Ave Magistra Hildegard

Page 1

AVE MAGISTRA HILDEGARD Novitius, een queeste in code Bijlage

UITGEVERIJ K.I.M.

boeka32014CSA53alleentekst.indd 1

15-7-2017 17:55:14


Voor diegenen die willen weten. Maar u begrijpt dat het moeilijk is en alles te verklaren. Zoals Plinius de Oudere al schreef: ‘Het enige wat zeker is, is dat er niets zeker is.’ Geheime codes zijn in tegenspraak met zichzelf. Woorden willen toegedekt blijven, maar door hun code vragen ze om ontcijfering. Er schuilt geen ingewikkelde versleuteling. Woorden versmelten af en toe tot één teken. Zo achterhaalden we dat de auteur zichzelf Novitius noemt. Het blijkt niet enkel een dagboek van zijn reis naar Hildegard van Bingen, abdis in het benedictinessenklooster op de Rupertsberg aan de Rijn, maar ook een zoektocht naar zichzelf. Hij verliest overtuigingen en wint inzichten op zijn tocht. Ik wens u een behouden reis. Dirk Huyghe

boeka32014CSA53alleentekst.indd 2

15-7-2017 17:55:14


Van Grimbergen tot Hildegard van Bingen en terug, een queeste in een code. Novitius

Ik verontschuldig mij voor mijn handschrift want niet twee vingers werden gebroken maar tien maal tien vingers. Ik wil mijn nek sparen en schrijf in mijn eigen tekens. Het leven is een vlechtwerk van toen en toekomst, gisteren en morgen vallen samen in dit ogenblik.

Mijn boek werd verlucht met de pennen van een raaf, niet die van een gans of niet van een zwaan. De miniaturen werden geschilderd met het staarthaar van een wolvin, niet met die van een das of van een marter. Lees mijn relaas, en weet waarom dat zo hoort. Op bladzijde 1147 van mijn bijbel, niet toevallig het jaartal waarop ik dit verslag schrijf, begint het 23ste hoofdstuk van Ezechiël, een paragraaf die alleen mijn afschuw wekt. (*) (*) Novitius bedoelde waarschijnlijk de passage: ‘Je zal me herkennen in de straffen voor je schanddaden en je afgoderij, want ik alleen ben uw Heer. Door de vreemde mannen die geil van je zijn als ezels en toestoten als hengsten laat ik je neus en je oren afsnijden, je stenigen en je in stukken hakken. De bittere beker drink je tot de bodem en je bijt hem aan scherven waarmee je jouw borsten open kerft. Je zonen en dochters zullen vermoord worden. Mannen hebben mijn altaar onteerd en mijn sabbat bezoedeld. Hang hen aan een paal. Door deze straffen zal je erkennen dat ik de Heer ben.’

INTREDE Ik, Novitius, net bij jaren van verstand, neem de benen. Honger blijkt mijn enige vriend. Mijn maag doopt me tot het Ware Geloof. Een ekster wacht op de darmen van het beest dat ik niet kan strikken. De heer eet vlees. De horige propt de mond vol sneeuw en smaakt een peilloos niets.

Maretak wil ik eten, maar dan stopt alles. Ze versplinteren mijn polsen als ik hun wild steel.

boeka32014CSA53alleentekst.indd 3

15-7-2017 17:55:21


De landheer merkt niets. Hij rijgt de maagden aan zijn staf. Ius primae noctis. Zijn staf mag breken. Geen jachtopziener maar een norbertijn betrapt mij. (*) De norbertijnse schuren barsten van tiendenbelasting. (**) Niemand hoort mijn bedenkingen. Hij ronselt jong volk voor een bijzondere levenswandel. Ik onderhoud elk gebod uit vrees voor Hem, of beter, uit vrees voor Zijn dienaren. (*) Ius primae noctis: de landheer eist het recht de dochters van zijn horigen te ontmaagden als toestemming voor hun huwelijk. (**) Levieten, de dienaars van de eredienst, ontvangen een tiende deel van de offers, zo was het al in het Oude Testament. Niemand hoort mijn bedenkingen. Hij ronselt jong volk voor een bijzondere levenswandel. Ik onderhoud elk gebod uit vrees voor Hem, of beter, uit vrees voor Zijn dienaren.

De haarsnit als een doornenkroon veinst zuiverheid. Alleen de edelste stenen zijn rein. Schimmen vullen mijn hongerig lichaam. Al vier maal werd deze horige verkocht. Mijn laatste eigenaar ontdekte dat ik op berkenbast tekende. Hij verplichte mijn vader mij twee vingers te breken. Tussen de besneeuwde perelaars betreden we de priorij. Het pand kreunt om de verbanning van zijn norbertinessen. Een enkeling mutileert zich om trouw te blijven aan de verordeningen van Rome.

boeka32014CSA53alleentekst.indd 4

Koste wat kost wil ik in dit claustrum blijven zelfs al declameert de lector het Oude Testament bij de soep. Ik kan alleen gedijen in mijn tekentalent, waar iedereen van opkijkt. Slaapwakend verschijnt mijn dode broer. Als een vlinder in een versteende cocon bleef knarsetanden zijn enige taal. Mijn zoenen op zijn zachte wang bevrijdden hem nooit uit zijn omhulsel. Hij mag mee in mijn hoofd. Vrouwenstemmen dwalen in mijn droom langs het vlechtwerk van nu en later. Zijn deze monniken zoekend of vluchteling, of verknocht aan Christus, hun toonbeeld. (*) Buiten vecht je voor elke kruimel. In dit Christenhuis wordt de zwakste bijgestaan. (*) Nobertus stuurde op vraag van de adellijke Berthouts uit de streek enkele discipelen die in 1128 de abdij van Grimbergen stichtten.

