245 5 maart 2015

Page 1

Tijdschrift voor

Lichamelijke Opvoeding

Vakblad voor gekwalificeerden in de LO & Sport, trainers en jeugdsportbegeleiders

www.bvlo.be

BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING VZW BVLO

Vlaamse overheid

Trimestrieel tijdschrift nr. 1 - 2015 - januari - februari - maart - Aflevering 245 - Erkenningsnummer: P409677 - Afgiftekantoor Gent X


Ethias Assistance Medische bijstand en pechverhelping €

U vertrekt op vakantie ? Dan gaat u toch geen twee aparte bijstandsverzekeringen afsluiten, voor uw auto en uw gezin ? Neem liever een Ethias Assistance. Daarmee bent u volledig verzekerd in België én in het buitenland**.

Teken vandaag in op ethias.be, dan bent u morgen al verzekerd.

2

* Assistance Basis : jaarpremie van € 120, in één keer te betalen, indien voldaan aan de acceptatievoorwaarden/** Info en voorwaarden op ethias.be Ethias NV, rue des Croisiers 24, 4000 Luik - RPR Luik - BTW : BE 0404.484.654

10/maand

*


Woord vooraf

BVLO In dit nummer

Groeiende betrokkenheid voor fysieke activiteit Zowel het Regionaal bureau van Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als de Europese Commissie benadrukken het belang van fysieke activiteit om de groei van niet-overdraagbare ziekten tegen te gaan. De Wereldgezondheidsorganisatie ontwikkelt op dit ogenblik een Europese Strategie voor Fysieke Activiteit voor de periode 2016-2025 en nodigt stakeholders uit om feedback te geven op het voorlopige ontwerp van de nota. Parallel aan het initiatief van de WHO biedt de Europese Commissie experten inzake gezondheidsbevordering en fysieke activiteit de mogelijkheid om bij te dragen aan het beleidswerk van het Directoraat-Generaal voor Onderwijs en Cultuur. Het is een goed signaal dat er ook op Europees vlak werk wordt gemaakt van deze uitdaging. Maar ondanks de eensgezindheid om te reageren op een groeiende sedentaire levensstijl, blijven we vaak met onbeantwoorde vragen zitten wat betreft strategieën en verantwoordelijkheden. Voor we een proactieve voorstander van een actieve levensstijl kunnen worden, is er in veel gevallen een beleids- en mentaliteitswijziging nodig. Iedereen moet nadenken over en beslissen hoe hij of zij kan bijdragen aan een fysiek actieve maatschappij. Dit geldt zeker ook voor het onderwijs, de gezondheidszorg en de ruimtelijke ordening. Fysieke activiteit op school moet geïntegreerd worden in vakken zoals wiskunde, taal en wetenschap. Leerkrachten Lichamelijke Opvoeding moeten kwaliteitsvolle LO geven en hun leerlingen motiveren om levenslang fysiek actief te blijven; de gezondheidssector zou schooldirecties moeten stimuleren om de gelegenheden om actief te zijn op te drijven. Stadsontwikkelaars moeten niet alleen zorgen voor de toegankelijkheid van sportaccommodaties, maar ook kansen creëren om op een veilige manier actief te kunnen zijn in de buurt. Het is een verhaal van krachten bundelen. Tja, het onderwijs kan dit inderdaad niet alleen, maar uit dit Europese verhaal blijkt nog maar eens dat de les Lichamelijke Opvoeding de ideale startplaats is! En heeft fysieke activiteit naast een impact op onze gezondheid ook een positief effect op onze cognitieve prestaties? Daarover vind je verder in dit tijdschrift een overzichtsartikel. Sport als katalysator is de titel van het eerste artikel, hier lezen we ook over de kracht van sport en fysieke activiteit. Verder een bijdrage over schoolzwemmen en hoe dat georganiseerd kan worden en over drop-out in de sport, waarom is dat zo’n probleem. Als je zin hebt om te gaan sporten, lees dan zeker de tips voor een goede opwarming en denk misschien eens na over sportief huiswerk.

Theorie Woord Vooraf . .......................................................................................................... 3 Meer LO op school? Het kan! Sport als katalysator in de Natte Nez Ronse ......................... 4 Sophie Van Aelst Dilkom, een voorbeeld voor schoolzwemmen in Vlaanderen ................................................................................................................. 8 Stef Desmet & Sophie Van Aelst Fitte hersenen… Over de relatie bewegen, brein, leren . .................................... 12 Pieter Tijtgat Redenen van drop-out in de sport. Volleybal als case study .............................................................................................................................. 17 Raf Cambré, Veerle De Bosscher, Swa Depelchin Het belang van opwarming en stretching.............................. 23 Judy Murray pleit voor huiswerk lichamelijke opvoeding ............................................................................. 26 Line Dumoulin met pensioen. .............................................................. 27 BVLO-Activiteiten met nascholingen, recreatieve activiteiten, clubbezoeken, sportkampen. ............................. 30 BVLO-clubs .............................................................................................................. 33 BVLO, de ideale sportfederatie voor jouw sportclub... 34 Bond voor Lichamelijke Opvoeding – voorstelling ...... 35

PRAKTIJK Bewegingslessen rond thema Pasen Stephanie Coppens & Emmeline Haek Bewegingsopvoeding 064-067 Spelend opwarmen voor een les handbal Joeri Van de Voorde Handbal 120-123 Krachtbal op school: minikrachtbal Falos Krachtbal - Vlaamse Krachtbalfederatie vzw Krachtbal 005-008

Voor de redactie

Het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is een vakblad voor gevormden in de LO, trainers en jeugdsportbegeleiders. Het verschijnt trimestrieel: 5 maart, 5 juni, 5 september en 5 december. Een abonnement op het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is inbegrepen in het lidmaatschap van de BVLO. Maar een BVLO-lidmaatschap is meer dan dat! Kijk voor alle mogelijke formules en voordelen op onze site: www.bvlo > LO & Sport > Lidmaatschap of bel de ledentelefoon 09- 218 91 23 (kantooruren). Het BVLO-lidmaatschap sluit je af voor 12 maanden of de volle 365 dagen. Alle info en online lid worden: www.bvlo.be Verantwoordelijke uitgever: E. De Boever Waterkluiskaai 16, 9040 Sint-Amandsberg/Gent De redactieraad bestaat uit: Kristine De Martelaer, Eric De Boever, Sophie Van Aelst en wordt bijgestaan door een ruime adviesgroep en een reviewpanel.

Publiciteit: Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw Tel. 09 218 91 20 - Fax 09 229 31 20 - e-mail: info@bvlo.be Copyright: Het overnemen van artikels en foto's is zonder schriftelijke toestemming van de redactieraad niet toegelaten. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn/haar artikel. Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is ondertekenaar van de Milieubeleidsovereenkomst Papier Vlaanderen en steunt de inspanningen van de Vlaamse regering i.v.m. papierrecuperatie. Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers. drukkerij New Goff - Eekhoutdriesstraat 67 - 9041 Oostakker (Gent) Tel 09 216 73 73 - fax 09 216 73 74 - info@newgoff.be

Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw - BONDSHUIS BVLO - Waterkluiskaai 16 - 9040 Sint-Amandsberg/Gent

Bond voor Lichamelijke Opvoeding

Bankrekening BVLO: IBAN BE51 4469 7200 0162 BIC: KREDBEBB - Tel. (09) 218 91 20 - Fax (09) 229 31 20 - e-mail: info@bvlo.be - Openingsuren: 9 tot 12 uur & 14 tot uur nr. 117/ 2015

3


BVLO

Meer LO op school? Het kan!

SPORT ALS KATALYSATOR IN ‘DE NATTE NEZ’ RONSE

Sophie Van Aelst Communicatie BVLO

Trefwoorden: sport, keuzevak, wielrennen, optie sport, tennis Inleiding De Wielerschool in Ronse stond al een tijdje op mijn to do-lijstje voor deze rubriek. Net voor de klassiekers in al hun hevigheid losbarsten, zet ik dus koers naar Ronse! Niet met de fiets, daarvoor was het mij net iets te koud op die lichte sneeuwdag begin februari. Als ik Ronse binnenrijd, ben ik maar wat blij dat ik die helling niet op eigen spierkracht naar boven moet, zo zonder trainingskilometers op de teller. Maar in de lente wil ik de uitdaging wel eens aangaan! In het startblok van de uitgebreide campus van KA IPB Ronse tref ik directeur Gert De Spiegeleer die mij meetroont naar zijn kantoor en overstelpt met informatie. De wielerschool is één ding, maar deze school biedt nog zo véél meer aan. Een poging om het ruime aanbod binnen het bestek van dit artikel weer te geven.

4

WIJ WILLEN ONZE LEERLINGEN ZO VER LATEN VLIEGEN ALS MOGELIJK

Zot van de koers

Leren en Werken in Oudenaarde, de ‘leercontracten’ van vroeger. De leerlingen krijgen les gecombineerd met hun passie het wielrennen (in plaats van werk), wat ervoor zorgt dat we hier met een unieke populatie zitten. In deze afdeling geen desperado’s of leerlingen die schoolmoe zijn, maar zeer gemotiveerde jongeren van divers pluimage. Dankzij ons internaat kunnen we rekruteren over heel Vlaanderen, en zit er af en toe zelfs een Nederlander tussen”, vertelt de directeur.

Laat ons beginnen bij het wielrennen. De afdeling Deeltijds Beroepssecundair onderwijs (DBSO) Sport bestaat al sinds het begin van de jaren negentig. “Het ontstond uit het Centrum

Deze wielerschool is ook perfect gelegen in het hartland van de Ronde van Vlaanderen en is een prima opleiding voor jongeren die zot zijn

van de koers. Hier kunnen jonge wielrenners in het kader van het deeltijds beroepsonderwijs een opleiding combineren met begeleide wielertrainingen. De leerlingen krijgen per week 8 uren algemene vakken, 7 uren praktijk en 13 uren wielertraining. De opleiding leidt tot een beroepscertificaat van fietsmecanicien, onderhoudswerker sportinfrastructuur en -materiaal of sportbegeleider, een getuigschrift van 2e of 3e graad, of zelfs het diploma van het secundair onderwijs. Vroeger kon je pas vanaf 15 jaar starten, maar die instapleeftijd is sinds 2012 verlaagd naar 12 jaar. Voorwaarde is wel dat je als wielrenner bent aangesloten bij een club van Wielerbond Vlaanderen en dus een licentie


hebt. Het volstaat dus niet dat je een fietsfanaat bent die zelfstandig kilometers maalt. De opleiding biedt plaats aan maximum 60 wielrenners en die zijn elk jaar ingenomen.

Rondleiding Directeur Gert De Spiegeleer gidst mij naar de afdeling. De gang naar het atelier en de trainingsruimte is gedecoreerd met prachtig door de leerlingen geschilderde koersfietsen en foto’s van enkele wielergoden. In de trainingshal begroeten een aantal jonge wielrenners ons vanop de rollen, anderen staan te popelen om de buitentraining aan te vatten. Vier namiddagen per week trainen de jongeren, meestal trekken ze de Vlaamse en Waalse Ardennen in onder leiding van gediplomeerde trainers. Ze krijgen een gevarieerd programma afgestemd op weg- en cross-seizoen met binnen- en buitenlandse stages, pistetraining, mountainbiken, aangepaste wintertraining, spinning, … Als de groep vertrokken is, gaan we langs in het atelier waar een lesgever mechaniek bezig is met een kader in carbon. “Rondom de 3000 euro voor dit stuk”, glundert hij. Niet veel later botsen we op Eric Van Lancker, oud-wielrenner en winnaar van klassiekers als de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik. Een man die straalt en nog steeds ‘zot is van de koers’ en dat met overgave doorgeeft aan de jongeren. Ja, als die jonge gasten het horen van iemand die het allemaal zelf heeft meegemaakt, dringt dat toch beter door, denk ik.

Ook ASO-richting Wielrennen

STERKEN UITDAGEN EN ZWAKKEREN HELPEN cte peter

Thomas De Gendt: perfe

2001 tot niet toevallig. Hij was van is van de Wielerschool is er pet ndt Ge ste telg De s end ma Dat Tho meteen de bek en intern in het internaat, ol cho lers Wie de aan g 2008 leerlin , zegt directeur Gert De as was altijd al een talent” om “Th . zijn kan op ts waar de school tro trainingsarbeid dient voor onze school en zijn d bor ang uith te fec per n, hij zal Spiegeleer. “Hij is het eenvoudig en bescheide e leerlingen. Thomas is dig hui de r voo rviews, eld inte rbe in als voo l spontaan over hem enorm. Hij komt hee rt sie dat en ven blij jd dat ook alti nd.” t beide voeten op de gro pretentieloos en altijd me woont n eigen buurt (De Gendt we: “Ik train graag in mij en lez s eni uig rsen. get koe s’ te ma In Tho en zijn ideaal om s van de Vlaamse Ardenn vel heu De .) se. red Ron ke, rza in Semme lerschool van zeven jaar lang op de Wie zat ik nt wa ak ekz bro n ugIk ken ze als mij t een glimlach aan ter Een leuke tijd waar ik me ur een hele eer dat directe denk. Het was voor mij de van n rde wo om peter te De Spiegeleer me vroeg uwe afdeling.” nie de Wielerschool én van een bezoekje aan zijn ndt Regelmatig brengt De Ge gastjes’ te trainen. school om samen met ‘de goede raadgever te zijn “Ik doe mijn best om een nten”, besluit hij. voor de toekomstige tale

“Alles was aanwezig om dit mogelijk te maken: er was de bestaande wielerschool, we hadden gediplomeerde leerkrachten Lichamelijke Opvoeding én gekwalificeerde trainers, de accommodatie was er én we kregen redelijk wat promotie via de pers. Dat laatste was voor een deel te danken aan uithangbord bij uitstek Thomas De Gendt, oud-student van de Wieler-

“In september 2012 besloten we de wielerschool uit te breiden met een ASOrichting”, vertelt de directeur verder.

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

5


rtproject

Vakgroep LO en Eurospo

nn en Caroline. “Het is van LO-leerkrachten Gle ten pun de goe gt krij De directie enorm achter ons”, geven, de directie staat te les ool sch e dez op omeen plezier om r over een uitstekende acc dien beschikken we hie are elb ont stellen ze beslist. “Boven we ing waarin in de meest ideale omgev ool sch de ligt en ie dat . mo n dankbaar gebruik hebben. We maken hierva sportieve mogelijkheden vakgroep vijf collega’s van Caroline en Glenn telt de ben Met Sylvie, Patrick , Xavier, cialiteiten. Een ding heb geslacht, interesses en spe , den ftij lee nde ille sch ver maal BVLO-lid! ze wel gemeen, ze zijn alle

GEEN PLAATS VOOR DESPERADO’S school en ‘peter’ van de school én de nieuwe richting. “Elke school heeft de mogelijkheid om complementair 4 uur in te vullen met keuzevakken. Maar vaak is het zo dat die uren hier en daar verspreid worden om enkele fulltime betrekkingen te bekomen. Wij kozen er resoluut voor om 4 uur wielrennen aan te bieden, het bleek een succes.

Optie Sport Niet lang daarna borduurden we verder op dat idee en richtten we een keuzevak ‘sport’ in. Met de competenties die in onze vakgroep LO van de school aanwezig zijn, was dit een heel mooie keuze. 6

In het eerste en derde jaar kunnen de leerlingen kiezen voor de optie sport. Dit is een volwaardige ASOrichting, met 2 uur extra sport per week. Een grote diversiteit aan sporten wordt aangeleerd. En we merken dat leerlingen die graag sporten met plezier naar school komen en bovendien goede cijfers halen voor hun andere vakken. De Griekse spreuk ‘en gezonde geest in een gezond lichaam’ is zeker niet uit de lucht gegrepen. Met de optie sport willen we vooral gemotiveerde jongeren bereiken. We zijn niet op zoek naar toptalent, maar wel gedreven mensen die zich willen inzetten. Wie een negatieve keuze zou maken en sport kiest omdat hij of zij dan

minder moet studeren, die houdt dat niet vol. Dat wordt beaamd door leerkrachten Lichamelijke Opvoeding Glenn en Caroline. “Onze vakgroep en onze leerlingen nemen de extra sport au sérieux. We proberen ook een wauw-gevoel te creëren door hen te laten kennismaken met specialere zaken, sporten die niet aan bod kunnen komen tijdens de gewone LO-lessen. En ja, het gebeurt dat de niet-sportleerlingen jaloers zijn, zoals nu bv. wanneer ze horen dat we gaan langlaufen en de sporters dus geen toets wiskunde hebben. Waar ze niet aan denken is


dat die toets dan wel moeten worden ingehaald en dat de sportdag vermoeiend is en de leerlingen vroeg uit de veren moeten. We merken dat die extra sport hun karakter sterkt, dat de sportleerlingen contenter zijn.” Precies wat de directeur ontdekte na een bevraging van de leerlingen. “De sportleerlingen komen liever naar school én hun resultaten gaan erop vooruit. Dat willen wij als school doortrekken. Leerlingen iets bijbrengen gaat verder dan goede lessen en vakken. We willen onze leerlingen ook leren doorzetten om te bereiken wat ze verlangen. Ik onderstreep hierbij het belang van sport als katalysator voor de rest van de school.”

lingen, waarvan er vier trouwens speciaal naar onze school kwamen, krijgen minstens 4 uur per week les van ervaren specialisten.”

Tennis wel, Hockey niet

Vroeger was Ronse een stevige onderwijsstad, jongeren kwamen naar Ronse omdat ze hier ook goed Frans leerden (van de native speakers). Een goed voorbeeld is Alexander De Croo die vanuit Brakel kwam. Maar nadien kregen we te maken met de witte vlucht vanuit Ronse. Weet je dat we recordhouder zijn in inwoners die buiten de stad schoollopen? 47 procent volgt onderwijs buiten Ronse, vaak trekken ze naar onderwijstrekpool Oudenaarde. Soit, het is aan ons om mensen ervan te overtuigen. Wij werken elke dag aan de kwaliteit van de school. Ons motto is om onze leerlingen zo ver te

“Naast de optie sport wilden we ook ons aanbod uitbreiden met een keuze voor 4 uur hockey. We trachtten het succes van wielrennen te herhalen ten tijde van de Olympische Spelen in Londen met de hockey-hype, maar jammer genoeg vonden we hiervoor niet voldoende kandidaten. We stonden nochtans sterk, met een prima samenwerking met hockeyclub Royal Hermes en met onze oud-leerlinge Alix Gerniers als meter. Alix speelde trouwens met de Belgian Red Panthers op de Spelen. Als jongste ‘panther’ (toen 19 jaar) scoorde ze trouwens tegen de VS. Wat wel lukt voorlopig is de optie tennis die nu in de eerste graad opgestart is met zes leerlingen. Onze school slaat hiervoor de handen in elkaar met TC Park, al dertig jaar een vaste waarde in Ronse. De drijvende kracht achter de tennisopleiding is Bert Selhorst, voorzitter en jeugdverantwoordelijke van TC Park Ronse, die mij trouwens zelf contacteerde. Onze leer-

Revival dankzij innovaties “Deze ‘sportieve’ innovaties kwamen er om groei te genereren en ik moet zeggen dat dit zeker heeft meegespeeld in de revival van onze school die nu al vier à vijf jaar opnieuw aan het groeien is”, argumenteert Gert De Spiegeleer.

laten vliegen als mogelijk. Wij willen de sterken uitdagen en de zwakken helpen. Dat doen we in ‘de Natte Nez’, zoals ze in de volksmond zeggen. Toffe naam die we trouwens gebruikt hebben om ons eigen biertje te benoemen”, lacht de directeur terwijl hij er mij eentje cadeau doet.

