urk,
De bouw van de coöperatie op de Handelskade.
Bezig
van
Sjoerd van den Berg, André Jonkers, Johannes Romkes en Jelle Romkes.
De genodigden bij de opening van de coöperatie op 30 juni 1979. Rechts burgemeester Buijs en zijn echtgenote.
Albert Post was als oprichter aanwezig bij de opening.
Klaas Romkes verrichtte de officiële opening door de onthulling van een plaquette met daarop de oprichters.
Voor de Urker bevolking werd er een Open Huis gehouden.
Voorzitter Johannes Romkes spreekt de genodigden toe.
bestaande gebouwen van de CIV en in 1977 kon er eindelijk een contract getekend worden voor een nieuw pand op de Handelskade. Het pand van de Gulf was daar al aangekocht en nu kon de CIV de oude visafslag op deze plek ook aankopen. Dit houten gebouw had bezoek gekregen van een lokaal bekende pyromaan, en was tot as geworden.
De nieuwbouw liep nog vertraging op door de strenge winter van 1979. Hierin herhaalde de geschiedenis zich want dit was ook al het geval in 1929 en 1947. In de zomer van 1979 kon eindelijk het nieuwe gebouw opgeleverd worden door aannemer Van der Weerd uit Kampen. Op de oude locatie van de CIV op de Westhaven kwam nu het nieuwe pand van Piet Brouwer Elektro, met winkelbestemming erop. Iets wat de CIV nooit lukte. Het pand van Hulp en Steun werd ingericht als een museum.
FINANCIERING
De nieuwbouw was een flinke investering en het was aanvankelijk de bedoeling om een hypotheek bij een bank af te sluiten voor de nieuwbouw. Voorzitter Johannes Romkes had een gesprek gehad met Jan (van Toon) van der Vis (TX 36), de voorzitter van de CIV Texel, en deze attendeerde Johannes op het aanvragen van Europese subsidie uit Brussel. Die aanvraag werd gedaan en er kwam 150.000 gulden uit Brussel. De oude panden werden aan de gemeente verkocht voor 150.000 gulden. De rest van de financiering kwam uit een slimmigheidje van de voorzitter die de prijs van de gasolie met 2 cent per liter had verhoogd zonder dat iemand dat in de gaten had. Dit leverde ook een bedrag van 150.000 gulden op. De enige die hiervan afwist was de magazijnmeester Klaas van den Berg senior. Bij elkaar opgeteld kwam de CIV op een bedrag van 450 .000 gulden en dit was ook de kostprijs van het nieuwe pand. In juni 1979 werd het prachtige pand geopend door Klaas Romkes, een zoon van een van de oprichters. Albert Post was de enige nog in
Slijtstrippen voor onder de zakken worden afgeleverd bij de coöperatie.
leven zijnde oprichter en was bij de plechtigheid aanwezig.
Van de naam CIV werd afstand gedaan en er kwam nu de naam coöperatie op de gevel te staan. Later werd dit de Visserijcoöperatie Urk, afgekort als VCU. Het pand had op de begane grond een oppervlakte van 800 m2, en dat was al meer van een verdubbeling ten opzichte van de Westhaven. Sjoerd van den Berg had daar de leiding bij het maken van de netten. Het ging meestal om het maken van delen van netten,
omdat de meeste leden zelf een visserijbox hadden waar de complete netten werden gemaakt. De oude Klaas van den Berg was inkoper van het staal en runde de winkel en het magazijn. Deze was vooral bedoeld voor de leden van de coöperatie, maar op de Westhaven werd het assortiment al verder uitgebreid en kwamen er soms ook particulieren. Meestal familie van de leden want ‘kopen over de kotter’ was belastingtechnisch ook aantrekkelijk.
Op de Handelskade was er een verdere uitbreiding van het assortiment, maar detailhandel lag nog steeds erg gevoelig bij de gemeente. Nog steeds speelde het verwijt dat de Visserijcoöperatie Urk een communistisch initiatief was en de leverancier en middenstander de winst niet gunde. Een officiële detailhandelsbestemming kreeg de Visserijcoöperatie Urk opnieuw niet op hun pand.
Jelle Romkes bezig met de boetnaalden.
Piet Zwaan (UK 222) bezig met zijn net.
Teunis Hoekstra op de elektrische heftruck.
Piet Hoekstra bezig met het opstellen van de kettingpees.
EEN DIRECTEUR
Voor de materialen had de Visserijcoöperatie
Urk vaste leveranciers zoals IJmuiden Stores, Van Beelen (netwerk) en Verto (staalkabelen touwonderneming). Om nog scherper te kunnen inkopen werd ook de blik over de grens gericht. Na de opening van het nieuwe bedrijfspand werd daarom ook gezocht naar een nieuwe directeur om uitvoering te kunnen geven aan de plannen. Bureau De Zeeuw werd ingeschakeld om een geschikte kandidaat te zoeken en het werd de uit Vlaardingen afkomstige Arie Villerius. Aan hem de taak om het nut van de Visserijcoöperatie Urk te verbreden en ook het ledenaantal te vergroten. Hiervoor werden onder meer de statuten aangepast waardoor ook leden uit andere maritieme sectoren lid konden worden.
Voor de inkoop van de gas- en smeerolie werd een contract afgesloten met Q8, die intussen Gulf hadden overgenomen. Voor het bunkeren werd een overeenkomst aangegaan met Kruijff Bunker Service, die zorgde voor het vervoer vanaf de raffinaderij naar de havens en het bunkeren van de schepen. Als eerste visserijcoöperatie werd in de jaren tachtig begonnen met de inkoop van materialen in het buitenland en met name Israël bleek een land waar zaken gedaan konden worden. De Visserijcoöperatie Urk werd vertegenwoordiger van Zika voor lasproducten, Universal Electrodes en Messilot Wire Rope Works (staaldraad). Het staaldraad werd in grote hoeveelheden aangekocht en per schip vervoerd naar Rotterdam en met vrachtwagens naar Urk gebracht. Netwerk werd betrokken van Nam Yang Netting uit
Beeld van bovenaf van de coöperatie op de Handelskade in de jaren tachtig.
Het personeel van de Visserijcoöperatie Urk voor het wagenpark met v.l.n.r. Arie Villerius, Riekelt Korf, Klaas van den Berg, Piet Hoekstra, Femmie Romkes, Jelle Post, Teunis Hoekstra, Evert Kramer, Piet ter Veen, Jan Bakker en Jurie van den Berg.
De kettingschuur aan de Vliestroom met daarachter de visserijboxen van Kroon.
Zuid-Korea. Ook geen makkelijk product, want er was altijd krimpen, rekken en dat mocht geen problemen geven bij de maaswijdtecontroles.
Door de grootschalige inkoop werd het noodzakelijk om aan de Vliestroom een bedrijf te bouwen voor de opslag van materialen. Ook kwamen hier een pers te staan voor de draadklemmen. In de biddagweek van 1982 werd het pand geopend. In de volksmond werd dit de kettingschuur en Jan Bakker had hier de leiding. Bakker was ook degene die meeging naar het buitenland om te beoordelen of de geleverde producten wel aan de eisen voldeden, want er kleefde ook een nadeel aan de eigen inkoop. Voor klachten kwamen de klanten nu ook bij de Visserijcoöperatie Urk, die zich bij de verkoop niet alleen beperkte tot de eigen leden. Niet alle waar bleek te zijn wat men had verwacht en er werd het nodige leergeld betaald. Het staaldraad bleek wel sterk, maar de vetting was slecht waardoor het al snel begon te roesten. Uiteindelijk kwam de Visserijcoöperatie Urk terecht bij Trefil Europe in Frankrijk, die wel een goede kwaliteit staaldraad kon leveren met een aluminium/zinklegering en een goede
De pers om staaldraad te klemmen in de kettingschuur.
De Visserijcoöperatie Urk adverteerde in de vakbladen voor meer afzet.
vetting. De stelregel werd dat producten aan de door de coöperatie gestelde specificaties moesten voldoen, voordat ze werden afgenomen. De leden moesten er wat kwaliteit betreft niet op achteruit gaan. Producten werden daarom eerst altijd getest op een aantal proefschepen. In 1982 vonden gesprekken plaats met de CIV in Lauwersoog voor overname. Deze gesprekken leiden uiteindelijk tot niets.
WEKKERKETTING
In de boomkorvisserij werd veel ketting gebruikt. Een stel wekkers, de ketting die voor de opening van het net hing en de platvis van de zeebodem opschrikte, ging door slijtage maar tien tot twaalf weken mee. Voor de inkoop van ketting werd contact gelegd met de mijnbouw in Engeland. De ketting werd in de mijnen gebruikt om de kolen naar boven te slepen in de bakken en hadden daardoor slijtage aan een kant. Voor de vissers goed genoeg om in het netwerk te worden gebruikt. Ook was er nieuw ketting dat net niet de goede maat had en voor
Gulf werd Q8 en de Visserijcoöperatie presenteerde zich met een stand op de beurs. Op de Handelskade kwam ook een bord van Q8, dat feestelijk werd onthuld en gepaard ging met een feestje.
de mijnbouw werd afgekeurd. Ketting met een hoge treksterkte, goed gelast, rekbaar en met de juiste hoeveelheid chroom. Met vrachtwagens kwam het aan op Urk in vaten van 500 kg en hier werd als het ware om gevochten.
Toen de ketting uit Engeland te duur werd, werd de ketting betrokken uit de mijnen van Polen en Zweden. Voor de zekerheid werd de ketting in een laboratorium getest en voor de eigen controle werd een trekbank aangeschaft. De Visserijcoöperatie Urk zorgde op die manier niet alleen voor lagere kosten, maar ook voor een betere kwaliteit. Ondanks dat de krachten waren toegenomen, gingen de vislijnen nu soms twintig maanden mee terwijl de levensduur eerder de twaalf maanden niet haalde.
In 1984 werd de Visserijcoöperatie benaderd door de AMRO bank om de in problemen geraakte machinefabriek van Albert Hoekman op de Klifkade over te nemen. Hier werd vanaf gezien, anders had de latere TCD hier al van start kunnen gaan. Wel werd in 1987 de visserijbox van Kroon (UK 18/20) aangekocht naast de ket-
tingschuur en nog een naastgelegen stuk grond van Post (UK 53/253).
Villerius had een belangrijke aanzet gegeven tot de eigen inkoop bij de leverancier en hij vertrok in 1992 na een conflict over de honorering. Na vier jaar in het bestuur te hebben gezeten, kreeg Jan Fokke de Boer in 1992 de touwtjes in handen als interim-manager van de Visserijcoöperatie Urk. De Boer kwam als de meest geschikte man naar voren na een screen van Bureau De Zeeuw die onder de beschikbare mensen van de coöperatie was uitgevoerd. Twee jaar later werd Jan Fokke de Boer directeur en hij was destijds de tiende man op de loonlijst van de coöperatie. Jan Fokke de Boer was als voorzitter nauw betrokken geweest bij de uitbreiding van de dienstverlening en had ook de nodige praktijkervaring opgedaan toen hij 1982 zijn eigen schip moest afbouwen na het faillissement van scheepswerf Van Goor in Monnickendam. De eerste aanbetaling was gedaan, dus was Jan Fokke de Boer gedwongen om de ruim 40-meter lange UK 95 zelf als werfdirecteur te gaan
bouwen op de werf en met het personeel van Van Goor. Een klus die tot een goed einde werd gebracht en waarbij ook een netwerk werd opgebouwd dat Jan Fokke goed van pas kwam als directeur van de Visserijcoöperatie Urk.
SAMENWERKING
In 1990 startte de Visserijcoöperatie Urk een samenwerkingsverband met twee noordelijke visserijcoöperaties, de CIV Den Helder en de CIV Lauwersoog. In de jaren daarna sloten ook CIV Den Oever, CIV Stellendam, CIV Colijnsplaat en CIV Breskens zich aan. Zo ontstond in minder dan vijf jaar tijd een nieuwe inkooporganisatie onder de naam Verenigde Nederlandse Visserij Coöperaties (VNVC) van zeven coöperaties met meer dan 500 aangesloten leden. Grote stimulator was Jan Fokke de Boer. Deze samenwerking maakte de coöperaties veel sterker. Met de VNVC bestreek men de hele Nederlandse kust. Door gezamenlijke inkoop, het liefst rechtstreeks bij de producent, werd een goed product tegen de laagst mogelijke prijs geleverd. De bundeling van krachten had dus vooral tot doel om de kosten zo laag mogelijk te houden voor de vissers, omdat de exploitatie van de visserijbedrijven toen behoorlijk onder druk stond. Alleen de inkoop van gas- en smeerolie was niet meer genoeg, alhoewel die toen 35% van de kosten van een visserijonderneming bedroegen. Steeds meer diensten en producten
De
werden door de visserijcoöperaties uitgevoerd en de Visserijcoöperatie Urk liep in die ontwikkeling voorop.
Toen het maken van complete netten door de Visserijcoöperatie Urk ook werd uitgevoerd, ontstond er ruimtegebrek. Daarom werd de visserijbox van Kroon gekocht naast de kettingschuur. Teunis Hoekstra zwaaide hier voor de visserijcoöperatie de scepter. Er waren nu drie panden in gebruik: de hoofdvestiging op de haven en op het industrieterrein een kettingschuur en een nettenschuur.
op
Na bestuurder werd Jan Fokke de Boer directeur van de Visserijcoöperatie.
presentatie
de beurs met ketting uit Engeland. Bezoek aan de mijnen in Polen voor de inkoop van ketting.
De vrachtwagen met kraan betekende een forse stap in de serviceverlening.
SERVICE OP LOCATIE
De Visserijcoöperatie Urk had al een vrachtwagentje om netwerk naar de schepen te brengen, maar een heel belangrijke stap werd in 1992 gezet met de aanschaf van een vrachtwagen met een 12-tons kraan die werd bestuurd door Andries Kapitein. In eigen beheer werd ook een hydraulieksysteem bedacht om de vislijnen vanaf deze vrachtwagen op de vislier van de kotter te draaien. Tot die tijd was dat een heel gedoe om dat goed voor elkaar te krijgen en werden de staaldraden via diverse bolders opgedraaid met als gevolg diepe slijtsporen in de bolders en beschadigde vislijnen. Dit nieuwe concept, waarbij technisch medewerker Piet ter Veen een grote rol speelde in de ontwikkeling, was revolutionair en een grote verbetering. Bovendien ook milieuvriendelijker, want de oude draad werd weer meegenomen. Tot die tijd werd de oude draad op zee gedumpt buiten de visbestekken.
Deze dienstverlening plaatste de Visserijcoöperatie Urk in een heel andere positie, want het was niet meer alleen een bedrijf dat vooral draaide op de gasolie. En het waren niet alleen leden die gebruik maakten van deze service, maar ook steeds meer niet-leden. In 1993 werd daarom al
een tweede vrachtwagen met een hydraulische kraan aangeschaft.
