BAOB activiteitenverslag 2024

Page 1


Inhoudstafel

6.1.

Woord van de voorzitter

Zeven jaar na zijn oprichting stapt het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren over naar een activiteitenverslag1 pur sang. De focus ligt op het weergeven van onze activiteiten als toezichthouder, ter versterking van het beroep in het algemeen belang. Onze website is verrijkt met de vaste onderdelen over ons institutionele kader die u aantrof in onze vorige verslagen. U vindt als trouwe lezer aldus nog steeds alle relevante informatie over ons terug, alleen sneller geactualiseerd op de website. Om onze naambekendheid te verhogen, zullen we in 2025 voortaan door het leven gaan onder onze Engelse benaming: de Belgian Audit Oversight Board, afgekort BAOB, uiteraard met behoud van onze wettelijke officiële Nederlandse en Franstalige naam. Deze acties zullen verder positief bijdragen tot het verhogen van onze naambekendheid, zowel in België als in een internationale context.

Zoals vorig jaar draagt onze open en verrijkende dialoog met de sector bij tot het versterken van onze preventieve, risicogestuurde en proportionele aanpak.

In 2024 kozen we bewust voor een pedagogische en sensibiliserende aanpak met betrekking tot de nieuwe norm ISQM 1. Met deze aanpak beogen we inzicht te verwerven in de wijze waarop bedrijfsrevisoren deze nieuwe norm begrijpen en hebben geïmplementeerd. Eveneens gingen we de toegevoegde waarde van ISQM 1 na in de risicobeheersing van hun revisorale activiteit.

Voor grote en kleinere kantoren is dit een grote evolutie nu ISQM 1 van hen verwacht dat zij een dynamische en proactieve risicobeheersing van hun kantoororganisatie invoeren.

Op 31 maart 2025 informeerden we de sector over de vastgestelde goede praktijken, aandachtspunten en pijnpunten, zodat eenieder met kennis van zaken een dynamisch kwaliteitscontrolesysteem kan uitbouwen dat proportioneel is aan zijn bedrijfsrevisorenkantoor.

De sector is de maatschappelijke partner bij uitstek om assurance te geven over niet-financiële informatie. 2024 was het jaar van de omzetting van de CSRD in de Belgische wet. Op 26 februari 2025 kondigde de Europese Commissie een versoepeling van de CSRD aan met het zogenaamde Omnibus-pakket, dat echter nog is om te zetten in de Belgische wetgeving.

Als onafhankelijk toezichthouder op de auditkwaliteit en de AML-bepalingen blijven we ons inzetten voor de voortdurende versterking van het ecosysteem voor auditkwaliteit, integriteit en groei van het vertrouwen. Beleggers, kredietverstrekkers en stakeholders moeten vertrouwen kunnen hebben in de kwaliteit en betrouwbaarheid van de door bedrijfsrevisoren gecontroleerde informatie.

Tot slot een woord van dank aan allen die zich inzetten voor de kwaliteitsvolle uitoefening van het beroep en voor onze activiteiten, en inzonderheid aan de secretaris-generaal van het College en aan alle medewerkers van het secretariaat-generaal.

Wij danken u voor uw belangstelling.

Bénédicte Vessié

Voorzitter

2

Cijfermatig overzicht van de sector

847 actieve bedrijfsrevisoren-natuurlijke personen

699 actieve bedrijfsrevisorenkantoren

17% verhinderde bedrijfsrevisoren

83% actieve bedrijfsrevisoren

Tabel 1: Professionele activiteit van de bedrijfsrevisoren in 2024 en 2023

66% actieve Nederlandstalige bedrijfsrevisoren

34% actieve Franstalige bedrijfsrevisoren

wettelijke controleopdrachten van de jaarrekening2 (in 1.000 euro)

Wettelijke controleopdrachten van de jaarrekening t.o.v. totale inkomsten (%)

Inkomsten andere wettelijke revisorale opdrachten3 (in 1.000 euro)

wettelijke revisorale opdrachten t.o.v.

Inkomsten andere revisorale opdrachten m.b.t. financiële informatie4 (in 1.000

Andere revisorale opdrachten m.b.t. financiële informatie t.o.v. totale inkomsten (%)

1. Het College neemt het aantal actieve mandaten op 31 december 2024 in rekening, om rekening te houden met de opvolging in mandaten door de ene bedrijfsrevisor aan een andere. De kwaliteit van de ingevoerde gegevens over de colleges van commissarissen door de bedrijfsrevisoren is op heden niet voldoende om dubbeltellingen eruit te halen die te wijten zijn aan colleges gevormd door twee of meer bedrijfsrevisoren van verschillende bedrijfsrevisorenkantoren.

2. De wettelijke controleopdrachten van de jaarrekening, inclusief de audit van de consolidatiebundel, het afleveren van een comfort letter, het afleveren van een verslag in het kader van een prospectus, de uitvoering van een audit of een tussentijds nazicht en de andere opdrachten die in het natuurlijke verlengde liggen van de opdracht.

3. De andere opdrachten van een bedrijfsrevisor als vermeld in het WVV (inbreng in natura, quasi-inbreng, omzetting van vennootschappen, fusies en splitsingen, voorstel tot ontbinding van een vennootschap, uitkering van een interimdividend, wijziging van het doel van een vennootschap, wijziging van de rechten verbonden aan soorten van aandelen of winstbewijzen, uitgifte van aandelen onder, boven of met de fractiewaarde van de bestaande aandelen van dezelfde soort, met of zonder uitgiftepremie, uitgifte van converteerbare obligaties of van inschrijvingsrechten en beperking of opheffing van het voorkeurrecht).

4. De opdrachten van een bedrijfsrevisor binnen een afgesproken kader, gebaseerd op een controledossier, die aanleiding geven tot een schriftelijke en deskundige opinie en die noch tot categorie 1, noch tot categorie 2 behoren.

5. De niet-revisorale opdrachten moeten worden uitgesplitst in drie categorieën: de opdrachten in verband met de boekhouding van een entiteit, de opdrachten in verband met de verlening van fiscale diensten en de adviesopdrachten en andere beroepsactiviteiten (andere dan gerechtelijke expertises, arbitrages, waarderingen van entiteiten, due diligence-opdrachten, new assurance services (websites, milieu …)).

Tabel 2: OOB-opdrachten in 2024 en 2023

Totaal van alle inkomsten (in 1.000 euro)

Aantal OOB-opdrachten actief 31/12

Inkomsten

Grafiek 1: Inkomsten uit de professionele activiteit van de bedrijfsrevisor (in miljoenen euro)

Totaal 2023

Totaal 2024

Niet-OOB-bedrijfsrevisoren 2023

Niet-OOB-bedrijfsrevisoren 2024

OOB-bedrijfsrevisoren 2023

2023

2024

Grafiek 2: Revisorale en niet-revisorale activiteiten ten opzichte van de inkomsten van de sector

Totaal 2023

Totaal 2024

Niet-OOB-bedrijfsrevisoren 2023

Niet-OOB-bedrijfsrevisoren 2024

OOB-bedrijfsrevisoren 2023

OOB-bedrijfsrevisoren 2024

De inkomsten van bedrijfsrevisoren zijn gemiddeld genomen hoofdzakelijk samengesteld uit inkomsten uit revisorale opdrachten. In het jaar 2024 maakte dit voor het OOB-segment 87,60% van de totale inkomsten en voor het niet-OOB-segment 78,58% van de totale inkomsten uit. Gemiddeld genomen blijkt hieruit dat revisorale opdrachten in de sector de hoofdactiviteit vormen.

Bedrijfsrevisorenkantoren die wettelijke controleopdrachten van de jaarrekening uitvoerden bij OOB’s op 31 december 2024 (in alfabetische volgorde)2:

• BDO Bedrijfsrevisoren (B00023)

• Callens, Vandelanotte & Theunissen (B00003)

• Deloitte Bedrijfsrevisoren (B00025)

• Ernst & Young Bedrijfsrevisoren (B00160) *

• KPMG Bedrijfsrevisoren (B00001) *

• Luc Callaert (B00342)

• Mazars Bedrijfsrevisoren (B00021)

• PricewaterhouseCoopers Bedrijfsrevisoren (B00009) *

• PVMD Bedrijfsrevisoren (B00416)

• RSM Interaudit (B00091)

• RSM Bedrijfsrevisoren (B00033)

* Kantoren die in het voorafgaande kalenderjaar meer dan 15% van de totale honoraria voor de wettelijke controleopdrachten van de jaarrekening hebben ontvangen van OOB’s in België.

Interpretatie van de cijfers

De voormelde gegevens komen voort uit de rapportering door de bedrijfsrevisoren in de jaarlijkse Auditors Annual Cartography.

De Auditors Annual Cartography is de jaarlijkse bevraging die het College bij de sector op het einde van elk kalenderjaar organiseert over relevante data die betrekking hebben op dat kalenderjaar. Het is een toezichtsinstrument in exclusief beheer en gebruik van het College dat toelaat inzicht te verwerven in de sectoractiviteiten en dat voor het College belangrijke informatie bevat voor het voortdurend bijwerken van zijn risicogestuurd toezicht.

Het correct en tijdig invullen door de sector van deze Auditors Annual Cartography is dan ook uitermate belangrijk. Wederkerende overtredingen werden door de sanctiecommissie van de FSMA al met administratieve sancties beteugeld.

Elke bedrijfsrevisor vult zijn gegevens in de Auditors Annual Cartography op de website van het College in en verkrijgt bij afloop een overzicht van de door hem verstrekte gegevens.

Elke bedrijfsrevisor heeft aldus de mogelijkheid om deze gegevens over te maken aan het IBR in zoverre nodig en nuttig voor de berekening door het IBR van de aan het IBR verschuldigde bijdrage.

Het College publiceert aldus in zijn jaarverslag de geaggregeerde data die nuttig zijn om het publiek inzicht te geven in de sector op basis van de eigen verklaringen van alle bedrijfsrevisoren in deze Auditors Annual Cartography. Hierdoor kunnen deze gegevens mogelijks afwijkingen vertonen van de sectorgegevens die de lezer mogelijks in andere bronnen terugvindt.

Voorzichtigheid is ten slotte geboden bij het maken van vergelijkingen aan de hand van de informatie in bovenstaande tabel, aangezien sommige bedrijfsrevisoren hun honoraria niet

op deze wijze analyseren en een geïnformeerde schatting van de cijfers hebben gemaakt. Bovendien is het mogelijk dat de bedrijfsrevisoren hun inkomsten uit revisorale en niet-revisorale activiteiten doorheen de tijd op enigszins verschillende wijze indelen. Dit kan de onderlinge vergelijkbaarheid van jaar tot jaar beïnvloeden. Bovenstaande tabel houdt geen rekening met bedrijfsrevisoren-natuurlijke personen en bedrijfsrevisorenkantoren die hun jaarlijkse Auditors Annual Cartography laattijdig hebben ingediend. Bovendien houdt de tabel evenmin rekening met de inkomsten uit activiteiten die in onderaanneming voor andere bedrijfsrevisoren zijn uitgevoerd.

Financiering van het College

Het opstellen van de begroting en de raming van de kosten van het College kent een strikte procedure. Niet alleen het College moet zijn goedkeuring geven. De procedure vereist ook de goedkeuring van de raad van toezicht en het directiecomité van de FSMA en het positief advies van het auditcomité van de FSMA.

Het koninklijk besluit van 25 december 2016 over de maximale begrotingsgrens en over de dekking van de werkingskosten voor het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren voorziet in een maximale begrotingsgrens, aangepast aan de loonbarema’s en de evolutie van de index. Het IBR int de bijdragen van de sector en betaalt jaarlijks een globaal bedrag aan de FSMA. Deze maximumbijdrage voor het jaar 2024 bedroeg 3.767.332 euro. De uitgaven van het College voor het jaar 2024 bedroegen 3.625.830 euro.

De Auditors Annual Cartography is de jaarlijkse bevraging die het College bij de sector op het einde van elk kalenderjaar organiseert over relevante data die betrekking hebben op dat kalenderjaar.

Highlights van het toezicht in 2024

10 zittingen

37 schriftelijke procedures

36 klachten

7 klokkenluidersmeldingen

• Het Comité van het College beraadslaagde tijdens 10 zittingen en sprak zich uit in 37 schriftelijke procedures.

• Het College publiceerde zijn AML-aanbeveling van 30 mei 2024 over het tijdstip van de identificatie en de verificatie van de identiteit van de cliënt, de uiteindelijke begunstigden van de cliënt en de lasthebbers van de cliënt.

• Het College ontving 36 klachten, waarvan 35 ontvankelijk waren. Het College ontving ook 7 klokkenluidersmeldingen, waarvan 4 ontvankelijk waren.

• Het College trad ook in 2024 in dialoog met 3 OOBbedrijfsrevisorenkantoren en een representatieve steekproef niet-OOB-bedrijfsrevisorenkantoren om zijn begrip te verhogen over de uitdagingen in de sector.

• Het College lichtte in 3 dossiers de procureur des Konings in over aanwijzingen van mogelijke strafrechtelijke inbreuken gepleegd door bedrijfsrevisoren. Het College verwees ook 6 onderzoeksdossiers naar de sanctiecommissie van de FSMA.

6 onderzoeksdossiers naar de sanctiecommissie

• Op 2 december 2024 heeft de Belgische wetgever de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) 2022/2464 omgezet in Belgisch recht en het College bevoegd gemaakt voor de controle van de auditkwaliteit van de sector voor niet-financiële informatie.

• De inwerkingtreding van ISQM 1 (op 15 december 2023) en ISQM 2 (eveneens op 15 december 2023) stelt nieuwe eisen aan kwaliteitssystemen binnen bedrijfsrevisorenkantoren. Deze moeten systemen en processen implementeren om proactief en voortdurend de auditkwaliteit te verbeteren. Het College hanteert een pedagogische en sensibiliserende aanpak in het kader van de kwaliteitscontroles hierop. Het College organiseerde een ISQM Survey voor nietOOB-bedrijfsrevisoren om inzicht te verwerven in de implementatie van ISQM in de sector en de eventuele moeilijkheden hierbij.

