
13 minute read
MET HAND EN TAND
Voor de politieke mislukking kregen MR-voorzitter Bouchez en de zijnen de zwarte piet. Maar als u het mij vraagt was er – op minder dan één jaar voor de verkiezingen –bij meer dan één politieke partij koudwatervrees voor verhogingen van de btw. Wij onthouden onze goede contacten met onze Waalse collega’s in het gezamenlijke lobbywerk. Merci!
RECREAD vzw, Willebroekkaai 37 1000 BRUSSEL www.recread.be
Advertisement
Verantwoordelijke uitgever: Dirk Metsu, Vissersstraat 12B, 8460 Oudenburg
Hoofdredacteur: Dirk Metsu, dirk.metsu@recread.be Eindredacteur: Els Dierendonck, els.dierendonck@recread.be
Advertentiewerving: Lucien Steegmans
Tel. + 32 (0) 477 40 25 22 dsn1@pandora.be
DSN bvba Koerslaan 2 Bus 2.1 8450 Bredene
Realisatie & ontwerp: bz.boels@gmail.com voor DSN Info: + 32 (0) 477 40 25 22
De publicitaire aankondigingen zijn niet bindend voor de uitgever.
Elke reproductie van een of meerdere artikels en/of foto’s in Recrea-Magazine is onderworpen aan een voorafgaand akkoord van de redactie.
Sponsors RECREAD vzw:
Op Vlaams niveau is RECREAD vragende partij voor meer soepele toezichtregels in recreatieve zwembaden. Aanleiding is het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering rond ‘zwemmen in open water’ . Daar lijkt politiek ruimte te worden gemaakt voor soepelere toezichtregels. Kan dit debat opengetrokken worden naar recreatieve zwembaden? RECREAD hoopt van wel. Het nijpende tekort aan gebrevetteerde redders speelt de recreatie met zwemgelegenheid serieuze parten. In het Vlaamse binnenland is de zwemgelegenheid vaak de sluitsteen van het businessmodel.
Daarom vragen onze ondernemers concrete oplossingen vanwege het beleid. Na een eerste constructief gesprek met Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) is RECREAD hoopvol dat er snel een vervolg komt van het overleg. In dit nummer meer daarover.
In dit nummer vindt u een stukje over het eerste CO2-neutrale hotel in Vlaanderen. Duurzaam ondernemen is meer dan ooit aan de orde. Wie nu stilaan niet mee stapt, blijft op den duur achter. De nare gevolgen van de klimaatveranderingen zijn eenieders probleem. In een bijdrage over de brandstof van de toekomst voor kampeerauto’s leest u er meer over.
Tot in september zijn in Brugge twee zogenaamde pop-upcampings actief. De twee kampeerexploitaties voldoen evenwel niet aan het logiesdecreet en ze hebben ook geen omgevingsvergunning. Klaarblijkelijk worden de pop-ups beschouwd als evenement Met dank aan de administratieve creativiteit van de plaatselijke politiek. Tot ongeloof en frustratie van de echte campings in de omgeving. RECREAD heeft ondertussen pertinente vragen gesteld aan het stadsbestuur. En aan andere instanties.
Gedoe zonder de juiste vergunningen is wat ons betreft niet aanvaardbaar. Niet in Brugge. Elders in Vlaanderen ook niet. Onze ondernemers rekenen op de overheid om het gelijke speelveld via handhaving te bewaken. Zo niet brokkelt het draagvlak in de sector voor ons mooie logiesdecreet straks helemaal af. Net dat wil RECREAD juist voorkomen. Met hand én tand!
Uw reacties: dirk.metsu@recread.be

Nieuwe Toegankelijkheidsverordening Op
KOMST: GAAT HET KIND MET HET BADWATER?
Unizo En Sectorfederaties Vragen Haalbaar Kader
BRUSSEL– De huidige Toegankelijkheidsverordening (2010) regelt het toegankelijk maken voor mindervalide personen van bepaalde publiek toegankelijke gebouwen die onder deze regeling vallen. Voor alle duidelijkheid: het gaat om wetgeving die enkel van toepassing is wanneer een omgevingsvergunning aangevraagd wordt. De Vlaamse regering wil deze wetgeving nu uitbreiden naar alle publiek toegankelijke bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd wordt.
