
4 minute read
Migratie. Waarom de asielopvang al langer uit zijn voegen barst
Aan de poorten van de Humanitaire Hub op de Havenlaan raken we aan de praat met Aklilu, een 28-jarige man uit Ethiopië die intussen een maand in Brussel verblijft. “Ik kom hier elke dag iets eten,” vertelt hij. “In Ethiopië was ik meubelmaker, maar ik ben gevlucht voor de oorlog en de politieke onrust.”
Vanuit Ethiopië trok Aklilu via Soedan door wat hij zelf “de hel van Libië” noemt, om vervolgens per boot de oversteek naar Italië te maken. Daarna reisde hij door naar Frankrijk, om uiteindelijk in Brussel aan te komen. Zoals bijna alle mannen die hier vandaag in de rij staan, heeft Aklilu een verzoek ingediend voor internationale bescherming, maar was er voor hem geen plaats in het opvangnetwerk van Fedasil. Sinds een maand slaapt hij daarom in een tentje in de omgeving van het Noordstation.
In september 2021 kwamen de eerste onrustwekkende signalen vanuit het opvangnetwerk. De bezettingsgraad ging omhoog, de uitstroom haperde en de rij aan het Klein Kasteeltje werd steeds langer. Een maand later stonden er voor het eerst vijftig asielzoekers op straat. Sinds januari 2022 ging er geen dag voorbij waarop er geen asielzoekers naar de Brusselse straten werden doorverwezen. Aklilu zette zijn tent op in een van de geïmproviseerde tentenkampen, anderen ‘kiezen’ voor een kartonnen matras in het metrostation of een van de vele kraakpanden in het gewest. De bezetting van het crisiscentrum in Sint-Joost, het pand in de Paleizenstraat, het geïmproviseerde tentenkamp aan het kanaal – de opvangcrisis barst zienderogen uit haar voegen.
“We stellen inderdaad vast dat er meer kraakinitiatieven zijn, maar wat je eigenlijk ziet, is de continuïteit van een fenomeen dat al een aantal legislaturen toeneemt,” zegt onderzoeker asiel en migratie Pascal Debruyne (Odisee Hogeschool). “Burgers gaan zichzelf op allerlei vlakken organiseren en de taak van de overheid deels op zich nemen. Niet alleen op het vlak van opvang, maar ook wat bijvoorbeeld de zoektocht naar werk of juridische omkadering betreft. Overal zien we momenteel samenwerkingen met advocaten vreemdelingenrecht die juridische ondersteuning geven aan mensen van wie het recht op opvang wordt geschonden.”
En dat zijn er wel wat: Aklilu is een van de naar schatting drieduizend asielzoekers die recht hebben op opvang en toch op straat moeten slapen. “Mijn advocaat heeft alles uitgelegd en ik weet dat ze hard werkt om ons te helpen,” zegt hij. “Maar als ik zie hoe we hier behandeld worden, heb ik weinig hoop.” Volgens Vluchtelingenwerk Vlaanderen brengen mannen die hun asielaanvraag hebben ingediend gemiddeld zeven tot acht weken op straat door. Intussen werd Fedasil al duizenden keren veroordeeld omdat het de wettelijk gegarandeerde asielopvang niet garandeert.
Meer asielaanvragen
Aklilu vluchtte uit Ethiopië en sliep zoals veel anderen op straat. “Als ik zie hoe we hier behandeld worden, heb ik weinig hoop,” zegt hij.
In een poging om de opvangcrisis te verklaren, wordt vaak naar de stijging van het aantal asielaanvragen gewezen. In 2022 vroegen 36.871 personen asiel aan in België, 40 procent meer dan in 2021. “We hebben vorig jaar inderdaad gezien dat het aantal asielzoekers per maand aanhoudend relatief hoog lag, met een piek na de zomer,” zegt Ina Vandenberghe, adjunct-directeur van Myria. “Als je naar het grotere plaatje kijkt, zie je dat we ons al in een opvangcrisis bevonden op een moment dat dat aantal zich nog maar een paar maanden boven het gemiddelde van de afgelopen tien jaar bevond. Het probleem is dat ons opvangnetwerk onvoldoende is voorbereid op de fluctuaties die eigen zijn aan asiel.”