Eurosportproject

dat we als sport in KA IPB Ronse is “Wat nog uniek is qua en”, moezitt in het Eurosportproject enige Belgische school Europees kwijt. ‘Eurosport’ is een ten de LO-leerkrachten nog de paasmet negen landen. Tijdens uitwisselingsprogramma meisjes van om beurt 8 jongens en 8 vakantie nodigt elk land De jongeoi. r een groot sporttorno de andere landen uit voo 3 dagen dagen competitiesport en ren nemen deel aan drie tgezinnen verblijven allemaal in gas cultuur. De deelnemers echt kennen. het land en zijn cultuur en leren op die manier uwens niet tro r de uitverkorenen, die Een unieke ervaring voo voor motin zijn, wij gaan vooral ‘de beste sporters’ moete kregen, is ig jaar de fairplaytrofee vatie en sfeer. Dat wij vor belangrijk”, besluiten ze. voor ons minstens even

Meer info: KA IPB Ronse Ronse G. Royerslaan 39, 9600 tel. 055 23 06 60 ka.ipb.ronse@g-o.be www.karonse.be

WIJ WILLEN EEN WAUW-GEVOEL CREËREN Koppen toonde in maart 2012 in aanloop naar de Vlaamse wielerklassiekers een goed bollende reportage over de wielerschool. Wie het toen niet zag, kan nog in de achtervolging via http://www.deredactie.be/permalink/1.1258615

PAST UW SCHOOL OOK IN DEZE RUBRIEK? Neem contact op met de redactie: Sophie Van Aelst, communicatie@bvlo.be Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

7


Trefwoorden: schoolzwemmen, accommodatie, waterveiligheid, nieuw zwemconcept, onderzoek

DILKOM, EEN VOORBEELD VOOR SCHOOLZWEMMEN IN VLAANDEREN

Sophie Van Aelst Communicatie BVLO

Stef Desmet Directeur Dilkom

Bonte badmutsen boven – of liever – ‘ONDER’ water Schoolzwemmen is hot dezer dagen! De nieuwe leerlijnen zwemmen kwamen vlotjes in de pers met titels en slogans als ‘geen schoolslag meer in de zwemles’, ‘niet verdrinken is basis’, ‘hallo supermanslag’. Wij gingen in gesprek met Stef Desmet, directeur Dilkom, het zwembad van Dilbeek waar ze al in 2000 een uniek schoolzwemsysteem invoerden en sinds september 2014 ook aan de slag gingen met het nieuwe zwemconcept.

ACCOMMODATIE EN MATERIAAL Stef Desmet laat eerst de accommodatie zien. Wij krijgen vanop het balkon een mooi zicht op het sportbad van 25m, het recreatiebad met stroomversnelling, borrelbank, rugmassage, 8

tuimelemmers, een spuitende vuurtoren en slang en een plonsbadje van 30 cm diep met glijbaan en spuitbollen. Wat onmiddellijk opvalt is het kleurrijke materiaal dat ook in het grote bad aanwezig is, touwen die over de hele lengte gespannen zijn, een kubusconstructie, grote matten, kleine matten, matten met gaten. En daartussen, volop in actie: witte, gele, oranje, groene, rode, blauwe en zwarte badmutsen. De kinderen ploeteren en spetteren door elkaar in het grote bad, gaan kopje onder, draaien van buik naar rug, geven dingen door aan elkaar, zwemmen met reddingpoppen, kruipen over matten en verdwijnen eronder, springen en duiken. Ja, het is bijna ‘rennen, vliegen, duiken, vallen en weer opstaan’.

WATERVEILIGHEID “Bij ons gaat het in eerste instantie niet over baantjes trekken en technische zwemslagen aanleren of steekvoetjes wegwerken. Wij leren de jonge kinderen zo snel mogelijk overleven”, legt Stef uit. Het nieuwe zwemconcept moet ervoor zorgen dat de jongsten snel waterveilig zijn en is meteen de geschikte voorbereiding op een levenslange, veilige vrijetijdsbesteding in, op en onder water. Waterveilig is de nieuwe boodschap in het concept, kinderen moeten leren overleven in het water. Eigenlijk meteen ook de grootste bezorgdheid van de ouders van jonge kinderen.


naar: (1) een verbetering van de zwemtechniek om efficiënter te zwemmen en langere afstanden te kunnen afleggen en (2) een voorbereiding op de nodige veiligheid bij verschillende watersporten. Zo leren we de leerlingen bijvoorbeeld hoe ze zich kunnen bevrijden uit een gekantelde kajak, hoe te zwemmen met kledij of met een reddingsvest en op welke manier ze hindernissen kunnen nemen op en onder water.”

PROFESSIONELE BEGELEIDING EN NIVEAUGROEPEN

STAPPENPLAN Dilkom is het zwembad van alle Dilbeekse basis- en kleuterscholen. Alle kinderen van het lager onderwijs, uitgezonderd het tweede leerjaar, krijgen tweewekelijks een half uur zwemles. Kinderen van het tweede leerjaar komen elke week omdat zij in de ‘gouden leeftijd’ zitten en intensiever met zwemmen bezig zijn dan het meeste loont. Stef Desmet verwacht dat alle leerlingen van het tweede leerjaar dankzij de nieuwe methode zullen ‘kunnen zwemmen’. De zwemlessen voor de kleuter- en basisscholen kan je indelen in vier stadia. De kleuters van de derde kleuterklas starten met voorbereidende stappen (een achttal lessen): zij krijgen een speelse vorm van watergewenning

aangeboden. Hiermee leren alle Dilbeekse vijfjarigen op een uitdagende manier het hoofd onder water steken, drijven en zich voortbewegen met handen en voeten. “In het eerste leerjaar zullen de meeste kinderen al kantveilig zijn”, garandeert de directeur. “Door een aanbod van intensieve speels uitdagende oefeningen zijn de meeste zesjarigen dan al goed op weg naar een verdere stap in hun eigen zwemveiligheid. De uitdaging wordt hier 25m zwemmend overbruggen. Alle leerlingen van het tweede leerjaar zullen effectief ‘zwemveilig’ zijn: dit betekent dat ze in normale zwemomstandigheden (privézwembad, publiek zwembad, zwemvijver, rustige zee) veilig zullen kunnen zwemmen. Eenmaal dat bereikt, verleggen we de focus

In Dilkom krijgen de kinderen les van professioneel opgeleide zwemlesgevers. “Op dit moment zijn er zeven personen in dienst die aan de kleuter- en basisscholen zwemles geven. De begeleidende leerkracht van de school of klas houdt toezicht en krijgt een takenlijst. Uiteraard kunnen de leerkrachten LO ook mee lesgeven, maar vaak komen de klasleerkrachten mee.” Voor kleuters en eerste leerjaar zijn er twee zwemlesgevers per klas die de kinderen opsplitsen en oefeningen aanbieden op verschillende niveaus. Vanaf het tweede leerjaar wordt er klas- en leeftijdoverschrijdend gewerkt. “Wij zwemmen met niveaugroepen onafhankelijk van hun klas of leeftijd, wat ervoor zorgt dat elke leerling op zijn eigen niveau les krijgt.” De rapportering van de zwemlesgever naar de school toe is puur motorisch, de begeleidende leerkracht ziet de rest. Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

9


HET DILKOMSYSTEEM “In 2000 ging het totaal gerenoveerde zwembad open en startten we met de nieuwe organisatie. Het was de bedoeling om het zwembad rendabel te maken én om kwalitatief zwemonderwijs aan te bieden”, verklaart Stef Desmet. “We streefden naar meer efficiëntie en kwaliteit. Er moesten veel kinderen tegelijk kunnen zwemmen en dus boden we een systeem aan met eigen lesgevers en niveaugroepen. De scholen maakten gretig gebruik van ons aanbod en eigenlijk zijn er nooit echt grote problemen geweest. We proberen altijd de beste oplossing te zoeken voor alle partijen. Tijdens de schooluren is het zwembad gesloten voor het publiek, dat is een bewuste keuze waarin de gemeente ons is gevolgd. En we investeren ook graag in materiaal dat continu beschikbaar is. Wij zorgen ervoor dat de kinderen ‘goesting’ hebben om zich in het water te begeven. Het systeem van Dilbeek is een schoolvoorbeeld voor Vlaanderen. De gemeente is al veel jaren een voorbeeld van goede samenwerking tussen alle partijen. De gemeente zorgt voor gratis busvervoer en betaalt een deel van de kostprijs, zodanig dat elk kind maar 2 euro betaalt per zwemles. Dat is een prijs die elke ouder graag betaalt om zijn kind op zeven- of achtjarige leeftijd veilig in het water bezig te zien! Intussen hebben we 15 jaar ervaring met ons systeem en we willen maar wat graag navolging krijgen”, sluit de directeur af.

LOPEND ONDERZOEK Met 3200 leerlingen heeft Dilkom een interessante database om enerzijds de nieuwe leerlijn zwemmen op zich te evalueren en anderzijds richtlijnen en normen op te stellen omtrent de verwachtingen rond zwemonderwijs. De zwemniveaus (en de daaraan gekoppelde tests en zwembrevetten) zijn een combinatie van veiligheidsvaardigheden en het overbruggen van een afstand. De tests worden in de komende maanden verder gestandaardiseerd in samenwerking met Baan 4 en de VUB. Enkele opvallende resultaten bij de evaluatie van het 2de leerjaar (450 leerlingen die wekelijks hebben gezwommen in 5 niveaugroepen (11 à 13 lessen): 1. snelle evolutie: In grafiek 1 staan de slaagpercentages per niveaugroep. Gemiddeld zijn 70% van de leerlingen minstens 1 niveau gestegen.

2. 65% 'zwembadveilig I' tegen juni 2015? In grafiek 2 staan de geëxtrapoleerde cijfers van de verwachtingen tegen juni 2015 (na nog eens 11 à 13 lessen). Hierbij worden 2 veiligheidsniveaus geëvalueerd: de 'Dilkom-25m-safety test' en de 'VUB-safety test'. 65% zou slagen voor de Dilkom-25m-safety test, ruim 40% zou in staat zijn om de VUB-water safety test uit te voeren.

Hoopvolle toekomst: Ook de leerlingen uit het eerste leerjaar worden nauwgezet gevolgd. Bij een eerste groep van 100 leerlingen die nu reeds 12 lessen hebben gevolgd is bijna de helft al 'zwembadveilig I'. Een resultaat dat echter niet veralgemeend mag worden, het gemiddeld zwemniveau van de leerlingen verschilt van school tot school. De socio-culturele achtergrond speelt hier een belangrijke rol. Voldoende stof tot nadenken en verder onderzoek.

10


Op de bordjes toon ik jullie wat mag en wat niet!

Signalisatie in het zwembad en de sporthal! Bestellen via de webshop op www.isbvzw.be Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

11


FITTE HERSENEN… OVER DE RELATIE BEWEGEN, BREIN, LEREN

Pieter Tijtgat •

• •

Lector Lichamelijke Opvoeding, onderzoeksverantwoordelijke Onderzoekgroep Onderwijs en wetenschapscommunicator, Hogeschool Odisee Onbezoldigd postdoctoraal medewerker, vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen, UGent Stafmedewerker onderzoeksaangelegenheden, faculteit Mens en Welzijn, HoGent

Trefwoorden: onderzoek, invloed fysieke activiteit, cognitieve prestaties, hersenonderzoek

SAMENVATTING Zienderogen groeit het wetenschappelijk bewijs voor een positieve invloed van fysieke activiteit op de cognitieve prestaties van leerlingen. Deze bijdrage tracht orde in de veelheid aan wetenschappelijke studies te scheppen en brengt een toegankelijk overzicht van recente bevindingen over deze hersen-bewegingsrelatie, met een dieptesprong in de hersenwerking. Ook al tonen deze theoretische bevindingen aan dat meer bewegen tot een betere hersenfunctie en schoolprestatie leidt, het blijkt ook al snel dat huidig wetenschappelijk onderzoek slechts beperkte inzichten biedt over welke fysieke activiteiten nu precies aangewezen zijn tot het stimuleren van de hersenen, en aan welke intensiteit.

INLEIDING We kennen allemaal de Oudgriekse leuze ‘Een gezonde geest in een gezond lichaam’. Hieruit volgt dat voldoende bewegen niet enkel het lichaam fit houdt, maar er ook voor zorgt dat we helder kunnen nadenken. Sport en bewegen kan je dus promoten niet alleen om gezonder, maar ook om slimmer te worden (al is slimheid wetenschappelijk moeilijk te meten, en moeten we het misschien eerder over concentratie of denkvermogen hebben) . Om dit aanvoelen echt hard te kunnen maken, moeten we ons verdiepen in de studie van de hersenen of de 12

neurowetenschappen. In deze bijdrage willen we aantonen hoe recent neurowetenschappelijk onderzoek de link tussen bewegen en leren al dan niet bevestigt. Wat volgt is een recent overzicht aan neurowetenschappelijke studies die je kan beschouwen als munitie om je bewegingspromotieverhaal te vertellen, met de nieuwste gegevens. Deze bijdrage wil de lezer stimuleren dit verhaal kritisch te vertellen, zonder het meteen van de daken te schreeuwen als er weer eens een spectaculaire studie verschijnt. Het nodig uit onderzoeksresultaten in het juiste daglicht en waarschuwt de bewegingsdeskundige niet als prediker op te treden, maar een betoog te onderbouwen en ook nuances te durven vermelden (we weten zeker nog niet alles). Dit proces start met orde te scheppen in een veelheid aan studies.

ORDE IN DE CHAOS Hersenonderzoek is heel hip vandaag de dag. In de media verschijnen om de haverklap studies die gelinkt zijn aan de hersenen. Belangrijk is het overzicht te bewaren. Een bepaalde studie kan iets zeggen over maar een heel klein deeltje van onze hersenwerking terwijl er toch grote conclusies aan verbonden worden. Ook tal van andere factoren bepalen wat we precies over een bepaald onderzoeksresultaat kunnen leren. In figuur 1 worden die verschil-

lende factoren schematisch voorgesteld. Aan de hand van dit schema kunnen we nu recente studies naar waarde gaan beoordelen.

MEER BEWEGEN, BETER PRESTEREN Uit een grootschalig onderzoek van bijna 600 lagere schoolkinderen bleek dat er een positieve correlatie is tussen algehele fitheid en de schoolprestatie (wiskunde en lezen) van kinderen (Castelli en collega’s, 2007). Ook al geven deze resultaten een goede aanwijzing, het is ook mogelijk dat motivatie hier een storende factor kan zijn. Zo is het perfect denkbaar dat die kinderen die goed presteren op school de afgenomen testen, zowel de fysieke tests als de kennistesten, leuker vinden en daardoor op beide beter presteren. Het is ook niet zeker of de kinderen beter presteerden op school omdat ze fitter waren, of dat ze fitter waren omdat ze ook slimmer omgaan met bijvoorbeeld voeding en beweging om gezond te blijven (er werd hierbij geen significante correlatie gevonden tussen het armoedecijfer en de fysieke tests). Met andere woorden, een dergelijke cross-sectionele studie zegt nog maar weinig over wat de oorzaak en wat het gevolg is van een gevonden verband. Hiervoor hebben we een experiment nodig (zie figuur 1). Onder een ‘experiment’ ver-


TIEN VRAGEN OVER DE LINK TUSSEN BEWEGEN, DE HERSENWERKING EN LEREN 1. Wie waren de proefpersonen van de studie? Ging het om een studie bij muizen of apen, bij volwassenen of toch bij kinderen? 2. Is er enkel een cross-sectioneel verband gevonden (bv. meer bewegen, betere schoolprestatie) of ook een experiment uitgevoerd zodat de oorzaak van bv. de betere schoolprestatie, effectief aan het meer bewegen kan toegeschreven worden? 3. Gaat het hier om een ‘one lucky shot’, een plotse vernieuwende en spectaculaire studie, of bevestigt het onderzoek waar al een tijdje consensus over aan het groeien is? 4. Onderzoekt men echt hersenactiviteit in de hersenen, of gaat het om de gevolgen van meer bewegen op het gedrag van kinderen (bv. betere schoolprestatie) waar dan impliciet ook gewijzigde hersenactiviteit wordt toegewezen? 5. Gaat het om een zeer geïsoleerd effect (bv. de richting van een pijl zo snel mogelijk aangeven) of om algemene schoolprestatie? 6. Als het gaat over ‘bewegen’ om te ‘leren’, moet dat bewegen dan aeroob zijn (matige intensiteit) of eerder hevig (anaeroob)? 7. Is het effect van inspanning op hersenontwikkeling acuut (direct erna) of langdurig? 8. Kijkt men naar een populatie van fitte leerlingen (die door meer bewegen slimmer blijken) of een niet-fitte groep (die omdat ze nu wel bewegen, plots slimmer worden) 9. Bevestigt de studie de gevonden link, of ontkracht de studie dit juist? Of zijn er nuances te plaatsen bij de al dan niet spectaculaire bevindingen? 10. Als laatste en belangrijkste: gaat het hier om een degelijk gefundeerde wetenschappelijke studie? Is dit onderzoek ook verschenen in de wetenschappelijk tijdschrift waarbij specialisten uit het vakgebied de resultaten en gevolgtrekking mede beoordeeld en goedgekeurd hebben?

staan we een experimenteel design waarbij een interventie plaatsvindt en die door een vergelijking van een voor- en nameting bij een interventiegroep en een controlegroep kan aantonen of een veranderde meting al dan niet te wijten is aan de ingevoerde interventie (gerandomiseerde, gecontroleerde interventie-studie). Een grotere studie bij ruim 75.000 Koreaanse scholieren toonde aan dat minstens drie lesuren lichamelijke opvoeding per week volgen een positieve correlatie kende met de algemene schoolprestatie (de leerlingen dienden wel zelf aan te geven of

hun schoolprestatie zeer goed tot zeer slecht was; Kim en So, 2012). Hier zijn de uren LO vast opgelegd, dus lijkt het enigszins mogelijk oorzaak (meer bewegen) te onderscheiden van gevolg (betere schoolprestaties). Een recent experiment uit Zweden toonde aan dat het verdubbelen van het aantal uren beweging op school (georganiseerd door de plaatselijke sportclub), leidt tot een verdubbeling van de kans om de nationale leerdoelen (voor Zweeds, wiskunde en Engels) te bereiken (Käll en collega’s, 2014). Het zijn alvast studies die ons iets leren over hoe het manipuleren van

een bepaald gedrag (bewegen) zorgt voor betere leerprestatie (een ander gedrag, in de studies voornamelijk cognitief gericht). Een effectieve link leggen naar de hersenwerking (door te bewegen functioneren de hersenen beter, waardoor de schoolprestatie verbetert) blijft hierdoor wel altijd een speculatie. Met andere woorden, de hersenen blijven in deze studies een zwarte doos. Om dit uit te klaren hebben we hersenonderzoek nodig.