Dit voornemen volgt uit een evaluatieonderzoek over de huidige regelgeving waarbij een aantal knelpunten werden gedetecteerd. Het Vlaams parlement formuleerde aanbevelingen. Daarmee ging de regering Jambon aan de slag.
De krijtlijnen voor een nieuwe verordening kregen hun beslag in een zogeheten conceptnota. Daarover is de Vlaamse regering nu een overlegtraject gestart met diverse publieke en private actoren waaronder ondernemersorganisaties.
Ook RECREAD werd bevraagd. Namens de private sector onderschrijft UNIZO enerzijds de doelstelling om Vlaanderen meer toegankelijk te maken. Anderzijds toont UNIZO zich – samen met veel sectororganisaties –ook erg bezorgd over wat voorligt; er dreigen namelijk méér kosten, ook veel méér bureaucratie en vooral is er bezorgdheid dat ondernemingen door toedoen van al te stringente kaders hun investeringen gaan uitstellen of zelfs opbergen.
Met andere woorden: gaat het kind mee met het badwater als de nieuwe wetgeving te ver doorschiet? UNIZO en de sectoren vragen verder overleg.
Volgens de huidige verordening zijn de toegankelijkheidsnormen enkel van toepassing bij omgevingsvergunningen voor bepaalde types van functies/gebouwen waarbij de voor het publiek toegankelijke oppervlakte groter is dan 400 m2. Maar ook gebouwen met een oppervlakte kleiner dan 400 m2 moeten soms en gedeeltelijk aan deze verordening voldoen.
Voor toeristische verblijfsaccommodatie gelden aparte criteria om te bepalen of het bouwproject onder de verordening valt of niet. Bij nieuwe logiezen waarvoor een omgevingsaanvraag moet gebeuren, moet er vandaag vanaf 10 nieuwe accommodaties van elke nieuw type accommodatie minstens 4% aangepaste accommodatie zijn en dit met een minimum van 1 aangepaste accommodatie.
Overigens even terzijde: een lichtpuntje is dat de Vlaamse regering overweegt om in een nieuwe Toegankelijkheidsverordening die regel te vervangen door een nieuw voorschrift dat er een bepaald percentage aangepaste logiezen moet zijn op het totaal aanbod van alle (weliswaar bouwvergunningsplichtige) logieseenheden. Dat lijkt RECREAD in dat geval veel aannemelijker dan de huidige regelgeving. In elk geval moet dit voor RECREAD verder overlegd worden met de brancheorganisaties in de logiessector. gankelijkheid. Bij 6 van deze 9 projecten waren de problemen bovendien van structurele aard. Het onderzoek identificeerde de volgende achterliggende knelpunten:
De actuele verordening is evenwel niet van toepassing op handelingen aan gebouwen met een (voor het publiek toegankelijke) oppervlakte kleiner dan 150 m2. Bovendien is het toepassingsgebied van de huidige verordening beperkt tot de voor het publiek toegankelijke delen van een gebouw.
Dit heeft tot gevolg dat bv. tewerkstellingsplaatsen (kantoren, bedrijven, horeca, …) enkel “toegankelijk” moeten zijn wat betreft de “publieke” delen (bv. inkom, receptie, sanitair voor bezoekers, …) terwijl er geen normen gelden voor lokalen voor werknemers. De toegang van mensen met een handicap tot arbeidsplaatsen wordt bijgevolg niet gegarandeerd, wat een rem zet op het inclusieproces van mindervalide personen in de arbeidsmarkt.
• onvoldoende kennis bij ontwerpers om de verordening correct toe te passen en de juiste afwegingen te maken;
• onvoldoende expertise én tijd bij omgevingsambtenaren om de correcte toepassing van de toegankelijkheidsverordening op het plan te controleren; instrument weldegelijk geschikt is, maar geoptimaliseerd dient te worden om het gebouwenpatrimonium in Vlaanderen toegankelijker te maken. Deze optimalisaties situeren zich op vier niveaus: een veel betere voorafgaande toetsing dan vandaag van het bouwproject aan de toegankelijkheidsnormen, een reeks aanpassingen aan het toepassingsgebied, de aanpassing van de toegankelijkheidsnormen zelf en tot slot ook een sterkere handhaving bij en na realisatie.