NIEUW BEDRIJFSPAND
Van inkoopvereniging werd de Visserijcoöperatie Urk dus vanaf de jaren negentig steeds meer een dienstverlenend bedrijf. De ondernemingszin van bestuurders en directie lagen hieraan ten grondslag. Steeds weer de drive hebben om aan de vraag van de leden te voldoen en hen ook zo goed mogelijk bij te staan. Al die uitbreidingen in de dienstverlening waren mogelijk door de realisering van een nieuw bedrijfspand aan de Vliestroom 18 op het industrieterrein. Aanvankelijk was het de bedoeling om dit te realiseren op de plek van de visafslag op de haven. In 1990 was dit al aangevraagd bij de gemeente Urk, omdat die van voornemens was om de afslag te verplaatsen naar het industrieterrein. Maar dit had politiek nog wel wat voeten in de aarde, en voor het bestuur van de visserijcoöperatie reden om hier niet op te wachten. Dan liever alles onder één dak op de plek waar al jaren de kettingschuur was gevestigd. Om het plan te kunnen realiseren werden enkele omliggende bedrijven aangekocht. Bouw- en Adviesbureau Jan Ester maakte een ontwerp voor het nieuwe pand, dat gebouwd werd voor een bedrag van 4.211.000 gulden. In het gebouw waren netten-,
Jelle en Albert Romkes sloegen de eerste paal voor de nieuwbouw.
staaldraad- en kettingopslag bij elkaar gebracht met als grote trots de 22-meter hoge nettenschacht waar twee boomkornetten in konden worden opgehangen om ze volledig visklaar te kunnen afleveren. Jelle Romkes (UK 68) was de grote drijfveer achter de komst van die schacht met die afmetingen en de VCU heeft hier nooit spijt van gehad.
Ook de kantoren en de winkel werden aan de Vliestroom gevestigd, waarbij het assortiment behoorlijk kon worden uitgebreid. Naast alle artikelen die aan boord werden gebruikt, kwamen er nu ook huishoudelijke artikelen te koop.
Tijdens de bouw kon de nettenafdeling dankbaar gebruikmaken van de visserijbox van
de UK 154 aan de overkant van de weg. In februari 1996 vond de officiële opening plaats, waarbij Klaas van den Berg, de chef van de verkoopafdeling, als ceremoniemeester fungeerde. Coöperatievoorzitter Jelle Romkes verrichtte de openingshandeling met het omhoog hijsen van een compleet net waarna een vangst van plastic ballonvissen werd gelost.
Directeur Jan Fokke de Boer toonde zich ambitieus, maar vooral ook strijdvaardig in deze moeilijke tijd voor de visserij. ,,Als vissers gaan we overleven, en we zullen er alles aan doen om de kosten zo laag mogelijk te houden door als één blok te opereren bij de inkoop, maar ook richting bedrijven die het onderhoud uitvoeren. We staan nog maar aan het begin”, aldus de di-
De VCU schonk een bus aan de hulporganisatie Dorkas ter gelegenheid van het slaan van de eerste paal.
Femmie Romkes, voorzitter Lubbert Romkes, Jan Ester en Klaas van den Berg op de bouwlocatie.
Verhuizing van de haven naar het nieuwe onderkomen aan de Vliestroom. Ook aan de inwendige mens werd gedacht.
De officiële opening van het nieuwe pand aan de Vliestroom door voorzitter Jelle Romkes.
Voorzitter Jelle Romkes ontving een cadeau van Jan Ester. Klaas van den Berg was ceremoniemeester.
recteur in zijn openingstoespraak. Jan de Boer zag nog volop groeimogelijkheden voor de Visserijcoöperatie Urk, die toen een omzet draaide van 45 tot 50 miljoen gulden en 21 mensen in vaste dienst had.
TOTAALCONCEPT
Het leveren van een totaalconcept vanuit Urk zou niet mogelijk zijn geweest zonder de eigen technische dienstverlening. Die begon in 1995 door de aankoop van machinefabriek Riko naast de kettingschuur. Klaas Nentjes deed hier het onderhoud van de schepen van Jan Korf. Met het in dienst nemen van Arie Pronk startte de Visserijcoöperatie Urk een eigen Technische Coöperatieve Dienst (TCD). Het doel was technische ondersteuning aan de leden aan boord van de schepen. Het ging vooral om lopende banden, hydrauliek, cleanerslangen en elektromotoren. Voor het onderhoud van de dieselmotoren werd een contract afgesloten met Diesel-
service Emmeloord voor een betere service.
Met die technische dienst voorzag de cooperatie in een behoefte, want binnen een jaar groeide het aantal medewerkers van één naar drie. In 2001 werd er een nieuw pand geopend aan het Keteldiep. De Visserijcoöperatie Urk werd verder steeds meer een kenniscentrum waar vissers bijeen kwamen om ervaringen uit te wisselen over producten en technieken. Zo kreeg de Visserijcoöperatie Urk steeds meer een adviserende rol bij de aanschaf van een product of bij nieuw- of verbouw van een schip. Adviezen die de leden duizenden guldens opleverden.
Verder speelde de TCD een belangrijke rol bij de innovatie op de vloot. Er kwamen steeds betere technieken als het ging om vangstverwerking en kwaliteitsverbetering van de vis door de introductie van nieuwe koelsystemen. De innovatieve rol kwam ook goed van pas bij de rendementsverbeteringen van de vloot, vaak pas actueel nadat bedrijven in de knel kwamen
Bestuur en directie met v.l.n.r. Andries van den Berg, Jelle Romkes, Albert Romkes, Luuk Kramer, Albert van Urk, Jan de Boer, Lubbert Romkes en Arend Toering.
door hogere kosten of technische maatregelen die de overheid had opgelegd. Cruise control werd geïntroduceerd en de TCD was nauw betrokken bij het ontwikkelen van vistuigen die zorgden voor minder weerstand en dus brandstofbesparing. Met de opkomst van de pulsvisserij rond 2010 werd de pulssumwing geïntroduceerd en kon de TCD een totaalpakket leveren voor de omschakeling naar de pulsvisserij. Er werden tientallen schepen uitgerust voor de pulsvisserij, een investering van rond de vier ton per schip. De pulsvisserij zorgde voor een halvering van het brandstofverbruik ten opzichte van de traditionele boomkorvisserij. Desondanks werd die visserij na enkele jaren weer verboden door de Europese Unie.
DE MARITIEME AFDELING
De nettenafdeling werd steeds belangrijker en in 1998 werd de volgende stap gezet met de aanschaf van een vrachtwagen met een zwaardere kraan en een aanhanger. Hierdoor kon alles in één keer meegenomen worden, waar anders drie vrachtwagens voor moesten rijden. Deze stap werd mede gezet vanwege de ontwikkeling van diverse visserijtechnieken. In de jaren negentig beoefenden bijna alle klanten nog de boomkorvisserij en werd jaarlijks rond de 2.200 ton ketting geleverd. Anno 2021 was dat nog maar 350 ton. Die verschuiving illustreert ook de diversificatie in de vloot. Deze kon toen verdeeld worden in boomkorvissers, eurokotters, flyshooters, twinriggers en garnalenkotters. Schepen waren multifunctioneler
Ruime kantoren en vergaderzalen in de nieuwe vestiging op de Vliestroom.
geworden en dat betekende ook dat ze vaker omschakelden naar andere technieken. Dit bracht weer extra werk met zich mee, want boomkorkotters hadden destijds om de anderhalf jaar nieuwe vislijnen nodig.
In 2009 werden de vrachtwagens ook nog zo uitgerust dat ze grote rollen touw konden vervoeren en 5.000 meter visdraad konden afleveren. De Visserijcoöperatie Urk wist zich hiermee een unieke concurrentiepositie te verwerven door de omschakeling naar een andere vistechniek in een dag te klaren. Ook in het buitenland wist men daardoor de Visserijcoöperatie Urk te vinden. Er vond een internationalisering plaats en in alle havens rond de Noordzee kun je nu de vrachtwagens van de Visserijcoöperatie Urk tegenkomen. De unieke dienstverlening kon nog verder worden versterkt door de eigen inkoop. Problemen waar klanten tegenaan liepen, werden besproken met de fabrikant om zo tot een beter product te komen. De VCU CombiRope, touw met een kern van staaldraad, is hier een goed voorbeeld van. In 2021 werd Europees rond de 600.000 kg touw geleverd, dertig keer meer touw dan in 2008.
GROEI AANTAL LEDEN
Vanaf de jaren tachtig had de visserijcoöperatie een sterke groei doorgemaakt en het aantal leden was verdubbeld. Half jaren negentig telde de Visserijcoöperatie Urk 145 leden, waarvan 80 boomkorkotters, 20 eurokotters, 25 garnalenvissers, 10 IJsselmeervissers, 10 kustvaarders en 10 sleep- en duwboten.
Wie lid werd van de Visserijcoöperatie Urk moest wel eerst geld inleggen. Dit bedrag werd bepaald door het gemiddelde verbruik met drie te vermenigvuldigen. Wie dus wekelijks voor 5.000 gulden aan gasolie verbruikte, moest 15.000 gulden inleggen. Op die manier kreeg de Visserijcoöperatie Urk ook eigen handelsgeld. De leden bouwden zo een rekening courant op, waar ook de winstdeling op werd gestort. De winstdeling heette bij de Visserijcoöpera-
De 22 meter hoge nettenschacht bleek een grote aanwinst. Door verhuur aan telecombedrijven voor antennes heeft de toren zich grotendeels zelf opgebracht.
tie Urk prijscorrectie. De prijscorrectie was zo verdeeld dat de leden werden gestimuleerd om niet alleen de gasolie af te nemen, maar ook de smeerolie en andere goederen. Daarom werd 25% van de uit te keren winst verdeeld onder de leden naar rato van hun omzet gasolie en de rest van de prijscorrectie naar rato van andere afgenomen goederen. Die prijscorrectie kon behoorlijk oplopen voor de leden tot bedragen van wel 35.000 gulden per schip. De Visserijcoöperatie Urk betaalde geen belasting op de gemaakte winst, omdat die werd uitgekeerd aan de leden, en de leden spaarden zo een leuke rekening courant op die door de meesten weer werd gebruikt om diensten of materialen van de Visserijcoöperatie Urk af te nemen.
Ten behoeve van de leden werd de Visserijcooperatie Urk in 2001 ook tussenpersoon voor het afsluiten van verzekeringen onder de naam CBMV. De coöperatieve afsluiting had een forse premiedaling tot gevolg, van 150.000 naar 80.000 gulden per jaar. Uiteindelijk profiteer-
Het interieur van de TCD in het begin van deze eeuw.
de hier de hele vloot van. Toch werd in 2008 besloten om die dienstverlening te stoppen. Enerzijds door de afname van de vloot, maar anderzijds ook omdat de Visserijcoöperatie Urk heel soms verantwoordelijk werd gehouden als zich geschillen voordeden tussen verzekeraar en verzekeringnemer. Omdat dit de onderlinge verhoudingen niet ten goede kwam, besloot de Visserijcoöperatie Urk om geen tussenpersoon meer te zijn.
Het bestuur van de Visserijcoöperatie Urk vergaderde iedere zaterdagmorgen van 10.00 tot 13.00 uur. Er kwam dan altijd de lijst op tafel met daarop de leden en welk bedrag gedekt of ongedekt was. Ongedekt betekende dat er niet genoeg geld op de rekening courant stond en er
nog rekeningen onbetaald waren. Het gebeurde wel dat leden te veel in het rood kwamen te staan en het was dan aan het bestuur om te beslissen of er nog wel geleverd kon worden. Vrijwel altijd werd alles in het werk gesteld om het lid te laten vissen en zo de kans te geven om er financieel weer bovenop te komen. De lijst met ‘ongedekt’ werd doorgenomen, eventueel ook met de accountant, want die kende zijn klanten wel. Als het te riskant werd, dan leidde het tot een gesprek met de bank, waarbij de financier dan als het ware werd gedwongen om de gasolie te betalen omdat het schip anders voor de kant moest. Tijdens de kredietcrisis werden de touwtjes bij de banken aangetrokken en gebeurde het wel dat de banken er de stekker uittrokken en
de Visserijcoöperatie Urk met onbetaalde rekeningen achterbleef. Dit heeft ook vele tonnen gekost. In al die jaren heeft het gelukkig nooit geleid tot een verliesgevende exploitatie. Er werden ieder jaar zwarte cijfers geschreven.
Jan Fokke de Boer nam in 2009 afscheid als directeur. De groei van de Visserijcoöperatie Urk bleek met name uit het aantal personeelsleden dat intussen al was gegroeid naar ruim zestig mensen. En intussen stond er voor zo’n 15 miljoen euro aan gebouwen. Bij zijn vertrek liet Jan Fokke de Boer in zijn afscheidsinterview optekenen: ,,We hebben samen heel wat bereikt. Ik wist me altijd gesteund door het bestuur en ik wil Jelle Romkes (UK 68) en Albert Romkes (UK 1) met name noemen. En natuurlijk de mensen die hier werken, die maken je bedrijf. Harde werkers, die altijd klaarstaan. Dat is de kracht van de VCU.”
Jan de Boer had heel wat reisjes naar het buitenland gemaakt, bijna altijd samen met Jan Visser die ook in 1992 in dienst kwam. Jan Visser verzorgde het secretariaat, ook bij de bestuursvergaderingen, en bracht structuur in de steeds groeiende organisatie. Jan Visser onderhield ook de internationale contacten en breidde de samenwerking tussen de coöperaties uit naar het buitenland waardoor de Verenigde Europese Visserijcoöperaties (VEVC) ontstond met tien inkoopcoöperaties, acht in Nederland en twee in België.
Jan Fokke de Boer was de drijvende kracht achter de Stichting Financiering Afvalstoffen Visserij (SFAV). Samen met vissers en afvalinzamelaars werkt de SFAV aan een schoon en duurzaam milieu. De SFAV doet dit door het financieren van de kosten die door de afvalstoffen worden veroorzaakt. Hierbij gaat het om Klein Gevaarlijk Afval, afgewerkte olie en bilgewater. De eerste voorzitter werd Jan Fokke de Boer en in 2003 werd het eerste Scheepsmilieuplan gepresenteerd, een praktisch werkboek als nuttige hulp voor een schoner milieu. De Visserijcoöperatie Urk voert nog steeds de secretariaten van de VEVC en de SFAV.
In 2006 werden de activiteiten uitgebreid met een eigen Veiligheidscentrum aan de Vliestroom. De VCU deed al in vlotten als tussenpersoon, maar vanaf die tijd werd men dealer en kon men zelf ook de vlotten keuren. Piet ter Veen en Rein Snoek bemanden het Veiligheidscentrum. En zo ging de uitbreiding maar door.
Er waren echter ook schaduwkanten in de directeursperiode van Jan de Boer, want de diverse saneringsrondes hadden ook hun invloed op het ledenbestand van de Visserijcoöperatie Urk. Prachtige vissersschepen werden op die manier aan de visserij onttrokken en meestal gesloopt. Dit had ook zijn invloed op het werk van de Visserijcoöperatie Urk, met name op de nettenafdeling waar een aantal gewaardeerde mensen hun baan kwijtraakte.
De Visserijcoöperatie Urk voert de secretariaten van de BGN, VEVC en de SFAV.
VAN INKOPER TOT DIENSTVERLENER
De dagelijkse leiding kwam na het vertrek van Jan Fokke de Boer in 2009 in handen van een driekoppige directie. Jan Visser was verantwoordelijk voor de afdelingen Maritiem en Veiligheidscentrum. Lourens de Boer deed de technische zaken en Jan Loosman deed de inkoop van gasolie. Drie directeuren die van jongs af aan waren opgegroeid bij de VCU.
Na een jaar werd het omgezet in een tweekoppige directie; Jan Loosman werd verantwoordelijk voor de gasolie, financiën en personeel, Lourens de Boer ging over de inkoop, verkoop en techniek.
