Boerenbusiness editie 3

Page 1

2E JAARGANG NUMMER 03 BOERENBUSINESS 2012 WWW.BOERENBUSINESS.NL PRIJS € 4,75

Ronde Tafel

Voorzitters over evolutie coöperaties p8

Interview

Boer in Business

Markttopman De idealen EU Herman van Gerrit Versteijlen de Bruijne p18

p48

Verder Participeren in de landbouw p14 Trendbreuk aardappelmarkt p23 Expansie Danish Crown

p30

Geldbron in melkveesector p38 Baecke over leeftijdscrisis

p44

Ondernemen als agrarische multinationals

Groei afhankelijk van leeftijd, risico's en rijdende treinen


Hoe geven we een wereldbevolking te

groeiende eten? Vergroten van landbouwareaal

Intensiveren landbouwgrond

De wereld heeft behoefte aan meer voedsel. In 2050 zijn er nog eens 2 miljard meer mensen op de wereld. Hoe kunnen wij al die mensen van voldoende hoogwaardig voedsel voorzien en toch het milieu sparen. Bij Syngenta zijn we ervan overtuigd dat het antwoord in het onbegrensde potentieel van de plant zit. Wij ontwikkelen nieuwe zaden met een hogere opbrengst en betere manieren om gewassen te beschermen tegen plagen, onkruiden en ziekten. Zodat telers meer uit de bestaande landbouwgrond kunnen halen. Dit is één van de manieren waarop wij telers helpen met deze toekomstige uitdaging. Voor meer informatie, ga naar www.growmorefromless.com.

© 2010 Syngenta International AG, Basel, Switzerland. All rights reserved. The SYNGENTA Wordmark and BRINGING PLANT POTENTIAL TO LIFE are registered trademarks of a Syngenta Group Company. www.syngenta.com


De energiemarkt is een complexe markt die regelmatig aan schommelingen onderhevig is. Het is een samenspel tussen overheid, economie en sentiment.

Wat maakt de energieprijs? De energieprijs is afhankelijk van een groot aantal factoren, waaronder grondstofprijzen en de wereldwijde economie. Deze verschillende factoren hebben ook nog eens invloed op elkaar, wat de energieprijs een complex geheel maakt. Hoe is de prijs van energie opgebouwd? De energietarieven zijn opgebouwd uit drie onderdelen: levering, netbeheer en belastingen.

Belasting 47%

Netbeheer 22%

Belasting 39%

Levering 31%

Elektriciteitsrekening van een gemiddeld bedrijf met een verbruik van 13.000 kWh

Netbeheer 8%

Levering 53%

Gasrekening van een gemiddeld bedrijf met een verbruik van 6000 m3

Levering • Leveringstarief: Verbruikte hoeveelheid m3 gas en/of kWh elektriciteit. • Vastrecht: Een vast bedrag dat u betaalt voor de administratie van levering en transport, onafhankelijk van het verbruik. • Regiotoeslag: Een toeslag op het leveringstarief van gas. U betaalt voor het transport van gas via de landelijke gasleidingen van Slochteren (Groningen) tot uw bedrijf.

Netbeheer De kosten voor het beheer van het netwerk (de kabels en buizen) en uw aansluiting. De netwerkkosten worden door de overheid bepaald en één op één door de leverancier aan u doorberekend. U kunt niet uw eigen netbeheerder kiezen, deze is per regio bepaald. • Capaciteitstarief: Het capaciteitstarief is een speciaal tarief dat wordt gerekend voor het transport van uw gas en elektriciteit. Dit tarief is afhankelijk van de capaciteit van uw aansluiting. • Aansluiting: Kosten voor het aanleggen, onderhoud en gebruik van de gas- en elektriciteitsaansluiting. Belastingen Energiebelasting wordt vastgesteld door de overheid en wil hiermee een lager energieverbruik stimuleren. E.ON is verplicht deze heffing te innen en draagt de energiebelasting af aan de overheid. Deze belasting wordt geheven over de afgenomen hoeveelheid m3 gas en kWh elektriciteit.

GRATIS factuurcheck

E.ON heeft een scherp oog voor verborgen kosten op uw energiefactuur. Maak daar nu gratis gebruik van! U hoeft alleen maar uw factuur naar E.ON te sturen. De voordelen van de factuurcheck • Wij bieden u kosteloos inkoopadvies • Wij maken inzichtelijk of u kunt besparen op uw energiekosten • Wij geven u zekerheid dat u geen onterechte kosten betaalt Stuur nu uw factuur en laat E.ON uw voordeel berekenen! Stuur uw factuur per fax naar (040) 257 7610 t.a.v. Tijn van den Hoven of per mail naar tijn.hoven@eon.com. Lees meer over deze service op www.boerenbusiness.nl/eon.

Wilt u meer weten over de energieprijs of over de energiemarkt? E.ON informeert u graag via onze website, workshops en energieadviseurs.

E.ON Benelux Dr. Holtroplaan 2-28 5652 XR Eindhoven

(040) 257 7600 zakelijk@eon.nl www.eon.nl/zakelijk


Colofon Uitgave: Het magazine Boerenbusiness is een uitgave van DCA Multimedia in Lelystad Bezoekadres: Middendreef 269, 8233 GT, Lelystad

Inhoud Nummer 03, februari 2012

Postadres: Postbus 2298, 8203 AG, Lelystad Tel: 0320 - 269 526 Mail: info@dca-markt.nl Internet: boerenbusiness.nl Uitgevers: Kees Maas en Edwin Burgers Redactionele doelgroep: Topondernemers in de veehouderij, akkerbouw en agribusiness. Oplage: 23.340 exemplaren

18

De voormannen van FrieslandCampina, Agrifirm en Cosun praten over de ontwikkeling van de coöperaties in de komende jaren.

EU-topambtenaar Herman Versteijlen over de kritiek op het landbouwbeleid, volatiliteit op de markten en de concurrentiepositie van de EU.

Drie voorzitters over coöpereren

Frequentie: Tweemaandelijks, 6 keer per jaar Hoofdredactie: Eric de Lijster Redactie: Daniëlle Ballast, Herma van den Pol en Clarisse van der Woude Tel: 0320 - 269 526 Mail: redactie@boerenbusiness.nl Design: Aleksander Willemse (art director en coverfoto) Jeroen Rebergen (vormgeving) Daniëlle Ballast (vormgeving) Advertenties: Commercieel Manager: Peter Wolfs Relatiebeheer/marketing: Masja Kerver Tel: 0320 - 269 526 Fax: 0320 - 269 521 Mail: sales@boerenbusiness.nl

Adreswijziging of vragen? Mail naar: sales@boerenbusiness.nl

Copyrights: Het auteursrecht op dit blad en de op de daarin verschenen artikelen wordt door de uitgevers voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen, vermenigvuldigd, gekopieerd of worden opgeslagen in een databank zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. Aansprakelijkheid: Boerenbusiness magazine wordt met grote zorgvuldigheid en naar beste weten samengesteld. Uitgevers en auteurs streven naar juistheid en volledigheid van informatie. Uitgevers en auteurs aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van handelingen gebaseerd op informatie uit het magazine.

4

8

2012/03

Interview: Herman Versteijlen

48

Gerrit de Bruijne

Het succes van Farm Frites maakte hem financieel onafhankelijk. Inmiddels richt Gerrit de Bruijne zijn pijlen op Farm Dairy en op een grootschalig aardappelteeltproject in Gambia. Omdat hij het ondernemen niet kan laten en uit idealisme.


Inhoud

24

38

44

Het controversiële onderdeel van de begroting van de Europese Unie, het gemeenschappelijke landbouwbeleid, krijgt dit jaar een make-over.

Voorzitter Jan Cees Vogelaar en secretaris Lubbert van Dellen over hoe het J. Mesdagfonds de sector kan ondersteunen.

2012 moet een oogstjaar worden. Joris Baecke, president van CEJA wil obstakels voor de nieuwe generatie wegnemen.

Financiële gevolgen van de CAP

J. Mesdag-fonds helpt veehouder

Tien vragen aan Joris Baecke

14 Private financiering vooral voor innovatie

Private investeerders zijn niet populair bij agrarische ondernemers. Als dat wel zo is, ligt er vaak een schaduw over het imago. Toch kan dit voordelen bieden voor de agrarische sector.

23 Graag nr. 23 met mayonaise

Frites. De productie ervan is de laatste jaren onder aanvoering van België spectaculair gegroeid. Kees Maas, directeur van DCA Groep, ziet een trendbreuk op de aardappelmarkt.

30 China als groeimarkt

Danish Crown lijdt als een van de grootste vleesverwerkers van Europa onder de economische crisis. Mede daarom is het vizier gericht op China. Het bedrijf wil groeien, een fusie wordt niet uitgesloten.

32 Coverstory: De boer als multinational 54 Profiteren van het weer

Het weer is een cruciale factor voor het rendement van agrarische bedrijven. Dacom adviseert akkerbouwers hoe in te springen op het wisselende weer. Met sensortechnologie als basis.

Veel boeren verruilen hun bedrijf voor een buitenlandse locatie of zien over de grens mogelijk­ heden om uit te breiden. Hoe gaat het deze multinationals af en wat houdt hen bezig?

56 Miniknol wint aan terrein

De miniknol lijkt een allemansvriend voor verdelingsbedrijven, handelshuizen en telers. Wat betekent dat voor de grote spelers in Nederland? Hoe zien zij de toekomst tegemoet?

En verder in dit nummer:

7 Editorial Eric de Lijster • 28 Office van varkenshouder Machiel Coppens • 29 Nice to know • 37 Business Internet • 43 Visual Blekers natuurbeleid • 47 Buiten bij Penterman Farm • 53 Opinie Marieke Bos • 55 Gadgets • 60 Trends en markttendensen. 2012/03

5


Slagvaardig doorgroeien met ■ gezinsbedrijf of groter? ■ welke financiering? ■ robot of medewerkers? Ik kies wat bij mij past!

T: 058 - 288 78 87 @: agro@acconavm.nl

Ruimte voor onder nemen !

www.acconavm.nl

Voor meer informatie:


Boerenbusiness Editorial

Grenzen verleggen met slim management

W

at zijn we hier in Nederland als agrarische ondernemers toch aan het tobben op de vierkante centimeter. Een gedachte die in je opkomt als je bijvoorbeeld eens in landen als de Verenigde Staten, Canada of Australië een toer hebt gemaakt langs agrarische bedrijven. In de landen met de ‘onbegrensde mogelijkheden’ lijken ruimte en vrij ondernemen zonder de stringente Nederlandse regels en in de nek hijgende milieu- en dierenpartijen geen enkel probleem. Gerrit Kurstjens, ondernemer in Australië, zegt in dit nummer van Boerenbusiness dan ook dat hij niet snapt waarom varkenshouders nog in Nederland willen ondernemen. ‘Hier is het allemaal veel makkelijker.’ Dat de mogelijkheden onbegrensd zijn, is een fabeltje. Zo moeten melkveehouders in de Verenigde Staten bijvoorbeeld hun strategie aanpassen op de nukken van de prijs op de melkmarkt. En bij lage prijzen betekent dat rigoureus selecteren in de melkveestapel en een flink deel van de koeien naar de slachterij sturen om de kosten te drukken. Bovendien moet je ook de managerskwaliteiten hebben om medewerkers, in melkveestaten als Wisconsin en Michigan veelal Mexicanen, aan te sturen. Slim managen moeten tot je specialiteiten behoren, wil je slagen als agrarische multinational. En je moet het ook willen, want de kans is groot dat het bureau je voornaamste werkplek is in plaats van het land of de stal. Zo vergelijkt ondernemer Berend van der Velde, actief in Duitsland, Tsjechië en Oekraïne, in dit nummer het managen van zijn bedrijf met het runnen van een fietsenfabriek. Slim managen gaat in Nederland ook verder oprukken, vertellen Jan Cees Vogelaar en Lubbert van Dellen namens het Mesdag-Fonds in deze Boerenbusiness. De melkveehouderij moet de eigen grenzen gaan verleggen en de bedrijfsvoering aanpassen op een markt zonder melkquotum. Dat vereist creativiteit en vernieuwing, waarvan zij veel verwachten van de nieuwe generatie ondernemers die de huidige aan het

aflossen zijn. En innovatieve ideeën worden bij het fonds ook beloond, dus een slimme manager maakt hier gebruik van. Coöperaties staan dit jaar ook internationaal in de schijnwerpers, omdat de Verenigde Naties 2012 hebben uitgeroepen tot ‘het Jaar van de Coöperatie’. Boerenbusiness bracht drie voorzitters van Nederlandse topcoöperaties bij elkaar om te discussiëren over de rol en functie van de coöperatie, nu en in de toekomst. Een uniek en openhartig gesprek over de ontwikkeling die coöperaties moeten maken om in te blijven spelen op de evolutie onder de schaal vergrotende en strategische keuzes makende leden. Dezelfde service leveren voor leden die verbreden of voor leden die vergroten, kan er op de lange termijn wel eens toe leiden dat één set coöperatieve regels niet meer te handhaven zijn, zo laat Piet Boer, de nieuwe voorzitter van FrieslandCampina doorschemeren. De grenzen verleggen en (nog) meer kiezen voor internationale lidmaatschappen, zien de voorzitters van FrieslandCampina, Agrifirm en Cosun vooralsnog niet zitten. Als Boerenbusiness zijn we zelf ook onze grenzen aan het verleggen. Niet alleen met dit businessblad voor ondernemers in de agrarische sector, maar ook op onze website boerenbusiness.nl. In anderhalf jaar tijd hebben we dankzij u onze bezoekerscijfers zien verdubbelen tot bijna 55.000 unieke geïnteresseerden in informatie over de agrarische markten en agribusiness per maand. Een prestatie waar we uiteraard fier op zijn en ons uitdaagt om onze website en de informatie aan u ondernemers nog verder te optimaliseren. Of ons management daarbij slim is, mag u als bezoeker van boerenbusiness.nl de komende maanden zelf beoordelen. Tekst: Eric de Lijster (hoofdredacteur) Fotografie: Aleksander Willemse Meer weten: boerenbusiness.nl

2012/03

7


Boerenbusiness Ronde Tafel

Coรถperaties doen het zo gek nog niet 8

2012/03


Boerenbusiness Ronde Tafel

Coöperaties worden dit jaar wereldwijd in de schijnwerpers gezet, want de Verenigde Naties hebben 2012 uitgeroepen tot het Jaar van de Coöperatie. Op verzoek van Boerenbusiness praten de voorzitters van FrieslandCampina, Agrifirm en Cosun over de ontwikkeling van de Nederlandse coöperaties in de komende jaren. ‘We moeten meer ons gezicht laten zien’.

E

en frisse vroege januari-ochtend legt een witte deken op de stad en de Veluwe. Vanuit de twintigste verdieping van het hoofdkantoor van Agrifirm in Apeldoorn is het uitzicht fenomenaal. Toch voelt de coöperatie, die een aantal verdiepingen van het kantorencomplex huurt, zich er niet thuis, vertelt voorzitter Theo Koekkoek. Te hoogdravend, te veel business, te steriel. ‘Niet passend bij een boerencoöperatie’, oordeelt hij stellig. Daarom laat Agrifirm in Apeldoorn een nieuw kantoor bouwen van een stuk bescheidener omvang. Laagdrempelig en nuchter. ‘Waar onze leden zich beter bij voelen.’ De hoog gelegen vergaderkamer vormt wel het decor voor een het ronde tafelgesprek van Boerenbusiness met Koekkoek, Jos van Campen, de voorzitter van de raad van beheer van Cosun en Piet Boer, de medio december aangetreden bestuursvoorzitter van coöperatie FrieslandCampina. Drie zogeheten boerenvoormannen die begeestert zijn van samenwerken. En daar ook flink de tijd in steken. Drie tot vier dagen in de week neemt het besturen van de coöperaties met miljardenomzetten in beslag. ‘Bijna

de hele week, maar wel fulltime beschikbaar’, zo omschrijft Piet Boer de coöperatieve taak. Coöperaties worden dit jaar wereldwijd in de schijnwerpers gezet, want de Verenigde Naties hebben 2012 uitgeroepen tot het Jaar van de Coöperatie. Met dit initiatief willen de VN mondiaal aandacht vragen voor de rol van coöperatieve ondernemingen in economische vooruitgang en sociale verantwoordelijkheden. Dat alles onder het mom Cooperative Enterprises Build a Better World. Hebben jullie het idee als voorman van een coöperatie aan een betere wereld te bouwen? Van Campen: ‘Uiteraard ben ik blij met deze erkenning, ook voor de Nederlandse coöperaties. Bij ons gaat het verder dan alleen beter, maar veel meer om ons bestaansrecht op lange termijn. Met hoogwaardige landbouw innovatieve voedingsproducten ontwikkelen om zo concurrerend te blijven op de internationale markt.’ Koekkoek: ‘Het VN-jaar is in mijn ogen vooral geïnitieerd door de gedachte dat we wat doorgeslagen waren in het aandeelhouders­

denken. Door de economische crisis waar we nu mee te maken hebben, leeft echt de gedachte: coöperaties op deze wereld doen het zo gek nog niet.’ Boer: ‘Het belang en de impact van coöperaties hangt sterk af in welke ontwikkelingsfase je zit. Het begint natuurlijk bij je collectief toegang verschaffen tot de markt en gereedschap geven aan boeren om hun product rendabel af te zetten. In onze omgeving ligt het accent daarnaast op bestaansrecht bewijzen en geaccepteerd zijn in de maatschappij. We zijn als coöperatie niet zo maar een producent van voedsel, maar hebben ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daar kunnen en gaan we als coöperatie nog meer in doen om de positie van onze leden te versterken.’ Wordt de waarde van de coöperatie in de nationale en internationale politiek ook de juiste waarde geschat? Van Campen: ‘In Den Haag is het draagvlak voor de coöperatie er zeker, al ligt het er natuurlijk altijd aan met wie je te maken hebt. Na het begin van de economische crisis in 2008 zie ik wel een verschuiving in het imago van de coöperatie. Dat 2012/03

9


Ronde Tafel

Piet Boer

Voorzitter coöperatiebestuur FrieslandCampina en melkveehouder in Biddinghuizen Aantal leden: 16.000 Concernomzet 2010: bijna 9 miljard euro Coöperatief motto: ‘Rendement en continuïteit met maatschappelijk draagvlak’

werd eerst beschouwd als wat ouderwets, plattelands en een echt boeren bedoelinkje. Nu heeft het veel meer de uitstraling van stabiel, betrouwbaar en duurzaam. Aan ons de taak dit imago vast te houden. Als agrarische sector mogen we daarin, hoewel dit niet onze eerste natuur is, qua marketing best pro-actiever te werk gaan.’ Koekkoek: ‘We mogen het huidige opgebouwde imago van de coöperatie niet laten versloffen, ook zeker niet richting de politiek. De signalen zijn soms wel tegenstrijdig. Den Haag draagt coöperaties op zich een warm hart toe, maar de kartelautoriteit NMa snapt niet hoe een coöperatie werkt. Dat vraagt elke keer weer investering en uitleg. En kijk naar de discussie over de productschappen. Voor je het weet kan het je in discussies over coöperaties ook zo uit de handen glippen.’ Boer: ‘Voor Noordwest-Europa hoeven we het wiel gelukkig niet opnieuw uit te vinden, maar des te verder van huis veranderen de beelden van coöperaties. Zo moet je in Oost-Europa en Azië altijd opletten hoe je een coöperatie positioneert. Met communisme als verleden worden onze samenwerkingsverbanden daar al gauw negatief uitgelegd.’ Pakt het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid gunstig uit voor coöperaties? Van Campen: ‘Bij mij rijzen de haren te berge als je je in de voorstellen verdiept. Hierin staat bijvoorbeeld dat verenigingen met een product een marktaandeel van maximaal 4 procent mogen hebben in de EU en 30 tot 40 procent in een land. Dat kan desastreus uitpakken. Een voorbeeld in de suikermarkt, waar alle Britse suikerbietentelers verenigd in de NFU onderhandelen met British Sugar - die 100 procent van de Britse 10

2012/03

bietsuikermarkt in handen heeft - over de prijs en voorwaarden. Dé manier om 7.000 tot 8.000 boeren een positie te geven in de markt. En dat zou straks niet meer mogen. Een voorstel wat zeker moet worden aangepast.’ Koekkoek: ‘Er heerst een soort angst voor een kartel, ook wellicht terug te voeren op het verleden van communisme.’ Gaan jullie individueel als coöperatie in dit VN-jaar de waarde van coöpereren bij de leden onderstrepen. Komen er gloedvolle betogen? Boer: ‘Een gloedvol betoog voor de coöperatie houden, is geen enkel probleem en we gaan richting onze eigen leden zeker aandacht besteden aan het VN-jaar. Als FrieslandCampina treden we niet apart naar buiten toe, daarvoor neemt de NCR (Nationaal Coöperatieve Raad, red.) het

‘We hebben goud in handen met het inzetten van onze eigen leden’ voortouw. Het blijft wel opletten, want soms denk je dat iedereen doordrongen is van de waarde van coöpereren. Zeker als je nu kijkt naar Rabobank in deze economisch slechte tijden. Het geheugen kan echter kort zijn. Kijk naar 2007. Daar dacht een, weliswaar klein, deel van de leden dat door de hoge melkprijs geen coöperatie meer nodig was. Het besef dat een in 130 jaar opgebouwde principe en reputatie in een kort moment bij het

oud vuil kan worden gezet, heeft ons destijds toch doen schrikken.’ Van Campen: ‘De grote groep leden is zich terdege bewust van de coöperatieve kracht. De één procent leden met anderen ideeën hoor je nu amper meer. De positie van de coöperaties is de laatste 25 jaar versterkt. Het aantal leden ten opzichte van het totaal aantal agrarische ondernemers is fors gegroeid.’ Het financieel nieuws wordt beheerst door beursgenoteerde bedrijven, waarbij de aandacht voor coöperaties in het niet valt. Is dat niet jammer? Koekkoek: ‘Nee, het geeft een stukje rust en tijd om de strategie uit te voeren. Beursgenoteerde bedrijven worden niet blij van elke drie maanden met de billen bloot gaan. Zij moeten een scenario schetsen, bijvoorbeeld in duurzaamheid, voor tien jaar, maar moeten elke drie maanden resultaten tonen.’ Boer: ‘Kwartaalberichten en een beursvloer zijn zeker niet zaligmakend. Aan de andere kant is het wel goed om, zoals Jos eerder zei, je als agrarische ondernemingen meer te gaan profileren om draagvlak te houden in de maatschappij en politiek. Gelukkig wordt dit steeds meer opgepikt, bijvoorbeeld via de topsectoren Agrofood en Tuinbouw vanuit de overheid. Dat is nodig om je gezicht te laten zien.’ Van Campen: ‘Wat een coöperatie is, hoeven we niet uit te dragen. Laten zien dat de boer een hardwerkende man of vrouw is wél. FrieslandCampina doet dat in haar TV-spotjes erg goed al. Waar we ons als agrarische sector te vaak aan bezondigen, is dat onze boodschappen te technisch zijn. Alles tot op de komma willen uitleggen en verklaren. Zulke boodschappen worden echter nauwelijks gehoord, een Wakker


Ronde Tafel Dier krijgt met krachtige oneliners meer voor elkaar. Zelfs als ze niet voor 100 procent op waarheid berusten. Van zulke communicatietechnieken moeten we meer gebruik maken.’ Boer: ‘We hebben goud in handen door onze eigen leden in te zetten voor bijvoorbeeld de afzet van babyvoeding richting China. Wat is nu geloofwaardiger om een boer te laten zien die met kinderen tussen de koeien loopt? Dan hoef je maar één ding te zeggen: zo goed als de boer is voor zijn kinderen, zorgt hij ook voor zijn koeien.’

het eerder getest via een blog met de leden en door de respons te bekijken op social media van onze recente jongerendag. Dat bleek tegen te vallen. Maar we houden het goed in de gaten.’ Van Campen: ‘Ik doe er niets aan. Om eerlijk te zijn: ik moet er niet aan denken dat 10.000 leden met mij gaan twitteren en dat ik moet reageren. Ik heb er geen enkel mee probleem om leden te woord te staan. Een telefoontje of een email moet het wat mij betreft doen. Daar ben ik heel open in.