Lees alle pagina’s van ons vakblad als RECREAD-lid! Ontdek al onze ledenvoordelen via www.recread.be

De Vlaamse Regering wil daarom nagaan op welke manier de toegankelijkheidsnormen ook van toepassing kunnen gemaakt worden voor stedenbouwkundige handelingen en functiewijzigingen die thans nog vrijgesteld zijn van vergunning (bv. voor bepaalde functies < 100 m2 in woongebouwen). Uit de praktijk blijkt immers dat vele nieuwbouwprojecten voor kleinere gebouwen (winkel, apotheek, bakker, tandarts, …) op vandaag niet gevat zijn en (bijgevolg) helaas niet toegankelijk zijn voor personen met een handicap. Maar er zijn nog andere knelpunten.
Of contacteer ons: dirk.metsu@recread.be
Knelpunten
In 2019 voerde het Vlaams expertisecentrum toegankelijkheid (INTER) in opdracht van de ministers van Gelijke Kansen en Omgeving een evaluatieonderzoek uit over de Toegankelijkheidsverordening die al dateert van 2010. Dat onderzoek leverde tal van inzichten op, niet in het minst de opvallende vaststelling dat de verordening in slechts 9 van de 147 geanalyseerde vergunningsaanvragen correct werd toegepast.
Bovendien werd geen enkele van deze 9 correct vergunde dossiers uiteindelijk ook volledig correct uitgevoerd op vlak van toe-
• specifieke moeilijkheden bij renovatieprojecten om in de bestaande context de normen van de toegankelijkheidsverordening nauwgezet toe te passen. Er is in die gevallen nood aan meer flexibiliteit, zonder daarmee voorbij te gaan aan het doel, nl. een toegankelijk gebouw realiseren;
• het primeren van economische belangen bij bouwprojecten;
• op het lokale handhavingsniveau blijkt onvoldoende expertise voorhanden om een nauwgezette controle op de realisatie en handhaving uit te voeren.
Het evaluatierapport besluit met de stelling dat de toegankelijkheidsverordening als
Conceptvoorstel
Volgens het voorstel van de Vlaamse Regering zou elke omgevingsvergunningsaanvraag voor publiek toegankelijke gebouwen een toegankelijkheidsverslag van een geaccrediteerd toegankelijkheidsverslaggever (gedacht wordt aan de architecten) moeten bevatten als onderdeel van de verplichte dossiersamenstelling.
Het Vlaams expertisecentrum toegankelijkheid (INTER) zou dan vervolgens een (nietbindend) advies uitbrengen (gunstig, ongunstig, voorwaardelijk gunstig). Indien het project afwijkt van de toegankelijkheidsverordening dient de bouwheer een gemotiveerde afwijkingsaanvraag in bij INTER. De toegankelijkheidsverslaggever zou dan deze vraag tot afwijking moeten onderbouwen vanuit de principes van integrale toegankelijkheid en alternatieven om tot een maximale toegankelijkheid te komen. De beoordeling van afwijkingsaanvragen moet dan ook worden getoetst aan formele, publiek consulteerbare afwegingskaders. Deze afwegingskaders moeten de aanvragers op voorhand meer zekerheid bieden over het soort situaties waarbinnen afwijkingen op de gangbare toegankelijkheidsnormering aanvaardbaar zijn, alsook welke alternatieve toegankelijkheidsmaatregelen bij de beoordeling in aanmerking worden genomen.
Nog volgens de conceptnota is het de bouwheer die een toegankelijkheidsverslaggever moet aanstellen en betalen. De prijs van de toegankelijkheidsverslaggever wordt – aldus de conceptnota – door de markt bepaald op basis van vraag en aanbod en varieert naargelang complexiteit van een dossier. Naar vergelijking met de EPB-verslaggeving en eerdere adviesverlening aan bedrijven door INTER kan de kost per dossier geschat worden tussen 400 à 1.000 euro excl. btw, afhankelijk van de complexiteit van het dossier.