De Brabantse hertog benijdt de toenemende macht van de Grimbergse Berthouts. Er wordt gemoord. (*) Geloven is je twijfels begraven. Mijn kap bedekt mijn ware gelaat. Ik bid voor het zielenheil van de meest biedende. Dat de duivel en het brandende vuur mij ontzien. Het Ware in mij wendt zich als een windhaan. (*) De Slag van Ransbeek in 1142 was de bloedigste confrontatie. De waterburcht van de Berthouts rest nu nog de ruĂŻne.

15-7-2017 17:55:26


BEENDERZWART Mijn hand wordt door de woorden gekerstend, maar in de marge smokkel ik linke prenten. Mijn illustraties verbazen elke broeder. Wolbodon leert me schrijven. Hij bestudeert vreemde geschriften en zoekt zijn weg door het talenlabyrint. (*) De A was een rund. Draai de letter ondersteboven en de oeros verschijnt. (**) Rechten en krommen dansen hand in hand en toveren taal. (*) In het Oude Testament sprak God een eeuwige vloek uit. Taalverwarring is de eeuwige straf voor de hoogmoedige torenbouwers van Babylon. (**) De oervorm van de letter K was lange tijd een elegante hand. Een slang kronkelde en men tekende de N. De zon verbeeldde de O. Slangen en handen werden lijnen en bogen. Rechten en krommen dansen hand in hand en toveren taal.

Ik voel me de gehangene aan het Tau-kruis. De achterdocht van mijn mentor kruipt tot diep in de krochten van mijn geest. Alleen kwakzalvers gebruiken de futhark om kwetsbare zielen te misleiden. (*) Van zijn verborgen kennis kan ik een flard lezen: SATOR, AREPO, TENET... Weet dat boeken de meest betrouwbare, maar ook de gevaarlijkste vrienden zijn.

Ik richt mijn pen zoals een jager zijn pijl ademloos richt. Mijn geest dwingt de zwarte beenderinkt in zijn elegantste vorm op het velijn. Alle haarsoorten penselen, meetlatten en passers vechten om mijn hand. Met wolventand polijst ik goudblad. Mijn dode broer Stefanus ontwaakt in mijn hoofd. Hij volgt mijn krullende tekens. Ik schrijf ook voor hem. Aan zijn polsen stopte de kracht. Zijn mooie lange bleke vingers waren te zwak. Elke letter van de Bijbel is geteld, geen enkele mag ik ontvreemden.

ZINGEN Zingend danken we voor al het levende. Mijn oren overtuigen me van het Ware. Schoonheid schuilt in de eenvoud, maar niet elk lied vervult mij. Mijn dode broer Stefanus raakt me als een luchtelf. Hij zingt uit mijn mond: ‘Ad te levavi animam meam’ ‘Goed zingen is dubbel bidden’. Niet elke tekst is waardig om te zingen, zoals niet elke broeder waardig is te volgen, zoals frater Elbert, de man met de neus als een hofkapel en de ogen als een koe in barensnood. Hij zweert bij de oudste rituelen. Bij zijn verborgen altaar wijdt hij me in als discipel en keelt een bok.

(*) Futhark is het schrift met vierentwintig runentekens.

Na de laudes wil de prior mij horen. Angstig dwaalt mijn blik door het gebedshuis en stopt

boeka32014CSA53alleentekst.indd 5

15-7-2017 17:55:30


hij bij het armreliek. Ik voel een knot van het levensvlechtwerk, een ontmoeting van het nu en het later. Zal ik mijn arm verliezen? Een lichtflits pijnigt mijn rechteroog. De zuilkapitelen met vechtende beesten bijten zich in mijn geheugen. Ik aanbid geen sterren. Gods hemellichten bewonder ik alleen. Ik heb niets met Astarte.

De prior is geen stadshouder die mij vierendeelt. Hij vraagt of ik zijn bode wil zijn. Het bloedoffer in zijn tuin laat hem koud. Welke afgunstige geest fluisterde hem in mij weg te sturen? De missie gaat naar Hildegard van Bingens benedictinessenklooster op de Rupertsberg. De abt hangt me een visamulet om. (*) Hij bewapent me met een hazelaarhouten staf gepunt met een ijzeren spies. Mijn mentor Wolbodon raadt me aan in tempeliershoeven te overnachten. Tijdens mijn laatste nacht in de priorij nekt Elbert een duif. Het bloed sprenkelt hij op mijn voeten. Hij prevelt een koeterwaals gebed.

verlaat duizelend mijn cel. Onderaan mijn reistas rust de exquise zending. Wolbodon bezorgt me in extremis een waterzak. Een Maltezerkruis en een kameel staan in het leder gedrukt. (*) Ik zal onze leuze niet beschamen. Ad omne opus bonum paratus, tot elk goed werk bereid. OGENBLIK Na mijn maag, mijn hand en mijn oor verliest mijn geest het Thomasgeloof. In de Ridder van Musena rusten zwaarden tegen de muren met een verleden van geronnen bloed. Een ketter hakt mijn gastheer het hoofd los maar breekt geen nek van een konijn. Hij leent me de gezellin die me zal warmen en voeden. Mijn melkfontein volgt mij langs de meanderende rivier. (*) Het symbool van de Maltezer ridders is een kruis met acht punten die verwijzen naar de acht zaligheden. Zalig zijn de armen van geest, de treurenden, de zachtmoedigen, de rechtvaardigen, de barmhartigen, de reinen van hart, de vreedzamen en de vervolgden. De kameel is symbool voor gehoor-zaamheid en volharding.