De toename van het aantal asielaanvragen is dus niet de (enige) oorzaak van de opvangcrisis. “De vraag is of men tot een beleid wil komen dat met pieken en dalen werkt, want migratie is nu eenmaal een gegeven van schokken,” zegt ook Debruyne. “Het aantal aanvragen hangt samen met contextfactoren waar niemand vat op heeft: oorlog, conflict, politieke regimes ... We weten dat migratie zo werkt, daarom is die buffercapaciteit in onze opvangnetwerken ook zo noodzakelijk.”
En toch herhaalt zich na elke opvangcrisis hetzelfde, aldus Debruyne. Na de crisis van 2015 werd zowel de opvang op grote schaal als het aantal individuele opvangplaatsen sterk afgebouwd. “De politiek wou toen scoren: ‘Kijk eens hoe snel wij die plaatsen kunnen sluiten, de crisis is gedaan!’ Toen Vivaldi aan zet was, werd heel snel duidelijk dat er te weinig personeel was, te weinig buffercapaciteit, te weinig opvang ... Die problemen begonnen allemaal op elkaar in te werken en hebben het systeem zo goed als volledig lamgelegd,” zegt Debruyne. “Afbouwen is uiteraard gemakkelijker dan weer opbouwen,” bevestigt KU Leuvenonderzoeker Annie Hondeghem. “De zoektocht naar locaties, personeel … herbegint. Daardoor krijg je een situatie waarin echt alles vertraging oploopt.”
Zowat elk onderdeel van de Belgische asielprocedure loopt vandaag achter op schema. Daarin speelt ook het personeelstekort een rol: eind 2022 waren er 1.500 plaatsen in het Fedasil-netwerk niet operationeel door te weinig personeel. Bij het Commissariaatgeneraal voor de Vluchtelingen en de
Staatlozen (CGVS) – dat instaat voor de opvolging van asielzoekers – stapelen de dossiers zich om diezelfde reden op. Eind februari stond de teller op 18.390. “Mensen moeten daardoor soms twee jaar wachten op een uitspraak in hun asielprocedure en blijven dan veel te lang in die centra,” aldus Hondeghem.
Collectieve opvangcentra
De overgrote meerderheid van de asielzoekers verblijft tijdens de asielprocedure in een collectief opvangcentrum. Die centra worden beheerd door Fedasil of partnerorganisaties zoals het Rode Kruis. “Ik denk dat ideologisch het beeld werd geschapen dat collectieve opvang een manier is om mensen op te vangen, zonder hen al te veel in de watten te leggen,” zegt Debruyne. “Wat er nooit bij wordt verteld, is dat al het onderzoek aantoont dat kleinschalige opvang veel efficiënter en goedkoper is.” Hondeghem vult aan: “In collectieve opvangcentra heb je personeel nodig om te poetsen, te koken of mensen te ontvangen, terwijl mensen die een individuele opvangplaats krijgen toegewezen, dat allemaal zelf moeten doen.”
Volgens het regeerakkoord van 2020 wordt er in het opvangnetwerk “een evenwicht tussen individuele en collectieve opvang nagestreefd”. In werkelijkheid was het aantal beschikbare individuele opvangplaatsen binnen het Fedasil-netwerk in 2022 lager dan ooit. Fedasil beschikte op 1 maart van dit jaar over een opvangcapaciteit van 34.020 plaatsen, waarvan 5.389 (16procent) individueel. Vijftien jaar geleden waren dat nog bijna 8.500 plaatsen (toen 54procent van het totaal).
Behalve het feit dat de overheid de opvang van asielzoekers “niet te aantrekkelijk wil maken”, valt een en ander ook te verklaren door het federale “jojo-beleid”, zeggen de onderzoekers. In tegenstelling tot de collectieve opvangcentra zijn het de lokale overheden die de plaatselijke opvang beheren. “Die lokale besturen konden zich niet duurzaam organiseren,” zegt Vandenberghe. “Ze moesten plaatsen openen, sluiten, weer openen. Daardoor is de bereidheid om in opvang te investeren sterk gedaald, en dat vertaalt zich in een steeds kleinere capaciteit.”
Ook in Brussel is de opvang van asielzoekers voer voor discussie tussen lokale besturen en de federale overheid. Home Sebrechts, maandenlang de twistappel tussen de staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor (CD&V) en Molenbeeks burgemeester Catherine Moureaux (PS), is daar een goed voorbeeld van. Het Fedasil-centrum in de François Sebrechtslaan fungeerde eerst als noodopvang voor Oekraïense vluchtelingen maar