De conceptnota werd ondertussen besproken op een uitgebreide vergadering met alle mogelijke betrokkenen, georganiseerd door de kabinetten van de ministers van Gelijke Kansen en van Omgeving. Ook RECREAD was aanwezig. Recent werd door UNIZO een intern overleg georganiseerd met alle betrokken aangesloten sectorfederaties waaronder ook RECREAD en Horeca Vlaanderen. Dit leidde tot een eigen UNIZO-nota aan de Vlaamse Regering (zie insteek hiernaast).
Info: www.toegankelijkgebouw.be
UNIZO & SECTORFEDERATIES VRAGEN HAALBAAR KADER
UNIZO onderschrijft het doel om Vlaanderen toegankelijker te maken, maar stelt zich samen met aangesloten sectorfederaties de vraag of er ook nader onderzoek is gedaan naar ‘het waarom’ van de niet-uitvoering conform omgevingsvergunning? Hebben we bv. zicht dat het hier eerder gaat over praktisch onmogelijk realiseerbaar, over de kostprijs, of mogelijk andere bezwaren of drempels? Het lijkt UNIZO dan ook in eerste instantie logischer om de bestaande regelgeving beter toe te passen en te handhaven in plaats van een uitbreiding door te voeren. Vergelijk het met het feit dat te veel mensen zich niet aan de snelheidslimiet van 120 km/u houden. Dat los je niet op door de grens op 100 km/u te leggen, maar door te handhaven op de bestaande grens.
Voor UNIZO is het veel logischer om te vertrekken van een ondergrens, met realistische doelen. Zeker omdat er nu reeds van uitgegaan wordt dat er uitzonderingen zullen voorzien worden, bv. voor kleinere oppervlakten of onhaalbare investeringen. UNIZO stelt daarom een alternatieve piste voor: eerst vereenvoudigen, dan beter handhaven, dan uitbreiden.
UNIZO pleit in zijn nota voor de toepassing van het zogeheten Universal Design, waarbij de toegankelijkheidsvereisten van in het begin worden meegenomen bij de opmaak van de plannen. Dit is bij uitstek een opdracht voor de architecten (voor private gebouwen) en voor ruimtelijk planners (voor het openbaar domein). Dit vereist geen aparte geaccrediteerde toegankelijkheidsverslaggever of een extra toegankelijkheidsnota bij de omgevingsvergunning. De betrokken professionals kunnen hier, mits een extra opleiding, met kennis van zaken optreden. Het zorgt er tegelijk ook voor dat de vergunningsprocedure, of toch het voortraject, niet verzwaard wordt met een bijkomend document en dat een extra controle achteraf niet meer vereist is.
Voorwaarde is wel dat het concept van Universal Design meegenomen wordt in alle relevante opleidingen en geïntroduceerd wordt bij stedenbouwkundige ambtenaren. Bij toepassing van Universal Design bij de ontwerpfase kan het Vlaams expertisecentrum toegankelijkheid (INTER) voor UNIZO wel de rol van kenniscentrum vervullen waarbij zowel bouwheren, professionals als ambtenaren advies kunnen krijgen voor opmaak en/of beoordeling van dossiers. Het opkrikken van de kennis bij professionelen en ambtenaren en adviesverlening is bij uitstek een taak voor INTER. Het bij de overheid geopperde idee om eventueel INTER zelf ook te laten optreden als geaccrediteerde toegankelijkheidsverslaggever is evenwel niet wenselijk. Niet het minst omdat het INTER als overheidsinstantie zou plaatsen in een onmogelijke rol, een beetje zoals rechter en partij. Bovendien is het de vraag of dit een kerntaak is van de overheid zelf?
UNIZO vreest verder dat bij een strikte toepassing van de verordening voor kleinere zaken er een ongelijke concurrentiepositie ontstaat tussen (winkels en horeca) historische stadskernen en periferie, waar er in de periferie meer ruimte is en dus meer mogelijkheden zijn bij (ver)nieuwbouw. En hoe gaan we daarmee om op het openbaar domein? Kleine handelsoppervlakten die een helling moeten aanleggen, verliezen gigantische percentages van de handelsoppervlakte, maar dat kan vermeden worden indien de helling op openbaar domein gelegd kan worden. Hoe kan dit eenvoudig geregeld worden? Mogelijk kan hier een onderscheid gemaakt worden in ondersteuning, begeleiding en financiering van de ondernemers/eigenaars, bv. op basis van de ligging binnen het kernwinkelgebied; zoals nu al het geval is voor renovatie-, gevelen andere premies. Het kan mogelijk een extra troef voor kernversterking zijn.