(*) Vis betekent ichtus in het Grieks en is het letterwoord voor een korte geloofsbelijdenis: Iesous Christos Theou Uios Soter. Jezus Christus, Gods Zoon, Redder.

Bossen sluiten zich tot wouden. Zelfs een arend hongert. De raven bespotten hem. Ik slaap met de geit tussen mijn benen. Leviticus houdt me helder. (*) In de eindeloze donkerte gloeien ogen als een smissevuur. De raven verklikken mijn plek en wolven wachten op hun moment. De vechtende beesten die ik op de kapitelen zag, begluren mij, een knot in mijn vlechtwerk. (**) Ik open mijn armen en bid voor Elbert: Sacré santi, De negen vreemde zonden. Wijk voor duivels gezeik. Verrek zonder Satans drek. In credum credolorum, Amen. Ik sla met de handpalmen op zijn beide oren. Hij

boeka32014CSA53alleentekst.indd 6

(*) De Heer waarschuwde Mozes: ‘Heb geen geslachtsgemeenschap met een dier, ook een vrouw mag zich niet geven aan een dier. Door deze schanddaad zal je uitge-spuwd worden door de gemeenschap.’ Leviticus, hoofdstuk 18. (**) De vlechtstrengen kennen geen begin. Oneindig als een lemniscaat lopen lijnen als een levenspad afwisselend boven en onder mekaar. Op een kruising of knot, ontmoet je soms jezelf.

15-7-2017 17:55:35


zwarte magie worden verboden door de kerk die ook verduidelijkt dat het woord Gods of de sacramentele handelingen zich onderscheiden van toverformules.

Mijn geit stampt met beide voorpoten en blaast luidtrillend de neusvleugels. Haar horens groeien tot dolken en spiesen een beest. De tweede duivel springt me naar de strot. Mijn staf schiet door zijn schedel. De derde wolf scheurt mijn kuit. De raven trekken de lever uit een kadaver. De grootste raaf stoot zijn snavel in mijn oogkas. Bloed gutst uit mijn hoofd. Het manuscript Over de subtiliteiten en de verscheidenheid van de levende creaturen ziet de sterrenhemel. Broer Stefanus in mijn hoofd fluistert... ‘Lees mandragora officinarum.’ (*) (*) De mandragorawortel lijkt op een mens. Daarom heeft hij de duivelse verleider in zich en spoel je hem langdurig. Zo verliest hij zijn magische kracht en behoudt hij zijn medisch nut. Alruin verdooft de pijnbanen. Hij behoort tot de nachtschadefamilie en wordt in de Arabische wereld ‘ei van de geest’ genoemd.

Ik stop de prop opnieuw tegen mijn wond en zit in de kop van de vogel. Ik kijk door zijn oog. Word ik louter geest? (*) Als ze dat weten, dan steken ze me in brand. (**) De invloed van de plant op mijn geest is Gods voorzienigheid. Zijn zwarte kraalogen tonen me een hut. De hoektanden van deze wolf neem ik als trofee. Mijn hoofd pompt als een hartspier. Mijn lichaam, het vehikel van mijn geest, kraakt. (*) Naar Gods gelijkenis, enkel niets worden. Alleen Gods ademtocht rest. (**) Hij die zich bezighoudt met tovenarij verwijder je uit de gemeenschap. Witte magie zowel als

boeka32014CSA53alleentekst.indd 7

OCULI VERDI Vermijd de geur van het vergankelijke en aanbid de geur van het prille. Rotas wekt verandering door beweging. Ik heb de seizoenen in mijn ziel. ‘Gad!’ roep ik bij de deur. ‘Ga weg, pestlijder’ is het antwoord. ‘Nak u jim nepleh?’ Er komt niet uit mijn mond wat ik wil. (*) Een identieke vrouw verschijnt. ‘De vuile pater heeft zijn lief mee’, hoor ik in echo. Ik kijk als een uit het nest gevallen mus. Op bevel kleed ik me uit. Vier handen wassen mij. Dranken bitter en zoet gieten ze me op. Ik lig als een boreling onder schapenvachten. Het klappertanden houdt niet op. Ze draaien me op mijn buik. Hun kleren vallen op de grond. Ze drukken hun warme buiken tegen mijn rug. Hun benen lijken alen. Ze dringen binnen in al mijn openingen en knagen de koorts weg en groeien tot ijzeren cocons. Dan breken ze en vliegen als vleermuizen uit mijn grotten. Ik knel mijn knieën tussen mijn armen en zweef dagenlang. (*) Een hersenstorm kan taal in wrakstukken achterlaten. Lupus erythematodes disseminatus kan functies in de hersenen verstoren. Deze ontsteking geeft een wtte uitspa-ring op het gelaat, net als bij een wolf (lupus).

