College Sociale Wetenschappen Graduate School of Social Sciences Nr. 11, voorjaar 2015
Hier en daar 1
De redactie van #kijkSW Redactie-kijksw-fmg@uva.nl U kunt ons ook volgen op https://twitter.com/RedactiekijkSW
Colofon Redactie: Telefoon:
Trudy Kanis, Mirjam Koelewijn, Heleen Straesser Reyna Veldhuis en Marije Verstraten 020 525 5823/06 55 29 4331
E-mailadres:
redactie-kijksw-fmg@uva.nl
Ontwerp logo:
Today Designers (Bob Derksen) Utrecht,
Lay Out:
http://www.todaydesigners.nl
Coverfoto:
Joos Mooi, www.joosmooidrukwerk.nl Jan Nijman
Drukwerk:
Canon Nederland N.V.
Roeterseiland Campus waar het CSW en GSSS in Toren B gevestigd zijn.
College Sociale Wetenschappen Directeur: Hoofd:
Johan Post Martijn van der Weerd
Website:
www.uva.nl/csw
Algemene sociale wetenschappen Website studiekeuze: www.uva.nl/bsc-asw Studieadviseur: voorlichting-asw@uva.nl Culturele antropologie en ontwikkelingssociologie Website studiekeuze: www.uva.nl/bsc-antropologie Website: www.uva.nl/disciplines/antropologie Studieadviseur: studieadviseur-ca@uva.nl Sociale geografie en Planologie Website studiekeuze: www.uva.nl/bsc-sociale-geografie-planologie Website: www.uva.nl/disciplines/geografie-planologie-en-internationale
ontwikkelingsstudies studieadviseur-gpio@uva.nl
Sociologie www.uva.nl/disciplines/sociologie studieadviseur-soc@uva.nl
Masteropleidingen Graduate School of Social Sciences Website: Informatiebalie:
ontwikkelingssociologie een studiedag voor docenten maatschappijleer/maatschappijwetenschappen.
Programma 09.15 uur Inloop/ Ontvangst met koffie (Muziekzaal CREA) 09.50 uur Welkomstwoord door opleidingsdirecteur Dr. Alex Strating 10.00 uur Dr. Barak Kalir Migratie- en uitzettingsbeleid: hoe de overheid omgaat met asielzoekers en illegalen 10.30 uur Dr. Irene Stengs Nieuwe Nederlandsheid: hoe cultuur verandert als gevolg van immigratie 11.00 uur Koffiepauze 11.30 uur Prof. Dr. Mario Rutten Transnationalisme: hoe migranten zich verhouden tot het land van herkomst 12.00 uur Lunch 12.45 uur Vertrek per bus naar Asielzoekerscentrum in Alkmaar. Onderweg een gesprek over de praktijk van migratiebeleid, met Dr. Barak Kalir en: Ilhaam Awees (Wij Zijn Hier) Ervaringen van asielzoekers in Nederland 15.30 Met de bus terug naar Amsterdam Ca. 16.15 uur Afsluiting met een borrel met hapjes in Hannekes Boom
Barak Kalir is universitair hoofddocent en codirecteur van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies. Hij leidt het onderzoeksprogramma The Social Life of State Deportation Regimes, over de praktijk van migratie- en uitzettingsbeleid in Nederland, Israël, Griekenland, Spanje en Ecuador. Irene Stengs is onderzoeker bij het Meertens Instituut en publiceerde Nieuw in Nederland. Haar onderzoek naar nieuwe rituelen in Nederland omvat o.a. vieringen van de diaspora zoals het Kwakoe festival in Amsterdam en het Thais nieuwjaar in Waalwijk. Mario Rutten is professor Comparatieve Sociologie en Antropologie van Azië. Hij doet onderzoek naar globalisering, ontwikkeling, migratie en transnationalisme, en leidt het onderzoeksprogramma Provincial Globalisation, over transnationale relaties tussen migranten en hun regio van herkomst. Robert Ploeg is communicatie adviseur van het COA. Het COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers) is verantwoordelijk voor de opvang, begeleiding en uitstroom van asielzoekers, zoals vastgelegd in de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Ilhaam Awees is woordvoerster van Wij Zijn Hier, bekend van de Vluchtgarage in Amsterdam, een groep uitgeprocedeerde asielzoekers die illegaal in Nederland verblijven. Zij werkt o.a. mee aan het toneelstuk Labyrinth, gebaseerd op de ervaringen van vluchtelingen tijdens hun asielprocedure.
CREA (Roeterseiland Complex), Nieuwe Achtergracht 168-178, 1018 WV Amsterdam, zie: http://www.crea.uva.nl/contact.php?cat_id=1&subcat_id=42
Per O.V. vanaf het Centraal Station: Tram 9 en 14 halte Plantage Kerklaan. Metro 51, 53, 54 halte Weesperplein. Hannekes Boom is gevestigd op de Dijksgracht 4 in Amsterdam, dit is op steenworp afstand van het Centraal Station.
Aanmelden U kunt zich per e-mail voor deze dag aanmelden: r.t.w.h.veldhuis@uva.nl,
Website studiekeuze: www.uva.nl/bsc-sociologie Studieadviseur:
Donderdag 23 april 2015 organiseert de opleiding Culturele antropologie en
Locaties:
Politicologie Website studiekeuze: www.uva.nl/bsc-politicologie Website: www.uva.nl/disciplines/politicologie Studieadviseur: studieadviseur-pol@uva.nl
Website:
STUDIEDAG Actuele discussies over migratie en migratiebeleid
Over de sprekers:
Bacheloropleidingen College Sociale Wetenschappen
Studieadviseur:
Foto: Merlijn Michon/ Bureau Wijkwiskunde
#kijkSW is een uitgave van het College Sociale Wetenschappen (CSW) en de Graduate School of Social Sciences (GSSS), van de Universiteit van Amsterdam. #kijkSW komt drie keer per jaar uit en informeert haar lezers over de huidige stand van zaken op het gebied van de sociale wetenschap zoals die in ons onderwijs en onderzoek aan bod komt. Elk nummer heeft een thematische insteek.
www.gsss.uva.nl gsss@uva.nl
Adreswijzigingen: Redactie-kijksw-fmg@uva.nl
22
onder vermelding van de naam en het adres van de school waar u werkzaam bent. Voor deelname aan het hele programma (incl. lunch en borrel) vragen wij een bijdrage van € 60, -. Neemt u alleen deel aan het ochtendprogramma (lezingen en lunch), dan is de bijdrage € 30, -
COLUMN
Thea Dukes
beurt, weer gepaard met de nodige ‘hiers’ en ‘daars’. Zo beschrijft de Hokjesman, wandelend over de grote Dijk (de ‘Diek’) hoe deze het eiland al sinds 200 jaar verdeeld in een oostelijk, katholiek deel met de dorpjes Nes en Buren en een westelijk, protestant deel met de dorpjes Hollum en Ballum.
Hier en Daar Thea Dukes
Elk mens kent zijn eigen ‘hier en daar’; een voorbeeldiger sociale constructie van de werkelijkheid is nauwelijks denkbaar. Verhuizen is de beste manier om je hiervan bewust te worden. Dan word je voelbaar geconfronteerd met wat jouw eigen ‘hier’ en ‘daar’ precies voor je betekenen; in het bijzonder wat de waarde is van jouw culturele wortels. In wetenschappelijker termen verpakt, onderga je de betekenis van een ‘culture shock’ en ‘a sense of belonging’ - waar voel je je thuis? Onverwachte gevoelens en heftige emoties kunnen zich bij zo’n verplaatsing van je meester maken. Ik heb het destijds zelf ervaren
alias ‘de Hokjesman’. In de gelijknamige tv serie bestudeert hij verschillende culturen in Nederland of, zoals hij het verwoordt: hij ‘gaat op safari in eigen land’. Een van zijn mooiste uitzendingen is de verkenning van De Amelanders. Op dat kleine eiland, de A uit de ‘TVTAS’, 58 km² groot en 3.500 inwoners over vier dorpen verdeeld rijk, komen ‘hier’ en ‘daar’ in verschillende hoedanigheden terug. Voorop staat natuurlijk het eiland versus de ‘vaste wal’ of de ‘overzijde’, daarvan gescheiden door de Waddenzee met een tussenliggende afstand van welgeteld 5.78 km. Twee eeuwen lang werd de ‘Vrije Heerlijkheid Ameland’ bestierd door de familie Cammingha, maar de familie raakte uitgestorven en in 1704 werd het eiland verkocht aan Johan Willem Friso, erfstadhouder van Friesland. Drie eeuwen later willen de Amelanders nog altijd niks met Friesland te maken hebben. De taal wordt er niet gesproken en op school ook niet onderwezen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een Amelander er in de meeste gevallen voor kiest om oud te worden op eigen grond, zij het dat studie soms een tijdelijk verblijf op het vaste land vereist. Het eiland heeft dan ook nauwelijks last van bevolkingskrimp.
tijdens een 3-jarig verblijf in de VS; ik voelde me opeens meer ‘Europeaan’ dan ooit daarvoor, relativeerde elke denkbare geografische afstand binnen Nederland en kreeg steevast een brok in mijn keel bij de gedachte aan thuishaven Amsterdam.
Die ervaring is zeker niet uniek. De bekende ‘culture shock’ curve beschrijft de verschillende fases waar je bij een verandering van cultuur doorheen gaat: euforie, cultuurschok, acculturatie en uiteindelijk evenwicht. In mijn geval leverde ook het terugverhuizen naar Nederland een bescheiden culture shock op; blijkbaar was het ‘daar’ geleidelijk en ongemerkt toch ook meer een ‘hier’ geworden. Terwijl je bij zo’n ‘hier’ en ‘daar’ met dergelijke culturele verschillen in eerste instantie geneigd bent te denken aan bijbehorende grote geografische afstanden, is dat laatste absoluut geen vereiste. Wie dat prachtig illustreert, is cultureel antropoloog Michael Schaap,
De eendracht van de Amelanders is het sterkst voelbaar in relatie tot de bestuurlijke bemoeienis van het vaste land. De (28) notabelen van het eiland, de ‘Heeren van de Heerskamer’ (inderdaad, alleen maar mannen) bespreken een maal per maand de ‘lopende zaken’. De zelfredzaamheid van het eiland is een geliefd onderwerp. Ze zouden bij voorkeur hun eigen regels hebben, maar dat kan niet, want zij horen bij Nederland. De Burgervader, afkomstig van de vaste wal en dus representant van het ‘daar’ staat aan het hoofd van een gemeente waar het nadrukkelijk gaat om de geest van de wet en niet de letter van de wet. De Amelander vlag bekrachtigt de vrijheid die de trotse Amelander nog altijd voelt.
Ook de gender scheidslijn op het eiland is een studie waard. Van oudsher had de jonge Amelander maar drie keuzes: vissen, boeren of walvissen jagen. Kozen zij voor het laatste, dan bevoeren zij de IJszeeën (alleen met elkaar, nooit samen met de Terschellingers of de Texelaars!). Zoals bij alle vissersgemeenschappen het geval was, waren de mannen lang van huis en was het huis het terrein van de vrouwen. Het hedendaagse Ameland moet het vooral hebben van het toerisme (550.000 toeristen per jaar) en deze historische rolverdeling is natuurlijk achterhaald, maar de bestuurlijke afwezigheid van de vrouwen in het genootschap van notabele Amelanders is opvallend. Ook het eerdergenoemde Sunneklazenfeest blijkt een exclusieve mannenaangelegenheid; vrouwen worden geacht bij dit ritueel thuis te blijven. Een eiland van 58 km2 met 3.500 inwoners blijkt dus groot genoeg voor vele ‘hiers’ en ‘daars’, zowel in termen van culturele verschillen tussen eiland en vaste wal, als gekoppeld aan sociale en symbolische scheidslijnen ter plekke’. Meer in het algemeen gesproken, is het onderwerp ‘hier’ en ‘daar’ uitnodigend voor menig sociaal-wetenschapper, ook al zullen de disciplinaire verschillen zich bij onderzoek daarnaar doen gelden: zo zal de sociaalgeograaf bijvoorbeeld plaats, schaal en ruimte als kader gebruiken; de cultureel antropoloog zich verdiepen in de eigenheid van de verschillende culturen; de socioloog meer gericht zijn op de sociale samenhang van de betreffende gemeenschappen en de politicoloog bestuurlijke verhoudingen en politieke conflicten centraal stellen. De interdisciplinair geschoolde ASW-er, tenslotte, zal meerdere invalshoeken combineren en idealiter integreren. Een casus als Ameland biedt in elk geval duidelijk voor elk wat wils. Thea Dukes is opleidingsdirecteur van de bachelor Algemene sociale wetenschappen (ASW) aan de Universiteit van Amsterdam. <
De Amelanders spreken over hun eiland met liefde en trots. Ze benadrukken de hechtheid van hun gemeenschap, de gemeenschapszin, de onderlinge verbanden, het zorgen voor elkaar (feitelijk een participatiemaatschappij avant la lettre) en de gezamenlijke feesten, zoals hun geheel eigen invulling van het Sunneklazenfeest. Tegelijkertijd gaan er onder die eendracht tal van scheidslijnen schuil en gaan die, op hun
3
Bron: https://www.flickr.com/photos/126887487@N04/avArk Foto: OpenEdUp
Metropool Lagos, Nigeria
Steden als sterren Zef Hemel Hoe kan het dat de hele wereldbevolking in twintig, dertig jaar tijd bijna totaal verstedelijkt? En waar slaat die verstedelijking precies neer? Volgens de Canadese journalist Doug Saunders zijn wij getuige van de grootste en allerlaatste ronde van wereldwijde urbanisatie. Zo’n twee tot drie miljard mensen is erbij betrokken. In ‘Arrival City’ (2010) beschrijft Saunders deze wereldwijde migratie van het platteland naar de stad in termen van een definitieve verhuizing van de mensheid waardoor deze zichzelf in elk opzicht opnieuw zal gaan definiëren als een stedelijk dier.