• Binnen de AML-toezichtspijler heeft het College in 2024 de evaluatie van België door de FATF/ GAFI over de effectieve toepassing van de AML-wet in de sector voorbereid.

Interpretatie van de resultaten

In de hiernavolgende hoofdstukken presenteren wij u met meer detail de toezichtsactiviteiten van het College, zowel de kwaliteitscontroles (hoofdstuk 5) als de resultaten van zijn controles in de strijd tegen WG/FT (hoofdstuk 7) en andere toezichtsactiviteiten (hoofdstuk 8).

Voor een correcte interpretatie hiervan is het nuttig rekening te houden met wat volgt.

Aangezien de selectie van de gecontroleerde bedrijfsrevisoren elk jaar verandert, zijn de toezichtsresultaten niet rechtstreeks vergelijkbaar van jaar tot jaar.

Dat is vooreerst al het geval omdat de wet van 7 december 2016 het College oplegt om de OOB-bedrijfsrevisoren te onderwerpen aan een kwaliteitscontrole met een periodiciteit van maximum drie jaar en de niet-OOB-bedrijfsrevisoren met een periodiciteit van maximum zes jaar.

Bovendien kan de jaarlijkse steekproef van gecontroleerde bedrijfsrevisoren een aantal bedrijfsrevisoren omvatten als gevolg van de gerichte selectie van bedrijfsrevisoren die als risicovol worden beschouwd, wat de interpretatie van de resultaten kan beïnvloeden.

Het College hanteert een risicogestuurde methode om controledossiers (en specifieke onderdelen ervan) te selecteren voor inspectie, zonder oogmerk om een representatieve steekproef van de controlewerkzaamheden van een bedrijfsrevisor te verzamelen.

Aldus beoogt het College een selectie van controledossiers met een potentieel verhoogd risico op een minder goede auditkwaliteit, bijvoorbeeld controledossiers over complexere entiteiten of risicovollere sectoren of controledossiers waarvoor bijzonder lage erelonen werden gefactureerd.

Risicogestuurde selecties en steekproeven worden steeds aangevuld met willekeurige steekproeven om de betrouwbaarheid en representativiteit van de controleresultaten te verzekeren.

De inspecties onderzoeken niet elk aspect van elk controledossier.

Deze inspectieresultaten mogen niet worden geëxtrapoleerd naar de uitvoering van andere commissarismandaten of opdrachten, maar zijn te beschouwen als een indicatie van de wijze waarop de bedrijfsrevisoren hun potentieel risicovolle controleopdrachten aanpakken.

De vaststellingen van een inspecteur zijn niet bindend voor het Comité van het College.

Het College doet een beroep op inspecteurs die ofwel deel uitmaken van het Centraal Inspectieteam van de FSMA ofwel door het College aangesteld zijn.

Het Comité van het College analyseert voor elk individueel dossier welke vaststellingen het zal betrekken in zijn beoordeling van het dossier en welke niet en voor welke vaststellingen een maatregel opportuun en/of noodzakelijk is. Dit vormt het discretionair toezichtsbeleid van het Comité van het College.

Vaststellingen die niet het voorwerp uitmaken van een beslissing van het Comité van het College zijn dus niet te beschouwen als een vorm van goedkeuring door het Comité van het College van de onderliggende controlewerkzaamheden van de bedrijfsrevisor. Omgekeerd is het mogelijk dat een inspecteur een inbreuk niet heeft vastgesteld, die het Comité wel weerhoudt.

Kwaliteitscontroles

Jaarlijks selecteert het College op basis van zijn risicoanalyse welke bedrijfsrevisoren –ongeacht of zij al dan niet wettelijke controles van financiële overzichten uitvoeren bij organisaties van openbaar belang (OOB’s) – het aan zijn kwaliteitscontrole onderwerpt. Voor een algemeen inzicht in de aanpak van onze kwaliteitscontroles verwijzen we de lezer graag naar onze website3.

Het College beschouwt de kwaliteitscontroles als zich herhalende langetermijncycli. Zoals voor alle facetten van zijn toezicht zet het College ook binnen deze kwaliteitscontrolecycli zijn middelen risicogestuurd in, waarbij niet alleen potentieel schadelijkere situaties worden aangepakt, maar ook nieuwe trends en evoluties onder de loep worden genomen.

Het College hecht groot belang aan het uitvoeren van zijn kwaliteitscontroles op proportionele wijze, rekening houdend met de omvang van het bedrijfsrevisorenkantoor, de aard van de geleverde diensten en de maatschappelijke impact van het cliënteel. Het College werkt daarom met een interne segmentatie van de sector grotendeels gebaseerd op de antwoorden in de jaarlijkse Auditors Annual Cartography en eventueel op de door het College opgestelde thematische vragenlijsten. Het College houdt ook rekening met de aanpak van de andere Europese toezichthouders en de ervaringen in de inspectiewerkgroep van de CEAOB, die als benchmark dienstdoen.

5.1. Kwaliteitscontroles bij OOB-bedrijfsrevisoren

Het College laat zich voor het uitvoeren van de inspecties bij OOB-bedrijfsrevisoren bijstaan door het Centraal Inspectieteam van de FSMA4

Kwaliteitscontroles bij OOB-bedrijfsrevisoren overspannen een langere periode van veldwerk en worden dan ook voornamelijk opeenvolgend uitgevoerd en zo gespreid over een kalenderjaar met overbrugging van meerdere kalenderjaren. De resultaten van de kwaliteitscontroles bij OOB-bedrijfsrevisoren zijn in dit verslag opgenomen in het jaar dat het Comité van het College over de resultaten van de inspectie een definitieve beslissing neemt. Hierdoor verschilt de timing van de rapportering over de resultaten van deze kwaliteitscontroles met deze van de niet-OOB-bedrijfsrevisoren, voor wie de controles een afgebakende tijdslijn volgen en de bevindingen min of meer gegroepeerd verwerkt kunnen worden.

3 https://www.ctr-csr.be/nl/ctr-csr/basisprincipes-bij-kwaliteitscontroles.

4 Artikel 52, § 4 van de wet van 7 december 2016.

5 Een theoretisch overzicht van de beslissingen die het College kan nemen is raadpleegbaar op www.ctr-csr.be/nl/ctr-csr/beslissingen-van-het-college.

6 Het College legt een bevel op als maatregel op grond van artikel 116/2 van de AML-wet.

In 2024 werden kwaliteitscontroles opgestart en/of uitgevoerd bij vijf OOB-bedrijfsrevisorenkantoren, waarvan twee gezamenlijke inspecties met de Amerikaanse audittoezichthouder PCAOB. Deze kwaliteitscontroles bevonden zich eind 2024 in verschillende fases van uitvoering, rapportering en besluitvorming.

Voor drie OOB-bedrijfsrevisorenkantoren en vijftien aangesloten bedrijfsrevisoren die controles verrichtten bij een of meer OOB’s legde het College 82 maatregelen5 op, waaronder:

• 6 terechtwijzingen;

• 2 hersteltermijnen;

• 20 bevelen6;

• 54 aanbevelingen.

Het College controleert binnen de kwaliteitscontroles de kantoororganisatie alsook de uitvoering van controleopdrachten door de OOB-bedrijfsrevisoren.

De vaststellingen van het College in OOB-dossiers hebben betrekking op het wetgevende en reglementaire kader zoals weergegeven in onderstaande grafiek. De vaststellingen over de inbreuken op de AML-wet worden behandeld in hoofdstuk 7 van dit activiteitenverslag.

Grafiek 3: Inbreuken op het wetgevende en reglementaire kader bij OOB-bedrijfsrevisoren

AML

5.1.1. Tekortkomingen aan de ISA’s

Grafiek 4: Tekortkomingen aan de ISA’s bij OOB-bedrijfsrevisoren

Andere

Opdrachtbrief

ISA 600 - Controle van een groep

ISA 540 - Controle van schattingen

ISA 240 - Fraude

ISA 315Risico-inschatting

ISA 230Controledocumentatie

ISA 200 - Algehele doelstellingen + ISA 330 - Inspelen op risico's + ISA 500 - Controle-informatie

Top 3 tekortkomingen aan de ISA’s bij OOB-bedrijfsrevisoren

1. Tekortkomingen aan de algehele doelstellingen van de controle, waaronder het inspelen op de ingeschatte risico’s (ISA 330) en het bekomen van voldoende en geschikte controle-informatie (ISA 200 en ISA 500)

2. Tekortkomingen aan de risico-inschatting (ISA 315)

3. Onvolledige, laattijdige en onvoldoende documentatie van de uitgevoerde auditwerkzaamheden en daaruit volgende conclusies (ISA 230)

Tekortkomingen aan de algehele doelstellingen van de controle, waaronder het inspelen op de ingeschatte risico’s (ISA 330) en het bekomen van voldoende en geschikte controle-informatie (ISA 200 en ISA 500)

Meer dan een derde van de tekortkomingen die het College vaststelde, had betrekking op het inspelen op de ingeschatte risico’s en het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie. Deze controle-informatie is de essentiële onderbouwing van het oordeel en de controleverklaring van de commissaris.

ISA 200 definieert de algehele doelstelling van de controle als het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie om het controlerisico naar een aanvaardbaar laag niveau terug te brengen. Hierdoor is de bedrijfsrevisor in staat om redelijke

conclusies te trekken, waarop hij zijn oordeel kan baseren. ISA 500 verdiept deze aanzet en bepaalt op welke wijze de bedrijfsrevisor deze gepaste controle-informatie kan verkrijgen, met als belangrijk element de vereiste professioneel-kritische instelling van de bedrijfsrevisor. ISA 330 beschrijft op welke wijze de bedrijfsrevisor moet inspelen op de ingeschatte risico’s. De correcte toepassing van deze normen is cruciaal om tot een gepaste en onderbouwde conclusie over de controlewerkzaamheden te komen.

De tekortkomingen vastgesteld door het College betroffen meestal onvoldoende of onvoldoende overtuigende controleinformatie. De controlewerkzaamheden moeten voldoende diepgaand worden opgezet om tot een onderbouwde conclusie te kunnen komen.

Bovendien stelde het College in sommige gevallen vast dat de bedrijfsrevisor gebruikmaakte van informatie die afkomstig was van de entiteit, zonder op afdoende wijze te evalueren of die informatie voldoende betrouwbaar was voor de doeleinden van de bedrijfsrevisor.

De vaststellingen van het College betroffen controlewerkzaamheden op diverse belangrijke secties van de financiële staten.

18%

Tekortkomingen aan de risico-inschatting (ISA 315)

Als tweede meest voorkomende tekortkoming (18%) identificeerde het College de verplichte risicoinschattingswerkzaamheden.

ISA 315 behandelt de verantwoordelijkheid van de commissaris voor het identificeren en inschatten van de risico’s op een afwijking van materieel belang in de financiële overzichten door het verwerven van inzicht in de entiteit en haar omgeving, met inbegrip van haar interne beheersing. De doelstelling daarbij is het identificeren en inschatten van de risico’s op een afwijking van materieel belang op het niveau van de financiële overzichten en beweringen als gevolg van fraude of van fouten. Aldus moet de commissaris een basis verkrijgen voor het opzetten en implementeren van manieren om in te spelen op de ingeschatte risico’s op een afwijking van materieel belang.

Tijdens het verwerven van inzicht in de interne beheersingsmaatregelen die voor de controle relevant zijn, moet de bedrijfsrevisor ook de opzet van deze beheersingsmaatregelen evalueren en nagaan of deze zijn geïmplementeerd, wat kan door werkzaamheden uit te voeren in aanvulling op zijn verzoeken om inlichtingen bij personeelsleden van de entiteit.

Het is ook uiterst belangrijk dat de consistentie van de risicoinschatting wordt bewaakt gedurende het ganse auditproces. Eveneens stelde het College onvolledige of ontbrekende cijferanalyses vast.

Deze risicowerkzaamheden zijn van groot belang. Het verwerven van inzicht in de entiteit en haar omgeving is immers een continu, dynamisch proces van informatie verzamelen, actualiseren en analyseren gedurende de hele audit. Het inzicht, verworven gedurende de hele controle, vormt het referentiekader waarbinnen de commissaris de controle inplant en de professionele oordeelsvorming toepast.

Nog eens 18% van de tekortkomingen vastgesteld bij de controleopdrachten ging over de controledocumentatie. In bepaalde gevallen stelde het College vast dat de documentatie over de uitgevoerde auditwerkzaamheden onvolledig, laattijdig of onvoldoende was.

Een goed gedocumenteerd controledossier is allesbehalve een formaliteit.

Het controledossier vormt de fundering voor de interne en externe verantwoording van de goede uitvoering van de controle. De informatie in het controledossier moet adequaat zijn om een derde (binnen of buiten het bedrijfsrevisorenkantoor) in staat te stellen de controle door de bedrijfsrevisor te beoordelen of hem op te volgen. Het controledossier bevat alle relevante informatie die voortvloeit uit de controlewerkzaamheden van de bedrijfsrevisor en laat toe na te gaan dat hij zijn controle uitvoerde overeenkomstig de wettelijke en reglementaire vereisten.

ISA 230 bepaalt eenduidig dat de bedrijfsrevisor de controledocumentatie in het controledossier zo moet opstellen dat een ervaren auditor, die voorheen niet bij de controle betrokken was, in staat wordt gesteld inzicht te verwerven in de uitgevoerde werkzaamheden.

Het College publiceerde in 2021 al zijn inzicht over het belang en de vier kenmerken van een goed gedocumenteerd controledossier7 7%

Geen adequate inschatting en behandeling van het frauderisico

ISA 240 duidt aan dat het management zich in een unieke positie bevindt om fraude te plegen. Als gevolg van de onvoorspelbaarheid van de wijze waarop het management interne beheersingsmaatregelen doorbreekt, vormt dit een risico op een afwijking van materieel belang die het gevolg is van fraude en vormt het om die reden een significant risico. Het College stelde vast dat het frauderisico niet in alle controledossiers adequaat werd ingeschat en behandeld. Deze vaststelling vormde in 2024 toch 7% van de tekortkomingen in controledossiers.