Van inkoopvereniging werd de ontwikkeling naar dienstverlener doorgezet. Sinds 2009 is Lubbert Romkes (UK 172) voorzitter, en met een onderbreking van twee jaar maakt hij al vanaf 1992 deel uit van het bestuur. Romkes is een telg uit een geslacht dat al vanaf de oprichting lid is van de coöperatie met de UK 34. De oprichters hadden nooit kunnen bevroeden dat hun initiatief zou uitgroeien tot wat de VCU nu is. Lubbert Romkes is ervan overtuigd dat de coöperatie een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het voortbestaan van de vloot. Voornamelijk vanwege de kostenverlaging, maar ook kredietverlening als de visserij weer eens in zwaar weer verkeerde. Vooral als de
Sinds 2010 bestaat de directie uit Lourens de Boer (links) en Jan Loosman.
visserij in moeilijkheden kwam, werd het nut van de coöperatie bewezen. Lubbert Romkes heeft het verdienmodel ook drastisch zien veranderen. Eerst waren het vooral de marges op de brandstof, maar die zijn zo klein geworden dat het aandeel in de winst ook kleiner is geworden. Dienstverlening en verkoop van andere materialen brengen nu het meeste geld in het laatje en hebben de VCU kapitaalkrachtig gemaakt. Ook omdat er meer winst wordt gereserveerd. Ieder jaar bepaalt het bestuur welk deel van de winst wordt uitgekeerd. De afgelopen drie jaren waren topjaren voor de VCU. Aan de leden werd in die jaren rond de een miljoen euro uitgekeerd.
De VCU heeft veel werkbezoeken gehad van beleidsmakers en bestuurders. Links staatssecretaris Henk Bleker.
De VCU mag zich verheugen in het feit dat veel werknemers een lang dienstverband hebben. Op de foto de viering van een aantal jubilea in 2007 met v.l.n.r. Lourens de Boer, Andries Kapitein, Riekelt Korf, Jan Bakker, Jelle Post en Albert Ekkelenkamp.
De hele verandering heeft ook geleid tot een andere juridische structuur. Vanwege het verschil in werkzaamheden en om de risico’s te spreiden werden verschillende BV’s opgericht: VCU Oil, VCU TCD, VCU Maritime, VCU Store en VCU Safetycentre. De VCU staat als coöperatie en moedermaatschappij boven de verschillende BV’s. Tot die tijd waren er eigenlijk twee coöperaties, een voor de firma’s en een voor de BV’s. Boekhoudkundig en juridisch gesplitst, met eigenlijk ook twee aparte besturen. Nu is overzichtelijk hoe elke poot van de VCU draait. Sinds de groei van de dienstverlening buiten de visserij kwam er steeds meer vraag van klanten uit de binnenvaart, baggersector en zeevaart om ook lid te worden. De kans bestond dat hierdoor het meerderheidsbelang van de visserij zou verdwijnen. Om dit te voorkomen werden de statuten aangepast en is het nu een voorwaarde dat je een visserijbedrijf moet hebben om lid te worden. Voor de niet-vissers die al lid
waren werd een uitzondering gemaakt, ook omdat die hun gasolie afnemen van de VCU. Voor de niet-vissers werd Binnenvaartgroep Nederland (BGN) opgericht. Een aparte vereniging met een eigen bestuur. Ze zijn allemaal klant van de VCU, hebben ook ledenkorting en een
Bestuur en directie van de VCU met v.l.n.r. Jurie van den Berg (NG 1), Klaas van den Berg (GY 127/P 224), Lourens de Boer, Lubbert Romkes (UK 172), Jan Loosman, Jelle Romkes (UK 1), Wouter de Boer (UK 112/124/224) en Piet Romkes (MDV 1/UK 194); Pauw Romkes (UK 22) ontbreekt op de foto.
bonus aan het eind van het jaar die gerelateerd is aan hun omzet.
Lubbert Romkes heeft de agenda in de loop der jaren zien veranderen. Vroeger ging het vooral om de details, en werd de bedrijfsvoering en kwaliteit van materialen veel besproken. Ook omdat dit destijds allemaal in ontwikkeling was. Nu is het vooral besturen op hoofdlijnen en wordt er eens in de twee weken vergaderd op zaterdagmorgen van 10.00 tot 13.00 uur. Secretaris is Jelle Romkes (UK 1), ook weer een afstammeling van een van de oprichters. Zo zien we de volgende generaties terug in het bestuur van de Visserijcoöperatie Urk.
De dagelijkse leiding is in handen van de twee directeuren Lourens de Boer en Jan Loosman en de grote BV’s hebben hun eigen ma-
nager. Albert Hartman gaat over Maritime BV, Bert Woord over de TCD BV en Bertus Blom over de Store BV. De directie heeft mandaten tot bepaalde bedragen en het bestuur beslist als de bedragen hoger zijn. Lubbert Romkes is blij dat het allemaal zo goed gaat en prijst ook de fijne sfeer die er is binnen het bestuur. Ieder jaar wordt er nog winst gemaakt en ook elk jaar beslist het bestuur hoe die wordt verdeeld. Nog steeds krijg je meer winstdeling over de omzet aan dienstverlening of andere producten dan over de omzet van afgenomen gasolie.
Continuering van het huidige bedrijf staat voorop, al was de laatste decennia alleen maar sprake van groei. Het aantal personeelleden groeide mee van 51 FTE’s in 2010 naar 74 in 2015 en in 2022 heeft de VCU inmiddels 89 mensen full time in dienst. De omzet ligt jaar-
lijks rond de 50 miljoen euro, en die stijging is onder meer te danken aan groei van de dienstverlening aan niet-leden. Het serviceniveau en de werkmentaliteit zijn hier debet aan. De verwijten als ‘een communistische organisatie die de middenstanders de nek omdraait’ zijn verstomd. Het was geen kwestie van de ander iets niet gunnen, maar vooral noodzaak om de kosten te besparen.
De VCU staat nu stevig, maar zorgen blijven er wel. Anno 2022 met name over de visserij. De grootste zorg voor Romkes is het verlies van visgronden aan windmolenparken. Steeds meer vissers worden van zee verdreven of een rendabele bedrijfsvoering onmogelijk gemaakt.
De VCU heeft in die afgelopen honderd jaar al zoveel problemen overwonnen dat de huidige problematieken het maken van toekomstplannen niet in de weg staan. Mocht de buitendijkse haven van Urk daadwerkelijk gerealiseerd worden, dan is in ieder geval al 250 meter kade gereserveerd met 25.000 m2 aan grond voor een nieuw pand voor de VCU. Lubbert Romkes verwacht dat dit een onderkomen van de gehele VCU zal worden en dat de huidige panden worden afgestoten. Maar Romkes benadrukt dat de besluitvorming in het bestuur nog moet plaatsvinden. Eerst maar eens kijken of die haven er ook komt, de VCU staat in ieder geval klaar om mee te doen.
De hoofdvestiging aan de Vliestroom en foto onder de TCD aan het Keteldiep.
Koninklijk bezoek
Een hoogtepunt in het bestaan van de Visserijcoöperatie Urk was het werkbezoek van H.M. koningin Beatrix op 1 september 1999. Voor koningin Beatrix een bijzonder werkbezoek vanwege de grote publieke belangstelling. Bij aankomst per boot in de haven stond de kade al vol mensen en ook bij de visserijcoöperatie aan de Vliestroom stond het rijen dik. Samen met staatssecretaris Geke Faber van LNV had koningin Beatrix in de visserijcoöperatie een onderhoud met een delegatie van de visserij en visverwerking. Uiteraard kreeg zij van directeur Jan Fokke de Boer ook een uitgebreide rondleiding door het gebouw en werd bij haar afscheid een knopenbord aangeboden.
Het bestuur in de begintijd met v.l.n.r. Sjoerd van den Berg, Jacob van Dokkum, Jacob Ras, Jacob Korf, Albert Post, Sjoerd van den Berg, Harm Oldenhof, Frans de Jong, Johannes Romkes, Piet Romkes en Frederik van Dokkum (vooraan). van het bestuur. Op de jaarlijk georganiseerdejaarvergadering wordt verslag gedaan van het afgelopen jaar en verantwoording afgelegd aan de leden. Niet meer zo groots als vroeger, toen de lokale verenigingsgebouwen als Het Irene, De Ark en De Koningshof werden afgehuurd, maar nu gewoon in de vergaderruimte van de VCU. Geen sigaren en sigaretten meer op tafel.
5. De voorzitters
Hoe de Urker visserijcoöperatie al een eeuw lang bestuurd wordt door de eigen leden die deelnemen in het bestuur. We beschrijven hier de voorzitters als vertegenwoordigers van allen die zich vrijwillig inzetten voor de coöperatie.
Het bestuur van de Visserijcoöperatie Urk bestaat al sinds de oprichting uit zeven personen die gekozen worden uit de leden. Namens het bestuur worden alle door de ledenvergadering of bestuur genomen besluiten uitgevoerd door de voorzitter en de secretaris. Zij treden ook bij het tekenen van akten en stukken op als vertegenwoordigers
Vroeger nog jaarvergadering in de biddagweek, maar het werd ondoenlijk om de jaarrapporten rond die tijd klaar te hebben. Lange tijd werd daarna vergaderd in de Hemelvaartsweek, maar nu is de jaarvergadering meestal in mei of juni.
Het bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig acht of minsten twee bestuursleden dit verlangen. Op dit moment vergadert het bestuur eens in de twee weken.
In maart 1922 nam Johannes Romkes (UK 34) het voorzitterschap op zich tot aan de bestuursverkiezing. De hierna gekozen voorzitters in de afgelopen honderd jaar waren:
1922-1925 HARM OLDENHOF (UK 194)
Harm Oldenhof (1890-1973) van de UK 194 was geboren in Vollenhove en kwam op jeugdige leeftijd al vanwege zijn werk als Zuiderzeevisser op het eiland Urk. In deze jaren liet hij het oog vallen op Aukje de Vries (1891-1959). Zij was de jongste dochter van de vooruitstrevende visser Willem (van Wouter) de Vries van de UK 64. In 1910 werd het huwelijk voltrokken op doktersadvies. Hierna kocht Willem de Vries er een botter bij: de UK 194 ‘De Jupiter’. Schoonzoon Harm werd hier schipper op en vanuit de overlevering is bekend dat Harm een felle visserman was. In latere jaren werd er een motor in de 194 geplaatst. Harm was aanwezig bij de eerste samenkomst in het vooronder van de UK 16 waar de oprichting werd besproken. In 1925 verkocht Harm zijn botter vanwege persoonlijke omstandigheden aan Piet Romkes en verhuisde naar Enschede waar hij een viswinkel begon. Hier was het gezin Oldenhof altijd blijven wonen en Harm en zijn vrouw Aukje werden ook in Enschede begraven.
1925-1935 JOHANNES ROMKES (UK 34)
Johannes Romkes (1875-1944) van de UK 34 werd de tweede voorzitter na het vertrek van Harm Oldenhof. Johannes was een zoon van Klaas Romkes die bij de beruchte voorjaarsstorm van 6 maart 1883 op zee om het leven
kwam, samen met zijn zonen Lubbert en Albert. Johannes was toen 7 jaar en zijn moeder, Jannetje Asma, liet na de ramp de omgeslagen schuit repareren en bracht de UK 34 weer in de vaart met een zetschipper erop. Later hertrouwde Jannetje met de weduwnaar Albert van Urk. Toen Johannes de volwassen leeftijd bereikt had, werd hij schipper op de UK 34. Later voer hij samen met broer Willem. In 1912 kwam er een botter bij voor broer Willem, de UK 25. Uit Johannes’ huwelijk met Berendina Hermina Hagedoorn (1875-1963) werden negen kinderen geboren waaronder vier zonen, waarvan er drie volwassen werden. In de jaren hierna kwamen zijn zonen aan boord, Klaas (1902-1986), Albert (1908-1982) en Hendrik (1914-1985).
Johannes was het boegbeeld in het eerste decennium van de CIV en ook jarenlang ouderling in de Gereformeerde kerk. Toen op de eerste samenkomst op 18 maart 1922 onderling gepraat werd over het beginnen en eindigen met gebed en Bijbellezen waren er sommige bestuursleden die daar de noodzaak niet van in-
Klaas Ras (UK 64), Johannes Romkes (UK 34) en Hendrik Romkes (UK 34).
zagen, maar hierop namJohannes het woord en gaf aan dat een goede gewoonte, waar een ieder bij is groot gebracht, niet zomaar aan de kant kon worden geschoven. Dat alles is gelegen aan ’s Heren Zegen. Hierop hadden de anderen geen weerwoord en werd dit een vast gebruik bij bestuursvergaderingen en ledenvergaderingen. Hierna eindigde Jacob van Dokkum de eerste vergadering.
Johannes ging voortvarend te werk en zag er niet tegenop om naar Den Haag te reizen voor onderhandelingen over de prijs voor olie en vetten. Dat was in die jaren een hele onderneming om van het eiland Urk met boot en trein op de plaats van bestemming te komen. Uiteindelijk legde Johannes in 1935 de voorzittershamer neer en werd op de jaarvergadering over 1938 in januari 1939 als eerste erelid van de CIV benoemd. In latere jaren komen we de zonen Klaas (UK 68) en Albert (UK 2), schoonzoon Willem Pasterkamp (UK 52) en kleinzonen Johannes Romkes (UK 2/22), Jelle Romkes (UK 68), Lubbert Romkes (UK 172), Pieter Pasterkamp (UK 5) tegen in bestuursfuncties en heden ten dage zelfs achterkleinkinderen van deze grondlegger.
1935-1940 KLAAS KRAMER (UK 204)
naar de Verenigde Staten. Alleen dochter Klaasje (Kaat) bleef op Urk. Zij trouwde later met Arjen Verhoef. Na de oorlog keerde de UK 204 terug uit Duitsland en liet de weduwe deze weer varen met een zetschipper. Na haar overlijden werd de UK 204 verkocht.
1940-1947 JACOB VAN DOKKUM (UK 45)
Na het plotselinge overlijden van Klaas Kramer werd Jacob van Dokkum (1881-1948) voorzitter. Jacob behoorde ook tot een van de oprichters uit 1922. In het dagelijks leven was Jacob eigenaar van de ijzeren motorbotter UK 45 en zijn vader, Frederik (1855-1939), was de eerste magazijnbeheerder voor de CIV. Frederik was een oom van Johannes Romkes (UK 34).
In de oorlog werd de UK 45 door de bezetter in beslag genomen, waarna een motorvlet uit Rotterdam werd aangekocht. Deze vlet werd als UK 224 ingeschreven om zo de oorlogsjaren door te komen. Na de oorlog verhuisdde de vlet naar elders en keerde de UK 45 weer terug uit Duitsland. De UK 45 kwam nu op naam van zoon Frederik.
Jacob had met vastberaden hand de CIV door de donkere oorlogsjaren geleid en zag na de oorlog dat de zaken weer voortvarend werden opgepakt. Al vrij snel daarna gaf hij aan dat hij zich in 1947 wilde terugtrekken als voorzitter en ook geen andere bestuursfuncties meer wilde aanvaarden. Wel stemde hij toe om op de jaarvergadering op 30 december 1947 een overzicht te geven van de geschiedenis van de CIV. Op deze avond werd ook het 25-jarig jubileum gevierd. Met ernst en luim vertelde Jacob van Dokkum op deze avond over de oprichting en Klaas
Klaas Kramer (1886-1940) was een zoon van Riekelt (van Kee van Bubbe) en trouwde in 1913 met Jacobje Kramer (1889-1948). De botter van Klaas, de UK 204, had een bijzondere naam ‘De 3 smokers’. Na het plotselinge overlijden van Klaas in 1940 liet Jacobje de UK 204 doorvaren met een zetschipper. De botter werd echter in 1941 gevorderd door de Duitsers en de vijf kinderen (twee zonen) hadden geen vissersaspiraties. Er verhuisde zelfs een zoon
Kramer.
Jacob van Dokkum.
jaren van groei en neergang. Dit is het laatste wat deze markante voorzitter voor de CIV gedaan heeft. Het volgende jaar overleed Jacob. Hij was getrouwd met Grietje de Jonge (1883-1949), uit hun huwelijk werden acht kinderen geboren. Zoon Frederik verhuisde na het overlijden van zijn ouders naar Scheveningen en bleef vissen, eerst met scheepsnummer SCH 70, later de 68.