4
Neem Lagos, Nigeria. Deze Afrikaanse stad telde begin 2013 12 miljoen inwoners. Of neem Caïro, Egypte, dat inmiddels al 11,4 miljoen inwoners telt. Kinshasa, Congo, kan bogen op bijna 10 miljoen stedelingen. Stuk voor stuk zijn het nu al immense metropolen. Over tien jaar verwachten demografen dat Lagos zelfs 16 miljoen inwoners zal tellen en Kinshasa 15 miljoen. Caïro ontwaakte pas midden negentiende eeuw, toen de bouw van het Suezkanaal begon, maar zag zijn groei vanaf 1974 ineens versnellen, na het begin van de olie-boom in het Midden-Oosten. Miljoenen overwegend jonge mensen trokken toen naar Caïro. Na de voorbeeldige massawoningbouw van de socialistische president Nasser vormden zich rond de Egyptische hoofdstad ineens immense sloppenwijken. Geld stroomde de uitdijende metropool binnen via migranten uit de Perzische Golf die in de olie-industrie of op de bouwplaatsen van de sjeiks rijk waren geworden. Overal werden de slums de geboortegrond van islamitische revoluties, al wist het Egyptische leger deze nog lang te onderdrukken. Berucht is het neerslaan van de opstand door president Sadat in 1977, toen zijn neoliberale politiek op de klippen liep en Egypte door het IMF gedwongen werd de schuldenlast te verlichten. Sadats tegenstanders woonden in de slums van Bulaq. Ze werden door het leger gedwongen te verhuizen naar de periferie. Hun buurt veranderde in een groot parkeerterrein. Sadat, die Amerika zeer bewonderde, wilde destijds van Caïro een soort Los Angeles of Houston maken en had een groots plan om de stad volledig te herbouwen. De sloppenwijken moesten hiervoor als eerste
wijken. Dit zette bij velen kwaad bloed. Jonge mannen voelden zich economisch buitengesloten, stedenbouw was op destructie gericht, macro-economen leken door monetaire kwesties gepreoccupeerd, de nationale politiek was gericht op bestrijding van misdaad en onderdrukking van opstanden. De woede in het Midden-Oosten, die onlangs tot ontlading kwam tijdens de zogenaamde ‘Arabische lente’, is een stedelijke uitbarsting en een reactie op deze onderdrukkende politiek. Ook in Lagos woont twee derde van de miljoenenbevolking in sloppenwijken. De publieke infrastructuur dateert er nog van de jaren ’70, toen Lagos niet meer dan twee miljoen inwoners telde. Maar de stad verandert snel. De economie van de metropool is even groot als die van heel Kenia. De Chinezen stampen er een metronetwerk uit de grond. De gouverneur zorgt ervoor dat het vuilnis op straat wordt opgeruimd. De stad kan zijn eigen belasting heffen, waardoor de opbrengsten aan publieke kant in tien jaar tijd zijn toegenomen
Bron: https://www.flickr.com/photos/cmichel67/ Foto: Christopher Michel
In een special report van ‘Foreign Policy’ van november 2012 was een ranglijst van 75 metropolen opgenomen die volgens het Amerikaanse tijdschrift tussen 2010 en 2025 het sterkste zullen groeien. De lijst werd aangevoerd door Shanghai. Peking stond op twee, Tianjin op drie. Liefst 29 Chinese steden prijkten op de lijst, het totaal aan Amerikaanse steden telde op tot dertien. Slechts drie Europese steden wisten de onderzoekers van McKinsey Global Institute als snelle groeiers te traceren. Die laatste waren Londen (plaats 21), Parijs (plaats 26) en Frankfurt-Keulen (plaats 51). Hekkensluiters bleken Seattle en Bangalore. In 2025 zal Shanghai meer dan dertig miljoen inwoners tellen, Peking bijna dertig miljoen. Hoewel New York, Tokio, Londen en Chicago in 2025 nog steeds kolossale steden zullen zijn, zullen ze, ook economisch gezien, uiteindelijk het onderspit delven. Op dit moment wonen 570 miljoen Chinezen in metropolen. In 2025 zal hun aantal zijn gegroeid tot bijna een miljard – een toename die groter is dan de hele bevolking van de Verenigde Staten. Een verschuiving van de macht van Amerika naar Azië lijkt daarmee nauwelijks uit te sluiten.
Massawoningbouw rond Cairo, Egypte
Een andere toekomst is echter ook mogelijk. De Amerikaanse sociologe Saskia Sassen sprak op 12 december 2011, bij de oprichting van het Center for Urban Studies aan de Universiteit van Amsterdam, over assen van sleutelsteden, van zich vormende globale stedelijke netwerken die voor de toekomst van de wereld bepalender zullen zijn dan de hoofdsteden van natiestaten
of continent-omspannende wereldrijken. In Europa noemde ze de as Berlijn-FrankfurtBrussel als het gaat om politieke soft power in de wereld en de as Geneve-Wenen-Nairobi als een prijzenswaardige as op het gebied van mondiale armoede, hongersnood en internationale hulpverlening. Alle steden die ze in haar lezing noemde beschreef ze als sterren aan het firmament, waarbij de stedenassen figureerden als sterrenbeelden. Er waren, zei ze, duizenden netwerken en in elk netwerk spelen weer andere steden een bepalende rol. In het bachelorprogramma Cities in Transition van Urban Studies binnen de Universiteit van Amsterdam wordt aan deze veranderende context van snel groeiende metropolen en megasteden en hun toenemende betekenis ruimschoots aandacht besteed. Moskou, Toronto en Istanbul figureren in dit programma als drie steden die in hun wijdere omgeving deze urbane transitie goed illustreren. Een dimensie die daarbij speciale aandacht krijgt is die van een krachtige lokale politieke mobilisatie van maatschappelijke groeperingen, vergelijkbaar met die welke hierboven voor Lagos werd opgemerkt. In steden, aldus ook Sassen, worden op dit moment allerlei nieuwe vormen van directe democratie ontwikkeld die de stedelijke omgeving duurzaam moeten maken. In de Oude Lutherse kerk sprak ze van ‘emergent urban political systems’ waarbij gewone burgers zonder macht op dit moment geschiedenis maken door zaken die hen aangaan daadwerkelijk naar hun hand te zetten.
Bron: https://www.flickr.com/photos/56218409@N03/ Foto: Matthias Ripp
van 4 miljoen dollar per jaar naar 97 miljoen dollar zonder dat de belastingvoet hoefde te worden verhoogd. De stad laat tegenwoordig private ‘taxfarmers’ belasting innen. Al dat geld wordt nu in Lagos geïnvesteerd. Volgens Seth Kaplan van John Hopkins University wordt Lagos tegenwoordig beter bestuurd dan het land Nigeria waar het deel van uitmaakt. De omslag kwam in 1999, toen Nigeria overschakelde op een democratie. Nationaal ging het mis, maar in Lagos werden resultaten geboekt. Zwakke staten als Nigeria, Jemen, Congo, Pakistan en India zouden er volgens Kaplan daarom goed aan doen om meer verantwoordelijkheden op stedelijk niveau te beleggen en belastingregimes verregaand te decentraliseren. Ook steden in India (Hyderabad) en Colombia (Medellin) noemt hij als voorbeelden van steden die het gewoon beter doen dan de staten waartoe zij behoren. Harvard econoom Ed Glaeser ziet ook in Lagos een metropool die weliswaar veel armoede kent, maar die het toch veel beter doet dan zijn rurale omgeving. Armoedecijfers zijn in Lagos de helft lager dan elders in Nigeria. Bijna driekwart van de inwoners van de metropool heeft toegang tot veilig drinkwater, terwijl dat elders in Nigeria niet meer is dan dertig procent. Lagos, schreef Glaeser in ‘Triumph of the City’, mag dan op een hel lijken, de stad helpt haar inwoners wel degelijk vooruit. De extreme groei van de stad is volgens hem juist een teken van groot succes.
In 2025 zal Shanghai meer dan dertig miljoen inwoners tellen
Zef Hemel is bijzonder hoogleraar Grootstedelijke vraagstukken (Wibautleerstoel) bij de afdeling Geografie, Planologie en Internationale ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Amsterdam. De inaugurale rede van Zef Hemel ‘De stad als brein’ kunt u downloaden, zie: http://www.oratiereeks.nl/upload/pdf/PDF6583Weboratie_Hemel_-_definitief.pdf
5
<
Hippe koffietenten als onderzoeksgebied van stadssociologie Jan Rath & Wietze Gelmers
Het aantal cappuccinotenten in Amsterdam groeit explosief. Betekent dit dat Amsterdammers eensklaps veel meer van koffie zijn gaan houden? Feit is dat de snelle verspreiding van wat wordt genoemd ‘specialty coffee bars’ allerminst aan Amsterdam is voorbehouden. In talrijke steden over de hele wereld schieten zulke tenten als paddenstoelen uit de grond, of het nu Vancouver is, Istanbul, Moskou of Kunming. Dit heeft onder andere te maken met de opkomst van creatieve economieën, de daarmee gepaard gaande
Foto: Jan Rath
concentratie van individuen met een hoge opleiding en op culturele consumptie gerichte life style, en de ontwikkeling van nieuwe Quatier Putain, een nieuwe espressobar op De Wallen in Amsterdam
vormen van moderne stedelijkheid. Maar wat gebeurt er eigenlijk in die koffietenten? Samen met een grote groep studenten uit de BA sociologie zoeken we dat uit.
De ouderen onder ons kennen nog de typisch Amsterdamse bruine cafés waar het naar verluidt altijd gezellig toeven was, en waar de koffie op een warmhouder geduldig wachtte op gretige consumptie. ‘Wegens groot succes vandaag weer koffie’ grapte ooit een guitige eigenaar van een volkskantine. In deze voorbije periode kende de horeca zelfs een aparte categorie ‘koffiehuizen’, veelal eenvoudig ingerichte etablissementen met veel Brabants bont, waar geen alcohol geschonken werd, maar koffie, thee en melk, en waar de hongerige klant ook een uitsmijter of broodje halfom kon bestellen. Wie een bakkie nam genoot vanzelfsprekend al zittend aan tafel van zijn of haar cafeïne shot. Het assortiment
6
was overigens beperkt: er was zwarte koffie en er was koffie met melk, beide met en zonder suiker. Voor zo’n bestelling had men overigens weinig kennis van zaken nodig. Hoe anders is dat vandaag de dag. Vrijwel nergens staat de prutteltjeskoffie meer klaar, want nagenoeg overal wordt die vers bereid, nu eens met een modern vorm gegeven verchroomd apparaat, dan weer met een automaatje uit de goedkopere prijsklasse, maar altijd op individuele order. De introductie van deze nieuwerwetse machinerieën is gepaard gegaan met een heuse kwaliteitsslag, of in ieder geval de pretentie daarvan. Bovendien valt ze samen met een weergaloze fragmentatie van smaken en voorkeuren. Wie het bruine goud wil bestellen begint een uitvoerige conversatie met talrijke im- en expliciete keuzemomenten, veelal gesteld in Italiaans of Amerikaans klinkend idioom. Is de koffie ‘for here’ of ‘to go’, want koffie drink je niet meer uitsluitend zittend aan een tafeltje. En hoeveel koffie wil je?
Moet het een ‘tall’, ‘grande’ of ‘venti’ zijn, of een ‘small’, ‘medium’ of large’, al dan niet met een extra shot? Wil je er melk bij en, zo ja, volle, halfvolle of taptemelk, of sojamelk wellicht, en wil je vooral de melk of slechts het schuim of van beide een beetje? Een aardige bijkomstigheid van melk is dat de kelner, oh pardon, de barista zich ongevraagd uitgenodigd weet tot creativiteit in de vorm van cappuccino art of latte art. Zo wordt het bestellen van een bakkie pleur eensklaps een spannende artistieke exercitie. Zoetekauwen kunnen hun koffie aanlengen met een siroopje met vanille-, hazelnoot- of sinaasappelsmaak. De echte koffieliefhebber haalt daar natuurlijk de neus voor op, en kiest weloverwogen voor een exquisiete doppio op basis van de distinctieve bonen van de Zambia Peaberry Terranova Estate, Organic Ethiopia Sidamo, of de Blue Mountain Triage. Aldus verschaft de koffiecorner ons pardoes een vista op een tot dusver onbekende wereld, maar bovendien een podium om diepgaande kennis van zaken en verfijnde en ontwikkelde smaak te etaleren.
Veel cafés en koffiehuizen voorzien inmiddels in customized coffee, maar niet zelden resulteert dat in een liefdeloos geserveerd slap brouwsel met uitgeblust schuim. Veel interessanter—en lekkerder—zijn de talrijke coffee bars die overal in de stad verschijnen. Sommigen zijn een beetje verstopt, bijvoorbeeld in een winkel met designkleding of achter in een barber shop.
de ruimte te laten. Men zoekt derhalve geen oogcontact, gaat zeker niet staren, vermijdt conversaties, enzovoorts. Goffman introduceerde het begrip ‘civil inattention’ ter duiding van dit beleefde, beschaafde en oppervlakkige, maar zeer herkenbare gedrag.
