4 minute read

1. Motivatie

Next Article
Dankwoord

Dankwoord

Ik ben opgegroeid in Houten een groeikern vlakbij Utrecht. Houten is een plaats waar ruim bovengemiddeld deel van de bevolking jonge gezinnen zijn. Dit heeft tot gevolg dat er veel scholen met veel tempo worden gebouwd en niet het zelfde kwaliteit hebben als de stedenbouwkundige indeling van Houten. Daarnaast zijn deze scholen behoorlijk vol en zijn klassen van 35 leerlingen eerder regel dan uitzondering.

Het is 1995 als ik naar rooms-katholieke basisschool de Zevensprong ga. Ik was een kind dat hield ervan om er zelf op uit te gaan en zelf van alles te ontdekken. Ik ging toneelstukjes bedenken, muziek spelen, hutten bouwen en vooral op avontuur. Een kind wat vol van energie zat en hield van leren. Maar toch als ik terugkijk op deze periode kan ik me vooral herinneren dat ik erg moe was en niet mijn plek kon vinden. Het hielp ook niet mee dat ik dyslexie heb en daardoor een slecht te lezen handschrift heb, woorden en betekenissen door elkaar haal, moeite heb met spelling en last had om me te concentreren. Ook had ik geregeld groeispurt wat veel energie koste en ging ik naar de logopediste. Als ik terugkijk op deze periode, met mijn opgedane kennis bij de academie over sfeer en ruimtelijkheid, heeft de architectuur ook niet bijgedragen om me energie te geven en om me thuis te laten voelen.

Zo had de Zevensprongen kleine lokalen met volle klassen en smalle gangen, weinig algemene ruimten en plekken waar je niet in de drukte zit. Ook was het erg donker met weinig zicht op groen en een buitenterrein waar wel een goot gasveld bij zat, maar vooral een stenen speelterrein waar weinig privacy is. Daarnaast was het een rooms katholieke school wat niet een voedingsbodem is voor een divers samengestelde groep van gebruikers.

Tijdens het schijven van mijn paper over sfeer (van der Velpen, 2018), ben ik veel bewuster geworden welke elementen een persoon beïnvloeden bij het gebruik maken van een ruimte. Dit heeft geleidt tot twee belangrijke constateringen. Het belang van het onderwerp inclusie en toegankelijkheid en de elementen die daarmee te maken hebben. En als tweede, de invloed van het eerste decennium van iemands leven op zijn inclusieve houding en zijn sterke beleving van de ruimten waar die in opgroeit.

Dit leidt naar de zoektocht hoe inclusie in de architectuur verbeterd kan worden en welke element daarbij horen. Waarbij twijfelen en vragen blijven stellen een belangrijk onderdeel vormt van de zoektocht.

In het huidige architectuur debat is inclusie vooral een abstract begrip, wat minimaal een onderdeel vormt van het huidige architectuur debat. En als het een onderwerp meestal behandeld wordt dan gaat het over fysieke voorbeelden van toegankelijkheid, maar niet de belangrijke vraag: Wat kan architectuur bijdragen om inclusie te verbeteren?

Inclusie: Insluiting in de samenleving van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten (de inclusie, n.d.).

Als we het begrip Inclusie willen toepassen op de sfeer van een ruimten dan gaat het erom dat de gebruiker zichzelf kan zijn en op zijn eigen tempo en eigen manier zijn plek kan vinden. Daarbij gaat het niet om gelijkheid, maar om het wegnemen van de beperkingen. Waarbij meegenomen moet worden dat het gaat om zowel het mentale als het fysieke als het abstracte en het tastbare.

Realiteit Gelijkheid Beperkingen wegnemen

Het middel op inclusie te bereiken is toegankelijkheid. Maar wat is toegankelijkheid, volgens van Dale betekend toegankelijk “1. te betreden; = bereikbaar 2. Bereid toegang te geven”. Als we het dan over gebouwen, ruimte en plekken hebben, dan gaat het dus om het betreden van een ander gebied, gebouw, ruimte. Dit is nog steeds een breed begrip en moeilijk in één essentie samen te vatten. Tijdens mijn research naar sfeer in de architectuur kwam ik tot de ontdekking dat sfeer en toegankelijkheid eigenlijk alles met elkaar te maken hebben. De uitkomst en kwaliteit van de ruimtelijke beleving, alias sfeer, is uit te drukken in het toegankelijkheidsniveau van de ruimte.

Om dit begrip toe te passen op het ontwerpproces heb ik toegankelijkheid onderverdeeld in 7 parameters: (Het begrip ruimte staat hier voor een plek waarin iemand denkt en handelt.)

De Beweging: Het vrijuit kunnen bewegen door de ruimte. De ruimte tussen de geometrische en fysieke structuren. Het is de suggestie van beweging en ook de mogelijkheid hebben om deze bewegingen in gang te zetten en af te maken.

Het Obstakel: De fysieke elementen tussen de verschillende ruimtes. Het niet of wel makkelijk kunnen betreden van de ruimte. De statische structuren die tussen twee of meer ruimtes in staat en wat iemand beweegt om iets wel of niet te betreden.

De Grens: De niet zichtbare grenzen tussen ruimtes, wel en niet direct naast elkaar liggend. De mentale grens tussen het wel en niet betreden van de ruimte. Het gebied tussen de ruimtes en hetgeen wat het een harde of zachte grens maakt.

De Geschiedenis: De context van een ruimte of gebeurtenis. De momenten die zich in de ruimte hebben voorgevallen of die het de ruimte hebben gemaakt tot wat het nu is.

De Vrijheid: De vrijheid om de ruimte iemands eigen te maken, zowel fysiek als mentaal. Het gevoel van veiligheid waarin iemand zichzelf kan uiten. Limitaties van (de juiste) mogelijkheden.

De Energie: Het nemen en geven van energie. De synesthetische beleving, de zintuiglijke ervaring, van een ruimte. De feitelijke ervaring van de bewuste gevoeligheid. Dit alles in combinatie met de omstandigheden van het moment.

Het Vertrouwen: Het wel of niet ensceneren van een moment. Een natuurlijk verloop van omstandigheden. De symboliek van een ruimte en welk gevoel dit geeft. De dialoog die de ruimte met de gebruiker aangaat.

20

This article is from: