We gaan nog niet naar huis! Een derde van de mensheid is niet goed snik. Soms is het ook de helft, dat hangt van het weer af. Onzin? Kan iemand mij dan misschien even uitleggen waarom bijna alle voetgangers zodra de eerste regendruppel zich aandient een stompzinnig smoelwerk opzetten en hun schouders optrekken? Denken ze nu echt dat ze ook maar een spatje regen minder meekrijgen als ze zo’n dom gezicht opzetten en hun schouders optrekken? Dit is een retorische vraag met een heel erg treurig antwoord: ja, dat denken ze echt! Maar ook zonder neerslag is het niet-‐goed-‐snikgehalte zorgwekkend hoog. Want echt, je bent toch niet goed snik als je op het idee komt urinekleurige toiletreiniger te maken? En je bent niet goed snik als je die verbijsterende postercampagne van de stad Keulen bedenkt met een oude vrouw en de tekst: Alzheimer? Iedere dag telt! Bel voor informatie: 0221-‐2217859519864. Nu kan iedereen zich er natuurlijk bij neerleggen dat de wereld nou eenmaal is zoals ie is, of je kunt ertegen in verzet komen. Persoonlijk heb ik besloten dat het niet volstaat om je er zoals iedereen alleen maar over op te winden. Ik heb besloten de strijd aan te gaan. Het is geen eenvoudige strijd, want mijn tegenstanders zijn statiegeldautomaten die in slakkentempo werken, soep-‐in-‐ zakfabrikanten, arrogante stratenvegers en de Deutsche Bank. Maar met wat systeem en een beetje volharding zal ik zegevierend uit deze strijd tevoorschijn komen en het stukje wereld om mij heen een heel klein beetje beter maken. En op een dag zullen ze dan zeggen: ‘Petje af voor wat die Peters heeft bereikt, dat hadden we niet verwacht.’ Zoals elke ochtend om 8 uur 44 sta ik bij mijn tramhalte, ik kijk naar de mensen die met hun stompzinnige smoelwerken en opgetrokken schouders door de regen strompelen en wacht op een wit-‐rode naoorlogse tram van de Kölner Verkehrsbetriebe die mij naar mijn kantoor zal hotsen. Nog drie minuten, staat er op het informatiebord, maar dat kan bij de kvb alles betekenen tussen ‘voor je het weet’ en ‘nooit’. Zelfs als de tram in zicht verschijnt, is dat nog geen garantie dat hij ook daadwerkelijk de halte zal halen, want zo’n tram rijdt nu eenmaal op straat en dus is het niet ondenkbaar dat er een halve meter voor de halte ineens een dönerspies op de trambaan valt of dat een medewerkster van Uschi’s nagelstudio haar Smart in beschonken toestand midden op de rails heeft geparkeerd. ‘Twee minuten’ meldt het informatiebord inmiddels en ik word er en passant op geattendeerd dat Florian Silbereisen op 14 december in de Köln-‐Arena optreedt. Nog een minuut tot de tram komt. Nog een maand tot Silbereisen. Vreugde en verdriet liggen soms zo dicht bij elkaar. Er is geen eenpersoonsplek meer vrij en dus ga ik naast een oudere heer in een plastic regenjack zitten. Hij ruikt naar natte teckel en houdt angstvallig een verkreukeld zakje van een bakkerswinkel op zijn schoot vast. Ik probeer hem te negeren en laat mijn blik door de wagen dwalen. Zoals elke