Hoe gaan jullie de coöperatie vitaal houden de komende tijd? Van Campen: ‘Door je eigen club bij de les te houden en te laten zien wat je van plan bent. Waar we ons vanuit de NCR echter zorgen om maken, is het behoud van de coöperatieve cultuur. Nog maar twee procent van de Nederlandse bevolking onderneemt in de agrarische sector. Dat betekent dat 98 procent niet automatisch de coöperatieve gedachte meekrijgt. Daarom richten we ons als NCR ook op het onderwijs om het bewustzijn van coöpereren, ook als economische ondernemingsvorm in beeld te houden.

Hoe communiceer je met 10.000 leden? Koekkoek: ‘Ze bellen naar het secretariaat, daar is met de fusie tussen Agrifirm en Cehave Landbouwbelang niet aan veranderd. Voor 10.000 leden is het moeilijker structuren te verzinnen. Helaas is er geen echte algemene ver-

Over communicatie gesproken. Wie zit er op social media als Twitter, Facebook en Linkedin om met leden te converseren? Koekkoek: ‘In Twitter zie ik nog geen toegevoegde waarde. Op Facebook en Linkedin zit ik wel, maar niet in eerste aanleg voor de communicatie met leden. Bij Agrifirm houden we ons er wel mee bezig of het in de toekomst communicatiekanalen kunnen zijn.’ Boer: ‘We zijn als FrieslandCampina Twitter aan het volgen. Social media heeft zeker onze aandacht, maar de vraag is: wat is de goede manier en het juiste tijdstip om het in te zetten? We hebben

‘De NMa snapt niet hoe een coöperatie werkt’ gadering waarop alle leden kunnen komen. We hebben daarvoor ledenraden gevormd die de leden vertegenwoordigen.’ Boer: ‘In de beleving van leden wordt de drempel hoger naarmate je groter wordt. Enkele leden weten je zo te vinden, anderen willen je eerst echt kennen. We hebben deze drempel lager willen maken door de zichtbaarheid met het middenkader te verbeteren. Maar het blijft lastig goed voor het voetlicht te brengen dat deze aanspreekpunten belangrijk zijn. De perceptie blijft anders dan direct een vraag aan de directie stellen.’

We hebben het afgelopen jaar gezien dat leden bij coöperaties als Agrico en DOC Kaas ageerden tegen bestuursbesluiten. Neem de kritische massa toe? Van Campen: ‘Bij onze achterban is het niet anders dan in de rest van de maatschappij om ons heen. Iedereen wordt mondiger. Een kritische blik is ook noodzakelijk om lid te zijn van een coöperatie, want anders ben je dat ook niet op je eigen bedrijfsresultaat. Dit vereist dan ook dat bij besluitvorming een breed draagvlak. Je kan wel zeggen: tweederde is voor, dus het besluit is genomen, maar dat gaat op kortere of langere termijn toch wringen bij de achterban.’ Koekkoek: ‘Het blijft altijd zaak om niet voor de muziek uit te opereren, dus je vraagt je altijd af of een voorstel optimaal is onderbouwd om aan je leden voor te leggen. Daarin speelt de ledenraad een kritische rol. Leden hebben nog wel eens het idee dat de ledenraad te makkelijk meebeweegt met de directie, maar dat klopt niet. Voorstellen kunnen na het raadplegen van de ledenraad worden bijgesteld. Hierdoor wordt voorkomen dat er geen gekke stappen worden gezet. Het beleid wordt hiermee nog grondiger.’ We kijken naar 2025. Welke type ondernemer is dan lid van uw coöperatie? Boer: ‘Als bestuur zien we dat de diversiteit onder de achterban toeneemt. Deze ontwikkeling van verbreden of uitbreiden blijft zich doorzetten. Dit betekent dat leden ook met een andere blik naar de coöperatie gaan kijken. Nu hebben we één set met regels en afspraken, maar op de langere termijn gaat dat door de groeiende diversiteit misschien veranderen. Je wilt als coöperatie tenslotte zowel op je leden blijven aansluiten als op de markt. Daar gaan we zeker een discussie over krijgen.’

Theo Koekkoek

Voorzitter coöperatiebestuur Agrifirm en akkerbouwer en pluimveehouder in Almkerk Aantal leden: 17.750 Concernomzet 2010: 1,9 miljard euro Coöperatief motto: ‘Het aloude adagium Welbegrepen eigenbelang. Het belang van de leden’

2012/03

11


Lees vóór gebruik eerst het etiket.

Meer opbrengst: • Ongeëvenaarde lange werkingsduur • Houdt het graan veel langer vitaal

Minder zorgen: ADV-AVI-DSC-230112

• Bestrijdt alle belangrijke schimmelziekten • Zowel toepasbaar op T1 als op T2 in tarwe en gerst • Regenvast binnen 15 minuten www.bayercropscience.nl


Ronde Tafel

Jos van Campen

Voorzitter coöperatiebestuur Cosun en akkerbouwer in Kraggenburg Aantal leden: 8.000 Concernomzet 2010: 1,76 miljard euro Coöperatief motto: ‘Van leden, door leden. De essentie.’

Koekkoek: ‘De diversiteit vindt nu al plaats. Vroeger had één vertegenwoordiger van ons zijn eigen regio. Nu is er bijvoorbeeld één straat waar drie verschillende vertegenwoordigers bij de leden langs gaan. Puur omdat de ondernemers voor hen en hun specialiteit kiezen.’ Van Campen: ‘Natuurlijk ontwikkelen de bedrijven van onze leden zich, maar echt aan revoluties – ook in relatie tot de coöperatie – moet je niet denken. Zeker is dat de schaalvergroting in een hoger tempo door gaat dan voorheen. Het opleidingsniveau van de ondernemer stijgt, gezinsbedrijven gaan een mindere rol spelen. Daarbij hoop ik dat steeds meer vrouwen een actieve rol willen gaan spelen in de coöperatie. Dat juich ik ten zeerste toe.’ Hebben we het over 15 jaar nog over leden of over aandeelhouders, ook in relatie tot het door schaalvergroting afnemende ledenbestand? Boer: ‘Leden. Welke constructie dan ook moet ten goede komen aan de leden. Daar zijn we voor opgericht. Wel zie je een aantal coöperaties waarvan de aandelen op waarde worden gezet, zoals bij Fonterra. Ontwikkelingen die we goed volgen. Maar bij de verkoop van belangen zitten risico’s dat de korte termijn om de hoek komt kijken en tot cashen wordt overgegaan. Dat risico om je positie kwijt te raken, hebben wij niet.’ Koekkoek: ‘Als coöperatie besta je bij de gratie van je leden. Wel is het natuurlijk zo dat je een kritische massa aan leden nodig hebt om competitief in de markt te opereren, maar door de fusie kunnen we bij Agrifirm voorlopig weer vooruit. Want het zo vreemd zijn als je 90 procent van je omzet in het buitenland gaat halen.’ Boer: ‘Gelukkig doet het vraagstuk zich vooralsnog niet voor. Als je de lijnen heel ver gaat

doortrekken, dan blijft een relatief klein clubje over in die hele grote onderneming. Dan zit zoveel geld per lid in het bedrijf, dat een overname van het boerenbedrijf bij een generatiewisseling ook een grote hobbel gaat worden. Zo ver moet je het niet laten komen. Dat zijn zaken waar we goed op moeten letten. Zijn (meer) buitenlandse leden een optie? Van Campen: ‘Ik zeg geen ja en geen nee. We hebben een paar leden in het buitenland, maar dat zijn gewoon Nederlandse leveranciers. We werken weliswaar met telers in Oost-Duitsland, maar zij doen liever zaken met ons op contract.

‘Qua marketing mogen we best iets pro-actiever te werk gaan’ Dat is een stuk minder ingewikkeld dan een coöperatie internationaal maken.’ Koekkoek: ‘Agrifirm is een Nederlandse coöperatie met internationale activiteiten. We hebben niet de intentie om dat anders te gaan doen.’ Boer: ‘We hebben meer buitenlandse leden, circa 1.200 in Duitsland en een aantal in België. Zij zijn absoluut gelijkwaardig aan de Nederlandse leden, maar we lopen er wel tegenaan dat het extra inspanning vergt in bijvoorbeeld taal en regelgeving. Ook cultuurverschillen spelen mee, al moet je deze uitdagingen echt niet groter maken dan ze zijn. Maar door de taal krijg je al snel een gevoel van afstand. In Duitsland worden

we al gauw gezien als een Nederlandse coöperatie, terwijl we toch ook een Duitse club zijn.’ Zijn internationale verbanden met buitenlandse coöperaties in de toekomst een optie? Van Campen: ‘Als suikercoöperatie hebben we er vaak naar gekeken en over nagedacht, maar nog niet de stap gemaakt. We konden de voordelen voor het rendement onvoldoende duidelijk krijgen. Marketingtechnisch zijn er wellicht voordelen aan allianties binnen de EU, maar vlak de cultuurverschillen niet uit.’ Koekkoek: ‘Voor ons liggen volop uitdagingen en kansen om in het buitenland eventueel samen te werken met collega’s op het gebied van inkoop en onderzoek. Niet om fusies aan te gaan, maar puur om de eigen positie te versterken. Bijvoorbeeld op het gebied van vitaminen en mineralen mixen.’ Boer: ‘FrieslandCampina zoekt het in het buitenland. Europa lijkt qua zuivelconsumptie verzadigd, dus we blijven investeren in markten met groeikansen. Deels via overnames, deels via allianties. Zo blijken Fonterra en FrieslandCampina elkaar goed te begrijpen, ook omdat de culturele verschillen klein zijn. We zijn groot, maar ons doel is niet de grootste speler op de wereldmarkt te worden. We moeten de beste prestatie leveren. Groot zijn als resultaat en niet als doel.’

Tekst: E ric de Lijster en Herma van den Pol Foto: Aleksander Willemse Meer weten: c ooperatie.nl FrieslandCampina.nl Agrifirm.nl Cosun.nl

2012/03

13


Boerenbusiness Analyse

Private investeerders zijn niet populair bij agrarische ondernemers. En als dat wel het geval is, ligt er vaak een schaduw over het imago. Uit recente voorbeelden blijkt dat financiering met privaat geld voordelen kan bieden voor de agrarische sector.

Private financiering

Z

eker in tijden waarin banken minder scheutig zijn met leningen, neemt de vraag naar alternatief kapitaal toe. Banken moeten immers grotere reserves aanhouden door nieuwe Europese regelgeving (Basel III) en durven minder risico te nemen. Buiten de agrarische sector zijn participatiemaatschappijen altijd al actief en ook binnen het agrarische domein vinden steeds meer partijen de weg naar dit alternatieve kapitaal. Maar wat doet een participatiemaatschappij? Kort gezegd investeert een maatschappij in het aandelenkapitaal van bedrijven die niet beursgenoteerd zijn. Dit kan variëren van grote organisaties die graag verder willen groeien tot kleine start-ups die geld nodig hebben om een nieuwe techniek marktklaar te krijgen. In de regel investeren de maatschappijen bedragen boven de 500.000 euro. Dit private geld wordt ook wel private equity genoemd. 14

2012/03

Eén van de cowboyverhalen over private equity-partijen is dat maatschappijen met harde hand regeren, het bedrijf financieel ‘oppompen’ en bij vertrek een lege huls achterlaten. Praktijkvoorbeelden zijn hiervan zeker te vinden, maar volgens de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) zijn dit excessen. En ook is het mogelijk een maatschappij slechts voor een klein deel te betrekken, waardoor de inspraak beperkt blijft. Imago moeilijk af te schudden Toch is dit imago moeilijk af te schudden. Ook ZLTO Participaties, de investeringsmaatschappij van ZLTO, merkt dat. Zij benadrukt dan ook dat ze al sinds halverwege de vorige eeuw aandeelhouder is van Verenigde Nederlandse Kruidendrogerijen in Biddinghuizen. Een voorbeeld dat niet precies de kern raakt van deelnemingen met private equity - die kennen

gemiddeld namelijk een looptijd tussen de drie en zeven jaar - maar het zegt wel wat over de betrokkenheid. ZLTO zegt met de investeringen de positie van haar leden te willen verbeteren. Om het voortrekken van leden te voorkomen, investeert ze vooral een trede hoger in de bedrijfskolom, in bedrijven die producten verwerken. Waardoor de kansen voor afzet van haar leden groeien. Behalve afzet ziet ZLTO ook kansen in afvalverwerking. Vandaar dat zij deelneemt in biomassa centrale BMC Moerdijk en heeft ze risicokapitaal verstrekt aan Cleanergy mestvergisting. Volgens de NVP heeft ZLTO een geïnvesteerde vermogenswaarde van ruim 750 miljoen euro. Voldoende kapitaal om te groeien De aanpak van ZLTO is ook bij andere spelers te zien. Directe investeringen in agrarische bedrij-


Analyse

vooral voor innovatie ven zijn vrijwel niet zichtbaar in de markt. Al zijn er wel grote partijen (lees: banken) die investeren in landbouwgrond. Deze investeringen zijn echter iets anders van aard. Het zijn meer statische investeringen, waarbij de bank er vanuit gaat dat gronden in waarde toenemen. En dat is toch wel iets anders dan investeringen die groeimogelijkheden en innovatie mogelijk maken, zoals die bij private partijen terug te zien zijn. Maar het is zeker niet zo dat private equitypartijen op zichzelf staan. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat bedrijven financiering uit verschillende hoeken combineren om zo aan voldoende kapitaal te komen om te groeien bijvoorbeeld. Zeker bij nieuw opgestarte bedrijven is dat het geval. Ze trok Newtricious enige tijd geleden verschillende partijen aan. Newtricious richt zich met name op voeding voor mensen met een hoger risico op chronische ziekten zoals diabetes, hart- en vaatziekten.

Brabant Life Sciences Seed Fonds (BLSF), Nedermaas Hightech Ventures, de industriebank LIOF en het innovatiefonds van de provincie Limburg zijn als private partijen in het bedrijf gestapt. Voor aanvulling daarop klopte Newtricious aan bij Rabobank Venray en AgentschapNL. ‘Wij krijgen met deze fondsen strategische partners in ons bedrijf die onze visie en strategie volledig ondersteunen en helpen uitbouwen’, liet Jos Nelissen, oprichter en CEO van Newtricious, bij de bekendmaking weten. ‘Het geeft ons financiële armslag en de mogelijkheid om de uitvoering van onze innovatieve ontwikkelingsstrategie te versnellen en onze producten samen met onze commerciële partners succesvol naar de markt te brengen.’ Newtricious gebruikt het kapitaal onder andere om een vestiging in Den Bosch op te zetten. Hier komen onder meer de afdelingen research & development en business development.

Zelf participeren Waar het aantrekken van investeerders een mogelijkheid is, is het andersom ook mogelijk zelf als investeerder te fungeren. Wie kapitaal heeft dat ‘stil staat’, kan er goed aan doen de mogelijkheden van private equity nader te bekijken. Zo is het mogelijk te investeren in een start-up, die potentie biedt voor de agrarische sector of wellicht voor het eigen bedrijf. Zo’n constructie is te zien bij concerns als Microsoft en Philips. Zij financieren kleinere organisaties die zich richten op een specifieke techniek, die na ontwikkeling ‘van pas kan komen’ in producten of processen van het eigen concern.

2012/03

15


Marktkennis door marktkenners. Ontvang de marktberichten op uw telefoon alsmede nieuwsbrieven en

Online en offline marktkennis...

dagelijkse analyses via internet.

Aardappelmarkt | Melkmarkt | Varkensmarkt Marktkennis bepaalt het rendement van uw bedrijf. Het team van DCA Kenniscentrum ademt marktkennis. Heeft u vragen over abonnementsvormen, onze dienstverlening, termijnmarkten of risicomanagement? Neem contact op via telefoonnummer 0320 - 269520.

- Marktkennis - Marktinformatie - Marktprijzen - Marktspecialisten - Marktanalyse - Marktberichten

www.DCAkenniscentrum.nl


Analyse

Middel voor verzelfstandigen

Private investeerders zijn niet alleen geschikt voor groei van bedrijven. Zij worden regelmatig ingeschakeld voor verzelfstandiging. Zo wist snackfabrikant Cold Food zich in 2003 met behulp van een tweetal participatiemaatschappijen los te maken van het concern waar ze deel van uit maakte. Synergia Capital Partners, een van de participatiemaatschappijen, zorgde ervoor dat één van haar aandeelhouders met kennis en ervaring in de food- en retailbranche als commissaris actief betrokken was bij Cold Food. In 2007 is het bedrijf verkocht aan Buitenhuis Snacks en NPM Capital. Met een iets andere strategie wist Synergia het bedrijf Pokon, bekend van de meststoffen en bestrijdingsmiddelen, in 2007 los te maken uit Pokon en Crysal. Tegelijkertijd voegde ze het bedrijf samen met Naturado (potgrond en bodembedekkers). De samenvoeging zorgde voor meer efficiency in het order- en leveringsproces en ruimte voor een bredere blik op de buitenlandse markt.

Europese markt verstevigen Hoe je als bedrijf baat kunt hebben bij deelneming, blijkt uit een recent voorbeeld van De Groot Fresh Group, die groente en fruit importeert, distribueert en exporteert. De Groot trok in 2005 de Vlaamse participatiemaatschappij Gimv aan. Gimv nam meer dan 50 procent van de aandelen over, een meerderheidsbelang. Vrij vertaald betekent dat, dat Gimv een dikke vinger in de pap kreeg, maar het pakte goed uit. Met het ingebrachte kapitaal en de kennis kon de Fresh Group haar positie op de Europese markt verstevigen, vooral als prominente speler in het rijpen van bananen. Na enige jaren vond Ben de Groot, CEO van het concern, het tijd het heft weer in eigen hand te nemen. ‘Mede door Gimv’s betrokkenheid en de open en constructieve wijze van communiceren is er veel geleerd en geoptimaliseerd. De passie voor het zelfstandig ondernemen heeft bij mij en mijn broer (William, red.) uiteindelijk de doorslag gegeven om zelf richting te willen geven aan de toekomst’, zegt hij naar aanleiding van het terugkopen van de aandelen. De betrokkenheid van Gimv is geen verras-

Vion

Voeding voor mens en dier

sing. Het is één van de prominente participatiemaatschappijen die zich bovengemiddeld richt op de agrarische sector. Om dit vorm te geven, besloot ze drie jaar geleden een gespecialiseerd fonds op te richten met Agri Investment Fund (AIF), de privé equity-tak van de eveneens Vlaamse Boerenbond. Onder de naam Gimv

Als het goed is voor de boer, is het goed voor ons Agri+ Investment Fund is er 60 miljoen euro aan investeringsgeld beschikbaar. Naar eigen zeggen steunen ze vooral bedrijven die voor innovatie zorgen. Want die kunnen ondanks de economische crisis en de benarde situatie waarin de land- en tuinbouwers zich bevinden zorgen voor een opwaartse trend. De

Aquapol

Teeltverzekeringen

BMC Moerdijk Pluimveemest

ZLTO Participaties Rubia Pigmenta Naturalia Kleurstoffen

TOM

Ontwikkeling tuinbouw

Streekselecties Streekproducten

bundeling van krachten zorgt voor een hefboom van investeringskapitaal, de sectorkennis van AIF en achterliggend de Boerenbond en de ervaring van Gimv in het beheer van investeringsfondsen en op het vlak van life sciences. Platgereden paden durven te verlaten Een recente investering die AIF zelfstandig deed, was die in PinguinLutosa, een voedingsgroep die is gespecialiseerd in de ontwikkeling, productie en commercialisering van diepvriesproducten. Volgens Boerenbondvoorzitter Piet Vanthemsche geen voorspelbare stap voor AIF. In het verleden waren we eerder gewonnen voor de horizontale benadering’, liet hij het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw weten. ‘Maar we moeten de platgetreden paden durven verlaten. We gaan uit van het principe: als het goed is voor de boer, is het goed voor ons. Het is dus aan de land- en tuinbouwers om te kiezen voor een verticale benadering zoals bij PinguinLutosa of eerder voor het horizontale model via bijvoorbeeld veilingen.’ De insteek van betrokken investeerders in de agrarische sector is daarmee duidelijk. Investeringen moeten land- en tuinbouwers extra mogelijkheden bieden om producten af te zetten of het aantrekkelijker maken het werk te doen. Zonder zelf direct financiële middelen te ontvangen, biedt dit grotere marktkansen voor ondernemers. Maar natuurlijk wel in de wetenschap dat private investeerders altijd een financieel belang hebben. Zonder zicht op rendement geen investering.

Tekst: Niels Achtereekte Foto: Shutterstock Meer weten: n vp.nl zlto.nl newtricious.nl

Cleanergy

VNK

Mestvergisting

Kruidendrogerijen

Agro & Co Brabant

Ondernemerschap in Brabant

LTO Bedrijven Commercie

2012/03

Lucel

Teeltadvies

17


18

2012/03


Boerenbusiness Interview

Hij is voorstander van het voortzetten van inkomenssteun voor agrarische ondernemers. Herman Versteijlen over de kritiek op het landbouwbeleid, de volatiliteit op de agrarische markten en de concurrentiepositie van de EU. ‘Nederlandse boeren krijgen een relatief hoge steun per hectare. Als je gaat nivelleren, is een daling onvermijdelijk.’