Onvolledige, laattijdige en onvoldoende documentatie van de uitgevoerde auditwerkzaamheden en daaruit volgende conclusies (ISA 230)

Belangrijke bevindingen hadden betrekking op de uit te voeren werkzaamheden met betrekking tot de journaalboekingen. Het is immers vereist te toetsen of de in het grootboek vastgelegde journaalposten en andere aanpassingen die tijdens het opstellen van de financiële overzichten zijn aangebracht aanvaardbaar zijn. De norm geeft hierbij expliciet aan wat de commissaris moet doen voor deze verschillende soorten boekingen.

7 https://www.ctr-csr.be/sites/default/files/media/files/2021-11/2021-11-18_mededeling_controledossier.pdf.

De commissaris dient:

• een selectie te maken van journaalboekingen en andere aanpassingen die aan het einde van een verslagperiode zijn aangebracht;

• te overwegen of het nodig is journaalboekingen en andere aanpassingen die gedurende de verslagperiode zijn aangebracht te toetsen.

Er is dus steeds een selectie te maken van de journaalboekingen en andere aanpassingen die aan het einde van een verslagperiode zijn aangebracht en deze journaalboekingen zijn te toetsen op hun aanvaardbaarheid. Deze journaalboekingen omvatten ook deze na balansdatum ter voorbereiding van de financiële staten. Voor de journaalboekingen tijdens de verslagperiode moet de commissaris overwegen of een toetsing vereist is. Het College merkt op dat vaak een onvolledige tussenvorm of combinatie van deze werkzaamheden wordt opgezet.

Ook moet de bedrijfsrevisor het management en, indien passend, anderen binnen de entiteit om inlichtingen verzoeken om vast te stellen of zij op de hoogte zijn van feitelijke, vermoede of vermeende fraude die op de entiteit van invloed is. Deze werkzaamheden zijn vervolgens te documenteren in het controledossier. 4%

Controle van schattingen

4% van de vaststellingen van het College betrof de controle van schattingen. Schattingen kunnen tot significante risico’s leiden, waardoor de commissaris naast andere gegevensgerichte controles die worden uitgevoerd om aan de vereisten van ISA 330 te voldoen bijkomende zaken dient te evalueren.

Het College stelde in 2024 tekortkomingen vast over:

• de vraag of de door het management gehanteerde significante veronderstellingen redelijk zijn;

• waar relevant voor de redelijkheid van de door het management gehanteerde significante veronderstellingen of voor de geschikte toepassing van het van toepassing zijnde stelsel inzake financiële verslaggeving, het voornemen van het management om bepaalde handelingen uit te voeren en de mogelijkheid van het management om ze ook tot uitvoer te brengen.

Zo dient de commissaris op basis van de controle-informatie te evalueren of de schattingen in de financiële overzichten redelijk zijn in de context van het van toepassing zijnde stelsel inzake financiële verslaggeving, dan wel of ze een afwijking bevatten, en deze overwegingen afdoende te documenteren.

4%

Gebrek aan algehele aanpak, controleprogramma en documentatie op groepsniveau bij de controle van een groep

De controle van een groep voegt een extra dimensie toe aan de werkzaamheden die de commissaris moet uitvoeren. In 4% van de vaststellingen stelde het College hierover tekortkomingen vast.

Zo merkte het College een gebrek aan algehele aanpak, controleprogramma en documentatie op groepsniveau op. Zo kan het onduidelijk zijn voor de totaliteit van componenten dewelke in scope zijn, wat de significante risico’s zijn en wat de toegepaste materialiteitsdrempels zijn.

Verder vereist de norm dat de commissaris op groepsniveau de geschiktheid, volledigheid en nauwkeurigheid van consolidatieaanpassingen en herrubriceringen evalueert, wat niet altijd gebeurt.

4%

Tekortkomingen met betrekking tot de opdrachtbrief

4% van de tekortkomingen in 2024 betrof de opdrachtbrief.

Artikel 21 van de wet van 7 december 2016 bepaalt dat de bedrijfsrevisor en zijn cliënt een opdrachtbrief moeten opstellen voorafgaand aan de uitvoering van de opdracht.

Het College benadrukt dat het in het belang is van zowel de cliënt als de bedrijfsrevisor dat de bedrijfsrevisor over een opdrachtbevestiging beschikt vóór de aanvang van de controle, om zo misverstanden met betrekking tot de controle te voorkomen. De opdrachtbrief moet ondertekend en gedagtekend zijn vóór de aanvang van de controlewerkzaamheden.

9%

Overige tekortkomingen

De overige tekortkomingen in 2024 betroffen:

• het ontbrekende nazicht van de neerlegging van de (geconsolideerde) jaarrekening, alsook – in voorkomend geval – de ontbrekende vermelding van de niet-neerlegging in het tweede deel van het commissarisverslag (Bijkomende norm bij de ISA’s);

• ontbrekende of onvoldoende werkzaamheden met betrekking tot de beginsaldi in het kader van een initiële controleopdracht (ISA 510);

• het dateren van het commissarisverslag alvorens voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen (ISA 700);

• ontbrekende cijferanalyses als hulpmiddel bij het trekken van een algehele conclusie (ISA 520);

• het niet communiceren van alle verplichte aangelegenheden aan de met governance belaste personen (ISA 260).

5.1.2. Tekortkomingen aan ISQC 1

Voor de controle van de kantoororganisatie bij de gecontroleerde OOB-bedrijfsrevisoren controleerde het College onder meer de implementatie van de norm ISQC 1. Deze norm was van toepassing tijdens het uitvoeren van de inspectiewerkzaamheden, maar is met ingang van 15 december 2023 vervangen door de nieuwe norm ISQM8. Omdat deze norm ISQC 1 dus uitgedoofd is, waren er in absolute cijfers zeer weinig vaststellingen over ISQC 1.

De helft van de bevindingen inzake de kantoororganisatie van OOB-bedrijfsrevisorenkantoren betrof beleidslijnen en procedures van deze bedrijfsrevisorenkantoren over de persoonlijke financiële onafhankelijkheidsvereisten die onvoldoende waren toegepast. Deze vastgestelde

tekortkomingen over de onafhankelijkheid van de OOBbedrijfsrevisoren betroffen allemaal onvolledige aangiften van persoonlijk aangehouden investeringen. Dit kan relevant zijn voor het bewaken van de onafhankelijkheid bij het uitvoeren van de werkzaamheden.

Een vierde van de bevindingen betrof beleidslijnen en procedures van de bedrijfsrevisorenkantoren die niet resulteerden in het tijdig archiveren van de controledossiers. Een tijdige archivering moet gebeuren uiterlijk zestig dagen na de ondertekening van het controleverslag.

Nog een vierde van de vaststellingen inzake de kantoororganisatie ging over de vragenlijsten die de bedrijfsrevisorenkantoren gebruikten bij opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen van OOB’s die niet alle verplichte elementen bevatten9. De opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling blijft ook onder de normen ISQM van toepassing. ISQM 1 behandelt de verantwoordelijkheid van het kantoor om beleidslijnen of procedures vast te stellen voor opdrachten die opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen vereisen. ISQM 2 behandelt het aanstellen en de geschiktheid van de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelaar en de uitvoering en documentatie van opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen.

Grafiek 5: Tekortkomingen aan ISQC 1 bij OOB-bedrijfsrevisoren

Opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling

Top 3 tekortkomingen aan ISQC 1 bij OOB-bedrijfsrevisoren

1. Onvoldoende naleving van de eigen kantoorprocedures betreffende persoonlijke financiële onafhankelijkheidsvereisten

2. Gebrek aan (volledige) procedures die een tijdige archivering waarborgen

3. Gebruik van vragenlijsten bij opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen die niet alle vereisten bevatten

8 Zie hoofdstuk 6 in dit activiteitenverslag. 9 Verordening 537/2014, artikel 8.5: (d) en (e) en (f) en (g).

5.2. Kwaliteitscontroles bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren

Elk jaar onderwerpt het College verschillende niet-OOBbedrijfsrevisoren aan een kwaliteitscontrole. Deze selectie bestaat uit bedrijfsrevisoren die zijn geselecteerd om te voldoen aan de toezichtcyclus van (minstens) zes jaar, bedrijfsrevisoren die worden aangemerkt als bedrijfsrevisoren met een potentieel verhoogd risico op een minder goede auditkwaliteit en een mogelijke ad random selectie. Zoals ons actieplan aangaf, tendeert het College naar een versnelde controle voor de grootste of de meest risicovolle niet-OOB-bedrijfsrevisorenkantoren.

In 2024 organiseerde het College kwaliteitscontroles bij dertien niet-OOB-bedrijfsrevisorenkantoren. Het betrof twee niet-OOB-netwerken met een gemeenschappelijk beleid en procedures inzake kwaliteitsbeheersing en elf niet-OOB-bedrijfsrevisorenkantoren.

Voor deze dertien niet-OOB-bedrijfsrevisorenkantoren waarvoor de kantoororganisatie werd gecontroleerd, en voor 33 niet-OOB-bedrijfsrevisoren waarvoor een controleopdracht werd gecontroleerd, besliste het Comité van het College tot het opleggen van in totaal 13110 maatregelen, waaronder:

• 5 terechtwijzingen;

• 34 hersteltermijnen;

• 40 bevelen11;

• 52 aanbevelingen.

Op enkele uitzonderingen na hebben deze maatregelen die het College in 2024 heeft genomen in de niet-OOBdossiers betrekking op kwaliteitscontroles die in 2023 werden uitgevoerd.

Wat betreft de kantoororganisatie hebben de kwaliteitscontroles uitgevoerd in 2023 uitsluitend betrekking op de AML-verplichtingen. Het College heeft de reikwijdte van de inspecties over de kantoororganisatie in 2023 bewust

beperkt om de sector in staat te stellen zich te kunnen toeleggen op de implementatie van ISQM 1 in het jaar 2023.

Tijdens de inspecties met betrekking tot de controleopdrachten beoordeelde het College in beginsel één wettelijke controleopdracht van de jaarrekening en/of één of meerdere andere wettelijke controleopdrachten.

De vaststellingen van het College bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren slaan op het wetgevende en reglementaire kader zoals weergegeven in onderstaande grafiek.

Grafiek 6: Inbreuken op het wetgevende en reglementaire kader bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren

7% Andere beroepsnormen

8% Wet van 7 december 2016

31% AML-wet

4% WVV

50% ISA

De meest voorkomende vaststellingen bij niet-OOBbedrijfsrevisoren tijdens de kwaliteitscontroles uitgevoerd in 2023 hebben betrekking op de ISA’s en de AML-wet. De ISA’s zijn van toepassing op de wettelijke controleopdrachten van de jaarrekening, terwijl de AML-wet van toepassing is op zowel de kantoororganisatie als de uitvoering van controleopdrachten (wettelijke controleopdrachten van de jaarrekening en wettelijke eenmalige revisorale opdrachten).

10 Een theoretisch overzicht van de beslissingen die het College kan nemen is raadpleegbaar op www.ctr-csr.be/nl/ctr-csr/beslissingen-van-het-college. Het Comité van het College kwalificeert elke inbreuk afzonderlijk. Slechts in het uitzonderlijke geval dat inbreuken gelijk of zeer gelijkaardig zijn, neemt het Comité van het College deze inbreuken samen om één maatregel op te leggen.

11 Het College legt een bevel als maatregel op in het kader van artikel 116/2 van de AML-wet.

5.2.1. Tekortkomingen aan de ISA’s

Grafiek 7: Tekortkomingen aan de ISA’s bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren

Tijdens de beoordeling van een opdracht als commissaris (de wettelijke controleopdracht van de jaarrekeningen) gaat het College het hele controleproces na: van de beoordeling van de risico’s, over het inspelen door de commissaris op de ingeschatte risico’s, tot het uitbrengen van de controleverklaring.

De bovenstaande grafiek toont aan dat het College tekortkomingen heeft vastgesteld in deze verschillende fasen van de werkzaamheden van de bedrijfsrevisoren, evenals in de verplichtingen betreffende de controledocumentatie van de bedrijfsrevisoren, zoals vermeld in ISA 230.

Top 3 tekortkomingen aan de ISA’s bij

niet-OOB-bedrijfsrevisoren

1. Onvoldoende inzichtverwerving in de entiteit en haar omgeving met als doel de risico’s op een afwijking van materieel belang te identificeren en in te schatten (ISA 315)

2. Gebrek aan verantwoording in het controledossier over de bepaling en de omvang van de steekproef en de selectie van de te testen items (ISA 530)

3. Laattijdige archivering (ISA 230.14) en gebrek aan controleprogramma’s op groepsniveau (ISA 600.15) 26%

Onvoldoende inzichtverwerving in de entiteit en haar omgeving met als doel de risico’s op een afwijking van materieel belang te identificeren en in te schatten (ISA 315)

De meest voorkomende gevallen van niet-naleving van ISA 315 slaan op de verplichting van de commissaris om bij het verwerven van inzicht in de interne beheersingsactiviteiten van de entiteit ook inzicht te verwerven in de wijze waarop de entiteit op uit IT voortkomende risico’s heeft ingespeeld (ISA 315.21).

Beoordeling van de risico's Rapportering Inspelen door de commissaris op de ingeschatte risico’s

Het gebruik van een IT-systeem beïnvloedt de wijze waarop controlemaatregelen worden geïmplementeerd. Vanuit het oogpunt van de commissaris zijn controles binnen een ITsysteem doeltreffend als ze de integriteit van de gegevens en de beveiliging van de verwerking van die gegevens door het systeem waarborgen en algemene controles van zowel het gehele IT-systeem12 als de toepassingen13 omvatten.

Tijdens verschillende controles moest het College vaststellen dat de commissaris geen kennis had verworven over hoe de entiteit had gereageerd (of niet) op de risico’s die voortvloeien uit het IT-systeem. Het College wijst erop dat deze kennis verplicht is, zelfs als de gecontroleerde entiteit geen geavanceerde IT-instrumenten gebruikt.