Mijn oog betast de huidvouw tussen haar borsten. Het oog verlokt wat het belust. Mijn custodia

15-7-2017 17:55:47


oculorum is omgebracht. (*) Een schone buigt zich en ik geniet van een sierlijk teken boven haar bilnaad. Mijn oog zwenkt pijnlijk. (**) Herlindis en Relindis maken een wolventandhanger. Geen wolf zal mij nog naderen. Zal ik rechtsomkeer maken? Volg je neus, niet je aars. De kameel op de waterzak, toonbeeld van standvastigheid, prik ik in mijn arm als de missie slaagt. Ze lopen een eind mee. Een steen bekroont de heuvelkam. Hun stamvader kapte zijn eigen grafsteen. ‘Gudh hjalpi sal Vígmundar styrimanns.’ (***) (*) De bewaker van het oog, custodia oculorum, bewaart de vrede van de geest en voorkomt morele weekheid. De perfecte monnik ziet geen vrouw maar kijkt naar de dieperliggende ziel. Een schone buigt zich en ik geniet van een sierlijk teken boven haar bilnaad. Mijn oog zwenkt pijnlijk. (**) De acht spaken als een elandgewei stoten zich in het oog van Novitius. Het hypnotische teken ontkracht zijn driften. Aegishjalmur is de naam van de rune die bescher-ming biedt. (***) ‘Moge God Vígmundar helpen, de geest van de kapitein’ staat in runen gebeiteld. De vrouwen zijn telgen van een Deen. Ze brand-schatten Leuven maar kwamen niet weg met de buit. Enkelen overleefden de veldslag bij de Dijle en vluchtten. In het scriptorium van de abdij van Fulda kan je ‘Annales Fuldenses’ op na lezen, opgetekend in het jaar van de slag, 891. Door opeenstapeling van de doden trad de rivier buiten haar oevers. Het slib kleurde bloedrood tot in Mechelen.

Hun ogen groen als eendenkroos vergeet ik nooit. De ravenduivel volgt me. Boven de poort van de Maastrichtse militie van Christus herken ik de letterpuzzel van mijn mentor. (*) Is het de Vader die eeuwig zijn schepping in beweging houdt? De zon stijgt en duikt en vaart ‘s nachts terug naar het oosten. De wind waait vanwaar hij kwam. Stromen kolken naar zee en die raakt nooit vol. De mens is een speelbal in dit oneindig verhaal. Ze dwingen me naar commandeur Romfahrt. Ik

boeka32014CSA53alleentekst.indd 8

ben geen spion, plant geen zaag op mijn scrotum. Een postduif fluisterde hem in een destrier te zadelen. (**) Wegens de mist zie ik geen einder. Met mijn paard aan de teugels loop ik me klem in de turfdrab, die me naar de hel zuigt. Mijn reistas hou ik boven mijn hoofd. Mijn geest vliedt en trekt aan mijn kap. De raaf landt bovenop mijn tas. Ik grijp zijn poten en hij slaat de pennen uit zijn lijf en trekt me er uit. (*) Naar alle waarschijnlijkheid liep Novitius langs Tienen over de heirbaan naar Tongeren tot Maastricht zoals we uit zijn reisplan kunnen opmaken. ‘Tenet’, oftewel ‘hou vast’ staat middenin als kruis in het anagram, een magisch vierkant. Je kan de spreuk in verschillende richtingen lezen om het oneindige roteren te benadrukken. (**) Een bericht was eerder toegekomen over de komst van Novitius. Het destriër paardenras kenmerkt zich door zijn wendbaarheid, een strijdpaard dat bijtend en stampend tussen de vijandelijke linies dringt.

De broeders van het hospitium van Stavelot wassen alleen mijn handen. Verminkte monniken liggen omzwachteld te kommeren. (*) Een monnik raaskalt over alles wat ligt te rotten in Jeruzalem. Ze klampen me vast met handen zonder vingers, puin van strijdvaardigheid. Deze goede mannen hadden de Bijbel grondiger moeten lezen. (**) Bernardus heeft makkelijk praten: ‘God wil het.’ Eeuwige waarheden wentelen door rotas. De waarheid van vandaag is de leugen van morgen. Het menselijke ware is even vergankelijk als de mens zelf. DASSENGEUR Mijn ander oog ontvalt mij en ik zoek Gods hand. Bij elke stap gaapt een afgrond, maar zijdezachte pantoffels wachten in het paradijs op de Rupertsberg. Bij gesnoeide eiken als tempelzuilen versperren monniksoldaten de weg. Al met gezag eist tol, op kleuren van kleren, stapelen van stenen en de

15-7-2017 17:55:54


duur van dromen. De kanker van de kerk noemen de afgunstige bisdommen de Orde. Alleen bij de paus moet ‘Het zwaard van de kerk’ biechten. (***) Nabij Echternach in de schemering spuit een das zijn geurmerk van op een rots in mijn gezicht. Het vocht bijt in mijn oog. Zal ik blind creperen? Ik bind me aan de geit. Zonder haar verhonger ik. (*) In tegenstelling tot wat er in het Oude Testament staat, gooit men de melaatsen niet uit het kamp, maar worden ze geholpen. Ook Christus verpleegde hen. (**) Beter een levende hond dan een dode leeuw. (***) De handel van de Orde was belastingvrij. Door giften en sluw beleid werd ze kapitaalkrachtig. Ook de Franse staat leende bij hen geld. Philips de Schone en zijn inquisi-teurs verbiedden de Orde en reven hun bezittingen binnen (1312).