Herman Versteijlen, EU-topambtenaar

Nederland had het slechter kunnen treffen

T

opambtenaren zijn doorgaans terughoudend met het geven van interviews. Voor je het weet lopen ze hun hoogste baas voor de voeten. Dat geldt voor directeuren, directeuren-generaal (dg’s) en secretarissen-generaal (sg’s) van Nederlandse ministeries, maar ook voor Europese topambtenaren. Sinds het van kracht worden van het Verdrag van Lissabon eind 2009, dat het mandaat van het Europese Parlement flink heeft uitgebreid, is die terughoudendheid alleen maar toegenomen. Helemaal waar het beladen dossiers betreft. Herman Versteijlen is zo’n Europees topbeambte. Hij is directeur agrarische markten bij het directoraat-generaal Landbouw en plattelandsbeheer (‘Agri’) van de Europese Commissie en daarmee de meest invloedrijke Nederlander op dit

DG, dat wordt aangestuurd door de Roemeense eurocommissaris Ciolos. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is zo’n politiek explosief dossier. Politici, vooral die van progressieve en populistische snit, journalisten en marktfundamentalisten grijpen iedere strohalm aan om de subsidies in de vorm van inkomenssteun aan de kaak te stellen. Toch gaat Versteijlen (62) het openbare debat niet uit de weg. Op symposia, op werkbezoek, tijdens hoorzittingen in de Tweede Kamer: altijd en overal is hij bereid zijn standpunt te verdedigen - met verve, dankzij zijn jarenlange ervaring (zie kader) en goede dossierkennis. Gespeend van opportunisme. Inkomenssteun voor verleende diensten moet blijven; de directe betalingen zijn goed

voor boeren, maar ook voor de samenleving als geheel, luidt kort samengevat zijn visie. Aan Boerenbusiness legt hij uit waarom en waarom hij voorstander is van de plannen van de Europese Commissie voor herziening van het vijftigjarige GLB, dat, als het even meezit, in 2014 van kracht wordt. Hete hangijzers als de braakleggingsregeling, afschaffing van inkomenssteun op basis van historische opbrengsten en de inkomensdaling die deze hervormingen waarschijnlijk voor veel Nederlandse boeren met zich meebrengen, gaat hij daarbij niet uit de weg. Een logische stap ‘Een logische volgende stap in de ontwikkeling van het Europese landbouwbeleid.’ Zo kwalificeert Versteijlen de eind vorig jaar door euro2012/03

19


Interview

commissaris Dacian Ciolos aangekondigde plannen voor een nieuwe hervorming van het GLB. Versteijlen heeft recht van spreken. Hij werkte al voor de Ierse eurocommissaris MacSharry toen deze eind jaren tachtig voor het eerst drastisch het mes zette in het GLB. Agenda 2000 en de Midterm review holden het marktondersteuningssysteem verder uit. Vanaf 2003 zijn alle betalingen losgekoppeld van productie. Agrarische ondernemers in Nederland krijgen steun op basis van historische referentie. Dat wil zeggen: op basis van wat de ondernemer in een bepaalde referentieperiode heeft geproduceerd. Andere landen hebben gekozen voor andere verdeelsleutels. In Duitsland bijvoorbeeld is de bedrijfssteun voor de ene helft gebaseerd op de historische referentie en voor de andere helft op de gemiddelde opbrengst per hectare. De historische referentie wordt over tien jaar uitgefaseerd, waardoor iedere Duitse boer hetzelfde bedrag per hectare krijgt. De hervormingsplannen van Ciolos maken aan die steun op basis van historische productiecijfers een einde. In plaats daarvan krijgen boeren een bedrijfstoeslag die wordt gerelateerd aan het aantal hectaren dat zij bezitten, waarbij uiteindelijk wordt gestreefd naar een zogenoemde flat rate, een gelijke ver-

Sector concurrerend genoeg om suikerquota geleidelijk af te schaffen deling over alle agrarische ondernemers in een bepaalde regio. Tweede majeure verandering in de hervormingsplannen van Ciolos is de focus op duurzaamheid. Boeren kunnen 30 procent van de hectaretoeslag kwijtraken als ze niet voldoen aan de vergroeningseisen. Daarvoor moeten bijvoorbeeld melkveehouders grasland in stand houden, moeten akkerbouwers 7 procent van hun grond braak laten liggen en mogen zij op hun totale areaal niet meer dan 70 procent van een soort gewas verbouwen. Kritiek op hervorming Op de hervormingsplannen kwam veel kritiek. Ontwikkelingsorganisaties als Novib Oxfarm, maar ook de PvdA vinden de plannen niet ver genoeg gaan. Zij willen de landbouwsubsidies het liefst helemaal afschaffen, voor zover deze niet 20

2012/03

zijn bedoeld voor natuur- en landschapsbeheer. Versteijlen is daar mordicus tegen. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de Nederlandse agrarische ondernemer. Die zijn voor hun inkomsten soms voor meer dan de helft afhankelijk van directe steun. De onderlinge verschillen zijn groot. Voor graan en zetmeelaardappelen krijg je steun, voor uien weer niet. Maar een ding is zeker: zonder de subsidie valt voor veel boeren het doek. En dat is onwenselijk, in het kader van de continuïteit van de voedselvoorziening en de voedselveiligheid, maar ook voor wat betreft het natuur- en landschapsbeheer. Boeren spelen daarin een cruciale rol. Ze hebben dat er altijd voor niets bij gedaan. Ik denk dat veruit de meeste mensen het prima vinden dat ze daar nu voor worden gecompenseerd. Wie geniet er nu niet van bijvoorbeeld het prachtige Nederlandse cultuurlandschap?’ Veel kritiek was er ook vanuit de lidstaten, de sector en van andere Europese en nationale politieke partijen. De landbouwministers van landen als Polen en Roemenië voelden zich tekortgedaan, doordat er te weinig tussen oude en nieuwe lidstaten wordt genivelleerd. Ook staatssecretaris Bleker trok aan de bel, omdat Nederland teveel aan de nivellering moet bijdragen. Net als bijvoorbeeld LTO noemde Bleker de korting van 8 procent die Nederlandse boeren na 2014 staat te wachten onacceptabel. Verder was er veel commentaar op de vergroeningseisen en dan vooral op de verplichte braaklegging en wisselbouw. Houtskoolschets Versteijlen erkent dat de plannen Nederlandse agrarische ondernemers kunnen raken in de portemonnee. Hij refereert aan het recente LEIonderzoek, waaruit blijkt dat vooral melkvee- en kalverhouders en telers van zetmeelaardappelen, in de huidige constellatie spekkoper zijn, er vanaf 2014 flink op achteruit gaan. ‘Zij zien de directe steun per hectare soms meer dan halveren. Het is de vraag of ze dat kunnen opvangen.’ ‘Maar’, relativeert de topambtenaar tegelijk, ‘Nederlandse boeren krijgen nu een relatief hoge steun per hectare. Als je gaat convergeren, en die keuze hebben we nu eenmaal gemaakt, ga je automatisch nivelleren. Dan is een daling onvermijdelijk.’ Eigenlijk mogen Nederlandse ondernemers volgens Versteijlen van geluk spreken. ‘De Nederlandse boeren hadden het slechter kunnen treffen.’ Hij doelt op de bekende houtskoolschets die Blekers’ voorgangster Gerda Verburg najaar 2008 presenteerde. Zij ging ervan uit dat boeren die zich louter toelegden op de voedselproductie zonder maatschappelijke diensten te verrichten in de toekomst helemaal geen inkomstensteun meer zouden krijgen. Overigens is in de voorstellen wel een over-

Herman Versteijlen Hermanus Versteijlen (62), directeur agrarische markten bij het directoraat Landbouw en plattelandsbeheer (‘Agri’) van de Europese Commissie, werkt al bijna dertig jaar in Brussel. Hij kwam daar in 1983 terecht, nadat hij in Wageningen was afgestudeerd als landbouwkundig ingenieur, gespecialiseerd in tropische cultuurtechniek, en vervolgens zes jaar in het buitenland actief was geweest in de ontwikkelingssamenwerking. Een vriend, die zelf al bij de Europese Commissie (EC) zat, maakte hem enthousiast. ‘Ik zocht iets anders, maar wel iets in een internationale setting. De EC was precies wat ik zocht.’ Versteijlen deed met succes mee aan het toelatingsexamen en was eind jaren tachtig onder meer beleidsmedewerker in het kabinet van landbouwcommissaris MacSharry. Zijn aandachtsgebieden waren aanvankelijk melk en akkerbouw, de laatste jaren zijn dat alle landbouwmarkten. De eurobeambte staat op plaats 42 in de in de AgriTop50 van agd.media.

gangsregeling opgenomen, om de financiële pijn wat te verzachten. Concreet houdt dit in dat een lidstaat er voor mag kiezen om vanaf 2014 maar een percentage van het nieuwe budget voor de basispremie te gebruiken en het resterende bedrag om degenen die in het nieuwe systeem minder geld ontvangen dan in het oude systeem, te compenseren. De verplichte braaklegging en wisselteelt worden door LTO en andere critici ervaren als paternalistisch - ‘Sovjetplanning’, sneerde CDAEuroparlementariër Esther de Lange - en oneconomisch, zeker in een hoogproductief land als Nederland. Boeren moeten ten minste 7 procent van hun areaal braak laten liggen, willen ze niet worden gekort op hun bedrijfstoeslag. Volgens Versteijlen bedraagt dat percentage in de praktijk hooguit de helft. ‘Drie tot vier procent ligt al braak. Kijk maar naar de bufferzones rond sloten en ander water.’ Hij sluit niet uit dat boeren deze nieuwe groenzones straks gedeeltelijk wel mogen beplanten, bijvoorbeeld met milieuvriendelijke planten. Welke hij voor ogen heeft, laat hij in het midden. ‘Daar gaan we nog verder over praten.’


Interview

Vangnet op vrije markt De plannen van de EC hebben ook gevolgen voor de suikerbietenmarkt. Eurocommissaris Ciolos wil ook de bietenquota in 2015 helemaal afschaffen. Kan de directeur agrarische markten aangeven wat dat gaat betekenen voor de bietenprijs en voor de concurrentiekracht van Europese bietentelers? Volgens Versteijlen is de sector concurrerend genoeg om de geleidelijke afschaffing van de suikerquota op te kunnen vangen. Hij wijst op de enorme convergentie tussen de nationale en internationale suikermarkten in de afgelopen tien jaar. ‘We zijn nu concurrerend zonder exportrestituties. Zelfs ten opzichte van Brazilië kunnen we ons handhaven. Ik ga ervan uit dat dit na 2015 niet verandert.’ Los van de hervormingsplannen van Ciolos gaan ook de melkquota vanaf 2015 op de helling. Dat kan invloed hebben op de melkprijs, beaamt de topambtenaar. Om te voorkomen dat de melkprijs weer net zo hard daalt als in 2008 en 2009 heeft Brussel begin december besloten dat melkveehouders voor een deel van de productie

gezamenlijk contracten mogen afsluiten met zuivelfabrikanten. Zo kunnen zij hun onderhandelingspositie versterken. Versteijlen verwijst in dit kader nog naar een ander initiatief van de EC. Het directoraat-

Zonder subsidie valt voor veel boeren het doek generaal Agri werkt aan de ontwikkeling van verzekeringen waarmee boeren zich tegen extreme prijsdalingen kunnen indekken. De invoering van die verzekeringen is aan de lidstaten zelf. Met deze maatregelen wil de EC een vangnet creëren, mochten zich bijvoorbeeld door de verdergaande liberalisering of door de recessie nieuwe prijsdalingen voordoen. Troost voor de agrarische ondernemers die vrezen dat ze hard door de hervormingsplannen

worden geraakt: deze worden op zijn vroegst in 2014 van kracht. Door onder meer de toegenomen invloed van het Europese Parlement zal het volgens Versteijlen zeker nog een tot twee jaar duren voordat de kogel definitief door de kerk is. Boeren kunnen daar al wel op anticiperen. Niet, zoals Versteijlen sommige melkveehouders ziet doen, door, in het zich van de ‘finish’, nog steeds voor stevige bedragen melkquota te kopen. ‘Dat gaat ten koste van de solvabiliteit.’ Maar door nog eens goed te kijken naar hun inkomen en hoeveel daarvan wordt bepaald door directe betalingen. Want de besluitvorming mag dan nog wel even duren, de kans dat het grootste deel van de plannen doorgaat is groot, weet de EC-ambtenaar uit ervaring. ‘Ik schat zo’n negentig procent. Daar kunnen landbouwers gerust vanuit gaan.’

Tekst: Jan Smit Foto: Peter Roek Meer weten: ec.europa.eu/agriculture

2012/03

21


GIBO Groep Accountants en Adviseurs heet per 1 januari 2012

EEn nIEuwE nAAm. EEn vErtrOuwdE OrGAnIsAtIE! Arnhem I meander 261 I (026) 354 26 00 I agro@flynth.nl Kijk voor meer informatie op www.flynth.nl

Master of Applied Science

Hbo Master volgen met uitstekende baanperspectieven? Kom naar onze open dagen op: vrijdag

10 februari 2012

zaterdag

10 maart 2012

zaterdag

9 juni 2012

Master Agribusiness Development Een 1 jarig programma (12 maanden) • Persoonlijke ontwikkeling leidt tot een Master of Applied Science • Manager rol binnen de Master company • Unieke werkervaring • Duurzame kansen zien en benutten door wetenschappelijk innovatief onderzoek • Gevalideerd en geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse organisatie NVAO Meer weten? Kijk op www.cah.nl De Drieslag 1, 8251 JZ Dronten, tel. 0321 - 38 61 00


Boerenbusiness Opinie

Graag nr. 23 met mayonaise Frites. De productie ervan is de laatste jaren onder aanvoering van België spectaculair gegroeid. En dat is maar goed ook, schetst Kees Maas, directeur van DCA Groep. Hij ziet een trendbreuk op de aardappelmarkt.

Tekst: Kees Maas Foto: Aleksander Willemse Meer weten: dcakenniscentrum.nl boerenbusiness.nl

D

e markt voor consumptieaardappelen laat zich niet leiden door de hogere prijzen voor granen of olie, maar het groeiseizoen bepaalt of een aardappelteler onder of boven de kostprijs produceert. Een markt die zich met name concentreert in NoordwestEuropa en een beperkte keuze heeft in afzet en wordt geregeerd door grote industrieën, die een fors deel van de aardappelen van te voren contracteren. Om deze vervolgens met beperkte marge weer door te verkopen als frites. De aardappelmarkt heeft zich de laatste jaren gekenmerkt door een overschot aan verwerkingscapaciteit, waardoor de heren fritesfabrikanten zich op een zo goedkoop mogelijke productiewijze hebben gericht. Daarmee moet de winst komen uit efficiëntie en het goed en scherp inkopen van grondstoffen. En hoewel de gemiddelde akkerbouwer ook niets anders doet dan focussen op kosten in plaats van het verhogen van het financiële rendement, zie ik een trendbreuk. Noordwest-Europa wordt mondiaal leidend in frites, met de grootste verwerkingscapaciteit voor frites en diepgevroren aardappelproducten per vierkante kilometer ter wereld en een leidende rol in de friteshandel- en export. Waar is die trendbreuk die ik verwacht dan op gebaseerd? Nou, deze is ontstaan bij geluk en ongeluk. De Belgische fritesverwerking is verdubbeld in de laatste tien jaar. De Belgen hebben met een VOC mentaliteit de wereld ontgonnen en afzet gecreëerd voor hun frites. En waar ook ter wereld, zij doen het goedkoper en in grote hoeveelheden. En de wereld helpt mee: de vraag naar frites neemt mondiaal de komende twintig jaar met 5 procent per jaar toe. Overal op deze aardbol gaan mensen frites eten uit Noordwest-Europa. Zo is in China de invoer van aardappelproducten met 70 procent gegroeid, waarbij de Amerikaanse

fritesindustrie tot nu toe de grootste leverancier was. Zo worden elke dag in China drie restaurants van de keten Kentucky Fried Chicken geopend, drie McDonald’s, één Burger King en nog enkele honderden snackbarretjes. Dat heeft effect: de verwerking in Amerika is in november 14 procent gegroeid en is daarmee de beste verwerkingsmaand sinds 2002. De fritesvoorraad in de Amerikaanse vrieshuizen is met slechts 35 dagen de kleinste ooit. In opkomende economieën als China gaan mensen meer verdienen, waardoor eetpatronen veranderen en er geld is voor een diepvries en een frituurpan. Overigens is het vooral de jeugd die frites consumeert buiten de deur. Daarbij is het goedkoper om een container frites naar China te sturen, dan een vrachtwagen aardappelen naar Spanje te rijden. De mondiale vraag kan door deze veranderende consumptiepatronen zo groot worden, dat het nog moeilijk kan worden om deze hoeveelheid frites te produceren. Ook door de klimaatverandering is het maar de vraag op welke plekken op deze wereld rendabel aardappelen kunnen worden geteeld. NoordwestEuropa is er in ieder geval één van. Voeg daarbij de groeiende populariteit van de aardappel en een toenemende vraag naar aardappelzetmeel door de hoge graanprijzen en de bodem in de aardappelmarkt lijkt sterker dan ooit. Uiteindelijk telt alleen de kostprijs van frites, geleverd aan de consument. En nee, dat resulteert er niet in dat de aardappelprijs in een rechte lijn omhoog gaat. De tijd is echter daar om toe te slaan en als teler zelf de toename in de verwerkingscapaciteit naar je toe te trekken. Of dat nu horizontaal, verticaal, diagonaal of coöperatief in de keten is, maakt niet uit. Als NoordwestEuropa toch de Potatocapital of the world wordt, wil ik daar bij zijn. 2012/03

23


Eurocrisis zet Europese CAP onder druk 24

2012/03


Boerenbusiness Finance

Het meest controversiële onderdeel van de begroting van de Europese Unie, het gemeenschappelijke landbouwbeleid, krijgt dit jaar een drastische make-over. De plannen voor veranderingen zijn echter gemaakt vóór de crisis en houden daarmee geen rekening met het sterk veranderde en veranderende economische én politieke landschap in Europa.

S

chuldencrisis, eurocrisis, politieke spanningen en langdurige schade van de problemen op de economische groei op de middellange termijn hebben grote gevolgen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, ook bekend onder zijn Engelstalige afkorting CAP, in de toekomst. De CAP is controversieel om enkele redenen. In de eerste plaats, omdat het een leeuwendeel van de totale begroting van de EU opslurpt. Zelfs na alle hervormingen de afgelopen decennia, gaat nog steeds bijna 50 cent van elke euro die de EU uitgeeft op aan het landbouwbeleid, in de volksmond ook boerensteun genoemd. Dat beleid is omstreden, omdat het volgens veel economen schadelijk zou zijn voor boeren en tuinders in de ontwikkelingslanden. Door de CAP kunnen zij niet concurreren met hun Europese concullega’s. Ook zou het Europese landbouwbeleid de voedselprijzen in Europa kunstmatig hoog houden, hoger dan elders ter wereld. Bovendien zijn rapporten over misbruik schering en inslag. Eén van de doelstellingen is om Europese agrarische ondernemers een redelijke levensstandaard te bieden. Het is moeilijk in te zien hoe dat te rijmen is met betalingen van enkele honderden miljoenen euro’s aan het Britse Koninklijk Huis of zeer grote sommen geld die jaarlijks bijgeschreven worden op de bankrekeningen van bedrijven in verscheidene EU-landen. Een ander veelgehoord argument dat er iets behoorlijk scheef zit met het landbouwbeleid, is dat de EU ongeveer de helft van haar begroting eraan besteedt. Terwijl landbouw minder dan 2 procent van de totale economie van de EU uitmaakt. Door dat alles is de CAP de afge-

lopen decennia meermaals hervormd. Door die hervormingen is het aandeel van de CAP in de EU-begroting fors gedaald: van ruim 70 procent ooit tot iets minder dan de helft nu. Het hervormingsproces van het gemeenschappelijke landbouwbeleid is echter bij lange na niet ten einde. Dit jaar moet het jaar worden van

Franse invloed op landbouwbeleid tanende ingrijpende veranderingen, gezien de voorstellen over hervormingen die de Europese Commissie in loop van vorig jaar heeft geformuleerd. Crisis verandert alles Hoewel die plannen alleen al ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de landbouwsector in Nederland en de Europese Unie, moeten de agrarische ondernemers zich niet blind staren op die agenda. En vooral ook rekening houden met dat wat níet op papier staat. Het heeft alles te maken met de huidige economische crisis. De genoemde plannen zijn gesmeed vóórdat de crisis zou beginnen. Dat betekent dat ze allemaal opgesteld zijn in een periode waarin de bomen tot in de hemel groeiden en de vragen als ‘is er wel voldoende geld’ en of er in de Europese landen voldoende draagvlak voor het CAP is, geen of nauwelijks een rol speelden. Dat zijn echter wel vragen die anno 2012 niet te vermijden zijn.

Om te beginnen is geld tegenwoordig schaarser dan voorheen. De eerste reden is dat de economische groei aanzienlijk lager is. Sterker nog: alleen een wonder kan de Europese Unie redden van een recessie dit jaar. Van een recessie is sprake wanneer de economie twee kwartalen achtereen krimpt. De economische groei valt niet alleen dit jaar, maar zeer waarschijnlijk de komende jaren aanzienlijk lager uit dan we gewend zijn. Dat heeft direct invloed op openbare financiën in de Europese Unie. Alle begrotingen zijn opgesteld uitgaande van een economische groei die waarschijnlijk te hoog blijkt te zijn. Dit betekent tegenvallers, zowel bij inkomsten als de uitgaven. Denk bijvoorbeeld aan hoger dan verwachte uitgaven aan uitkeringen en lagere opbrengsten van bijvoorbeeld belasting op toegevoegde waarde, een belangrijke bron van financiering van de Europese Unie. Alsof dat niet voldoende is, moeten alle Europese landen de komende jaren behoorlijk bezuinigen om te voorkomen dat de overheidsfinanciën ontsporen. De afgelopen decennia zijn de staatsschulden enorm gestegen en zijn te hoog geworden. De recente golf van verlaging van de kredietwaardigheid van bijna alle landen van de eurozone, EU-landen die de euro als munt hebben, is een gevolg daarvan. Broekriem ook Europees aanhalen Door deze financiële problemen op nationaal niveau is er ook toenemende druk om de broekriem óók op Europees niveau aan te halen. De CAP is daarbij niet te omzeilen. De recente moeizame onderhandelingen over de EU-begroting voor 2012 illustreren dat uitstekend. 2012/03

25


ondernemen met zicht op

www.debesteboer.nl

Platform voor ondernemende akkerbouwers en melkveehouders


Finance

De Duitse bondkanselier Angela Merkel ziet haar invloed op het Europees landbouwbeleid groeien.