Maar hoe gedragen mensen zich in publieke ruimten zoals specialty coffee bars? De beroemde socioloog Erving Goffman benadrukte in een boek uit 1963 het belang van structurele omstandigheden zoals anonimiteit en hectiek. De meeste mensen, zo betoogde hij, willen graag vrij kunnen vertoeven in een publieke ruimte zonder dat anderen hen opmerken of zich met hen bemoeien. Iedereen is zich natuurlijk bewust van de aanwezigheid van anderen, maar kiest ervoor om anderen
Samen met onze studenten hebben we tientallen koffietenten bezocht en bij elkaar honderden uren observatie verricht. In tegenstelling tot wat Starbucks in zijn optimistische en ietwat nostalgische marketing claimt, blijken Ray Oldenburg’s opvattingen over de ‘third place’ niet echt van toepassing te zijn. Tal van klanten praten met elkaar, dat wel, maar zulke gesprekken beperken zich doorgaans tot vrienden, collega’s, studiegenoten en zakelijke partners die
Jan Rath is hoogleraar stadssociologie aan de Universiteit van Amsterdam en als onderzoeker verbonden aan het Center for Urban Studies (www.janrath.com). Wietze Gelmers is student in de Research Master Urban Studies van dezelfde universiteit. Zij maken deel uit van een team dat moderne stedelijkheid onderzoekt. <
Foto: Jan Rath
Enerzijds zijn er coffee bars die deel uit maken van grotere nationale of internationale ketens, zoals Starbucks, de Coffee Company, Bagels & Beans en dergelijke. Zij representeren elk een eigen brand en suggereren veel exclusiviteit, maar leveren uiteindelijk gewoon een prijzig confectiebakkie. Anderzijds zijn er de oneoff operations, de onafhankelijke coffee bars van vaak hippe ondernemers met baarden en tattoos, veelal heel modern ingericht met muren waarvan het stucwerk zorgvuldig is afgebikt, met tafels gemaakt van rauw steigerhout, met kasten gevuld met moeilijke boeken en kekke glossies, en natuurlijk met op de toonbank muffins, brownies en organische sojamelk. Het zijn relatief laagdrempelige etablissementen voor en door een bepaald slag mensen: studenten, stedelijke professionals, en coole creatieve types die gedurig via wifi online zijn en in connectie met de rest van de wereld.
Echter, sinds jaar en dag adverteert Starbucks zich als de plek ‘voor een gesprek en een gevoel van gemeenschap. Een third place tussen werk en thuis’. De coffee multinational heeft het begrip ‘third place’ overgenomen van de Amerikaanse socioloog Ray Oldenburg. In zijn klassiek geworden boek The Great Good Place ([1989]1999: 16), introduceerde hij de third place als een algemene aanduiding voor een veelheid van publieke ruimten—niet zijnde thuis [first place], of op het werk [second place]—waar individuen regelmatig, vrijwillig, informeel en met plezier bijeen komen. Zulke ruimten zijn principieel open en bestaan ongeacht de sociale klasse, leeftijd, geslacht enzovoorts van de bezoekers. De belangrijkste activiteit is het converseren en het geven van ruimte aan camaraderie. Als Oldenburg en niet Goffman het bij het juiste eind zou hebben, zouden Starbucks en al die andere koffietenten een haven van sociabiliteit zijn in een verder koude, anonieme stedelijke wereld.
expliciet ervoor hebben gekozen om samen naar de coffee bar te gaan. Maar zelfs bij hen zien we dat velen zich keer op keer even uit die sociale wereld terugtrekken om in een andere, virtuele wereld op te duiken: mobiele telefoons en tablets liggen steevast binnen handbereik en worden intensief gebruikt. Sterker, het foezelen met elektronische apparaten, het checken van email, het schrijven van teksten, het sturen van tweets, het bijhouden van sociale media, en het voeling houden met wat er buiten de wereld van de coffeebar gebeurt, is algemeen gebruik. Of het nu komt doordat al die apparaten zoveel tijd in beslag nemen of door iets anders, klanten bemoeien zich hoegenaamd niet met andere vreemden, ook al zijn ze zich van elkaars aanwezigheid bewust. In die zijn is het ‘civil inattention’ dat de klok slaat. Moeten we het begrip ‘third place’ dan maar naar de prullenbalk van de stadssociologie verwijzen? Dat lijkt ons wat al te voorbarig, al was het alleen al omdat sommige bars en cafés zich wel degelijk als ‘third places’ laten kennen. Maar interessanter is het om te zien dat veel klanten toch intensief in contact zijn met anderen, ook al is dat niet fysiek en niet ter plekke. Om die specifieke en kennelijk niet-plaatsgebonden vorm van sociabiliteit te kunnen beschrijven en verklaren hebben we eigenlijk een nieuw vocabulaire nodig. Een ‘fourth place’ misschien?
Ook in Istanbul kan het bestellen van een kop koffie een spannende artistieke exercitie zijn
7
#UvAgoesWestcoast
Foto: Leonie Janssen-Jansen
Leonie Janssen-Jansen en Arend Jonkman
Amazoncampus in Seattle
8
Drie steden (of eigenlijk vier) aan de westkust
Francisco in Californië. Deze drie steden staan
van de Verenigde Staten vormden de
allen bekend als economisch succesvol, met
bestemming van de verre buitenlandreis van de
een vooruitstrevende en vergeleken met de
derdejaars bachelorstudenten Sociale geografie
Oostkust van de Verenigde Staten ‘losse’ en
en Planologie 2015. De groep van 21 mensen,
‘open’ cultuur. Dit wordt vaak in verband
geografen en planologen, bezocht tussen 18-29
gebracht met de relatief late urbanisatie van
januari achtereenvolgens Seattle (en Tacoma)
het gebied in de goudkoortsperiode en de grote
in Washington, Portland in Oregon, en San
instroom van migranten.
In de Verenigde Staten maar ook daarbuiten staan de drie steden verder bekend als relatief ‘groen’ en leefbaar, met veel aandacht voor de omgeving en duurzaamheid, met initiatieven op het gebied van lokale voedselproductie, fietsgebruik, openbaar vervoer, maar bijvoorbeeld ook voor hun inzet op betaalbare huisvesting en daklozenopvang. De grote natuurgebieden en vulkanische gebergten die de steden omringen hebben bijgedragen aan dit nadenken over duurzaamheid, en de noodzaak of wens tot compacte steden. In combinatie met de economische voorspoed en grote migratiestromen levert dit allerlei vraagstukken op het gebied van stedelijke ontwikkeling, mobiliteit, gentrification, segregatie en de kwaliteit van de openbare ruimte op. Reden te meer om voor deze steden als bestemming voor de buitenlandervaring te kiezen (hoewel uiteraard het klimaat ook een rol speelde, omdat 12-20 graden nu eenmaal prettiger is bij wandelingen dan de -13 in die periode aan de Oostkust). De keus om meer dan één stad te bezoeken was ingegeven om de verschillen te zien en de studenten de kans te geven in hun eigen onderzoeksopdracht een vergelijkend element te brengen. Hoewel de steden zeker overeenkomsten vertonen, vooral als ze worden afgezet tegen de andere Amerikaanse stedelijke regio’s, zijn er ook veel verschillen. Waar Seattle en San Francisco booming zijn, kent Portland een meer gematigde groei. Tacoma, een uur rijden onder Seattle was ook onderdeel van de trip, om ook meer een normale Amerikaanse stad te zien die bepaald geen last heeft van economic obesity, maar juist heel veel moeite heeft om een klein beetje groei te krijgen én houden. Zoals onze gastheren zeiden: “Tacoma is the typical American city, not Seattle or Portland.”. Bij de University of Washington, Tacoma waren de collega’s van het Urban Studies programma zeer verheugd dat er eindelijk buitenlandse studenten naar Tacoma kwamen in plaats van alleen Seattle aan te doen. Het was wel even schrikken toen we met de bus aankwamen en er vooral mannen de bus uitkwamen en slechts vier vrouwelijke studenten; dat waren ze niet gewend. Maar toen de UvA-heren later een UW football kochten en daarmee gingen spelen op de campus, jassen uit en in de zon, was de gender onbalans helemaal vergeten!
In Seattle verbleven we in het South Lake Union gebied; het stuk stad dat 100 jaar gewacht heeft op ontwikkeling, maar intussen “hijskraantown” is geworden. Dit is de benaming die een van de studenten gebruikte; inwoners van Seattle noemen het zelf “AllenTown” of “AmazonTown”. Nog op weg naar ons hotel vertelde een medereiziger in de tram ons dat “Amazon is taking over the city”. Ten noorden van het downtown in Seattle bouwt Amazon aan een grote campus, waar uiteindelijke 10.000-den mensen zullen werken. Het is even zoeken naar naamborden, omdat je aan de buitenkant nergens ziet dat al die panden van Amazon zijn; daarvoor moet je naar binnen. De ontwikkeling van de Amazoncampus heeft een interessant voorgeschiedenis, zo vertelde een toparchitect die ons de historie van stedelijke ontwikkeling van Seattle vertelde. Midden jaren 90 was er een plan voor een groot stadspark – net als Central Park in New York. Paul Allen, een van de Microsoft oprichters kocht alvast gronden op met de bedoeling deze aan de stad te doneren. Uiteindelijk stemden de inwoners van Seattle echter tegen omdat zij niet bereid waren een kleine belastingbijdrage te betalen. Toen de interesse van Amazon gewekt was om op die plek een innercity campus te maken, leidde dit tot een enorme boost voor het gebied en bleek de grond die ooit was aangekocht voor een park, miljarden waard. De openbare ruimte in het gebied is heel toegankelijk (voor iedereen) en van een zeer hoge kwaliteit, met aandacht voor klimaatadaptatie, kunst en voetgangersvriendelijke oplossingen. Het gebied wordt als mixed-use opgezet: zowel veel kantoren, als veel woningen voor alle zogenaamde techies, jonge hoogopgeleide IT-ers. Omdat het gebied voorheen uit relatief laagwaardige bedrijvigheid bestond (autodealers, goedkope motels, car wash) levert de gentrification weinig displacement van de oorspronkelijke bewoners op; wel van bedrijven. Voor de super gentrification in San Francisco die nu plaatsvindt geldt dat niet. Ook San Francisco heeft te maken met enorme groei, maar veel meer dan in Seattle, leidt dit tot zogenaamde no-fault evictions (mensen moeten hun woningen verlaten zonder dat ze in gebreke zijn gebleven). En dat terwijl juist San Francisco verder een sterke huurbescherming kent. Maar eigenaren mogen huurders er bijvoorbeeld uitzetten als ze het pand voor eigen gebruik nodig hebben of het willen
transformeren naar dure koopappartementen. Ook hier ligt een grote verklaring bij de opkomst van de techies. Het intrigerende is dat het beeld dat techneuten de voorkeur geven aan meer suburbane woonmilieus nog steeds sterk is. Rem Koolhaas stelde een paar maanden geleden nog dat de groei van de IT leidde tot veel suburbanisatie in Silicon Valley. De studenten – die van tevoren artikelen over de protesten tegen de Google-bussen moesten lezen, en die de gevolgen van de enorme gentrification zagen in San Francisco – waren het snel met ons eens: er is een enorme verandering aan de gang met woonvoorkeuren van die jonge techies. Ze willen vaak juist in de stad wonen, en reizen dan per Google bus (of Apple bus) naar hun werk, en niet andersom. Ook de keuze van Amazon voor een innercity campus in Seattle lijkt daarop te wijzen. Het levert wel grote problemen op voor betaalbare huisvesting; de toch al hoge prijzen kunnen – als rent control niet van toepassing is – zomaar 40% stijgen in een jaar tijd. En voor een nieuw driekamerappartement naast het nieuwe Twitter hoofdkantoor moet al gauw $6.000 per maand neergelegd worden. Een van de planologen van de gemeente San Francisco leidde ons rond in het Missiondistrict om ons meer te vertellen over hoe de stad met dit soort vragen omgaat. Zij was zo aardig om ons ook haar gedeelde huurwoning te laten zien. Met een markthuur van $4,000 was dat aanzienlijk duurder dan een vergelijkbare woning in Amsterdam die rond de €1,000 huur zou kosten. Tijdens de vrije momenten werkten de studenten aan hun eigen onderzoek, en werden de steden op eigen gelegenheid onderzocht. Het meest onder de indruk was iedereen van het enorme aantal daklozen dat we in alle steden, maar met name in San Francisco zagen. Volgens onofficiële tellingen leven er 24,000 mensen op straat. Dit leidt tot veel overlast vooral in het centrum van San Francisco, waar er nauwelijks opvang is. Het beeld van lange rijen daklozen die wachten op eten (of bijvoorbeeld in Portland, op een slaapplaats). Juist door de zichtbaarheid, altijd en overal, leidde dit tot de meest onuitwisbare herinnering van iedereen. Een aantal visuele herinneringen zijn te vinden via #UvAgoesWestcoast.
Leonie Janssen-Jansen is universitair hoofddocent Planologie bij de afdeling Sociale geografie, Planologie en Internationale ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan de onderzoekgroep Urban Planning. Arend Jonkman werkt als promovendus afdeling Sociale geografie, Planologie en Internationale ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeksgroep Urban Planning en doet onderzoek naar Housing Market Justice.
9
<
Foto: Jan Nijman
Amsterdam, centrum van het Centre for Urban Studies
Amsterdam Centre for Urban Studies Robbin Jan van Duijne Urban Studies is een intrigerend onderzoeksveld. Je kunt de stad zien, horen, ruiken, zelfs voelen, wanneer je door de straten van Amsterdam, Parijs, New York, New Delhi of Hong Kong wandelt of rijdt; je kunt de stad beleven. Tegelijkertijd is het–vanuit wetenschappelijk of academisch perspectief– moeilijk om de stad te onderzoeken of echt te kennen. Het is een diffuus onderzoeksgebied, niet alleen omdat de grenzen van de stad vaak onduidelijk zijn en ‘de stad’ een lastig te definiëren entiteit is, maar ook omdat de manieren waarop je de stad kunt onderzoeken, haar kunt leren kennen, zeer uiteenlopend zijn.