1947-1950
EN 1953-1955 WILLEM PASTERKAMP (UK 52)
Willem van Bape van Wip (1899-1976) was getrouwd met Hendrikje Romkes (1904-1982), oudste dochter van Johannes Romkes (UK 34). Willem was eigenaar van de UK 52, een ijzeren botter uit 1929 die in 1954 vervangen werd door een nieuwe kotter. Deze werd in 1960 weer vervangen door nieuwbouw. Zijn zoons komen we later tegen als kottereigenaren; de UK 5 van Pieter (19271986), de UK 6 van Hendrik (1929-2000), de UK 21 van Albert (1936-2001), de UK 50 en 74 van Hendrikus (1947), de UK 52 van Klaas (1932) en de UK 59 van Willem (1945). Willem heeft twee periodes als voorzitter gediend en nog vele jaren in andere bestuursfuncties. Ook zoon Pieter is vele jaren bestuurslid geweest.
1950-1953 ALBERT POST (UK 44)
Albert Post (1892-1980) oftewel Ab van de Zwarte was getrouwd met Marretje van den Berg (1893-1976). Zij was een zuster van Sjoerd (UK 16) en Jurie (UK 60). Samen met zijn zwagers behoorde Ab tot de oprichters van de CIV.
Andere bijnaam voor hem was ‘Het kokende water’ vanwege zijn opvliegende karakter. Ab stond bekend als een felle en goede visserman. Hij stond zondagnacht aan boord van zijn botter de slagen van de klok om 12 uur te tellen om bij de twaalfde slag de motor aan te slingeren. Thuis bij zijn schoonouders Jan (van Diene) van den Berg en Neeltje de Vries stond een luxe fauteuil in de kamer. In deze stoel mocht zondagmorgen na de kerk tijdens koffiedrinken de zoon of schoonzoon zitten die in de voorbije week de hoogste besomming gemaakt had. Volgens de overlevering betrof dit een strijd tussen een zoon en een schoonzoon, beiden behept met bijnaam waar een kleur in voorkomt. En volgens dezelfde overlevering hebben sommigen nooit mogen plaatsnemen in deze fauteuil… Ab was eigenaar van de UK 44 die later op naam van zijn zoon Hendrik (1926-2020) kwam te staan. Aan het eind van zijn leven was hij de laatste in leven zijnde oprichter en mocht de opening van het pand op de Handelskade nog meemaken.
1955-1969 KLAAS ROMKES (UK 68)
Klaas Romkes (1902-1986) was de oudste zoon van medeoprichter, voorzitter en erelid Johannes Romkes van de UK 34. In de jaren twintig werd er voor Klaas een botter gebouwd. Besloten werd om het nummer 34 te verdubbelen en zodoende werd gekozen voor UK 68. Deze botter met een 80 pk Kromhout behoorde in 1927 tot de grootste van de vloot. Klaas was getrouwd met Jacoba Alijda Loosman (1903-1984) en uit hun huwelijk werden acht kinderen geboren.
Willem Pasterkamp.
Albert Post.
Na de oorlog is Klaas (Kloas van Jannus) een van de voorlopers in het vernieuwen van de vloot. Later zien we de zonen Jelle Meindert (19312011) van de UK 68, ook jaren als bestuurslid en voorzitter, en Reinier (1940-2020) van de UK 268 terug in de Urker visserijgeschiedenis. De schoonzonen Piet Zwaan (UK 222), Albert Romkes (UK 1) (vele jaren bestuurslid) en Wouter de Vries (UK 64) hebben hun sporen verdiend in de visserij. En als uitzondering op de regel huwde jongste dochter Hinkien met een vishandelaar van Urk Export, Jaap Schrijver.
1973-1980 JOHANNES
ROMKES (UK 2/22)
1969-1973 JURIE POST (UK 71)
Jurie (1914-2000) van Kobussien was eerst getrouwd met Grietje Bos (1918-1964) uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren. Na het overlijden van Grietje trouwde Jurie in 1970 met Lummetje Schraal (1913-1997). Hij voer eerst samen met zijn broers Klaas (1908-1997), Jaap (19131966), Fokke (1918-1970) en Maarten (1924-1998) met de UK 53 en 81. In de jaren zestig ging een ieder zijns weegs en liet Jurie met zijn zonen Kobus, Jan en Klaas een nieuwe kotter bouwen die als UK 71 in de vaart werd gebracht. Anno 2022 zijn kleinzonen en achterkleinzonen van Jurie nog steeds actief met de UK 71 en 237.
Johannes Romkes (1937) is een zoon van Albert (Appien van de 2) en Adriaantje van Slooten. Zijn vader Appien was jaren bestuurslid geweest en zijn grootvader was de welbekende Johannes Romkes van de UK 34. Dit was de eerste kleinzoon van een van de oprichters die voorzitter werd. Johannes was getrouwd met Annie Loosman (1938) en uit dit huwelijk zijn drie zonen geboren. Samen met broer Pauw viste Johannes op de UK 2 in de tijd van zijn voorzitterschap. Hij was een avontuurlijke visserman die verre reizen niet schuwde. Hij behoorde tot de pioniers die naar de Ierse Zee en de Golf van Biskaje gingen. In 1981 maakte Johannes een omslag: in plaats van grotere nieuwbouw of een soortgelijke tweede kotter erbij te bouwen koos hij voor een kleine kotter die uitgerust werd voor de snurrevaadvisserij. Dit om minder olie te verstoken. Na de nodige aanloopproblemen is deze visserij uiteindelijk een succes geworden. In de huidige tijd vist zoon Albert (1964) met de UK 24 en zoon Pauw (1967) met de UK 22.
Jurie Post.
Klaas Romkes.
Johannes Romkes.
1980-1988 EN 1991-1999 JELLE MEINDERT ROMKES (UK 68)
Jelle Meindert Romkes (1931-2011) was een zoon van voorzitter Klaas Romkes en kleinzoon van voorzitter en oprichter Johannes Romkes en een neef van de vorige voorzitter Johannes. Jelle was getrouwd met Marrie Brands (19332003) en uit hun huwelijk werden vijf kinderen geboren. Jongste zoon Riekelt vaart nog met de UK 68.
1988-1991
JAN FOKKE DE BOER (UK 95)
Jan Fokke de Boer (1945) was eerst samen met zijn broers en ouders eigenaar van de UK 95 en 195. Jan is getrouwd met Willie Wakker en
uit dit huwelijk zijn vijf kinderen geboren. Nadat zoon Jan aan boord van de UK 95 de scepter heeft overgenomen is Jan voorzitter geworden van de VCU en heeft in 1991 het directeurschap overgenomen van Arie Villerius. Jelle Meindert Romkes werd toen opnieuw voorzitter. In 2009 nam Jan de Boer afscheid als directeur.
1999-2003 LUUK KRAMER (UK 87)
Luuk (1952) is getrouwd met Albertje Ras en uit hun huwelijk zijn zes kinderen geboren. Luuk is de jongste zoon van Meindert Kramer (UK 87/88) en
Jannetje ‘Zeezicht’ Romkes. Heden ten dage vaart oomzegger Jelle met de UK 87.
2006-2008 DIRK BAKKER (UK 19)
Dirk (1947-2014) was samen met zijn zwager Evert van Urk en hun beider zonen eigenaar van de UK 19. Dirk was getrouwd met Jannie van de Berg en uit hun huwelijk werden vier kinderen geboren, waaronder twee zonen
Iede Geert en Teun. Laatstgenoemde is na zijn vissersloopbaan in dienst gekomen van de VCU. Net als in 1944 bij voorzitter Johannes Romkes gebeurde, is Dirk bezweken aan een longontsteking.
2003-2006 EN 2009-HEDEN LUBBERT
ROMKES UK 172
Lubbert (1948) is een zoon van Hendrik Romkes (UK 34/36/172). Na zijn neven Johannes (UK 2/22) en Jelle Meindert (UK 68) is Lubbert de derde kleinzoon van medeoprichter Johannes Romkes (UK 34) die het voorzitterschap op zich heeft genomen. Lubbert is getrouwd met Co Kaptijn en uit hun huwelijk zijn vier kinderen geboren. De zonen Hendrik en Kobus varen met de UK 172.
Jan Fokke de Boer.
Jelle Meindert Romkes (links).
Luuk Kramer.
Dirk Bakker.
Lubbert Romkes.
Olievaten op de Dormakade.
6. VCU Oil BV
Hoe de gezamenlijke inkoop van olie in 1922 het belangrijkste doel was om een eigen coöperatieve inkoopvereniging op te richten. Ondanks de uitbreiding van diensten vormt de olielevering een eeuw later nog steeds een substantieel deel van de omzet.
Over de beslissing om een eigen coöperatieve inkoopvereniging op te richten en zelf olie te gaan inkopen kan niet licht gedacht worden. Dit was niet alleen een opstand tegen de gevestigde orde, maar ook een hele uitdaging om dit zelf allemaal te regelen. Urk was nog een eiland en alles moest per schip aangevoerd worden. Het gesjoemel met
de aangeleverde vaten olie deed de groep vissers toch besluiten om die uitdaging aan te gaan. Op de eerste samenkomst op Urk, 18 maart 1922, kreeg secretaris Luut Kamper de taak om overal in het land informatie te winnen over oliën en vetten. Er werd alvast een vervoerder gekozen en na inschrijving werd Albertus Keuter gekozen voor een tarief van 0,90 gulden per
vat. Hij moest zorgen dat de vaten vanuit Amsterdam op Urk kwamen. Jauwk van Dokkum (UK 45) en Luut Kamper (UK 18) overlegden met de havenmeester voor een opslagplek op de vluchthaven. Dit werd een stuk grond op de oosthavendam die later werd omheind met hout en prikkeldraad. Dit werk werd uitbesteed aan aannemer Arie de Wit.
Op 27 mei kwam Keuter de haven van Urk binnenvaren met de eerste vaten olie voor de CIV. Op 2 juni werd het eerste vat AGO olie afgeleverd aan Freek Kapitein van de UK 131. In de volgende bestuursvergadering, die plaatsvond ten huize van Jurie van den Berg, waren er gelijk al klachten over vervoerder Keuter. Er was een aanbieding gekomen van de Stichtse voor levering van een partij van 110 vaten olie, die met algemene stemmen werd geaccepteerd. Op de volgende ledenvergadering waren er opnieuw klachten over de vervoerder Keuter. Ook werd in deze vergadering voorgesteld om de prijs van de olie te verhogen, zodat de winstmarge ten goede van de CIV kwam. In dezelfde vergadering werd een ingekomen brief besproken waarin Hendrik de Boer, de concurrent op oliegebied, voorstelde om samen te werken. Besloten werd om geen antwoord terug te sturen.
In de volgende vergadering op 26 augustus 1922 ten huize van Sjoerd van den Berg werd een commissie ingesteld om de vaten aan boord en op de opslagplaats nauwkeurig te tellen. Ook werd in deze vergadering een brief behandeld van de Zaandamsche Oliehandel die een bod vroeg van de CIV voor een geleverd vat olie (100 kg). Op voorstel van Johannes Romkes (UK 34) werd een bod gedaan van 6 gulden.
In de eerste jaren van de CIV werd van verschillende leveranciers olie afgenomen. Wat vanaf die tijd telkens weer terugkwam in de vergadering waren de klachten over de kwaliteit van de olie en de prijs. Ook de hoeveelheden en de opslag kwamen vanaf het begin tot in latere jaren telkens terug op de agenda. Zoals Prediker al zegt: er is niets nieuw onder de zon.
Urker vissers bezig met het netwerk.
Weer kwamen er klachten over Keuter die vanwege de vaste prijs per vat nu alleen nog kleinere vaten vanuit Amsterdam naar Urk verscheepte. Vanwege de gemaakte vaste afspraken viel er voorlopig niets aan te doen, maar voor het vervoer van olie stelde Johannes Romkes voor om Keuter 4,75 gulden per 1.000 kg te betalen. Plaatsgenoot Gerrit Snoek deed in die vergadering een offerte voor levering van APGolie voor 7 gulden per vat. Dit aanbod werd voor kennisgeving aangenomen. Wederom werd een hele opsomming van klachten over Keuter behandeld. Ditmaal werd besloten om Keuter een brief te sturen met daarin alle klachten en hem de kans te geven om zich te verbeteren.
In de volgende bestuursvergadering werd een brief van Keuter behandeld waarin hij vraagt om 5 gulden per 1.000 kg. Algemeen werd besloten om hier niet op in te gaan en vast te houden aan de 4,75 gulden.
In het najaar van 1922 gaat secretaris Luut Kamper op bezoek bij een agent van olieleverancier Olex, maar die prijzen waren te hoog. Er werd dus het nodige onderzoek gedaan om zo goedkoop mogelijk in te kopen. Ondanks de waslijst aan klachten werd Keuter weer voor een jaar het vrachtvervoer in 1923 gegund.
Het laden en lossen van de vaten olie geschiedde aan de steiger in de zogeheten vluchthaven. De vaten gingen in deze beginjaren mee aan boord omdat de botters niet waren voorzien van grote brandstoftanks. De betaling diende te geschieden ten huize van Sjoerd van den Berg (UK 16) of Jurie van den Berg (UK 60) tussen 9 en 11 uur. Hun beider echtgenoten,, Jannetje Bakker (1881-1940) en Lummetje Romkes (1893-1966), verwerkten de betalingen administratief.
Dat eerste jaar werd 54 keer olie op Urk besteld bij de CIV. Totaal werden 1.126 vaten olie afgeleverd. Het nam in korte tijd zo’n vlucht dat in het najaar van 1922 penningmeester Jurie van den Berg het verzoek op de bestuursvergadering neerlegde voor het openen van een gironummer. Onder nummer 83020 krijgt de CIV het gironummer toegewezen.
De CIV realiseerde zich al snel dat er bij grote bestellingen een flinke korting kon worden bedongen en er dus werden toen bestellingen van 100 vaten geplaatst. In 1923 werd er ook verder rondgekeken om ergens anders goedkoper olie te krijgen. Jurie van den Berg vroeg dat jaar om de smeerolie eens te laten keuren door een bevoegd persoon. De andere bestuursleden waren hier niet zo voor en gaven aan dat ondervinding de beste keurmeester is. Dat leverde uiteindelijk veel klachten op over de kwaliteit van de olie en van de smeerolie. Maar zoals ook van alle tijden: de ene visser was lovend over een merk terwijl een andere visser er een klaagzang over hield.
Het feit dat lege vaten her en der op de kade werden achtergelaten riep de nodige klachten op. Vrachtvervoerder Keuter bracht de lege vaten vanwege het statiegeld weer retour naar Amsterdam. Hij moest echter eerst een hele zoektocht houden om alle vaten te verzamelen.
In 1923 deed Jauwk van Dokkum tijdens een bestuursvergadering een voorstel om op de haven een stelling te maken, zodat daar olie kon worden geladen. Maar de andere bestuursleden
voelden hier niets voor. Wel werd een voorstel aangenomen om de opslagplaats te overdekken tegen de zon. De kosten hiervoor bedroegen 105,50 gulden.
GROEIENDE INKOOPVERENIGING
In 1923 kreeg de CIV al te maken met een lid dat de rekeningen niet meer kon betalen en waar een oplossing voor werd gezocht. Dit sterkte in de beginjaren alleen maar de gedachte om alleen leden toe te laten waarvan iedereen overtuigd was van de financiële daadkracht.
De prijs voor ruwe olie waarop de motoren draaiden bedroeg in 1923 6,90 gulden per 100 kg. De vervoerskosten van het jaar 1923 bedroegen 1.420 gulden om de olie van Amsterdam naar Urk te krijgen. Keuter maakte 29 reizen naar Amsterdam waarbij 1.684 vaten ruwe olie en 121 vaten smeerolie werden vervoerd.