Terwijl er steeds minder geld beschikbaar is, wordt de rekening juist hoger. In 2004 sloten tien landen zich bij de Europese Unie aan. Toentertijd is afgesproken dat de landbouwsubsidies in die landen gefaseerd worden ingevoerd. Die rekening loopt daarom de komende jaren verder op. Een land als Polen is bijvoorbeeld een landbouwgigant, afgemeten aan de omvang van het landbouwareaal en het aantal boerenbedrijven in het Centraal-Europese land. Een ander aspect dat de komende jaren een rol kan gaan spelen, is de grote kans dat de inflatie wereldwijd stijgt. Daarbij is het waarschijnlijk dat ook de voedselprijzen behoorlijk toenemen. Als de hazen inderdaad zo gaan lopen, is het te verwachten dat er een debat ontstaat over hoe gerechtvaardigd landbouwsubsidies zijn. Terwijl de voedselprijzen en daarmee het inkomen van een grote groep agrarische ondernemers, in ogen van velen (te) hoog zijn. Om de mogelijke gevolgen van de crisis op het Europese landbouwbeleid in te kunnen zien, volstaat een een analyse van de economische ontwikkeling alleen niet. Geen rekening houden met de gebeurtenissen op politiek vlak met de geschiedenis van de CAP in het achterhoofd is hetzelfde als de gevolgen van een uitbraak van de koeienziekte in kaart brengen zonder rekening te houden met overheidsmaatregelen op dat gebied. Het Europese landbouwbeleid wordt vaak omschreven als een compromis tussen Frankrijk en Duitsland. Met de totstandkoming van de EU en een interne markt in Europa, kreeg Duitsland toegang tot de grote Franse markt. In ruil daarvoor moest Duitsland betalen voor de Franse boeren. De Franse landbouwsector is traditioneel relatief groot, maar ook beschermd. Om de gevolgen van meer concurrentie op te vangen

eiste Parijs compensatie. Die kwam er in de vorm van landbouwsubsidies. Frankrijk ontvangt zo’n 20 procent van alle Europese landbouwsubsidies en is daarmee de grootste ontvanger. Frankrijk was als het ware de beschermvrouwe van het CAP. Het was daarom Parijs die de CAP

Boeren moeten rekening houden met wat niet op papier staat beschermd heeft aan het begin van dit decennium toen veel landen in die uitgavenpost wilden snoeien. Maar ook op dit gebied is de wereld ingrijpend veranderd en verder aan het veranderen. Van netto ontvanger naar netto betaler Frankrijk is niet alleen de grootste ontvanger van de landbouwsubsidies maar was ook heel lang een netto ontvanger, wat wil zeggen dat het land meer geld ontving uit het CAP-potje dan dat het erin stopte. Door hervormingen en toetreding van armere landen tot de EU wordt Frankrijk langzaam maar zeker een netto betaler. Dat maakt het voor Parijs lastiger, zo niet onwenselijker, ingrijpende hervormingen tegen te houden of af te zwakken. Zelfs als Parijs het beleid ten aanzien van het CAP-beleid niet wil veranderen, neemt de druk om dat te doen toe. Andere Europese landen willen dat beleid hervormen, zeker met de problemen met overheidsfinanciën in het achterhoofd.

Landen zoals Nederland zijn al heel lang netto betaler en willen daar iets aan doen. De druk uit die landen neemt alsmaar toe door groeiend euroscepticisme. Europa en zeker méér geld aan Europa is niet bepaald populair beleid. Schoppen tegen Europa en geld terugeisen daarentegen wel. Euroscepticisme is vooral sterk onder netto betalers van de EU. De druk is er ook op Europa als geheel verbond om het CAP-beleid te hervormen. Opkomende en ontwikkelingslanden hebben alsmaar meer invloed op het wereldtoneel – Europa vraagt tegenwoordig die landen om hulp in de eurocrisis – en zien het Europese landbouwbeleid als concurrentievervalsing en nadelig voor eigen landbouwsector. Tegelijkertijd is de Franse invloed in Europa tanende, terwijl die van Duitsland groeit. Parijs staat er economisch en financieel veel slechter voor staat dan Berlijn, dit betekent dat Duitsland meer dan voorheen zijn wil door kan drukken op Europees niveau. Duitsland is wel te porren voor hervorming van het CAP-beleid. Agrarische ondernemers mogen geen denkfout maken en denken dat het landbouwbeleid niets of weinig te maken heeft met de schuldencrisis. Die heeft er namelijk álles mee te maken. Tekst: Edin Mujagic* Foto: Shutterstock Meer weten: i nflatieblog.nl boerenbusiness.nl

*Edin Mujagic is zelfstandig consultant over gevolgen van macro-economische en politieke veranderingen op bedrijfsvoering. Hij is daarnaast verbonden als promovendus aan de Universiteit van Tilburg. 2012/03

27


Boerenbusiness Office

Het kantoor van:

Foto: Aleksander Willemse

Eigenaar: Machiel en Angelique Coppens Bedrijf: Gesloten varkensbedrijf Locatie: Boekel Website: www.coppens-groep.nl Organisatie: Op het bedrijf van Machiel en Angelique werken 10 vaste medewerkers en 2 ingehuurde werknemers. Naast de 2.400 zeugen heeft het bedrijf ook een mestverwerkinsinstallatie, een weegbrug, 15 hectare akkerbouw en verhuren zij diverse ruimtes voor onder andere buitenlandse werknemers. Kantoorbezetting: Het kantoor wordt door de weeks door drie mensen bezet, Machiel, Angelique en een werkneemster. Werktijd in kantoor: Machiel brengt gemiddeld 25 tot 30 uur per week op kantoor door en houdt zich ondermeer bezig met de inkoop van voer. Angelique werkt zo’n 40 uur per week op kantoor en doet de factuuradministratie en regelt de verhuur van de ruimtes. Tevreden met werkplek: ‘Het kantoor is vooral praktisch ingericht. Vanaf hier houden we via camera’s in de gaten wat er op het erf gebeurd. Op verschillende schermen op kantoor kunnen we het verkeer in de gaten houden en zien wat er bij de weegbrug gebeurd.’

28

2012/03


Boerenbusiness Nice to Know

Meer koeien in akkerbouwgebieden

In 2011 telde Nederland nog ruim 19.200 boerderijen met melkkoeien. Dit waren er in 2000 nog 29.500. Het aantal melkkoeien is in die periode slechts licht gedaald van 1.504.076 tot 1.469.720 dieren. Dit betekent dat er in 2011 op een doorsnee bedrijf in Nederland 76 melkkoeien waren. Dit zijn er 25 meer dan in 2000. De schaalvergroting was het grootst in de akkerbouwprovincies. Zo werden in Zeeland, Groningen en Flevoland in 2011 ruim 33 melkkoeien per bedrijf meer gehouden dan in 2000. In Flevoland telde een doorsnee bedrijf de meeste melkkoeien (109). Dit waren er in Groningen en ook in Friesland 91. In Zeeland bleef deze teller steken op 79, in Limburg bij 78 en in Drenthe was dit 84.

0 0 0 . 100 RE A T C E H

Boerenbedrijven steeds groter

In 2011 telde Nederland ruim 70.000 land- en tuinbouwbedrijven. Sinds 2000 is dat aantal met 28 procent afgenomen terwijl de oppervlakte landbouwgrond in die jaren met slechts 6 procent is afgenomen. De boerenbedrijven zijn dus steeds groter worden. De standaardopbrengst van een gemiddeld boerenbedrijf is van 2000 tot 2011 met 41 procent toegenomen tot 275.000 euro. In alle sectoren is de standaardopbrengst toegenomen, maar tussen de sectoren zijn er grote verschillen. In de intensieve veehouderij is de toename 81 procent, gevolgd door de tuinbouwbedrijven en blijvendeteeltbedrijven met beide een toename van 76 procent. De akkerbouwbedrijven hebben met 29 procent de kleinste toename.

Areaal akkerbouw fors minder

Tussen 2000-2011 is de oppervlakte akkerbouwgewassen in Nederland met 100.000 hectare gekrompen tot 535.000 hectare. In 2011 waren er nog ruim 20.400 boerderijen met akkerbouw, tegen 35.900 in 2000. Ruim 16 procent van de bedrijven verbouwde in 2011 op 50 hectare of meer akkerbouwgewassen, elf jaar eerder was dit nog minder dan 10 procent. Hiermee zijn er in Nederland ongeveer 3.300 akkerbouwbedrijven die meer dan 50 bunder bewerken. De provinciale verschillen zijn extreem groot. Zo bewerkt een doorsnee bedrijf in Groningen 56 hectare en is dit zowel in Drenthe als Flevoland 45 hectare.

Nederland topper in landbouwexport

Bloemen en planten zijn niet de grootste exportproducten, maar Nederland heeft zich er wel het meest in gespecialiseerd. Deze producten maken 2,1 procent van de Nederlandse export uit, bij de andere Europese landen is het maar 0,1 procent van de export. Ons land is ook de grootste groente-exporteur ter wereld. Naast bloemen en planten heeft Nederland zich meer dan andere Europese landen toegelegd op de export van groenten, zaden, resten van de voedselindustrie en vlechtstoffen. Het aandeel van deze landbouwproducten in de Nederlandse export is drie tot vier keer zo groot als hun aandeel in de export van de EU-15 exclusief Nederland.

Pootaardappeltelers en wind van zee In 2011 waren er nog ruim 2.000 akkerbouwers met pootaardappelen, tegen 3.200 in 2000. Het pootgoedareaal is in deze periode met 3.900 hectare gekrompen tot nog 37.900 hectare. Hiermee verbouwde een doorsnee pootaardappelteler in 2011 op 19 bunder poters. Dit was in 2000 nog 13 bunder. Ruim driekwart van het totale areaal pootaard­ appelen in Nederland is terug te vinden in slechts vier provincies. Dit zijn Flevoland met een aandeel van 22 procent, Groningen tekende voor 21 procent, Friesland en NoordHolland zijn allebei goed voor 17 procent. Dit betekent dat de noordelijke provincies met veel zeewind vooral aantrekkelijk zijn voor pootaardappelen. Bron: CBS Illustraties: DaniÍlle Ballast / Shutterstock Meer weten: boerenbusiness.nl/nieuws/top5 cbs.nl

2012/03

29


Boerenbusiness Bedrijfsscan

Danish Crown lijdt als één van de grootste vleesverwerkers in Europa onder de economische crisis. Mede daarom is het vizier gericht op China. Het bedrijf wil stevig groeien, waarbij een fusie niet wordt uitgesloten.

China als groeimarkt

D

anish Crown is de grootste slachterij van Denemarken en verwerkt per jaar zo’n 279.000 stuks vee. Dit is 60 procent van het totale aantal geslachte runderen in Denemarken. Ongeveer de helft van dit vlees wordt geëxporteerd, terwijl de andere helft bestemd is voor de Deense consument. Danish Crown exporteert elk jaar voor 3 miljard euro en is daarmee goed voor 3,9 procent van de totale Deense export en 39 procent van de totale landbouwomzet van het land. Danish Crown is een coöperatie, waarbij de 9.850 Deense boeren die biggen en runderen leveren aan de slachterij ook eigenaar zijn van het bedrijf. Danish Crown is sinds vorig jaar oktober een vennootschap in aandelen geworden in plaats van een coöperatieve vereniging. Er is voor de leden weinig veranderd, omdat de coöperatie de aandelen voor de volle 100 procent in eigendom houdt en de leveranciers zodoende eigenaar van het bedrijf blijven. Over het eerste halfjaar van het lopende boekjaar 2010/2011 realiseerde het bedrijf een omzet van 3,32 miljard euro, waar dit over dezelfde periode een jaar eerder nog 2,93 miljard euro was. De

nettowinst bedroeg 99,7 miljoen euro tegen 88,82 miljoen euro een jaar eerder. Volgens Danish Crown hebben concurrerende prijzen geresulteerd in een hoger aanbod van slachtdieren en dit heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de hogere omzet en volumes. Op de Deense thuismarkt slachtte Danish Crown bijvoorbeeld over het eerste halfjaar van 2011 wekelijks 21.000 varkens meer dan in dezelfde periode een jaar eerder. Dat heeft geleid tot lagere kosten per eenheid eindproduct. Stijgende grondstofkosten Wel heeft de onderneming te kampen met stijgende grondstofprijzen en dit vormt de voornaamste uitdaging voor de verwerkingsactiviteiten, die goed zijn voor 40 procent van de totale omzet. Bovendien zorgt de sterke Deense kroon ervoor dat de consumentenprijzen hoger liggen en er druk is op de Deense voedselproductie. Verder drukken de stijgende transport- en emballagekosten op het rendement. Danish Crown ondervindt ook hinder van de economische crisis in de wereld. Doordat er minder varkens worden aangeleverd, heeft het

1887

Eerste Deense coöperatieve varkensslachterij, gesticht in Horsens. Historie

1960

Coöperatieve slachterij begint te fuseren om zo groei te realiseren

30

2012/03

bedrijf begin oktober besloten om 250 arbeidsplaatsen te schrappen bij de Deense slachtbedrijven. Bovendien verdwijnen er ook 250 uitzend- en seizoensarbeidsplaatsen. Al eerder is de uitsnij- en vleesverpakkingsfabriek in het Deense Hadsund gesloten. De productie is verplaatst naar andere bedrijven van het concern in binnen- en buitenland. Begin 2010 dreigde Danish Crown zelfs nog een groot deel van de vleesproductie van Denemarken naar Duitsland te verplaatsen wanneer personeel om hoger loon zou blijven eisen. Danish Crown heeft in zijn DC2015-strategie opgesteld dat het in de komende jaren sterker moet worden om geen marktaandeel te verliezen. De focus is dan ook gericht op groei en de omzet moet bijvoorbeeld in de periode 2010 tot en met 2015 toenemen met 30 procent. Dit kan worden gerealiseerd door overnames en organische groei in verschillende markten. Overname in geruchtencircuit Mede daarom nam Danish Crown begin oktober vorig jaar het Duitse vleesbedrijf D&S Fleisch over. D&S komt uit Essen en verwerkt op jaarba-

1970

Officiële oprichting Danish Crown na fusie van Sydøstjyske Andelsslagterier in Kolding en Vojens

1986

De nieuwe coöperatie wordt omgedoopt tot Tulip


Bedrijfsscan

CEO van Danish Crown Kjels Johannesen

De grote slachterij van Danish Crown in het Deense Horsens.

sis 3,5 miljoen varkens, waarmee het na Tönnies, Vion en Westfleisch de grootste slachterij van Duitsland is. De afgelopen jaren vormde de Duitse markt en de economie rond de Duitse slachterijen een grote uitdaging voor Danish Crown, maar door de overname weet het bedrijf dit nu grotendeels het hoofd te bieden. Ook een fusie wordt door Danish Crown niet uitgesloten, zo bleek eind vorig jaar. Topman Kjels Johannesen denkt daarbij aan partijen in Nederland, Duitsland of Zweden. Vooral spelers die actief zijn op de Duitse markt, komen in aanmerking voor een bundeling van de krachten, zo verwachten marktvorsers in de vleessector. Zij wijzen daarbij op bedrijven met een omzetniveau van 600 miljoen tot 1,2 miljard euro. Afgezien van Vion, Tönnies en Westfleisch hebben de Duitse slachters die de afgelopen jaren niet betrokken zijn geweest bij een fusie, slechts marktaandelen van 2 tot 3 procent en dragen zodoende weinig bij aan de expansiedrift van Danish Crown. De enige kandidaat die in het geruchtencircuit meermaals is genoemd is Westfleisch. Het Duitse bedrijf is net als Danish Crown een coöperatief bedrijf en zou daarom goed passen bij de Denen.

De nieuwe coöperatievoorzitter Erik Bredholt

Chinezen gek op varkensvlees Danish Crown verwacht dat China dit jaar de op één na grootste afzetmarkt wordt voor het bedrijf, na het Verenigd Koninkrijk. De Chinezen zijn gek op varkensvlees. De Chinese middenklasse, wat neerkomt op 300 tot 400 miljoen mensen, is nog altijd groeiende. Doordat hun inkomen stijgt, willen deze mensen meer varkensvlees consumeren. De toenemende vraag naar varkensvlees heeft geresulteerd in een gemiddeld prijsstijging van 30 tot 40 procent en dit heeft sinds de zomer de Chinese inflatie opgedreven. Dit komt omdat een groot deel van het gezinsinkomen in China besteedt wordt aan voedsel. De prijzen van varkensvlees zijn in oktober vorig jaar wel gedaald met 10 procent en analisten verwachten dat deze langverwachte prijsdaling het resultaat is van een combinatie van marktkrachten en overheidsingrepen. Door de sterke vraag wordt er echter van uitgegaan dat de prijsdaling van korte duur is. Dit wordt deels bevestigd door een eind 2011 verschenen rapport van de Deense Raad voor Landbouw en Voedsel. Zij concludeert dat de toenemende welvaart van de Chinese middenklasse resulteert in een

1990

grotere vraag naar luxegoederen en een wellicht nog grotere vraag naar kwalitatief hoogwaardige Deense voedsel- en landbouwproducten. De raad verwacht dat China kan uitgroeien tot de op vier na grootste exportmarkt voor Denemarken en schat dat de agrarische export voor 75 procent gaat bijdragen aan de totale Deense export richting China. De producten zijn namelijk in grote mate traceerbaar van herkomst, iets dat redelijk uniek en zeer gewild is in de wereldwijde voedselmarkt. Danish Crown lijkt zijn zaken al met al op orde te hebben. Het concern blijft waarschijnlijk in de komende periode op zoek naar potentiële overnamekandidaten zoals het dit in het verleden zo vaak heeft gedaan, maar ook een fusie mag niet worden uitgesloten. De stijgende grondstoffenprijzen en de wisselende valutakoersen zijn factoren waar Danish Crown scherp op moet blijven letten, maar het bedrijf heeft laten zien niet bang te zijn om te snijden in de kosten. Tekst: Christian Slagter Foto: Danish Crown Meer weten: danishcrown.com

2002

Fusie Wenbo, Tulip en Østjyske Andelsslagterier leidt tot nieuwe naam Danish Crown

Fusie Danish Crown en Steff-Houlberg

1998

Fusie tussen Danish Crown en Vestjyske Slagterier

2010

Overname D&S Fleisch

2012/03

31


De boer als Groei afhankelijk van leeftijd, risico’s en ‘rijdende treinen’

32

2012/03


Boerenbusiness Coverstory

multinational Steeds meer Nederlandse boeren groeien in eigen land uit het te nauw zittende jasje. Veel boeren verruilen hun Nederlandse bedrijf voor een buitenlandse locatie, maar ook zijn er ondernemers die over de grens mogelijkheden zien om het bedrijf danig uit te breiden. Vaak over meerdere locaties en soms met behoud van de Nederlandse ‘vestiging’. Hoe gaat het deze agrarische multinationals af en wat houdt hen bezig?

A

grarisch ondernemen over meerdere locaties, zeker in het buitenland, heeft een andere bedrijfsvoering als gevolg. De blik wordt strategischer, de werkzaamheden verschuiven van micromanagement naar het uitstippelen van beleid. Deze grote boeren worden feitelijk multinational, hoe gaan zij hiermee om? Wat houdt hen bezig en hoe gaan ze te werk? Wat zijn hun motieven achter hun huidige werkwijze? Zijn deze vooral zakelijk of spelen privémotieven ook een rol? Het blijkt dat deze vaak kriskras door elkaar lopen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij René Klein-Holkenborg (64). Vijfendertig jaar geleden vertrok hij naar Paraguay, waar hij aanvankelijk vijftien jaar in de agro-industrie actief was als directie- en bestuurslid voor fabrieken van de coöperatie Cehave. Deze coöperatie was toen de grootste voederproducent van Europa en uit Paraguay kwam katoenzaadmeel, een uitstekende goedkope eiwitbron. Daarna zette hij zijn eigen bedrijf op en als (honorair) Consul Generaal behartigt hij de belangen van de 130

Nederlanders in Paraguay. Zijn hoofdactiviteit blijft het leiden van enkele veeteelt- en akkerbouwbedrijven in het land. Toch heeft hij zijn bedrijf in Nederland altijd aangehouden. Veel contacten met thuis ‘Emigratie is het vaak gebruikelijk om het ‘boek Nederland’ dicht te doen’, erkent KleinHolkenborg. ‘Ik heb dat niet gedaan en heb nog altijd veel contacten in Nederland, onder meer in het bedrijfsleven en in het Haagse. Ik heb mijn bedrijf in Nederland altijd als basis gehouden voor die contacten en om betrokken te blijven bij het land. Maar ik geniet ook van Nederland. Dat is het thuisgevoel. Hoe goed iemand het ook doet in het buitenland, dat gevoel verliest men nooit.’ In Bergeijk teelt Klein-Holkenborg op zijn bedrijf suikerbieten, maïs en sparren voor kerst. Elk jaar verblijft hij er drie maanden. De omvang van de activiteiten in Nederland zijn echter kinder­ spel vergeleken met de vijf vestigingen in Paraguay, met een totale omvang van 4.000 ha en onder andere op één locatie circa 1.000

stuks vleesvee. Het land is bij uitstek geschikt voor akkerbouw en veeteelt, waarbij KleinHolkenborg vooral kijkt met een mondiale blik. ‘In andere landen zijn belangrijke sojagebieden omgevormd naar suikerriet of maïs. We zagen de laatste jaren een productieafname bij een stijgende sojavraag. Paraguay is de nummer vier op de ranglijst van grootste sojaexporteurs, het is een belangrijke speler aan het worden. Ook heeft Paraguay zich ontpopt als exporteur van goed rundvlees, naar bijvoorbeeld Rusland en Chili. Prijzen verdrievoudigden de laatste vijftien jaar. In 2010 beleefde het land een groei van het bruto nationaal product van 15 procent.’ Paraguay heeft een subtropisch klimaat met een tropische zomer en boeren zijn vaak al coöperatief georganiseerd. ‘Vijf oogsten in twee jaar is haalbaar’, zegt Klein-Holkenborg. Hij vertelt over de in vergelijking met omliggende landen lage kosten en het milde belastingklimaat. ‘Duurzaam produceren voor een wereldmarkt tegen de laagste kosten kan hier. Op iedere boerderij staan dan ook kinderen te popelen om later boer te worden,

2012/03

33


Coverstory net zoals vroeger in Nederland. In mijn geval verpacht ik de akkerbouwtak, waarbij de pachters mij betalen met een deel van de oogst.’ Leeftijd bepaalt ambities Wat betreft het ambitieniveau van agrarische multinationals is veel afhankelijk van hun leeftijd. Klein-Holkenborg: ‘Volgend jaar wordt ik 65. De wens voor verdere groei wordt al minder. Ik heb in de familie geen opvolger, maar ik blijf graag voorlopig actief op mijn bedrijven.’ Berend van der Velde (53), actief in Duitsland en Oekraïne, denkt nog volop in groei. In Duitsland heeft hij, samen met zijn broer en zwagers (gebroeders Westert), in totaal 10.000 hectare aan grond, 5.500 koeien, 3.000 meststieren, 18.000 mestvarkens en 4.000 zeugen. Ook in Tsjechië heeft hij grond (900 ha) en sinds 2000 is hij samen met een andere ondernemer, Gerard Tonkens, een bedrijf begonnen in Oekraïne met 14.500 hectare, waar hij voornamelijk graan verbouwt. In Duitsland en Tsjechië teelt hij aardappelen, uien, maïs en gras. Ook heeft hij samen met zijn familieleden in Duitsland 9 biovergisters. Een enorm bedrijf, verdeelt over drie landen. Van der Velde, die vroeger in Drenthe akkerbouwer was, vertelt dat hem na de akkerbouwacties in 1990 duidelijk werd dat Nederland ‘een beetje moeilijk werd’. ‘Wij hebben ons toen georiënteerd en samen met mijn broer Auko heb ik in oktober 1990 een bedrijf gekocht in de buurt van Maagdenburg, Oost-Duitsland, met 500 hectare aan grond.’ Heel de dag op kantoor In Duitsland begon Van der Velde met oud materieel uit de DDR-tijd, maar dat is inmiddels allemaal wel vervangen. Met 330 medewerkers is ook het werk sterk veranderd. Bedrijfsleiders sturen op locatie de werkzaamheden aan en Van der Velde is samen met zijn familieleden verantwoordelijk voor het uitstippelen van het beleid. ‘Het is niet te vergelijken met het boeren dat we deden in Nederland’, zegt hij. ‘Twintig jaar geleden stoven we in Drenthe nog een beetje op de trekker rond, maar dat zou nu niet meer werken. Nu zit je de hele dag op kantoor en is het vooral veel praten en koffie drinken.’ Voelt hij zich dan nog wel boer? ‘Nou, als je het aan mij vraagt… als hier een fietsenfabriek stond, dan zou ik het verschil qua management niet merken.’ De stap naar Duitsland werd gezet vanwege de lage kostprijs, grote ruimte en de toentertijd minder strenge regelgeving. Om precies dezelfde reden keek Van der Velde met zijn zakenpartner Gerard Tonkens tien jaar na zijn stap naar OostDuitsland verder over de grens. ‘Wij gingen als één van de eerste boeren uit de EU naar de Oekraïne. 34

2012/03

Dan loop je het meeste risico, maar heb je ook de beste kansen. Duitsland is nu ook hartstikke duur en er is veel concurrentie. Als je ergens in een vreemd land begint en je boert een beetje beter dan de buurman, dan kom je snel vooruit. In het land der blinden is eenoog koning hè?’ De stap was een bewust risico: ‘Je kunt ook alles verliezen, maar dat is niet gebeurd. Je kunt pas achteraf beoordelen of de beslissing juist was. Wij hebben ook wel problemen gehad: met de lokale overheid, met de bank, het weer… maar wij hebben alles overleefd. Als je bijvoorbeeld net begint en je krijgt meteen twee misoogsten achter elkaar, dan kun je nog zo’n goede boer zijn, maar dan red je het niet.’ Schuw worden van Polen Koos Dekker (59), akkerbouwer en eigenaar van een loonbedrijf, keek nog een deurtje verder dan Duitsland en begon begin jaren ’90 een bedrijf in het noorden van Polen. Daar kwam hij terecht door een contract met het aardappelverwerkende bedrijf Farm Frites. Later kwam daar ook een vestiging in Zuid-Polen bij, opnieuw op basis van een aardappelcontract, deze keer met McCain. In totaal hebben beide bedrijven van Dekker 1.500 hectare aan grond. Ondertussen is ook zijn Nederlandse bedrijf flink gegroeid, van 200 naar 750 ha. De wisselwerking van de contacten die hij in beide landen heeft, wijst hij aan als oorzaak van de Nederlandse groei, maar de hoofdreden om in Nederland te blijven was toch vooral zijn gezin. ‘Onze kinderen zaten nog op school, dat wilde ik niet onderbreken. En ik had een prachtig bedrijf in Nederland, dat als basis diende om in 1994 geld te kunnen lenen voor een bedrijf in Polen. Dat is nu wel gemakkelijker, maar toen hoefde je maar ‘Polen’ te zeggen en ze werden er wel schuw van. Je kon wel lenen bij banken, maar tegen een veel te hoge rente.’