Met name dit tweede punt is mijns inziens interessant en behoeft enige uitleg. Hoe je kennis vergaart, onderzoek doet of iets op een bepaalde manier tot op de bodem uitzoekt, zijn kwesties die vallen onder de epistemologie: de tak van de filosofie die de aard, oorsprong, voorwaarden voor en reikwijdte van kennis en ‘het weten’ onderzoekt. In het geval van Urban Studies is er een breed spectrum aan manieren om de stad te (leren) kennen. Een aantal maanden geleden las ik een artikel van socioloog David Beer (University of York, UK) in een vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift in het onderzoeksveld Urban Studies. In het artikel beargumenteerde Beer dat “... hip-hop muziek redelijkerwijs mag worden gezien als een vorm van stedelijk en regionaal onderzoek”. Hij stelde overtuigend dat hip-hop muziek vol zit met insider etnografische inzichten in het stedelijk leven, een expert’s kijk op emotionele aspecten van de stad waar een onderzoeker normaal gesproken maar heel moeilijk toegang toe krijgt. Aan de andere kant van het spectrum staat iemand als Peter Sloot, die onlangs is toegetreden tot de research staff van het Centre for Urban Studies. Sloot is een wereldwijd bekende hoogleraar in Computational Science aan de Universiteit van Amsterdam, een ‘exacte’ wetenschapper met een wiskundige achtergrond die ver afstaat van de meer ‘traditionele’ sociale benaderingen in Urban Studies. Sloot onderzoekt complexe stedelijke vraagstukken met behulp van complexiteitstheorie, geavanceerde wiskunde en modellering. Dit zijn twee compleet verschillende manieren om de stad te onderzoeken, om over de stad na te denken, om naar de stad te kijken, om de stad te leren kennen, en er zitten vele manieren van kennisvergaring tussen deze twee extremen in. Dit is wat Urban Studies conceptueel voor mij een intrigerend onderzoeksveld maakt.
10
Het Centre for Urban Studies aan de Universiteit van Amsterdam is de plek waar de inzichten van al deze onderzoekers met deze zeer uiteenlopende achtergronden gebundeld worden in één multidisciplinair onderzoekscentrum. Wereldwijd één van de grootste academische centra op dit gebied met 58 vaste medewerkers en evenzoveel promovendi, heeft het Centre wortels in onder andere de sociologie, geografie, planologie en beleidskunde. Urban Studies is een onderzoekszwaartepunt van de Universiteit van Amsterdam, een zogenoemd research priority area. Wereldwijd wonen er inmiddels meer mensen in stedelijk gebied dan in landelijk gebied; in 2015 is 54% van de wereldbevolking woonachtig in steden, terwijl dit percentage in 1950 nog slechts rond de 30% lag. In de laatste prognoses van de United Nations wordt verwacht dat in 2050 66% van de wereldbevolking in steden woont. De druk op ‘de stad’ neemt toe, en daarmee ook de noodzaak om huidige en toekomstige uitdagingen in kaart te brengen en aan te pakken. De onderzoeksagenda van het Centre richt zich op deze wereldwijde stedelijke uitdagingen en legt daarbij het accent op duurzame stedelijke ontwikkeling. Vraagstukken die in dat kader met name aan de orde komen zijn economische groei versus de sociale stad, vraagstukken rondom sociale integratie en burgerschap, milieu- en duurzaamheidsvraagstukken, huisvesting, vervoer, planning en bestuur. Het Centre is van nature ingebed in de Stadsregio Amsterdam maar haar onderzoeksprogramma’s reiken over de hele wereld, met een focus op NoordAmerika, het Caribisch gebied, Azië en Europa. Robbin Jan van Duijne (r.j.vanduijne@uva.nl) heeft onlangs de research master’s in Urban Studies aan de Universiteit van Amsterdam afgerond en is nu werkzaam als coördinator bij het Centre for Urban Studies (http://www.urbanstudies.uva.nl) <
Kies of Verlies? Maarten Hajer Het was in het midden van de jaren ’90. Tijdens de vakantie met ons gezin maakten we, onderweg naar de Alpen, een tussenstop in Salzburg. Salzburg, de stad van Mozart, van het fort en, natuurlijk, The Sound of Music. Verkeersborden begeleidden ons naar een
Maar op de een of andere manier voel ik ook onbehagen. Wordt het geen tijd om te kiezen? Tijd om enkele van de vele verkeersstromen binnen de grachtengordel toch te ontwarren? Waarom tolereren we zoveel autoverkeer in dit UNESCO-erfgoed? Wie profiteert hiervan? Welke kwaliteit van leven zouden we kunnen creëren door het vrijwaren van de Grachtengordel van gemotoriseerd verkeer, met zijn inherente onrust, bizar weinig ruimte voor voetgangers en negatieve effecten op de gezondheid?
parkeergarage, die bleek te zijn gebouwd in een enorme rots, vlakbij het centrum van de stad. We gingen met de auto aan de voorkant naar binnen en gingen er als voetgangers aan de achterkant uit. In een oogopslag bleek de hele omgeving veranderd. Het was als een sprong
Ik weet het, Amsterdam is niet een stad van grote beslissingen. Dus laten we de kwaliteit weer terug de stad in smokkelen. Te beginnen bij autoloze grachten in bepaalde zones van het centrum in het weekend. Kijk wat er gebeurt. Sta gedurende de dag pop-up winkels toe op parkeerplaatsen. Vier de vrijheid! Iedereen zal er blij van worden, zowel bewoners als toeristen. Het aantal verkeersongevallen zal dalen, de omzetten zullen stijgen en
gezelligheid en gemoedelijkheid zullen domineren. Laten we Amsterdam vieren als het ware Europese antwoord op Disneyland.
Maarten Hajer is hoogleraar Public Policy aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van het PBL -Planbureau voor de Leefomgeving (www.pbl.nl). Tevens is hij de hoofdcurator van de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam in 2016 (www.iabr.nl). De Engelstalige versie van dit artikel is te vinden op: http://urbanstudies.uva.nl/blog/ urban-studies-blog-series/urban-studies-blogseries/content/folder/choose-or-loos.html <
in de tijd. De oude Burgerstadt van Salzburg was ontdaan van alle moderne elementen. In plaats daarvan reden er koetsen, liepen er jonge mannen met pruiken, gekleed in livrei, Bron: http://werelderfgoed.nl/werelderfgoed/amsterdamse-grachtengordel
klonk er vioolmuziek. Eigenlijk was de stad klaargemaakt voor toeristische consumptie, en de horden bezoekers vonden het duidelijk prachtig. Het deed mij verzuchten: Salzburg is Europa’s antwoord op Disneyland.
Waar staat Amsterdam in dit alles? Gelukkig zou een radicale restyling zoals in de Salzburger binnenstad hier aan de Grachtengordel niet kunnen plaatsvinden. Zelfs niet als de overheid dit zou willen. De Grachtengordel bestaat uit vele lagen. Het is zowel toeristische trekpleister als lokale woonbuurt en functioneert als geliefd stadsdeel voor kleinschalige bedrijven in de dienstensector. Die gelaagdheid is ook de kwaliteit. Geen enkel deel is dominant. Dat is waarom de grachtengordel, met al die verschillende sferen, locaties en plaatsen, voelt als echt publiek domein: een gebied waar mensen uit verschillende sociale milieus graag deel van uitmaken. Natuurlijk trekt het elites aan , oud en nieuw. Maar de levendige debatten die samengaan met de ontwikkelingen binnen de grachtengordel vormen een buffer tegen het iconoclasme.
Amsterdamse grachtengordel
11
Foto: Franklin Heijnen Bron: https://www.flickr.com/photos/franklinheijnen/14106975868
Hordes toeristen op De Wallen
Observaties vanachter een Amsterdams raamkozijn Fenne Pinkster Onlangs bracht ik de avond door in een restaurant op de Wallen, de Rosse buurt van Amsterdam. Onze zitplaats aan het raam bood een prachtig uitzicht op de Oude Kerk aan de overkant van de gracht. De aanblik van de kerk, zo omringd door coffeeshops en rode lichtjes, doet me denken aan de tijd dat ik als kind achterop de fiets zat bij mijn ouders op weg naar Chinese restaurants op de Zeedijk. In mijn herinnering ruik ik de geur van wiet en zie ik weer de junks die langs schuifelden en haastig doorlopende mannelijke bezoekers die heimelijk een andere kant opkeken om maar niet te worden herkend. Opgroeiend in de grachtengordel in de vroege jaren tachtig, in die tijd een vervallen buurt, was de aanblik van raamprostitutie mij niet vreemd, maar de Rosse buurt vertegenwoordigde duidelijk de schaduwzijde van de stad. Echt achenebbes.
12
Deze avond, zittend achter een heel ander raamkozijn, lijken de Wallen een totaal andere plek. Hordes toeristen trekken langzaam aan ons voorbij: groepen Aziatische bezoekers, hun gidsen zwaaiend met ‘hier -ben-ikparaplu’s’, Spaanse en Italiaanse ouders achter kinderwagens en nieuwsgierig rondkijkende Britse mannen in t-shirts, op stap voor een ‘stagparty’. Ook al lijken veel bezoekers zich niet helemaal op hun gemak te voelen, ze zijn in zulke grote getale aanwezig dat zíj - in plaats van junks en hoerenlopers - het straatbeeld domineren. Elders in de grachtengordel wordt het groeiend aantal toeristen in de stad door bewoners en politici in toenemende mate bekritiseerd in de plaatselijke kranten, waarbij termen als ‘disneyficatie’ worden gebruikt en waarschuwingen dat Amsterdam steeds meer begint te lijken op Venetië. In de Rosse buurt heeft de aanwezigheid van zoveel toeristen juist geleid tot een zekere mate van veiligheid voor bezoekers op zoek naar vertier en avontuurlijk spektakel. De transformatie van de buurt, van een landschap van prostitutie en gebied van immoraliteit en illegaliteit naar een plek van toerisme, is mede toe te schrijven aan het beleid van de gemeente om de buurt terug te winnen van de georganiseerde misdaad (Aalbers & Deinema 2012 ; Hubbard, 2012). In samenwerking met politie, woningcorporaties, projectontwikkelaars en andere particuliere investeerders is in 2007 Project Emergo gestart, ook wel Project 1012 genoemd naar de lokale postcode. Project Emergo omvatte onder andere de aankoop van onroerend goed, waarvan de eigenaren betrokken zijn bij illegale activiteiten, en herontwikkeling van deze panden voor commerciële gentrification (Gemeente Amsterdam, 2011). Hoewel het stimuleren van toerisme nooit het expliciete doel was, maakte de sanering van de buurt het gebied ook toegankelijker voor toeristen. Vandaag de dag is er geen wijk in Amsterdam die zo duidelijk illustreert dat de stedelijke ruimte zelf steeds meer het object is geworden van consumptie (Gotham, 2002). Maar bij het zien van de cameraflitsen van toeristen die niet alleen de kerk maar ook de roze lichtjes op de foto zetten, denk ik vanachter mijn eigen
raamkozijn terug aan de Wallen uit mijn jeugd en vraag ik me af welke plaats nu eigenlijk beter is: een plaats van prostitutie en uitbuiting die er ook zo uit ziet en aanvoelt of een plaats die de indruk wekt een toeristische attractie te zijn, maar waar de vrouwen achter de ramen in feite nu dubbel worden geëxploiteerd. Fenne Pinkster is universitair docent in de Stedelijke geografie bij de vakgroep Geografie, Planologie en Internationale ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek richt zich op wat zij ‘de geografie van het alledaagse leven’ noemt; een aanpak die de perspectieven van inwoners als uitgangspunt neemt. Fenne houdt zich bezig met vragen over de betekenis van de wijken voor het structureren van het leven van de bewoners en de manier waarop hun leven is ingebed (of niet) in de buurt waarin ze wonen. Tips om meer over dit onderwerp te lezen: Aalbers, M. B. & M. Deinema (2012) Het plaatsen van prostitutie. ‘Stad, 16’ (1-2), p 129145 Gotham, K.F. (2002) Marketing Mardi Gras: commodificatie, spektakel en de politieke economie van het toerisme in New Orleans. ‘Urban Studies, 39’ (10), p 1735-1756 Hubbard, P (2012) Nawoord: rosse buurt van Amsterdam verlaten. ‘Stad, 16’ (1-2), p 195201 Gemeente Amsterdam (2011) ‘Emergo. De Gezamenlijke Aanpak van de Zware (Georganiseerde) misdaad in Het Hart van Amsterdam’, Amsterdam: Boom Dit artikel werd eerder in het Engels gepubliceerd, zie: http://urbanstudies.uva.nl/ blog/urban-studies-blog-series/urban-studiesblog-series/content/folder/observations-frombehind-an-amsterdam-window.html <
Bos en Lommer: de Amsterdamse grens van gentrification? Marco Bontje Tot begin 2008 zou mijn wooncarrière kunnen worden gezien als een hybride product van ‘hoe sociale huisvesting in Amsterdam werkt’ en het frame van ‘vroege gentrifier’ zoals we die kennen uit de stadsgeografie en stadssociologie.
Geboren en getogen in Alkmaar, ongeveer 40 km ten noorden van Amsterdam, verhuisde ik, kort na aanvang van mijn studie in Amsterdam, naar een kleine studentenflat in Diemen. Echt Amsterdam was het nog niet, maar in ieder geval dichtbij en het was het eerste woningaanbod waardoor ik erin slaagde van de wachtlijst voor studentenhuisvesting af te komen. Natuurlijk had ik kunnen kiezen voor kraak of anti-kraak of ik had de semi-legale of illegale onderhuur- route kunnen kiezen, zoals een aantal van mijn medestudenten deden; in die zin ben ik misschien niet begonnen als een typische vroege gentrifier. Ik bewoog mij echter wel naar boven op de woningladder: ik ging van de kleine éénkamerwoning in Diemen naar een iets minder kleine tweekamerwoning aan de rand van het stadscentrum (Wittenburg), om vervolgens te verhuizen naar een driekamerwoning in Bos en Lommer.