KIJK IN DE HERSENEN De technieken om metingen van de hersenwerking mogelijk te maken, zijn de laatste decennia aanzienlijk verbeterd, wat ook onderzoek naar de link tussen bewegen en een verbeterde hersenwerking mogelijk maakt. Grofweg kunnen we het onderscheid maken tussen twee manieren om de hersenen te bestuderen (er zijn er natuurlijk nog, maar

Figuur 2: De twee meest gebruikte manieren om naar de hersenwerking te kijken. Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

13


dit zijn de meest gebruikte), het onderzoeken van de hersenstructuur en de hersenfunctie (figuur 2). Om de hersenstructuur te meten, maken hersenwetenschappers gebruik van een MRI-scan (MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging). De eerder op gedragsniveau vastgestelde resultaten (zie vorige paragraaf) werden bevestigd in een MRI-studie met 49 lagere schoolkinderen (Chaddock en collega’s, 2010). Kinderen met een hogere fysieke fitheid hadden een groter volume van de hippocampus (een deel van de hersenen dat cruciaal is om nieuwe herinneringen op te slaan) en scoorden (dus) ook beter op een geheugentaak. Een andere hersenwetenschappelijke methode is het meten van de hersenfunctie via EEG (Elektro-encefalografie). Een EEG-studie bij 65 lagere schoolkinderen toonde aan dat fitte kinderen accurater een cognitieve taak aanpakken (Pontifex en collega’s, 2011). Bij de niet-fitte kinderen bleken de hersengolven bij het uitvoeren van de taak zo te verschillen dat dit kan wijzen op een verminderde capaciteit om de aandacht erbij te houden en de aangereikte stimulus te verwerken. Hier ging het dan wel om een zeer geïsoleerde taak: het zo snel en accuraat mogelijk de richting van de middelste pijl aangeven, die ofwel congruent (>>>>>) ofwel incongruent (>><>>) tussen andere pijlen stond. We moeten ons dus zeker voldoende afvragen of dit ook kan doorgetrokken worden naar meer schoolse taken. Merk ook op dat er naast beweging andere factoren zoals genetische aanleg, motivatie, persoonlijkheidskenmerken, voeding, enz. voor de betere score bij de fitte kinderen kunnen zorgen. Om zeker te zijn of het effectief door voldoende beweging komt dat kinderen beter presteren, hebben we nood aan een experimenteel design waarin de bovenstaande alternatieve verklaringen gecontroleerd kunnen worden. Uit zo een experiment bleek dat het intensief stappen op een loopband de leesprestatie van 20 lagere schoolkinderen verbeterde dan wanneer ze rusten voor de oefening (Hillman en collega’s, 2009; let wel, op spelling en rekenoefeningen was er geen effect!). In de hersenen stelde men vast dat de hersennetwerken van belang voor de aandacht bij een cognitieve taak, beter werkten na de inspanning. Een andere studie wees dan weer op het langdurig effect van twee uur extra beweging gedurende een periode van 9 maanden (Chaddock-Heyman en collega’s, 14


2013). Dankzij het bewegen verminderde de hersenactiviteit (en dus ook belasting) in de prefrontale cortex (dat deel van de hersenen dat we zeker nodig hebben om na te denken) waardoor de lagere schoolkinderen een hersenactiviteit vertoonde vergelijkbaar met die van universiteitsstudenten! Bovendien verbeterde de hersenwerking en prestaties op het gebied executieve functies (Hillman en collega’s, 2014). Executieve functies zijn cognitieve processen die betrokken zijn bij het plannen en aansturen van activiteiten, zoals het vermogen om (ongewenst) gedrag te remmen of te stoppen of aan te passen aan een voortdurend veranderende situatie.

Het belang van (neurowetenschappelijk onderzoek naar) executieve functies is voor het onderwijs uitvoerig aangetoond (Van Camp, 2015). De recente experimentele bevinding dat fysieke activiteit hier een belangrijke rol bij speelt, onderstreept nog maar eens welke belangrijke rol de lichamelijke opvoeding kan of zou moeten spelen in het onderwijs.

CONSENSUS EN NUANCES Algemeen kunnen we stellen dat er een ruime consensus groeit over de positieve effecten die beweging kan hebben voor de hersenwerking van leerlingen. We merken dit niet enkel in de hierboven beschreven studies, maar ook

de talrijke recente overzichtsstudies (Chaddock e.a. 2011, 2012; Hillman e.a., 2008; Voss e.a., 2012; Singh e.a., 2012; Tomporowski e.a., 2008) en meta-analyses (een effect of verband over verschillende studies samen: Sibley & Etnier, 2003; Chang e.a., 2012) wijzen op de acute en langdurige positieve effecten van beweging op de cognitieve ontwikkeling. Toch zijn er ook enkele nuances. Zo bleek uit een iets oudere studie dat meer uren lichamelijke opvoeding niet direct voor een vooruitgang (maar ook niet voor een achteruitgang) in schoolprestatie zorgde (Sallis en collega’s, 1999). Het intelligentievermogen van sommige mensen die weinig tot niet mobiel zijn, denken we maar aan de beroemde natuurkundige Stephen Hawking, doet ook vermoeden dat leren ook kan plaatsvinden zonder fysieke activiteit (Keit Hyatt, persoonlijke communicatie, maart 2013). Deze bevindingen ondermijnen het positief effect van bewegen op leren niet, maar ze plaatsen wel een belangrijke kanttekening. Het voordeel van het (veel meer) introduceren van beweging in de klas ligt niet enkel bij de positieve neurobiologische effecten (Cotman en collega’s, 2007; Voss en collega’s, 2013), maar waarschijnlijk ook bij psychologische effecten (Shephard, 1996). Meer bewegen op school biedt een welkome onderbreking van de schoolse activiteiten, zodat leerlingen met hernieuwde energie en interesse aan de volgende lees-, reken- of andere denktaak kunnen beginnen. In die zin kunnen ook andere waardevolle tussendoortjes (bv. ademhalings- en ontspanningsoefeningen) een te schools gerichte aanpak counteren en leerwinst genereren.

BLIK OP DE TOEKOMST Ondanks het eerder aangehaalde positief verband, lijkt meer longitudinaal onderzoek (waarbij leerlingen over een langere periode gevolgd worden) noodzakelijk om duidelijkheid te scheppen in de oorzaak-gevolg relatie van bewegen op leren. Onderzoekers hebben het heel vaak algemeen over ‘beweging’ als trigger om beter te leren, maar is er nog weinig bekend over de precieze intensiteit, frequentie en duur van beweging om tot de beste leerresultaten te komen. Ook over individuele verschillen tussen leerlingen is nog weinig geweten. Wat in voorgaand onderzoek immers niet onderzocht werd, is de mate waarin de beweging als een vrijwillige activiteit werd aanzien of als een verplichting werd opgelegd. Een studie bij ratten suggereert immers dat verplichte fysieke activiteit tot andere effecten in gedrag en hersenwerking leiden in Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

15


REFERENTIES Castelli, D. M., Hillman, C. H., Buck, S. M., & Erwin, H. E. (2007). Physical fitness and academic achievement in third-and fifth-grade students. Journal of Sport and Exercise Psychology, 29(2), 239. Chaddock, L., Erickson, K. I., Prakash, R. S., Kim, J. S., Voss, M. W., VanPatter, M., ... & Kramer, A. F. (2010). A neuroimaging investigation of the association between aerobic fitness, hippocampal volume, and memory performance in preadolescent children. Brain research, 1358, 172-183. Chaddock, L., Pontifex, M. B., Hillman, C. H., & Kramer, A. F. (2011). A review of the relation of aerobic fitness and physical activity to brain structure and function in children. Journal of the International Neuropsychological Society,17(06), 975-985. Chaddock, L., Voss, M. W., & Kramer, A. F. (2012). Physical activity and fitness effects on cognition and brain health in children and older adults.Kinesiol. Rev, 1, 37-45. Chaddock-Heyman, L., Erickson, K. I., Voss, M. W., Knecht, A. M., Pontifex, M. B., Castelli, D. M., ... & Kramer, A. F. (2013). The effects of physical activity on functional MRI activation associated with cognitive control in children: a randomized controlled intervention. Frontiers in human neuroscience, 7. Chang, Y. K., Labban, J. D., Gapin, J. I., & Etnier, J. L. (2012). The effects of acute exercise on cognitive performance: a metaanalysis. Brain research,1453, 87-101. Cotman, C. W., Berchtold, N. C., & Christie, L. A. (2007). Exercise builds brain health: key roles of growth factor cascades and inflammation. Trends in neurosciences, 30(9), 464-472. Hillman, C. H., Erickson, K. I., & Kramer, A. F. (2008). Be smart, exercise your heart: exercise effects on brain and cognition. Nature Reviews Neuroscience,9(1), 58-65. Hillman, C. H., Pontifex, M. B., Castelli, D. M., Khan, N. A., Raine, L. B., Scudder, M. R., ... & Kamijo, K. (2014). Effects of the FITKids randomized controlled trial on executive control and brain function. Pediatrics, 134(4), e1063-e1071. Käll, L. B., Nilsson, M., & Lindén, T. (2014). The impact of a physical activity intervention program on academic achievement in a Swedish elementary school setting. Journal of School Health, 84(8), 473-480. Kim, S. Y., & So, W. Y. (2012). The relationship between school performance and the number of physical education classes attended by Korean adolescent students. Journal of sports science & medicine, 11(2), 226.

vergelijking met vrijwillige beweging (Leasure en Jones, 2008). Tenslotte is het naar de toekomst toe interessant te onderzoeken in welke mate ook andere interventies (bv. aangepaste voeding, sociale interactie) in combinatie met (extra) beweging voor verschillende resultaten zouden kunnen zorgen. De weg naar gedegen onderzoekswerk die de link tussen bewegen en leren verder uitdiept, ligt dus open voor bewegingswetenschappers! Voor de leerkracht, begeleider, bewegingsdeskundige in het veld selecteerden we aan de hand van het overzicht in figuur 1, tien vragen die je best stelt wanneer je weer eens een artikel in de krant of magazine, boek, zelfs wetenschappelijk tijdschrift leest of wanneer je tijdens een bijscholing verteld wordt over nieuwe bevindingen over de link tussen bewegen, de hersenwerking en leren, al dan niet op spectaculaire wijze ‘aangetoond’.

16

Over deze laatste tip zullen we het in een volgend nummer hebben over een populair ‘breinstimulerend’ bewegingsprogramma dat echter in de wetenschappelijke wereld als neuromythe wordt afgedaan, en stellen we ons de vraag hoe een praktisch aangelegde bewegingsdeskundige met dit spanningsveld moet omgaan. Voor nu kunnen we besluiten dat de link tussen bewegen en leren afdoende is aangetoond, maar dat we nog niet precies weten welke fysieke activiteiten precies tot het beste resultaat zullen leiden. Dank aan Dr. Matthieu Lenoir (UGent) en een anonieme reviewer voor de kritische lezing van en waardevolle suggesties voor deze bijdrage. Dr. Keit Hyatt, Dr. Chaddock-Heyman, Dr. Hillman, Dr. Spaulding, Dr. Meeusen, Dr. Singh, Dr. Everaert en andere onderzoekers voor de literatuursuggesties, kritische opmerkingen en discussiestof die ze aanreikten bij het tot stand komen van deze bijdrage.

Leasure, J. L., & Jones, M. (2008). Forced and voluntary exercise differentially affect brain and behavior. Neuroscience, 156(3), 456-465. Pontifex, M. B., Raine, L. B., Johnson, C. R., Chaddock, L., Voss, M. W., Cohen, N. J., ... & Hillman, C. H. (2011). Cardiorespiratory fitness and the flexible modulation of cognitive control in preadolescent children. Journal of cognitive neuroscience, 23(6), 1332-1345. Sallis, J. F., McKenzie, T. L., Kolody, B., Lewis, M., Marshall, S., & Rosengard, P. (1999). Effects of health-related physical education on academic achievement: Project SPARK. Research quarterly for exercise and sport, 70(2), 127-134. Shephard, R. J. (1996). Habitual physical activity and academic performance. Nutrition reviews, 54(4), S32-S36. Sibley, B. A., & Etnier, J. L. (2003). The relationship between physical activity and cognition in children: a meta-analysis. Pediatric Exercise Science, 15(3), 243-256. Singh, A., Uijtdewilligen, L., Twisk, J. W., van Mechelen, W., & Chinapaw, M. J. (2012). Physical activity and performance at school: a systematic review of the literature including a methodological quality assessment. Archives of pediatrics & adolescent medicine, 166(1), 49-55. Tomporowski, P. D., Davis, C. L., Miller, P. H., & Naglieri, J. A. (2008). Exercise and children’s intelligence, cognition, and academic achievement.Educational Psychology Review, 20(2), 111-131. Van Camp, T. (2015) Zelfregulatie. In: Van Camp, T.; Vloeberghs, L.; Tijtgat, P. e.a. Krachtig Leren. Cognitief neurowetenschappelijk benaderd. Leuven: Acco. Voss, M. W., Nagamatsu, L. S., Liu-Ambrose, T., & Kramer, A. F. (2011). Exercise, brain, and cognition across the life span. Journal of Applied Physiology, 111(5), 1505-1513. Voss, M. W., Vivar, C., Kramer, A. F., & van Praag, H. (2013). Bridging animal and human models of exercise-induced brain plasticity. Trends in cognitive sciences, 17(10), 525-544.


REDENEN VAN DROP-OUT IN DE SPORT. VOLLEYBAL ALS CASE STUDY. Raf Cambré, Vrije Universiteit Brussel Master in de lichamelijke opvoeding

De bewuste keuze van een persoon om een bepaalde activiteit vroegtijdig te beëindigen en/ of van zijn vast voornemens en plannen af te zien - ook wel drop-out genoemd - is een groeiend probleem in onze samenleving. Het is een wereldwijd fenomeen dat op allerlei gebieden zoals in het onderwijs, het vrijwilligerswerk, de geneeskunde en vrijetijdsbesteding, en ook in de sport enz. kan worden waargenomen. Ook bij de Vlaamse Volleybalbond (VVB) werden - vooral met betrekking tot de jeugdspelers dalende ledenaantallen vastgesteld. Op vraag van de VVB werd daarom een studie naar de drop-outredenen van Vlaamse adolescenten uitgevoerd die in de periode 2008–2013 op 12tot 18-jarige leeftijd hun lidmaatschap bij een erkende volleybalclub hebben beëindigd.

WAT ZET JONGEREN AAN TOT SPORTEN EN WAAROM STOPPEN ZE ERMEE? De keuze van jongeren om zich op een bepaalde sport te gaan toeleggen kan worden

Prof. Dr. Veerle De Bosscher

Swa Depelchin

Vrije Universiteit Brussel Sportbeleid en –Management en Universiteit Utrecht

Vlaamse Volleybalbond

beïnvloed door externe factoren zoals een positieve ingesteldheid van de ouders en/of vrienden, positieve ervaringen op een kennismakingsdag, een nieuwe accommodatie enz. Uit de literatuur blijkt duidelijk dat dé hoofdreden voor jongeren om te gaan sporten de plezierbeleving is (Woods, 2007). Tijdens het sporten kunnen jongeren samen met hun vrienden nieuwe vaardigheden verwerven, zich uitleven en uitdagingen aangaan (Woods, 2007). Door te kiezen voor een georganiseerde teamsport krijgen jongeren de kans om hun fysieke fitheid te verbeteren, nieuwe vrienden te maken en zich tevens tijdens de trainingen en in wedstrijden van hen te differentiëren (Kremer et al. (1997). Anderzijds zijn er eveneens verschillende redenen om vroegtijdig te stoppen met sport. De meest frequent genoemde individuele factoren zijn een gebrek aan plezierbeleving waarbij deze factor met stijgende leeftijd van de sportbeoefenaars minder belangrijk werd - (Butcher et al., 2002) en de wil om andere

dingen te doen (Van Rossum, 2005). De intrinsieke motivatie bepaalt in verregaande mate of men een activiteit zal verder zetten: kinderen die weinig uitdaging ervaren of falen om nieuwe vaardigheden aan te leren, zullen eerder geneigd zijn om af te haken dan kinderen die succes ervaren en competentie verwerven. Door meer zelfvertrouwen en zelfwaardering te krijgen zal hun intrinsieke motivatie om opnieuw actie te ondernemen immers blijven groeien (Weiss, 1995). Ook sociale motieven en de ontwikkeling van de jeugdsporter spelen een belangrijke rol in de sportparticipatie. Zo zullen vooral meisjes in de pubertijd het samen sporten met vriendinnen als zeer belangrijk ervaren (Allender, Cowburn, & Foster, 2006) en zal een zwakke sociale ondersteuning bv. door familie en vrienden sportdrop-out bevorderen. Andere vaak genoemde redenen zijn: tijdsgebrek, de problematische temporele coördinatie met school of werk (Van Rossum, 2005) en een te grote prestatiedruk (Gould, 1982; Weinberg & Gould, 2003). MoBond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

17


gelijke sportexterne drop-outfactoren zijn bv. gezondheidsredenen (blessures, ziektes) en geldgebrek. Studies in verband met drop-out in de sport focussen hoofdzakelijk op percepties van sporters en minder op specifieke en observeerbare factoren die een onderliggende reden voor de drop-out kunnen zijn, zoals bv. de invloed van een vroegtijdige specialisatie, het niveau en de intensiteit van de vroegere sportparticipatie alsook het ontwikkelingsniveau (de leeftijd) van de sporter (Wall & Coté, 2007). Alle bovengenoemde factoren werken op elkaar in bij het besluit van jongeren om wel of niet te blijven sporten. Daarenboven blijkt dat de door de sporters aangehaalde drop-outredenen op alle clubsportniveaus (lokaal, regionaal, nationaal) dezelfde zijn (Van Rossum, 2005).

SPORTEN IN CLUBVERBAND IN VLAANDEREN De concurrentie voor sportclubs is groot, ze omvat niet-sportgerelateerde vrijetijds-activiteiten, sportactiviteiten buiten de georganiseerde sport die ofwel door commerciële inrichtingen of privéorganisaties worden aangeboden alsook sportactiviteiten die door andere lokale clubs worden georganiseerd. Thans sport 51% van de Vlaamse jongeren in een lichte gemeenschap (= een niet-clubgeorganiseerd verband waar de onderlinge binding tussen de leden van de organisatie vluchtiger, losser en/of flexibeler is dan in traditionele verenigingen), ongeveer 35% in individueel verband en 11% in commercieel verband (Scheerder, 2011). Desondanks scoort clubsport nog steeds het hoogst bij jongeren: bijna 70% van de sportieve jongeren is actief lid in een Vlaamse sportclub (Scheerder, 2012). Dit percentage neemt duidelijk af met stijgende leeftijd door een toegenomen activiteit in andere organisaties en omwille van diverse psychosociale redenen. Deze jeugdproblematiek is op zich niet nieuw, maar de omstandigheden die sportdrop-out begunstigen lijken te zijn veranderd (bv. een toenemende individualisering en commercialisering van de samenleving, een almaar groter wordend sportaanbod, de opkomst van talrijke nieuwe, hippe sporten, …).