Koude voeten had die schoffel, lieve non naaide hem ‘n pantoffel. Het satijn was het venijn, zijn voet schoof in de sloof. Van voor naar achter, van links naar rechts, van voor naar achter, van links naar rechts. De ene staf in de hoek, de ander eens zo kloek. Als een ezel achter elke kwezel, blauw en bont was iedere kont. Van voor naar achter, van links naar rechts, van voor naar achter, van links naar rechts.

Mijn paard is er als de das vandoor. Zonder ogen krimpt de wereld tot mijn huid. Ik bid om mutuum auxilium. De mandragoraprop stop ik in mijn lege oogkas. Ik zit in de kop van de corvus, mijn raaf. Hij is mijn enige oog. Hij loodst mij uit het labyrint. Ik krijg een klap. Mijn hoofd splijt. Alles kleurt nachtrood. Ik zag die dorsvlegel niet komen. Mijn raaf wordt dood gemokerd. Mijn ogen schreien de daszeik onder mijn ooglid weg. Vaag keert de wereld terug. Vlakbij hoor ik een schalmei die naar Trier wandelt. Een berentemmer is hij niet, als woordengoochelaar telt je gestalte niet. Sommige heiligen noemen hem minstreel van satan. De nar houdt hen een spiegel voor. Hij zingt een lied over bisschop Poppo. Poppo van Babenberg was van 1016 tot aan zijn dood in 1047 aartsbisschop van Trier. Spotten na honderd jaar overlijden lijkt betrekkelijk veilig. POPPO DE BISCHOPPO

boeka32014CSA53alleentekst.indd 9

Hij gaf zijn pantoffel door, eenieder die zich er in verloor. Gezegende lullen gingen krullen, heel Trier had veel plezier. Van voor naar achter, van links naar rechts, van voor naar achter, van links naar rechts. Zijn lul kon niet meer stappen, de voeten kregen de klappen. Van Bethlehem naar Jeruzalem, door gladde sijs geen paradijs. Van voor naar achter, van links naar rechts, van voor naar achter, van links naar rechts. Simeon wilde niets weten, hij heeft het verbeten. Ieder andere knol sloeg op hol, de pels vol jeuk van ‘t geneuk. Van voor naar achter, van links naar rechts, van voor naar achter, van links naar rechts. hop en neer en pop en hop, hoppo de Poppoooo. In schaduw van het Simeonstift, de Porta Nigra, oogst zijn lied een handvol duiten. Ik loop langs de groeven van Idar Oberstein. Heet water met een zwavellucht borrelt op. Ben ik op weg naar het hellevuur?

15-7-2017 17:55:59


Tranen rollen over haar wangen. Ze aanschouwt een verblindend licht. Ik noteer bij kaarslicht op een wassen plaat. Ze praat over de zon, kracht van de liefde en van de wind, adem van de hemel, en van het water, bron van leven.

Dolle gierzwaluwen kondigen ons aan. Op een paar stappen posteert de magistra. Ze strekt haar rechterarm en gebiedt me halt te houden. ‘Onwelriekenden zijn vijanden van de Heer. Geur weerspiegelt je ziel, diueliz.’ (*) Een jonge non gooit me in een kuip. Ze bezorgt me een vrouwenjurk en pantoffels. Ik denk aan het satijnen schoeisel van Poppo, toch glij ik de zachte opening binnen. In een jurk en op pantoffels kniel ik voor de magistra en overhandig haar het boek. ‘Kom op kracht in mijn klooster. Mijn andere gast, Jan de Romrée, werkt in de bibliotheek.’ (*) Hildegard van Bingen gebruikt in haar geschriften ook eigen woordenschat. ‘Diueliz’ betekent duivel.

Het hemd van de forse kerel waaiert vreemd en leeg om zijn rechterschouder. Het armreliek uit mijn abdij komt me voor de geest. Het leven is een vlechtwerk van toen en toekomst. Hij zoekt een vervanger voor een zieke scribent. ‘Alles wat je schrijft, blijft binnen het claustrum, maak je geen zorgen.’ Sommige geschriften worden niet alleen door het zonnelicht verpulverd. Toch is Hij is het overal aanwezige middelpunt zonder omtrek Vele weken pen ik haar overwegingen en visioenen neer. God is vluchtig. Wat het ene oog ziet, ontgaat het andere.

boeka32014CSA53alleentekst.indd 10

Haar handen liggen op de dijen. Haar nagels strekken tot vliezige vleugels en trillen als een kolibrivlinder. Voeten lossen het aardse. Honderd kleuren fonkelen in de kristallen meren van haar roosgranieten massief. Regenboogforellen roepen duizend hemellichten. Die antwoorden allen tegelijk. Met een klap val ik van mijn zitje. Hildegard vraagt mijn notities en maakt een transcriptie. Mijn wassen tafel smelt ze spoorloos. Sommige nota’s stollen als een molensteen om je nek. De magistra moet haar inzichten op de synode van Trier verdedigen. ‘De negen kringen van engelen met hetzelfde middelpunt zijn alleen een superieure voorstellingen van de engelenschaar.’ Hildegard dicteert een brief aan Bernardus. ‘Ik maak mij zorgen over het vermogen te zien en vraag dat ik alles openbaar maak of dat ik erover zwijg? Dat God me draagt als een veertje, meevliegend op zijn levensadem, en door Hem wordt beschermd.’ Het antwoord: ‘Wij verheugen ons met u over de genade Gods die in u is. Wij dringen er op aan dat u zich met volle overgave zal instellen op uw genade. Hoe meer zelfkennis, hoe dichter bij God, want God is in uw innerlijke, in uw hart.’

