209 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2006

Page 1

SIGI CELIS

Volleybal op school HET KAN AL VANAF DE DERDE GRAAD LAGER ONDERWIJS DEEL 1

Nochtans kan het anders… Mits aanpassing van het klassieke volleybal (6 tegen 6) kan dit zeer aantrekkelijk worden om te gebruiken in onze lessen lichamelijke opvoeding. Vooreerst moeten wij, leerkrachten LO, de aandacht minder vestigen op een juiste technische uitvoering van de verschillende volleybaltechnieken. Deze technieken behoren niet tot de algemene bewegingsvaardigheden en moeten dus aangeleerd worden. Omwille van zijn complexiteit is het best dit te beperken tot de bovenhandse volleypas. Het onderhands spelen, opslag en aanval kan later in het leerproces aan bod komen (2e en 3e graad secundair onderwijs). Verder is het verkeerd dat de leerlingen enkel wedstrijdjes kunnen spelen indien de technische uitvoering behoorlijk is. Mits aangepaste spelvormen kan eender welk kind plezier beleven aan wedstrijdjes ‘1 tegen 1’. Tenslotte is het onze taak om een gevarieerd pakket oefeningen en spelvormen aan te bieden waarin door differentiatie elke leerling zijn gading vindt. Om je te helpen deze visie in praktijk om te zetten, heb ik een lessenpakken van 5 lessen samengesteld. Het zijn uitgebreide lessen waar je makkelijk telkens 2 lesuren mee kan vullen. De lessen zijn steeds op dezelfde manier opgebouwd. 1. opwarming en balvaardigheid: door specifieke opwarmingen waarbij vanaf de eerste oefening een bal aan bod komt, wordt balvaardigheid gekoppeld aan een cardiovasculaire activatie. 2. specifiek op volleybalgerichte kern: door kindvriendelijke oefeningen leert het kind op een speelse manier de bovenhandse volleybalpas. Belangrijk is de variatie aan oefenstof. Op die manier blijven de leerlingen maximaal gemotiveerd. Door de complexiteit van de oefeningen is er ook een cognitieve prikkeling. 3. spelvormen / wedstrijdvormen: in elke les moet er voldoende aandacht besteed worden aan spelvormen (ongeveer 1/3 van de actieve leertijd). Hierbij is variatie en differentiatie zeer belangrijk.

LES 1 OPWARMING - BALVAARDIGHEID 1. A vordert voorwaarts door de bal telkens omhoog en voorwaarts te werpen; hij loopt de bal na en vangt de bal. B volgt A en doet hetzelfde. (naargelang het niveau mag de bal eventueel 1 maal botsen. )

2. Idem maar de bal onderhands werpen en bovenhands vangen. 3. Bal ruglings over het hoofd werpen, halve draai uitvoeren, bal nalopen en vangen. 4. Bal met 1 hand werpen en met 2 handen vangen. 5. Idem 4 maar afwisselend met rechter- en linkerhand werpen. 6. Bal werpen met twee handen of met 1 hand, bal snel nalopen en voorbij lopen en de bal vangen na een halve draai.

KERN – SPECIFIEK VOLLEYBALGERICHT 1. A werpt de bal onderhands over het net, B vangt de bal en werpt de bal terug naar A, C dribbelt de volleybal; na 2 acties 1 plaats doorschuiven: A dribbelt, B werpt en C vangt.

2. Idem oef 1 maar A werpt de bal links of rechts in het terrein, B vangt en mag C niet storen. 3. Idem oef 2 maar B vangt de bal boven zijn hoofd, duwt de bal opwaarts voor zichzelf en toetst de bal over het net: als A de bal kan vangen krijgt het trio 1 punt. (bal mag niet botsen)

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2006

Volleybal is een technisch moeilijke sport met een lage intensiteit. Dit wordt tenminste beweerd door nogal wat van mijn collega-lesgevers. Gevolg is dat er op school zeer weinig aandacht besteed wordt aan volleybal en dat de leerlingen, door het uitblijven van succesbeleving, weinig gemotiveerd zijn.

Volleybal 152

LECTOR XIOS HOGESCHOOL LIMBURG PROMOTOR PROJECT ‘VOLLEYBAL OP SCHOOL EN IN DE CLUB’

1


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
209 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2006 by BVLO - Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw - Issuu