Een goede vakman heeft het hier veel makkelijker De groei die hij heeft doorgemaakt wijt hij vooral aan een samenloop van omstandigheden. ‘We zijn gewoon op een rijdende trein meegegaan door de contracten met McCain en Farm Frites. Dat hebben meer Nederlanders gedaan, maar er zijn er veel die het niet hebben gered. Zij richtten zich puur op Polen en ook daar zijn slechte jaren geweest. Ik denk dat zij er simpelweg te groot zijn ingestapt.’

Koos Dekker: Polen

Berend van der Velde en Gerard Tonkens: Duitsland, Tsjechië, Oekraïne

René Klein Holkenborg: Paraguay

Gerard Kurtstjens: Australië

Inmiddels heeft ook de zoon van Dekker, net klaar met de hogere landbouwschool, gekozen voor een buitenlands avontuur. In Roemenië is hij begonnen met een bedrijf van 500 ha, waar hij tarwe, maïs en zonnebloemen verbouwd. Dekker: ‘Zijn doel is om richting de 2.000 te gaan. Maar Roemenië is wel helemaal zijn pakkie aan hoor, daar heb ik niks over te zeggen.’ Zelf heeft hij geen grote groeiplannen meer. ‘Nee, dat gaat veel geld kosten en ik kan het nu nog net allemaal belopen. Je bent nu al veel meer manager dan boer. Maar de combinatie met bedrijven in Nederland bevalt me goed. Ik heb goede en slechte jaren gehad in Polen, maar ook in Nederland. Dat overlapt heel mooi, dus wat dat betreft zijn de risico’s lager.’ Investeren voor de oude dag Soms is het opzetten van een bedrijf in het buitenland niet eens onderdeel van een ondernemingsplan, maar louter een investering voor de oude dag. Dat is het geval bij Gerrit Kurstjens (67), die een aantal landbouwbedrijven in Australië kocht om deze weer te verhuren. ‘Eigenlijk was het de bedoeling om te gaan semi-rentenieren. De opbrengst van de huurprijs was hoger dan als


Coverstory

ik het geld op de bank zou zetten’, verklaart hij. Toen hij voor drie bedrijven geen huurder kon vinden, besloot de in Toowoomba (Queensland, Australië) woonachtige Kurstjens deze dan maar voor eigen rekening te nemen. ‘Mijn vader had een boerderij, een in verhouding klein bedrijf. De hoofdzaak in onze familie was altijd ons constructiebedrijf en het loonbedrijf. Mijn voormalige bedrijfsleider heeft dat overgenomen. Hij neemt ook de paar hectare landbouwgrond die ik nog in Nederland heb voor zijn rekening.’ Door zijn hobby, zweefvliegen, kwam Kurstjens steeds vaker in Australië. In de winter, wanneer het in de landbouw rustig was, ging hij zweefvliegen in Australië. ‘De eerste keer was 28 jaar geleden. Daarna ging ik telkens weer. Eerst een paar weken en dat werd daarna telkens een paar maanden.’ Hij vond het land zo prettig dat hij twaalf jaar geleden besloot zich er met zijn vrouw te vestigen. Twee van zijn drie kinderen, evenals een kleinkind, wonen ook ‘down under’. De landbouwbedrijven liggen in de Australische binnenlanden, op zo’n 500 kilometer vliegen. Met het vliegtuig is de reistijd slechts een uur. ‘De locaties liggen ver van elkaar, maar

zo valt het erg mee. Het is hier gebruikelijk dat er naast elk bedrijf een landingstrip ligt.’ Op ongeveer 9.000 hectare die hij met vier medewerkers bewerkt, verbouwt hij hoofdzakelijk tarwe, maar ook een aantal andere producten als gerst en kikkererwten. De grond is er geschikt voor, maar vocht is een probleem. ‘Het land heeft ongeveer dezelfde regenval als Nederland, alleen de ver-

Je kon lenen bij banken, maar tegen veel te hoge rente damping is veel hoger. Om de paar jaar gebeurt het dat de hele zaak verdroogt. Dat is een nadeel dat je moet incalculeren.’ Ruimte voor vakmensen Met de hulp van voornamelijk Nederlandse backpackers zijn de pieken in de oogst- en zaaitijd goed op te vangen. Over verschillende eigenschappen

van het land is Kurstjens zeer te spreken. Zoals de mentaliteit en de lage regeldruk. ‘Het is minder gejaagd en je hebt minder regels. Als je bijvoorbeeld een loods wilt bouwen, zet je vier paaltjes in de grond en bouw je hem zo lang en breed als je wilt. De eerste keer dat ik een schuur ging bouwen, ging ik naar de gemeente om toestemming te vragen. Daar keken ze me heel vreemd aan. Dat was anders dan ik in Nederland gewend was.’ Kurstjens begrijpt dan ook niet waarom er nog boeren zijn die in Nederland nog iets proberen te doen in de landbouw. ‘Vooral varkensboeren hebben het er slecht en moeten overal voor betalen. Maar als je hier varkens wilt houden krijg je de grond praktisch voor niks. Dure stallen zijn door het klimaat niet nodig en de mest wordt gratis opgehaald. Ik snap het niet… als je een goede vakman bent heb je het hier veel makkelijker.’

Tekst: Koos Plegt Foto: Aleksander Willemse, Shutterstock Meer weten: boerenbusiness.nl

2012/03

35


(Advertorial)

WEERRISICO.NL

Goed beschermd tegen weerextremen Akkerbouwer Kees Deijkers: Met zijn weersverzekering voor regenoverlast stopt hij. “De verzekering keert pas uit bij de door de maatschappij bepaalde neerslagnormen. Daarnaast staan de weerstations waarop de verzekering zich beroept bij vorstschade niet in de polis vermeld. En dan geldt eerst nog een eigen risico”, aldus Kees Deijkers uit Zevenbergsche Hoek. Nadat de akkerbouwer met zijn weersverzekering wederom buiten de criteria voor schade valt, zoekt hij een andere manier om de schade te compenseren. Hij sluit dit jaar op www.weerrisico.nl een regencertificaat af. “Bijna ieder jaar heb ik rond 10 juni forse wateroverlast. Daarom heb ik precies voor mijn situatie een certificaat samengesteld; voor 40 mm in twee weken op de weerpaal Gilze-Rijen. De korte periode houdt de premie laag. Precies op 14 juni was er sprake van overvloedige regenval en het certificaat keerde het vooraf vastgestelde bedrag uit. “Een mooi systeem”, vindt Deijkers. Hij gaat er dan ook zeker mee door. Daarbij volgt de akkerbouwer de voorspellingen en weermodellen op de voet. “Tot twintig dagen voor ingang kun je een certificaat afsluiten, dat betekent dat je tijdens het seizoen nog kunt schakelen en verwachte risico’s kunt afdekken. Nu bepaal ík de locatie, tijdsduur, type schade en hoogte van de uitkering.”

Voor meer informatie of vragen: Bel naar 0320-269520 of mail naar info@dca-markt.nl

Weercertificaten van DCA Weerrisico staan voor:  Eenvoudig af te sluiten via www.weerrisico.nl  Tot 20 dagen afsluitbaar  Indienen claims niet nodig  Gegarandeerde uitkering  Automatische en vlotte uitbetaling  Dekking van Zwitserse via verzekeringsmaatschappij  Ondernemer stelt certificaat zelf samen


Boerenbusiness Internet

Internet en ondernemen Lever geen tonnen in bij fiscus

handige

Als het op testamenten en erfbelasting aankomt, hebben weinig ondernemers het echt goed voor elkaar. We zien nog te vaak onbedoelde gevolgen bij overlijden en de fiscale kanten van het ondernemerschap. Straks tonnen inleveren bij de fiscus kunt u voorkomen… Kijk, dat zijn aansprekende adviezen voor agrarische ondernemers. Net als andere accountantskantoren staat het agro-gedeelte van de website van Accon AVM bol van actuele tips en adviezen op het fiscale en financiële vlak. Wie een beetje bij wil blijven, doet er goed aan deze informatie regelmatig te checken. En let ook op de rekentools, die samen met DCA Kenniscentrum zijn ontwikkeld. www.acconavm.nl/kennisgebied/agro/

Meer dan alleen internetbankieren

Oké, de website van Rabobank wordt natuurlijk veruit het meest geraadpleegd door klanten die de centjes op de bankrekening willen controleren. Maar de grootste coöperatie van Nederland biedt meer dan internetten alleen. Rabobank presenteert op haar website tal van economische onderzoeken over de ontwikkelingen op bijvoorbeeld de markten voor vlees, zuivel en suiker. Daarbij kunnen agrarische ondernemers ook alle sectorvisies vinden die de bank heeft gemaakt voor bijvoorbeeld de Nederlandse akkerbouw, melkveehouderij en varkenshouderij. Het is even zoeken, maar dan ben je economisch weer bij. www.rabobank.nl

Gebundelde informatie voor veehouderij

Het voortbestaan van de productschappen hangt aan een zijden draadje, dus daarom snel maar even een blik op de site van de Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren (PVE). Hoewel het aantal taken van de ondernemers- en werknemersorganisaties waarschijnlijk een stuk kleiner wordt, is het een goed idee om de informatievoorziening op de website up-to-date te houden. Want die staan namelijk vol met nieuws en data voor veehouders, bijvoorbeeld op het gebied van diergezondheid, voedselveiligheid, arbeid en regelgeving. Allemaal facetten die horen bij het ondernemerschap. Of de website zo blijft, is uiteraard de vraag. www.pve.nl

Investeer alvast in de suikermarkt

Het voortbestaan van het bietenquotum na 2015 staat onder druk, nu de Europese Commissie niet erg happig lijkt de huidige suikermarktordening te verlengen. Zo ver is het nog niet, maar in het kader van risicomanagement kan het natuurlijk nooit kwaad om je als akkerbouwer vast te verdiepen in de mondiale suikermarkt. Dan is de onafhankelijke Britse site Sugaronline.com een aanrader, die je informeert over vooral de suiker- en ethanolmarkten. Je bent dan in exclusief gezelschap, want volgens de site is slechts twee procent van de bezoekers telers van suikerbieten. www.sugaronline.com

Video’s Playingwithpigs.nl

Youtu.be/7-k3YuAnyV8

Wil je graag een spelletje spelen met een varken? Dat kan met Pig Chase. De Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en Wageningen UR hebben een computergame gemaakt waarmee varkens en mensen met elkaar kunnen gamen. Via een scherm met lichteffecten kunnen varkens interactie aangaan met de mens via een iPad.

Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid uitleggen in vier minuten? Dat kan, denken ze bij de Europese Commissie in Brussel. Daarom legt in deze video landbouwcommissaris Dacian Ciolos uit wat er voor de agrarische ondernemers gaat veranderen. In het Frans, met Engelse ondertiteling.

2012/03

37


Boerenbusiness analyse

Het J.Mesdag-fonds wil melkveehouders aan de vooravond van het afschaffen van het melkquotum ondersteunen. Door mede te investeren in innovatieve ideeen die de hele sector verder kunnen helpen, zeggen voorzitter Jan Cees Vogelaar en secretaris Lubbert van Dellen. ‘Hoe sneller we de pot met geld goed investeren, hoe eerder de sector er aan verdient.’

Geldbron voor innovatie

H

et J.Mesdag-fonds financiert al jaren projecten in de melkveehouderij, maar is desondanks redelijk onbekend bij het grote publiek. Daar hopen de Jan Cees Vogelaar, sinds 1 januari voorzitter van het fonds, en Lubbert van Dellen, secretaris, verandering in te brengen. Het Mesdag-fonds is opgezet om melkveehouders te ondersteunen bij innovaties die helpen bij het verbeteren van de kwaliteit van melk. De financiering gaat nooit verder dan maximaal een derde van de projectkosten. De projecten met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van melk verraden waar het fonds zijn naam aan te danken heeft, namelijk de Fries J. Mesdag. Deze man stond in 1983 eveneens aan de vooravond van een nieuw tijdperk, want er was in Friesland een overgang gaande van zuivelbereiding op de boerderij naar zuivelbereiding op een fabriek op een centrale locatie. Mesdag had wetenschappelijke studies en het onder de aandacht brengen van zijn resultaten hoog in het vaandel staan. Iets wat vandaag de 38

2012/03

dag nog terug te vinden is in de statuten van het Mesdag-fonds. ‘Dat is ook de reden dat de zuivelaars zich op een bepaald moment uit het fonds hebben teruggetrokken’, zegt Vogelaar, melkveehouder in Lelystad. Het geld in het fonds komt van de melkveehouders zelf uit de voormalige kwaliteitsgelden. Sinds 2000 komt daar geen geld

Innovatief antwoord op stijgende kostprijs is nodig meer bij. ‘Tot de zuivelaars hun deel uit de pot met geld haalden, is er maar heel af en toe iets van het geld gebruikt voor de financiering van projecten’, aldus de voormalig bestuurder van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV), LTO en Friesland Foods. ‘Maar die pot kwam maar niet leeg’, zegt Van

Dellen. ‘Uiteindelijk kozen de zuivelaars eieren voor hun geld en wilden zij hun deel hebben, om onder meer onderzoek te doen naar merken en producten. Onderzoeksresultaten die je niet met het publiek wil delen.’ Het resterende geld, tegenwoordig ongeveer 3 miljoen euro, is belegd in beleggingsfondsen met een laag risicoprofiel. Van Dellen, in het dagelijkse werkzame leven agrarische directeur bij Accon AVM, geeft aan dat melkveehouders eenvoudig aanspraak kunnen maken op geld uit het fonds. Daarvoor hoeven er geen plannen via LTO Nederland of via een andere organisatie te worden ingediend. Deze kunnen per mail naar de organisatie worden gestuurd (zie kader). Dat Vogelaar en Van Dellen juist nu meer publiciteit zoeken voor het fonds heeft alles te maken met hun visie op de toekomst van de sector. Beide mannen delen de mening dat er door het wegvallen van het melkquotum veel gaat veranderen. Vogelaar ziet dit als het moment waarop melkveehouders moeten gaan nadenken over de toekomst en kijken waar verbetering in de


Analyse

in de melkveehouderij bedrijfsvoering mogelijk is. ‘De komende jaren gaat de sector zich razendsnel ontwikkelen.’ Het gebrek aan innovatie in de houderijsystemen voor de melkveehouderij heeft, volgens Van Dellen, de voortgang in de sector belemmerd. ‘Door regels in mest en quotering die we hebben gehad, heeft die ontwikkeling jaren stilgestaan. Nu komt er weer een hele andere tijd aan, maar we beginnen wel met een achterstand.’ Veel melkveehouders haken af Zowel Vogelaar als Van Dellen is er van overtuigd dat er tijdens de overstap naar een tijd zonder melkquotum veel melkveehouders gaan afhaken. ‘Dat zag je bij de invoer van de melktank, dat zag je tijdens het invoeren van het quotum en dat ga je ook nu weer meemaken’, zegt Vogelaar. ‘Vooral de wat oudere melkveehouders houden hun bedrijf draaiende zo lang als nodig is en stoppen er daarna mee.’ De groep die resteert zijn de jongere ondernemers. Zij moeten aan de slag met nieuwe methoden in de bedrijfsvoering met nieuwe stal-

systemen om efficiënt te produceren en zo succesvol te blijven. ‘Het barst in mijn omgeving van de ondernemers en de jongelui die er de schouders onder zetten’, zegt Vogelaar. Het gaat daarbij om jongeren die goed opgeleid zijn, ambities hebben en beschikken over de juiste kennis en kunde.’

Die pot met geld kwam maar niet leeg Een melkveebedrijf in het post-melkquotum tijdperk na 2015 gaat er volgens Vogelaar dan ook heel anders uit zien dan de huidige bedrijven. Door de schaalvergroting neemt de omvang toe en daarbij moeten de agrarische ondernemers antwoorden weten te vinden op het stijgen van de kostprijs. Het toenemen van de kosten in de

melkveehouderij zien Vogelaar en Van Dellen als een bedreiging. Kwetsbaar in de markt De grondgebonden melkveehouderij en de daarmee voortvloeiende hoge grondprijs stuwt de kostprijs voor de Nederlandse melkveehouder op. ‘Aan de andere kant is de grond nodig uit milieuoogpunt voor onder meer de mest en voor de ruwvoerwinning. Zonder grond moet een melkveehouder al zijn voer aankopen en is hij kwetsbaar voor de prijsvorming op de grondstoffenmarkt. Zo kan het dat bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, ondanks een goede melkprijs, toch bedrijven omvallen. Volgens Van Dellen wordt grond in de toekomst steeds kostbaarder. Te meer omdat het een schaars goed is en steeds schaarser wordt door een groeiende vraag naar voedsel. Van Dellen: ‘Wanneer iemand het bedrijf van zijn ouders overneemt, gebeurt dat tegen lagere prijzen dan die van de markt. Maar uitbreiding bij moeten marktconforme prijzen worden betaald. 2012/03

39


Genieten

van perfectie

De juiste chemie voor krachtige phytophthora bestrijding

BASF Nederland B.V., Divisie Agro, Postbus 1019, 6801 MC Arnhem. Telefoon (026) 371 72 71, www.agro.basf.nl Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees voor gebruik eerst het etiket en de productinformatie.


Analyse

Lubbert van Dellen

Jan Cees Vogelaar

Dit resulteert ook in een hogere kostprijs.’ Door de aan de grondprijs verbonden kosten, moeten melkveehouders op andere plaatsen op hun bedrijf besparingen realiseren. De bestuurders van het Mesdag-fonds rekenen erop dat ondernemers in die richtingen ook de innovaties zoeken. Klimaat en mest gaan volgens Van Dellen een belangrijke rol spelen. ‘Voor elke liter melk die je meer melkt, ben je nu 50 procent van de inkomsten kwijt aan leasekosten. Die kosten vallen weg, maar er komen milieukosten voor terug. Deze vallen voor de ene ondernemer hoger uit dan voor de andere.’ De ondernemers waarbij Van Dellen op de meeste vernieuwingen rekent, zijn degene die nog bezig zijn met uitbreiden. ‘Het maakt niet uit hoeveel je groeit. Bij uitbreiding worden vaak nieuwe stallen neergezet, dus daar liggen de kansen voor modernisering.’ Milieubewust doet kostprijs dalen Volgens Van Dellen kunnen kostprijs, milieu, minder werk en ketentransparantie voor de agrarische ondernemer richting de toekomst op één hoop worden geschoven. Vogelaar verduidelijkt dat. ‘Daar waar bewuster met het milieu wordt omgegaan, daalde de kostprijs. Het ontwikkelen van een idee kost geld, maar wanneer het er eenmaal staat zie je de kosten omlaag gaan.’ Van Dellen geeft aan dat groei en innovatie nodig zijn voor het verlagen van de kostprijs. Aan de andere kant is niet investeren ook een sleutel tot een lage kostprijs. Een methode die veel melkveehouders nu nog met succes toepassen. ‘Of we als melkveehouders meer melk kunnen leveren om zo de kostprijs te drukken, hangt voor een deel af van de ontwikkeling van de stalsystemen’, zegt Van Dellen. Dat is niet nieuw voor Nederland, want ook in de jaren zeventig waren het de Nederlandse stalsystemen die de wereld veroverden. ‘Voor de hele sector is het cruciaal.