Bos en Lommer? Dat was in 1999 misschien niet de meest voor de hand liggende keuze, om ver weg van het centrum, je juist daar te huisvesten; maar het was een van de eerste mogelijkheden om van de lange wachtlijst voor sociale
huurwoningen te komen. Inmiddels was ik promovendus en achteraf gezien behoorde ik (onbedoeld) misschien tot de pioniers op het gebied van gentrification. Toen ik naar Bos en Lommer verhuisde, stond de wijk bekend als een van de meest achtergestelde delen van Amsterdam. De ‘Kolenkitbuurt’, onderdeel van Bos en Lommer, werd in de media zelfs vaak als ‘de slechtste wijk van Nederland’ aangeduid. Nu woonde ik in een ander deel van Bos en Lommer, namelijk in het ‘Landlust’ gebied, maar ook dit deel verkeerde in een heel slechte staat. Mijn appartement had geen centrale verwarming en slechts een ouderwetse gaskachel in de woonkamer, het ontbrak aan een goede isolatie, en het was duidelijk dat er sinds de vroege jaren ‘80 nauwelijks onderhoud had plaats gevonden. Stedelijke vernieuwing moest mijn straat nog bereiken. De woningbouwvereniging had in 1999, toen ik er net was komen wonen, al een grondige renovatie aangekondigd, maar die begon pas in 2007, kort voordat ik vertrok. In andere delen van de wijk waren stadsvernieuwingsprojecten al iets eerder begonnen, maar dit betrof vaker sloop en nieuwbouw dan renovatie. Op deze plaatsen leek het meer op het creëren van ‘eilandjes van welstand’, door middel van nieuwbouwcomplexen, dan het begin van een grootschalig proces van gentrification van de gehele wijk. Toch waren vele potentiële ‘pioniers’ al verspreid over Bos en Lommer, waaronder veel mensen die ik kende vanuit mijn studie- en mijn PhD tijd: studenten, pas afgestudeerden, kunstenaars. Het zou slechts een kwestie van tijd zijn voordat gentrification Bos en Lommer ging veroveren. Waar het
zou beginnen was heel voorspelbaar: langs de Admiraal de Ruijterweg, de verbindingsweg naar de vroegere 19e-eeuwse gentrification-gebieden, rondom het Erasmuspark, en langs de grachten. Vandaag de dag lijken de volgende stappen op weg naar volwaardige gentrification voor de wijk volop aan de gang te zijn. Misschien nog niet van toepassing voor de hele buurt, maar zeker in belangrijke delen ervan. Indicatoren voor deze stappen zijn de groeiende mediaaandacht voor Bos en Lommer, dit keer niet als een achterstandswijk, maar als een ‘herontdekt’ gebied, en de introductie van het acroniem: BoLo. Als een wijk met een acroniem wordt aangeduid, kan gentrification nooit ver weg zijn! Fans van de buurt zijn dan ook al begonnen met een wijkblog: BoLoBoost, onder het motto ‘iedereen houdt van Bos en Lommer’. Andere gentrification-achtige ontwikkelingen zijn: de frequente kroegentocht ‘Bolo Booze’ (Bos en Lommer heeft zelfs eigen ‘BoLo bier’), kunstfestivals, galeries en straatmarkten. Behalve de koffiebar Bagels & Beans, die door enkele Nederlandse planning blogs wordt gezien als de belangrijkste indicator van gentrification, hebben zich ook enkele gespecialiseerde en /of chique restaurants gevestigd. Een gentrifying Bos en Lommer zou ook heel goed passen in de strategie voor stedelijke ontwikkeling van Amsterdamse stadsplanners, namelijk ‘het uitrollen van het stadscentrum ‘.
Foto’s: Robbin Jan van Duijne
I love BOLO
Nu zelfs in Bos en Lommer een succesvolle start is gemaakt met gentrification, is de vraag waar zal gentrification in Amsterdam eindigen? Zullen de gentrifiers zelfs zo ‘moedig’ zijn om de beruchte fysieke en psychologische barrière ‘De Ring’ over te steken, de ringweg A10 dus, waarvan vele binnenstedelijke Amsterdammers nog steeds denken dat de stad hier eindigt? >
Oude appartementen in de wijk Bos en Lommer
13
Voor degenen die zich afvragen waarom ik toch ben verhuisd en waar ik nu woon: tijdens het wachten op de renovatiebeslissingen die uiteindelijk in mijn straat werden genomen (bewonersgroepen waren al een tijdje zeer effectief in het blokkeren van verandering in mijn buurt), was een verhuizing naar een nieuw gebouwd appartement in mijn stad van herkomst Alkmaar een aantrekkelijker alternatief. In Alkmaar kon ik het mij veroorloven om een heel luxe en ruim driekamerappartement te kopen, voor een prijs waarvoor ik in Amsterdam nauwelijks iets zou kunnen kopen. Ik woon nog steeds in een stedelijke omgeving, maar zeker niet in een gebied waar ik zou verwachten dat er iets van gentrification zal plaatsvinden. Tenzij heel Amsterdam te duur of te ‘bourgeois’ wordt en gentrification pioniers zelfs verder durven kijken dan de gemeentegrenzen van Amsterdam ...
Tussen het “hier” en het “daar”: het leven van de onderzoeker Thijs Jeursen en Tessa Diphoorn
Marco Bontje is universitair docent in de stadsgeografie aan de afdeling Geografie, Planologie en Internationale ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn onderzoek richt zich onder meer op de effectiviteit van het Nederlandse nationale verstedelijkingsbeleid (proefschrift); duurzame ontwikkeling van bedrijfslocaties aan de stadsranden en in suburbs; ruimtelijke, sociale en economische voorwaarden voor internationaal concurrerende creatieve kennissteden; en de impact van demografische en economische krimp van steden en regio’s.
We lezen de nodige theorie en schrijven ons onderzoeksvoorstel hier, om vervolgens interviews daar te doen. We rapporteren over hoe het is om daar te zijn aan onze begeleiders en sponsors hier. We schrijven onze hoofdstukken en artikelen hier over het leven daar. Wij zijn onderdeel van een grotere
Een Engelstalige versie van dit artikel is te vinden op: http://urbanstudies.uva.nl/blog/
projectgroep die de relatie tussen burgerschap
urban-studies-blog-series/urban-studiesblog-series/content/folder/bos-en-lommeramsterdam%E2%80%99s-gentrificationfrontier.html
en veiligheid bestudeert in Miami, Nairobi, Kingston, Recife en Jeruzalem. Het bewegen < tussen een ‘hier’ en ‘daar’ is dus een centraal
foto: Robbin Jan van Duijne
deel van ons werk.
De nieuwe boekwinkel in BOLO
14
Het begint bij het schrijven van de eerste kladversies van een onderzoeksvoorstel in een universiteitsgebouw; hier ontstaan onze ideeën. We denken in abstracte termen over concepten en theoretische kaders die we vervolgens presenteren aan collegae, maar ook aan onze leidinggevenden en grote denkers die ons inspireren. Dit allemaal met het doel om het leven daar te analyseren en te verklaren. We maken allerlei voorstellingen over de wijk, stad, of land waar we ons tijdens ons onderzoek zullen bevinden. Voor vertrek maakt Thijs een voorstelling van Miami; van de verschillende contacten die hij gaat leggen, hoe en waar hij zijn tijd zal doorbrengen en wat voor situaties hij zal meemaken en in terecht zal komen. >
Foto: een informant
Tessa als onderzoeker in het ‘daar’ (Durban)
Vervolgens vliegen, rijden, of fietsen we naar het ‘veld’, een plek die soms volledig onbekend is en soms een tweede thuis. We duiken volledig in het dagelijks leven daar, participeren in lokale gewoontes en handelingen om de zogenaamde ‘authenticiteit’ van het daar te voelen, te ruiken, te ervaren en te begrijpen. Tussendoor wordt er van ons verwacht om terug te rapporten naar het thuisfront, te laten weten aan het hier hoe we ons ontwikkelen in het daar. We willen laten zien dat we ons goed manoeuvreren in het daar en verlangen naar bevestiging of goedkeuring van onze werkzaamheden vanuit het hier. Na enige tijd in het veld, komen we terug naar Nederland en beginnen we met het analyseren van onze data. We proberen structuur te creëren, patronen en rode lijnen te identificeren, en beginnen met het schrijven. Soms moeten we hiervoor afstand nemen van het veld, om onze gedachten op orde te brengen en ons niet te laten meeslepen in het verzamelen van meer data. Toen Tessa terug kwam uit Durban na haar promotieonderzoek, werd ze expliciet geïnstrueerd door collega’s om het veld ‘achter zich te laten’. Ze moest zich vooral niet laten afleiden door nieuws vanuit het daar, maar moest zich gaan onderdompelen in het hier. Na een bepaalde periode van schrijven
bezoeken we internationale conferenties, waar we onze ideeën en theorieën met geïnteresseerden bespreken en overleggen. De informatie die we daar verzamelen worden doorgaans hier weer omgezet in publicaties, grotendeels voor academische tijdschriften. En aan het einde van ons onderzoek worden we hier gezien als experts over het daar. Dit is natuurlijk een gesimplificeerd en beknopt verhaal, maar het schetst wel bepaalde elementen die wij ervaren, als onderzoekers wiens ‘veld’ elders is. Maar het onderscheid tussen het hier en daar is - gelukkig en helaas niet zo zwart-wit en eenduidig. Onze perceptie van het daar is al grotendeels beïnvloed door het hier. Voor vertrek naar Miami is Thijs beïnvloed door populaire en bekende beelden van stranden, een uitgebreide uitgaanscultuur, Latijn-Amerikaanse invloeden en films, computerspellen en series zoals Scarface, Grand Theft Auto, Dexter en Miami Vice. We vertrekken naar het daar met allerlei vooroordelen uit het hier die onmiddellijk onze ervaringen in het daar bepalen. Daarnaast vervagen de grenzen tussen hier en daar door technologische ontwikkelingen nog verder. Skype gesprekken, mails, vrienden en familieleden die je opzoeken, en nieuws over je veldwerklocatie die op je Nederlandse of buitenlandse nieuwswebsites leest. Dankzij deze informatie en interactie schakel je dus eigenlijk constant tussen meerdere locaties. We ontwikkelen vriendschappen met mensen uit het daar, soms zelfs relaties, en vaak komen deze mensen ons opzoeken in het hier. Soms leren we de lokale taal zo goed dat we erin gaan dromen en als we terug zijn in Nederland, moeten we wennen aan onze moedertaal.
vlak naast en langs elkaar. In Miami vertoeven de toeristen en rijkere inwoners zich in het chique Miami Beach, terwijl gemarginaliseerde groepen te maken hebben met hoge criminaliteit, politiegeweld en werkloosheid. In Nairobi rijden ex-pats rond in grote jeeps door verlichte straten, onderweg naar hun villa’s en tuinen die naast grote sloppenwijken staan. Onderzoek vindt dus ook niet plaats op één plek: men beweegt zich door een stad in verschillende gezelschappen. Als onderzoeker krijgen wij vaak toegang tot verschillende plekken van een stad en hebben we omgang met verschillende bevolkingsgroepen. In Durban had Tessa dagen dat ze, bijvoorbeeld ‘s ochtends uitgebreid ontbeet met de rijke eigenaar van een particulier beveiligingsbedrijf om vervolgens ’s avonds vrienden uit een sloppenwijk in de kroeg te ontmoeten. Tijdens een bijeenkomst om de criminaliteit te bespreken zat Thijs aan tafel met een groep bewoners en politieagenten uit een rijkere buurt van Miami. Niet veel later zat hij bij een vergelijkbare bijeenkomst in een andere deel van de stad: andere problemen, andere perspectieven en oplossingen. Bezoekers en zelfs inwoners van steden bewegen zich meestal niet op deze manier in de stad, maar de onderzoeker vaak wel. Dit duidt op een positie van privilege: de onderzoeker kan op de uitgezochte plekken komen, kan opgelegde grenzen overschrijden, kan spreken met bepaalde individuen en kan zich begeven in verschillende situaties. Als onderzoekers bepalen wij welke verhalen uit het daar hier verteld gaan worden en op welke manier. Hoe maken wij deze keuzes en tegenover wie? Is een etnografie niet een constructie van een eigen verhaal, gevormd door ervaringen die niet specifiek in een hier óf daar zijn bedacht en geschreven? In een soort constante vorm van onderweg, waarin grenzen tussen hier en daar en vroeger en nu vervagen? Hoe gaan we hiermee om en hoe beïnvloedt dit onze analyse? Wanneer houdt het hier op en begint het daar? In ons werk proberen we steeds beter inzicht te krijgen hoe om te gaan met bovengenoemde vraagstukken. De nodige persoonlijke en methodologische reflectie houdt meer in dan een langdurige realisatie van wat het kan betekenen om als blanke Nederlander onderzoek uit te voeren. Continu manouveren en bewegen tussen het ‘hier’ en het ‘daar’ is ons werk: het is wat ons motiveert, wat ons uitdaagt, en wat ons voorlopig bezig houdt. >
Daarnaast is het daar ook niet een homogene entiteit: een stad, een buurt en zelfs een straat heeft meerdere betekenissen. In de steden waar wij onderzoek doen, leven rijk en arm?
15
Foto: een politieagent
Thijs als onderzoeker in een van zijn onderzoekslocaties: Miami Beach
SECURIT Thijs Jeursen en Tessa Diphoorn zijn onderzoekers in het SECURCIT onderzoeksgroep van de afdeling Geografie, Planologie en Internationale ontwikkelingsstudies (GPIO) aan de Universiteit van Amsterdam. SECURCIT is een onderzoeksproject die gefinancierd wordt door NWO en de ERC en geleid door Dr. Rivke Jaffe. Het is een antropologische studie naar burgerschap en veiligheid in vijf verschillende steden: Miami (VS), Recife (Brazilië), Nairobi (Kenia), Jerusalem (IsraëlPalestina) en Kingston (Jamaica). Voor meer informatie, zie de website:
Tessa Diphoorn werkt als postdoctorale onderzoeker in het SECURCIT project en doet vergelijkend onderzoek omtrent particuliere veiligheid in Jamaica, Israël en Kenia. Hiervoor heeft ze haar promotieonderzoek afgerond in 2013 aan de Universiteit van Utrecht over particuliere veiligheid en geweld in Durban, ZuidAfrika. Haar proefschrift, getiteld “Twilight Policing” zal dit jaar verschijnen bij University of California Press. <
www.security-assemblages.com.