Andere vaak geconstateerde tekortkomingen hadden betrekking op de verplichting van de commissaris om inzicht te verwerven in de interne beheersing die relevant is voor de controle (ISA 315.12). Inzicht in de interne beheersing helpt de commissaris bij het identificeren van de soorten potentiële afwijkingen en de factoren die de risico’s op afwijkingen van materieel belang beïnvloeden, en bij het bepalen van de aard, de timing en de omvang van verdere controlewerkzaamheden.

Het College heeft in verschillende controledossiers vastgesteld dat de commissaris niet of onvoldoende vertrouwd was met de interne beheersing van de entiteit die relevant was voor de controle. Het College herhaalt dat deze inzichtverwerving verplicht is, ook als de commissaris besluit om niet te vertrouwen op de interne beheersing van de entiteit, maar om enkel gegevensgerichte werkzaamheden uit te voeren.

Tot slot hebben andere veelvoorkomende tekortkomingen betrekking op de verplichting van de commissaris om de risico’s op een afwijking van materieel belang te identificeren en in te schatten (ISA 315.25).

Het College heeft vastgesteld dat de documentatie van de risico’s op een afwijking van materieel belang onvoldoende of inconsistent was in verschillende controledossiers. Het College herhaalt dat de commissaris de risico’s op een afwijking van materieel belang moet identificeren en inschatten op het niveau van de financiële overzichten en op het niveau van de beweringen14 met betrekking tot transactiestromen, rekeningsaldi en in de financiële overzichten opgenomen toelichtingen, om een basis te verschaffen voor het definiëren en uitvoeren van verdere controlewerkzaamheden. Als onderdeel van deze beoordeling dient de commissaris te bepalen of er geïdentificeerde risico’s zijn die op grond van zijn oordeelvorming significante risico’s vormen (ISA 315.27).

9%

Gebrek aan verantwoording in het controledossier over de bepaling en de omvang van de steekproef en de selectie van de te testen items (ISA 530)

De meest voorkomende tekortkomingen aan ISA 530 hebben betrekking op de bepaling en de omvang van de steekproef en de selectie van de te testen items.

Bij het opzetten van een steekproef dient de commissaris te overwegen wat het doel van de controlewerkzaamheden is en welke de kenmerken zijn van de populatie waaruit de steekproef zal worden getrokken (ISA 530.6).

De doelstelling van de controlewerkzaamheden en de kenmerken van de populatie moeten voldoende gedetailleerd worden gedocumenteerd in het controledossier. Het in aanmerking nemen van de doelstelling van de controle vereist een duidelijk begrip van wat een afwijking of onjuistheid vormt, zodat alle omstandigheden die relevant zijn voor de controlewerkzaamheden, en alleen die omstandigheden, worden meegenomen in de beoordeling van afwijkingen of in de extrapolatie van onjuistheden.

De steekproefomvang dient voldoende te zijn om het steekproefrisico tot een aanvaardbaar laag niveau terug te brengen (ISA 530.7). De steekproefomvang kan worden bepaald met behulp van een formule op basis van statistische criteria of op basis van de professionele oordeelsvorming van de commissaris. In elk geval moet dit worden verantwoord in het controledossier.

Daarnaast moet de commissaris in het controledossier aantonen dat hij de te toetsen elementen op zodanige wijze heeft geselecteerd dat elke steekproefeenheid in de populatie geselecteerd kan worden (ISA 530.8). Bij een statistische steekproef worden steekproefelementen op zodanige wijze geselecteerd dat elk steekproefelement in de populatie een bekende selectiekans heeft. Bij een niet-statistische steekproef wordt voor de selectie van steekproefelementen een oordeelsvorming door de commissaris toegepast. In dat geval moet deze oordeelsvorming (de redenen voor de selectie) worden gedocumenteerd in het controledossier.

12 General IT controls zijn beleidslijnen en procedures die betrekking hebben op een groot aantal toepassingen en die de effectieve werking van application controls ondersteunen. Ze zijn van toepassing op mainframe-, miniframe- en eindgebruikersomgevingen. General IT controls die de integriteit van de informatie en de beveiliging van gegevens handhaven, omvatten gewoonlijk:

• de werking van het computercentrum en het netwerk;

• de aanschaf, wijziging en het onderhoud van systeemsoftware;

• programmawijzigingen;

• toegangsbeveiliging;

• de aanschaf, ontwikkeling en het onderhoud van toepassingssystemen. Ze worden over het algemeen geïmplementeerd om in te spelen op de risico’s die hierboven in paragraaf A64 zijn genoemd. (ISA 315.A108.)

13 Application controls zijn handmatige of geautomatiseerde procedures die doorgaans op het niveau van een bedrijfsproces werken en van toepassing zijn op de verwerking van transacties door individuele toepassingen. Application controls kunnen preventief of detecterend van aard zijn en zijn opgezet om te zorgen voor de integriteit van de administratieve vastleggingen. Application controls hebben derhalve betrekking op procedures die worden gehanteerd om transacties of andere financiële gegevens tot stand te brengen, vast te leggen, te verwerken en te rapporteren. Deze interne beheersingsmaatregelen helpen ervoor te zorgen dat transacties die zich hebben voorgedaan worden geautoriseerd en volledig en nauwkeurig worden vastgelegd en verwerkt. Voorbeelden zijn wijzigingscontroles van invoergegevens en controles op nummervolgorde met handmatige opvolging van uitzonderingsrapporten of correctie van gegevens op het moment waarop ze worden ingevoerd. (ISA 315.A109.)

14 Bijvoorbeeld: voorkomen (de vastgelegde of toegelichte transacties en gebeurtenissen hebben inderdaad plaatsgevonden en dergelijke transacties en gebeurtenissen hebben betrekking op de entiteit); volledigheid (alle transacties en gebeurtenissen die vastgelegd hadden moeten worden zijn ook vastgelegd en alle daarop betrekking hebbende toelichtingen die opgenomen hadden moeten worden in de financiële overzichten zijn opgenomen); en nauwkeurigheid (bedragen en andere gegevens die betrekking hebben op vastgelegde transacties en gebeurtenissen zijn op de juiste wijze vastgelegd en daarop betrekking hebbende toelichtingen zijn op de juiste wijze gewaardeerd en beschreven). (Zie ISA 315.A129.)

Laattijdige archivering (ISA 230.14) en gebrek aan controleprogramma’s op groepsniveau (ISA 600.15)

De meest voorkomende inbreuk op ISA 230 heeft betrekking op de procedure voor het archiveren van het controledossier. De bedrijfsrevisor dient de controledocumentatie samen te voegen in een controledossier en het definitieve controledossier tijdig na de datum van de controleverklaring te voltooien (ISA 230.14).

In verschillende controledossiers stelde het College vast dat de archiveringsprocedure van het kantoor niet was gevolgd: archivering na de wettelijke termijn, een deel (elektronisch of op papier) van het controledossier was niet gearchiveerd of de computervergrendeling was niet uitgevoerd.

Het College herhaalt dat het volledige controledossier (elektronisch en/of op papier) met zekerheid moet worden gearchiveerd uiterlijk zestig dagen na de datum van de ondertekening van het controleverslag met betrekking tot de opdracht15

Binnen de kwaliteitscontrole selecteert het College soms als controleopdracht een wettelijke controle over de geconsolideerde jaarrekeningen, naast de wettelijke controle over de statutaire jaarrekening. Het College heeft in dit kader overtredingen op ISA 600 vastgesteld, die de specifieke aspecten behandelt die van toepassing zijn op controles van financiële overzichten van een groep.

De meest voorkomende niet-naleving van ISA 600 slaat op de verplichtingen van de commissaris van de groep om een algehele aanpak voor de groepscontrole vast te stellen en een controleprogramma op groepsniveau te ontwikkelen overeenkomstig ISA 300 (ISA 600.15).

Het College heeft vastgesteld dat sommige bedrijfsrevisoren, die belast waren met het uitvoeren van controlewerkzaamheden van een groep, geen algemene groepscontrolestrategie of werkprogramma voor de controle van de geconsolideerde jaarrekeningen hadden opgesteld. Nochtans moet de commissaris die verantwoordelijk is voor de groep, zelfs als hij alleen werkt, altijd een algemene groepscontrolestrategie en een werkprogramma opstellen die voldoen aan de vereisten van ISA 300 en ISA 600.

Het opstellen van de algemene controlestrategie zal meer of minder tijd vergen en het werkprogramma zal meer of minder gedetailleerd zijn, afhankelijk van de grootte van de groep, de complexiteit van de controle en de grootte van het team dat aan de opdracht is toegewezen.

Het College herhaalt dat het volledige controledossier met zekerheid moet worden gearchiveerd uiterlijk zestig dagen na de datum van de ondertekening van het controleverslag met betrekking tot de opdracht.

Nieuwe norm voor kwaliteitsbeheersing: ISQM

De IAASB nam in december 2020 de Internationale Standaard voor Kwaliteitsmanagement (International Standard on Quality Management, ISQM) 1 en 2 aan. Deze zijn omgezet in het Belgisch recht door de publicatie in het Belgisch Staatsblad16 van de ‘Norm inzake de toepassing van de internationale standaarden voor kwaliteitsmanagement 1 en 2 (ISQM 1 en 2) en van ISA 220 (herzien) in België’17.

ISQM 1 en 2 bevorderen de kwaliteit van de financiële informatie door te voorzien in de toepassing van een kwaliteitsmanagementsysteem dat voor elke bedrijfsrevisor een redelijke mate van zekerheid verschaft met betrekking tot de naleving van de wetten, de reglementen, de normen voor de beroepsuitoefening en de geschiktheid van de verslagen uitgegeven door de bedrijfsrevisoren.

Alle bedrijfsrevisoren moesten vóór 15 december 2023 een kwaliteitsmanagementsysteem opzetten en implementeren voor de revisorale opdrachten in overeenstemming met ISQM 1. Vóór 15 december 2024 moesten ze een evaluatie van dit kwaliteitsmanagementsysteem uitvoeren overeenkomstig paragrafen 53 en 54 van ISQM 1.

Dit nieuwe normatieve kader betekent een belangrijke omwenteling in de sector. Een systeem van (statische) kwaliteitscontrole (ISQC 1) wordt vervangen door een systeem van (dynamische) kwaliteitsbeheersing (ISQM 1). ISQC 1 legde immers een procedure van kwaliteitscontrole op aan alle bedrijfsrevisoren, terwijl ISQM 1 een risk based-benadering van kwaliteitsbeheersing invoert.

Het College zette tijdens het jaar 2024 in op een pedagogische en sensibiliserende aanpak wat betreft de controle van deze nieuwe kwaliteitsmanagementstandaard ISQM 1.

16 Bericht van 17 november 2023 met betrekking tot de goedkeuring van de norm met als titel “Norm inzake de toepassing van de internationale standaarden voor kwaliteitsmanagement 1 en 2 (ISQM 1 en 2) en van ISA 220 (herzien) in België”, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 27 november 2023, p. 110371. 17 Norm inzake de toepassing van de internationale standaarden voor kwaliteitsmanagement 1 en 2 (ISQM 1 en 2) en van ISA 220 (herzien) in België. Deze norm is publiek beschikbaar op www.ibr-ire.be/docs/default-source/nl/documents/regelgeving-en-publicaties/rechtsleer/normen-en-aanbevelingen/isqm/20231127-nrm-isqm-def.pdf?sfvrsn=379024db_3. Deze norm treedt in werking:

1) Betreffende de opzet en de implementatie van een kwaliteitsmanagementsysteem voor de revisorale opdrachten in overeenstemming met ISQM 1, uiterlijk op 15 december 2023; de op grond van de paragrafen 53 en 54 van ISQM 1 vereiste evaluatie van het kwaliteitsmanagementsysteem dient te worden uitgevoerd binnen een jaar na 15 december 2023; 2) Voor de toepassing van ISQM 2 met betrekking tot revisorale opdrachten betreffende periodes die aanvangen op of na 15 december 2023.

6.1. Opzet van de ISQM Survey

In het kader van deze pedagogische benadering besliste het Comité op 25 april 2024 een eenmalige elektronische vragenlijst met betrekking tot de implementatie van ISQM 1 (ISQM Survey) op te zetten. Geselecteerde niet-OOBbedrijfsrevisoren die revisorale activiteiten uitoefenden in het kalenderjaar 2023 moesten deze ISQM Survey invullen tijdens de zomermaanden van 2024.

Met een publicatie van de geaggregeerde resultaten op 31 maart 2025 beoogde het College het inzicht van de sector in de materie te verhogen18

De resultaten lieten het College ook toe meer inzicht te krijgen in de wijze waarop niet-OOB-bedrijfsrevisoren de nieuwe norm hebben geïmplementeerd, alsook de eventuele moeilijkheden hierbij en de kost en de verwachte voordelen van deze nieuwe kantoororganisatie-aanpak. Deze inzichten helpen het College verder om geïnformeerde beslissingen te nemen en om zijn risicogestuurd toezicht te verfijnen in het algemeen belang.

Het College heeft de betrokken bedrijfsrevisoren geactiveerd met een normoverdragende brief die nuttige uitleg bevat over de meest essentiële vereisten van de norm waarvan zij zelf verklaarden deze (nog) niet te hebben nageleefd. Dit kadert naadloos in de pedagogische benadering op het vlak van de controle van de implementatie van ISQM 1, zoals overigens aangekondigd in het actieplan 2024 van het College.

6.2. Normoverdragende brief bij onvolledige implementatie ISQM

Bij de analyse van de resultaten van de ISQM Survey heeft het College mogelijke problemen van non-compliance met ISQM 1, zogenaamde ‘knipperlichten’, vastgesteld. Het betreft:

• Sole Practitioners die verklaren geen overeenkomst te hebben gesloten met een derde persoon buiten het kantoor over het uitvoeren van de monitoring van het kwaliteitsmanagementsysteem;

• Bedrijfsrevisoren die verklaren niet al de kwaliteitsdoelstellingen19 te hebben vastgesteld voor de componenten zoals gespecifieerd door paragrafen 2833 van ISQM 1 betreffende ‘Governance en leiderschap’, ‘Relevante ethische voorschriften’, ‘Aanvaarding en continuering van cliëntenrelaties en specifieke opdrachten’, ‘Opdrachtuitvoering’, ‘Middelen’ en ‘Informatie en communicatie’;

• Bedrijfsrevisoren die verklaren geen risico-inschattingsmatrix te hebben opgezet voor de inschatting van kwaliteitsrisico’s in termen van impact en waarschijnlijkheid van hun optreden20;

• Bedrijfsrevisoren die verklaren niet de ‘specifieke reacties’21 van paragraaf 34 van ISQM 1 te hebben geïmplementeerd.