Intussen hadden andere oliemaatschappijen ook gezien dat de CIV een groeiende vereniging was waarvan bekend was dat de leden hun financiële verplichtingen nakwamen. Dus stuurden zij ook offertes naar de CIV met aanbiedingen. Als ze lager waren dan werden deze getoond aan De Stichtse Oliemaatschappij uit Rotterdam, waar de CIV de olie van betrok. Deze maatschappij had in die jaren een dependance tegenover de visafslag van Amsterdam om zo concurrerend te kunnen werken.
Bij de aanbesteding van het vervoer aan het eind van 1923 kwam Lub Bakker als beste uit de bus, namelijk 35,73 gulden per 10 ton. Hij werd de nieuwe vervoerder. Verder werd aan burgemeester Kagei 25 gulden betaald voor het mogen gebruiken van zijn grond voor olieopslag. Ook werd een geval van vandalisme besproken. Er was een stop van een olievat opengedraaid en de olie was weggelopen. Dit noopte de CIV tot een betere afrastering van het terrein om baldadige jeugd te weren.
In 1924 werd na afloop van het contract met de Stichtse besloten om ook eens bij een andere leverancier smeerolie te bestellen. Tien va-
ten bij de Stichtse en tien vaten bij Van der Spek uit Gouda. Hetzelfde jaar gaf penningmeester Jurie van den Berg opdracht aan een timmerman om een doelmatige los- en laadplank te maken voor het vervoer van de vaten olie.
Op een bestuursvergadering meldde Jurie van den Berg dat Koekman van de Stichtse Oliehandel bij hem was geweest met een aanbieding machineolie. Vijftig vaten voor 24 gulden per 100 kg met daarop een korting van 5%. Dit werd unaniem aanvaard. Dezelfde bestuursvergadering opperde voorzitter Harm Oldenhof het idee voor het aanschaffen van een grote tank voor de opslag van olie. Alle bestuursleden stemden hiermee in. Besloten werd om bij de Bataafsche Oliehandel te informeren wat een tank zou moeten kosten. Klaas Korf merkt op dat een tank van 30.000 kg groot genoeg moest zijn. Ook waren er deze vergadering klachten over vaten die niet vol afgeleverd werden.
Gewezen werd op lekkage van de houten vaten, waarna Jurie van den Berg opperde om de stoppen op de vaten te verzegelen. Klaas Korf en Harm Oldenhof namen het op zich om onderzoek te doen naar de aanschaf van een opslagtank. Voor 1925 werd het vervoer van de olie gegund aan F. Bakker voor een bedrag van 34,75 gulden per 10 ton. Ook was er een aanbieding van Van der Spek: 100 vaten smeerolie voor 24 gulden per 100 kg. Deze aanbieding gold tot mei 1926 en werd geaccepteerd.
In 1925 werden voor het eerst ijzeren vaten aangeschaft voor het vervoer van gasolie, omdat de houten vaten door lekkage te veel olie verloren. De smeerolie werd nog wel in houten vaten geleverd.
Er was een schrijven van Rijkswaterstaat binnengekomen dat voor 1 februari 1925 de olieopslagplaats op de buitenhaven verwijderd moest worden. Hierop maakte voorzitter Johannes Romkes een afspraak met de ingenieur en gaf hem te kennen dat er geen andere geschikte locatie te vinden was. Het werd vervolgens door Rijkswaterstaat gedoogd dat de opslagplaats
voorlopig bleef waar hij was. Het bestuur gaf opdracht aan Harm Oldenhof en Jurie van den Berg om met Kagei te onderhandelen of de CIV zijn grond niet voor 5 of 10 jaar in huur kon krijgen.
Op een ledenvergadering op 21 maart 1925 werd een leveringsvoorstel van de Bataafsche Oliehandel voorgelezen en ook aangenomen. De Bataafsche was een dochtermaatschappij van de Shell en betrok olie uit Nederlands Indië. De officiële naam was Bataafsche Petroleum Maatschappij, kortweg BPM. In dat jaar kwam een vertegenwoordiger van de Bataafsche Oliemaatschappij op Urk om met voorzitter Johannes Romkes te onderhandelen over de prijs voor de levering van olie. In latere jaren zouden zijn zoon Klaas (UK 68) en kleinzoon Johannes (UK 22) veelvuldig dergelijke onderhandelingen voeren.
Bij het opleggen van gasolie in Amsterdam was de prijs 7,75 gulden per 100 kg. De motorbotters konden na het lossen zo naar de overkant van het IJ varen om hier hun botters
Bij een aantal vaten smeerolie met v.l.n.r. Albert Post, Frans de Jong, Gerardus Metz, Luut Kamper, Sjoerd van den Berg, leverancier, Klaas Hakvoort en werknemer Hendrik Bakker.
Om lekkage te voorkomen werd de gasolie vanaf 1925 geleverd in ijzeren vaten.
van olie te voorzien. Op Urk waren de kosten voor de olie hoger vanwege het vervoer. Het opleggen in vaten kostte 8,25 gulden per 100 kg. In 1923 bedroeg de prijs nog 6,90 gulden per 100 kg. We zien hier al een prijsverhoging en dat was ook in die jaren continue onderwerp van gesprek, net als de kwaliteit.
Albert Ras maakte in deze vergadering kenbaar dat naar gelang de weersomstandigheden, warmer of kouder, er wel 2 à 3 kg speling in de hoeveelheid olie kon zijn (soortelijk gewicht olie is onderhevig aan temperatuurverschillen).
Het werd dus allemaal goed in de gaten gehouden door de leden wat er werd geleverd.
In de loop van 1925 zakte de prijs naar 7 gulden per 100 kg. Na aanschaf van ijzeren vaten werd er een boetesysteem opgesteld voor het gebruik van deze vaten. Wie de lege vaten langer dan een maand aan boord had kreeg een boete van een gulden per vat. Er was gedoe met de opslag van de aangeschafte ijzeren vaten, waarop Jurie van den Berg besloot om contact op te nemen met scheepstimmerman Albert Roos. Gevraagd zou worden of de vaten bij Roos in de schuur konden worden opgeslagen.
Er kwam eind 1925 een aanbieding van Van der Kwast uit Weesp binnen om 10 ton olie te mogen leveren voor 6,50 gulden per 100 kg. Dit aanbod werd na afloop van het contract met BPM meegenomen in de onderhandelingen. Er gaan prijsopgaven de deur uit voor de levering van 250 ton goede kwaliteit gasolie aan BPM en de firma Van der Kwast te Weesp. Aan drie leveranciers werden offertes gevraagd voor de levering van 30 ton in de haven van Scheveningen. Ook kwam nu het verzoek om niet meer in kilogrammen te rekenen maar dit om te zetten naar liters.
Op 27 december 1925 vervoegden de bestuursleden Johannes Romkes, Jurie van den Berg en Jauwk van Dokkum zich op het kantoor van de BPM te Den Haag om te onderhandelen over de levering van olie. Het voorstel van BPM was om voor geheel 1926 olie te leveren voor
de dagprijs en dan reductie aan te bieden van 7% op 250 ton, 8% op 300 ton en 9% op 350 ton. Het drietal ging hier niet mee akkoord en kwam met een tegenvoorstel: een prijs van 6,50 gulden onverpakt te Amsterdam en 7 gulden verpakt te Amsterdam en de laatste prijs niet te boven gaan. Plus een reductie van 10% voor alle olie opgelegd in Scheveningen, IJmuiden, Amsterdam en Urk. Op 31 december werd op Urk een telegram bezorgd met daarin de bevestiging dat de BPM akkoord ging, met de schriftelijke bevestiging dat de maximumprijs niet hoger werd dan 7 gulden Het hele jaar was hiermee dus afgedekt. De CIV vroeg hierna meteen om een offerte aan BPM voor het leveren van 100 vaten smeerolie voor 1926. Uiteindelijk werd er nog een paar keer om tafel gezeten met vertegenwoordigers van de BPM. Het uiteindelijke resultaat per vat was 7 gulden verpakt in Amsterdam, 6,50 gulden onverpakt in Amsterdam, 7,60 gulden verpakt in Scheveningen, 7,10 gulden onverpakt in IJmuiden en 7,60 gulden verpakt in alle andere Nederlandse havens, plus een reductie van 10% met een extra reductie van 1% over de gehele massa als de dagprijs geen enkele keer in 1926 de dagprijs van 7 gulden te boven gaat. Het onverpakte tarief gold voor het rechtstreeks bunkeren per slang in het schip vanaf een bunkerstation.
EIGEN GEBOUW
Rijkswaterstaat bleef het de CIV lastig maken. Sjoerd van den Berg was al in gesprek geweest met de burgemeester, maar in het voorjaar van 1926 kwam er een brief binnen van de technisch ingenieur Dorma waarin een ultimatum werd gesteld voor het ontruimen van de olieopslagplaats. Wat er na 15 april nog lag, zou in beslag worden genomen door Rijkswaterstaat. Nadat onderzoek voor het plaatsen van een opslagtank op niets was uitgelopen, kwamen vragen van de leden van de CIV om de BPM te vragen of die geen tank op Urk wilden plaatsen. Omdat het merendeel van de leden olie oplegde in Amster-
dam werd hiervan afgezien.
Op 29 mei 1926 werd in een bestuursvergadering opnieuw gevraagd om een keuze te maken voor een nieuwe plek voor de opslag van olie. De ene plek is oostelijk van de oosthavenkom en de andere plek op de vluchthaven waar al vier jaar de vaten olie lagen. De oude locatie mocht wel worden gebruikt mits gebruik werd gemaakt van een betonnen kelder om bodemvervuiling te voorkomen. Besloten werd om met Rijkswaterstaat in gesprek te gaan. Deze kwestie bleef zo doorgaan totdat in 1929 duidelijk werd dat er een opslagloods gebouwd mocht worden bij de toenmagige opslaglocatie. In dat jaar werd door de leden 548 ton olie betrokken van de BPM.
In 1930 was eindelijk het pakhuis gereed op de locatie Wijk 2-32, naast de ijsfabriek en de opslag op de plek waar nu drukkerij Het Kleine Klif gevestigd is.
EEN KORTE DIP
Zo regen de jaren zich aaneen met steeds weer dezelfde kwesties op de vergaderingen. Wel was er een daling in de omzet te zien na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932. De omzet ging, ook mede door de wereldwijde economische crisis, naar een dieptepunt in de jaren 1935-1936 om daarna weer omhoog te krabbelen. Op de jaarvergadering op 4 januari 1938 werd er voor het eerst weer gesproken over het plaatsen van een tankinstallatie. Maar bij stemming waren er 14 leden tegen en 7 voor, dus voorlopig geen tankinstallatie. Op het eiland werden de vaten door vrachtrijder Roos, eventueel met paard en wagen, vervoerd naar de schepen. Toen de motorisering al ver gevorderd was, hadden de schepen grotere tanks en werden deze vanaf de wal vanuit de vaten gevuld. Pas later kwam er een bunkerbootje dat rechtstreeks in het schip pompte.
Een advertentie in Schuttevaer van juni 1935. De leverancier was trots de smeerolie te mogen leveren aan de CIV.
Vervolgens waren er de donkere oorlogsjaren waarin de activiteiten van de CIV op een heel laag pitje stonden. Alle olie moest op last van de bezetter via Oliehandel Klaas de Boer gekocht moest worden. Het ging wel via de CIV, maar deze moest de olie dan via De Boer betrekken, die overigens wel leverde naar zijn mogelijkheden.
Na de bevrijding kan de CIV weer zelfstandig zaken doen. De olie van de BPM kwam uit Nederlands-Indië. Bij de Japanse inval in 1942 werden alle installaties en raffinaderijen in de brand gestoken en vernietigd om ze niet in handen te laten vallen van de Japanners. Na de oorlog werd BPM, wat er nog van over was, door de nieuwe Indonesische overheid geconfisqueerd. Dit was het einde van de Shelldochter. Shell deed nog wel pogingen om een contract te verkrijgen met de CIV en was ook bereid om mee te betalen aan herstel van het beschadigde gebouw van de CIV. De leden kozen massaal voor Gulf vanwege betere voorwaarden en prijzen.
Na de oorlog kwam zo een einde aan de relatie met Shell en dochtermaatschappij BPM.
Wellicht dat de ontwikkelingen in NederlandsIndië hier een rol hebben gespeeld. Gulf ging voortvarend te werk en benoemde schoolmeester Gerardus Metz tot agent van de Gulf op Urk. De Gulf bouwde een eigen opslagplek op de haven met opslagtank en nam het bunkeren van de schepen met auto’s en schepen voor zijn rekening. Later kwamen er opslagschepen in de haven te liggen met een eigen tankinstallatie.
Het olieverbruik nam na de oorlog een enorme vlucht. In 1950 werd voor een bedrag van 174.776,25 gulden olie en vet verbruikt. De kwestie smeerolie, die al jaren speelde, werd nu weer door Gulf benut om te trachten alle leden van de CIV op hun smeerolie te laten draaien met daarbij nog gunstiger prijzen en reductie in het vooruitzicht. Maar de meningen over kwaliteit van smeerolie zullen wellicht altijd verdeeld blijven.
Wel waren er problemen met levering als
tankwagen.
de vloot in andere havens lag. Zoals na de oorlog in Breskens, waar er de nodige logistieke problemen waren met het leveren van olie aan de klanten. Het duurde vaak jaren voordat er een goed netwerk aan leveranciers en opslag was en Gulf bood hier meestal de helpende hand.
Vanaf de jaren vijftig ging het olieverbruik met enorme sprongen omhoog. De pk-race ging eerst met kleine stappen maar nam in de jaren zestig een grote vlucht na de introductie van de boomkorvisserij. Er werd met zwaarder vistuig gevist . Waren er begin jaren zestig vermogens van 250 tot 360 pk gangbaar, dit veranderde in de tweede helft van de jaren zestig naar 500 tot
Het gebouw van Gulf op de Handelskade en de
800 pk en de 1.000 pk kwam in zicht. Evenredig aan deze race was ook de omzet van de CIV. De nieuwbouwkotters werden bij de vleet besteld. In 1973 bedroeg de omzet 5.361.471 gulden waarvan 3.500.000 gulden aan olie en vetten. In 1974 een omzet van krap 10.000.000 gulden waarvan 7.000.000 aan olie en vetten. Hierna liep de omzet iets terug, mede door de saneringsrondes waardoor een aantal leden afvloeiden.
In 1978 werd 0,26 gulden per liter betaald, maar in 1979 liep de prijs vanwege spanningen in het Midden-Oosten op naar 40 cent, om vervolgens in de jaren daarna door te stijgen tot 0,73 gulden per liter in 1982, waarna in 1983 de prijs weer wat zakte. Dit had echter tot resultaat dat in beginjaren tachtig veel leden in de problemen kwamen door de dure olie. Zelfs bestuursleden van de CIV zagen dat de bank hun rekeningen niet meer wilde betalen. Deze jaren zorgden er mede voor dat er gezocht werd naar alternatieve visserijen en manieren om de brandstofkosten omlaag te krijgen. Veel nieuwbouwkotters in deze jaren werden uitgerust met een installatie om op (goedkopere) stookolie te draaien. Maar de onderhoudskosten aan de hoofdmotor namen vaak evenredig toe en
ook het vele werk dat gepaard ging met het gebruik van stookolie zorgden ervoor dat dit niet gelijk door iedereen werd aangeschaft.
De Visserijcoöperatie Urk deed heel lang zaken met Gulf, een merknaam die in 1983 werd overgenomen door Kuwait-Petroleum International. In 1986 werden de producten onder de naam Q8 op de markt gebracht en prijkte die naam daarna ook op de gevel van de Visserijcoöperatie Urk op de haven.