Bron: https://www.flickr.com/photos/33707373@N03/ Foto: Mohd Althani
Thijs Jeursen is binnen het SECURIT project bezig met zijn promotieonderzoek over de privatisering van veiligheid in Miami waar hij momenteel verblijft. Hiervoor heeft hij een Master Conflict Studies and Human Rights afgerond in 2012 aan de Universiteit van Utrecht. Voor zijn MA thesis heeft hij onderzoek gedaan in Tripoli, Libië, waar hij de interacties tussen verschillende milities en de politieke authoriteiten bestudeerde na de val van Gaddafi’s regime.
Miami het ‘daar’ van Thijs
16
VERVOLGENS Alumnus in beeld
Foto: Krissie Mooij
Alumnus Jessie Mooij over haar studie, de loopbaan na de studie en haar huidige functie.
Jessie bij de rijstvelden rond Ubud, op Bali
Doe waar je hart naar uitgaat Jessie Mooij Naam: Bachelor: Richting: Master: Afgestudeerd: Beroep:
Jessie Mooij Algemene sociale wetenschappen (voorheen Gedrag & samenleving) Universiteit van Amsterdam Jeugd, Opvoedingsondersteuningen en Sociologie Orthopedagogiek bachelor 2011 master 2013 gespecialiseerd begeleider/orthopedagoog Tijdens mijn bezoek aan een studiemarkt was ik direct enthousiast over de opleiding Gedrag & samenleving. Het benaderen van sociale vraagstukken vanuit verschillende perspectieven sprak mij aan maar ik wist nog niet welke sociale wetenschap het best bij mij zou passen. Toen ik Algemene sociale wetenschappen (ASW ) studeerde heb ik verschillende disciplines leren kennen waardoor ik erachter kwam waar mijn hart naar uitging: kinderen. Ik vind het heel interessant om vanuit meerdere perspectieven naar kinderen te kijken en de invloed van de opvoeding, de directe omgeving en de samenleving waarin je opgroeit mee te nemen bij het oplossen van problemen. Na mijn bachelor ben ik de master Orthopedagogiek gaan doen om me hierin te specialiseren.
Werken met kinderen Tijdens mijn studie ben ik al op zoek gegaan naar een baan waar ik met kinderen die extra aandacht nodig hebben aan de slag kon, zodat
ik naast theoretische kennis ook praktische ervaring op kon doen. Ik werk inmiddels vijf jaar als gespecialiseerd begeleider bij team jeugd en opvoeding van RIWB Gooi en Vechtstreek, waar ik kinderen met psychiatrische problematiek in groepsverband of thuis begeleid. Daarnaast ben ik samen met een psychologe de Basisclub begonnen. Bij de Basisclub komen kinderen na school om te werken aan datgene waar ze nog moeite mee hebben op school. Kinderen werken hier in groepsverband aan hun persoonlijke leerplan en ontwikkelen tegelijkertijd studievaardigheden als concentratie, planning en organisatie en zelfstandig werken.
ook mag diagnosticeren en dat biedt nog meer mogelijkheden voor de toekomst.
Studententijd Bij ASW heb ik geleerd om flexibel en oplossingsgericht naar problemen te kijken. Deze benadering helpt mij in mijn werk om verschillende perspectieven te bestuderen en het maakt me creatief in het vinden van oplossingen. Ook heeft ASW er aan bijgedragen dat ik zeker ben over mijn keuze om orthopedagoge te worden Ik ben heel blij dat ik naast mijn studie een baan gevonden heb die aansloot bij de richting die ik graag op wilde, daardoor kon ik al uitproberen of het in de praktijk ook echt bij mij paste en tegelijkertijd relevante ervaring op doen. Maar van je studententijd moet je ook genieten, want het gaat zo voorbij! Amsterdam heeft zoveel leuks en moois te bieden, en daar heb ik natuurlijk ook gebruik van gemaakt. www.basisclub.nl www.balansdigitaal.nl http://www.ribwgooi.nl
Tenslotte werk ik ook ĂŠĂŠn ochtend per week als vrijwilliger bij de advies en informatielijn van Balans (vereniging voor ouders van kinderen met leer en/of gedragsproblemen). Ouders bellen met vragen over het passend onderwijs, het leerlingenvervoer, diagnostiek of voor tips in de omgang met hun kind. Ik vind de combinatie van deze banen fijn omdat het zo afwisselend is en ik op verschillende gebieden ervaring kan op doen. Ik ben heel blij met het werk wat ik nu doe, maar ik zou graag nog een opleiding doen om mezelf verder te ontwikkelen. De GZ-opleiding waarbij je werken en studie combineert spreekt mij erg aan. Ook is het fijn dat wanneer je die opleiding gedaan hebt, je
17
<
Studenten in het buitenland
Jasper Ravestijn & Ruben Quak In de VS wordt ontwikkelaars de mogelijkheid geboden meer kantoorruimte te realiseren, als zij in ruil daarvoor een publieke ruimte aanleggen waar de gemeenschap gebruik van kan maken. Ontwikkelaars maken volop gebruik van deze mogelijkheid, omdat meer vloeroppervlakte op hetzelfde stuk grond meer geld moet opleveren. Jasper Ravestijn & Ruben Quak deden onderzoek naar publieke ruimten in Seattle en San Francisco.
Everybody can come in, but don’t tell them! Privately Owned Public Spaces in downtown
Seattle
De term privately owned public space (pops) verwijst naar plekken die, ondanks dat ze privaat bezit zijn, wettelijk, volgens het bestemmingsplan te gebruiken zijn door iedereen in de stad (Kayden, 2000). Deze definitie heeft binnen de stad Seattle, maar ook in andere steden in de VS, de afgelopen jaren flink wat vragen doen ontstaan. Vanuit de gemeenschap, de inwoners maar ook vanuit toeristen en bezoekers zijn klachten gekomen over onder andere de vindbaarheid, de toegankelijkheid, de openheid en de kwaliteit van deze pops. Deze kritieken werden onder andere geuit op verschillende internetfora en als reacties op bepaalde beleidsdocumenten (TheUrbanist, z.j.). Reden genoeg om dat te onderzoeken in Seattle, een stad die hoog scoort in de VS op het aantal pops. Wij beoordeelden in Seattle 10 pops op basis van een set vooraf bepaalde criteria. Het meest belangrijke van een public space zit hem in het woord public. Pops zouden voor werkelijk iedereen die naar binnen wil toegankelijk moeten zijn. Dat houdt aan de ene kant in dat je niet door vergrendelde deuren en afgesloten hekken moet. Aan de andere kant betekent dat, dat een public space ook voor mensen met een lichamelijke handicap, zoals
18
Naast toegankelijkheid is de kwaliteit naar ons idee het belangrijkste aspect. Kwaliteit is een lastig te operationaliseren begrip, omdat het uit zoveel componenten kan bestaan, en kwaliteit voor iedereen anders is. De één heeft meer baat bij groenvoorzieningen, de ander bij een grote hoeveelheid zitplaatsen. Iedereen zal het er over eens zijn dat de aanwezigheid van zitplaatsen in het algemeen, het comfort van die zitplaatsen, prullenbakken, food en drink services, verlichting en een veilig gevoel bijdragen aan de kwaliteit van een public space (McCormack, 2010). Met die gedachte hebben we onze cases dan ook bezocht. Onze cases bevonden zich verspreid over downtown Seattle. Een complete lijst van pops in Seattle is terug te vinden op de website van de gemeente Seattle (Seattle.gov, 2015). Zoals al blijkt uit de titel van dit artikel, is niet iedereen even blij met het idee dat elke passant zomaar een miljoenenpand kan betreden om daar zijn Starbucks koffie of Subway sandwich te consumeren. De titel is een quote van één van de beveiligers van een wolkenkrabber waar op de 6de verdieping een publieke ruimte was. Hij weet heel goed dat iedereen er gebruik van mag maken, maar ziet het liefst zo min mogelijk mensen binnen komen. In Seattle zijn we dit soort beveiligers niet tegen gekomen, maar wel opvallende raamstickers die hetzelfde doen vermoeden. Van de pops die wij bezochten was ongeveer de helft beveiligd met een security guard. Misschien wel de best beveiligde, maar tegelijkertijd ook de meest toegankelijke plek was de public space in de Columbia Tower op 5th Avenue. Met maar liefst zes entrees, voldoende zitplaatsen, meer dan negen horecagelegenheden en verschillende waterornamenten scoorde deze publieke ruimte bij ons het hoogst in downtown Seattle.
Bij de pops in het Wells Fargo (bank) gebouw, was een etiket op het raam geplakt met conditions of entry. Men mocht het gebouw alleen betreden als men werknemer van Wells Fargo was, of als men boven de bank woonachtig was. Hoewel wij niet werden tegengehouden door de beveiligster die beneden rondliep, gaf het ons geen prettig gevoel. De publieke ruimten van het IDX gebouw en van een ander Wells Fargo gebouw hebben wij helemaal niet gevonden, terwijl deze wel op de pops-lijst van de gemeente Seattle staan. Zij scoren wat betreft vindbaarheid een dikke onvoldoende. Na dit korte, exploratieve onderzoek is ons duidelijk geworden dat sommige kritieken meer dan terecht zijn. Tegelijkertijd moet men niet vergeten dat er ook pareltjes in de stad te vinden zijn, zoals de Columbia Tower.
The Good, the Bad and the Ugly… Privately Owned Public Spaces in
San Francisco The Good
In San Francisco waren meer goede pops te vinden (mede omdat er in absolute aantallen meer zijn) dan in Seattle. De City Centre en Westlake Centre pops scoren hoog wat betreft toegankelijkheid, vindbaarheid en kwaliteit. Deze ruimtes worden aangeduid met goud/ zwarte plakkaten op de ingangen die goed te lezen zijn, zijn toegankelijk voor iedereen en hebben een gevarieerd aanbod aan eet- en drinktentjes. De andere zeven ruimtes die voor dit onderzoek zijn bezocht scoren echter slecht op bovengenoemde punten. Sommige zijn zelfs niet te vinden, of bieden slechts vier zitplaatsen aan in een donker hoekje.
Foto’s: Jasper Ravestijn
Public Places: Seattle versus San Francisco
mensen in een rolstoel of mensen die slecht kunnen traplopen, toegankelijk moet zijn. Tegelijkertijd moet die toegankelijkheid niet te veel moeite kosten. Formulieren invullen of je aanmelden op een bezoekerslijst weerhoudt mensen er van om een plek voor hun plezier te bezoeken, zeker als zij met een tijdsschema werken. Daarnaast zijn beveiligers die met een norse, geïrriteerde stem vragen wat je komt doen niet erg uitnodigend.
Rainier Tower scoort wat betreft toegankelijkheid wat ons betreft het slechtst. Vanaf de straatkant was het dakterras achter de Rainier Tower niet te zien. Bovendien stond er een groot, wit, stalen hek voor, waardoor het leek alsof het een afgesloten plaats was. Verder stonden er alleen een paar stoelen die allerminst comfortabel zaten, was er geen toegang tot een publiek toilet, was er geen afdak en moest men minimaal 20 traptreden beklimmen voordat de plaats bereikt was. Mensen in een rolstoel konden dus hoe dan ook geen gebruik van deze ruimte maken.
De publieke ruimte in de Columbia Tower, downtown Seattle. Opvallend genoeg helemaal leeg
150 California, een dakterras op de 6de verdieping met zitplaatsen, tafels, groen en een leuk uitzicht
Opvallend aan de San Francisco casussen is dat veel Public Places zich op dakterrassen bevinden; een goed punt, lijkt ons. De best scorende wat betreft kwaliteit is 343 Sansome. Het dakterras op de 15de verdieping biedt een indrukwekkend uitzicht over het business district. Er zijn voldoende zitplaatsen beschikbaar en mensen in een rolstoel kunnen gebruik maken van de rolstoellift. Rond de olijfbomen kan men in de schaduw zitten en met het uitzicht op de Obelisk van Joan Brown is er zelfs voor kunstliefhebbers iets te zien. Opvallend gekleurde afvalbakken dragen bij aan het schoonhouden van de ruimte en door de aanwezigheid van camera’s zou iedereen een veilig gevoel moeten hebben (of het gevoel bespioneerd te worden door de security guard).
Bij binnenkomst was de beveiliger echter niet zo blij ons te zien. Met een norse stem vroeg hij ons wat wij kwamen doen, maar verwees ons vervolgens wel door naar de 15de verdieping. Het verplichte plakkaat op de entree, die wijst op de aanwezigheid van een public space, valt weg tegen de muur waarop deze geplakt is. Het etiket op 150 California street, eveneens een dakterras, is nog slechter te lezen. Ook hier vraagt de bewaker wat je komt doen, maar verleent je uiteindelijk ook toegang. Vergelijken we dit met de Seattle casussen, dan valt te concluderen dat de toegang in San Francisco wat minder ‘public’ is.
(New York, 2007). In dit amendement zijn minimale eisen opgenomen waaraan de publieke ruimten moeten voldoen. Sinds de invoering kunnen bezoekers klachten indienen bij een commissie, die vervolgens op bezoek gaat bij het gebouw en controleert of deze inderdaad nalatig is met het onderhouden van zijn publieke ruimte (Németh, 2011). Een Zoning Amendment, zoals die in NYC, kan tekortkomingen doen verdwijnen op termijn. De ontwikkelaars in zowel Seattle als in San Francisco hebben immers meer kantoorruimte verkregen, nu moeten zij wel terugdoen wat zij beloofd hebben.