6.3. ISQM en kwaliteitscontroles 2024

De eerste inspecties van het College over ISQM, georganiseerd in 2024, waren pedagogisch en sensibiliserend. Aangezien ISQM een transitie inhield naar het opzetten van een proactief kwaliteitsmanagementsysteem, is deze inspectiecyclus opgevat als een leermoment. Dat is vooral voor middelgrote en kleinere bedrijfsrevisorenkantoren het geval. De grote kantoren kunnen immers vaak terugvallen op tools en procedures ontwikkeld door hun globale netwerk.

Deze inspecties werden georganiseerd als thematische kwaliteitscontroles bij de OOB-bedrijfsrevisorenkantoren en geïncorporeerd in de kwaliteitscontroles bij de niet-OOBbedrijfsrevisoren, met aandacht voor de ISQM 1-componenten ‘Het risico-inschattingsproces van het kantoor’ en ‘Middelen (human resources)’. Voor grote bedrijfsrevisorenkantoren werd hieraan de component ‘Governance en leiderschap’ toegevoegd.

Het College ontplooide zijn pedagogische en sensibiliserende aanpak om inzicht te verwerven in de wijze waarop bedrijfsrevisoren deze nieuwe norm begrijpen en hebben geïmplementeerd. Eveneens gingen we de toegevoegde waarde van ISQM 1 na in de risicobeheersing van revisorale activiteiten. De inzichten van het College werden gepubliceerd op 31 maart 2025.

Het College besliste om tijdens deze eerste inspectiecyclus geen maatregelen op te leggen, behalve voor twee van de dertien gecontroleerde niet-OOB-bedrijfsrevisoren die ISQM 1 niet hadden geïmplementeerd en daartoe geen inspanningen hadden gedaan.

De overige elf bedrijfsrevisoren hadden ISQM 1 geïmplementeerd en kregen een individueel schrijven met vaststellingen, gepresenteerd als Key findings, Observations en/of Examples of good practice:

18 https://www.ctr-csr.be/sites/default/files/media/files/2025-04/ctr_isqm_nonpie_nl.pdf.

19 De door het bedrijfsrevisorenkantoor vastgestelde kwaliteitsdoelstellingen bestaan uit doelstellingen met betrekking tot de componenten van het kwaliteitsmanagementsysteem die door het kantoor moeten worden bereikt. Het bedrijfsrevisorenkantoor is ertoe gehouden de in de ISQM 1 gespecificeerde kwaliteitsdoelstellingen en eventuele andere kwaliteitsdoelstellingen die door het kantoor noodzakelijk worden geacht om de doelstellingen van het kwaliteitsmanagementsysteem te bereiken, vast te stellen.

20 Het bedrijfsrevisorenkantoor moet kwaliteitsrisico’s onderkennen en inschatten om een basis te bieden voor het opzetten en implementeren van reacties. Daarbij moet het in overweging nemen hoe en in welke mate de voorwaarden, gebeurtenissen, omstandigheden, handelingen of het uitblijven van handelingen een nadelige invloed kunnen hebben op het bereiken van de kwaliteitsdoelstellingen.

21 Een kernonderdeel van het risico-inschattingsproces betreft de opzet en de implementatie van reacties. Het bedrijfsrevisorenkantoor moet reacties opzetten en implementeren om kwaliteitsrisico’s aan te pakken op een wijze die gebaseerd is op en beantwoordt aan de redenen voor de inschattingen van de kwaliteitsrisico’s. ISQM 1.34 bevat een aantal specifieke reacties die het kantoor moet opzetten en implementeren, ongeacht de grootte of de activiteit van het kantoor. Zo moet het kantoor bijvoorbeeld ten minste jaarlijks een gedocumenteerde bevestiging verkrijgen over de naleving van de onafhankelijkheidsvoorschriften vanwege al zijn personeelsleden.

• Key findings: dit zijn belangrijke vaststellingen van het College waarbij de gecontroleerde actie moet ondernemen om de naleving van ISQM 1, met mogelijke impact op de auditkwaliteit, te verbeteren. Het College behoudt zich het recht voor om de remediëring van deze vaststellingen te evalueren tijdens een nieuwe inspectie.

• Observations: dit zijn observaties van het College met betrekking tot initiatieven om de naleving van ISQM 1 te verbeteren. Het College moedigt de gecontroleerde aan om te overwegen om deze initiatieven toe te passen.

• Examples of good practice: dit zijn goede werkwijzen die het College kon identificeren bij het gecontroleerde kantoor. Het College moedigt de gecontroleerde aan om deze goede praktijken te blijven toepassen.

Deze aanpak om geen maatregelen te nemen kadert naadloos in de pedagogische en sensibiliserende benadering van het College bij de eerste controles van de nieuwe kantoororganisatienorm.

Het College ontplooide zijn pedagogische en sensibiliserende aanpak om inzicht te verwerven in de wijze waarop bedrijfsrevisoren deze nieuwe norm begrijpen en hebben geïmplementeerd.

Strijd tegen witwassen van geld en financiering van terrorisme

Artikel 85, § 1, 6° van de AML-wet duidt het College aan als bevoegde autoriteit om toe te zien op de naleving van deze wet door de bedrijfsrevisoren22, bij uitoefening van hun revisorale opdrachten en van de andere activiteiten die zij mogen verrichten door inschrijving of registratie in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren of op grond van hun hoedanigheid van stagiair-bedrijfsrevisor.

7.1. Cartografie

Om het individueel risicoprofiel van elke bedrijfsrevisor vast te stellen, zoals de AML-wet aan het College oplegt, moet het College de daartoe relevante informatie verzamelen. Daarom zette het College in 2018 voor het eerst de AML Survey op; dergelijke bevraging werd in 2022 herhaald.

Het College heeft met ingang van 2024 de vragen over het inherente AML-risico waaraan bedrijfsrevisoren worden blootgesteld geïntegreerd in de Auditors Annual Cartography (cartografie) over het jaar 2023. Voortaan zullen deze vragen dus jaarlijks een vast onderdeel vormen van de cartografie.

Zo beschikt het College steeds over de meest actuele gegevens met betrekking tot de risico’s verbonden aan de cliënten en de activiteiten van bedrijfsrevisoren. De verplichte regelmatige actualisatie van het risicoprofiel van bedrijfsrevisoren stelt het College in staat om de frequentie en intensiteit van zijn toezicht nog beter af te stemmen op het specifieke risicoprofiel van de gecontroleerde bedrijfsrevisoren.

Een analyse over data van 197 bedrijfsrevisoren(-kantoren) die in 2023 in eigen naam en voor eigen rekening revisorale opdrachten uitvoerden, levert volgende inzichten:

• Uit de cijfers blijkt dat het cliënteel een internationale dimensie heeft. Slechts 86 bedrijfsrevisoren verklaren geen enkele cliënt met een UBO of mandataris uit het buitenland te hebben.

• Op het vlak van risicosectoren blijft de vastgoedsector de meest voorkomende. Ruim de helft van de revisorale opdrachten heeft betrekking op deze sector, die dan ook zeer groot en divers is in België, van projectontwikkelaars tot bouwbedrijven. Bijna de helft van de bedrijfsrevisoren heeft minstens één revisorale opdracht in deze sector.

• Verder specialiseren een aantal bedrijfsrevisoren zich in cliënteel werkzaam in specifieke risicosectoren of in bepaalde niches (zoals vzw’s die geldovermakingen buiten de EU verrichten). Een goed inzicht in de risico’s van een sector waarmee men vertrouwd is, geeft sommige kantoren duidelijk het vertrouwen om deze mandaten te blijven opnemen.

• Het aantal bedrijfsrevisoren dat PPP’s heeft geïdentificeerd blijft stabiel. Waar nu 66 bedrijfsrevisoren aangeven PPP’s te hebben geïdentificeerd, waren dit er 59 in 2022.

• Een derde van de bedrijfsrevisoren geeft aan geen cliënten te identificeren op afstand.

• De opdrachten inbreng en quasi-inbreng worden gekenmerkt door een verhoogd AML-risico omwille van het waarderingsaspect. In 2023 voerde de hele sector zo’n 2.600 van dergelijke opdrachten uit. Bij een tiental bedrijfsrevisoren maken deze opdrachten tussen de 15% en 20% van hun omzet uit.

22 Het College is bevoegd voor het toezicht op de onderworpen entiteiten, zoals gedefinieerd in artikel 5, § 1, 23° van de AML-wet: “de natuurlijke personen of rechtspersonen die in België activiteiten uitoefenen en die geregistreerd of ingeschreven zijn in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren overeenkomstig artikel 10 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, de natuurlijke personen stagiairs-bedrijfsrevisoren van externe ondernemingen bedoeld in artikel 11, § 3 van voormelde wet, alsook de auditkantoren en eenieder die het beroep van wettelijk auditor uitoefent”.

• 49 bedrijfsrevisoren gaven aan in de loop van het jaar minstens één cliënt te hebben geweigerd omwille van redenen gelinkt aan AML. Ook hier zien we een concentratie bij enkele kantoren waar het aantal weigeringen significant afwijkt van het gemiddelde.

• Hetzelfde geldt voor de analyses van atypische verrichtingen: zeven bedrijfsrevisoren zijn verantwoordelijk voor de helft van 196 uitgevoerde analyses van atypische verrichtingen. Eenzelfde verhouding stellen we vast voor de gemelde vermoedens van WG/FT bij de CFI.

7.2. Controle-aanpak

De sector maakte sinds 2018 vooruitgang in de beheersing van zijn witwasrisico en het risicoprofiel van zijn cliënteel. Toch is er nog ruimte voor verbetering. De aandacht gaat daarbij uit naar het daadwerkelijk toepassen van de interne kantoorprocedures, niet enkel voor commissarismandaten, maar ook voor bijzondere opdrachten, die hogere risico’s met zich meebrengen, of boekhoudactiviteiten. Het College neemt daarbij vooral, enerzijds, het relatief geringe aantal aangiften van atypische verrichtingen bij de CFI die de sector indient in aanmerking en, anderzijds, de identificatie en omkadering van PPP’s, die vatbaar is voor verbetering.

Effectief risicobeheer is van vitaal belang voor de preventie van WG/FT. Bedrijfsrevisoren moeten de risico’s van hun klanten analyseren en beoordelen en, in functie van het individuele risicoprofiel, een gepaste waakzaamheid aan de dag leggen.

In 2024 controleerde het College de AML-verplichtingen bij OOB- en niet-OOB-bedrijfsrevisoren in het kader van zijn kwaliteitscontroles. Hierbij had het College aandacht voor zowel de kantoororganisatie als de toepassing van de kantoorprocedures in een selectie van kwaliteitscontroledossiers. Dit kadert in het streven

van het College om de hele sector aan een basiscontrole te onderwerpen op, onder meer, het beschikken over een algemene risicobeoordeling en een individuele risicobeoordeling voor elke cliënt, alsook de naleving van waakzaamheidsverplichtingen en de identificatie van PPP’s.

In 2024 bleven ook thematische controles over de strijd tegen WG/FT belangrijk. Bij deze steekproefsgewijze controles werd rekening gehouden met het risicoprofiel van de bedrijfsrevisor, alsook de resultaten van de AML Survey van 2022 en de geactualiseerde sectorrisicoanalyse, die het College begin 2023 publiceerde.

De in 2022 opgestarte thematische controle in de vrijetijdssector en enkele subsegmenten hierin die meer blootgesteld zijn aan witwasrisico’s, alsook van Belgische bedrijfsrevisoren die niet enkel in België maar ook in het buitenland revisorale activiteiten ontplooien, werd in 2024 verdergezet.

7.3. Tekortkomingen aan AMLverplichtingen bij OOBbedrijfsrevisoren

Het College controleerde de AML-verplichtingen bij OOBbedrijfsrevisoren in het kader van zijn kwaliteitscontroles. Het verwerkte in 2024 de resultaten over:

• de kantoororganisatie van één OOB-bedrijfsrevisorenkantoor;

• minstens één controleopdracht van zestien bedrijfsrevisoren die controles verrichtten bij een of meer OOB’s.

Als maatregel formuleerde het College twintig bevelen voor de volgende tekortkomingen:

Grafiek 8: Tekortkomingen aan AML-verplichtingen bij OOB-bedrijfsrevisoren

Top 3 tekortkomingen aan AML-verplichtingen bij OOB-bedrijfsrevisoren

1. Laattijdige of onvolledige uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot identificatie en identiteitsverificatie

2. Onvolledige werkzaamheden met betrekking tot de eigendoms- en zeggenschapsstructuur

3. Onvolledige werkzaamheden met betrekking tot de detectie van PPP’s

45%

Laattijdige of onvolledige uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot identificatie en identiteitsverificatie

Bijna de helft van de vastgestelde tekortkomingen (45%) behelsde de identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënt, de uiteindelijke begunstigden van de cliënt en de lasthebbers, alsook de identificatie van de kenmerken van de cliënt en van het doel en de aard van de zakelijke relatie.

De vastgestelde tekortkomingen gingen over een laattijdige uitvoering enerzijds en het onvolledig uitvoeren van deze werkzaamheden anderzijds. De tekortkomingen hadden ook betrekking op foutieve of onvolledige kantoorprocedures die deze werkzaamheden omkaderen. Dit betrof het onterecht voorzien van uitzonderingen in de kantoorprocedures en het zich uitsluitend baseren op een UBO-register om te voldoen aan de verplichtingen voor de identificatie en identiteitsverificatie van de uiteindelijke begunstigden.