In 1983 werd er 54.000.000 liter olie verbruikt wat zorgde voor een omzet aan alleen olie van 42.900.000. Er waren in die jaren moeizame onderhandelingen met Fokke Hoekman en Zonen voor de distributie in de noordelijke havens als Lauwersoog, Delfzijl en de Eemshaven. Hoekman deed dit sinds de jaren zeventig, toen ook hier logistieke problemen waren in havens die nog helemaal ontwikkeld moesten worden. De Visserijcoöperatie Urk koos er halverwege de jaren tachtig voor om het bunkeren in de havens aan één partij te geven, ook vanwege de kosten. Dit leidde uiteindelijk tot een contract met Peter Kruijff van KBS. Deze verzorgde de distributie vanaf de raffinaderij in Rotterdam over de diverse havens tot in de schepen voor een toeslag van 2,25 cent per liter.
Gulf presenteerde zich begin jaren zestig tijdens de Vlaggetjesdag en Visserijtentoonstelling. (foto’s Gerrit Wakker)
Het olieverbruik van de leden van de coöperatie in 1985 was krap 60.000.000 liter gasolie en 7.000.000 liter stookolie, wat zorgde voor een omzet van 55.282.000 gulden. Hierna ging het verbruik naar beneden, mede door het invoeren van verplichte stilligweken, wat uiteindelijk in 1987 resulteerde in de invoering van een zeedagenregeling. Het aloude raak vissen van maandag tot zaterdag en week na week was hiermee, voorlopig tot een eind gekomen.
De pk-race kon nog lang voortgezet worden en bereikte een hoogtepunt in de jaren tachtig, toen schepen gebouwd werden van ruim veertig meter lang en vermogens van meer dan 3.000 pk. Uiteindelijk greep de overheid in en werd in 1988 paal en perk gesteld aan de tonnage en het vermogen van de vloot. Nieuwe schepen mochten niet meer dan 2.000 pk hebben.
De prijzen van de olie daalden wel weer. Eind jaren tachtig was de prijs 0,24 tot 0,29 gulden per liter. Hierdoor werd er geen stookolie meer verstookt. In 1988 werd 79.582.000 liter
Directeur Villerius hield de dagprijzen van de olie bij in een grafiek. gebruikt voor een bedrag van 19.227.000 gulden. In 1989 daalde het volume nog iets verder naar 75.321.000 liter voor een bedrag van 22.144.000 gulden. In de jaren daarna schoot de prijs weer omhoog richting 0,40 gulden, mede veroorzaakt door spanningen en oorlogen in het MiddenOosten. De olieprijs en onlusten in de wereld zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Lubbertje Kramer op de tankboot van Gulf in de Urker haven.
Het bestuur van de VCU en de directie van Q8 in overleg.
ZELF INKOPEN
Van langlopende prijscontracten ging de Visserijcoöperatie Urk over op de dagprijzen van de olie zoals deze op de beurs werden aangeboden.
Directeur Villerius hield op grafieken de dagprijs van de olie bij waardoor het bestuur aan het eind van de week kon zien wat de weekprijs was die aan de leden werd doorberekend.
Sinds begin jaren negentig begon Visserijcoöperatie Urk ook met het afdekken van de olieprijs op de termijnmarkt. Hierdoor kon men als het ware een prijs vastzetten en hoefde men niet alle olie tegen de dagprijs af te nemen. De Visserijcoöperatie Urk nam in de jaren negentig rond de 2,5 miljoen liter gasolie per week af, jaarlijks zo’n 120 miljoen liter.
Directeur Jan Fokke de Boer hield de oliemarkt steeds van uur tot uur bij en meestal werd in overleg met het dagelijks bestuur een deel van de afname afgedekt, maar het gebeurde ook wel dat Jan Fokke de Boer midden in de nacht al een termijn afdekte, afhankelijk van vraag en aanbod of onrust in de wereld. De directeur bleek hier een goede neus voor te hebben, want vrijwel altijd betaalden de leden minder dan de dagprijs. Het verschil kon soms wel oplopen tot 10 tot 15 cent per liter, en dat telde toen voor de grote boomkorschepen flink aan.
De onderhandelingen die gevoerd werden met de Gulf waren de kosten die betaald moesten worden voor het verpompen van de olie vanaf de raffinaderij. Dit waren steeds jaarcontracten, vaak gepaard met een verplichte afname van smeerolie, want daar verdiende Gulf het meeste aan. Bij de opening van het nieuwe pand in 1996 gaf de heer Hoste, directeur Q8 Benelux, aan dat hij het bestuur van de Visserijcoöperatie Urk heeft ervaren als keiharde onderhandelaars. ,,Mijn collega en ik hebben er grijze haren aan overgehouden. Maar in al die jaren is toch een persoonlijke band gegroeid, gebaseerd op vertrouwen en oprechtheid.”
Directeur Jan Loosman werkt al vanaf 2000 bij de VCU en was altijd betrokken bij de inkoop van olie. De topjaren wat olieleverantie betreft waren voorbij en hij zag het volume afnemen van 85 miljoen liter in 2006 naar 54 miljoen liter in 2017. Na het pulsverbod nam het volume weer toe, omdat weer overgeschakeld moest worden op de meer brandstofverbruikende boomkorvisserij. In 2021 werd 61 miljoen liter geleverd door toename van het aantal leden. Loosman heeft de handel in de loop der jaren zien veranderen. Indekken van olie was vroeger op voorhand al vaak voordelig, omdat
In 1986 werd het Gulflogo op de coöperatie omgewisseld voor Q8. Op de foto de onthulling door voorzitter Jelle Romkes (l) en de directeur Q8 Benelux.
meestal werd uitgegaan van een prijsdaling in de loop van de contracttermijn. Indekken leverde dan een lagere prijs op dan de actuele prijs. Vanwege de diversiteit in het soort schepen, en de belangen per lid verschillend kwamen te liggen, was op verzoek van de leden besloten om individueel indekken mogelijk te maken. Het speculatierisico kwam toen bij de individuele leden zelf te liggen. Indekken was niet altijd voordelig, dat bleek wel in de afgelopen jaren, de coronatijd. De olieprijs daalde zo sterk dat de vastgezette prijs veel hoger lag dan de dagprijs.
April 2022 lijkt het niet verstandig om vast te zetten en zijn er geen schepen die indekken.
Jan Loosman bij het scherm waar de actuele prijzen van de olie op worden weergegeven.
VCU Oil beschikt over een groot netwerk aan bunkeraars die de schepen in de havens van brandstof en smeerolie kunnen voorzien.
Nu wordt de prijs betaald die op de dag van bunkeren geldt. Zelfs de tot voor kort gehanteerde weekprijs is losgelaten, omdat de prijzen door de oorlog in Oekraïne te sterk fluctueren. Op 26 maart 2022 werd de hoogste prijs betaald in de historie van de VCU: 98,90 cent per liter. Voor veel schepen toen reden om voor de kant te blijven, omdat vissen niet meer rendabel was.
ALLE MERKEN
VCU Oil is verantwoordelijk voor de levering van gasolie, smeerolie en vetten aan haar vloot, die bestaat uit leden en niet-leden en dit zijn allang niet meer alleen vissersschepen. Hiervoor heeft VCU Oil een uitgebreid netwerk aan olieleveranciers, waaronder de vaste bunkeraars Gulf (dat KBS heeft overgenomen) en Klaas de Boer.
Aangezien de meningen verschillen over de smeerolie is VCU Oil specialist in de merken Gulf, Mobil, Shell, Total, Kroon en Kuwait, maar levert in principe alle merken en op iedere plek in Nederland. De service biedt daarnaast het analyseren van smeeroliemonsters en het verstrekken van een deskundig advies.
7. VCU Maritime BV
Hoe het leveren van touw en netwerk uitgroeide tot een belangrijke service met een team van specialisten die een schip compleet inrichten voor de visserij. Niet meer alleen voor de leden, maar ook elders in Europa toonaangevend op visserijgebied.
Van oudsher leverde de Visserijcoöperatie Urk al ketting, touw- en netwerk aan de leden. Later kwam het maken van delen van netten erbij in de locatie op de Westhaven, waarbij Sjoerd van den Berg de leiding had. Dit werk breidde zich uit aan de Handelskade toen men meer ruimte kreeg. Na het vertrek van Sjoerd zwaaide Teunis Hoekstra de scepter
Het terrein van VCU Maritime aan de Vliestroom met een deel van het wagenpark. over de nettenafdeling. De komst van een kettingschuur en later een nettenschuur aan de Vliestroom zorgde voor nog meer ruimte. VCU Maritime werd een belangrijke leverancier van staaldraad en ketting door de eigen import. De dienstverlening kreeg een flinke impuls door de aanschaf van eigen kraanwagens, wat uiteindelijk uitgroeide tot wagens die een schip com-
De opslag van ketting en staaldraad in de kettingschuur.
Foto onder: Evert Kramer en Jan Bakker aan het werk.
pleet op locatie kunnen optuigen.
Een belangrijke stap in de ontwikkeling naar de rol van complete visserijspecialist was de bouw van het nieuwe bedrijfspand met de 22 meter hoge nettenschacht in 1996. Uniek in Nederland, want hier kon een volledig net in de visstand worden uitgehangen. Aan boord was het altijd maar ‘knaken’ om een net goed te krijgen. Nu kan meteen gecontroleerd en bekeken worden hoe de stand van het net was. Een hangend boomkornet met al die wekkerkettingen is imposant om te zien.
Voor de twinrig- en flyshootvisserij kunnen er netten tot 40 meter stijfgezet worden tussen de lierpalen. De maritieme poot is nog steeds gevestigd aan de Vliestroom, waar men 4.000 vierkante meter bedrijfsruimte ter beschikking heeft. VCU Maritime is gespecialiseerd in het optuigen van schepen die werkzaam zijn in de visserij, offshore en binnenvaart.
MAATWERK
De productie van complete visnetten gebeurt nog steeds geheel in overleg met de klanten. Vroeger was dit vooral op basis van door vissers opgedane ervaringen die dan door de mensen van de nettenafdeling vertaald moesten worden. Tegenwoordig is de computer niet meer weg te denken bij het ontwerpen van de netten. VCU Maritime beschikt over speciale software en slaat de ontwerpen op voor de klant. Door
de jaren heen is veel kennis opgedaan over verschillende soorten vismethoden. Naast dit advies zijn er nog allerlei berekeningen voor netten en tuigage en zo wordt VCU Maritiem nauw betrokken bij de uitrusting voor de visserij. Omdat VCU Maritime BV over de meest up-to-date simulatiesoftware beschikt, kunnen ontwerpen van verschillende vismethoden zeer realistisch worden gesimuleerd.
De basis van een goed visnet is de juiste materiaalkeuze. Vanwege wettelijk voorgeschreven
Twee boomkornetten in de nettenschacht.
Overzichtsfoto’s van de afdeling VCU Maritime 1996.
De aanschaf van kraanwagens was een flinke stap voorwaarts in het serviceniveau.
De kraanwagens voorzien een vissersschip op locatie van de gehele tuigage.
maaswijdtes is het materiaal van groot belang, omdat dit onder invloed van krachten, temperatuur en water onderhevig is aan krimpen en rekken. VCU Maritime BV gaat daarom altijd voor de beste kwaliteit. VCU Maritime werkt samen met verschillende fabrieken over de hele wereld. In combinatie met de ervaring van de visser op zee creëren en leveren de producenten topmateriaal met de hoogst mogelijke breekkracht. Door deze nauwe samenwerking is VCU Maritime BV continu op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op dit gebied. Deze nieuwe ontwikkelingen worden meteen doorgevoerd in de producten van VCU Maritime BV, waardoor
snel aan de vraag kan worden voldaan. Hiervoor heeft VCU Maritime in totaal 1.200 vierkante meter opslagcapaciteit om veel materiaal op voorraad te kunnen houden.
VCU COMBIROPE
VCU Maritime is gespecialiseerd in VCU CombiRope. Dit is een combinatie van staaldraad en touw waarbij de strengen staaldraad volledig omhuld zijn met touw. Deze combinatie zorgt voor een sterk en flexibel touw. Het wordt voornamelijk gebruikt door de flyshooting-vismethode. Afwijkende maten en kwaliteiten kunnen bij afwijkende visgronden op aanvraag
VCU Maritime maakt complete netten. Transport van VCU CombiRope.
Het optuigen van een schip.
geleverd worden. De geleverde lange lengtes zorgen voor minder splitsen, en daardoor minder kans op breuk en slijtage.
STERKE POSITIE
VCU Maritime BV onderscheidt zich door uitstekende service te bieden, mogelijk gemaakt door de ervaren tuigage- en nettenspecialisten. Vanuit Urk wordt geopereerd met een wagenpark van vijf moderne kraanwagens met een capaciteit van 65 tot 110 ton die op locatie actief zijn. De kraanwagens zijn uitgerust met een hydraulisch systeem en grote lieren waarmee de draden en touwen onder spanning kunnen worden opgedraaid. VCU Maritime bedient de kust van West-Europa, van Frankrijk tot Denemarken en Engeland. Verder verzorgt VCU Maritime de volledige riggingplannen. Van het leveren van de producten tot het installeren en het instrueren van de klant over het gebruik van de producten. De specialisten op de kraanwagens kunnen de bemanning ook begeleiden zodat zij
zich vertrouwd kunnen maken met de tuigage. Het leveren van zo’n totaalpakket bewijst ook hoe belangrijk deze mensen van VCU Maritime zijn. Wie op zo’n vrachtwagen zit kan ook alles: hydrauliek, tuigagespecialist, weet alles van een kotter, kent het product en kan splitsen, is vrachtwagenchauffeur, kraanmachinist, weet welke onderdelen nodig zijn en heeft verstand van visserij. De man van VCU Maritime krijgt vaak de leiding als een schip omschakelt of opgetuigd wordt. Voordat je op een kraanwagen komt heb je dus al jaren ervaring opgedaan.
OFFSHORE
VCU Maritime heeft geen kantoortijden, maar is zes dagen per week 24 uur per dag beschikbaar. Tijd is nu eenmaal geld en vissers willen zo snel mogelijk weer vissen. Dit geldt ook voor de offshore. VCU Maritime heeft alles in huis om schepen voor de offshore en binnenvaart uit te rusten met een tuigagepakket. Denk aan meertouwen, sleep- of ankerkettingen, sleep-, koppel-, neuring- en ankerdraden van staal, HMPE of Dyneema. Allemaal materiaal dat onder IACS-klasse geleverd kan worden.
De kraanwagens in combinatie met een eigen TCD zorgen er voor dat ze vaak ingezet worden bij reparaties van met name de baggerindustrie. Het scheelt veel tijd als één bedrijf die spoedreparaties kan uitvoeren zoals demontage, vervoer en de reparatie van dit zware materiaal. Meestal wordt de schade ter plekke gerepareerd, zodat het schip snel weer vaart.
VCU Maritime levert tuigage aan de offshore.
Albert Hartman op de beurs in 2010.
8. VCU Store BV
Hoe naast oliën en vetten ook het leveren van andere visserijbenodigdheden en gereedschappen steeds belangrijker werd. Aanvankelijk geen breed assortiment, maar nu uitgegroeid tot een heuse store.
Detailhandel en Visserijcoöperatie Urk heeft op Urk bij sommige mensen altijd enigszins gevoelig gelegen. De gemeente Urk had veel moeite met detailhandelsbestemming . In het gebouw op de Westhaven werden al zaken verkocht als klompen en touwwerk, en later op de Handelskade werd dit nog verder uitgebreid. Aan de locatie lag het
niet, want toen de Visserijcoöperatie Urk in 1979 verhuisde naar de Handelskade zat er binnen de kortste keren bestemming detailhandel op de locatie Westhaven toen Piet Brouwer hier zijn winkel opende.