15-7-2017 17:56:06


VERLOKKING Het is een gave Gods om het schone te minnen. Is hij gelovig die het beminnen straft? ‘Dit is de plattegrond van de Heilige Stad. En deze katapult liet schedels regenen.’ Jan de Romrée toont ook zijn neergepende muziek als hoefnagels vastgeklonken op de lijnen. Hij noteert de gezangen van Hildegard. Dat leerde hij bij de abt van Pomposa, si, re, mi, fa, la. (*) De volgende regel verontrust de abdis. ‘Ik zou het op prijs stellen je liederen te aanhoren. Bezorg ze op schrift aan mijn broeders van Villers. Ze zullen Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum ter harte nemen.’ (*) ‘De volgorde van de liederen aanvaardt men nooit. Ik bezing eerst de Vader en de Zoon, daarna de Heilige Maagd en dan pas de Geest. Mijn klankwoorden zal men niet begrijpen. Het mysteriespel Ordo Virtutum, hou ik onder mijn pij.’ (**) Ze zingt O rubor sanguinis. Ik kniel voor haar kristalheldere stem. (***) Ze zegt: ‘Kniel voor niemand, noch voor koning, noch voor keizer maar alleen voor God. Zwakken knielen voor sterken en dommen knielen voor slimmen.’ Haar persoonlijke scribent keert terug. De krijtwitte man inspecteert zijn pennen. Hildegard verzegelt mijn lippen met een kus op mijn mond. Niets mag ontsnappen. Niemand kan de eeuwige vrijplaats van de geest beknotten. Het lichaam ontkomt geen schaduw. De geest is zelfs door de zon niet te vatten. (*) Na een omzweving blijft het manuscript bewaard in de Sint-Pieters en Paulusabdij te Dendermonde. (**) Orde der deugden, compositie voor vrouwenstemmen in een rollenspel, met één mannenstem, de duivel. (***) Een deel uit De undecim milibus Virginibus of Ursula en de elfduizend maagden dat ze ook nooit laat visiteren.

boeka32014CSA53alleentekst.indd 11

(*) Pomposa ligt bij Venetië. De interpretatie van neumen zoals porrectus flexis, torculus resupinus en scandicus zijn achterhaald. De namen van de toonhoogten ut, re, mi, fa, sol, la en si op de notenbalken zijn geïnspireerd op de eerste letters in de Johannes-hymne: Opdat de uwen onbelemmerd zingen met sterke stemmen van uw grote daden, reinig hun lippen van de smet der zonde, Heilige Johannes.

Ook de pottenbakster, Mechthild, zingt de Johannes-hymne. Ze vraagt mij om klei te scheppen. We stappen op een pad waar wortels trapsgewijs kruisen. Zelden was de geur van accacia-bloesem zo bedwelmend. Het water wauwelt. Insecten zwermen in het tegenlicht als vederlichte sterren. Betula, de zoete maagd, zwiept haar fijnste karwats. Ze slaat glinsterend elfenpoeder uit mijn rug. De loodzware emmer dwingt me aan de grond. De rivier lokt me naar haar soepel bekken. Ik versmelt met het water. Voor mijn neus duikt het glimmend gelaat van Mechthild op. Ik rep me naar de oever en klim naar het atelier.

15-7-2017 17:56:15


op onze weg. (**) Ik schenk als dank mijn geit. Mechthild is in rook opgegaan. Later verneem ik dat mijn lieve Mechthild ‘s nachts werd opgebaard als een aflijvige. Ze liet zich kluisteren. Hildegard repte geen woord. Dat was de wens van Mechthild van Magdenburch. (***)

Ze kneedt mijn ziel als de klei. Mijn oog verdrinkt in het kolkje van haar wang. Mechthild borduurt een vergeet-me-nietje op een lap die ze voor mijn lege oogkas bindt. Ik bedenk haar een gedicht. De week voor Pasen bewenen zij Christus. Alle benedictinessen bejubelen met losse haren in witte gewaden de opstanding. De zonnestralen bouwen gouden pilasters op de wierooknevels. ‘Zingen is luchtenergieën terug schenken aan de kosmos,’ fluistert Hildegard. Ik durf nauwelijks de longen te vullen in haar bijzijn. Hildegard vraagt me om samen met Jan een kopie van Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum naar de abdij van Villers te dragen. Het is te vroeg om te vertrekken. Ruk die prille roos niet stuk.

STENEN ALS MENSEN Samen met de stenen ademen we dezelfde lucht. Elk mineraal bouwt aan elk wezen. ‘Vierzijdige kristallen ziel van deze hyacinten geven stabiliteit aan de tweelingzussen. De stenen bannen alle kwaad. (*) Wij krijgen een amethist. Ze stoten verleiding af. Denk niet aan je onderbuik. Eer en geld passen niet in dezelfde zak. Weet dat stenen resoneren als mensen. Ze trekken en duwen als de maan en de sterren. Jan moet als bewijs van eer een geschenk aan Gerlachus bezorgen. Houthem bij Valkenburg ligt

boeka32014CSA53alleentekst.indd 12

(*) Exodus 28, de orakeltas in De Schrift was bezet met vier rijen edelstenen. (**) Gerlachus werkte zeven jaar als verpleger voor de Johannieters. Wellicht heeft Jan zijn leven aan hem te danken door een snelle ingreep bij het verlies van zijn arm. (***) Kluizenaars oftewel heremieten lieten zich uitzonderlijk inmetselen alsof ze werden begraven. Ze trekken zich terug uit de wereld in bezinning en gebed.