Ook voor de akkerbouw in het samenwerken met de mestafzet.’ Daarom roepen de bestuurders van het Mesdag-fonds ook op om projecten in te dienen die betrekking hebben op het vernieuwen van de stalsystemen. Dat kunnen individuele projecten zijn, maar ook projecten die in groepsverband worden uitgevoerd. Een ander punt wat vooral bij Van Dellen hoog op de agenda staat, is onderzoek naar voeding. ‘Het gaat daarbij om de organische stof in mest. Daar zou ik graag meer onderzoek naar zien.’ Dat heeft alles te maken met de steeds strengere gebruiksnormen van mest en de grote rol die mest in de toekomst gaat spelen in de bedrijfsvoering. Met elkaar in contact brengen Wanneer er een plan wordt ingediend voor een lopend project zorgt het bestuur van het fonds ervoor dat die personen met elkaar in contact worden gebracht. Het werkgebied van het fonds beslaat daarbij de noordelijke provincies, het werkgebied van het voormalige Friesland Foods en het huidige DOC Kaas. De huidige ontwikkelingen bij het Productschap Zuivel maken dat het Mesdagfonds zich nog eens extra geroepen voelt om melkveehouders duidelijk te maken dat wanneer zij iets nieuws willen opzetten, het fonds ze een steuntje in de rug kan geven. ‘De methodes om aan geld te komen worden dun als het PZ verdwijnt’, zegt Vogelaar, waarbij hij er vanuit gaat dat er iets in de plaats van het productschap terug komt. Steun in de rug Zowel het uitdunnen van de collectieve fondsen als het aanbreken van een nieuw tijdperk voor de melkveehouders door het wegvallen van het quotum, maakt dat het Mesdag-fonds in de toe-

komst een steun in de rug van melkveehouders met vernieuwende ideeën kan zijn, vinden de bestuurders. Daar komt bij dat Van Dellen erg hoopt dat er nieuwe stalsystemen worden ontwikkeld, omdat de melkveehouders het zelf willen vanwege een lagere kostprijs en niet omdat er dwang vanuit de overheid achter zit. Hij verwijst hierbij naar de varkenshouders die door de verplichte regelgeving druk bezig zijn hun stallen in orde te maken voor de welzijnseisen voor 2013.

Tekst: Herma van den Pol Foto: Aleksander Willemse, Shutterstock Meer weten: boerenbusiness.nl/melkmarkt

Stuur een mailtje

Wanneer melkveehouders een beroep willen doen op het Mesdag-fonds kunnen ze hun ideeën en projecten opsturen naar Mesdag@gmail.com. Het fonds vergoedt maximaal een derde van de projectkosten. De projecten worden tijdens de bestuursvergadering beoordeeld, waarbij de belangrijkste eis is dat het een vernieuwend idee is waar de hele sector wat mee kan. ‘Het moeten projecten zijn die breder toepasbaar zijn in de sector en kennis vergaren waar de melkveehouderij zijn voordeel mee kan doen.’

2012/03

41


Tracking en Tracing

Een verzekeraar die meer terugvindt dan alleen uw dossier Waar vind je dat nog?

• Binnen 24 uur uw gestolen voertuig weer terecht • Tot 55% no-claim • 15% premiekorting • 20% korting op het 3-jarig abonnement • Gratis machinepaspoort

Met Tracking en Tracing van Univé bent u meer dan zakelijk verzekerd

www.unive-preventie.nl

Daar plukt ú de vruchten van!

Van alle markten thuis

- Melkquotum - Varkensrechten - Toeslagrechten - Pluimveerechten

- Jongvee - Export vaarzen - Complete veestapels - Rauwe melk en melkproducten

Als agrarisch ondernemer denkt u altijd een stap vooruit. U ziet kansen, die er om vragen benut te worden. Dat begrijpen wij als geen ander. Steegro bemiddelt al ruim twintig jaar op de agrarische markt. Bij in- en verkoop op bijna alle denkbare agrarische terreinen. In eigen land en over de grens. Snel, helder en met eerlijke prijzen. Benut uw kansen en bel ons gerust voor een waardevol advies. STEEGRO BV, Penning 4, 8305 BH Emmeloord Tel. 0527-630500 - fax 0527-630510 Email info@steegro.nl Website www.steegro.nl


Foto: Aleksander Willemse

Boerenbusiness Visual

2012/03

43


Boerenbusiness Questions

In de persoon van Joris Baecke kreeg de Conseil Europeen des Jeunes Agriculteurs (CEJA) voor het eerst sinds veertig jaar weer een Nederlandse voorzitter. De jonge boeren laten hun stem nadrukkelijk horen. Voornaamste strijdpunt: het wegnemen van obstakels die de jonge generatie in de weg zitten. ‘2012 moet een oogstjaar worden.’

Tien vragen aan Joris Baecke President van de Europese organisatie van jonge boeren CEJA

H

oewel er maar één man voorzitter is van de organisatie die 1,8 miljoen jonge Europese boeren vertegenwoordigt, maakt de Zeeuwse akkerbouwer Joris Baecke (1978) meteen duidelijk dat de CEJA bepaald geen eenmansbedrijf is. Er zijn niet alleen vier medebestuurders, er is ook een netwerk van lidorganisaties, waaronder het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK). Daar is Baecke sinds de start van zijn CEJAvoorzitterschap in 2009 nog steeds bestuurslid, maar dan wel zonder portefeuille. ‘Anders zou het allemaal wel heel erg druk worden.’ Waar heb jij je de afgelopen twee jaar als voorzitter van de CEJA vooral op gericht? ‘In de eerste plaats hebben we energie gestoken in het verbreden van onze ledenbasis. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn nu ook aangesloten bij onze organisatie, net als enkele nieuwe EU-landen. Vervolgens was onze doelstelling om in elk overleg of debat van enige betekenis de stem van de toekomstige generatie agrarische ondernemers te laten horen.’ En is dat gelukt? ‘Dat durf ik wel te stellen ja, maar het werk is zeker niet af. In het Europees parlement en in het programma van Europees Landbouwcommissaris Ciolos kun je merken dat er oog is voor het feit dat het voor jonge boeren een enorme uitda44

2012/03

ging is om een bedrijf te starten met de daarmee gemoeide financiële lasten. Het onderwerp ligt nadrukkelijk op de onderhandelingstafel voor de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is onze inzet om er dit jaar alles aan te doen om onze punten in het politieke besluitvormingsproces ook daadwerkelijk binnen te halen. 2012 moet een oogstjaar worden.’ Voor de jonge boeren? ‘Voor de hele sector. De leeftijdsopbouw van ondernemers in de Europese agrarische sector is verontrustend: minder dan zes procent is jonger dan 35 terwijl een derde ouder dan 65 is. We hebben naast een financiële crisis en een klimaatcrisis, in onze sector te maken met een leeftijdscrisis. Dat vormt een bedreiging voor de hele sector. Het is zaak om dit jaar campagne te voeren zodat alle stakeholders dit ook officieel onderschrijven. Om iedereen ervan te doordringen dat de belangen van jonge boeren cruciaal zijn om in 2020 nog een vitale agrarische sector in Europa te hebben. Als we te weinig jonge ondernemers hebben, kan dat leiden tot een consolidatieslag van jewelste. Begrijp me goed: ik ben echt niet iemand die terug wil in de tijd en zegt dat vroeger alles beter was. Met een leegloop is echter niemand gebaat; een zekere mate van stabiliteit is essentieel.’ Is schaalvergroting niet de toekomst? ‘Schaalvergroting is onafwendbaar, maar als die

op een duurzame manier tot stand komt is dat niet verkeerd. Daarmee bedoel ik dat het bedrijf gelijke tred moet houden met de omgeving waar het zich in bevindt. Voorlopig geloof ik nog steeds sterk in de kracht van het gezinsbedrijf, met een gezonde basis in termen van voldoende eigen vermogen. Als er sprake is van onbalans tussen eigen en vreemd vermogen, dan maakt dat het bedrijf kwetsbaar. Er zijn legio voorbeelden van overfinanciering in de economie die hebben geleid tot de financiële crisis. Het is in ieders belang om dat in onze sector niet te laten gebeuren.’ Verschillen hedendaagse jonge boeren van vorige generaties? ‘Dat vind ik moeilijk om te zeggen. Ik weet in ieder geval wel dat de huidige generatie enorm gepassioneerd en ambitieus is, maar vermoedelijk waren eerdere generaties dat ook. De mensen die wij vertegenwoordigen hebben een open houding naar de samenleving. Ze durven de uitdaging aan om het gesprek aan te gaan over wat er vandaag de dag van de agrarische sector wordt verlangd.’ Zijn ze mondiger? ‘Laat ik het zo zeggen: vroeger leefden boeren hoofdzakelijk in leefgemeenschappen met andere boeren waarin het vooral draaide om veel en goed produceren. Tegenwoordig is dat anders: jonge boeren staan midden in de samenleving en


Questions

in hun kennissenkring bevinden zich veel mensen die niet afkomstig zijn uit de sector, maar wel geïnteresseerd zijn in thema’s als milieu, dierenwelzijn en biodiversiteit.’ Was de vorige generatie minder veranderingsgezind? ‘Dat betwijfel ik, maar de tijdgeest is anders. Dezelfde mate van veranderingsbereidheid die ik bij jonge agrarische ondernemers zie, verwacht ik niet van de oudere generatie. Dat zou niet fair zijn. Zij hebben natuurlijk ook baanbrekende veranderingen bevochten. De groene revolutie is wel in belangrijke mate in gang gezet door de generatie boeren die nu met pensioen gaat.’ Is het beroep van boer nog steeds een roeping? ‘Ik denk het wel, het is iets dat langzaam ontstaat. Kinderen worden geboren, maar boeren worden

gemaakt. Het is een lifestyle. Als je eraan begint weet je dat je waarschijnlijk geen topsalaris gaat verdienen, maar dat je met hard werken een fantastisch leven kunt hebben. Daarbij zijn de vooruitzichten uitstekend: de vraag naar voedsel neemt de komende jaren flink toe. Als je op een duurzame manier aan die vraag kunt beantwoorden, dan ziet de toekomst er goed uit.’ Hoe geven jullie daar concreet invulling aan? ‘Wij hebben een reeks zichtbare standpunten over de vernieuwing van agrarisch ondernemerschap. We hebben bijvoorbeeld programma’s op het gebied van klimaatverandering. Daarbij richten we ons op uitwisseling van best practices tussen bedrijven. Ook investeren we in de relatie met consumentenorganisaties. We halen kritische consumenten naar de boerderij en sturen boeren naar consumentenorganisaties.’

Is het een politieke carrière die je drijft om dit werk te doen? ‘Nee, daar komt mijn drive niet vandaan... Ik ben akkerbouwer in hart en nieren, iemand die graag met de voeten in de klei staat. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat zeventig procent van je license to operate, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, in Brussel en Den Haag wordt bepaald. Als ondernemer vanuit je eigen bedrijf kun je niet zo heel veel invloed op dat beleid uitoefenen. Dan moet je toch je gezicht in Den Haag en in Brussel laten zien, om de belangen voor het voetlicht te brengen. Die combinatie geeft mij veel voldoening. Vooral omdat ik weet dat ik dit werk doe voor mensen als ikzelf.’ Tekst: Dirk van der Lit Foto: Aleksander Willemse Meer weten: c eja.eu najk.nl

2012/03

45


(Advertorial)

‘Start your engines’ met N-xt Fertilizers De volgende generatie meststoffen

Zou het niet mooi zijn als we in de agrarische sector onze moderne kennis, techniek en producten veel beter combineren met de eeuwenoude natuurlijke processen die zich in de bodem afspelen? Pas dan zijn we namelijk in staat om op een duurzame wijze de kwaliteit en het opbrengend vermogen van onze landbouwgrond optimaal te benutten en op lange termijn te waarborgen. N-xt Fertilizers - de volgende generatie meststoffen - helpt u hier graag mee op weg. Door de jaren heen heeft het werken met natuurlijke processen in de landbouw steeds vaker plaats gemaakt voor kunstmatige activiteiten die voorzien in een hogere opbrengst. Vaak op korte termijn economisch interessant, maar op de lange termijn door allerlei bijwerkingen desastreus voor de kwaliteit en het opbrengend vermogen van onze bodem en de gezondheid van de gewassen. Steeds meer kwaliteitsproblemen zijn hiervan het levende bewijs. N-xt Fertilizers gelooft niet dat dit de bedoeling is. Een eenvoudige vergelijking…

Melkveehouder Jan van Middelaar, Hoevelaken

‘Het kuilgras is vezeliger’

“Ik heb het idee dat sinds wij N-xt Fertilizers gebruiken de koeien minder gejaagd zijn. Ook ruikt de mest minder scherp. Het kuilgras is vezeliger. Wij kopen ook gras aan dat bemest is met KAS. Dit is duidelijk slapper en minder stengelig. Er blijft veel minder van over. Het slinkt, net als spinazie in de pan.”

Uw auto stopt ermee Je kunt de huidige bodemvruchtbaarheid en bodemgezondheid op veel percelen vergelijken met een auto die het begeeft. Je kunt in dat geval gaan duwen of er voor kiezen om de auto te repareren. Met veel landbouwgronden is dit niet anders. Bij een teruglopende opbrengst of kwaliteitsproblemen wordt er in veel gevallen voor gekozen om maar wat extra kunstmest te strooien of om nog meer gewasbeschermingsmiddelen in te zetten. Kortom; een paar extra mannetjes om mee te duwen. N-xt Fertilizers kiest er liever voor om de auto te repareren en de motor weer te starten. Oftewel de structuur,

www.n-xt.com

vruchtbaarheid en gezondheid van de bodem weer op orde brengen. Vaak moeten de regelaars iets worden bijgesteld (pH en organische stof op het juiste niveau brengen) en moet de bestuurder zelf (het bodemleven) worden geactiveerd. Dan kan de bodem weer optimaal functioneren in dienst van de productiviteit, gezondheid en kwaliteit van uw gewassen. Unieke meststoffen Ook in de visie van N-xt Fertilizers, waarin de intrinsieke kracht van de bodem centraal staat, hebben hoogwaardige meststoffen een belangrijke rol. Vooral in de ‘finetuning’. Het op het juiste moment aanvullen van essentiële mineralen die helpen om de processen in de plant te optimaliseren, het bodemleven te activeren of de weerbaarheid van planten tegen ziekten te verhogen. De meststoffen van N-xt Fertilizers zijn geproduceerd volgens een unieke technologie, waardoor zij zich als enige op een natuurlijke manier mengen binnen alle bodemprocessen. Hierdoor spoelen ze minder snel uit en worden ze veel gemakkelijker opgenomen door de plant. Bovendien hebben ze geen schadelijke, maar juist een positieve werking op de ontwikkeling van het bodemleven. Praktijkproeven hebben dit inmiddels veelvuldig aangetoond. Het resultaat; een gezonde bodem, vruchtbare resultaten en een betere gewaskwaliteit. ‘Start your engines’!

Akkerbouwer Jacco van Liere, Dronten

‘Ik kan nu perfect bijsturen’

Jacco van Liere in Dronten gebruikt nu vier jaar de bladmeststoffen van N-xt Fertilizers in zijn aardappelen. Het effect van de vloeibare kunstmestproducten is duidelijk merkbaar. Hij kan met 30 tot 40% minder stikstof in de vorm van kunstmest toe. Ook merkt hij dat de aardappelplant steviger is. “Het loof is een stuk minder massaal”, zegt Van Liere. En dat ziet hij graag. Want veel loof trekt luizen aan en is lastig bij het selecteren. Van Liere runt samen met zijn broer Piet een akkerbouwbedrijf van 330 hectare. Daarnaast hebben ze een uiensorteerbedrijf.

Boeren en tuinders die bodemvruchtbaarheid en bodemgezondheid centraal willen zetten in hun bedrijfsvoering helpen wij graag op weg naar een meer duurzaam en effectief bodembeheer. Bel of mail ons gerust voor een vrijblijvend gesprek. Marco van Gurp Tel: 088-3425600 E-mail: info@n-xt.com

Akkerbouwer Arnold van Woerkum, Bant

‘Ik zie de kwaliteit van het gewas verbeteren’ “De mineralen in de meststoffen van N-xt Fertilizers zijn beter en langer opneembaar. Daardoor zie ik de kwaliteit van het gewas verbeteren. En ik kan met flink minder stikstof en fosfaat toe.” In aardappelen bespaart Van Woerkom gemiddeld 43 kilogram stikstof en 35 kilogram fosfaat per hectare. Van Woerkom is één van de eerste gebruikers van N-xt Fertilizers. Sinds eind jaren ’90 past hij de speciale, vloeibare bodem- en bladmeststoffen toe.

Gezonde bodem, vruchtbaar resultaat


Boerenbusiness Buiten

Naam: Rolf en Marieke Penterman (38 en 34)

Bedrijf: Penterman Farm en Holland’s Family Cheese

Waar: Thorp, Verenigde Staten

Soort bedrijf: Melkveehouderij en kaasmakerij

Zakenpartners: Sander Penterman

Afstand tot Utrecht: 6.958 kilometer

Marieke en Rolf Penterman hebben een melkveebedrijf in de Verenigde Staten, in Wisconsin, één van de twee belangrijkste zuivelstaten van het land. Hij ontfermt zich over de koeien, terwijl zij Goudse kaas aan de man brengt.

Onbegrensd boeren in Amerika

I

n de Achterhoek hield hij samen met zijn broer en ouders zo’n zestig koeien, maar ze zagen al snel in dat ze daarvan niet in leven konden blijven. Rolf Penterman verliet Nederland in de jaren negentig om in het buitenland te werken. Hij ging op studiereis naar Zweden en stak daarna de oceaan over, waar hij in de VS en in Canada stage liep bij enkele boeren. Hij besloot zich op een gegeven moment te voegen bij zijn broer Sander, die inmiddels in Wisconsin woonde, na Californië de tweede grootste melkproducerende staat van Noord-Amerika. In Canada had Rolf intussen de Twentse Marieke leren kennen, die daar stage liep bij een Canadese boer. Zij konden het goed met elkaar vinden en hielden contact via e-mail. Terwijl Rolf in de VS aan de slag ging, werkte Marieke als inspecteur bij de Algemene Inspectiedienst. Hij vroeg haar in 2002 om langs te komen in Thorp in Wisconsin, in het uiterste noorden van de VS. Zij stak de oceaan over, om daarna weer naar Nederland terug te keren. Nog vier keer deed ze dat. In december 2003 bleef ze in de VS. Rolf en Marieke zijn inmiddels getrouwd en hebben samen vijf kinderen.

Voor de familie Penterman is Noord-Amerika het land van de onbegrensde mogelijkheden gebleken. Het bedrijf begon met 350 melkkoeien in een ligboxenstal, de afgelopen tien jaar zijn er nog eens vijfhonderd dieren bijgekomen. Een melkveebedrijf starten in Wisconsin is vrij eenvoudig. ‘De grondprijzen zijn hier lager dan in Nederland’, zegt Marieke, ‘Bovendien kennen ze hier geen melkquota, waardoor je snel aan de slag kunt als je eenmaal koeien hebt aangeschaft.’ Een nadeel van ondernemen in de VS is wel dat banken anders te werk gaan dan in Nederland. ‘We moesten een lening voor het bedrijf binnen vijf jaar terugbetalen, in Nederland krijg je daar soms tientallen jaren de tijd voor.’ Ook Marieke kreeg de smaak van het ondernemen te pakken. Een idee om kindermeubels te ontwerpen liet ze varen vanwege de strenge Amerikaanse veiligheidsregels. Op een dag kreeg ze plots een ingeving. ‘We konden hier geen lekkere Goudse kaas kopen. Ik besefte dat ik de kaas die ik zo miste in de VS, gewoon zelf zou kunnen maken.’ Marieke verdiepte zich in het maken van kaas, plaatste een pijpleiding direct van de melkmachine naar het kaasvat en ging aan de

slag. Sinds 2006 produceert ze Goudse kaas volgens traditioneel recept en met zoveel mogelijk Nederlandse ingrediënten. Ze heeft tientallen prijzen gewonnen met de ‘Marieke Gouda’, die te vinden is in supermarkten, delicatessenwinkels en restaurants. De kaas kan ook worden gekocht in de boerderijwinkel in Thorp en op de website van Marieke’s bedrijf. Rolf en Marieke zijn erg tevreden over hun leven in de VS. ‘Ik zou weer in Nederland kunnen aarden, maar mijn man niet’, zegt Marieke. ‘Rolf vond de regelgeving in Nederland te streng, hij voelde zich beperkt in zijn handelen als boer en als ondernemer.’ Al met al ziet Marieke vooral voordelen aan het ondernemen in de VS. ‘In Nederland hadden we nooit voor elkaar kunnen krijgen wat we hier hebben bereikt. Rolf had niet zoveel koeien kunnen houden en ik had me niet kunnen onderscheiden met het maken van Goudse kaas.’

Tekst: Ana Karadarevic Foto: RNW/Perro de Jong Meer weten: hollandsfamilycheese.com

2012/03

47


Boerenbusiness Boer iin Business

Zonder grond onder de

48

2012/03


Boer in Business

nagels, red je het niet Het succes van Farm Frites maakte hem financieel onafhankelijk. Inmiddels richt Gerrit de Bruijne (78) zijn pijlen op Farm Dairy en op een grootschalig aardappelteeltproject in Gambia. Omdat hij het ondernemen niet kan laten en uit idealisme. ‘Je wilt toch ook iets achterlaten.’

G

errit de Bruijne zit op zijn favoriete stek: aan de leestafel in zijn verbouwde boerderij met uitzicht over de uitgestrekte landerijen die grenzen aan het Haringvliet. Hier, in het op Voorne Putten gelegen Oudenhoorn, mag de ondernemer in ruste graag vertoeven. Hier begon ook in 1971 het succesverhaal van Farm Frites, de onderneming die onder zijn leiding uitgroeide tot een van de grootste fritesfabrieken ter wereld. Zoon Piet nam in 2003 de teugels over. Toch blijft De Bruijne senior nauw met het bedrijf verbonden, als commissaris en omdat zijn uitzicht om het kwartier wordt versperd door weer een vrachtwagen vol aardappelen. Want De Bruijne mag dan in goeden doen zijn, hij woont nog steeds pal naast de fabriek, waar tevens het hoofdkantoor van Farm Frites is gevestigd. Wat zou hij anders moeten? Verderop in Spijkenisse tussen de gepensioneerden wonen? Hij moet er niet aan denken. De Bruijne is met Farm Frites en met zijn 150 hectare grote akkerbouwbedrijf vergroeid. Het uitzicht op een recht geploegde voor of een gewas kan hem nog steeds intens gelukkig maken. Hij mag dan inmiddels 78 zijn, hij zit nog elk oogstseizoen tenminste een dag op de combine. Het is dat een beknelde zenuw en een infectieziekte hem nu wat immobiel maken, anders was hij vast aan het werk geweest. Stilzitten is niets voor De Bruijne. Zijn geld

verbrassen evenmin. Hij rijdt in een tweedehands Mercedes en leeft relatief sober. Liever doet hij iets zinvols met zijn geld. Zo begon hij, nadat hij uit de directie van Farm Frites was gestapt, in Lelystad zuivelfabriek Farm Dairy. En in Gambia huurt hij samen met een vriend 460 hectare grond waarop aardappelen, uien, maïs en rijst worden verbouwd. Met dat laatste project wil hij aantonen dat de dreigende voedselschaarste geen voldongen feit is. Dat er nog voldoende alternatieven zijn om de groeiende wereldbevolking te voeden. Zelfs in het tot voor kort onvruchtbaar geachte Gambia. ‘Dat kleine poosje dat we hier op aarde zijn, moet je er toch iets van maken.’ Aan Boerenbusiness vertelt De Bruijne over de moeite die het hem heeft gekost om in Gambia als akkerbouwer aan de slag te kunnen, over het succes van Farm Frites, de rol van zijn boerenafkomst daarbij én over de kansen en bedreigingen voor de nationale en internationale landbouw in het algemeen. ‘Als je ouder wordt, krijg je toch wat meer tijd om over zulke zaken na te denken.’ Meten is weten Idealen? Ja, die heeft Gerrit de Bruijne, maar noem hem alsjeblieft geen wereldverbeteraar. Zelfs in Gambia staat een gezonde bedrijfsvoering voorop. Daar zorgt de Zuid-Hollandse friteproducent wel voor. Hij weet wat hij doet. Meten is weten, luidt zijn adagium.