POPULARITEIT VAN VOLLEYBAL IN VLAANDEREN De evolutie van het totaal aantal volleyballers dat bij de VVB is ingeschreven weerspiegelt de achteruitgang van het volleybal in Vlaanderen. Anno 2007 telde de VVB in het totaal 40.218 leden en in 2012 nog slechts 36.135 (-10,15%). Een verdere uitsplitsing volgens leeftijdscategorie onthult voor de periode 2008 tot 2013 voor de leeftijden 12-15 jaar en 16-18 jaar een 18

Figuur I: Evolutie van het aantal nieuw aangesloten VVB leden in de leeftijdscategorie 12-18 jaar (2007-2013)

Bron: Vlaamse Volleybalbond, 2014

daling van het ledenaantal van respectievelijk -6,27% en -19,28%. Precies deze cijfers zijn voor de VVB zeer zorgwekkend, omdat de adolescenten tot nog toe altijd de sterkhouder van het Vlaamse volleybal zijn geweest. Het hier besproken onderzoek focust dan ook op deze twee leeftijdscategorieën. Volleybal - vaak bestempeld als een vrouwensport - wordt in Vlaamse clubs inderdaad door veel meer vrouwen gespeeld dan door mannen. Anno 2013 telde de VVB in het totaal 37,56% mannelijke en 62,44% vrouwelijke leden. Met betrekking tot de gekozen onderzoekspopulatie (leeftijdscategorie 12 – 18 jaar) is het genderverschil zelfs nog groter: in 2013 waren 28,62 % van de 12- tot 18-jarige VVB leden jongens en 71,38 % meisjes. De algemene daling van het aantal VVB leden in de periode 2007-2013 manifesteert zich uiteraard ook in de leeftijdscategorie 12 – 18 jaar. De daling in deze periode is bij de jongens in vergelijking met die van de meisjes (-6,83%) veel groter, namelijk - 27,54%. Hoe kunnen deze dalende cijfers worden verklaard? Zijn ze het gevolg van een algemeen verminderde interesse in het volleybal (=minder aansluitingen bij de VVB), of zijn ze te wijten aan het feit dat jongeren om bepaalde redenen sneller afhaken van het volleybal (=drop-out)? Een tweede vaststelling bij de VVB is dat de dropoutcijfers op zich wel zijn gedaald, onder het aantal 12- tot 18-jarige jongens en meisjes die in de periode 2007-2012 hun VVB lidmaatschap niet hebben verlengd spectaculair. Zo registreerde het VVB in 2012 bij de meisjes nog amper 335 drop-outs; in 2007 waren dat er nog 1042. Aangezien het dalend aantal adolescenten (12 – 18 jaar) dat lid is van de VVB dus zeker niet kan worden verklaard door

een stijgende evolutie van de drop-out, dient de oorzaak hiervoor worden gezocht bij een verminderd aantal nieuwe inschrijvingen, met andere woorden bij het feit dat in de laatste jaren duidelijk minder adolescenten volleybal in clubverband wensen te spelen. Figuur I bevestigt dat het aantal 12- tot 18-jarigen die beslissen om in clubverband te gaan volleyballen en daarom lid worden van de VVB vanaf 2010 (meisjes) respectievelijk 2011 (jongens) bijzonder sterk terugloopt. Over de periode 2007 – 2013 beschouwd kon de VVB 63,40% minder jongens en 46,72% minder meisjes als nieuw lid verwelkomen. De evolutie van de sport is uiteraard verweven met veranderingen die zich voordoen in de bevolkingssamenstelling. In het kader van dit onderzoek naar drop-out in bovenvermelde onderzoekspopulatie was het daarom relevant om de ontwikkeling van de geboortecijfers in Vlaanderen voor de periode 1990 – 2001 (= de geboortejaren van de onderzoekspopulatie) nader te onderzoeken. Daarbij werd vastgesteld dat het geboortecijfer precies in deze periode in Vlaanderen in vergelijking met de voorafgaande en latere jaren een daling kende van -12,81%. Een dergelijke demografische verschuiving, ook wel ‘ontgroening’ genoemd, werkt door op de clubgeorganiseerde sport (Scheerder, 2011a). De pool waaruit de VVB nieuwe leden zou kunnen hebben gerekruteerd was immers duidelijk kleiner dan in de jaren voordien.

ONDERZOEK De VVB telde anno 2013 slechts 10506 leden in de leeftijdscategorie 12-18 jaar, terwijl het in 2008 nog 12021 leden waren. Deze daling is in de eerste plaats te wijten aan een verminderde instroom van nieuwe clubleden, maar ook aan


BVLO Stephanie Coppens

Emmeline Haek

Bachelor LO

Bachelor LO

BEWEGINGSLESSEN ROND THEMA PASEN LESBEGIN 1E KLEUTERKLAS HOKEY POKEY

Je doet je linkerarm in: steek je linkerarm uit Je doet je linkerarm uit: trek je linkerarm weer in In, uit, in, uit: steek hem rap in en weer uit en weer in en weer uit Gooi het er maar uit: schudden met je arm voor je We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen in de handen (kies iets wat best past) Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de hokey Pockey: naar je originele plaats gaan Je doet je rechterarm in: steek je rechterarm uit Je doet je rechterarm uit: trek je rechterarm weer in In, uit, in, uit: steek hem rap in en weer uit en weer in en weer uit Gooi het er maar uit: schudden met je arm voor je We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen in de handen (kies iets wat best past) Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan Je doet je linkerbeen in: steek je linkerbeen uit Je doet je linkerbeen uit: trek je linkerbeen weer in In, uit, in, uit: steek hem rap in en weer uit en weer in en weer uit Gooi het er maar uit: schudden met je been voor je We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen

in de handen (kies iets wat best past) Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan Je doet je rechterbeen in: steek je rechterbeen uit Je doet je rechterbeen uit: trek je rechterbeen weer in In, uit, in, uit: steek hem rap in en weer uit en weer in en weer uit Gooi het er maar uit: schudden met je been voor je We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen in de handen (kies iets wat best past) Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de hokey Pockey: naar je originele plaats gaan Je doet je hele lijf in: spring vooruit Je doet je hele lijf uit: spring achteruit In, uit, in, uit: spring rap voor en achteruit Gooi het er maar uit: schudden met je hele lichaam We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen in de handen (kies iets wat best past) Ooooooooooooooooh effe wachten: maak een wave beweging van onder naar boven… Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan Benodigdheden: Muziekinstallatie

Bewegingsopvoeding 064

Het liedje spreekt voor zich, want de vrouw zegt wat we moeten doen.

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 1 maart 2015


Thema Pasen en variatie-ideetjes toepassen per kleuterklas

1e kleuterklas

2e kleuterklas

3e kleuterklas

Kringopstelling, werk met een parachute waar

Maak 4 nestjes (matjes) in vierkante opstelling

Kleef op voorhand een sticker (etiket uit de

de kinderen op staan. Als ze naar het midden

en zet een mand (deel van een plint) in het

winkel) op de linkerschouder van elk kuiken.

moeten komen doen ze dat als de kippen. Zet

midden. De kippen dansen in hun eigen nest.

Plaats verschillende eieren (hoepels) in de

in het midden van de kring een grote mand

Als ze naar het midden moeten komen, nemen

zaal. Als de muziek speelt, staan de kuikens

(doos) met eitjes (balletjes) waar de kindjes

ze een eitje (balletje) mee uit hun nest naar de

per twee recht tegen over elkaar in een ei.

met hun poep even moeten overhangen om

mand en keren dan terug.

Tip: toon dit op voorhand eens aan de kuikens.

een eitje te laten vallen en laat hen dan terug-

“Je doet je rechterarm in” (= tik de schouder

keren naar de oorspronkelijke kringopstelling.

zonder sticker van het kuiken) “Je doet je linkerarm in” (=tik de schouder met sticker van het kuiken) Bij ooooooh de Hokey Pokey loopt iedereen vrij rond tussen de eitjes. De juf of meester helpt mee aangeven wanneer de kuikens terug in hun ei moeten.

2E KLEUTERKLAS WASKNIJPERSPEL Bij het begin van het spel krijgen de kleuters elk 5 wasspelden (afhankelijk van het aantal kleuters). Hoe meer kleuters hoe minder je er per kindje geeft. Ze steken die op hun T-shirt. Afhankelijk van de leeftijd van de kindjes spelen we dit spel anders. Kaart (zie figuur) kan in thema gebruikt worden en/of met enkel de wasknijpers.

1e kleuterklas

2e kleuterklas

3e kleuterklas

Afgebakende zone gebruiken.

Verspreid over de sportzaal, aan een bank, aan

Verspreid over de sportzaal en echt verstopt,

Kegels verspreiden in deze zone en kleef de

het klimrek, op een plint.

dus onder een plint, onder een bank, onder

kaarten op de kegels. De kleuters huppelen

De kleuters lopen rond op de muziek en als de

een kegel.

rond op muziek en als de muziek stopt, ste-

muziek stopt, steken ze zo snel mogelijk één

De kleuters lopen rond op de muziek en als

ken ze zo snel mogelijk één wasspeld op een

wasspeld op de kaart. Als ze dat gedaan hebben,

de muziek stopt, steken ze zo snel mogelijk

kaart. Zit de kaart echter al vol, dan moeten ze

gaan ze op hun rug liggen (zo zie je wanneer ze

één wasspeld op de kaart. Als ze dat gedaan

op zoek gaan naar een andere kaart. Begint de

klaar zijn). Je zet nadien de muziek terug op en

hebben, gaan ze op hun rug liggen (zo zie je

muziek terug te spelen, huppelen (springen,

geeft hen een nieuwe kans. Geef hen nog mee

wanneer ze klaar zijn). Je zet nadien de mu-

dansen, achteruitlopen)

dat als alle kaarten vol zitten, ze terug in een

ziek terug op en geeft hen een nieuwe kans.

Thema Pasen gebruiken: op de andere helft

kring of bank moeten komen zitten.

Geef hen nog mee dat als alle kaarten vol

van de kaart staan de prentjes van Pasen (die

Thema Pasen gebruiken: Op de andere helft van

zitten, ze terug in een kring of bank moeten

komen later ook nog terug). Laat de kleuters

de kaart staan de prentjes van Pasen. Geef aan

komen zitten.

rondlopen en roep bv. een speld op het paas-

waar ze het moeten opsteken!

Thema Pasen gebruiken: Op de andere helft

ei! Kleuters zoeken kaarten met een paasei op

van de kaart staan de prentjes van Pasen.

en steken er 1 speld op.

Geef aan waar ze het moeten opsteken!

3E KLEUTERKLAS KEGELSPEL Benodigdheden: kegels, partijvestjes, gekleurde bierviltjes en paaskaartjes

1e kleuterklas

2e kleuterklas

3e kleuterklas

Verdeel de groep met de gekleurde bierkaartjes

Verdeel de klas in twee groepjes en geef de ene

Verdeel de klas in twee groepjes en geef de

in 4 gelijke groepen. Kleef op enkele kegels in

groep een partijvestje of lintje. Zet een afgeba-

ene groep een partijvestje of lintje. Zet een

de zaal een gekleurd blad.

kend veld af met banken.

afgebakend veld af met banken.

zaal. Laat ze een bolletje maken. Met hun bier-

Zet 20 kegels op en verstop hieronder de paas-

Leg 15 kegels plat en zet 15 kegels recht. De

viltje. Als je zegt START moeten ze zo snel moge-

schijfjes. Zorg ervoor dat ze met de tekeningen

ene groep moet altijd de kegels rechtzetten

lijk naar een kegel lopen met dezelfde kleur als

naar boven liggen. De ene groep mag enkel de

en de andere groep moet altijd de kegels plat

op hun kaartje. Roep je STOP komen ze zo snel

kegels omver leggen waar de ‘paaseitjes’ en

leggen. Na twee minuten laat je op je duide-

mogelijk terug. Je verandert de plaatsen van de

‘hazen’ onder zitten en de andere groep moet

lijk STOP-signaal de kindjes op de bank zitten

kleuren eens en laat ze het nog eens doen… Je

de kegels omleggen waar de ‘mandjes’ en ‘kui-

en tel je de status. De ploeg die wint krijgt

kan de kindjes ook een ander kleur geven.

kens’ onder zitten.

een gouden kaart. Speel the best of 3.

Bewegingsopvoeding 065

De kinderen verzamelen in het midden van de

2


LESKERN THEMA: PASEN Zelfgestuurd werken in de kleuterklas. Hoe pak je dat aan? In deze sessie willen we jullie laten kennismaken met eenvoudige en leuke beweegvormen en hoe je zelf aan de slag gaat bij het maken van alternatieve materialen.

ZELFGESTUURD WERKEN Elke kleuter krijgt een schijfje met daarop vier afbeeldingen die gelinkt zijn aan het thema Pasen. De paashaas, een paasmand, het paaskuiken en het paasei vormen vanaf nu een vaste waarde binnen je aanbod beweeglessen. Elke paasschijf heeft een vast kleur. Wij kiezen ervoor om met de vier basiskleuren te werken; rood, groen, blauw, geel. Verdeel de verschillende paasschijfjes in de verschillende kleuren. Bij elke kleur is er ook telkens één figuur ingekleurd. Neem bijvoorbeeld dat bij het groene paasschijfje steeds de paashaas ingekleurd is. Bij het blauwe paasschijfje is dit steeds het paasei, … enz. Afhankelijk of de kleuters in de 1e,2e of 3e kleuterklas zitten bepaalt de wijze waarop je hen in contact brengt met de paasschijf.

1e kleuterklas Elke kleuter krijgt een paasschijf met daarop de vier afbeeldingen. Overloop met de kleuters wat er allemaal op de paasschijf staat. Hecht ook extra aandacht aan het feit dat niet bij iedereen hetzelfde figuurtje ingekleurd is en de paasschijf bij anderen ook een andere kleur kan hebben. Aan de hand van een expressiemoment met muziek verkennen de kleuters de zaal. Zij kunnen op deze manier ontdekken dat hun figuurtje ook terug te vinden is in de zaal. Belangrijk is dat je dit vooraf niet vertelt aan de kleuters. Laat hen zelf de zaal en het materiaal ontdekken. Vraag daarna aan de kleuters of zij dit opgemerkt hebben. Gebruik de paasschijf als vast halt- en startmoment binnen je les. Laat hen vrij vlinderen doorheen het parcours en gebruik de figuren als expressieve voorbeelden.

2e kleuterklas Net zoals in de 1e kleuterklas krijgen de kleuters een paasschijf. Overloop ook hier met hen kort welke figuurtjes ze allemaal te zien krijgen. Waar de kleuters uit de 1e kleuterklas vrijblijvend konden vlinderen van de ene figuur naar de andere moeten de kleuters van de 2e kleuterklas een vast parcours volgen. Dit is ook te zien op hun paasschijf a.d.h.v. een richtingspijl. Alle kleuters volgen wel dezelfde zin, wijzerzin- of tegenwijzerzin. Niet alle kleuters starten op dezelfde plaats in het parcours. Dit wordt afgeleid van hun paasschijfje en welk figuurtje ingekleurd staat.

3e kleuterklas Net zoals bij de 1e en de 2e kleuterklas krijgen de kleuters een paasschijf. Overloop ook hier met hen kort welke figuurtjes ze allemaal te zien krijgen. Op deze paasschijven staat ook telkens één figuurtje ingekleurd. Een extra toevoeging is dat de figuren met elkaar verbonden zijn d.m.v. willekeurige pijlen die verschillende richtingen aangegeven. De kleuters starten met andere woorden op verschillende plaatsen én volgen verschillend van elkaar ook andere richtingen. Waar er in de 1e en 2e kleuterklas nog de mogelijkheid is om te vlinderen en het parcours vrij te doorlopen blijven de kleuters nu ook op één vaste plaats. Zo blijft de kleuter bijvoorbeeld bewegen op de post ‘paashaas’ tot wanneer de juf aangeeft dat er kan doorgeschoven worden naar een andere post.

ALTERNATIEVE MATERIALEN ALS BASIS VOOR EEN GESLAAGDE EN UITDAGENDE LES Paasschijfjes

Wat heb je nodig

Hoe ga je te werk

Papier met figuren

Maak een voorzijde met verschillende figuren op

Verf

– afhankelijk van de periode gebruik je een verschil-

Lamineerfolie

lend thema – en de achterzijde is in één kleur. Lami-

Gekleurd papier

neer de schijfjes.

Expressie bamboestick met

Bamboestokken

Neem bamboestokken van ongeveer 50cm lang.

tennisballen

Tennisballen

Neem twee tennisballen en maak er een klein snee-

Foamballetjes

tje in.

Voorbeeld

Bewegingsopvoeding 066

Naam

Prik de twee tennisballen op de uiteinden van de bamboestok. Prik de foambal op het uiteinde van de bamboestok.

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 3 maart 2015


Naam Gevulde washandjes

Wat heb je nodig

Hoe ga je te werk

Oude washandjes

Vul de washandjes elk met een verschillend

Plastieken dopjes

materiaal. Op deze manier krijg je een onder-

Rijst

scheid in structuur/gewicht.

Wol Krantenpapier Eierdozen

Gekleurde bierviltjes

Bamboestokken

Kleur de bierviltjes elk in een basiskleur, rood,

Tennisballen

geel, blauw, groen. Lamineer deze zodat de

Foamballetjes

verf niet kan uitlopen.

Bloempotten

Plastieken bloempotjes met bovenaan gaatjes in

Klaar voor gebruik!

Gevulde koffiedozen

Koffiedozen of tennis-

Vul de dozen met rijst of zand. Je kan er ook

ballendozen

voor kiezen om de dozen niet te vullen zodat

Rijst

je een verschil krijgt in gewicht.

Zand

Krantenstokken met

Krantenpapier

Rol de krant er strak op en bind deze goed

gekleurde uiteinden

Gekleurde kleefband

vast met tape. Doe daarna rode en blauwe tape aan elk uiteinde.

Wasknijpers met

Wasknijpers met

Verf de uiteinden van de houten wasknijpers

basiskleuren

basiskleurenHouten

in de vier basiskleuren.

wasknijpers Verf

TIP: Kan als hulpmiddel dienen om de kinde-

Bewegingsopvoeding 067

ren te leren knijpen.

4

Voorbeeld


Joeri Van de Voorde - Licentiaat LO + trainer A handbal - Leerkracht LO secundair onderwijs, praktijkassistent handbal UGent, VTS-docent handbal, clubtrainer HC Eeklo

Tijdens een handbalwedstrijd dient een leerling bij elke motorische actie steeds zijn cognitieve vaardigheden aan te spreken om tot een gepaste actie te komen in een welbepaalde spelsituatie. Gezien het feit dat deze cognitieve vaardigheden vaak de effectiviteit van een actie zullen bepalen, moeten we er voldoende belang aan hechten. Om leerlingen degelijk voor te bereiden op hun rol als speler in wedstrijdsituaties lijkt het raadzaam om de transfer van ‘denken en doen’ na te streven door dit te implementeren in de leerinhouden van een les. Dit principe betekent concreet dat we leerinhouden aanbieden waarbij een leerling zowel motorisch als cognitief wordt uitgedaagd. We moeten er dus naar streven

om onze oefenstof zo samen te stellen dat een leerling bij een motorische actie dient na te denken en niet ’op automatische piloot’ gaat bewegen. Op die manier slagen we er ook in om de beschikbare lestijd beter te gebruiken. Een natuurlijke manier om het principe ‘denken en doen’ toe te passen zijn spelvormen. Spelen betekent dat een leerling vrij kan handelen binnen vastgelegde grenzen van ruimte en tijd. Spelend leren houdt tevens in dat een leerling vaardigheden (technieken, tactieken, beslissingen nemen,…) dient uit te voeren in een omgeving die dicht aanleunt bij een wedstrijdomgeving, waardoor er een grotere leertransfer mogelijk is. Daarnaast lenen spel-

vormen zich uitstekend om persoonsdoelen na te streven en te bereiken. Enkele van de talrijke voorbeelden die aan bod kunnen komen en waarin je als leerkracht je leerlingen kan sturen en coachen: samenwerken, fair play, omgaan met winst en verlies, probleemoplossend gedrag, creativiteit, respect, omgaan met angst (voor de bal), leiding geven en aanvaarden (gekwetste leerlingen kunnen bijvoorbeeld ingeschakeld worden als spelleider of scheidsrechter), etc. Hieronder zijn een aantal spelideeën te vinden die leerlingen voorbereiden op een les handbal. Uiteraard zijn verschillende aanpassingen mogelijk om het spel af te stemmen op de specifieke noden van elke leerlingengroep.