De bestemming detailhandel ging er op de Handelskade meteen af toen de coöperatie hier kwam en er mocht officieel alleen aan de
Het pand aan de Vliestroom met VCU Store, Safetycentre en Maritime.
Het intereur van de coöperatie op de Handelskade waar Klaas van den Berg sr. de winkel en het magazijn beheerde
leden verkocht worden. Bij de verhuizing van de Handelskade naar het industrieterrein was de tegenwerking niet anders. De Visserijcoöperatie Urk kon het pand verkopen aan de Boni Supermarkt, maar de gemeente wilde niet meewerken aan een bestemmingsplanwijziging naar detailhandel. Uiteindelijk werd het pand verkocht voor 970.000 gulden aan de ondernemers Rik
Koster, Lub Bakker en Dirk Korf. Deze Urker ondernemers kregen er binnen de kortste keren detailhandels- en woonbestemming op. Het leidde tot veel ongenoegen bij het bestuur en de directie van de Visserijcoöperatie Urk, omdat hierdoor een miljoen gulden was misgelopen bij de verkoop van het pand. Die frustratie resulteerde er wel in dat de ingang van de winkel
De verfmengmachines.
Het interieur van VCU Store aan de Vliestroom.
Een ruim assortiment in de winkel van VCU Store.
op de Vliestroom van de achterkant naar de voorzijde werd verplaatst. Er kwam meteen een brief van de gemeente, en de verantwoordelijk wethouder werd uitgenodigd door directeur Jan de Boer voor een goed gesprek. De hele historie van tegenwerking werd de wethouder verteld, met de mededeling dat de Visserijcoöperatie Urk met een schadeclaim zou komen vanwege de ongelijke behandeling. Zover kwam het gelukkig niet.
ZAKELIJKE KLANTEN
De VCU Store werd op de Vliestroom gerund door Klaas van den Berg en de winkel is een begrip geworden in de maritieme sector. Inmiddels wordt VCU Store gerund door Bertus Blom en werken er in totaal vijf mensen. Het klantenbestand van VCU Store bestaat uit leden van VCU en de Binnenvaartgroep Nederland. Daarnaast nog veel zakelijke klanten, zoals de (vis) industrie, schildersbedrijven, scheepswerven, scheepsbouwers, straalbedrijven etcetera.
Vanuit VCU Store worden diverse maritieme producten geleverd uit het zeer uitgebreide assortiment. Verf, schuur- en slijpmaterialen, gereedschap, visserij- en werkkleding, proviand, schoonmaakmiddelen, scheeps- en machinekamerbenodigdheden, blokken en sluitingen, accu’s, elektra, watersportartikelen, fenders en boeien en natuurlijk een ruim assortiment
visserijartikelen. Niet alleen binnen Nederland, maar ook internationaal zet VCU Store producten af aan haar afnemers.
VCU Store heeft ook een eigen professionele verfafdeling, te herkennen als VCU Coatings. VCU Store beschikt over een aantal hypermoderne en professionele verfmengmachines van Sigma PPG Protective & Marine Coatings en Nelf/Koopmans. Vanuit de verfafdeling worden alle denkbare verfsystemen voor boven- en onderwater, primers, aflakken etc. rechtstreeks uit een ruim beschikbare voorraad geleverd.
Verder is VCU Store sinds een aantal jaren volop bezig met de opzet van een breed assortiment EU-goedgekeurde conserveringsmiddelen voor onder meer kreeft, krab, inktvis, garnalen, schelpdieren en diverse vissoorten. Ook levert VCU Store conserveringsmiddelen voor (slurry)ijsmachines en leveren ze glaceermiddelen voor o.a. de visindustrie. Dit doet VCU Store als dealer voor West-Europa in samenwerking met onze producent TQI uit Spanje. Hierdoor hebben ze ook korte lijnen met de laboratoria van Anfaco Cecopesa uit Spanje, een Europese autoriteit op het gebied van conserveren, voedselkwaliteit en veiligheid.
De klanten profiteren van een scherpe prijs, omdat er rechtstreeks bij de producenten en importeurs wordt ingekocht.
Klaas van den Berg (m) nam in 2012 afscheid van VCU Store.
De ingang van VCU Store aan de Vliestroom.
9. VCU Safetycentre BV
Hoe de wens om zelf vlotten te keuren uiteindelijk werd gerealiseerd met een gecertificeerd veiligheidscentrum voor beroeps- en pleziervaart. VCU Safetycentre is bij uitstek een gevolg van het streven om steeds de kosten omlaag te brengen.
Dat de Visserijcoöperatie Urk zich ook ging richten op de veiligheid aan boord, vloeide voort uit jaarlijkse verplichte keuring van de reddingsvlotten. Op de ledenvergaderingen in de jaren zeventig kwam vaak de vraag van leden of het geldverslindende jaarlijkse keuren van de reddingsvlotten niet in eigen beheer gedaan kon worden. Bij de
nieuwbouw van 1979 werd er al rekening mee gehouden om een gedeelte van het nieuwe gebouw in te richten als keuringsstation voor reddingsvlotten. Er werd contact opgenomen met de leveranciers van vlotten, maar die waren niet happig om dit uit handen te geven. Ook de Scheepvaart Inspectie (huidige Inspectie Leefomgeving en Transport ILT) was niet bepaald
Rein Snoek (l), Erik Kaptijn (m) en Theun de Rooij.
enthousiast over een eigen keuringsstation van de CIV. Uiteindelijk werd in het Deense Esbjerg overeenstemming bereikt met leverancier Viking, maar die stelde steeds weer nieuwe eisen en voorwaarden. Jelle Romkes van de UK 34, 36 en 172, zou een opleiding krijgen als keurmeester, maar de Scheepvaart Inspectie bleef dwarsliggen. Uiteindelijk werd na jaren onderhandelen besloten om dit op de lange baan te schuiven. Begin jaren negentig ging Jan Fokke de Boer weer in gesprek met de Scheepvaartinspectie omdat de kosten behoorlijk uit de hand liepen. Elk schip had twee vlotten en een simpele keuring kostte minimaal 1.000 gulden per stuk. De VEVC kaartte die situatie aan bij de Scheepvaartinspectie, met het verzoek om hier betere afspraken over te maken en desnoods zelf de keuring uit te voeren om zo de kosten omlaag te brengen zonder dat dit ten koste ging van de veiligheid.
Het duurde uiteindelijk tot 2006 voordat de VCU van start kon gaan met een eigen veiligheidscentrum dat bemand werd door Piet ter Veen en Rein Snoek. De VCU was tot die tijd al tussenpersoon als het ging om het keuren van vlotten, maar kon die keuring nu zelf uitvoeren. Het centrum werd ondergebracht in het pand waar eerst de TCD in gevestigd was.
VCU Safetycentre, is nu een volledig ISO 9001 gecertificeerd veiligheidscentrum, dat zich richt zich op de veiligheid aan boord en in een bedrijf. De veiligheid wordt gegarandeerd door het periodiek keuren en certificeren van producten zoals vlotten, hijs- en hefmiddelen, reddingsvesten, overlevingspakken, brandblussers en medicijnkisten.
VCU Safetycentre keurt en levert voor zowel de beroepsvaart als de watersport reddingsvlotten. In de Nederlandse visserij heeft men een aanzienlijk marktaandeel. VCU is dealer van de Franse topmerken Survitec (vroeger Zodiac, bestemd voor beroepsvaart) en Plastimo (watersport) en is gecertificeerd om beide merken te keuren. Voor de beroepsvaart levert VCU
Survitec SOLAS goedgekeurde reddingsvlotten met zowel een jaarlijkse keuring als een tweeenhalfjaarlijkse keuring. De vlotten kunnen ook gehuurd worden van het VCU Safetycentre.
De keuringen aan de reddingsvlotten, maar ook aan de verschillende typen reddingsvesten, worden verricht door de eigen gecertificeerde keurmeesters Rein Snoek en Theun de Rooij. VCU Safetycentre levert complete veiligheidsplannen voor schepen. Zij maken graag een duidelijk, overzichtelijk plan inclusief tekening en begeleiden bedrijven van voorbereiding tot uitvoering.
CERTIFICERING
Alle producten die het VCU Safetycentre levert kunnen worden voorzien van een certificaat. Deze certificaten worden klantspecifiek uitgevoerd. Het VCU Safetycentre archiveert alle certificaten onder bijvoorbeeld: scheepsnummer, PO-nummer of documentnummer, zodat het betreffende certificaat snel beschikbaar is indien de klant dit ergens voor nodig heeft. Er wordt gewerkt met de klassebureaus: Lloyds, Bureau Veritas en Germanischer Lloyd.
VCU Safetycentre levert ook een compleet pakket aan hijs- en hefmiddelen in diverse soorten en kwaliteiten. Uiteraard ook gekeurd door het Safetycentre en voorzien van een certificaat.
Een ruim assortiment hijs- en hefmiddelen en brandblussers.
Het interieur van VCU TCD aan het Keteldiep.
10. VCU TCD BV
Hoe de TCD uitgroeide tot een belangrijke pijler van de VCU. Ooit gestart omdat het steeds lastiger werd om bedrijven bereid te vinden om reparaties en onderhoud uit te voeren als de schepen in de weekeinden in de havens kwamen.
De Technische Coöperatieve Dienstverlening (TCD) werd gestart in 1995 door de aankoop van de naastgelegen machinefabriek van Riko. De start van een eigen machinefabriek was voortgekomen uit het streven om de leden meer service te kunnen bieden, met name op de vrijdag en zaterdag. Veel dienstverlenende bedrijven hadden niet
meer zoveel trek om op die dagen op te komen draven als de schepen binnenkwamen. En als ze kwamen dan waren de tarieven daar ook naar. De opzet van de TCD had daardoor meteen al een verlaging van de tarieven tot gevolg. De naam TCD zorgde aanvankelijk voor een zuur smaakje bij sommige bedrijven die werkzaam waren in de visserijsector, omdat ze concurrent
De TCD werd gevestigd in de voormalige machinefabriek van Riko
werden. Na verloop van tijd trok dit weer bij en was er sprake van een goede verstandhouding en werd onderling zaken gedaan.
De TCD begon met klussen die aan boord konden worden uitgevoerd, zoals onderhoud aan tuigen, transportbanden, visverwerkingsinstallaties en pompen. Na twee jaar begon de TCD ook met verbouwingen, herstel van kleine schades en grotere reparaties. Lub van den Berg kwam als CAD-tekenaar het team versterken en dit droeg eraan bij dat de TCD grotere klussen kon aanpakken en eigen ontwerpen ging maken. In 1999 werd voor het eerst een vangstverwerkingsinstallatie gebouwd van roestvrijstaal op een nieuwbouwkotter, de UK 153 van Pieter Louwe van Slooten. En er volgden steeds meer leden die hun verwerkingsinstallaties van de TCD betrokken of lieten reviseren, vooral omdat het goedkoper was en de TCD ook het onderhoud deed. Door het doen van reparaties weet je ook het best hoe je dingen kunt verbeteren en die rol nam de TCD ook op zich in de eigen productie van vangstverwerkingsinstallaties en spoelmachines. Zij hadden bovendien de onderdelen op voorraad en dit zorgde er voor dat reparaties snel konden worden uitgevoerd.
Reparatie in 1996 van een transportband bij de TCD.
Daarnaast verwierf de TCD ook diverse dealerschappen, zoals van Alfa Laval (seperatoren), Europower (hydrauliek), Desmi Pompen en Air Products (gasflessen). Vanwege de grote voorraad fungeerde de TCD ook als technische groothandel voor de visserij en aanverwante industrieën.
De technische poot groeide explosief en in vier jaar tijd was het onderkomen van de TCD
naast het gebouw van de VCU.
De officiële opening van het nieuwe pand van de TCD door staatssecretaris Geke Faber.
Ook de Urker Pooienrokers maakten even kennis met de staatssecretaris. Rechts van haar Jan Fokke de Boer en wethouder Stiene Kramer-Brouwer, links van haar burgemeester Dick Schutte.
Het personeel van de TCD in 2001 met v.l.n.r. Klaas Johannes Post, Lourens de Boer, Andries Bakker, Gerard Zoer, Arie Pronk, Meindert Bakker, Albert Jelle van Slooten, Lub van den Berg, Klaas Nentjes, Albert Hakvoort, Jan de Vries, Jan Visser, Bert Woord, Cornelis Lievaart en Riekelt Kramer.
aan de Vliestroom al te klein geworden. Er werd een kavel van 12.500 vierkante meter aangekocht aan het Keteldiep aan de Urkervaart. In de zomer van 2000 ging de eerste paal de grond invoor het nieuwe pand dat in 2001 werd opgeleverd. De TCD had inmiddels zeventien man in vaste dienst en huurde ook nog regelmatig uitzendkrachten in. Met vijf servicebussen en een vrachtwagen met mobiele werkplaats werd het werk op locatie uitgevoerd. Voor het hele zware werk kon men beschikken over de kraanwagens van de TCD Maritime. Acquisitie werd er niet gevoerd en de vraag naar deze dienstverlening kwam van de eigen leden. Omdat de Visserijcooperatie Urk geen winstoogmerk had, kon het uurtarief laag gehouden worden. Op zaterdag 20 oktober 2001 werd het nieu-
we pand geopend door Geke Faber, staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Zij prees het streven van Visserijcoöperatie Urk om in de kaptiaalsintensieve bedrijfsvoering van de vissersschepen te doen aan kostenbeheersing. Coöperatievoorzitter Luuk Kramer (UK 87) gaf het personeel een pluim voor de arbeidsmentaliteit die had bijgedragen aan de explosieve groei van de TCD.
Bestuurslid Lubbert Romkes (UK 172) kon als voorzitter van de bouwcommissie een hypermodern pand overdragen van 2.300 vierkante meter. Aanvankelijk werd gedacht dat het veel te groot zou zijn, maar achteraf had het nog wel groter had mogen zijn om alles onder één dak te houden. Qua inrichting voldeed het pand aan toekomstige milieu- en arbeidseisen.
Zo werden vrijkomende gassen en dampen afgezogen en was het pand ook voorzien van zware bovenloop kranen. Verder een computergestuurde autogeen snijmachine waarmee staal tot 150 mm kon worden gesneden, een computergestuurde zetbank, quillotineschaar, een hydrauliekafdeling, machinefabriek voor spoelen sorteermachines, een gescheiden afdeling voor fijn mechanisch werk voor bijvoorbeeld revisie van separatoren en pompen en een groot magazijn. In de werkplaats werd het werk aangestuurd door Albert Hakvoort.
In 2005 werd de samenwerking aangegaan met Ósey uit IJsland. Het een jaar eerder gelegde contact leidde tot die samenwerking toen de familie De Boer op de nieuwbouwkotter UK 112 ook Óseylieren wilde voor de flyshoot- en twinrigvisserij, net als op de UK 224. De fabriek in IJsland was echter gestopt en de TCD kwam uiteindelijk overeen dat de tekeningen naar Urk kwamen om de lieren hier in eigen beheer te bouwen. Voor de UK 112 werd de hydrauliek nog niet zelf gemaakt door de TCD, maar al snel werd ook dit in eigen beheer gedaan. Sindsdien levert de TCD de Óseylieren door heel Europa.
Koeling en het zelf maken van de slurry ijsmachine waren een volgende stap. Ook weegsystemen en een catchmanagementsysteem werden ontwikkeld. Dit managementsysteem is aangesloten op het elektronisch logboek en de ontwikkeling van die software is een steeds voortgaand proces bij de TCD.