25%

Onvolledige werkzaamheden met betrekking tot de eigendoms- en zeggenschapsstructuur (artikel 23 van de AML-wet)

Het College stelde vast dat in 25% van de vastgestelde tekortkomingen de bedrijfsrevisoren onvoldoende redelijke maatregelen namen om inzicht te verwerven in de eigendomsen zeggenschapsstructuur van de cliënt. Deze werkzaamheden zijn essentieel om onder meer de uiteindelijke begunstigden van de cliënt te kunnen identificeren.

20%

Onvolledige werkzaamheden met betrekking tot de detectie van PPP’s (artikelen 27, 34 en 60 van de AML-wet en paragraaf 6 van de AML-norm)

20% van de vastgestelde tekortkomingen betrof het detecteren van PPP’s bij de cliënt. Zo stelde het College onder meer vast dat de vereiste werkzaamheden niet werden uitgevoerd of gedocumenteerd. 10%

Individuele en algemene risicobeoordeling (artikelen 16 en 19 van de AML-wet)

De vastgestelde tekortkomingen betroffen de modellen op kantoorniveau die onvoldoende rekening hielden met een aantal wettelijk verplichte risicofactoren. Het niet in aanmerking nemen van alle risicofactoren kan leiden tot onder meer onvolledige analyses, het toewijzen van een verkeerde risicocategorie en het toepassen van een ongepast niveau van waakzaamheid.

7.4. Tekortkomingen aan AMLverplichtingen bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren

Het College behandelde tijdens 2024 de niet-OOBkwaliteitscontroles zoals opgestart in 2023 en voltooid in 2024. Het heeft tijdens deze kwaliteitscontroles de AMLverplichtingen gecontroleerd bij:

• de kantoororganisatie van vijftien bedrijfsrevisoren;

• minstens één controleopdracht (zijnde een commissarismandaat en/of een andere wettelijke revisorale opdracht) van 43 bedrijfsrevisoren.

Als resultaat van de campagne legde het College veertig bevelen op voor tekortkomingen aan AML-verplichtingen bij de niet-OOB-bedrijfsrevisoren.

Top 3 tekortkomingen aan AML-verplichtingen bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren

1. Inconsistente risico-inschatting en laattijdige individuele risicobeoordeling

2. Onvoldoende aangepaste of niet-geactualiseerde algemene risicobeoordeling

3. Gebrek aan documentatie PPP-verplichtingen

39%

Inconsistente risico-inschatting en laattijdige individuele risicobeoordeling (artikel 19 van de AML-wet)

De tekortkomingen die het College heeft vastgesteld, hadden voornamelijk betrekking op de individuele beoordeling van de AML-risico’s zoals vereist door artikel 19, § 2 van de AML-wet.

Het College stelde inconsistenties vast tussen de procedurehandleiding van een kantoor, die voorzag in twee risiconiveaus (laag of hoog), en de individuele risicobeoordeling zelf, die voorzag in drie risiconiveaus (laag, standaard of hoog). Het is essentieel dat het beleid en de procedures van het bedrijfsrevisorenkantoor weerspiegeld worden in de individuele risicobeoordeling van de cliënt.

Het College constateerde ook een aantal tekortkomingen met betrekking tot de timing van de individuele risicobeoordelingen. In sommige dossiers werd de individuele risicobeoordeling laattijdig uitgevoerd. Om zijn standpunt in dit verband te verduidelijken, publiceerde het College op 30 mei 2024 een AML-aanbeveling23

In andere dossiers constateerde het College dat de bedrijfsrevisor geen historische gegevens had bijgehouden

Grafiek 9: Tekortkomingen aan AML-verplichtingen bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren 23 https://www.ctr-csr.be/sites/default/files/media/files/2024-06/ctr_aml_aanbeveling_2024_05_nl.pdf.

van de individuele risicobeoordelingen die bij zijn cliënten waren uitgevoerd. Omdat hij alleen de recentste versie kon voorleggen, kon de bedrijfsrevisor niet aantonen dat hij zijn eerste individuele risicobeoordeling tijdig had uitgevoerd.

24%

Onvoldoende aangepaste of niet-geactualiseerde algemene risicobeoordeling (artikel 16 van de AML-wet)

Het College stelde meerdere tekortkomingen vast met betrekking tot de algemene risicobeoordeling zoals vereist door artikel 16 van de AML-wet.

In meerdere dossiers zag het College dat de algemene risicobeoordeling van een bedrijfsrevisorenkantoor niet was aangepast aan de omstandigheden van dit kantoor. Het kantoor had bijvoorbeeld PPP’s onder zijn klanten of klanten die gevestigd waren in een land met een hoog risico, maar zijn algemene risicobeoordeling gaf dit niet aan.

De algemene risicobeoordeling moet de situaties omvatten waarmee het bedrijfsrevisorenkantoor ook werkelijk te maken heeft, om te kunnen aantonen dat de beleidslijnen, procedures

en interne controlemaatregelen die het heeft vastgesteld, passend en evenredig zijn met de aard en omvang van het bedrijfsrevisorenkantoor.

Het is bovendien essentieel dat de algemene risicobeoordeling tijdig wordt geactualiseerd. Het actualiseren van de algemene risicobeoordeling impliceert, afhankelijk van de situatie, ook het actualiseren van de individuele risicobeoordelingen bedoeld in artikel 19, § 2 van de AML-wet.

Gebrek aan documentatie PPP-verplichtingen (artikel 34 van de AML-wet)

Het College stelde inbreuken vast op de verplichting van de bedrijfsrevisor om redelijke maatregelen te nemen om te bepalen of zijn cliënten, de gemachtigde(n) van zijn cliënten en de uiteindelijke begunstigde(n) van zijn cliënten PPP’s, familieleden van PPP’s of personen bekend als naaste geassocieerden van PPP’s zijn (artikel 34, § 1, lid 3 van de AML-wet).

In sommige gevallen had de bedrijfsrevisor in zijn procedurehandboek niet vastgelegd welke maatregelen hij moest nemen om aan de bovengenoemde verplichting te voldoen.

In andere dossiers stelde het College vast dat de bedrijfsrevisor niet bij machte was om aan te tonen dat hij had nagegaan of zijn cliënt een PPP, een familielid van een PPP of een persoon bekend als naaste geassocieerde van een PPP was.

Het is essentieel om in het controledossier een bewijs te bewaren van de controles die in dit verband zijn uitgevoerd.

De evaluatie door de FATF zal worden verdergezet en afgerond in 2025. De FATF zal hiertoe in 2025 ter plaatse gesprekken houden met het College, het IBR en enkele actoren uit de sector.

7.6. Sensibilisering door communicatie en dialoog

Het is voor het College van groot belang om zijn verwachtingen met betrekking tot de juiste toepassing van het wetgevende en reglementaire kader in de strijd tegen WG/FT duidelijk te communiceren. Het College deelt zijn bevindingen mee om de sector bewust te maken van vaak voorkomende inbreuken of knelpunten en om goede praktijken te bevorderen. Op deze manier draagt het College bij aan een grotere voorspelbaarheid van zijn handhavingsbeleid.

In dit kader publiceerde het College in 2024 de AMLaanbeveling van 30 mei 2024 over het tijdstip van de identificatie en de verificatie van de identiteit van de cliënt, de uiteindelijke begunstigden van de cliënt en de lasthebbers van de cliënt. Het College speelt daarmee in op herhaaldelijke vaststellingen verricht tijdens de kwaliteitscontroles.

Ook vestigde het College de aandacht op de introductie van goAML door de CFI. Sinds 30 september 2024 aanvaardt de CFI alleen nog maar meldingen van vermoedens van WG/FT op dit digitale platform. Dit laat een gestroomlijnde verwerking toe van het grote aantal meldingen dat de CFI jaarlijks verwerkt, op gelijkvormige wijze en in een digitaal leesbaar formaat. Ook op het vlak van veiligheid is het nieuwe platform een stap vooruit ten opzichte van de eerdere meldingen via e-mail.

7.5. Evaluatie door de FATF van de volledigheid en effectiviteit van de AML-wet in België

Aangevat in 2023 werd in 2024 het mutual assessment door de FATF van het Belgische wettelijke kader rond de bestrijding van het WG/FT en de effectieve toepassing ervan verder uitgevoerd. Onder coördinatie van de Thesaurie maakten alle bevoegde overheidsdiensten en toezichthouders een geschreven verslag om de FATF toe te laten zijn evaluatie uit te voeren. Als bevoegde toezichthouder heeft het College hiervoor ook de nodige input geleverd, met klemtoon op de effectiviteit van zijn toezicht. Aan de goede voorbereiding hiervan heeft het College in 2024 belangrijke middelen besteed.

In zijn voortdurende streven naar verbetering van de aanpak in de strijd tegen WG/FT komt het College minimaal één keer, en bij voorkeur twee keer, per jaar samen met de FSMA en de NBB. Het voornaamste doel van deze bijeenkomsten is het uitwisselen van kennis en ideeën, waarbij ieders beroepsgeheim wordt gerespecteerd. Het organiseren van deze trialogen en het structureel bevorderen van kennisdeling tussen deze drie instellingen sluit volledig aan bij het belang dat internationale organisaties, zoals de Raad van Europa en de FATF, hechten aan samenwerking tussen de verschillende toezichthouders binnen een land. De eerste trialogen tussen het College, de FSMA en de NBB vonden plaats in januari en mei 2024.

Toezicht

Naast de kwaliteitscontroles die het College uitvoert, kan het College zijn publiek toezicht bijkomend vervullen door over te gaan tot het uitvoeren van punctuele of thematische controles bij een of meerdere bedrijfsrevisoren in functie van trends, evoluties en nieuwe inzichten.

Aan de bron van toezichtsdossiers liggen ook vaak continuïteitsproblemen, faillissementen, geschillen of beweringen van fraude die het College ontvangt, bijvoorbeeld uit klachten of klokkenluidersmeldingen, persberichten en kennisgevingen over de voortijdige onderbreking van commissarismandaten. Bij het openen van dossiers op eigen initiatief kan de secretaris-generaal van het College ook rekening houden met informatie die hij van andere autoriteiten of derden ontvangt.

Sommige van deze dossiers hebben een aanzienlijke maatschappelijke impact en eisen veel controlemiddelen van het College op. Het onderzoek ervan is echter belangrijk om het vertrouwen in het bedrijfsrevisoraat te ondersteunen.

Het College hecht bij de behandeling van toezichtsdossiers een groot belang aan het beoordelen van elk dossier op zijn individuele kenmerken, zonder vooringenomenheid en zonder rekening te houden met latere gebeurtenissen.

8.1. Klachten en klokkenluidersmeldingen

Tijdens het jaar 2024 ontving het College 36 klachten, waarvan er 35 ontvankelijk waren. Het ontving eveneens 7 klokkenluidersmeldingen, waarvan er 4 ontvankelijk waren.

Het College wenst daarbij de aandacht te vestigen op een van de dossiers die het behandelde. Meer dan de helft van deze klachten en klokkenluidersmeldingen handelde immers over de activiteiten binnen twee bedrijfsrevisorenkantoren waarvan private investeerders de aandelen hadden overgekocht.

Op 23 juli 2024 besliste het College op basis van zijn onderzoek naar deze klachten om over te gaan tot een aangifte van mogelijke misdrijven bij de procureur des Konings van Brussel. Het College stelde vast, op basis van de informatie in zijn bezit, dat er mogelijks sprake was van oplichting, afpersing, bedrieglijk onvermogen, misbruik van vertrouwen, valsheid in geschrifte, valsheid in informatica, witwassen en misbruik van vennootschapsgoederen binnen, onder meer, deze bedrijfsrevisorenkantoren.

Door de aangifte van het College kwam het gerechtelijk onderzoek in een stroomversnelling terecht. Naar aanleiding hiervan werd het gerechtelijk onderzoek uitgebreid met feiten van oplichting, misbruik van vertrouwen en misbruik van vennootschapsgoederen. Voor deze feiten vorderde de procureur des Konings van Brussel een onderzoeksrechter.

Het College volgt dit dossier verder op.

Dit dossier geeft aan dat ook de beroepsbeoefenaars in de auditsector waakzaam moeten zijn, zowel tijdens de uitvoering van hun controlewerkzaamheden als wanneer personen (nietbedrijfsrevisoren) zich aandienen om te investeren in hun bedrijfsrevisorenkantoren.

Het is van groot belang dat bedrijfsrevisorenkantoren waakzaam zijn bij een aanbod van investeringen door onbekende of slecht gekende private investeerders. Bedrijfsrevisorenkantoren kunnen een aantrekkelijk doelwit vormen voor malafide personen. Bedrijfsrevisoren hebben toegang tot gevoelige financiële informatie en spelen een cruciale rol in het waarborgen van het betrouwbare karakter ervan. Dit maakt het voor kwaadwillenden mogelijk om misbruik te maken van de vertrouwenspositie van bedrijfsrevisorenkantoren ten aanzien van het cliënteel, om bijvoorbeeld ongeoorloofde winsten te genereren, om fraude te verbergen of hen te betrekken in illegale of risicovolle transacties.

Daarnaast kunnen bepaalde individuen proberen om de interne controlesystemen van een bedrijfsrevisorenkantoor te omzeilen of de bevoegdheden van bestuurders zo te organiseren dat zij de vertrouwensrelaties die bestaan tussen bedrijfsrevisoren en hun klanten kunnen misbruiken. Op die wijze is het mogelijk dat malafide investeerders het hele financiële beheer overnemen met alle mogelijke gevolgen van dien voor het bedrijfsrevisorenkantoor, het cliënteel en de bedrijfsrevisoren die werkzaam zijn in het bedrijfsrevisorenkantoor.

De aanwezigheid van deze risico’s benadrukt het belang van het uitvoeren van een gedegen due diligence voordat men besluit private investeerders toe te laten in de structuur van een bedrijfsrevisorenkantoor. Het is essentieel om de achtergrond van de private investeerders te controleren, om te onderzoeken of deze een goede reputatie hebben, of er klachten tegen hen zijn en of ze voldoen aan de wettelijke en ethische normen die van toepassing zijn op bedrijfsrevisoren.