Hildegard tekent als afscheidsritueel met haar staf vier driehoeken in het zand. ‘Dat de vier elementen met al hun kwaliteiten jullie behoeden. De zonnewind wakkert aan waarop een regenboog weerspiegelt. Het zand draait een pirouette en vonkt een vuurtong.’ (*) Tot slot tekent ze een cirkel met een boog erin. ‘Een glimlach verrijkt diegene die hem krijgt, zonder de schenker te verarmen. Hij duurt maar even maar de herinnering is soms eeuwig.’ Jan omhelst de abdis en ze zingt. ‘Qui sunt hi, qui ut nubes?’ (**) EIKENHART Fluister tegen een plant en antwoord een dier. Leef niet in de waan als enige te weten. Zoals een slak sleep ik mijn zilverspoor, het tracé voor mijn retour. Het Rijnwater kolkt kuilen. In de rietkraag stuit ik op een minne van de meren. Ik spring op haar gladde rug en breek de fuik. Ze duikt met mij om me te danken. Het wordt donker en koud en ik glij van haar geöliede lijf. Uit evenwicht ontwaak ik in het water. (***)

15-7-2017 17:56:22


(*) De vier elementen zijn lucht, vuur, aarde en water. Allen als een driehoek voorgesteld en vormen ze samen een zeshoekige ster, een hexagram. (**) ‘Wie zijn zij die op wolken lijken?’ (***) Een volgroeide steur heeft de lengte van een vrouwenlichaam. Het prikkelde zijn verbeelding.

Wie weet wat waar is. Dromidaroventervis. O Fortuna zoals de maan neemt veel gedaanten aan, Ze zwelt of ze smelt en dan heb je pech Dromidarusvinddeweg. Gerlachus ontvangt Hildegards geschenk. ‘Ze droeg dit kroontje bij haar professie. Wij spreken mekaar langs de sterren.’ ‘De Genesisgedachte doet vermoeden dat alles tot nut is van de mens. Dieren zijn geen objecten, zelfs de spraakarme planten hebben een ziel, intellect en taal. Zij bouwen ook nesten en steunen mekaar. Ze zingen, sissen en sussen, hun taal. Beweer niet dat ze geen woorden hebben als je ze niet begrijpt.’ Hildegards gezang kaatste langs de hemellichten tot mijn oren: ‘Deus creavit mundum: non facio illi iniuriam sed volo uti illo’. (*)

Bij het doven van de dag liggen we onder het lover. ‘Mechthild geurde zoet als kamperfoelie.’ We stappen onder de Grendelpoort van Valkenburg en vragen naar Gerlachus. ‘Willen jullie zijn goud?’ Mijn voeten raken de grond loos. Knopen ze me op? (*) De menigte wijkt voor een boetekleed. ‘Dit is Jan, de Vuist van Jeruzalem, lid van de Ordo militaris Sancti Johannis Baptistae Hospitalis Hierosolymitani,’ roept Gerlachus. Eén lacht, twee lachen, iedereen buldert om de vuist die ontbreekt.

(*) ‘God creëerde de wereld: ik zal hem niet schaden, ik zal er alleen van genieten.’

(*) Gerlachus’ eik werd volgens de legende omgehakt omdat men vermoedde dat hij er een goudschat verborg.

Jan schuift zijn rechterschouder bloot en steekt zijn armstomp in de lucht. ‘Beter verminkt door het leven, dan met twee handen in het eeuwige vuur.’ Ik hoor een schalmei en herken de stem van het Poppolied zong. In eikenhout blinkt het goud. Voor ‘n kluizenaar klinkt dat raar, Ordo militaris, Ordo dromidaris.

boeka32014CSA53alleentekst.indd 13

Hij praat met zijn eik: ‘We komen slapen. Mijn broeders rusten onder je takkengewelf. Ik slaap bij je hart.’ ‘s Ochtends geeft de heremiet mij een oog. Ik wurm de schelp in mijn oogholte. (*) Het vergeet-me-nietje warm ik aan mijn hart. Mijn zinne, mijn minne, mijn gedroomd genot. TERUGKEER IS NIET ALTIJD EEN WEERZIEN Het kwaad verdelg je alleen door het te vernietigen. Jan bezoekt zijn doopkerk in Walsbets. Hij knielt voor de doopfont die hij dacht nooit terug te zien. Hij slurpt ze leeg. ‘Zuiver mij!’ Een luide oprisping rolt van diep uit zijn borst naar zijn wijd open mond. ‘Mijn zonden zijn me vergeven.’ (*) Waarschijnlijk gaat het om de schelp Oog van Lucia, een ronde schelp uit Zuid-Italië.

15-7-2017 17:56:28


darmen en de lever van ons Heren!’ Hij zwaait met zijn stafdolk waaraan een wolvenstaart bengelt. Stefanus, levend in mijn hoofd, fluistert: ‘Doe iets met je oog.’ Ik neem de schelp uit mijn oogkas. ‘Als je oog je het verkeerde weg wijst, ruk het dan uit.’ De dwaas versteent.