The Bad
Kayden, J. (2000) New York City Department of Planning and Municipal Art Society Privately Owned Public Space: The New York City Experience. New York: John Wiley and Sons.
De enige echt slechte die wij zijn tegengekomen in downtown San Francisco is 444 Market. Plek om te zitten ontbreekt, daarnaast is er geen overkapping, moet er voor eten of drinken een stukje gelopen worden en is er bijna geen groen te bekennen. In San Francisco is een kleiner percentage van alle pops bezocht. Dus bovenstaande vermelding zal ongetwijfeld niet de enige matige tot slechte public space zijn.
McCormack, G. (2010) Characteristics of urban parks associated with park use and physical activity: A review of qualitative research, in Urban Studies vol. 16: Elsevier.
The Ugly…
Seattle (z.j.) Seattle Government http://licata.
Bij Safeco Tower is er amper van een pops te spreken. Het is een open vlakte voor de toren, waar men tegen twee lange plantenbakken kan zitten. Men kijkt uit op een drukke straat, zit in de wind en heeft geen tafel ter beschikking om iets te kunnen eten of te mailen.
seattle.gov/2006/06/21/downtown-public-spaces
Urbanist, The (z.j.) Seattle’s Privately Owned Public Spaces http://www.theurbanist.
Verbeteringen
BLOG Ravesteijn & Quak:
De pops genoemd onder The Good hebben vaak als enige verbetering een duidelijk bord nodig wat duidt op de aanwezigheid van publieke ruimte (en een minder strenge beveiliger). Bij The Bad kan er veel gedaan worden om de publieke ruimte beter te maken. Gedacht moet worden aan meer stoelen, meer afvalbakken, meer groen en de aanwezigheid van horecagelegenheden. Om de kwaliteit van de public spaces te waarborgen heeft de stad New York in 2007 de zogenaamde Zoning Amendment aangepast
http://uvagoesusa.businesscatalyst.com/index. html <
org/2014/05/09/seattles-privately-owned-publicspaces
19
Studenten in het buitenland Logo voorstel
Berlijn: “Arm aber Sexy” Veerle Weustink ‘Du bist verrückt, mein Kind, du musst nach
unieke karakter van een dergelijke stadstuin in Berlijn. Daartegenover staat dat de wijk Kreuzberg de afgelopen jaren erg populair is geworden. Het fenomeen van ‘gentrificatie’ opwaardering van een buurt of stadsdeel op sociaal, cultureel en economisch gebied met als gevolg een stijging van de prijzen voor onroerend goed – is inmiddels ook hier van toepassing. Sommige van de oorspronkelijke bewoners van Kreuzberg kunnen de huur niet meer betalen en dit heeft natuurlijk effect op de buurt en helaas ook op Prinzessinnengarten. Want hoewel Prinzessinnengarten zonder subsidies van de gemeente verwezenlijkt wordt, is de grond waarop de tuin zich bevindt wel in het bezit van de gemeente. Door de budgetproblemen van de stad ziet de gemeente zich inmiddels genoodzaakt om de grond te verkopen aan projectontwikkelaars, die zeer geïnteresseerd zijn in centraal liggende stukken grond zoals Prinzessinnengarten.
Berlin!‘ Een oude wijsheid, maar nog steeds erg actueel. Berlijn is waarschijnlijk de hipste stad van Europa op dit moment. Een stad met een onvoorstelbare geschiedenis die overal terug te zien is, maar ook een stad met vele koffiebarretjes, de beroemde techno clubs en waar je met een Fußpils in je hand door de straten kunt slenteren. Ik heb het geluk gehad om afgelopen halfjaar in Berlijn te kunnen studeren en heb gezien waarom zowel locals als expats deze stad adoreren. Berlijn is een interessante stad vol tegenstrijdigheden. Een stad die praktisch failliet is en tot 5 jaar geleden kampte met grote leegstand. Wat ik echter heb ervaren in mijn halfjaar als inwoner, is dat Berlijn een fijne stad is om in te leven. Een stad met veel groen, veel ruimte en vooral veel mogelijkheden voor burgers om hun stad naar eigen idee in te kleuren. Het unieke karakter van deze stad en haar velen burgerinitiatieven heeft mij op het idee gebracht mijn bachelorscriptie te schrijven over een dergelijk burgerinitiatief, namelijk de ecologische stadstuin Prinzessinnengarten. Deze stadstuin bestaat sinds 2009 en bevindt zich op een braakliggend stuk grond aan Moritzplatz, in het hart van “hipster centrum” Kreuzberg. Naast het biologisch verbouwen van groenten en fruit, heeft deze stadstuin ook een ideologisch doel. De stadstuin wil voor een gevoel van gemeenschap zorgen in de wijk. Dit wordt gedaan door iedereen gebruik te laten maken van de tuin, onderwijs aan te bieden en verschillende bevolkingsgroepen bij elkaar te brengen. Interessant aan de casus Prinzessinnengarten is dat de relatie tussen deze stadstuin en de gemeente Berlijn ingewikkeld is.
Foto: Veerle Weustink
Prinzessinnengarten is opgericht door enthousiaste vrijwilligers, zonder subsidies van de gemeente. Sinds de stadstuin en groot succes geworden is, adverteert de gemeente met het
De ecologische stadstuin Prinzessinnengarten
De crux van het probleem is lichtelijk ironisch: aan de basis van deze mogelijkheid tot participatie van de burger staat de enorme leegstand in het centrum waar Berlijn jaren mee kampte. Die is veroorzaakt door de uitstroom van inwoners na de val van de muur. Hierdoor is Berlijn een unicum in Europa: je kunt er voor een redelijke prijs wonen, er is veel cultureel aanbod en veel groen en er is veel ruimte voor burgers om gezamenlijk de stad in te richten. Doordat Berlijn een prettige leefomgeving biedt, zijn er echter de afgelopen jaren weer veel nieuwe inwoners bijgekomen, wat de woningprijzen opdrijft en de grond in het centrum extra aantrekkelijk maakt voor investeringen van projectontwikkelaars. Deze investeringen zijn, vanwege de financiële situatie van Berlijn, hard nodig. Dit kan echter tot gevolg hebben dat er voor initiatieven zoals Prinzessinnengarten geen plek meer is. De vrees van veel Berlijners is dan ook dat Berlijn binnen 10 jaar een stad wordt zoals Londen: volledig volgebouwd en niet meer leefbaar voor haar oorspronkelijke bewoners. Berlijns populariteit lijkt haar ondergang te worden. Dit fenomeen roept bij mij interessante vragen op: wat zijn de afwegingen die een gemeente moet maken om projectontwikkelaars te verkiezen boven burgerinitiatieven? Hoe kunnen buurtbewoners samen voorkomen dat hun buurt en stad ten prooi vallen aan de “eenheidsworst” waar vele Europese steden al aan hebben moeten geloven? En wat kan een stadstuin zoals Prinzessinnengarten hierin betekenen? In mijn bachelorscriptie wil ik op zoek gaan naar antwoorden op deze vragen. Berlijn is in verandering en in welk stadsbeeld dit zal resulteren gaan we de komende jaren zien. Ik hoop dat de stad blijft zoals ze is: een broeiplaats voor creatieve ideeën en burgerinitiatieven. Of zoals burgemeester Klaus Wowereit het zo pakkend verwoord heeft: Berlin ist arm, aber sexy. Veerle Weustink is 3e jaars studente bachelor Politicologie. <
20
Recent verschenen boeken ABC of Perversions. World’s most erotic encyclopedia Gert Hekma
Most people see perversions as having nothing to do with them: they’re something for weirdos. Yet surely, from time to time, almost everyone secretly dreams of dominant or submissive behavior, be it a love bite, whip or bondage. Perversions are a part of life. ABC of Perversions evokes beautiful and strange fantasies: from mud baths to necrophilia, from exhibitionism to a fondness for satin. While they occasionally lead to sexual madness and lustful killers, they are more likely to serve as erotic highlights. What some find laughable, others exalt. In ABC of Perversions, Hekma shows how perversions are an inherent part of the human experience. The book is a mustread for everyone who wonders whether his or her fantasies are absurd or perverse, or who wants to do or dream something different for a change. It’s also an eye-opener, revealing rare and obscure fantasies the reader is unlikely to have previously encountered. Drawing from the work of intellectuals and writers such as the Marquis de Sade, Reve, Krafft-Ebing and Kinsey, Hekma reviews all possible perversions and shows that perversion is a common human phenomenon. Uitgever: Kindle Ebooks. Prijs: $ 7.04/ € 6,21
Players and Arenas. The interactive dynamics of protest Jan Willem Duyvendak, James Jasper, Editors
Forgotten people: poverty, risk and social security in Indonesia Gerben Nooteboom
incidenten bij moskeeën en de situatie in het middelbaar onderwijs stonden in het onderzoek centraal.
Players and Arenas brings together a diverse group of experts to examine the interactions between political protestors and the many strategic players they encounter, such as cultural institutions, religious organizations, and the mass media“as well as potential allies, competitors, recruits, and funders. Discussing protestors and players as they interact within the arenas of specific social contexts, the essays show that the main constraints on what protestors can accomplish come not from social and political structures, but from other players with different goals and interests. Through a careful treatment of these situations, this volume offers a new way to approach the role of social protest in national and international politics. Uitgever: Amsterdam University Press. ISBN: 9789089647085. Pagina’s 322, prijs € 79,00
‘Forgotten People’, deals with people living at the fringes of the Indonesian society. It describes and analyses their livelihoods and styles of making a living from an insider perspective. While Indonesia has experienced steady economic growth for more than a decade, the livelihoods and lifestyles of poor people and migrants confronted with poverty and insecurity have received less attention. This book describes and analyses diversity in livelihood strategies, risk-taking and local forms of social security (social welfare) of people living below or close to the Indonesian poverty line. It puts two categories of forgotten people at the centre. Peasants, living in remote areas in rural Java, and Madurese migrants craving for a better life in urban and rural East Kalimantan. Uitgever: Brill Open E-book collections. E ISBN: 9789004282988. Prijs: € 25,00
Doing Qualitative Research, the craft of naturalistic inquiry Joost Beuving & Geert De Vries, editors
Monitor moslim discriminatie Ineke van der Valk
MONITOR MOSLIM DISCRIMINATIE Ineke van der Valk IMES REPORT SERIES
Naturalistisch onderzoek bestudeert hoe mensen met elkaar samenleven. De ervaringen en inzichten van mensen zelf staan daarbij voorop. Doing Qualitative Research: The Craft of Naturalistic Inquiry combineert theoretische reflectie met praktische tips. Het is geschreven voor studenten in de sociale wetenschappen, voor professionals in beleids- en organisatieadvies, gezondheidszorg en maatschappelijk werk; voor allen met belangstelling voor de samenleving. Uitgever: Amsterdam University Press, ISBN: 9789089647658, pagina’s 224, prijs € 29,50
In het net verschenen rapport ‘Monitor Moslim Discriminatie’ brengt Dr. Ineke van der Valk gegevens bijeen over de stand van zaken rond islamofobie en de discriminatie van moslims. Het aantal meldingen bij antidiscriminatie voorzieningen en de politie is laag, er verschijnen weinig berichten over in de media maar onderzoek naar discriminatie van moslims toont hoge waarden van zowel ervaren discriminatie als objectief gemeten discriminatie door de jaren heen. Ineke van der Valk maakte voor het onderzoek gebruik van nationaal en internationaal onderzoek, data van antidiscriminatieorganisaties en uitkomsten van eigen empirisch onderzoek. Met name discriminatoire
Discriminatie en moskeeën Voor het eerst zijn moskeeën zelf gevraagd naar ervaringen op het gebied van discriminatoire voorvallen. Van de naar schatting 475 moskeeën in Nederland heeft 39 % in de afgelopen tien jaar te maken gehad met één of vaak meerdere voorvallen van discriminatoire agressie en geweld. Vernieling, bekladding, brandstichting, dreigbrieven en het ophangen van een varkenskop behoren tot de meest voorkomende incidenten. Het aantal incidenten in de periode 2013-2014 is relatief hoog (55 in totaal bij 39 moskeeën) in vergelijking met voorgaande jaren en vaak ging het om ernstige incidenten zoals brandstichting. Een deel van deze moskeeën maakte zulke incidenten minstens jaarlijks of zelfs vaker mee. Bijna de helft van de respondenten zag de algemene vijandige houding tegenover moslims en islam als het belangrijkste motief voor de agressie. Boven verwachting veel van de getroffenen deed aangifte bij de politie, maar de resultaten hiervan bleken vaak teleurstellend. Discriminatie en het middelbaar onderwijs Meer dan de helft van de docenten in het middelbaar onderwijs rapporteert dat zij islamofobe uitingen van leerlingen meemaken op school en dat leerlingen zich stereotiep uiten over moslims. Het stereotiepe ‘ze zijn allemaal hetzelfde’ kwam het meeste voor, gevolgd door ‘hun gedrag wordt uitsluitend bepaald door hun geloof’ en ‘ze vormen een bedreiging’. 10 tot 15 % van de docenten stuit op stereotypen in lesmateriaal dat zij zelf gebruiken. PVV In de context van het anti-islam discours signaleert de onderzoeker belangrijke veranderingen in relatie tot Wilders en zijn PVV. Deze zouden duiden op een verdere radicalisering van deze partij. Mede in reactie hierop nemen politieke leiders en partijen en civil society actoren steeds actiever stelling tegen discriminatie en islamofobie en ondervinden initiatieven om dit tegen te gaan steeds meer ondersteuning. Uitgever: Amsterdam University Press: IMES Report Series. 127 pagina’s – downloadversie. <
21
NIEUWS VAN DE STUDIEVERENIGINGEN COLLEGE SOCIALE WETENSCHAPPEN Een overzicht van de studieverenigingen van het College Sociale Wetenschappen en de activiteiten die zij organiseren.
Pegasus is de studievereniging Algemene sociale wetenschappen http://www.svpgs.nl
studenten Sociale geografie en Planologie.