8.2. Dialoog met de sector over de aantrekkelijkheid van het beroep, ISQM, CSRD en de erelonen

Het College voerde, net zoals in 2023, ook in 2024 een reeks gesprekken met een aantal OOB-bedrijfsrevisoren en nietOOB-bedrijfsrevisoren. Dit helpt het College om zijn inzicht in de uitdagingen waarmee de sector wordt geconfronteerd te verfijnen.

De dialogen dragen bij aan de uitoefening van een proportioneel en risicogestuurd toezicht. Het College dankt alle bedrijfsrevisoren die deelnamen aan deze rondetafelgesprekken voor hun input en hun beschikbaarheid.

Alle deelnemende bedrijfsrevisoren deelden de overtuiging van het College dat deze dialoog belangrijk en leerzaam is en wensen het initiatief in 2025 te herhalen. Deze manier van communiceren, op een open en transparante wijze, werd erg geapprecieerd door de deelnemers.

In deze dialogen deelden de bedrijfsrevisoren hun zorgen over de aantrekkelijkheid van het beroep, de maatregelen die ze invoerden voor de implementatie van ISQM en de uitdagingen om een antwoord te bieden op de vragen van hun cliënteel met betrekking tot de CSRD-verplichtingen.

Tijdens de dialogen met de sector duikt al jaren het pijnpunt op van wat gepercipieerd wordt als ‘onrealistische erelonen’ bij overheidsopdrachten. Sommige bedrijfsrevisoren zouden bij het indienen van offertes in het kader van overheidsopdrachten erelonen aanbieden die, zo blijkt uit de dialogen, niet voldoende zouden zijn om de vereiste auditkwaliteit te kunnen bieden. Wanneer de prijs een doorslaggevende factor is voor de beoordeling van de overheidsopdracht zouden deze bedrijfsrevisoren op die manier de overheidsopdracht kunnen winnen. Het College zal dergelijke praktijken blijven opvolgen als onderdeel van zijn risicoanalyse en als thematische controle in 2025.

Het College voerde, net zoals in 2023, ook in 2024 een reeks gesprekken met een aantal OOB-bedrijfsrevisoren en niet-OOB-bedrijfsrevisoren.

Dit helpt het College om zijn inzicht in de uitdagingen waarmee de sector wordt geconfronteerd te verfijnen.

Enforcement

Enforcement is de hoeksteen van een sterke toezichthouder die proportioneel optreedt in het algemeen belang en door zijn optreden het vertrouwen in de sector weet te bewaren. Het College zal dan ook alle maatregelen in zijn toolbox gebruiken om het door de wetgever beoogde doel te bereiken, en zal indien nodig aan de bevoegde minister bijkomende maatregelen of de verfijning van bestaande maatregelen voorstellen.

9.1. Beslissingen van het College

Deze paragraaf geeft een numeriek overzicht van de maatregelen die het College in 2024 nam in individuele toezichtsdossiers en kwaliteitscontroles.

De lezer zal zich hoeden om snelle conclusies te trekken louter op basis van het aantal maatregelen om meerdere redenen.

Vooreerst is het aantal toezichtsdossiers van jaar tot jaar verschillend. In de loop van een kalenderjaar behandelt het College de dossiers geopend in datzelfde jaar en in een vorig kalenderjaar.

De scope van het toezicht is van jaar tot jaar en zelfs van dossier tot dossier verschillend. Dit geldt ook voor het aantal in een kalenderjaar gecontroleerde bedrijfsrevisoren en hun risicoprofiel, alsook de voor controle weerhouden scope en thema’s. Aldus kan het lanceren van – efficiënt uitgevoerde –thematische controles een aanmerkelijke invloed hebben op het aantal gedetecteerde inbreuken en aldus de resultaten van jaar tot jaar beïnvloeden. Ook het aantal toezichtsdossiers in behandeling en de tijd en inspanningen die nodig zijn om de verschillende dossiers af te werken, beïnvloeden de resultaten per kalenderjaar.

Inzake de kwaliteitscontroles worden bedrijfsrevisoren zo geselecteerd om te voldoen aan de toezichtcyclus van minstens drie jaar (OOB-bedrijfsrevisoren) of minstens zes jaar (niet-OOB-bedrijfsrevisoren). Bijkomend worden bedrijfsrevisoren geselecteerd die blijk geven van een verhoogd risico op een minder goede auditkwaliteit. Selecties worden steeds aangevuld met ad random selecties. Aangezien de selectie van de bedrijfsrevisoren elk jaar verandert, zijn de controleresultaten niet rechtstreeks vergelijkbaar van jaar tot jaar.

Van belang bij de interpretatie van het aantal maatregelen is ook dat het Comité van het College elke inbreuk afzonderlijk kwalificeert en per inbreuk een maatregel oplegt. Slechts in het uitzonderlijke geval dat inbreuken gelijk of zeer gelijkaardig zijn, neemt het Comité van het College deze inbreuken samen om één maatregel op te leggen. Deze werkwijze geeft op efficiënte wijze inzicht in de aard van de verschillende maatregelen en maakt een analyse ervan mogelijk. Dit kan afwijken van de aanpak van andere toezichthouders, wat relevant is bij de beoordeling van de cijfers voor België in verslagen van internationale instellingen.

De hierna opgenomen overzichtstabel bevat geen dossiers waarin het College geen maatregelen nam.

Tabel 3: Beslissingen van het College in 2023 en 2024

9.2. Onderzoeksdossiers

Wanneer de secretaris-generaal van het College ernstige aanwijzingen vaststelt van het bestaan van een praktijk die aanleiding kan geven tot het opleggen van een administratieve maatregel of een administratieve geldboete, kan hij een onderzoeksdossier openen. Vervolgens stelt de secretarisgeneraal onderzoeksdaden, waarna hij verslag uitbrengt aan het Comité van het College.

Alle door de secretaris-generaal geopende onderzoeksdossiers worden door het Comité van het College behandeld. Enkel het Comité van het College is bevoegd om in opportuniteit te beslissen over het gevolg dat het geeft aan de definitieve onderzoeksverslagen van de secretaris-generaal. Het kan besluiten om de zaak door te verwijzen naar de sanctiecommissie van de FSMA, zelf passende maatregelen op te leggen of de zaak af te sluiten zonder gevolg.

Begin 2024 waren er een dertigtal lopende onderzoeksdossiers. De feiten die het voorwerp uitmaken van deze onderzoeksdossiers betreffen onder meer, zonder limitatief te zijn, de niet-kwalitatieve uitvoering van controlewerkzaamheden tijdens een revisorale opdracht, het op onregelmatige wijze toevoegen van documenten aan een controledossier en het op onregelmatige wijze opstellen en wijzigen van controledocumentatie.

Het Comité van het College nam in tien dossiers een beslissing en besliste in zes dossiers tot doorverwijzing naar de sanctiecommissie van de FSMA.

Beslissingen van de sanctiecommissie van de FSMA

Beslissing van 28 maart 2024 – Inbreuk op artikelen 12, § 1, 13 § 1, lid 2 en 29 § 1 van de wet van 7 december 2016 en artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 januari 1994 – Administratieve geldboete –Nominatieve bekendmaking

Op 28 maart 2024 heeft de sanctiecommissie van de FSMA beslist om een bedrijfsrevisor een administratieve geldboete van 16.000 euro op te leggen en deze beslissing gedurende één jaar nominatief bekend te maken.

De sanctiecommissie oordeelde dat de bedrijfsrevisor bij zijn werkzaamheden voor zes cliënten een inbreuk had gepleegd op de algemene onafhankelijkheidseis uit artikel 12, § 1 van de wet van 7 december 2016 en artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 januari 1994, omdat hij aan deze cliënten boekhoudkundige diensten aanbood die daarna aan zijn controle als bedrijfsrevisor waren onderworpen. De sanctiecommissie stelde ook een schending vast van de regels inzake de aanvaarding van een opdracht uit artikel 13, § 1, lid 2 en 3 van de wet van 7 december 2016, aangezien de bedrijfsrevisor de opdrachten van deze zes cliënten in deze omstandigheden niet had mogen aanvaarden. Voor zes andere cliënten achtte de sanctiecommissie deze inbreuken niet bewezen.

De sanctiecommissie oordeelde daarnaast dat de bedrijfsrevisor, in de uitvoering van zijn mandaat als commissaris van drie cliënten, geen inbreuk had gepleegd op de principes van onafhankelijkheid van de commissaris uit artikel 3:62, § 1, 2, 4 en 5 WVV en artikel 3:63, § 1 en 2 WVV. De sanctiecommissie oordeelde dat het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren niet had bewezen dat de bedrijfsrevisor deze principes had geschonden.

De sanctiecommissie sprak zich vervolgens uit over de vraag of de bedrijfsrevisor een inbreuk had gepleegd op de vereiste van een professioneel-kritische instelling uit artikel 15 van de wet van 7 december 2016 en de vereiste van vakbekwaamheid uit artikel 12, § 1 van de wet van 7 december 2016. De sanctiecommissie oordeelde dat dit niet het geval was en dat niet iedere inbreuk op de onafhankelijkheidseisen

per definitie ook een inbreuk op de verplichting tot een professioneel-kritische instelling of een inbreuk op de vereiste van vakbekwaamheid impliceert.

Ten slotte besliste de sanctiecommissie dat de bedrijfsrevisor een inbreuk had begaan op de regels inzake de professionele zorgvuldigheid uit artikel 12, § 1 van de wet van 7 december 2016 en de kernwaarden van het beroep, zoals omschreven in artikel 29, § 1 van de wet van 7 december 2016, gelet op het uitvoeren door de bedrijfsrevisor van zijn revisorale mandaten in strijd met de onafhankelijkheidsvereisten.

De sanctiecommissie achtte de opgelegde sanctie gepast en evenredig, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, onder meer de ernst (de onafhankelijkheidsvereisten behoren tot de kernwaarden van het beroep) en de duur van de inbreuken (verspreid over meerdere jaren) en de vaststelling dat de bedrijfsrevisor (beperkt) financieel voordeel putte uit de inbreuken. Anderzijds hield de sanctiecommissie rekening met het blanco sanctieverleden van de betrokken bedrijfsrevisor, de door de bedrijfsrevisor verleende medewerking en de afwezigheid van een vermogensnadeel voor derden.

Tegen deze beslissing werd geen beroep ingesteld bij het Marktenhof.

Twee andere beslissingen van 28 maart 2024

In deze twee andere beslissingen van 28 maart 2024 werd telkens vastgesteld dat niet werd aangetoond dat de betrokken bedrijfsrevisor een inbreuk had gepleegd op artikel 12, § 1, eerste lid en artikel 15, eerste lid van de wet van 7 december 2016, of ISA 200.15 had geschonden door zich op onvoldoende zorgvuldige wijze en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling te hebben gekweten van de hem toevertrouwde opdrachten als vaste vertegenwoordiger van een commissaris van een vennootschap. Aangezien geen sanctie werd opgelegd, werden deze twee beslissingen niet bekendgemaakt.

Beslissing van 17 mei 2024 – Diverse ernstige inbreuken – Administratieve geldboete – Intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor – Openbare verklaring over controleverslagen van een vennootschap –Nominatieve bekendmaking

Op 17 mei 2024 heeft de sanctiecommissie van de FSMA beslist om een bedrijfsrevisor zijn hoedanigheid van bedrijfsrevisor in te trekken, een openbare verklaring uit te spreken over bepaalde controleverslagen, een administratieve geldboete van 250.000 euro op te leggen en deze beslissing gedurende vijf jaar nominatief bekend te maken.

De sanctiecommissie oordeelde dat het overgrote deel van de 217 aan de bedrijfsrevisor ten laste gelegde inbreuken was bewezen en dat zij voor het overige aantal ten laste gelegde inbreuken niet bevoegd was, gelet op hun strafrechtelijke aard.

De door de sanctiecommissie weerhouden inbreuken hadden in de eerste plaats betrekking op de verplichting tot informatieverstrekking, de verplichtingen inzake informatieverwerkingssystemen, bepaalde verplichtingen inzake de AML-regelgeving, de verplichtingen inzake archivering en monitoring, de verplichting tot het naleven van de opgelegde schorsing en voorlopige onthouding, de verplichting tot medewerking, kiesheid, rechtschapenheid en waardigheid ten aanzien van de toezichthouder, de jaarlijkse rapporteringsverplichting en de onregelmatige uitoefening van activiteiten. De sanctiecommissie weerhield ook meerdere inbreuken in hoofde van de bedrijfsrevisor ten tijde van zijn mandaat als commissaris van een voetbalclub gedurende drie boekjaren. Het ging daarbij onder meer over inbreuken op de verplichting om over een controledossier te beschikken, over het niet uitvoeren van essentiële controlewerkzaamheden en over inbreuken op de verplichting tot het naleven van een opgelegde schorsing en op de verplichting tot het naleven van een voorlopige onthouding.

De sanctiecommissie achtte de opgelegde sanctie gepast en evenredig, rekening houdend met de relevante omstandigheden, waaronder de ernst en de duur van de inbreuken (veelvuldige inbreuken over een lange duur), het feit dat de bedrijfsrevisor geen medewerking had verleend en het onderzoek zelfs moedwillig had belemmerd, zijn tuchtrechtelijk sanctieverleden, de mate van verantwoordelijkheid van de bedrijfsrevisor (meerdere vaststellingen van bedrieglijk opzet), het feit dat hij een onrechtmatig economisch voordeel had behaald en het feit dat de sanctie een ontradend effect moet hebben. De openbare verklaring dat de controleverslagen die door de bedrijfsrevisor waren opgesteld voor de voetbalclub gedurende drie boekjaren niet voldeden aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn 2006/43/EG achtte de sanctiecommissie noodzakelijk omdat derden hierop hadden gesteund.

Tegen deze beslissing werd beroep ingesteld bij het Marktenhof. Bij arrest van 19 maart 2025 heeft het Marktenhof het hoger beroep ongegrond verklaard.