Zuster Veronica biedt ons een bed aan. Ze weet dat de broeders vergaderen in de Ieperse commanderij op het West-Tempelland. Ze bespreken een nieuwe grote tocht. We drinken een kruik wijn, Hagegoud, als slaapmuts. We struinen in de Netevallei naar Wolfsdonk. Ik blijf op mijn hoede in deze bossen. Mijn gedachten zijn nog warm als een viervoeter verschijnt. De wolvin legt zich kwetsbaar op haar rug. Het beest zoekt een nieuwe thuis. Die lupa verloor haar staart. De roedel dumpte haar. We zullen haar ‘Sans queue’, ‘Zonder staart’ of ‘Sanske’ noemen.’ Ze volgt ons. We vinden de stee van de tweelingzussen. Ik bedek mijn neus voor de pestwalm. Achter de kast beweegt een hoopje ellende. Zij herkent mij, ik haar nauwelijks, Relindis. Of is het Herlindis. Mijn maag en mijn hart krimpt.

Jan stoot zijn hoofd in het verstomde gezicht. Het neusbeen van de bullebak schiet in zijn hersenenkwab. Relindis grijpt een mes en ploft het in zijn kruis. Ik snij de wolvenstaart vrij en bind hem aan mijn staf samen met de geborduurde ooglap. Relindis wil mee zoals de verweesde wolvin. Ze omknelt de hyacintsteen van Hildegard. De andere hyacintsteen bewaar ik voor mijn dierbaarste als ik haar ooit terug zie. GEMUILKORFD DOOR GEBODEN Tot meerdere eer en glorie van God en mezelf, vaar ik met de zon naar het noorden. De wolvin brengt een ree en dan een haas. Jan stapt als de heilige Christoffel met Relindis op zijn schouder. Na palaver, gaat de poort maar op een kier. Mijn wolvin mist een tonsuur. Het domus lucis treurt in de duisternis. Abt Humbertus wisselde het tijdelijke met het eeuwige. (*) (*) Huis van het Licht.

Blauw gedeukt, de kleren van haar borst gerukt. Haar rode vlechten zijn door een stormwind gejaagd. Ze dacht dat het nooit zou ophouden. Hij heeft haar zus vermoord. Haar beul leegt elke avond zijn zak. ‘Zijn ballen scheur ik er af.’ We breken de ketting rond haar gekneusde enkel. Hildegard voorvoelde de ellende. We wachten de klootzak op. Hij draagt een hellebaard op de schouder. Uit zijn paddenhuiden gelaat vlamt een vloek. ‘Bij het kinnebak, de

boeka32014CSA53alleentekst.indd 14

15-7-2017 17:56:37


Mechthild licht op in mijn gedachte. Ze leest mijn waardeloos gedicht: Open je ogen en zie de honderd kleuren, magisch groen van munt en mistig roze, klavergroen en schokkend rood, er is meer dan hemelsblauw alleen. Geel, zonneglans. Koren, puur als goud in oogst. Vuurrood, roodviolet en fel roze. Roestig rossig rood. Open je ogen. Zie de honderd kleuren, Zoete minne.

Maar verdriet dient geen enkel doel. De tweede kruistocht is een opstap naar een ander leven. In nomine Dei. Tot meerdere eer en glorie van God en van mezelf. Onder de wapens vergeet ik mijn liefde.

boeka32014CSA5alleengrafisch92paginas.indd 88-89

boeka32014CSA5alleengrafisch92paginas.indd 87

15-7-2017 16:08:06

Ze schreeuwde zich uit het slot, naar het licht. Ze dreigde haar schedel te barsten tegen de muren. Ze verliet de Rupertsberg met mijn geit aan de lijn. Ik wist niet dat ze een paar dagreizen achter mij aan liep Nooit haalde ze ons in, ook al bereed ze mijn forse geit. In mijn onwetendheid smeek ik om ongevoeligheid. De kameel op mijn drinkzak herinnert mijn belofte. Ik druk de scherpe pen met inkt door mijn huid. Middenin punt ik de drie goddelijke deugden, geloof, hoop en liefde. De laatste stip ik tot diep in mijn vlees. Mijn hand wordt bloedheet en is klaar voor een zwaard. Ik trek mijn kleren uit. Ik wil verder met dit pijnlijke genot dat mijn zinnen beteugeld. Ik prik rond mijn navel een gesp. Bloed druipt in het kuiltje. Ik punt een gordel om mijn buik als een riem, waar ik mijn zwaard zal bevestigen. Met dat wapen hak ik de streng van het verleden door en baan me een nieuwe toekomst. Het beest in mij wil los. Ik sla de pen uitzinnig stuk op de plaats waar Christus zijn genadestoot kreeg. Mijn hart bloedt.

boeka32014CSA53alleentekst.indd 15

15-7-2017 16:10:12

Ik reis na Villers verder naar Ieper, naar de raad van tempeliers. Niemand vertel ik het, zelfs Jan de Romrée niet. De wereld draait en draait verder. Zo zag ik het ook op een prent in een boek van Hildegard. De laatste paragraaf van de Bijbel laat geen twijfel. Als iemand het waagt iets toe te voegen aan of weg te laten uit dit geschrift zal hij geen enkele plaag ontlopen. Wee ook diegene die mijn geschriften wijzigt. De boom des levens, die twaalf maal per jaar vrucht draagt en zijn loof dat mensen geneest zal je nooit benutten. Alleen de banvloek rest je.

Eerste druk D/2017/14.206/01 ISBN bijlage www.novitius.be © 2017 Dirk Huyghe en Uitgeverij K.I.M., Zemstweg 5, 1850 Grimbergen, België Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Eindredactie Chloë

15-7-2017 17:56:43


boeka32014CSA53alleentekst.indd 16

15-7-2017 17:56:44


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.