Bij toegankelijkheid denkt UNIZO naast openbare gebouwen ook aan het openbaar domein en het openbaar vervoer. Een obstakelvrije toegang tot straten en pleinen en een ongehinderde toegang tot tram en bus, ook aan de haltes, is een eerste stap om bezoekers naar de stad en de werkplaats te krijgen. De overheid heeft hier een voorbeelden verbindingsfunctie, benadrukt UNIZO.
Wat betreft de afwegingskaders stelt UNIZO dat de interpretatie van een aantal cruciale begrippen straks van groot belang is bij het invullen van de nog op te maken afwegingskaders. Wat wordt immers bedoeld met: grondige renovatie, beperkte afwijkingen, aanzienlijk budgettaire impact en minimale meerwaarde? Beter is ook, aldus UNIZO, om ineens uit te gaan van een blijvende uitzondering voor kleinere oppervlakten, in plaats van geval per geval uitzonderingen te gaan voorzien. Dit wordt anders een onoverzichtelijk kluwen. UNIZO vraagt ook dat er een generieke regelgeving geldt in heel Vlaanderen, waarbij er geen gemeentelijke verstrengingen kunnen worden doorgevoerd. Positief is wel dat de afwegingskaders publiek consulteerbaar zullen zijn.
Ook wat betreft vergunningen heeft UNIZO opmerkingen. Voor functiewijzigingen
< 100 m2 is op dit moment een vrijstelling van vergunning. Het is echter niet aanvaardbaar dat deze verordening een extra vergunningsplicht invoert. Een gedeeltelijke toegankelijkheid, zoals in de huidige regelgeving voor gebouwen tussen 150 en 400 m2, moet voor UNIZO een optie blijven en dat zowel voor handelszaken als werkplaatsen. De invoering van deze verordening mag zeker niet leiden tot een verzwaring van de vergunningsprocedure. Een extra toegankelijkheidsverslag kan vermeden worden door Universal Design toe te passen in alle toekomstige vergunningsaanvragen. Eventueel bijkomend advies van INTER dient binnen normale omgevingsvergunningsaanvraag geïntegreerd, evenwel zonder verlenging van termijnen. Verzwaring van de procedures kan leiden tot het niet uitvoeren van investeringen en dat moet vermeden worden.


UNIZO zet ook kanttekeningen bij de praktische en financiële haalbaarheid. Bij nieuwbouw is deze verordening makkelijker te implementeren; bij renovatie van bestaande gebouwen wordt het moeilijker en soms onmogelijk. Als er een integrale toegankelijkheid moet voorzien worden, dan wordt het in sommige panden onmogelijk om te ondernemen. Hoe zit het met ruimte: bepaalde maten (anderhalve meter draaicirkel – gangpaden en deuren van minstens 1 meter)? Hoe ga je om met het verlies aan lopende meters waardoor je minder waren kan uitstallen? Wat met de problematiek huurders/verhuurders? In een huurpand is je speelruimte als ondernemer eerder beperkt. Wat betreft de toegankelijkheid van bedrijven voor werknemers dient volgens UNIZO ook de mogelijkheid voorzien om een gedeeltelijke toegankelijkheid te voorzien, bv. voor de essentiële functies. Ondersteuning en begeleiding bij werkgevers bij mogelijke aanpassingen kan zo de inclusiviteit en het individueel maatwerk verhogen. Het is volgens UNIZO ook niet evident om generiek – dus voor alle beperkingen –goed in te grijpen; zo zijn de noden voor mensen met visuele beperking helemaal anders dan of soms tegengesteld aan rolstoelgebruikers.
Tot slot vraagt UNIZO aan de Vlaamse regering erover te waken dat deze verordening geen extra drempel vormt voor investeringen. UNIZO vraagt overleg over de invulling van de cruciale afwegingskaders waarmee gevraagde afwijkingen beoordeeld zullen worden.
WATERSTOF: TOEKOMSTIGE BRANDSTOF VOOR CAMPERS?