Kernwoorden: handbal – spelvormen – principe “denken en doen” – spelend leren in opwarming – beslissingen nemen

Handbal 120

SPELEND OPWARMEN VOOR EEN LES HANDBAL

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 5 maart 2015


Doelstelling(en) functioneel en doelgericht vrijlopen zonder bal slagworp als passtechniek toepassen onder tijdsdruk met bewegende ontvanger(s) passselectie van balbezitter dribbelend tegenstanders

Beschrijving Basisspel: ‘teamtikker’ Doel: je probeert als ploeg één prooi te tikken met één bal. De ploegleden mogen niet dribbelen om zich te verplaatsen. Het teamlid dat de prooi kan aantikken met de bal wordt de volgende prooi en de getikte prooi sluit aan bij het tikkende team. Variaties (progressie/regressie):  grootte ploeg (gemiddeld ca. 4 tikkers per prooi)  beperkingen prooi (in dribbel, verplaatsingsvorm,…)  meerdere ploegen die elk een prooi vangen  prooien laten wisselen tijdens spel (door bijvoorbeeld een partijhesje in de hand te houden van de ploeg die hem vangt en dit te wisselen

ontwijken door de prooi

met partijhesje van een andere prooi) 

rollen omkeren waarbij 1 tikker (in dribbel) probeert de teamleden in balbezit aan te tikken

Benodigdheden:  2 ballen per ploeg (als je de prooi laat wegdribbelen)  hesjes om verschillende tikploegen van elkaar te onderscheiden

aanval: ruimte tussen

Basisspel: ’doelgebiedbal’

verdedigers aanvallen

Doel: je probeert als balbezitter de bal in het doelgebied neer te leggen

(~ vlotten en/of

zonder getikt te worden door een verdediger binnen de vrijeworplijn.

parallelloop)

Als een aanvaller in balbezit wordt getikt, moet hij een pass geven en kan hij niet meer scoren vooraleer hij buiten de vrijeworplijn is geweest.

verdediging: met bal mee bewegen (positiespel) en balinterceptie

Variaties (progressie/regressie):  aantal aanvallers / verdedigers (+ verhouding): op schoolniveau zorg je ervoor dat de aanval steeds in een meerderheidssituatie is  welke aanvalsposities bezetten: je kan dit doen op een deel van het doelgebied of over een volledig doelgebied  verdedigers ook buiten de vrijeworplijn laten verdedigen om aanval meer onder druk te zetten Benodigdheden:  1 bal voor de aanvallende ploeg  partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar

functioneel en doelgericht vrijlopen zonder bal slagworp als passtechniek toepassen onder tijdsdruk met bewegende ontvanger(s) werpen met een bots (moeilijker te onder-

Handbal 121

scheppen)

6

passselectie van balbezitter

Basisspel: ‘levende doelen’ Doel: twee spelers van elk team nemen een stok/paaltje vast en vormen een levend doel. Deze spelers komen niet in balbezit. Ze mogen lopen en draaien, maar houden stok/paaltje steeds op heuphoogte. Je kan scoren door de bal door het doel van de tegenstander te werpen. Variaties (progressie/regressie):  aantal doelen  scoren in eigen doel (regressie) Benodigdheden:  1 bal  badmintonpaaltjes of hockeysticks als doelen  partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar

Figuur


Doelstelling(en) functioneel en doelgericht

Beschrijving Basisspel: ‘zithandbal’

vrijlopen en positie nemen

Doel: je kan enkel deelnemen aan het spel als je neerzit op je zitvlak. Je

zonder bal

mag wel rechtstaan om je te verplaatsen, maar om de bal te ontvangen of

doelgebied leren kennen slagworp als passtechniek toepassen (spel wordt vertraagd door het neerzitten)

Figuur

te verdedigen (= bal aan te raken) moet je neerzitten. Je scoort door de bal van een medespeler te ontvangen in het doelgebied (= scorezone). Variaties (progressie/regressie):  scoren door te werpen in doel(en)  enkel laten neerzitten na het ontvangen van de bal om te leren pass te geven vanuit moeilijkere positie (passbeslissing + vrijlopen) Benodigdheden:  1 bal  partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar

samenwerken als team strategie bepalen en uitvoeren als team

Basisspel: ‘kegelbal’ Doel: je probeert als ploeg (minimum per 3) zoveel mogelijk kegels te bezitten. Je verovert een kegel door die met de bal omver te werpen/duwen. Je beschermt de eigen kegels door ze af te schermen voor de andere

slagworp als passtech-

teams. Elke ploeg houdt te allen tijde slechts 1 bal in bezit en heeft een

niek toepassen onder

kamp in één hoek van de zaal.

tijdsdruk met bewegende ontvanger(s) werpen naar een vast (en bij de variatie ook bewegend) doel

Variaties (progressie/regressie):  veroverde kegels moeten worden teruggezet als je de rover kan aanwerpen vooraleer de kegel in zijn kamp is neergezet Benodigdheden:  1 bal per ploeg

juiste positie kiezen als

 3 kegels per ploeg

verdediger tussen balbezit-

 3 kleuren partijhesjes om de vier ploegen te onderscheiden

ter en doel

van elkaar

afweren van de bal als verdediger Basisspel: ‘muurbal’ balbanen inschatten en vangvaardigheid

Doel: je probeert als balbezitter de bal tegen de muur te werpen, zodanig dat een medespeler de bal kan vangen. De bal mag niet botsen

gericht werpen naar een

en niet worden aangeraakt door een tegenstander om te kunnen scoren.

vast doel

Er kan geen twee keer na elkaar op dezelfde muur worden gescoord. Verdedigers trachten de bal te onderscheppen.

functioneel en doelgericht vrijlopen en positie nemen

Variaties (progressie/regressie):

als aanvaller (zonder bal)

 Enkel nog toelaten dat er via vastgelegde / beperkte oppervlakken

functie van balinterceptie

kan worden gescoord (bijvoorbeeld tchouks, basketbalborden, schuin vlak zoals een gekantelde tafel of plint,…)  Aantal ‘doeloppervlakken’ zal de moeilijkheidsgraad bepalen  Scoren zoals in tchoukball: hierbij wordt de ploeg in balbezit niet gehinderd in zijn aanvalsopbouw, maar moet de verdedigende ploeg trachten de terugkaatsende bal te vangen. Hierbij mogen de aanvallers de verdedigers niet hinderen om de bal te vangen. Als de

Handbal 122

en als verdediger in

bal op de grond botst binnen het speelterrein wordt er een punt gescoord.  Tchoukball-variatie waarbij de aanvalsopbouw wel mag gestoord worden

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 7 maart 2015


Doelstelling(en)

Beschrijving 

Beide score-variaties combineren met twee verschillende ‘doeloppervlakken’

Benodigdheden:  1 bal voor de aanvallende ploeg  partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar  twee à vier muren of doeloppervlakken in de zaal die geschikt zijn om bal op terug te botsen Basisspel: ‘matbal’ functioneel en doelgericht vrijlopen zonder bal slagworp als passtechniek toepassen onder tijdsdruk met bewegende ontvanger(s) werpen met een bots (als

Doel: je kan scoren door een botspass via een mat naar een ploeggenoot te geven. Niemand mag op de mat lopen. Variaties (progressie/regressie):  aantal matten  matten vervangen door plintdelen, fietsbanden, hoepels,…  botspass door benen van medespeler (van achter naar voor) die bal na bots moet vangen voor lichaam

voorbereiding op samen-

Benodigdheden:

spel met cirkelspeler)

 1 bal

passselectie van balbezitter

 3 à 5 kleine turnmatjes  partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar Basisspel: ‘handbal met volleybalnet’

werptechnieken als doelworp in dwingende situatie toepassen bv. sprongworp, heupworp,…

Doel: je kan scoren door over volleybalnet te werpen naar handbaldoel (dat op eindlijn van volleybalterrein staat). Iedereen kan werpen of werpen verhinderen. Variaties (progressie/regressie):  meerdere ballen in spel

afblokken of doelen ver-

 nethoogte aanpassen

hinderen als (doel)verde-

 werken met vaste blokspelers aan net i.f.v. afblokken bal

diger

 onder het net laten werpen (heupworp laten toepassen)  aantal doelen  doelen vervangen door plinten, matten,… Benodigdheden:  1 bal per ploeg  volleybalterrein met net  2 (handbal)doelen Basisspel: ‘handbal met volleybalnet’

aanval: vrije ruimte leren observeren en ruimte tussen verdedigers aanvallen (~ vlotten en/of parallelloop) verdediging: tussen aanvaller en doel positioneren

Doel: je probeert als balbezitter door één van de poortjes te lopen met de bal. Je mag als balbezitter maximum één keer dribbelen. De verdedigers kunnen scoren verhinderen door tussen het poortje positie te nemen, waardoor de aanvallers op zoek moeten naar een ander poortje. Variaties (progressie/regressie):  aantal poortjes  verdedigers toelaten om de poortjes te sluiten  aanvallers toelaten om de poortjes te verplaatsen  pass langs zelfde weg door poortjes nadat ontvanger er is doorgelopen ~

Handbal 123

andere doelstellingen

8

Benodigdheden:  1 bal  8 kegels of badmintonpaaltjes  partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar

Figuur


FALOS KRACHTBAL - VLAAMSE KRACHTBALFEDERATIE VZW

KRACHTBAL OP SCHOOL: MINIKRACHTBAL (DEEL 1) Om de krachtbalsport bij de schoolgaande jeugd en leerkrachten Lichamelijke Opvoeding te introduceren hebben wij een schoolse variant ontwikkeld met name minikrachtbal. Deze variant van competitiekrachtbal wordt op een veel kleiner veld en met aangepaste spelregels gespeeld. Minikrachtbal is een leuke, zeer intense en snel toegankelijke vorm waarbij elke leerling nauw betrokken is bij het spel. Het is deze vereenvoudigde vorm die wij op woensdagnamiddag i.s.m Stichting Vlaamse Schoolsport aanbieden in de scholencompetities. De fiches hierna zijn opgebouwd met minikrachtbal als einddoel. Er worden een aantal basistechnieken meegegeven die vrij snel in de spelvorm minikrachtbal toegepast kunnen worden. In de krachtbalspeeltuin geven wij nog een aantal – in moeilijkheidsgraad variërende - oefeningen en spelvormen mee die aan bod kunnen komen in de verschillende gra-

den bij de voorbereiding op minikrachtbal of algemener bij het werken aan bv. balvaardigheid. Indien u wil kennismaken met het spelconcept van de competitievorm verwijzen wij u graag door naar de demo die op www.krachtbal.be te vinden is. Voor meer informatie kan u ook altijd terecht bij Falos Krachtbal, Vlaamse Krachtbalfederatie vzw, Lieven Bauwensstraat 20, 8200 Brugge, www.krachtbal.be; info@krachtbal.be; 0474 84 99 14

TECHNIEK - VANGEN Door het gewicht en de omvang van de bal is het belangrijk te benadrukken dat de bal best als volgt gevangen wordt • op de handpalmen of de onderarmen => nooit met de vingers naar de bal wijzen. • De bal onmiddellijk tegen de borstkas klemmen. • Bij het vangen van hoge ballen is het belangrijk de bal te begeleiden (= lichtjes door de knieën buigen) Startoefening:

Vangbal: één speler van de groep met bal gaat zo’n 6 meter voor de groep staan. De spelers van de groep stellen zich op in een rij achter elkaar. De speler met bal gooit de bal onderhands recht omhoog. De eerste speler van de groep loopt naar voor en probeert de bal te vangen. De werper sluit aan bij de groep. De vanger wordt werper.

(ev. leerkracht gooit bal omhoog, leerlingen vangen ) Extra oefeningen: zie krachtbalspeeltuin in het volgende nummer.

Krachtbal 005

Varianten: afstand variëren of uitgangshouding vanger veranderen (zithouding, buiklig, …)

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 9 maart 2015


TECHNIEK - PASSEN Passen = bal doorgeven naar een medespeler. In krachtbal is de manier van passen vrij maar enkel achterwaartse en zijwaartse passen zijn toegelaten. Men mag lopen met de bal in de handen. Bijkomend: • bal laten vallen bij het geven van een pas = bal aan de tegenpartij of doelpunt indien bal in doelgebied valt (zie verder) • langer dan 5 seconden passen geven = bal aan de tegenpartij. Een vaak gebruikte en veilige manier van passen in de krachtbalsport is de onderhandse pas. Beschrijving: bij een onderhandse pas vertrekt de bal op heuphoogte en zijn de palmen van de handen naar boven gericht. Bij uitvoeren van een onderhandse pas beschrijven de handen een voor- opwaartse baan. Het lichaam van de pasgever is zijwaarts gericht zodat de bal langs het lichaam gezwaaid kan worden.

Startoefeningen:

Didactiek: oefening demonstreren en laten uitvoeren. Uitvoerders wijzen op 1° positie van handen en voeten: handen onder de bal - voeten dwars op werprichting 2° BEIDE armen voorwaarts zwaaien bij het passen. (follow through) 3° bal moet gemakkelijk gevangen kunnen worden door medespeler (ter hoogte van de borstkas)

Krachtbal 006

Stap 1: vangen in stilstand de spelers opstellen in een cirkel. De bal in wijzerzin doorgeven, stelselmatig de afstand tussen de spelers groter maken en/of de snelheid verhogen. Vangtechniek: de bal op de onderarmen vangen (vingers niet naar voor - ev. vuist maken) en tegen de borstkas brengen. Speels accent: inhaalbal, 2 ploegen - telkens 1 speler overslaan,.... Variante: vangen van boogbal idem vorige maar de bal in een hoge boog naar de volgende speler werpen.

10

Oefeningen: 1.1 Per 4 één bal. 2 aan 2 op zo’n 4 meter van elkaar. De bal doorgeven naar elkaar en aansluiten aan de overkant. Vangtechniek benadrukken. Speels accent: snel en nauwkeuring passen => gedurende 2 minuten zoveel mogelijk passen geven. Als de bal op de grond valt opnieuw op nul starten. Klasrecord? 1.2 Idem 1.1 maar met de volledige groep een groot vierkant vormen. De spelers gelijk verdelen over de hoeken. De bal doorgeven in wijzerzin. De pasgever volgt altijd de bal. 1.3 Idem 1.2 maar de passen in wijzerzin, de pasgevers lopen in tegenwijzerzin.


TECHNIEK – WERPEN NEKWORP

In aanvallend opzicht zijn de nek- en de rugworp de belangrijkste technieken. Men kan enkel scoren bij de tegenstander met de nek- of rugworp. Bij de beide technieken staat de symmetrische uitvoering van de beweging centraal. Niet symmetrische uitvoering wordt bestraft. Het onderscheid tussen ‘passen’ en ‘werpen’: • passen is altijd naar een medespeler (dus: gemakkelijk te vangen) • werpen is de bal zo gooien dat de tegenstander de bal niet kan vangen. • Nekworp

Opbouw: 1/ Uit stand: De speler staat in voorwaartse spreidstand met de bal in beide handen voor het lichaam (duimen naar buiten gericht). De bal wordt achter het hoofd gebracht (duimen naar elkaar toe draaien), de romp wordt lichtjes naar achter gebogen. Als de bal met gebogen armen achter het hoofd gebracht werd, lichtjes door de knieën buigen. De beide armen worden daarna naar voor gezwaaid en gelijktijdig met romp en de benen gestrekt (= buig-strekbeweging). • de bal van voor het lichaam met 2 handen achter het hoofd brengen • de benen in voorwaartse spreidstand (foto) (NIET met 2 voeten naast elkaar!) • Door een buig-strek beweging van zowel armen als benen de bal met een symmetrische zwaaibeweging naar voor gooien. Tip: De handen goed achter de bal plaatsen bij het gooien.

2/ Na aanloop: Tijdens de aanloop wordt de bal voor het lichaam gehouden (niet boven het hoofd). De aanloop is steeds een versnelling. Dat betekent dat de speler op het snelste punt de overgang aanloop - werpbeweging maakt. Hoe sneller de aanloop en hoe beter die overgang, hoe verder de worp.

Extra oefeningen: zie krachtbalspeeltuin in het volgende nummer.

Krachtbal 007

Oefening 1: Nekworp uit stand: Groepjes van een vijftal spelers. 3 spelers aan de ene kant, 2 spelers daar recht tegenover op een viertal meter. De bal start altijd aan de kant waar de meeste spelers staan. De speler staat in voorwaartse spreidstand en houdt de bal met beide handen voor het lichaam. De bal wordt achter het hoofd gebracht (duimen naar elkaar toe draaien, vingertoppen naar buiten draaien) - de handen zijn achter de bal, de knieën worden gelijktijdig lichtjes gebogen. Door een buig-strekbeweging de bal in voorwaartse richting werpen. De werper volgt de bal en sluit achteraan aan in de groep aan de overzijde, enz. (afstand variëren en ev. hinkbeweging zonder aanloop inbouwen).

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 11 maart 2015


Overgang aanloop-werpbeweging gebeurt door drietijdenbeweging Drietijdenbeweging: Speler die links afstoot zal linkervoet naar voor plaatsen (stap), hinken op dat been (hink - foto) en daarna rechtervoet naar voor plaatsen (stap). Bij de eerste stap wordt de bal achter het hoofd gebracht. Bij de hink blijft de bal achter het hoofd om bij de tweede stap (voet op de grond plaatsen) de bal naar voor te werpen. Bij het hinken wordt de bal boven/achter het hoofd gebracht, één been wordt gebogen voorwaarts omhoog gezwaaid. Om te werpen zet men die vrije voet op de grond (stap) en gooit men de bal voorwaarts. Aandachtspunten 1° bal voor het lichaam bij het lopen 2° bal volledig achter het hoofd brengen bij de hink 3° voeten op de grond bij het werpen van de bal Oefening 2: Nekworp na aanloop: Geef enkele demonstraties en laat de spelers de beweging nadoen. Heel wat zullen spontaan een technisch correcte worp uitvoeren. Laat een beetje inoefenen. Daarna kun je een aantal spelers die de beweging correct uitvoeren laten demonstreren + ev. enkele demonstraties van slechte

worpen waarbij je op de fouten wijst. Afdaling: indien de hinkbeweging voor problemen zorgt => laat leerlingen vrij huppelen door de zaal. Huppelen = afwisselend hinken op linker- en rechtervoet. Laat hen daarna hinken op hun voorkeurvoet (bv. na signaal) Spelvorm: kegelwerpen • Verdeel in groepen. • Voor elke groep 1 kegel. Eén speler van elke groep gaat achter de kegel van zijn groep staan. • Vanaf bv. 6 meter met een nekworp de kegel proberen rechtstreeks te raken (bal niet eerst op de grond). Raken = 1 punt. Wie scoort meeste punten binnen bv. 2 minuten. • Na een worp: werper gaat achter kegel staan, speler die achter kegel stond brengt de bal terug, geeft een pas naar de volgende werper en sluit aan in de groep. Variante: 2 kegels plaatsen – één op 6 meter, één op 9 meter. Dichtste kegel raken = 1 punt, verste kegel raken = 3 punten. Wie scoort meeste punten in bv. 2 minuten.

TECHNIEK – WERPEN RUGWORP Wij geven er de voorkeur aan om de rugworp pas aan bod te laten komen als de leerlingen de nekworp heel goed beheersen.

Motivering: De rugworp is een vrij eenvoudige techniek en als die gelijktijdig met de nekworp aangebracht wordt, wordt deze laatste – hoewel het de meest doeltreffende techniek is - minder gebruikt. Beschrijving: Bij de rugworp staat de werper met de rug naar de werprichting. De bal wordt met beide handen voor het lichaam gehouden. De speler buigt diep door de benen (bal tussen de knieën). Bij het strekken van de benen wordt de bal met een symmetrische zwaaibeweging van beide armen over het hoofd gegooid. Mag enkel uit stand. Na de uitvoering landt de werper in handen- en voetensteun.