Gerrit de Bruijne Gerrit de Bruijne (78) is in 1933 geboren in Zuid-Beijerland in de Hoeksche Waard. Het gezin De Bruijne verhuisde twee jaar later naar het voormalige eiland Rozenburg, waar vader een akkerbouwbedrijf kreeg. Gerrit, de middelste van drie broers, volgde in Hoek van Holland de landbouwschool. Het bedrijf van vader overnemen, zag Gerrit niet zitten. ‘Met de hand aardappels rooien: daar had ik geen trek in’. Via jachtvriend Kees van Lede, de vader van de gelijknamige voormalige Akzo-topman, regelde De Bruijne senior in 1959 in Oudenhoorn (Voorne Putten) een gemengd boerenbedrijf voor zijn op een na oudste zoon. Met een tweedehands frietlijntje legde de De Bruijne daar de basis voor Farm Frites, dat met een omzet van ongeveer 400 miljoen euro en 1.800 medewerkers in 26 landen is uitgegroeid tot een van de grootste patatfabrikanten ter wereld. Zoon Piet volgde Gerrit in 2003 op.

2012/03

49


Daar begon hij al mee toen hij in 1959 als 24-jarige een gemengd bedrijf (39 hectare) kon pachten in Oudenhoorn. Zijn vader had weliswaar ook een boerderij, op het voormalige eiland Rozenburg, maar dat was honderd procent akkerbouw. Daar voelde Gerrit, de middelste van drie zoons, weinig voor toen hij net van de landbouwschool kwam. Daarom ging hij eerst aan de slag bij een aannemer. Op de boerderij koos de jonge De Bruijne voor een andere koers. Een ambitieuze: hij begon direct met een bedrijfseconomische boekhouding. Die stelde hem in staat tot het optimaliseren van de bedrijfsvoering. Hij kon precies uitrekenen aan welke activiteit hij het meeste verdiende. Toen De Bruijne tijdens een excursie in de Verenigde Staten op het idee kwam om in een schuur achter de boerderij zelf patat te gaan maken, en hij met een bankkrediet van 30.000 gulden een tweedehands frietlijntje op de kop tikte, daarmee de cafetaria’s langs ging en, vanwege het succes, al snel overstapte op levering aan grossiers, is hij dat blijven doen. ‘Ik liep regelmatig door de fabriek. Daar zag ik hoe een van de wegers kilozakken met friet consequent te vol deed. Veel was het niet, een grammetje of 15, maar ik vond het veel. Dus ging ik uitrekenen hoeveel dat scheelde op jaarbasis. 100.000 gulden, rekende ik hem voor. De man schrok zich kapot. “Dat is drie keer wat ik verdien!”, riep hij. Zo hield ik mijn personeel gemotiveerd.’ Die strategie werkte. Inmiddels heeft Farm Frites wereldwijd 1800 medewerkers verspreid over 26 landen en vijf productielocaties in België, 50

2012/03

Polen, Egypte, Argentinië en in Oudenhoorn. Daar wordt jaarlijks 1,6 miljoen ton aardappelen verwerkt tot 750.000 ton eindproduct. Strategie niet altijd effectief Dat zijn strategie niet overal het gewenste effect beoogde, heeft De Bruijne intussen mogen ervaren. In Egypte verbouwt Farm Frites zijn eigen aardappelen. Veel Egyptenaren keken de kunst af en begonnen zelf met het telen van aardappelen.

‘Ik zou zeggen: geef mij nog tien Henk Blekers.’ Maar in Gambia lukt dat niet. Vrouwen rooien handmatig, mannen liggen liever onder een boom. En als de mannen al wat doen, bijvoorbeeld toezicht houden op de pivot, het irrigatiesysteem, dan maken ze er een troep van. ‘Ze hebben gewoon weinig verantwoordelijkheidsgevoel.’ Nee, De Bruijne en zijn compagnon moeten het in West-Afrika grotendeels alleen doen. Hoewel de opbrengst goed is - 45 ton per hectare - krijgen noch De Bruijne, noch de spaarzame locals die het wel willen proberen enige medewerking bij de financiering van het project: niet van banken, niet van de overheid, maar ook niet

van de FAO, de Wereldvoedselorganisatie van de Verenigde Naties. Zeker, De Bruijne ziet ze in Gambia volop, de mensen van de internationale hulporganisaties. ‘Ze rijden in dure terreinwagens met van die grote satellietantennes op het dak door de stad en vergaderen dagelijks in vijfsterrenhotels. Maar het levert allemaal weinig op.’ Hij weet ook hoe dat komt. ‘Het zijn vaak hoogopgeleide ingenieurs, geen praktijkmensen. Die krijgen niets gedaan. Zonder grond onder je nagels, red je het hier niet.’ Voorkeur voor hoge aardappelprijs De aardappelen die hij in Gambia teelt, zijn voor de directe consumptie en niet voor de productie van frites. In dat laatste geval zouden de piepers honderden kilometers moeten worden getransporteerd, naar Egypte. Te duur en niet goed voor de kwaliteit, meent De Bruijne. ‘Aardappelen moeten niet reizen.’ Aan die regel houdt Farm Frites zich nog steeds. Belangrijkste groeimarkten voor het bedrijf zijn Zuid-Amerika, het Midden-Oosten en het Verre Oosten. Die worden bediend vanuit Argentinië en Egypte, waar Farm Frites de aardappelen zelf teelt. Noord- en West-Europa zijn duidelijk geen groeimarkten. In deze regio’s is de concurrentie groot. Dat is niet in het voordeel van de vrije telers; die moeten nu geld toeleggen, weet De Bruijne. Spijtig, maar onvermijdelijk, luidt zijn commentaar. ‘Als Farm Frites kunnen we daar weinig aan veranderen.’ Sterker, zelf heeft


Boer in Business

Farm Frites het liefst ook een hoge aardappelprijs. Zestig procent van de aardappelen die de onderneming verwerkt, komt van contracttelers. Oftewel: een hoge prijs, pakt ook voor de frietproducent per saldo het beste uit. Is De Bruijne niet bang dat de dreigende wereldwijde voedselschaarste de prijzen op de lange termijn flink zal doen stijgen, waardoor ook Farm Frites mogelijk wordt geraakt? Nee, de vraag neemt weliswaar toe, maar ook in de opbrengsten zit nog voldoende rek, luidt zijn overtuiging. ‘Toen ik begon in 1959 deden we in Nederland gemiddeld 40 ton per hectare, nu zitten we op ongeveer 60 ton. Volgens mij kan dat nog verder omhoog.’ Een goede methode daarvoor vindt De Bruijne de introductie van genetisch gemodificeerde aardappelrassen. Verder is er in zijn ogen wereldwijd nog heel veel goede, potentiële landbouwgrond. In Afrika, maar ook op andere continenten. De Bruijne is een optimist. Hij ziet weinig bedreigingen voor de agrarische sector. Dat was een paar jaar geleden wel anders. De in zijn ogen overdadige aandacht vanuit Den Haag voor de natuur kon hem furieus maken. Hij pakt een foto waarop zijn woonboerderij bijna geheel aan het oog wordt onttrokken door honderden ganzen die op het land zitten of wegvliegen. Ieder jaar vraagt De Bruijne weer een afschietvergunning

aan, telkens is het resultaat ontoereikend. ‘U wilt niet weten hoe vaak ik per dag naar het land moet rijden om die beesten weg te jagen.’ Of neem de plannen om de Hedwigepolder onder water te zetten en de Haringvlietdam open te zetten, waardoor er weer zoutwater in het

‘Aardappelen moeten niet reizen’ Haringvliet zou stromen - goed voor de visstand volgens voorstanders: absurd, vindt De Bruijne. Wat hem betreft is de komst van Henk Bleker op Landbouw een zegen. ‘Geef mij nog tien Blekers.’ Niet dat hij niets met natuur heeft, integendeel, maar ‘het moet niet doorschieten’. Doorzetter van huis uit Natuurfetisjisten, ganzen, voedselschaarste, toenemende concurrentie: Gerrit de Bruijne laat zich niet snel meer van de wijs brengen. Hij is een doorzetter, ook iets dat hij van huis uit heeft mee-

gekregen. Niet alleen Farm Frites, maar ook Farm Dairy is daarvan het bewijs. Friesland Foods en Campina, inmiddels gefuseerd, maar in 2004, toen De Bruijne met de zuivelfabriek begon, nog twee aparte coöperaties, deden er alles aan om de nieuwkomer het leven zuur te maken. De leverancier van machines, de verpakkingsproducent: niemand mocht met hem in zee. Anno 2012 is Farm Dairy een vaste waarde in agrarisch Nederland. De minderheidsdeelneming die FrieslandCampina inmiddels in de zuivelonderneming heeft, zegt genoeg. Dat doorzettingsvermogen kwam in Gambia goed van pas. Een jaarlijkse pachtsom van duizend euro per hectare eiste de Gambiaanse overheid toen hij zijn plannen op tafel legde. En dat voor waardeloze woestijngrond. Door vast te houden, wisten ze de pachtsom terug te brengen tot een euro: een symbolisch bedrag. Dat het project vooralsnog niet de navolging heeft gekregen waarop hij had gerekend, deert hem evenmin. De Bruijne zet door, in de hoop dat de Gambianen alsnog de geest krijgen. ‘Je wilt toch iets achterlaten.’ Tekst: Jan Smit Foto: Aleksander Willemse Meer weten: f armfrites.com boerenbusiness.nl/aardappelmarkt

2012/03

51


(Advertorial)

Van energieleverancier naar aanbieder van slimme energieoplossingen Met ruim vijftig jaar ervaring als propaanleverancier in de agrarische sector, is Primagaz niet meer weg te denken uit Nederlands’ landelijke gebieden. Maar ook in de toekomst van onze energievoorziening speelt Primagaz een belangrijke rol.

gen wordt nog vaak gebruik gemaakt van kolencentrales. Voor het realiseren van de gestelde klimaatdoelstelling is een overgang naar een andere wijze van elektriciteitsopwekking noodzakelijk.

Het decentraal opwekken van energie is een opHet thema energie houdt de samenleving meer lossing voor deze problematiek. Niet alleen biedt en meer bezig. Waar we nu nog gewend zijn ge- het de mogelijkheid lokale passende oplossingen woon de gaskraan open te draaien of onbeperkt te zoeken met weinig tot geen gebruik van fossiele elektriciteit te hebben, gaan we naar een toekomst brandstoffen, ook wordt alle opgewekte energie toe waar we ook zelf verantwoordelijk zijn voor optimaal benut. De landelijke gebieden spelen het opwekken van energie. Onze huidige centrale hierin een belangrijke rol. energievoorziening, gedomineerd door fossiele brandstoffen, zal moeten veranderen in een nieu- Voor deze nieuwe manier van kijken naar onze we efficiëntere en bovendien lokale energievoor- energievoorziening is een transitie nodig. Binnen Primagaz Nederland hebben wij deze transitie in ziening. gang gezet en proberen we stap voor stap de tranVoor verwarmingsdoeleinden gebruiken Ned- sitie van traditionele propaangasleverancier naar erlandse huishoudens weliswaar de schoonste leverancier van energieoplossingen te maken. Zo fossiele brandstoffen aardgas en – waar dat niet bieden wij, naast propaan, duurzame energieobeschikbaar is – propaan. Propaan en aard- plossingen zoals zonnepanelen, warmtekrachtgas hebben een zeer lage CO2-uitstoot en ver- koppelinginstallaties en gaswarmtepompen aan. waarloosbare uitstoot van fijnstof. Bovendien is Propaan is één van de brandstoffen die zeer propaan een bijproduct bij de raffinage van olie. geschikt is als back up brandstof, vooral in de Wanneer het niet wordt gebruikt, wordt het afge buitengebieden. Voor agrarische bedrijven/ hufakkeld. Voor elektriciteitsopwekking daarente- ishoudens biedt dit dan ook vele mogelijkheden.

Meer informatie vind u terug op: www.primagaz.nl

www.primaenergy.nl


Boerenbusiness Opinie

Meerprijs voor Beter Leven Unilever wil uiterlijk in 2015 alleen nog Unoxrookworsten met het kenmerk Beter Leven van de Dierenbescherming verkopen. Daarvoor moet het aanbod van geschikt varkensvlees flink omhoog, zegt Marieke Bos, de brandmanager van Unox.

Tekst: Thomas Olivier Foto: Aleksander Willemse Meer weten: unilever.nl unox.nl boerenbusiness.nl/varkensmarkt

‘D

e trend naar meer duurzaamheid zet door. Consumenten vragen vaker naar duurzame producten en verwachten dat een bedrijf als Unilever eerlijk en duurzaam produceert. Als grote voedingsmiddelenproducent nemen we onze verantwoordelijkheid. In 2010 hebben we het Unilever Sustainable Living Plan geïntroduceerd. Eén van de drie doelstellingen is dat we tegen 2020 uitsluitend landbouwgrondstoffen uit duurzame landbouw betrekken. Het op de markt brengen van Unox-rookworsten met Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming past binnen onze strategie om duurzamer te worden. Zoals we ook Rainforest Alliance gecertificeerde chocolade gebruiken in Magnum-ijsjes en duurzame zuivel voor het ijs van Ben & Jerry’s. Duurzaamheid is een breed begrip en diervriendelijke productie is daar slechts één onderdeel van. Maar het verhogen van het dierenwelzijn is voor ons wel heel belangrijk Ruim een derde van de rookworsten die we jaarlijks verkopen draagt het kenmerk. Het betekent dat de varkens meer ruimte hebben, speeltjes krijgen en niet worden gecastreerd. Bovendien verkopen we sinds september 2011 ook de Boeren Scharrelrookworst met twee sterren: de varkens krijgen nog meer ruimte, diep stro, en ze kunnen naar buiten. Uiterlijk in 2015 moeten alle rookworsten van Unox een ster van de Dierenbescherming dragen. Volgend jaar mikken we op 60 procent van het assortiment rookworsten. Maar de overstap naar 100 procent varkensvlees met het kenmerk is een grote uitdaging. Nu is er te weinig aanbod van geschikt varkensvlees om al onze rookworsten van het kenmerk te voorzien. Meer varkensboeren moeten daarvoor gaan produceren volgens de richtlijnen van het kenmerk. Toch kunnen we niet zonder meer verwachten dat boeren de overstap maken. Boeren zijn

goede managers. Ze moeten kosten maken om volgens de standaarden van het kenmerk te produceren en willen terecht een meerprijs voor het vlees. Wij betalen die meerprijs, maar voor de productie van rookworsten gebruiken we slechts een deel van het varken. De boer moet ook het andere vlees goed kunnen verkopen om uit de kosten te komen. Om alle Unox-rookworsten van het kenmerk te voorzien, moet het aanbod omhoog en moet er meer vraag naar de andere delen van het varken komen vanuit de voedselindustrie en vanuit supermarkten en consumenten. Die partijen moeten bereid zijn de meerprijs te betalen, zodat boeren hun meerkosten kunnen compenseren. Ik weet zeker dat meer boeren dan willen overstappen naar diervriendelijk geproduceerd vlees. Ik heb goede hoop dat de vraag naar vlees met het kenmerk toeneemt. De meeste supermarktketens zijn bezig met duurzaamheid. Ik ben ervan overtuigd dat zij zullen inspelen op de trend en vaker vlees met het kenmerk verkopen. Die extra vraag kan boeren motiveren duurzamer te produceren en dat kan ons helpen bij het bereiken van ons doel om enkel nog Beter Leven vlees te gebruiken voor de rookworst. Maar er zijn ook nog stappen te zetten. Als het over duurzaamheid gaat denken consumenten niet direct aan rookworst. Ook zijn de meesten niet bewust bezig met dierenwelzijn wanneer zij in de supermarkt staan. Als groot merk zijn wij in staat de consument te bereiken. Daarom besteden we in onze campagne voor de Boeren Scharrelrookworst extra aandacht aan het Beter Leven kenmerk. Ik ben optimistisch dat we onze doelstelling kunnen realiseren. Van onze Boeren Scharrelrookworst met twee sterren hebben we tot nog toe twee keer zoveel verkocht als verwacht. Consumenten staan wel degelijk open voor een duurzame rookworst. 2012/03

53


Boerenbusiness Gadgets De bodemsensor TerraSen van Dacon.

Met sensors profiteren van weer Het weer is een cruciale factor voor het rendement van agrarische bedrijven. Dacom adviseert akkerbouwers hoe in te springen op het wisselende weer. Met sensortechnologie als basis.

D

e toenemende welvaart wereldwijd resulteert in een nog altijd stijgende vraag naar voedsel. Hierdoor wordt er van telers steeds meer verwacht. Om het maximale rendement uit hun gewassen te halen, zijn sensortechnologieën volgens Dacom de oplossing. ‘Een akkerbouwer wil graag weten wanneer hij het beste zijn gewassen kan spuiten tegen schimmel’, zeg Janneke Hadders, directeur van Dacom. Via het inzetten van ICT en sensortechnologie verzamelt het bedrijf data waarmee telers hun rendement kunnen verhogen. Dacom ontwikkelt gespecialiseerde hardware, software en online adviesdiensten voor de agribusiness, van teler tot verwerkende industrie. Door de verzamelde data om te zetten in concrete adviezen kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat schimmelziekten de gewassen aantasten en zo de opbrengsten bedreigen. ‘Wij adviseren wanneer een teler het beste bestrijdingsmiddelen kan inzetten en welk type middel daarbij het meest effectief is’, aldus Hadders. ‘Wij doen dit voor individuele bedrijven, maar ook voor het Productschap Akkerbouw in de vorm van regionale voorspellingen’. Het Dacom Agri Yield Management systeem biedt telers oplossingen voor een duurzame en winstgevende teelt van hun gewassen, claimt het bedrijf. Door sensortechnologie en internet te combineren, kunnen telers gedurende het groeiseizoen hun teelt continu volgen en bijsturen, waardoor zij het maximale rendement uit hun

54

2012/03

gewassen weten te halen. Dacom beschikt hierbij over een netwerk van weerstations over de hele wereld, in de adviesmodellen wordt rekening gehouden met wereldwijd geldende natuurwetten zodat er geadviseerd kan worden in elk klimaat ter wereld. Het systeem wordt tevens gevoed met een nauwkeurige 10-daagse weersverwachting van Meteo Consult. De combinatie van deze gegevens wordt verwerkt in de advisering richting de teler. Innovatief met bodemsensor Vorig jaar werd Dacom nog uitgeroepen tot meest innovatieve MKB-bedrijf van Nederland vanwege haar bodemsensor TerraSen. De sensor meet het vochtgehalte van de bodem en geeft de meetgegevens draadloos door aan een centrale computer, die vervolgens aangeeft wanneer de teler welke hoeveelheden water moet sproeien. Op deze manier kan Dacom ook adviezen geven over welke hoeveelheden water, gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen de teler moet inzetten om zijn rendement te verhogen en wordt tegelijkertijd verspilling voorkomen. Dacom is actief in ruim twintig landen, waarbij de focus vooral ligt op Europa en het Midden-Oosten. ‘In woestijngebieden zien wij bijvoorbeeld dat er nog veel te winnen valt. Akkerbouwers gebruiken daar bij de beregening van hun gewassen nog veel te veel water’, aldus Hadders. Dat er vraag is naar de producten van Dacom blijkt wel uit het feit dat het bedrijf in de

afgelopen jaren de omzet op jaarbasis heeft zien groeien met 30 procent. Vooral door het veranderende klimaat en toenemende droogte willen akkerbouwers graag advies voor hun gewassen. Inspelen met precisietechniek Eén van de nieuwste ontwikkelingen waar Dacom op inspeelt zijn GPS-gestuurde systemen voor precisielandbouw. Daarvoor heeft het bedrijf eind vorig jaar een samenwerking gesloten met Agrometius, een specialist in deze techniek. In de teelt kunnen met behulp van GPS kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen nauwkeurig worden ingezet om het rendement te verhogen. Dacom werkt continu aan verbetering van de sensoren om zo nog meer gegevens te verzamelen. Het bedrijf zegt te blijven innoveren op het gebied van ICT en sensortechnologie, waarvoor het onder andere samenwerkt met de Wageningen Universiteit en Hanze Insitute for Technology. Een trend die Hadders waarneemt is dat de focus bij telers steeds meer op duurzaamheid en efficiëntie ligt, waar volgens haar ook de toekomst ligt. ‘Ik verwacht dat steeds meer gegevens online gaan worden gedeeld en akkerbouwers onderling gegevens gaan uitwisselen. Zo werken wij aan een duurzame toekomst.’