In Kampeerauto (2023, nr. 2) van de NKC verscheen een bijdrage met als titel: Brandstof van de toekomst voor campers? Meer bepaald werd de vraag gesteld of kampeerauto’s in de toekomst op waterstof gaan rijden. “Koop gerust nog een nieuwe dieselcamper, want waterstof gaat het voor auto’s en bestelwagens niet worden”, zegt Carlo van de Weijer, expert op het gebied van mobiliteit aan de TU Eindhoven. Volgens deze expert is de toekomst elektrisch, “maar over 20 jaar kun je ook gewoon nog diesel tanken met je camper.”
Carlo van de Weijer (Technische Universiteit Eindhoven) was in oktober 2022 spreker op het congres van de Nederlandse NKC en KCI. Twee jaar geleden was hij betrokken bij de bouw van een experimentele zonnecamper van 1.700 kg. Het voertuig reed in 2021 op zonne-energie van Eindhoven naar Spanje.
“Elektrisch rijden is de toekomst”, stelde van de Weijer in Kampeerauto , het blad van Nederlands grootste camperclub. “Je ziet nu dat we bij personenauto’s het omslagpunt in zicht hebben, waarbij de totale kosten voor de eigenaar van een elektrisch voertuig lager worden dan bij een auto met verbrandingsmotor”, vervolgt van de Weijer. Hij ziet dat omslagpunt voor bestelwagens en campers ook komen, vermoedelijk over zes of zeven jaar.
Lees alle pagina’s van ons vakblad als RECREAD-lid!
Ontdek al onze ledenvoordelen via www.recread.be Of contacteer ons: dirk.metsu@recread.be
Expert van de Weijer voorspelt dat de elektrische campers over enkele jaren circa 500 km zullen kunnen rijden. Hij stelt dat laden in de toekomst sneller zal gaan en dat er op termijn laadpalen op de camperplaatsen komen.

Voorlopig is het aanbod aan elektrische campers beperkt tot de kleine camperbusjes. “Wachten op waterstof lijkt niet verstandig. Voor kampeerauto’s is diesel voorlopig een prima brandstof, moderne diesels zijn schoon”. Carlo van de Weijer ziet geen toekomst voor waterstof voor voertuigen die je ook met een accu kan uitrusten. Tijdens het congres bleek dat de kampeerindustrie juist veel vertrouwen heeft in waterstof, aangezien daarmee een groter rijbereik kan worden behaald. “Waarom ziet u waterstof dan niet zitten?”, vroeg NKC-journalist Maarten Bokslag.
Onze expert ziet meerdere redenen. Om te beginnen is er nog geen voldoende infrastructuur voor waterstof rijden. En wereldwijd is het overheidsbeleid gericht op elektrisch rijden. Een reden is ook dat het rendement van waterstofauto’s laag is. “Als je op een duurzame manier elektriciteit opwekt, bereikt bij een batterij-elektrisch voertuig ongeveer 70% daarvan uiteindelijk de wielen. De rest gaat verloren in transport, opslag, enzovoort. Dat is best een aardig rendement. Je kunt diezelfde duurzame elektriciteit ook gebruiken om waterstof te produceren. Bij de productie en opslag treedt echter extra verlies op en daarna nogmaals, als je de waterstof in de auto weer gebruikt om elektriciteit op te wekken. Dan is het rendement nog maar omzeggens 25%”.
“Maar dé reden is dat de waterstof die we winnen straks hard nodig zal zijn voor andere toepassingen, zoals duurzame kunstmest of brandstof voor de zware industrie. Als je die waterstof gaat gebruiken voor auto’s is dat in feite een klimaatvergrijp: andere toepassingen moeten dan weer meer fossiele brandstoffen gebruiken”, zegt van de Weijer.
Waar hij wel in gelooft zijn e-fuels, synthetisch geproduceerde brandstoffen. De prijs daarvan gaat in de toekomst dalen. Op die synthetische brandstof zouden op den duur ook dieselcampers en oldtimerauto’s kunnen rijden. “Je kunt dus gerust nog een camper met een dieselmotor kopen. Over twintig of zelfs dertig jaar kun je overigens nog diesel tanken”, zegt van de Weijer. Voor kampeerondernemers lijkt niettemin de boodschap: zet in op e-laadpalen.
Bron: Kampeerauto – NKC – 2023 nr. 2