Krachtbal 008

Oefening:

Per 4 opgesteld in een vierkant. • Speler 1 geeft een pass naar speler • 2 voert een rugworp uit naar speler 3. • Speler 3 vangt de bal en geeft een pass naar speler 4. • Speler 4 voert nu een rugworp naar speler 1, die weer een pass geeft naar speler 2,…

Na x aantal beurten wordt er gewisseld. (Wordt vervolgd)

12


het feit dat veel jonge volleyballers hun volleybalclub vroegtijdig verlaten (drop-out). Om inzicht te verkrijgen in het drop-outfenomeen in het Vlaamse volleybal, diende te worden onderzocht welke factoren het lidmaatschap van jeugdspelers in hun volleybalclub positief en/ of negatief beïnvloeden en welke drop-outredenen door de onderzoekspopulatie het vaakst worden aangehaald. Onderhavig onderzoek steunde op deze drie onderzoeksvragen: 1. Wat zijn de redenen van drop-out bij Vlaamse volleyballers in clubverband tussen 12 en 18 jaar? 2. En daaraan aansluitend: Is de drop-out in de onderzoeksgroep genderspecifiek? 3. Is het gebrek aan plezier de belangrijkste drop-outreden bij spelers tussen 12 - 18 jaar? Ter beantwoording van deze vragen werd - rekening houdend met de multicausale aard van sportdrop-out - getracht de factoren te identificeren die het clublidmaatschap van jonge volleybalspelers beïnvloeden. Omdat uit meerdere in de review besproken theorieën en modellen gebleken was dat de intrinsieke motivatie een cruciale rol speelt bij sportdrop-out bij jongeren, werd in de data-analyse gefocust op de factoren autonomie (plezierbeleving) en sociale relaties (in het bijzonder de rol van de trainer). Het empirisch onderzoek naar de oorzaken voor drop-out in de geselecteerde doelgroep bestaat uit twee fasen: fase 1, een kwalitatief onderzoek waarin zes adolescenten werden geïnterviewd die op 12- tot 18-jarige leeftijd gestopt waren met volleyballen in clubverband, en fase 2, een gemengd kwantitatief - kwalitatief onderzoek in de vorm van een schriftelijke online enquête (N = 204) met zowel gesloten als open vragen. Voor de praktische uitvoering van de enquête werd er een beroep gedaan op de medewerking van de VVB die de contactgegevens van de respondenten ter beschikking stelde.

ONDERZOEKSRESULTATEN Redenen waarom jongeren beginnen met volleyballen Met betrekking tot de redenen waarom jongeren lid worden bij een volleybalclub kon worden geconcludeerd dat ontspanning en plezierbeleving voor de 12- tot 18-jarigen de absolute hoofdredenen zijn. Dit bevestigt de eerdere vaststellingen vanuit de literatuur. Ook het willen verbeteren van de fysieke conditie scoorde hoog (Figuur II).

Figuur II: Redenen waarom jongeren beginnen te volleyballen (n=204)

Figuur III: Redenen waarom jongeren stoppen met volleyballen (n=204)

Redenen waarom jongeren gestopt zijn met volleyballen Op basis van het kwalitatieve en kwantitatieve onderzoek naar de redenen waarom respondenten gestopt zijn met volleyballen in clubverband (Figuur III) kon worden geconcludeerd dat een problematische tijdscoördinatie samen met praktische factoren voor deze groep van respondenten veruit de belangrijkste redenen waren. Dit houdt verband met de moeilijkheden die zij ondervinden om de training- en wedstrijdmomenten in hun planning in te passen en - belangrijker nog - met hun bewuste keuze op een gegeven moment om aan andere tijdsbestedingen (hobby’s, andere sporten en school) prioriteit te geven. De praktische factoren houden bijna uitsluitend verband met medische redenen (blessures), de minder goede bereikbaarheid van de sportfaciliteiten alsook met verhuis of het volgen van hogere studies buiten de woonplaats. Bovendien bleek uit deze analyse dat de res-

pondenten een aantal bijkomende redenen opgaven die op basis van de literatuurstudie niet meteen konden worden geïdentificeerd. Het betreft in eerste instantie de reden ‘incompatibiliteit leeftijdsgroep’, wat betekent dat een respondent buiten zijn wil om in een hogere of lagere leeftijdsgroep (of op een te hoog of te laag niveau) terecht komt om te trainen, wat ten koste gaat van andere motiverende factoren (zoals plezier en vrienden). Dit gebeurt vaak omdat de samenstelling van de clubleden qua leeftijdscategorieën onvoldoende uitgebreid is, of omdat het clubbestuur of de trainer het zo beslist. Uit de verdere inhoudsanalyse van de antwoorden op de enquêtevragen bleek de trainer veruit de belangrijkste factor te zijn die heeft meegespeeld in de drop-outbeslissing van jongeren(gemiddelde score van 3,87 op een 6-punts likertschaal), evenals de daarmee samenhangende subcategorieën ‘kunde van Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

19


DROP-OUT de trainer’ (gemiddeld 4,89) en ‘motivatie van de trainer’ (gemiddeld 3,56). Ook de ‘autonomie (dit heeft betrekking op plezierbeleving en persoonlijke beleving)’, en ‘coördinatie tijd (tijd van sport naast andere activiteiten)’ speelden duidelijk mee in de beslissing van de respondenten, met gemiddelde scores van respectievelijk 3,43 en 3,34. Een kwantitatieve analyse van de verdere enquêtevragen polste naar het belang van diverse factoren als reden om te stoppen met vol-

leybal (43 in totaal, zie Figuur IV). Dit toonde aan dat het hebben van ‘plezier op de training‘ (gemiddeld 5,02) zeer duidelijk het meest doorweegt in de beslissing om te stoppen met volleybal in clubverband. In tegenstelling tot plezierbeleving bleken de factoren ‘familiale reden’ (gemiddeld 1,81) en ‘financiële aspect’ (1,9) als drop-outreden van geringe betekenis te zijn. Opvallend was ook dat de 9 belangrijkste drop-outredenen steeds te maken hebben met het aspect trainer/training.

Figuur IV: Beoordeling belangrijkheid van bepaalde drop-outredenen (kwantitatieve analyse)

De rol van de club in de drop-out in volleybal Tot slot werden de dropout-factoren gepositioneerd in een kwadrantenanalyse die het belang dat de jongere hecht aan bepaalde factoren uitzet naast de mate waarin deze factoren aanwezig waren in de club. Daarbij weren twee waarderingschalen (schaal 1: absoluut onbelangrijk …. zeer belangrijk; schaal 2: nooit …. altijd) tegenover elkaar gezet. Aangezien deze verdeling enkel zinvol is voor de vragen met hoge betrouwbaarheidswaarden (Cronbachs alfa), werd deze analysemethode slechts m.b.t. twee thema’s toegepast, met name 'club' en 'sociale aspect'. Figuur V op blz 21 toont aan dat de sociale factoren als minder belangrijk ervaren worden in de drop-outbeslissing, maar dat ze wel duidelijk aanwezig zijn in de club. Het organiseren van niet-sportieve activiteiten door de club blijkt dus bijvoorbeeld geen efficiënte maatregel te zijn om ledendrop-out te voorkomen. Het contact met teamgenoten, inspraak van spelers en individuele benadering door de trainer ontbraken veelal in de club, maar zijn geen doorslaggevende factoren om met de sport te stoppen. De kwadrantenanalyse (Figuur VI) bevestigt dat de plezierbeleving tijdens de trainingen en/of wedstrijden, de werking/organisatie van de club, en de mate waarin de trainer de spelers kan motiveren belangrijke (prioritaire) factoren zijn voor een sportclub om een vroegtijdige drop-out van jonge leden te voorkomen. Kwadrant 3 (rechtsonder) bleef leeg, wat erop kan wijzen dat de belangrijkste club gerelateerde redenen van drop-out door de clubs reeds werden geëlimineerd.

CONCLUSIES De Vlaamse Volleybalbond registreert in bijna alle provincies een sterke daling van zijn totaal ledenaantal. Anno 2013 waren 62,44% van alle VVB leden vrouwen en in de leeftijdscategorie 12 – 18 jaar waren maar liefst 71,38 % van het vrouwelijke geslacht. De terugval van het aantal mannelijke VVB leden was in de 2007-2013 ongeveer drie keer groter dan bij de vrouwelijke leeftijdsgenoten. De dalende ledenaantallen konden in de onderzoekspopulatie niet worden verklaard door een versterkte drop-out. In tegendeel, in de laatste jaren is het drop-outpercentage zowel met betrekking tot de mannelijke alsook vrouwelijke adolescente volleyballers in aanzienlijke mate verkleind. De vermindering van het VVB ledenaantal bleek voor de 12 - 18-jarigen in de 20


Het antwoord op de derde onderzoeksvraag “Is het gebrek aan plezier de belangrijkste dropoutreden bij spelers tussen 12 - 18 jaar?” was duidelijk: plezierbeleving is dé sleutelfactor voor sportparticipatie en dit is ook de voornaamste reden van drop-out. Wanneer de volleybaltrainingen niet meer plezant zijn, wordt een drop-out vrij snel in overweging genomen. Het gewicht van plezierbeleving en de daarmee gepaard gaande factor motivatie werd in dit onderzoek eveneens onderstreept door de zeer grote betekenis die de respondenten toekenden aan de mate waarin de trainer hen kan motiveren. De trainer speelt voor de sporters een cruciale rol, van hem wordt in de eerste plaats verwacht dat hij vriendelijk is en voor een goede sfeer in het team zorgt. Deze onderzoeksresultaten tonen aan dat ook de drop-out van Vlaamse adolescente volleyballers meestal in de eerste plaats het directe gevolg is van motivatieverlies en be-amen daarmee de conclusies uit ander wetenschappelijk drop-outonderzoek (bv. Vallerand, 2004) ten volle.

Figuur V: Positionering van factoren ‘sociaal aspect’

Figuur VI: Positionering van factoren ‘clubaspect’

eerste plaats te kunnen worden toegeschreven aan minder nieuwe inschrijvingen, wat dan weer kon worden verklaard door een verminderde belangstelling voor het volleybal en een verkleinde rekruteringspool, veroorzaakt door lagere geboortecijfers in de voor het onderzoek relevante periode. De eerste onderzoeksvraag of het drop-outfenomeen multicausaal van aard is, werd door dit onderzoek duidelijk bevestigd. Jongeren kennen aan zowel persoonsgebonden alsook sociale factoren duidelijk meer gewicht toe dan aan externe factoren zoals financiën etc. Tegen de verwachtingen in bleek echter de invloed die door de ouders en/of vrienden op de drop-out beslissing van de respondent werd uitgeoefend met betrekking tot jonge Vlaamse volleyballers eerder een vrij zwakke drop-outdeterminant te zijn. De tweede onderzoeksvraag betreffende de

eventuele genderspecificiteit van de drop-out factoren die bij de onderzoekspopulatie werden vastgesteld, kon op basis van de onderzoeksresultaten niet worden bevestigd. De op de onderzoeksdata toegepaste Independent Samples T-test waarin de p-waarden allemaal boven 0,05 lagen, gaf immers aan dat de vrouwelijke en de mannelijke Vlaamse jongeren het lidmaatschap in hun volleybalclub om dezelfde redenen hadden beëindigd en dat er in geen van beide groepen bepaalde drop-outredenen prevaleerden. In tegenstelling tot wat volgens de literatuur kon worden verwacht, kon niet worden vastgesteld dat de sociale aspecten in belangrijke mate meespelen in de drop-outbeslissing (Seefeldt, Ewing & Walk, 1992) of dat negatieve sportervaringen zoals fysieke en emotionele trauma’s een sterkere invloed op meisjes dan op jongens hebben op de drop-outbeslissing (Gilbert, 2001).

Om de recente drop-outtrend in de jongerensport af te remmen respectievelijk te stoppen, dienen sportclubs dus met het groeiend aanbod aan - al dan niet sportieve - vrijetijdsactiviteiten buiten hun club te concurreren en meer rekening te houden met de gewijzigde interesses van de jongeren (Scheerder et al., 2012). Daarenboven zouden de clubstructuren moeten worden herzien; deze zijn vaak te sterk op prestatie en competitie gefocust (Gilbert, 2007). Ontevredenheid over de trainer, een te geringe integratie van de jonge spelers in de clubwerking of de afwezigheid van motiverende factoren kunnen redenen zijn waarom een jeugdspeler van club verandert of zelfs helemaal niet meer in clubverband wil sporten. Het voorkomen van drop-out bij jonge sporters is niet enkel van direct belang voor de betreffende sportclubs, maar ook voor de individuele sporter en onze maatschappij. Mensen die op jonge leeftijd regelmatig sporten zijn immers ook op latere leeftijd veel sportactiever dan nietsporters (Scheerder et al., 2011) en dat heeft uiteraard een gunstig effect op de gezondheid op latere leeftijd, het sociaal kapitaal enz. Niettegenstaande een drop-out door de sportbeoefenaar zelf over het algemeen als iets positiefs wordt ervaren (meer vrije tijd, minder prestatiedruk…), kan sportdrop-out bij jongeren toch ook negatieve psychologische en fysieke effecten hebben. Sportclubs en -federaties leveren grote finanBond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

21


REFERENTIES ALLENDER, S., COWBURN, G., & FOSTER, C. (2006). Understanding participation in sport and physical activity among children and adults: a review of qualitative studies. Health Education Research, 6, pp. 826–835. BUTCHER, J., LINDNER, K. J., & JOHNS, D. P. (2002). Withdrawal from competitive youth sport: A retrospective ten-year study. Journal of Sport Behavior, 25, pp. 145-163. GILBERT, E.D. (2001). Towards a richer understanding of girls’ sport experiences. Women in Sport and Physical Activity Journal, 10, pp. 117-143. GILBERT, J.N., WADE, G., MORAWSKI, C. (2007). Coaching strategies for helping adolescent athletes cope with stress. Journal of Physical Education, Recreation & Dance, 78, pp.13-18, 24. GOULD, D., FELTZ, D., HORN, T. & WEISS, M. (1982). Reasons for attrition in competitive youth swimming. Journal of Sport Behaviour, 5, pp. 155–165. KREMER, J., TREW, K. & OGLE, S. (1997) Young people’s involvement in sport. London: Routledge. MATTI, D. (2008). Aussteigen oder weiterspielen? Swiss Volley Magazine, 3, pp. 14-15. SCHEERDER, J. & SEGHERS, J. (2011). Jongeren in beweging. Over bewegingsbeleid, sportparticipatie en fysieke activiteit bij schoolgaande jongeren in Vlaanderen. Beleid & Management in Sport: 7. Leuven: K.U. Leuven. SCHEERDER, J., THIBAUT, E., PAUWELS, G., VANDERMEERSCHEN, H., VOS, S. (2011a). Sport in clubverband (Deel 1). Analyse van de clubgeorganiseerde sport in Vlaanderen. Beleid & Management in Sport: 8. Leuven: K.U. Leuven. Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement. SCHEERDER, J.; THIBAUT, E.; PAUWELS, G., VANDERMEERSCHEN, H.; WINAND, M.; VOS, S. (2012). Sport in clubverband (Deel 2). Uitdagingen voor de club-georganiseerde sport. Beleid & Management in Sport: 9. Leuven: K.U. Leuven. SEEFELDT, V., EWING, M., & WALK, S. (1992). Overview of youth sports programs in the United States. Washington, DC: Carnegie Council on Adolescent Development. SONSTRÖEM, R.J. (1988). Psychological models. In: R.K. Dishman (Ed.) Exercise Adherence: Its impact on public health (125-154), Champaign, IL: Human Kinetics. VAN ROSSUM, J.H.A. (2005). Volhouden of afhaken: Een longitudinaal onderzoek naar talentontwikkeling in de sport, met aandacht voor drop-outs en toppers. Amsterdam, Stichting Human Quality & Performance, p.124. VALLERAND, R.J. (2004). Intrinsic and Extrinsic Motivation in Sport. Encyclopedia of Applied Psychology. Elsevier Inc., 2, pp. 427. VLAAMSE VOLLEYBALBOND, geraadpleegd op 25 maart 2014. www.volleyvvb.be WALL, M., & CÔTÉ, J. (2007). Developmental acitivities that lead to drop out and investment in sport. Physical Education and Sport Padagogy, 12, pp. 77-87.

ciële en personele inspanningen om jonge sportieve talenten te ontwikkelen en succes op nationaal en/of internationaal niveau te kunnen boeken. Het vroege afhaken van spelers is voor sportorganisatoren een zware aderlating en kan worden beschouwd als een inefficiënte investering van middelen. Door het vroegtijdige afhaken van clubleden verkleint daarenboven de pool van potentiële na-

tionale/internationale talenten. Verder heeft een dalend ledenaantal ook een direct effect op de clubinkomsten en veroorzaakt de trend naar een kortdurend lidmaatschap een continuïteitsprobleem voor de clubs. Door minder leden aan de club te binden zal er immers een verminderde nieuwe aanwas van trainers en bestuursleden ontstaan (Matti, 2008).

WEINBERG, R. S., & GOULD, D. R. (2003). Foundations of sport and exercise psychology. Champaign, IL: Human Kinetics. WEISS, M. R. (1995). Children in sport: An educational model. In S. Murphy (Ed.), Sport Psychology Interventions. Champaign, IL: Human Kinetics Books, pp. 39-69. WOODS, R.B. (2007). Social issues in sport. Champaign, IL: Human Kinetics.

Trefwoorden: drop-out, volleybal, intrinsieke motivatie, adolescenten, clubsport 22


HET BELANG VAN OPWARMING EN STRETCHING Jonas Vanbekbergen, Exercise Testing, Bakala Academy – KU Leuven

Het is goed eens stil te staan bij de verschillende aspecten van een training. Wat is nu de zin en/of onzin van een opwarming en stretching? De waarde van een goede opwarming in functie van sportieve prestaties is al lang een hot topic in de sportwetenschappelijke onderzoekswereld. In 2010 hebben onderzoekers de evidentie van de effecten van een opwarming bij 32 hooggekwalificeerde studies bekeken. Zij kwamen tot de conclusie dat een goede opwarming wel degelijk de sportprestatie verbetert in 79% van de vooraf vastgelegde criteria, en dit zowel voor topatleten als voor recreatieve sportbeoefenaars. Algemeen kunnen we de term ‘opwarming’ definiëren als de periode van (relatief lichte)

Joris Verreydt

Sports Biomechanics, Bakala Academy – KU Leuven

inspanning voorafgaand aan de eigenlijke inspanning met als doel de wedstrijd- of trainingsprestatie te verbeteren. Het lichaam, meer bepaald de spieren, én de ‘geest’ worden letterlijk en figuurlijk ‘op temperatuur’ gebracht. De fysiologische effecten van een opwarming bestaan uit het verhogen van het hartdebiet en de spierdoorbloeding; het op gang trekken van een adequate energielevering; het verhogen van de temperatuur en de flexibiliteit van de spieren. Daarnaast worden ook de ademhalingsspieren opgewarmd. Met andere woorden: een adequate opwarming zorgt er voor dat je lichaam voorbereid is op de inspanning, vermindert de kans op blessures, en is het ideale moment om jezelf mentaal op te laden om optimaal te presteren.