Tekst: Christian Slagter Foto: Dacom Meer weten: dacom.nl


Gadgets

Gewassen checken uit de lucht

Heb je geen zin om kilometers te lopen om gewassen of koeien te controleren? Dan heeft de Franse onderneming Parrot wat handigs: de AR.Drone 2.0. De quadricopter heeft twee boordcamera’s en is te besturen met je smartphone. Met de software AR.Freeflight 2.0 kunnen foto’s en video’s worden gemaakt, waarbij ook vluchtgegevens als hoogte, snelheid en duur worden bijgehouden. Niet alleen kan je zo vanuit de lucht zien of alles oké is op je perceel, maar ook kan je de foto’s of video’s via social media delen met collega’s. De AR.Drone 2.0 komt in het tweede kwartaal op de markt en heeft in de VS een adviesprijs van 300 dollar. Bron: Ardrone.parrot.com

Sms’en met je toetsenbord

Agrarische ondernemers schuwen geen vuile vingers, maar dan is het soms lastig om kleine toetsen aan te tippen op je smartphone. Daar heeft de Canadese keyboardfabrikant Matias wat op bedacht: toetsenborden die je kunt gebruiken voor je pc en voor het tikken van sms’jes op je iPhone. Met een simpele druk op de knop kan je schakelen tussen de pc en op de smartphone. Bron: Matias.ca

Foodprinter nog brug te ver

Nog even en dan hoef je niet meer naar de supermarkt voor een banaan of een appel, dan kan je eten printen. Dat is geen science fiction al is de techniek nog niet praktijkrijp. Het idee achter de foodprinter is simpel: een apparaat voegt diverse voedingsingrediënten samen en print deze in de gewenste vorm uit. In lagen wordt zo een 3D-kant en klaar hapje opgebouwd. Wetenschappers zijn druk met de ontwikkeling, ook om de foodprinter geschikt te maken voor massaproductie. Bron: Foodvalley.nl

Voor akkerbouwers die filmen in het stof bij het tarwedorsen of voor veehouders die in de stromende regen het maïshakselen willen vastleggen, heeft Panasonic iets bedacht: een serie camcorders voor buiten. De fabrikant claimt dat de nieuwe camcorders, met de HX-WA20 als vlaggenschip, een prima beeldkwaliteit heeft bij extreem weer. De full-hd camera is volgens Panasonic waterdicht tot 3 meter diepte en laat geen stof binnen. De precieze data en prijzen zijn nog niet bekend, maar we wachten de eerste producties af op Youtube. Bron: panasonic.nl

Slimme pen luistert mee

Handig voor ons als journalisten, maar zeker ook als je geen begenadigd schrijver van notulen en aantekeningen bent bij presentaties of vergaderingen. De digitale pen Livescribe Echo smartpen neem namelijk niet alleen op wat er wordt gezegd, maar linkt dit ook aan de aantekeningen

APPS

Camcorder tegen weer en wind

die je aan het schrijven bent. Zo mis je dus geen enkel detail of idee. De slimme pen heeft een microfoon en een infraroodcamera, waarmee elk gesproken woord wordt gekoppeld aan handgeschreven notities of tekeningen. Een speciaal schrijfblok met herkenningspuntjes voor de infraroodcamera maakt dit mogelijk. Met een opslagcapaciteit tot 8 GB kan 800 uur aan geluid worden opgenomen. Bron: Deslimmepen.nl

Denk aan de melk

Sky View Free

Bloomberg

Bron: rememberthemilk.com

Bron: terminaleleven.com

Bron: bloomberg.com

Met melk heeft het niet zo heel veel te maken, maar de app Remember the milk is wel één van de betere organizers en dus perfect om wat meer structuur aan je agrarische business te geven. Naast een agenda kan je via deze app op je iPhone of iPad ook van afspraken of acties op de hoogte worden gehouden door middel van een mailtje of sms’je.

Met astronaut André Kuipers in het ruimtestation ISS is het de hoogste tijd om eens wat meer te leren over de ruimte, de maan, de zon en de sterren. Sky View Free is uitgeroepen tot de beste leerzame app van 2011. Deze app opent je camera van je iPhone en laat behalve zonnestelsels en sterren ook satellieten zien en noemt deze bij naam. Zoals ook het ISS.

Als agrarisch ondernemer kijk je natuurlijk breder dan alleen je eigen vakgebied en volg je de financiële markten op de voet. Het financiële concern Bloomberg kan je op je iPad up-to-date op de hoogte houden van het laatste nieuws van beurzen, banken en markten. Prima te combineren met je dagelijkse dosis agrarisch economisch nieuws op Boerenbusiness.nl.

2012/03

55


Boerenbusiness Analyse

Miniknol wint terrein als allemansvriend De miniknol lijkt een allemansvriend voor verdelingsbedrijven, handelshuizen en telers. Hij brengt snel resultaat op, partijen hoeven minder gescheiden te worden en de keuringskosten zijn lager dan bij traditionele stamselectie. Ook het buitenland heeft de voordelen van mini’s ontdekt. Wat betekent dat voor de grote spelers in Nederland? Hoe zien zij de toekomst? 56

2012/03


Boerenbusiness Analyse

afhaakt of het niet ziet zitten om op de teelt van miniknollen over te gaan. ‘Sommigen hebben het geprobeerd, maar zagen het mislukken. Andere telers vinden miniknollen niet bij hun bedrijf passen of vinden de mini’s te duur.’ ‘Dat heeft verschillende redenen’, legt Pot uit. ‘Doorgaans is een verdubbeling van het aantal miniknollen te kostbaar, want met hetzelfde areaal van een ras ben je dan genoodzaakt de cyclus te verkorten. Meer areaal van een ras zou dus soelaas kunnen bieden, maar daar is vaak niet voldoende grond voor aanwezig.’

G

rote handelshuizen als HZPC en Agrico hebben zo’n vijftien jaar geleden de miniknol omarmd. De miniknol had de toekomst: het was een perfect product om gesloten bedrijfsvoering te realiseren en de miniknol maakte een snellere vermeerdering mogelijk. De cijfers lopen enigszins uiteen, maar inmiddels komt nog zo’n 30 procent van de nateelt uit traditionele stamselectie en maar liefst 70 procent uit miniknollen. Agrico heeft 250 afnemers van de miniknol en verwacht dat dit aantal ongeveer gelijk blijft. ‘We zitten nu wel zo’n beetje aan het maximum’, vertelt buitendienstmedewerker Martin Pot. Hij heeft onder meer de miniknollentak onder zijn hoede en verwacht volgend jaar niet meer knollen te hoeven bestellen dan afgelopen jaar. ‘Twee jaar geleden zagen we nog een groei van 15 procent, dit jaar blijft het ongeveer gelijk.’ Volgens Pot komt dit doordat een groep telers

Aantrekkelijk alternatief Bij de handelshuizen HZPC en KWS Potato is het plafond nog niet bereikt. KWS stapte drie jaar geleden samen met Van Rijn de wereld van de miniknol binnen en verkoopt de mini’s sinds een jaar zelfstandig. Jan Aalbers, begeleider basispootgoed, verwacht dat KWS de komende jaren nog een lichte groei doormaakt op het gebied van afname van miniknollen en voorspelt een snelle groei van nieuwe rassen. ‘Nederland moet zich meer onderscheiden in hoogwaardig pootgoed. De miniknol biedt daartoe een aantrekkelijk alternatief. Met een vermenigvuldigingsfactor van 5 à 6 in het eerste jaar en 7 à 8 in de jaren daarna, kan in korte tijd een grote hoeveelheid stammateriaal worden geproduceerd. Je kunt de cyclus met een jaar tot enkele jaren bekorten.’ Handelshuis HZPC voorziet ook een rooskleurige toekomst voor de miniknol. Een paar jaar geleden heeft het bedrijf nog voor 5,5 miljoen euro aan investeringen gedaan; vorig jaar is een hectare aan kassen gebouwd. Het bedrijf produceert zelf miniknollen, maar ziet onder telers ook de behoefte toenemen om zelf de productie ter hand te nemen. ‘Wij hebben tien jaar geleden geïnvesteerd in de miniknol en de vraag blijft toenemen’, vertelt woordvoerder en controller Jan Hoogenboom. ‘Aanvankelijk gingen telers over op de miniknol om een gesloten bedrijfsvoering te realiseren. De laatste jaren is het besef gekomen dat men hiermee ook de risico’s kan verkleinen en de cyclus kan verkorten.’ Booming business in China Nederland is zeker niet het enige land dat de voordelen van de miniknol heeft ontdekt. Zo lijkt de klinische tegenhanger van de pootaardappel in China nog steeds booming business te

zijn. Een gevaar voor Nederland? ‘Dat lijkt me niet, want met het pootgoed dat China produceert, wil het gewoon haar eigen bevolking kunnen voeden’, schat Pot van Agrico in. ‘Hoewel de arbeidskosten daar lager zijn, zie ik China niet als concurrent. De bloei aldaar heeft geen gevolgen voor de export hier.’ Pot ziet het buitenland niet zozeer als concurrent, maar erkent dat de Nederlandse producenten en telers wel op hun hoede moeten blijven. ‘Frankrijk en Schotland doen het erg goed, maar zolang wij ervoor zorgen dat we kwaliteit bieden, zitten we behoorlijk veilig.’ De Nederlandse positie als wereldleider lijkt door de ontwikkelingen op het gebied van miniknollen dus niet direct gevaar te lopen. Dat stellen ook KWS en HZPC. Maar de bloei schijnt wel degelijk van serieus niveau te zijn. Broere

Nederland moet zich meer onderscheiden in hoogwaardig pootgoed Beregeningen levert onder meer systemen voor miniknollen, in Nederland maar ook in het buitenland. Volgens Arie-Jan Broere, verantwoordelijk voor de verkoop en export, zijn de miniknollen en de opbrengst niet bedoeld voor export. ‘Het klinkt misschien gek, maar Chinezen hebben over het algemeen te weinig discipline op het gebied van hygiëne. Daardoor komen ze vaker met partijen in de problemen en moeten ze al moeite doen om de vraag in eigen land te beantwoorden.’ Volgens Broere zijn Oekraïne en Colombia opkomende landen. Nederland heeft de eerste stappen richting Oekraïne al gezet middels samenwerkingsverbanden. ‘En in Colombia is er nog volop groei mogelijk met de oude rassen. Er zijn al een paar tests gedaan en veel rassen kunnen via miniknollen vermeerderd worden.’ Minknollen als breekijzer IPM Holland levert aan Nederland miniknollen uit Schotland. De miniknollen worden dus van2012/03

57


Grond-markt.nl Het grootste onafhankelijke platform van agrarisch onroerend goed!

- Grond markt nieuwsbrief

- Grond prijzen monitor

- Grond transacties

- Grond markt informatie

- Grond aanbod

Omdat uw buurman maar ĂŠĂŠn keer te koop is!

www.grond-markt.nl


Analyse

Daar voegt hij aan toe dat het voor de eindproducent doorgaans niet uitmaakt van welke techniek gebruik is gemaakt. ‘Het resultaat telt.’ En daar sluit Appeldooren zich bij aan. ‘Voor de eindproducent maakt het niet uit welke techniek is gebruikt. Om chips te maken, kun je zowel Innovators uit traditionele stamselectie én Innovators afkomstig van miniknollen gebruiken.’ Volgens Hoogenboom heeft echter niet de productietechniek maar de teeltwijze invloed op de opbrengst uit de miniknollen. ‘Theoretisch gezien is er tussen beide technieken, hydroponics en potgrond, geen verschil in kwaliteit of grootte uit de vervolgteelt van de miniknol. De grootte is veel meer afhankelijk van de zorg die de teler aan zijn gewas besteedt, aan de plantafstand, de bemesting en het soort grond waarin geteeld wordt.’

uit Schotland naar het vasteland geëxporteerd, om exportkosten te drukken. Volgens operation manager Erik Appeldooren is het ene land niet zozeer beter dan het andere land. ‘In Schotland heb je niet de problemen die in grote delen van Europa voorkomen. Zo tref je daar geen bruinrot aan. Maar daar kampen ze weer met andere kwesties. Zo heeft Schotland qua locatie van nature al een achterstand.’ Tot de afzetmarkt van IPM behoren onder meer Ierland, Frankrijk en Denemarken. Maar ook landen als Nieuw-Zeeland en Canada zijn in trek. ‘Naar die landen mogen we geen pootgoed exporteren. Miniknollen zijn echter wél toegestaan.’ Verder is IPM zich al jaren in China aan het oriënteren. ‘We zien daar zeker mogelijkheden voor een afzetmarkt, want de vraag is groter dan het aanbod. Maar je hebt er geen zicht op wat er met je rassen gebeurt. Ik denk dat veel bedrijven daardoor afhaken. Er is nog te weinig controle. Zodra de zaken daar beter geregeld zijn, staan wij vooraan in de rij.’ Een slap huidje IPM produceert de miniknollen op turfbasis, maar in Schotland wordt veel gebruik gemaakt van hydroponics; dezelfde techniek die HZPC ook toepast. De plant ligt daarbij in het water

en de wortel wordt gevoed door langzaam stromend water. Hoogenboom: ‘Om de kwaliteit te waarborgen, hebben we destijds besloten om miniknollen te produceren. Hydroponics had zichzelf al bewezen. En omdat de opbrengst met hydroponics hoger is dan wanneer je potgrond

Zodra de zaken in China beter geregeld zijn, staan wij vooraan in de rij gebruikt, was voor ons de keuze snel gemaakt.’ Agrico vertrouwt meer op miniknollen in potgrond dan op hydroponics. ‘Wij verkopen knollen van 15 millimeter en opwaarts. Onze afnemers staan al niet te springen om knollen van net boven de marge. Met hydroponics verwacht ik dat we dichter bij die marge zullen blijven en dat lijkt me niet wenselijk. Overigens zorgt de vochtige omgeving bij hydroponics ook voor een slap huidje. Genoeg redenen voor ons om nog even de kat uit de boom te kijken.’

Succesvolle formule Vrijwel iedereen is het erover eens: in Schotland gebeurt het, in China valt mogelijk veel te halen. Maar wat is het geheim van Schotland, het land dat vrijwel volledig is overgestapt op miniknollen en waar ze ziektes beter onder controle lijken te hebben? Wat kan Nederland van Schotland leren? Martin Pot is er van overtuigd: het antwoord ligt in de teeltgeneraties. ‘Die kunnen we aanzienlijk verkorten.’ Want in Schotland kan al na drie à vier jaar worden geëxporteerd en dat zou de gezondheid en kwaliteit aanzienlijk verbeteren. ‘In Nederland knopen we er nog een jaar achteraan en daarmee vergroot je de kans op besmetting en ziektes.’ Maar dat is niet het enige geheim, vertelt Appeldooren. ‘In Schotland hanteren ze een minder belastende teeltrotatie van 1 op 6 of 1 op 7. In Nederland geven we de grond doorgaans slechts 3 tot 4 jaar. Dat doet de teelt geen goed.’ De locatie, het klimaat, de grondsoort, de pootafstand: het succes van de miniknol is van veel factoren afhankelijk. HZPC verricht onderzoek naar dergelijke aspecten, maar zou graag zien dat de gehele sector zich daar meer in verdiept. ‘Het zou ook goed zijn wanneer er een teeltadvies voor miniknollen wordt uitgebracht. Want in verhouding tot de traditionele teelt staat die van de miniknol nog in de kinderschoenen. Er valt dus nog veel te winnen.’ Tekst: Suzanne Wijers Foto: HZPC, Persburo Noordoost Meer weten: b oerenbusiness.nl/ pootgoedmarkt hzpc.nl agrico.nl ipm.ie

2012/03

59


Boerenbusiness Trends

Trends op de agrarische markten Agrarische markten veranderen dagelijks, per uur en soms zelfs per seconde. Wat is echter de algemene tendens op een markt? Boerenbusiness zet elke editie een aantal markten op een rij. Merkwaardige ontwikkelingen op de mestmarkt Aan de vooravond van een nieuw seizoen heeft de mestmarkt zich enigszins merkwaardig ontwikkeld. Achteraf blijkt dat veel veehouders het veelal alleen redden met mestopslag in de winterperiode. Daarbij konden zij gebruik maken van lege mestputten van gestopte collega varkenshouders. Daardoor is er geen sprake geweest van druk in het aanbod van mest. Akkerbouwers hebben lang in de veronderstelling geleefd dat een periode met toe te betalen bedragen als in het seizoen 2010/11 een kwestie van

tijd was. Nu blijkt die periode mogelijk niet te komen. De ontwikkeling van de mestprijzen laat in ieder geval zien dat er sprake is van een dalende trend op de mestmarkt. Een laat nat voorjaar kan hierin enige verandering brengen. Mesthandelaren staan voor een lastige taak om de mest straks op tijd en met de juiste gehalten alsnog aan een toeschietelijke akkerbouwer geleverd te krijgen.

Vleesvarkensdrijfmest (Ophaalbijdrage Deurne, Tilburg, Uden, Lichtenvoorde, in euro per ton) € 30,00 € 28,00 € 26,00 € 24,00 € 22,00 € 20,00 € 18,00 € 16,00 € 14,00 € 12,00

Bron: DCA Kenniscentrum 60

2012/03

Noord Zuid

2008 2008

2009 2009

2010 2010

2011 2011

52

51

50

49

48

47

46

45

44

43

42

41

40

39

38

37

36

35

34

33

32

31

30

29

28

27

26

25

24

23

22

21

20

19

18

17

16

15

14

13

12

11

9

10

8

7

6

5

4

3

2

1

€ 10,00

2012 2012


2000

429.359 28.386 15.572 66.931 145.185 685.433

Totaal EU Totaal rest Europa Totaal Amerika Totaal Azië Totaal Afrika Totaal generaal

Pootgoedmarkt zit goed in haar vel

2001

2002

459.987 27.252 16.814 71.834 143.800 719.687

390.026 23.867 18.825 89.493 145.395 667.606

2003

2004

428.951 382.102 39.666 32.286 Trends 18.103 20.241 64.449 68.063 157.015 160.221 710.322 660.775

De pootgoedmarkt zit goed in haar vel. Uit de tussenstand van de plomberingcijfers van de NAK werd al duidelijk dat het exportseizoen 2011/12 eerder op gang was gekomen dan het vorige seizoen. De belangstelling overzee bleek goed. De grootste uitdaging was de financiële afwikkeling van de gemaakte deals. De Arabische lente had zo zijn gevolgen, maar ook de onlusten in Syrië leken roet in het eten te gooien. In de handel van poot-

goed van fritesrassen kwam eind januari, begin februari meer beweging als gevolg van het onderbrengen van teeltcontracten consumptieaardappelen 2012. Handel in Bintje pootgoed stagneerde in de maand januari door geringe kooplust bij de eindgebruiker. De grove maatsortering en beschikbaarheid van pootgoed voor de teelt van frites gaat gevolgen hebben voor de prijsvorming van het vrije ras Bintje.

DCA notering Bintje (Maat 35/45, in euro per ton)

Pootgoedexport (In tonnen) 800.000

€ 60,00 € 55,00 € 50,00 € 45,00 € 40,00 € 35,00 € 30,00 € 25,00 € 20,00 € 15,00 € 10,00

700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000

Oogst 2006

Oogst 2007

Oogst 2008

Oogst 2009

Oogst 2010

Totaal rest Europa

Totaal Amerika

Totaal Azië

20

11

10 20

09 20

20

08

07 20

20

06

05 20

20

20

Totaal EU

Oogst 2011

Bron: DCA Kenniscentrum

04

03

02 20

01 20

20

00

wk 15 wk 17 wk 19 wk 21 wk 23 wk 25 wk 27 wk 29 wk 31 wk 33 wk 35 wk 37 wk 39 wk 41 wk 43 wk 45 wk 47 wk 49 wk 51 wk 1 wk 3 wk 5 wk 7 wk 9 wk 11 wk 13 wk 15

0

Totaal Afrika

Bron: DCA Kenniscentrum

Boterprijs zakt onder record 2011

Verse boter (25 kg Cartons, af fabriek)

wk 1 wk 3 wk 5 wk 7 wk 9 wk 11 wk 13 wk 15 wk 17 wk 19 wk 21 wk 23 wk 25 wk 27 wk 29 wk 31 wk 33 wk 35 wk 37 wk 39 wk 41 wk 43 wk 45 wk 47 wk 49 wk 51

De dalende trend die boter half oktober heeft ingezet, gaat ook begin 2012 € 450,00 gestaag door. Daarbij ligt de prijs eind januari rond de 3.480 euro per ton. € 400,00 Een groot verschil met de ruim 4.000 euro per ton, die boter tot oktober wist 2006 2007 2008 2009 2010 2011 vast te houden. Juist de hoge Europese prijzen en een ongunstige eurodol€ 350,00 € 24,65 Januari € 59,20 € 74,15 € 55,00 € 69,15 € 84,50 larverhouding resulteren er in dat de vetmarkt langzaam maar zeker steeds € 24,75 Februari € 60,00 € 75,25 € 56,10 € 68,70 € 300,00 € 88,25 stroever begon te functioneren, met hogere vetvoorraden tot gevolg. Toch € 24,75 Maart € 60,30 € 78,40 € 55,30 € 73,70 € 93,00 lukte het de zuivelsector om tot oktober een hoog niveau vast te houden, € 24,65 April € 62,20 € 79,20 € 57,15 € 76,40 € 250,00 € 91,60 maar sindsdien daalt de vetprijs. De dalingen waren niet voldoende om € 24,65 Mei € 62,60 € 91,15 € 58,30 € 74,20 € 200,00 € 88,80 kopers aan te moedigen zich weer op de markt te begeven. Deze geven € 24,65 Juni € 63,90 € 94,10 € 63,75 € 76,25 € 89,35 er de voorkeur aan om goedkopere boter uit Nieuw-Zeeland op te kopen. € 24,70 Juli € 65,25 € 96,10 € 61,85 € 72,80 € 92,05 Vaak laat de€ 24,75 boterprijs weer€ 64,85 een opleving € 88,30 zien rond de periode dat NieuwAugustus € 65,10 € 72,55 € 89,95 Zeeland de€ 24,85 winter in gaat. Of dat dit seizoen weer gebeurt, hangt van onder September € 66,90 € 85,95 € 63,85 € 72,65 € 91,70 Kenniscentrum Trends af. € 24,90 Oktobermeer de eurodollarverhouding € 68,45 € 79,20 € 65,75 € 75,15 Bron: DCA € 91,30 € 24,90 € 24,90

November December

€ 73,55 € 73,35

€ 70,30 € 60,70

€ 66,00 € 65,65

€ 75,40 € 79,20

Gasolie

2007

2008

2009

2010

2011

2012

€ 94,70

Rentemarkt

(bij levering > 4.000 liter, in euro per 100 liter)

(Euribor, in procenten)

€ 100,00

€ 2,25

€ 90,00

€ 2,00

€ 80,00

€ 1,75 € 1,50

€ 70,00

€ 1,25

€ 60,00

€ 1,00

€ 50,00

€ 0,75

€ 40,00

2011

20 12

11 jul

jan

20

20 1 jan

10 20 jul

2010

be r

be r

2009

De cem

er

No vem

tob

er 2008

Ok

s 2007

tem b

stu Au gu

2006

Bron: LEI / DCA Kenniscentrum

Sep

i Jul

i Jun

i Me

l Ap ri

art Ma

rua Feb

Jan

ri

€ 0

ua ri

€ 0,25

€ 20,00

1

€ 0,50

€ 30,00

1 mnd

3 mnd

6 mnd

12 mnd

Bron: DCA Kenniscentrum 2012/03

61


Boerenbusiness slijpt de ondernemersgeest Op boerenbusiness.nl houden we u continue op de hoogte van de laatste marktprijzen en ontwikkelingen in de agribusiness, financiĂŤn en politiek. Voor het slijpen van de ondernemersgeest zeker een dagelijks bezoek waard. Bezoek onze website:

www.boerenbusiness.nl



Het wordt helemaal jouw bedrijf. Dat is het idee. Als je het bedrijf van je ouders gaat overnemen, wordt het steeds meer jouw bedrijf. Met ruimte voor je eigen ideeën en aanpak. Maar de tijd ontbreekt vaak om je blik op de horizon te richten. Het Rabo Opvolgers Perspectief brengt je een stap vooruit. Je ontdekt waar je eigen kracht ligt en wat je financiële mogelijkheden zijn. Ontwikkel net als Jan Pennings een strategie die past bij jou en je bedrijf. En bepaal jouw plek op de horizon.

Ontwikkel je eigen strategie met het Rabo Opvolgers Perspectief. Rabobank. Een bank met ideeën.

www.rabobank.nl/agrarisch


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.