Foto: svsarphati.nl, Ayo&Ola 2014
http://www.svsarphati.nl/
Bestuur Sarphati 2014-2015 vlnr.: Iris van Gent (commissaris externe zaken), Eric Aangeenbrug (penningmeester), David Crabbendam (voorzitter), Karli Swart (vice-voorzitter) en Victor van Maldegem (secretaris)
Sarphati is in 2009 ontstaan uit twee studieverenigingen; de ASVS (Sociale geografie) en Het Groene Hart (Planologie). Sinds de oprichting is zij uitgegroeid tot een springlevende, betrokken, toegankelijke en ondernemende vereniging met ongeveer 600 leden. Als planologen en geografen weten wij veel van de wereld om ons heen. Als studievereniging zorgt Sarphati ervoor dat de student vertrouwd raakt met, en gemakkelijk een weg baant door de studie, de universiteit en de stad Amsterdam. Wij willen dat de student zich gehoord en gekend voelt door actieve deelname en het zelf organiseren van educatieve en sociale activiteiten. Studieverenigingen zijn ervoor om diensten aan studenten te verlenen die betrekking hebben op de studie en sociale interactie tussen medestudenten en docenten te bevorderen. Daarnaast kunnen studenten altijd terecht bij Sarphati voor vragen, opmerkingen en adviezen als het gaat om onderwijs; de Onderwijscommissie staat graag voor je klaar. Activiteiten De vele activiteiten die Sarphati door het jaar heen organiseert, worden voor en door haar leden zelf georganiseerd. Sarphati telt op dit moment zestien commissies waarin actieve leden vertegenwoordigd uit alle jaarlagen zich
22
Geplande activiteiten in de komende maanden: 25 april: Batavierenwedstrijd Weekend van 2, 3 en 4 mei: Liftwedstrijd
Pegasus is de studievereniging voor studenten Algemene sociale wetenschappen (ASW) van de UvA. De vereniging bestaat inmiddels dertien jaar en heeft een vijfkoppig bestuur. Daarnaast zijn er twaalf commissies waarin actieve leden hun steentje bijdragen aan de vereniging. Pegasus verdedigt de belangen van haar leden en organiseert het hele collegejaar door leuke en leerzame activiteiten. Om de week vindt er een ledenborrel plaats in de kroeg ‘Biblos’, vlakbij het Leidseplein in Amsterdam. Daarnaast organiseert Pegasus internationale reizen (waaronder een liftwedstrijd), feesten, documentaire-avonden, een open avond (MEET ASW) en nog veel meer. Zo biedt Pegasus niet alleen een kans voor studenten om elkaar beter te leren kennen, maar ook om zich te ontplooien door middel van commissiewerk. Voor meer informatie kun je een kijkje nemen op: http://www.svpgs.nl
Foto: Abigail Tjhay
Sarphati is de studievereniging voor
inzetten voor de vereniging. Naast wekelijkse borrels, feesten op de hipste locaties van Amsterdam en een jaarlijks gala, worden er lezingen, film- en debatavonden, academisch verantwoorde excursies en inhousedagen georganiseerd. Ook zijn er jaarlijks vier reizen naar uiteenlopende locaties, uniek voor een vereniging van ons formaat. Naast een wintersportreis kan men kiezen voor de stadsreis, rondreis of verre reis. Ook brengt Sarphati zes keer per jaar ‘Den Uytvreter’ uit, het verenigingsblad.
Pagasus leden tijdens de Pubquiz
Machiavelli – studievereniging Politicologie www.svmachiavelli.nl
Kwakiutl – Studievereniging van de opleiding Culturele Antropologie http://www.kwakiutl.nl
Sinds 1987 zet de Antropologische StudieVereniging Kwakiutl zich in voor de belangen van studenten Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie aan de UvA. Door een uitgebreid programma met sociale en studieverdiepende activiteiten maakt ASV Kwakiutl het voor studenten mogelijk meer uit hun studietijd te halen door het antropologen mogelijk te maken zich meer aan de studie te verbinden en tot kritische denken buiten het vakkenpakket aan te zetten. ASV Kwakiutl is medeoprichter en initiatiefnemer van de Landelijke Samenwerking Studenten Antropologie (LaSSA). Sinds 1993 zet de LaSSA zich in om studenten antropologie in Nederland dichter bij elkaar te brengen waardoor een uitwisseling van ervaringen en ideeën wordt mogelijk gemaakt. Zo wordt gepoogd antropologie meer naar voren te brengen op een nationaal niveau. Elke maand wordt samen met studievereniging SEC in de Common Room van het Roeterseiland Complex ‘De Andere Blik’ georganiseerd. Dit is een debat- en lezingavond waarop zowel docenten als studenten samenkomen om ingelicht te worden en te discussiëren over een bepaald thema.
Machiavelli is de oudste studievereniging Politicologie in Nederland en telt bijna 1000 leden. De vereniging organiseert vele activiteiten, waaronder de wekelijkse Machiavelli-borrel op donderdagavond (soms met thema), documentaire-avonden, lezingen door bekende politici en debatten. Machiavelli gaat meerdere keren per jaar op reis om politicologisch relevante instituties te bezoeken. Hierbij kun je denken aan parlementen, ambassades en nongouvernementele organisaties (zoals Amnesty International). De afgelopen jaren hebben we Dublin, Vilnius, Lissabon, Israël, Griekenland en Georgië bezocht. We proberen op plaatsen te komen, waar je als student niet snel komt. Uiteraard verkennen we ook het nachtleven in de steden die we bezoeken! Daarnaast organiseert Machiavelli een keer per jaar de ‘masterclasses’. Tijdens deze activiteit worden er masterclasses gegeven door bekende deskundigen uit verschillende vakgebieden. Hierbij kun je denken aan journalisten, lobbyisten, politici en andere overheidsmedewerkers (van bijvoorbeeld het Ministerie van Defensie, Justitie of Buitenlandse Zaken). Na afloop van de activiteit vindt er een netwerkborrel plaats, waar je met alumni in gesprek kunt gaan over hun baan.
Elk jaar in februari vindt het PiP-congres plaats voor alle studenten Politicologie in Nederland. Machiavelli organiseert dit congres samen met de drie andere Politicologie-studieverenigingen (Universiteit Leiden, Radboud Universiteit Nijmegen en de Vrije Universiteit). Voor dit congres worden actuele thema’s gekozen die toekomstige politicologen aanspreken; afgelopen jaar was dit bijvoorbeeld ‘moderne oorlogsvoering en terrorisme’. Verschillende bekende sprekers geven op dit congres een lezing over hun vakgebied. Bovendien worden er workshops georganiseerd waarbij Politicologie studenten op interactieve wijze meer kunnen leren over het werkterrein van politicologen. Tot slot krijgt Machiavelli veel stages aangeboden ter promotie. Deze stages plaatsen we op de website en beslaan een breed gebied: er worden bijvoorbeeld onderzoeksstages aangeboden maar ook stages bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. En last but not least: we bieden fikse korting aan op de aanschaf van studieboeken. Wil jij meer weten over Studievereniging Machiavelli? Kijk dan op: www.svmachiavelli.nl of Facebook <
Sociologisch EpiCentrum (SEC)- Studievereniging Sociologie http://www.sociologen.nl/
Bron: Studievereniging Maciavelli
Je kunt zeggen wat je wil, maar sociologen, van boekenwurmen tot vrijbuiters, zijn hele gezellige, sociale mensen met oog voor de wereld om hen heen. Niet zo gek ook want dat is per slot van rekening hun studieobject. Door om zich heen te kijken, veel te lezen en te discussiëren, proberen ze grip te krijgen op het reilen en zeilen van de maatschappij. Maar om het leven midden in je eigen studieobject ook nog leefbaar te houden, hebben sociologen een hoop aan hun gevoel van humor en relativeringsvermogen. De studievereniging bestaat uit een verzameling van dit soort mensen in alle vormen, soorten en maten. Na een dag studeren en je hoofd vol gepompt te hebben met theorieën en methoden, is het erg prettig om contact te hebben met medestudenten, en om, bijvoorbeeld, samen het glas te heffen.
Het Maciavelli weekend
Door het jaar heen: Elke maand organiseert SEC in samenwerking met docenten en studievereniging Kwakiutl ‘De Andere Blik’, een lezing- en debatavond in de Common Room op het Roeterseiland Complex.
23
Bindend studieadvies (BSA)
Voorlichting aan scholieren Sociale Wetenschappen Ben je geïnteresseerd of ken je iemand die geïnteresseerd is in de bacheloropleiding Algemene Sociale Wetenschappen Culturele antropologie, Politicologie, Sociale geografie en Planologie en/of Sociologie? Het College Sociale Wetenschappen (CSW) biedt scholieren van 4, 5 en 6 vwo verschillende mogelijkheden zich te laten informeren over deze opleidingen.
Bachelordag
Foto: Kathryn Rhee
Op de UvA Bachelordagen kun je kennismaken met de bacheloropleidingen van het CSW. Er is een voorlichtingsmarkt en er worden ook per opleiding voorlichtingsrondes georganiseerd waar een docent, studieadviseur en student(en) vertellen over hun opleiding.
Education Desk Social Sciences
De eerstvolgende bachelor voorlichtingsdag vindt plaatst op zaterdag 31 oktober 2015 Uitgebreide informatie en de mogelijkheid je aan te melden is te vinden op: www.uva.nl/bachelordag
Meelopen
Studiekeuze Het kiezen van een opleiding is een van de belangrijkste beslissingen in je leven. Maar hoe kies je de juiste studie? Neem ruim de tijd voor het bepalen van je keuze. Kiezen begint bij jezelf. Kijk naar waar je goed in bent en wat je interesses en wensen zijn. Met meer kennis van jezelf krijg je een beter idee van welke studies bij je zouden kunnen passen. Uit onderzoek blijkt dat studenten die zich goed georiënteerd hebben vaker op de juiste plek terechtkomen en succesvoller zijn in hun studie.
Hulp bij je studiekeuze
Website Op de websites kun je meer lezen over de bachelor opleidingen van het CSW. Kijk voor de adressen van deze websites in het colofon op pag. 2 .
Gedurende het eerste studiejaar krijg je meerdere voorlopige studieadviezen zodat je tijdig actie kan ondernemen. Eventuele vrijstellingen die je hebt gekregen tellen niet mee voor het behalen van de BSA-norm. Je krijgt dit bindend studieadvies aan het eind van het eerste jaar. Indien je minder dan 42 punten haalt en hier geen goede reden voor is, dan mag je de studie niet voortzetten en kun je de daaropvolgende jaren niet opnieuw met dezelfde opleiding beginnen. http://student.uva.nl/pol/az/item/bindendstudieadvies.html
UvA Matching Voor studiejaar 2015-2016 Schrijf je vóór 1 mei in bij Studielink. Na je inschrijving word je uitgenodigd voor UvA Matching. Deelname aan UvA Matching is verplicht. Tussen 1 t/m 11 juni 2015 volg je een of een aantal dagen onderwijs bij de door jou gekozen bachelor. Ook studeer je zelf en maak je een of meerdere toetsen. Je krijgt hierna een persoonlijk advies over je toelating tot deze opleiding. Het is belangrijk dat je deze periode beschikbaar bent. Data en overige informatie vind je via www.uva.nl/uvamatching. www.uva.nl/uvamatching.
Het CSW en daarna… Een master of onderzoeksmaster aan de Graduate School of Social Sciences (GSSS) kan een mooi vervolg zijn op jouw bachelorstudie! Binnen de GSSS kun je kiezen uit een breed aanbod Engels- en Nederlandstalige, disciplinaire en interdisciplinaire (research) masters op het gebied van antropologie, politicologie, sociale geografie, planologie en internationale ontwikkelingen en sociologie. De GSSS-masters geven je de ruimte je te specialiseren in een onderwerp naar keuze binnen de onderzoeksgebieden van de wetenschappelijke staf. Voor meer informatie over de programma’s van de GSSS, ga naar www.gsss.uva.nl <
Foto: Leonard Faustle
De UvA kan jou helpen bij het maken van een bewuste studiekeuze. Op www.scholen.uva.nl/studiekeuze vind je informatie over het kiezen van een studie. Je kunt hier ook het Studiekeuzestappenplan maken. Dit plan helpt jou bij het maken van de juiste keuze. Het belicht de stappen in het keuzeproces en bevat handige testjes en tips. Je kunt je ingevulde stappenplan, als je wilt, bespreken met een UvA-studiekeuzecoach.
De beste manier om een opleiding beter te leren kennen, nadat je een open dag hebt bezocht, is om een dagje mee te lopen met zittende studenten. Tijdens een meeloopdag ga je samen met een student naar een hoorcollege en/of werkgroep en krijg je een rondleiding door de gebouwen van de UvA. En natuurlijk is er de hele dag de mogelijkheid om vragen te stellen, bijvoorbeeld over de studie zelf maar ook over de UvA of over studeren in Amsterdam. Elke bachelor opleiding van het CSW biedt meeloopdagen aan. Kijk voor meer informatie of geef je op via www.uva.nl/meelopen
Voor alle bacheloropleidingen geldt een bindend studieadvies (BSA) van 42 EC. Het BSA houdt in dat je verplicht bent om in het eerste studiejaar ten minste 42 EC van de 60 EC aan eerstejaarsvakken te behalen. Dus als je 42 of meer studiepunten in het eerste jaar haalt, dan mag je door met de studie en deelnemen aan het tweede jaar. Het doel van dit BSA is vast te stellen in hoeverre een student aan het einde van het eerste studiejaar de motivatie en capaciteiten bezit om te slagen in de gekozen opleiding. Het BSA is onderdeel van een reeks van maatregelen die de kans vergroten dat een student de opleiding tijdig succesvol afrondt, net zoals een goede studiebegeleiding en compensatoir toetsen.
Studeren op het Roeterseilandcampes
24