Het verhogen van de lichaamstemperatuur kan zowel passief (bv. douche) als actief gebeuren. In functie van sportprestaties is het ‘actief opwarmen’ het meest aan te raden. Zeker als de buitentemperatuur laag is, is een goede opwarming een absolute must. Indien een atleet moet presteren in een warmere omgeving, is het echter ook belangrijk om er voor te zorgen dat de lichaamstemperatuur niet te veel stijgt, zeker voor een duurinspanning in de hitte. De opwarming mag dan niet te lang duren en tijdens de opwarming worden er best koelingstechnieken toegepast (ijsvesten, drinken van ‘ice slurrie’, ...) om te beletten dat de lichaamstemperatuur net voor de inspanning nog te veel stijgt. Zorg er steeds voor dat je het vochtverlies door te zweten tijdens de Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

23


opwarming compenseert door te drinken. Voor inspanningen van langer dan een uur, kan het aangewezen zijn om tijdens de opwarming een koolhydraatrijke (30 à 60 g koolhydraten) drank te gebruiken. Uit onderzoek blijkt dat de opname van koolhydraten 30 à 60 min voor de inspanning doorgaans niet voor een ‘rebound hypoglycemie’ zorgt zoals vaak wordt aangenomen. Training en zeker wedstrijden waarbij er onmiddellijk gepresteerd moet worden (d.w.z. wedstrijden onmiddellijk aan hoge intensiteiten: tijdrijden, teamsporten, sprintnummers,...), beginnen dus best met een opwarming. Traditioneel wordt de opwarming opgedeeld in een algemeen en sportspecifiek deel. De algemene opwarming bestaat uit een relatief rustige, aërobe inspanning (bv. joggen, fietsen) gevolgd door stretchoefeningen. Tijdens het sportspecifieke deel van de opwarming werkt de atleet dan specifieke bewegingen af, eigen aan de sport, vaak ook aan hogere intensiteiten, zo niet worden enkel de trage spiervezels opgewarmd. Uit al het onderzoek blijkt vooral dat dé optimale opwarming niet bestaat. In functie van elke individuele atleet, iedere 24

sport en elke sportdiscipline zal het optimale opwarmingsprotocol uit verschillende activiteiten bestaan (actief, passief en/of specifiek), met een totaal verschillende structuur op vlak van intensiteit, duur, recuperatiepauzen, ...

STRETCHEN TIJDENS DE OPWARMING? Stretching is een klassiek onderdeel van een opwarming als voorbereiding op een inspanning of een wedstrijd. Het wordt algemeen aangenomen dat stretching tijdens de opwarming de prestatie zal verbeteren en het risico op blessures verkleint. Uit recente onderzoeken blijkt evenwel dat statisch stretchen voorafgaand aan een inspanning een negatieve invloed heeft op de maximale spierkracht en de explosiviteit tijdens de daaropvolgende inspanning. Hierbij wordt er al een belangrijk verschil aangegeven tussen de wijze waarop deze stretching wordt uitgevoerd. Er zijn 2 manieren: de ‘klassieke’ statische stretching en de dynamische stretching. Bij statische stretching wordt de spier passief in een verlengde positie gebracht en gestretcht gedurende een bepaalde

tijd. Bij dynamische stretching wordt de spier tijdens een functionele beweging in een verlengde positie gebracht. Voorbeelden van dynamische stretching zijn skipping, lunges, de hiel naar het zitvlak brengen tijdens het lopen, het been uitzwaaien, enz. Het lichaam is tijdens dynamische stretching dus continu in beweging en de uitgevoerde stretchingsoefeningen kunnen sportspecifiek gekozen worden.

IS STATISCH STRETCHEN NOG NUTTIG? Onderzoek heeft aangetoond dat statisch stretchen tijdens de opwarming een negatief effect heeft op de maximale spierkracht, spronghoogte, sprintsnelheid, explosiviteit en reactietijd. Toch blijken deze negatieve effecten minder uitgesproken te zijn bij goed getrainde atleten. Dynamisch stretchen daarentegen heeft zowel een positieve invloed op flexibiliteit als op spronghoogte, sprintsnelheid en behendigheid. Door het continu in beweging zijn koelt het lichaam ook niet af en wordt de bloedsomloop gestimuleerd. Door de keuze van de juiste oefeningen kan de opwarming ook sportspecifieker uitgevoerd worden. Het nut van statisch stretchen tijdens de op-


TIPS VOOR EEN GOEDE OPWARMING • • •

• •

Start steeds met een goede submaximale aerobe opwarming. Voer daarna korte (< 45 sec) statische rekkingen uit aan een lage tot matige intensiteit, voornamelijk omwille van het letselpreventieve effect. Daarna is het belangrijk om dynamische stretchingsoefeningen te doen waarbij de volledige beweeglijkheid wordt gebruikt. Kies voornamelijk oefeningen die sport-specifiek zijn. Eindig de opwarming met intensievere sportspecifieke oefeningen, zoals bijvoorbeeld korte spurtjes, baloefeningen bij het voetbal, mini-wedstrijdjes onderling, enz. Beperk de duur van de opwarming in warme omstandigheden. Gebruik eventueel koelingstechnieken. Drink tijdens de opwarming om je vochtverlies te compenseren. Gebruik een koolhydraatrijke drank als je inspanning langer dan een uur duurt.

warming is afhankelijk van de sport. Bij bijvoorbeeld turnen en balletdansen is er een grote flexibiliteit nodig om de bewegingen te kunnen uitvoeren. Statisch stretchen tijdens de opwarming kan hierbij helpen om de nodige beweeglijkheid te verkrijgen. Bij bijvoorbeeld lopen en balsporten is deze maximale beweeglijkheid vaak niet nodig, en is langdurig statisch stretchen dan ook minder aangewezen. In het kader van letselpreventie blijkt statisch stretchen wel nuttig te zijn in het voorkomen van spierscheuren. Ter preventie van andere letsels is er (nog) geen evidentie gevonden. Verder onderzoek is evenwel nodig om de rol van statisch stretchen voor letselpreventie te verduidelijken. De negatieve effecten van statisch stretchen kunnen beperkt worden door de totale duur van de stretch per spiergroep te beperken tot < 45 sec. De intensiteit van de stretch mag niet maximaal zijn maar moet beperkt worden tot op het punt dat het onaangenaam aanvoelt. Verder moet het statisch stretchen steeds geïntegreerd worden in een volledige opwarming waardoor het negatieve effect zeer beperkt is of teniet wordt gedaan.

STRETCHEN NA EEN INSPANNING? Vele sporters stretchen na een inspanning. De reden waarom dit wordt gedaan komt waarschijnlijk voort uit de idee dat spierpijn na het sporten het gevolg is van spierspasmen. Deze idee wordt de laatste jaren meer en meer in vraag gesteld. De typische spierpijn na het

sporten wordt nu ook beschreven als DOMS, Delayed-Onset of Muscle Soreness, en is waarschijnlijk het gevolg van kleine scheurtjes, zogenaamde microtraumata in de spiervezels. Stretching na de inspanning zou een negatief effect hebben op deze scheurtjes en bijgevolg niet aangewezen zijn. Of stretchen na een inspanning al dan niet een negatief effect heeft, is vooralsnog niet duidelijk. Verder onderzoek hierover is noodzakelijk.

Bakala Academy – KU Leuven is een nieuw hoogstaand onderzoeks- en testcentrum ontstaan uit een samenwerking tussen ZB Sports Development en de KU Leuven. Samen willen zij een 'Center of Excellence' uitbouwen in de wereld van wetenschap, sport en coaching. Bakala Academy – KU Leuven wil zich onderscheiden als een ‘world-class’ academie voor onderzoek, innovatie en onderwijs in de sport. Voor meer info: www.bakala-academy.com Uit het VSF Magazine, nummer 3, 2013.

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

25


Goed idee? Reageer op communicatie@bvlo.be

Judy Murray pleit voor huiswerk lichamelijke opvoeding Een recent rapport ‘Start Jong, Blijf Actief’ van de non-profit gezondheidsorganisatie ‘ukactive’, roept de overheid, onderwijsverstrekkers en iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling van kinderen op om het belang van fysieke activiteit in de thuisomgeving te erkennen en om ouders te stimuleren een actievere rol op te nemen in de fysieke geletterdheid /ontwikkeling van hun kinderen. Het rapport bevestigt nationale informatie waaruit blijkt dat de fysieke fitheid van kinderen in het Verenigd Koninkrijk afneemt en wijst op de nood om het probleem aan te pakken dat veel kinderen vandaag de dag naar school gaan zonder enige fysieke vaardigheden te hebben ontwikkeld. “We hebben een generatie die minder fit en gezond opgroeit dan hun ouders. Moderne voedingsgewoonten en de veelheid aan sedentaire activiteiten zijn natuurlijk niet bevorderlijk, maar het is vooral het feit dat kinderen geen fundamentele vaardigheden voor fysieke activiteit ontwikkelen, die mij het meest verontrust”, zei voorvechtster van fysieke activiteit voor kinderen Judy Murray, die het rapport onderschrijft.

26

“Het is belangrijk dat ouders een omgeving aanmoedigen en bevorderen waarin activiteit belangrijk wordt geacht, maar het is ook cruciaal dat scholen, sportaanbieders en overheden de ouders ook de tools geven die ze nodig hebben om dit proces op gang te brengen. Echte verandering kan worden bereikt door de overheid op te roepen om huiswerk lichamelijke opvoeding te verplichten”, voegde ze eraan toe. Andere aanbevelingen in het rapport zijn het voorzien van middelen voor ouders om hun kinderen te ondersteunen om actief te zijn, het uitbreiden van het nationale meetprogramma voor kinderen met naast het vaststellen van lengte en gewicht ook het bepalen van hun activiteitsniveau; en het verbeteren van een grondige dataverzameling over lichamelijke activiteit van kinderen. ukactive CEO David Stalker zei: “Dit gaat over het herbekijken van prioriteiten zodat voorschoolse, actieve spelen als een tweede natuur worden voor de ouders, zoals dat geldt voor het leren lezen of rekenen van hun kinderen. Het is simpel, een kind dat vanaf jonge leeftijd gewoon is actief te zijn, zal heel waarschijnlijk meer vertrouwen hebben, academische resultaten bereiken en uitgroeien tot een gelukkige volwassene, vrij van chronische ziekten, die een schadelijk effect hebben op de persoonlijke gezondheid en op de gezondheidskosten van het land.

‘Start Young, Stay Active’ roept op tot nauwere relaties tussen scholen, ouders en beleidsmakers en meer steun van de beschikbare middelen voor volwassenen om een programma te steunen zoals Set4Sport, ontworpen door Judy Murray om de coördinatie, evenwicht en behendigheid bij kinderen te verbeteren. Dr. Gavin Sandercock, verbonden aan de Sport and Exercise Science aan de Universiteit van Essex en de belangrijkste onderzoeker voor de East of England Healthy Hearts Study zei: “Er is echt geen twijfel dat we worden geconfronteerd met een crisis als het gaat om het activiteitsniveau van jongeren. Alles wat kan worden gedaan om de communicatie tussen scholen, ouders en beleidsmakers te verbeteren en zo dit probleem aan te pakken zal een positieve stap zijn. We zijn allemaal verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat ieder kind de mogelijkheid krijgt om te genieten van de voordelen van fysieke activiteit.” Bron: 2014 ukactive http://www.ukactive.com/home/ more/8301/page/1/childhood-physical-literacy-should-be-as-important-to-parentsas-monitoring-homework


LINE DUMOULIN MET PENSIOEN Line Dumoulin, voor veel mensen hét gezicht van de BVLO, heeft eind 2014 afscheid genomen van de Bond voor Lichamelijke Opvoeding. Na een carrière van 36 jaar besliste Line om ‘op rust’ te gaan. Rust, een woord dat tijdens haar loopbaan niet in haar woordenboek stond. Als er één iemand was die overal aanwezig was, stipt op tijd of zelfs te vroeg, dan was het Line wel. Gewapend met een fototoestel was ze ook steeds druk in de weer om alles op de gevoelige plaat vast te leggen. En altijd ook tot de laatste man – of beter vrouw! Elke vergadering, alle studiedagen, kampioenschappen, steeds weer was Line van de partij, onvermoeibaar. Was die werkijver het resultaat van haar West-Vlaamse inborst of gewoon de passie voor haar job, de sport, de lichamelijke opvoeding? Het zal wel een combinatie van de twee zijn zeker.

Toen we Line meenamen naar de vergaderzaal die al volgepakt was met vele vrienden en collega’s, werd het eventjes heel stil. Ze was oprecht geschrokken, overdonderd ook. Maar dan verscheen er een grote glimlach op haar gezicht en begroette ze iedereen enthousiast en met veel warmte. Dat het deugd deed om zoveel bekenden terug te zien en dat zoveel mensen op zo’n korte termijn zich hadden vrijgemaakt om haar uit te wuiven en te bedanken voor haar inzet en collegialiteit, dat hebben we dagenlang gehoord. Line liep op wolkjes. Een mooier afscheid hadden we haar niet kunnen geven. Line, geniet ervan!

Afscheid van een loopbaan, dat moet gevierd worden, dachten we. Maar iedereen weet dat Line niet graag in de belangstelling staat. Aangekondigde pogingen om haar in de bloemetjes te zetten, had ze steeds afgeblokt. Daarom kozen we voor een informeel feestelijk moment. Op donderdag 4 december 2014 organiseerden we een receptie in het secretariaat van de BVLO. Het werd een complete verrassing, we smokkelden hapjes en drankjes binnen. We stuurden een ‘afleider’ naar haar bureau om haar wat ‘bezig te houden’ en lieten in stilte de vele genodigden binnen. Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

27


VERRASSINGSFEESTJE GESLAAGD

28


Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

29


BVLO

BVLO-Activiteiten

De Bond voor Lichamelijke Opvoeding laat jou graag nagenieten van de activiteiten die de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden. Was je er niet bij, geen nood, onze activiteitenkalender biedt jou nog veel kansen om mee te sporten en bij te scholen!

Winterstage BVLO West-Vlaanderen 11 en 12 december 2014 – Bloso-centrum J. Saelens Assebroek

SOWIESO BVLO-terugkomdag volgeboekt zondag 21 december 2014 – Sint-Martens-Latem

Met iets minder deelnemers dan vorig jaar, maar toch heel wat sessies volzet, kunnen we terugblikken op een geslaagde Winterstage 2014. Naast de traditionele sessies in verschillende dansvormen en balspelen konden deelnemers dit keer opnieuw van een aantal ‘nieuwe’ bewegingsactiviteiten proeven. Hierbij boden we onder meer slackline, geocaching, hindernissen opbouwen / fitness in het bos en een sessie rond ‘Routeyou’. Acrobatie en circus was terug van weggeweest.

Begin kerstvakantie, eens wat langer uitslapen… Dat was buiten SOWIESO BVLO gerekend! De terugkomdag voor kinderen van 3 tot 12 jaar was gepland op zondag 21 december, maar vooraleer de 120 jonge gasten (en hun 160 ouders) zich zouden kunnen uitleven, moest er nog redelijk wat voorbereid worden. De sportzaal van Sint-Martens-Latem werd omgetoverd tot een waar sport- en speelparadijs met tien verschillende standen en een goed uitgeruste bar voor de ouders. Gelukkig vonden we enkele vrijwillige helpende handen voor de opbouw. Vanaf 9.30 uur konden de ingeschreven kinderen zich aanmelden met hun mama en papa en dan mochten ze naar keuze de standjes bezoeken en naar hartenlust sporten en spelen. De bedoeling van de terugkomdag was om de trouwe sportkampers van BVLO eens terug te zien en hen meteen ook de kans te geven om zich als eersten in te schrijven voor de nieuwe sportkampen van de paas- en zomervakantie 2015. Maar ook vriendjes en vriendinnetjes, neefjes en nichtjes en klasgenootjes waren welkom en konden op deze manier kennismaken met BVLO en zijn sportkampenaanbod. Wij vonden ook enkele trouwe sportkampenlesgevers bereid om SOWIESO BVLO te begeleiden, ook zij zagen heel wat bekende gezichtjes terug.

Het dagprogramma gericht naar het kleuteronderwijs blijft een succes en wordt dus behouden. Andere ‘toppers’ waren onder andere hoogspringen, swing, MTV dance, voetbal, ropeskipping en hockey.

De standen waren allemaal populair. Zo was er een ballenbad waarin de kinderen iets moesten zoeken en bij het juiste kleur leggen, er lag een volledig parcours met hindernissen, de pingpongtafels en tennispalen vormden een andere stand, je had een ballonnenspel en diverse volksspelen, er was hockey voor alle leeftijden en natuurlijk konden ook de airtrack en het springkasteel niet ontbreken. De wat rustiger hoekjes om te kleuren en je te laten schminken waren ook goed bevolkt. Als de deelnemers tien stempels verzameld hadden, mochten ze bij de Kerstman een verrassing halen. Klein en groot, en daarmee bedoelen we niet alleen de kinderen maar ook de ouders, amuseerden zich te pletter. Het was bijzonder leuk om ouders mee te zien opgaan in het spel, ze hielpen de kleinsten bij het overwinnen

30


BVLO-Nieuwtjes van hindernissen of gingen de competitie aan met hun wat oudere kinderen. Missie geslaagd! Die zondagnamiddag zal het in vele huiskamers rustig geweest zijn. Ook het voorinschrijven was een succes, enkele kampen, vooral dan in Latem zelf waren die dag al quasi volgeboekt! Wil je nog inschrijven voor één van onze sportkampen, surf snel naar www. bvlosportkampen.be en je vindt het aanbod met laatste stand van inschrijvingen en alle andere nuttige informatie.

Schitterende winnaars BVLO-Babbelbox En jawel hoor, we hebben twee schitterende anekdotes bekroond. De winnaars zijn: Stijn De Smedt van het Sint-Jozefscollege in Aalst met zijn prachtige ‘duivenverhaal’. en Kathleen De Roock van de VGC Sportdienst die een hele week werd uitgelachen omdat ze een tiental jaar geleden de nascholingsweek in Gent misliep omdat ze zich van datum had vergist. Hun filmpje kan je bekijken via de website van BVLO. Zij winnen beiden een Polar Loop, geschonken door onze partner Polar. De Polar Loop is een activity tracker die jouw activiteit meet en jou een slimme begeleiding biedt. De Loop is een heel volledig product dat er bovendien heel trendy uitziet. Compleet met hartslagfuncties, activiteitsfuncties, horlogefuncties, een webfunctie waar je jouw activiteiten en training kan bijhouden en analyseren, een uitgebreid mobiele applicatie, enz.

Wat doet de Loop concreet? • Activity Guide helpt je de hele dag actief te blijven • Activity Benefit geeft feedback over je dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse activiteiten • Geeft de dagelijkse activiteit, verbrande calorieën, gezette stappen en de tijd weer. • Gratis begeleiding met de app Polar Flow en de webservice Polar Flow • Compatibel met Polar H6 en H7 Bluetooth Smart hartslagsensoren • Waterdicht • Meet je activiteit zelfs tijdens het zwemmen (geen hartslagregistratie)

Als dat geen ideaal sportief en gezond cadeau is! Campagne website Polar Loop , inclusief video: http://www.polarloop.com/be-nl/

Vind BVLO Sportfederatie/BVLO Vakvereniging leuk op en je bent als eerste op de hoogte! BVLO vzw nu ook op Twitter @BVLO vzw

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

31


BVLO

BVLO-Activiteiten

NOTEER NU IN JOUW AGENDA Laat’em Lopen

So you think you can streetdance (secundair)

Op vrijdagavond 8 mei 2015 vindt de derde editie plaats van 'Laat'em Lopen', een loop van 5 of 10 km en een kidsrun door de mooiste straten van Sint-Martens-Latem. De organisatie is in handen van de gemeente en Sportfederatie BVLO.