Door de steeds verdergaande dienstverlening bleef het werk van de TCD niet meer beperkt tot dat voor de eigen leden. Machinefabriek Padmos maakte in 2008 gebruik van de TCD voor de inrichting van de flyshooter/ twinrigger SL 9. De TCD leverde de vangstverwerkingsinstallatie, slurry ijsmachine en de touwtrommels.
De ontwikkeling die de TCD doormaakte werd gekenmerkt door het totaalpakket dat de TCD in 2009 leverde aan boord van de nieuwe
UK 153. De complete vangstverwerkingsinstallatie (bestaande uit een opvoerband, sorteerband, spoelmachine, sorteer- en transportgoten, dekstortkokers, viskeeën, weeg-, sorteer- en registratiesysteem, leidingwerk), koeling,
De eerste Óseylieren werden gebouwd voor de UK 112.
De TCD was een belangrijke leverancier op de UK 153.
TCD bouwde schepen voor MAIN af
Op aandringen van Gulf schreef de TCD in 2008 ook in op de klus om zes bilge- en bunkerboten af te bouwen voor Maritieme Afvalstoffeninzameling Nederland (MAIN). Het werk werd binnengehaald en zo werd VCU TCD ook actief buiten de visserijsector. Dit zijn complexe schepen met veel leidingwerk voor de laad- en lossystemen. Elk schip nam vijf maanden in beslag om te worden afgebouwd. De 35-meter lange casco’s waren gebouwd in Turkije.
Autobedrijf Van Slooten leverde in 2007 een aantal bedrijfsbussen af.
slurry-ijsinstallatie, boegschroef, netten, veiligheidsinstallaties, brugapparatuur van Scanmar, hydraulische installatie, nettenrollen en lieren.
De TCD is inmiddels uitgegroeid tot een totaalleverancier voor verschillende scheepswerven door heel Europa. De hele verwerking van de vis wordt uitbesteed aan de TCD, die de tekening maakt, produceert en ook de inbouw doet. In overleg met de klant wordt maatwerk geleverd, waarbij de technische kennis en visserijkennis een grote rol spelen.
De specialisatie creëert zoveel vraag dat de Visserijcoöperatie Urk voor de afzet van combirope en het catchmanagement dealers in het buitenland heeft.
De TCD voert geen actief beleid om als hoofdaannemer visserijschepen af te leveren. Toch hebben inmiddels een aantal vissers bewust voor de Visserijcoöperatie Urk gekozen als hoofdaannemer. De TCD bouwt dan ook het casco en levert een compleet schip af. In 2022 werd gewerkt aan de IJsselmeerkotter HK 78 en eerder werden de garnalenkotters TX 65 en Z 24 al gebouwd.
BAGGER, ZEE- EN BINNENVAART
Uit de contacten met olieleverancier Gulf kwamen de eerste complete afbouwprojecten voort voor MAIN BV. Dit dienstverlenend milieube-
Op Danfish International 2021.
drijf heeft zich gespecialiseerd in de inzameling en opslag van afgewerkt olie. Dit werk begon in 2008, toen de casco’s vanuit China voor de machinefabriek werden afgemeerd om hier volledig te worden afgebouwd.
Voor baggerbedrijf De Boer werd een voormalig kokkelschip omgebouwd tot baggerschip. Op die manier werd de naam van de TCD ook gevestigd in de binnen- en baggervaart. Dit werd nog eens versterkt door het grote aantal Urkers dat sinds 2008 door saneringsrondes de overstap maakte vanuit de visserij naar die sectoren. Er kwamen Urkers op onder meer binnenvaartschepen, sleepboten en baggerschepen.
De bouw van eigen schepen door Hartman Seatrade zorgde dat de TCD ook werkzaam werd in de zeevaart. De TCD deed hier veel werk in de machinekamer en staalwerk.
De Visserijcoöperatie Urk is zo compleet geworden dat ze eigenlijk voor bijna alle voorkomende werkzaamheden gevraagd kunnen
worden. De werkzaamheden buiten de visserij lopen in sommige jaren flink op.
POWER SOLUTIONS
Vanaf 2010 ging de TCD een samenwerking aan met het Urker bedrijf Piet Brouwer Elektrotechniek voor de levering van power solutions. Het gaat om de levering van een complete energievoorziening door middel van generatoren, vooral op plekken waar geen of een slecht stroomnet is. De dieselmotoren en andere componenten worden in een stalen container geplaatst. Op die manier kan de dieselgenerator makkelijk getransporteerd worden naar de juiste bestemming. Daarnaast staat de generator veilig opgeborgen en is hij bij de fabriek eenvoudig te plaatsen. De TCD verzorgt al het mechanische werk als generators, leidingwerk en containerbouw, en Piet Brouwer doet het elektrotechnische gedeelte. In deze samenwerking zijn beide bedrijven uniek in de wereld wat betreft het turn key opleveren van dergelijke projecten. Desgewenst
De TCD is naast de visserij ook actief op de bagger, zee- en binnenvaart.
kunnen deze oplossingen ook geluidsarm gemaakt worden en modulair geleverd worden.
Over de hele wereld zijn inmiddels power solutions geplaatst in de meest verre oorden en met name bierbrouwerijen maken hier gebruik van.
TOTAALPAKKET
Bij VCU TCD werken inmiddels rond de vijftig mensen die gespecialiseerd zijn in het verlenen van technische service en het verrichten van reparaties, revisies, (grootschalige) verbouwingen, afbouw en nieuwbouw van allerlei schepen. VCU TCD beschikt over een uitgebreid en modern machinepark, zoals draai- en freesbanken, computergestuurde kant- en knipbanken, plaatwalsen, MIG-, MAG- en TIG-lasapparatuur en een waterstraalsnijmachine. De TCD heeft zich gespecialiseerd in de toelevering van plaatwerk.
Een van de sterkste punten van VCU TCD is dat deze werkzaamheden op het schip op locatie kunnen worden uitgevoerd. Hiervoor beschikt VCU TCD over een uitgebreid servicewagenpark, mobiele werkplaats en kraanwagens.
De afdeling engineering is onderdeel van de werkvoorbereiding. Of het nu gaat om een klein
onderdeel wat gesneden moet worden of de verbouwing van een schip, de klant heeft steeds met dezelfde werkvoorbereider te maken. Hierdoor loopt de communicatie over korte lijnen, dit zorgt voor duidelijke afspraken en voorkomt verrassingen achteraf.
VCU beschikt over het HiCAD 3d tekensysteem om complexe producten en systemen te kunnen ontwerpen. Met behulp van dit tekensysteem worden de producten zodanig ontworpen, dat het ook echt maatwerk is.
Daarnaast worden de meest efficiënte productiemethodes bepaald en kunnen de producten in de fabriek zo snel en efficiënt mogelijk gefabriceerd worden.
In samenwerking met Piet Brouwer Elektrotechniek worden complete power units geleverd.
Complete revisies en reparaties aan vissersschepen behoren tot de steeds terugkerende werkzaamheden.
Naast installaties voor visserij en scheepvaart ontwerpt en produceert VCU ook andere samengestelde producten en allerlei constructies uit staal, rvs of aluminium.
VCU TCD beschikt over een fijnmechanische afdeling, met een uitgebreid assortiment van werktuigen en onderdelen. Ook zijn zij op het gebied van separatoren Authorised Service Partner van ALFA LAVAL en beschikken over een eigen testunit. VCU TCD levert daarnaast een groot aantal merken pompen en is in staat om de levering van en service aan compressoren en hydroforen te verzorgen. Dit geldt ook voor een scala aan aandrijvingen voor onder meer lieren en transportbanden, in de vorm van trommelmotoren en al dan niet op maat geassembleerde vertragings/tandwielkasten en combinaties van elektromotoren.
De TCD is ook specialist als het gaat om de productie van roestvrij staal (RVS). Slijpen en polijsten wordt toegepast om het product een exclusieve uitstraling te geven en om de oppervlakte-eigenschappen te verbeteren. Bij
De baggerindustrie maakt gebruik van de snelle service.
Het wagenpark van de TCD, steeds actief op locatie in de havens waar vakkundige en snelle dienstverlening nodig is.
De plaatsing van nieuwe Ósey Winches aan boord van de H 426.
De volledig computergestuurde draaibank.
het slijpen worden beschadigingen of materiaalstructuur door het wegslijpen van materiaal weggehaald. Ook het slijpen volgens opgegeven Ra (ruwheidswaarde) is een van de specialiteiten.
Samen met RapiD Engineering werkt de TCD ook aan nieuwe robotiseringssystemen voor met name de voedselindustrie. Deze zijn gemaakt van roestvrijstaal en ze voldoen aan de hygiëne-eisen. RapiD Engineering maakt het vision system, voorzien van intelligente software. TCD maakt het mechanische deel dat door dit vison system wordt aangestuurd. Real time maakt dit systeem een 3D-model waaruit afmeting, gewicht en soort wordt afgeleid. Menselijk handelen, vaak geestdodend werk, kan door dit robotsysteem vervangen worden. De eerste toepassing is dit jaar op de MDV 1, waar het als sorteersysteem wordt ingezet. Het systeem moet de los op de band gestorte vis sorteren. Toepassing van robotisering betekent ook dat minder verwerkingsruimte nodig is.
MINDER KWETSBAAR
In de visserijsector heeft de TCD inmiddels een naam opgebouwd als het gaat om het ontwerpen, fabriceren en installeren van vangstverwerkingsapparatuur. Het gaat altijd om maatwerk en ze worden in nauwe samenwerking met de klant ontwikkeld. Ook de professionele koeling van vangst en visruim kan door de TCD verzorgd worden. Aan boord van de meeste vissersschepen is ook het CatchManagement Systeem aanwezig. Dit is een weeg- en managementsysteem waarin ook de CatchLocator is geïntroduceerd, zodat de vis in de hele keten van vangst tot consument getraceerd kan worden.
De VCU TCD beschikt over een eigen technische groothandel, waardoor een snelle levering van onderdelen gewaarborgd wordt.
De TCD is in ruim twintig jaar tijd uitgegroeid tot een totaalleverancier voor de maritieme sector. Een belangrijke poot van de VCU, die door de spreiding van werkgebieden de coöperatie minder kwetsbaar maakt.
De mensen van de VCU
Wat zou de VCU zijn geweest zonder al die mensen die zich in de afgelopen eeuw hebben ingezet voor de visserijcoöperatie? Waarschijnlijk zou het niet verder hebben ontwikkeld dan een inkooporganisatie voor olie en visserijbenodigdheden. Het waren de mensen van de Visserijcoöperatie Urk die vormgaven aan de plannen van de bestuurders. Nog dagelijks zetten vakspecialisten zich in voor de beste service en dienstverlening, presenteert de VCU zich op beurzen en bij klanten, maar daarachter zit ook een hele organisatie die het dagelijks reilen en zeilen van de VCU mogelijk maakt. Een beeldoverzicht uit de recente geschiedenis.
Ledenlijst VCU
ZWAGA Rederij Zwaga BV GROUW
HEBO Hebo Maritiemservice BV ZWARTSLUIS
ARM 20
ARM 22
V.O.F. H. Marijs (ARM 20)
V.O.F. B. Marijs & Zn (ARM 22)
ARNEMUIDEN
ARNEMUIDEN
BCK 40 Quo Vadis BV URK
PAXDEI SAS Armement Boulonnais BOULOGNE SUR MER
EMME SAS Armement Boulonnais BOULOGNE SUR MER
MADELEINE SAS Armement Boulonnais BOULOGNE SUR MER
CUX 1
EH 15
GRE 33
GY 127
HA 4
HA 13
HA 41
Seefischereibetrieb Mare Liberum GmbH CUXHAVEN
Visserijbedrijf Buis Enkhuizen BV ENKHUIZEN
Fischkutter Niedersachsen GmbH HAAN
Mountain Scotland Ltd URK
Visserijbedrijf HA4 BV HARLINGEN
Visserijbedrijf J.G. Koornstra BV HARLINGEN
V.O.F. Koornstra HARLINGEN
HA 62 A. Toering HARLINGEN
HA 75
D.J. Koornstra en Zn. MAKKUM
L 510 L 510 St. Anthony THYBORØN
L 757 Aaltje Postma L 757 ApS THYBORON
LT 295 Fishhunter LTD LOWESTOFT
MDV 1
MDV Beheer BV URK
MDV 2 MDV 2 BV URK
NG 1
Gebr. v.d. Berg GMBH Seefisch. HAAN
NG 12 Maria GmbH EMMELOORD
NG 19
Elisabeth BV URK
P224 From the Mountain ENG Ltd URK
SC 10
SC 25
SC 35
SC 45
ST 4
UK 1
UK 2
UK 8
UK 12
UK 16
UK 19
UK 22
UK 24
UK 33
UK 34
UK 37
UK 45
UK 46
Maatschap S.F.B. Hecht GmbH SC 10 URK
Maatschap S.F.B. Hecht GmbH URK
Maatschap S.F.B. Hecht GmbH URK
Maatschap S.F.B. Hecht GmbH URK
Visserijbedrijf H.Visser WARNS
Zeevisserijbedrijf Albert BV URK
UK 2 BV URK
J. Romkes URK
Zeevisserijbedrijf Van Dokkum URK
Zeevisserbedrijf Orion UK 16 BV URK
Zeevisserijbedrijf UK 19 BV URK
UK 22 BV URK
UK 24 BV URK
Zeevisserijbedrijf P.&T. de Boer BV URK
Zeevisserijbedrijf K. Romkes BV URK
Fa. J. Romkes
J. Hakvoort UK 45 BV
J. Hakvoort UK 45 BV
URK
URK
URK
UK 5
Zeevisserijbedrijf Vantage BV
UK 68 Rederij Delta BV
UK 87 Zeevisserijbedrijf Eendracht BV
UK 95 UK 95 BV
UK 112 Wilhelmina BV
UK 121 Spes Nova BV
UK 122 P. Visscher
UK 124 Luut de Boer BV
UK 135 Visserijbedrijf UK 135 BV
UK 136 Sea Catch Group BV
UK 145 NZVB Pasterkamp UK 145 BV
UK 147 Morgenster Zeevisserij BV
UK 149 Stella Maris Zeevisserij BV
UK 150 Polar Zeevisserij BV
UK 152 Solar Zeevisserij BV
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
URK
UK 153 Zeevisserijbedrijf ORION BV URK
UK 158
Zeevisserijbedrijf A. van Urk BV
UK 161 Brands UK 161 BV
UK 172 Zeevisserijbedrijf Sursum Corda
UK 176 C. Post & Zn.
URK
URK
URK
URK
UK 179 Zeevisserij Nooitgedacht BV URK
UK 189
Zeevisserijbedrijf De Ridder BV
UK 195 Noorderhaaks BV
URK
URK
UK 197 Noorderlicht BV URK
UK 200 Hendrika BV ZOUTKAMP
UK 210 Visserijmaatschappij Simon Lenger YERSEKE
UK 224 Tunis van Luut BV
URK
UK 225 Philadelphia UK225 BV EMMELOORD
UK 227 Maatschap Nvb. Prins Willem BV c.s. EMMELOORD
UK 236
UK 237
Zeevisserijbedrijf Crangon BV
Zeevisserijbedrijf K. Post BV
UK 242 UK 242 BV
UK 246 Concordia BV
UK 271
Zeevisserijbedrijf J.W. Visser
URK
URK
URK
URK
URK
UK 284 Cornelis Zeeman BV URK
UK 642 Concordia BV URK
WON 17
Visserij-Timmerbedrijf Droog BV
MAKKUM
WON 50 Visserijbedrijf WON 50 BV WORKUM
WON 77 Firma H.K. Poepjes MAKKUM
WR 9 J.J. van Eekelen Visserijbedrijf WIERINIGERWERF