Maïté Verloigne, Master LO, Postdoctoral researcher FWO begeleidt op maandag 27 april 2015, van 19 tot 20.30 uur de nascholing Dans secundair onderwijs.

Individueel Ropeskippingkampioenschap Op zaterdag 4 mei vindt het Individueel Ropeskippingkampioenschap plaats in Aalter, een organisatie van de BVLO i.s.m. Let’s Go Aalter.

BVLO-Watersportvoormiddag Er komen volgende edities van de BVLO-Watersportvoormiddag in Lakeside Paradise in Knokke. Gepland voorjaar 2015! Houd onze kalender zeker in de gaten, wil je al zeker zijn van je plaatsje: mail naar clubwerking@bvlo.be!

BVLO-Studentenstage augustus Tijdens de eerste week van augustus wordt de stage ook opnieuw gepland in Gent, van 3 tot en met 7 augustus 2015.

3D-Stage

3e BVLO-Minivoetbaltornooi i.s.m. FC Kouter Deinze

De data voor de 3D-Stage zijn ook bekend. De traditionele nascholing van BVLO vindt plaats van 18 tot en met 20 augustus 2015. Houd alvast de data vrij.

met een jeugdtornooi op vrijdagavond 12 juni 2015 en het tornooi voor 16 volwassenenploegen op zaterdag 13 juni 2015.

41e BVLO-Studiedag

NASCHOLINGEN Nascholing Dans, handbal, zwemmen en baseball Op woensdag 25 maart 2015, van 9 tot 12.30 uur, organiseert de BVLO in samenwerking met Thomas More tijdens de voormiddag de nascholing ‘Dans, handbal, zwemmen en baseball’ in Turnhout. Tijdens deze vernieuwende sessies heb je keuze uit 10 verschillende workshops, waaruit je er 2 kan selecteren waaraan je kan deelnemen. Volg je graag eerst een sessie dans en durf je nadien een sessie handbal aan? Of speel je liever baseball? Verdiep je liever in de leerlijnen van zwemmen? Dit is geen probleem, je kan je eigen programma samenstellen en zo de workshops volgen die je persoonlijk het meest aanspreken. Na afloop van deze nascholing keer je huiswaarts met kanten-klare dansjes en tal van nieuwe ideeën voor uitdagende oefen- en spelvormen voor handbal, baseball of zwemmen. Na deze workshops kan je onmiddellijk aan de slag! Zoals steeds worden de workshops begeleid door specialisten en worden veel praktijkvoorbeelden gegeven tijdens de workshops.

Nascholing Ropeskipping Op woensdag 25 maart 2015, van 19 tot 21 uur, vindt in de Sporthal PXL Hogeschool, Vilderstraat 5 in 3500 Hasselt de nascholing ‘Ropeskipping’ plaats. Op het programma: initiatie en oefenstof voor kinderen van het lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs. Opbouw van eenvoudige oefeningen naar iets complexere oefeningen met een speels karakter. Leerkracht LO Ann Abrams is de lesgeefster van dienst.

BVLO-Studentenstage paasvakantie NIEUW! Tijdens de eerste week van de paasvakantie is er nu ook een

BVLO-Studentenstage, meer bepaald van 7 tot en met 10 april 2015, in Gent. 32

Ben je leerkracht in het secundair en wil je wel een aantal ideeën opdoen, dan kan je terecht in de Spiegelzaal van de Universiteit Gent, Watersportlaan 2.

in samenwerking met de Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Universiteit Gent – vrijdag 13 november 2015 in Gent. De meest recente info over de activiteiten en nascholingen van BVLO vind je op www.bvlo.be

OOK GENOTEERD Maak kennis met het Spring Dance Event – zaterdag 21 maart 2015 – Hasselt De Hogeschool PXL Education organiseert op zaterdag 21 maart 2015 het ‘Spring Dance Event’ te Hasselt, o.l.v. Inge Joosen en haar studenten lichamelijke opvoeding. Doel van deze organisatie is om "Dans" gezamenlijk te promoten in Vlaanderen en dit event jaarlijks te herhalen. Het geeft ook jou de mogelijkheid om jezelf en je dansschool te promoten en nieuwe contacten te leggen. Een goed uitgangspunt, om extra ideeën te krijgen voor de volgende choreografieën en aan netwerking te doen. Tevens bieden wij jou de mogelijkheid om demo's te geven met je dansschool tijdens het Spring Dance Event. Wij gaan er vanuit dat alle dansers zijn ingeschreven voor de workshops, die ze wensen te volgen. Voor het praktische verloop:

• Prijs deelnemer 40 euro • De inschrijvingen voor de workshops gebeuren via de inschrijvingslink van de website: http://springdanceevent.weebly.com/ • De inschrijving voor het demoteam, of andere promotie, verloopt via het e-mailadres: inge.joosen@pxl.be • Van de deelnemers wordt verwacht dat zij +14 jaar zijn, zodat we op een semi-professioneel niveau aan de slag kunnen gaan. Meer info: Inge Joosen, Lector Dans, Bewegingsexpressie en Didactiek gsm + 32 476633273 ; e-mail: Inge.Joosen@pxl.be


BVLO

BVLO-Clubbezoeken

De Bond voor Lichamelijke Opvoeding is een door het Bloso erkende recreatieve sportfederatie, de ideale thuis voor recreatieve sportclubs. Wij willen zowel kleuters, jongeren, adolescenten als volwassenen aanzetten tot een blijvende sportbeoefening. Het sportlandschap anno 2015 is heel divers en heel wat LO-gediplomeerden zijn ook actief als zelfstandigen in bijberoep. Ook zij vinden steeds vaker de weg naar de BVLO die als erkende sportfederatie zijn diensten kan aanbieden aan dergelijke vormen van sporten. Misschien ben je nog op zoek naar een degelijke verzekering en ondersteuning, zowel voor jouzelf (als trainer/coach is een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid onontbeerlijk) als voor jouw leden/deelnemers (lichamelijke ongevallenverzekering). volwassenen aanzetten tot een blijvende sportbeoefening. Het clublidmaatschap van BVLO kan zeker interessant zijn voor zowel jou als lesgever als voor jouw deelnemers.

BVLO verwelkomt nieuwe clubs NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW

De groei van ‘Bracht in’t rood’ BIR is de afkorting voor Bracht in’t rood, een recreatieve triatlonclub. We zijn nu iets meer dan een jaar bezig en ons ledenbestand is al uitgegroeid tot een 60-tal leden, gaande van peuters van 3 jaar tot veteranen van 50. Ook de toewijding van de leden is zeer divers, gaande van personen die het houden bij een plaatselijk stratenloopje tot mensen die dit jaar een volledige triatlon gaan doen. Bedoeling is gewoon om met zoveel mogelijk volk aan de start te staan van zoveel mogelijk soorten wedstrijden, nl. wielerwedstrijden, duatlon, loopwedstrijden, zwemlopen, triatlons, mountainbikemeerdaagsen, ...

Uitslagen en wedstrijdverslagen vind je steeds terug op onze blog http://brachtintrood. blogspot.be/ We trainen samen zowel voor het lopen, fietsen en zwemmen. Maar ook jaarlijkse feestjes, familiedagen, en andere sociale activiteiten staan in onze agenda. Dit jaar gaan we voor de eerste maal zelf een triatlonwedstrijd organiseren in thuisstad Brecht. Het betreft een 1/8 triatlon met 400 m zwemmen, 26 km fietsen en 6 km lopen. Alle info hierover kan je lezen op de website http://www.biratlon.be/

Het startschot van Gullegem LOOPT Gullegem LOOPT ontstond in maart 2014 en werd opgericht door enkele vrijwilligers die vonden dat lopen in groep of in clubverband ook mogelijk moest zijn binnen de gemeentegrenzen. De startdag was een onverhoopt succes. We mochten veel meer lopers en joggers verwelkomen dan we hadden verwacht. Tot op vandaag staan we er iedere dag, en velen kunnen en willen dit niet meer missen. Laat het vooral duidelijk zijn dat we binnen Gullegem LOOPT een plaats willen bieden aan alle type lopers. Recreanten die wekelijks hun 5 km willen lopen, of hardlopers die via deze weg met personen kunnen afspreken om de conditie en prestaties nog extra op te krikken. Ongeveer tweemaandelijks halen we er een wedstrijdloop uit die we aanstippen om naar toe te streven. Uiteraard kiest iedereen zelf of hij of zij hieraan

deelneemt, de wedstrijdlopen zijn niet het doel van de club. Het eerste doel blijft onze dinsdag- en donderdagloop (en de zondag voor de liefhebbers).

hoofddoel van onze club is lopers van alle pluimage samen te brengen. Iedereen is welkom en voor iedereen is er plaats!

Via mail en Facebook wordt er vaak gecommuniceerd over wedstrijdlopen en soms over nieuwe toeren die de 10 km ruim overschrijden. Dit is louter communicatie en zeker niet de bedoeling om er een sportclub van te maken die de lat steeds hoger wil leggen. Recreanten die willen instappen hoeven niets te vrezen en we hebben de juiste personen aan boord om alle leden te begeleiden. Het

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

33


BVLO De geboorte van de Crea Voetbalvrienden Het verhaal van de Crea voetbalvrienden begint in oktober 2014. Ik was al een tijdje op zoek naar een sportclub voor mijn zoontje Nino (7), maar de verenigingen in onze buurt hebben allemaal wachtlijsten voor zijn leeftijdscategorie. We zijn dan wel eens wat verder weg gaan proberen, maar dan stuit je weer op hoge inschrijvingsgelden, of lange reistijden. Ik besloot dan maar om zelf minstens één dag per week vrij te maken om te sporten met mijn zoon, en niet lang daarna rees het idee om ineens de vriendjes van school uit te nodigen om mee te komen ‘sjotten’. Alle leerlingen van het tweede en derde leerjaar kregen een uitnodiging: ‘Crea voetbalvrienden’ was geboren.

Omdat je in de winterperiode rekening moet houden met de weersomstandigheden en omdat het in Antwerpen ook niet evident is om een buitenpleintje te vinden waar voldoende plaats is om te voetballen, besloot ik om de sporthal in de buurt van de school te reserveren. In eerste instantie kwamen er een 7-tal jongens mee voetballen. Ik kocht enkele ballen en trainingsattributen en we maakten er een training van alsof we een echte voetbalclub waren. Iedere training brengt de ‘coach’ ook een drankje en een koekje mee. Zowel de kinderen als de ouders en ikzelf waren razend enthousiast. Al snel kreeg ik de steun van nog een papa die de rol van ‘coach’ wel zag zitten, en het deelnemersaantal verdubbelde. Toen we besloten om de turnzaal op school zelf als trainingslocatie te gaan gebruiken kwamen er plots nog meer voetballertjes opdagen. Met 22 zijn we nu, allemaal tussen de 5 en de 9 jaar, en we zijn ook trots op het feit dat met Isabel toch 1 meisje het aandurft om met ons mee te spelen!!! Binnen onze groep schuilen nieuwe aanwinsten voor de nationale teams van o.a. België, Nederland, Argentinië, Servië, Kroatië, Spanje, Engeland, Thailand….. om er maar een paar op te noemen. Voor deze groep was het zaaltje op school iets te klein, zodat we noodgedwongen terug naar de sporthal moesten verhuizen. Iedere vrijdag, onmiddellijk na school, trokken we zo met een 20-tal kinderen, onder begeleiding van enkele ouders, richting sporthal, een kilometertje verderop. Ondertussen waren we ook volop in de weer om het initiatief om te toveren naar een heuse sport-

club, en zo zochten we dus ook contact met BVLO waar we met open armen werden ontvangen. Crea voetbalvrienden is een echte ‘vrienden’club geworden. We komen niet alleen iedere vrijdag samen om een uurtje te voetballen, we zijn ook in december al eens samen gaan kijken naar de ‘soccer trophy’ in Antwerpen (en daar gaan we volgend jaar proberen aan mee te doen!!) en op 17 januari waren we te gast op Beveren-Waasland om er met een groep van 25 te gaan kijken naar de eersteklassewedstrijd tegen Zulte Waregem. Rond de paasvakantie hopen we ons eerste echte wedstrijdje te kunnen spelen tegen de kinderen van ‘pleintjesvoetbal’, een initiatief van de stad Antwerpen om jongeren aan het voetballen te krijgen die nog geen plaats vinden binnen de bestaande clubs, maar die zelf ook al met wachtlijsten moeten werken. Sinds eind januari spelen we ook op een nieuwe locatie: de sportzaal van De Lijn, in hun gebouwen vlak naast de school. Zo moeten we niet langer de toch wel gevaarlijke verplaatsing naar de sporthal maken, en hebben we toch een zaal die groot genoeg is om met heel de groep te voetballen. Nu maar hopen dat er nog meer papa’s of mama’s willen komen helpen om de rol van ‘trainer’ op te nemen, zodat we nog meer kinderen kunnen laten genieten van onze club, want er staan er nog te wachten!! Ondertussen sportieve groetjes van Aaron, Cassiël, Ciro Leon, Cedric, EppoG, Eppo P., Gus, Isabel, Jan Jovan, Kai Sun, Luka, Lukas, Maurice, Max, Nino, Samuel, Sem, Vic, Victor, William, Yago en coaches Dave en Werner.

gen, dat kan via Als je onze capriolen wil vol 6voetbalvrienden www.facebook.com/crea1

34


BVLO

“DYNAMISCHE STAF”

BVLO

Het BVLO-Secretariaat is open alle werkdagen van van 9 tot 13 uur en van 14 tot 17 uur.

Stephanie Coppens (2) Clubwerking en Activiteiten - 09/218.91.25 - stephanie.coppens@bvlo.be

Algemene gegevens: Tel. 09/218.91.20 – Fax 09/229.31.20 – E-mail: info@bvlo.be – www.bvlo.be clubwerking@bvlo.be - communicatie@bvlo.be - facturatie@bvlo.be nascholingen@bvlo.be - sportkampen@bvlo.be rek.nr. BE51 4469 7200 0162

Kim D’Oosterlinck (3) Ledenwerking & verzekeringen - tel. 09/218.91.23 – kim.doosterlinck@bvlo.be

Een professioneel team staat voor je klaar Patrick De Poorter (1) Coördinatie Financieel en Administratief Directeur - tel. 09/218.91.27 - patrick.depoorter@bvlo.be

Sophie Van Aelst (5) Communicatie - tel. 09/218.91.22- sophie.vanaelst@bvlo.be

Petra De Koker (4) Boekhouding en Facturatie - tel. 09/218.91.21 - petra.dekoker@bvlo.be

Davy Van Boxstael (6) Nascholingen en Studiedagen - tel. 09/218.91.29 - davy.vanboxstael@bvlo.be Nele Van Rie (7) Sportkampen - tel. 09/218.91.28 – nele.vanrie@bvlo.be

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

DAGELIJKSE LEIDING EN BESTUREN Dagelijks Bestuur • Eric De Boever (1), Voorzitter, Ter Rivieren 11, 9031 Gent/Drongen, tel. 09 282 66 96, eric.deboever@bvlo.be • Patrick De Poorter (2), Secretaris-Generaal & Financieel en Administratief Directeur, Monterreystraat 51, 9000 Gent, patrick.depoorter@bvlo.be • Josse Lambrix (3), Voorzitter BVLO Limburg, Eerste Ondervoorzitter, Maastrichtersteenweg 202, 3700 Tongeren, tel. 012 23 38 01, josse.lambrix@telenet.be • Anny Devreker (4), Draverstraat 5, 9810 Nazareth, tel. 09 385 52 55, anny.devreker@edpnet.be BVLO Adviescomité • Kristine De Martelaer (5), Voorzitter, kdmartel@vub.ac.be • Jorge Cottyn (6), jorge.cottyn@vives.be • Anny Devreker (4), anny.devreker@edpnet.be • Leen Haerens (7), leen.haerens@ugent.be • Josse Lambrix (3), josse.lambrix@telenet.be • Jan Seghers (8), jan.seghers@faber.kuleuven.be • Lieve Van Lancker (9), lieve.vanlancker@vsko.be • Linda Van Puymbroeck (10), linda.vanpuymbroeck@ap.be

RAAD VAN BESTUUR BVLO Jorge Cottyn, Eric De Boever, Dirk De Clercq, Kristine De Martelaer, Patrick De Poorter, Anny Devreker, Jan Dumon, Freddy Gatz, Josse Lambrix, Johan Lefevre, Eric Leijnen, Jan Seghers, Linda Van Puymbroeck, Johan Vanthournout SENAAT BVLO Gerda Billiauws, Jean-Pierre Bormans, René Goossens, Philippe Storme, Georgette Swinnen, Guy Van der Marlière

(1)

(2)

(3)

(8)

(9)

(10)

(4)

(5)

(6)

(7)

"PROVINCIAAL UITGEBOUWD" BVLO is nooit veraf. Neem gerust contact op met jouw provinciale afdeling: BVLO ANTWERPEN vzw • Voorzitter: Linda Van Puymbroeck • Secretaris: Geoffrey Hermes • Penningmeester: Joeri Clerckx Correspondentieadres: Huis van de Sport, Boomgaardstraat 22 bus 32, 2600 Berchem BVLO LIMBURG vzw • Voorzitter: Josse Lambrix, Maastrichtersteenweg 202, 3700 Tongeren, tel. 012 23 38 01, josse.lambrix@telenet.be • Secretaris: Sonia Meurant, Nieuwe Steenweg 3A bus 201, 3850 Nieuwerkerke, tel. 011 48.72.13, sonia.meurant@scarlet.be • Penningmeester: Marc Broeks, Heidestraat 112, 3500 Hasselt, tel. 011 22.96.41, marcbroeks@telenet.be BVLO OOST-VLAANDEREN vzw • Secretariaat: Waterkluiskaai 16, 9040 Sint-Amandsberg/Gent Tel.: 09/218.91.21

• E-mail: info@bvlo.be • Bestuur: Eric De Boever, Patrick De Poorter en Josse Lambrix BVLO VLAAMS-BRABANT vzw • Voorzitter: Kristine De Martelaer, Smalle Heerweg 211, 9080 Lochristi kdmartel@vub.ac.be • Secretaris: Thomas Doms, Motstraat 10, 1980 Eppegem, thomasdoms@gmail.com • Penningmeester: Steve De Decker, Rode Kruisstraat 13, 2830 Willebroek, tel. 02 629.37.56 BVLO WEST-VLAANDEREN vzw • Voorzitter: Jorge Cottyn, Goedendaglaan 106, 8500 Kortrijk, tel. 056 21 20 23, Jorge.Cottyn@vives.be • Ondervoorzitter: Leen Van Looy, Fabrieksstraat 41, 8800 Roeselare, tel. 051 75 11 02, leen.vanlooy@westvl.schoolsport.be • Secretaris: Michel Rys, E. Ronselaan 10, 8630 Veurne, tel. 058 31.20.87, michel.rys@telenet.be • Penningmeester: Ruben Ost, Antoinette Grosséstraat 15, bus 02.02, 8000 Brugge, tel. 0473 676 960, Ruben.Ost@hotmail.com Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 1 / 2015

35


Roll-n-Play NIEUW

Verrolbare en overzichtelijke opbergkast

: RES ISmse D A E e IEUW 14 0 T

*let op wordt leeg geleverd

Janssen-Fritsen n.v. Frank van Dyckelaan 4, 9140 Temse Tel: 03/291 00 30 E-mail: info@janssen-fritsen.be www.janssen-fritsen.be 36

9 ONS Nn Dyckelaan 4, va Fr a n k 0 30 /291 0 3 Tel: 0


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.