Beslissing van 17 mei 2024 – Inbreuk op het Wetboek van vennootschappen – Inbreuk op de wet van 7 december 2016 – Inbreuk op artikel 12, eerste lid, 2° van het koninklijk besluit van 21 juli 2017 – Inbreuk op de AML-wet – Inbreuk op de ISA- en ISQC 1-normen – Intrekking van hoedanigheid – Administratieve geldboete – Nominatieve bekendmaking

Op 17 mei 2024 heeft de sanctiecommissie van de FSMA beslist om een bedrijfsrevisor zijn hoedanigheid van bedrijfsrevisor in te trekken, een administratieve geldboete van 15.000 euro op te leggen en deze beslissing gedurende één jaar nominatief bekend te maken.

De sanctiecommissie oordeelde dat dertig aan de bedrijfsrevisor ten laste gelegde inbreuken waren bewezen en dat meer dan dertig toepasselijke wettelijke, reglementaire en normatieve bepalingen niet waren nageleefd.

Ten eerste stelde de sanctiecommissie vast dat de betrokken bedrijfsrevisor de bepalingen met betrekking tot de kantoororganisatie en de minimumvereisten die moeten worden gevolgd en toegepast om een kwaliteitsvolle dienstverlening en organisatie door de bedrijfsrevisor te waarborgen, niet had nageleefd. Het ging om inbreuken op de verplichting tot informatie-inwinning en -verstrekking, de verplichtingen inzake archivering en monitoring, de verplichting inzake informatieverwerkingssystemen en de rapporteringsverplichting. De sanctiecommissie stelde vast dat er 22 hersteltermijnen nodig waren vooraleer het College kon vaststellen dat de bedrijfsrevisor de minimumvereisten had bereikt.

De sanctiecommissie oordeelde daarnaast dat de bedrijfsrevisor bij de uitvoering van twee commissarismandaten diverse inbreuken had begaan, waarbij hij zelfs de meest essentiële werkzaamheden en verplichtingen die rusten op bedrijfsrevisoren zeer ernstig had verwaarloosd:

• Voor wat betreft het eerste commissarismandaat ging het om inbreuken op de verplichting om voldoende inzicht in de grondslagen voor de financiële verslaggeving te verwerven, voldoende risico’s te identificeren, voldoende onderzoek te voeren naar de doorbreking van beheersingsmaatregelen door het management of naar verbonden partijen, cijferanalyses uit te voeren, controlewerkzaamheden uit te voeren en afdoende controledocumentatie te voorzien. Ook de verslaggeving voldeed niet.

• Voor wat betreft het tweede commissarismandaat waren de vereiste identificatieplicht en individuele risicobeoordeling in het kader van de AML-regelgeving niet uitgevoerd, maar was de bedrijfsrevisor toch overgegaan tot het aangaan van een zakelijke relatie met de cliënte. Daarnaast bestond er geen toereikende controledocumentatie en werd nagenoeg elke norm van het toepasselijke wetgevende en reglementaire kader niet toegepast.

Ten slotte was de houding van de bedrijfsrevisor ten aanzien van zijn cliënte zeer problematisch, omdat hij zijn cliënte ten onrechte had voorgehouden dat hij geen commissarisverslag kon opstellen zonder opdrachtbrief en hij op die manier de verantwoordelijkheid voor zijn eigen nalatigheid en onzorgvuldigheid bij zijn cliënte had gelegd.

Rekening houdend met alle relevante omstandigheden, onder meer de ernst en de duur van de inbreuken en de mate van verantwoordelijkheid van de betrokken bedrijfsrevisor enerzijds en het blanco sanctieverleden van deze bedrijfsrevisor en de door de bedrijfsrevisor verleende medewerking anderzijds, achtte de sanctiecommissie de intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, een administratieve geldboete van 15.000 euro en een nominale bekendmaking gedurende één jaar een gepaste en evenredige sanctie.

Tegen deze beslissing werd geen beroep ingesteld bij het Marktenhof.

Beslissing van 27 september 2024 – Inbreuk op de zorgvuldigheidsplicht (artikel 14, § 3, 2° van de wet van 22 juli 1953, ISA 200.15, ISA 240.12 en ISA 550.20 en .23) – Berisping – Anonieme bekendmaking bij uittreksel

Op 27 september 2024 heeft de sanctiecommissie beslist om een bedrijfsrevisor een berisping op te leggen en de beslissing anoniem bekend te maken bij uittreksel.

De sanctiecommissie oordeelde dat de betrokken bedrijfsrevisor zich niet met de nodige zorg en de vereiste professioneel-kritische instelling had gekweten van de hem toevertrouwde controleopdracht door, ondanks de ten tijde van de feiten gekende omstandigheden die noopten tot verhoogde waakzaamheid,

• te hebben volstaan met het bekomen van bijkomende informatie van het management over verstrekte intragroepsdiensten, zonder over te gaan tot een meer doorgedreven controle van deze prestaties;

• de anomalieën in de bekomen onderliggende contracten

niet te hebben vastgesteld en zich geen rekenschap te hebben gegeven dat deze overeenkomsten niet in aanmerking kwamen als geschikte controle-informatie in de zin van ISA 550.20;

• niet, met toepassing van ISA 550.23, te hebben vastgesteld dat de opgegeven zakelijke beweegreden voor de transacties niet klopte en deed vermoeden dat deze dus eventueel waren aangegaan met het oog op het verhullen van een oneigenlijke toe-eigening van activa.

Zij stelde een inbreuk vast op artikel 14, § 3, 2° van de wet van 22 juli 1953, alsook op ISA 200.15, ISA 240.12 en voornoemde ISA’s.

Rekening houdend met alle relevante omstandigheden heeft de sanctiecommissie beslist om de bedrijfsrevisor een berisping op te leggen, niettegenstaande de ernst van de vastgestelde inbreuken en de daaruit voortvloeiende mate van verantwoordelijkheid van de partij, die op zich een strenge sanctie vergen, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de tijd die was verstreken sinds het begaan van de inbreuken.

Met toepassing van de mildere strafwet ten tijde van de feiten (artikel 74 van de wet van 1953) werd ook beslist om de beslissing op anonieme wijze bekend te maken.

Tegen deze beslissing van de sanctiecommissie werd geen beroep ingesteld bij de Raad van State.

Daarnaast werden nog drie andere dossiers, met toepassing van artikel 58 van de wet van 7 december 2016, in 2024 naar de sanctiecommissie verwezen.

In één dossier verklaarde de sanctiecommissie zich onbevoegd en de procedure zonder voorwerp na het overlijden van de betrokken bedrijfsrevisor. De andere twee dossiers zullen worden behandeld op hoorzittingen in het eerste en tweede kwartaal van 2025.

Samenwerking

Het College onderstreept het belang van de kwaliteitsvolle samenwerking met de nationale en internationale instanties.

Dit activiteitenverslag bevat de belangrijkste punten met betrekking tot de samenwerking in 2024. De website van het College24 bevat meer informatie over deze samenwerkingsverbanden.

11.1. Nationale samenwerking

Het College werkt nauw samen met de FSMA. Het protocol tussen de FSMA en het College van 18 oktober 2017 regelt de betrekkingen tussen deze twee autonome instellingen25

Zoals uiteengezet in hoofdstuk 9 van dit activiteitenverslag kan het College beslissen de sanctiecommissie van de FSMA te vatten. In dat geval stelt het College een procedure in die kan leiden tot het opleggen van administratieve maatregelen, gaande van een waarschuwing tot de intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, en het opleggen van administratieve geldboetes26. Hoofdstuk 10 van dit activiteitenverslag herneemt de beslissingen die de sanctiecommissie nam in 2024 in dossiers die waren doorverwezen door het College.

Het College werkt ook nauw samen met de NBB. Het samenwerkingsakkoord van 14 juni 2019 regelt de samenwerking bij de uitoefening van de respectieve opdrachten en de modaliteiten voor de onderlinge informatieuitwisseling27

In zijn overleg met het IBR besteedde het College veel aandacht aan het invullen van de Auditors Annual Cartography De informatie in de cartografie wordt door het College gebruikt voor zijn toezicht op de sector. Het correct invullen ervan is dan ook belangrijk om het College toe te laten zijn toezicht uit te oefenen op een risicogestuurde wijze. Om de bedrijfsrevisoren te helpen hun informatie voor de cartografie van 2024 zo goed mogelijk voor te bereiden, heeft het College een mededeling gepubliceerd met een aantal regels om de belangrijkste technische valkuilen te vermijden waarmee bedrijfsrevisoren tijdens de vorige informatieverzameling in 2023 werden geconfronteerd28

24 https://www.ctr-csr.be/nl/ctr-csr/samenwerking.

25 https://www.ctr-csr.be/sites/default/files/legacy/content/MoU/2017-10-18_protocole_ctrcsr_fsma.pdf.

Daarnaast heeft het College zijn controle op de omkadering van de examens die toegang verschaffen tot het beroep van bedrijfsrevisor in 2024 uitgebreid met de controle op de omkadering van de aanwezigheidsregistratie tijdens de vormingen die worden georganiseerd door het IBR.

Ook hadden het College en het IBR in 2024 aandacht voor het bijhouden en bijwerken van het openbaar register en het actualiseren van gegevens in dit register. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar rechtspersonen of andere entiteiten (met om het even welke rechtsvorm): zodra zij werkzaamheden uitvoeren die de wet enkel aan bedrijfsrevisoren toevertrouwt, moeten zij ingeschreven zijn in het openbaar register. Dit betekent dat wanneer een bedrijfsrevisor-natuurlijke persoon deze rechtspersoon of entiteit gebruikt om zijn beroepswerkzaamheid in te brengen, deze moet worden ingeschreven in het openbaar register. Het doel van de rechtspersoon of entiteit slaat minstens ten dele op de uitoefening van het beroep van bedrijfsrevisor zelf.

Wat de nationale dialoog betreft, wisselt het College regelmatig van gedachten met de HREB. Dit gebeurt in de vorm van door de HREB aan het College gevraagde adviezen over ontwerpnormen die door het IBR zijn opgesteld, dan wel in de vorm van door het College gevraagde adviezen over andere aangelegenheden van normatieve aard of gedachtewisselingen over de evoluties in de sector. Overeenkomstig artikel 31, § 1, vierde lid van de wet van 7 december 2016 kan het College zijn opmerkingen binnen de zes weken na de vraag van de HREB overmaken.

Ook in 2024 verzocht de HREB het College om advies over diverse aangelegenheden van normatieve aard, waaronder het ontwerp van specifieke beroepsnormen voor opdrachten van wettelijke assurance van (geconsolideerde) duurzaamheidsinformatie.

26 De administratieve maatregelen en geldboetes die de sanctiecommissie kan opleggen zijn gedefinieerd in artikel 59 van de wet van 7 december 2016.

27 https://www.ctr-csr.be/sites/default/files/legacy/content/MoU/2019-06-14_protocole_ctrcsr_nbb.pdf.

28 https://www.ctr-csr.be/sites/default/files/media/files/2024-08/2024-07-31_kennisgeving.pdf.

In het kader van de analyse van een ontwerpnorm gaat het College onder meer na of de inhoud van de norm voorzienbaar en toegankelijk is, zodat iedereen en in het bijzonder de bedrijfsrevisor de norm correct kan toepassen en begrijpen en het College in voorkomend geval handhavend kan optreden.

In 2024 sloot het College een samenwerkingsprotocol met de federale Ombudsman, die door de wet van 28 november 2022 is belast met de coördinatie van externe klokkenluidersmeldingen in de private sector. De federale Ombudsman en het College werken samen, wisselen informatie uit en maken de meldingen over in overeenstemming met deze wet van 28 november 2022. In sommige gevallen kunnen verschillende bevoegde autoriteiten betrokken zijn voor verschillende aspecten van dezelfde melding. Het doel van dit samenwerkingsprotocol is de respectieve bevoegdheden van het College en van de federale Ombudsman af te bakenen en de praktische modaliteiten te bepalen voor de samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de federale Ombudsman en het College bij de behandeling van klokkenluidersmeldingen.

De raadgevende vergadering voor het publiek toezicht op het beroep van de bedrijfsrevisoren vindt jaarlijks plaats. De raadgevende vergadering behandelt algemene kwesties over het publiek toezicht op het beroep en is samengesteld uit de voorzitter van het Comité van het College, twee vertegenwoordigers van het College, twee vertegenwoordigers van de HREB, vier vertegenwoordigers van het IBR en twee vertegenwoordigers van de FOD Economie.

Het College onderhoudt verder zijn dialoog met de Algemene Administratie van de Thesaurie, de NBB en de FSMA in het kader van de strijd tegen het witwassen van geld.

Ten slotte geeft het College ook technisch advies aan ministeriële kabinetten op hun vraag.

administratieve onderzoeken door zowel de Belgische als de Amerikaanse toezichthouder.

11.2. Internationale samenwerking met andere toezichthouders

Op het vlak van de internationale samenwerking heeft het College in 2024 op intense wijze samengewerkt met de toezichthouder in de Verenigde Staten, de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB).

In 2021 ondertekenden het College en de PCAOB een historisch trans-Atlantisch samenwerkingsakkoord dat de beursnotering van Belgische bedrijven in de VS duurzaam ondersteunt.

In het kader van deze samenwerkingsovereenkomst kan de PCAOB in België gezamenlijke inspecties uitvoeren met het College bij bedrijfsrevisorenkantoren die optreden als commissaris van Belgische ondernemingen die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt in de VS (bv. de NYSE, de NASDAQ …).

De samenwerkingsovereenkomst van 2021 voorziet ook een mogelijkheid tot internationale samenwerking in het kader van

11.3. Vertegenwoordiging van het College in het buitenland

Het College was in oktober 2024 aanwezig tijdens het jaarlijkse door de PCAOB georganiseerde seminarie in Washington van het International Institute on Audit Regulation. Dit seminarie behandelde onderwerpen die gingen over de praktische organisatie van inspecties, de handhaving van de regelgeving en de invloed van de technologie en de bedrijfscultuur op de auditkwaliteit. Daarnaast werd speciaal aandacht besteed aan onderzoek naar fraude en witteboordencriminaliteit, en investeringen door extern kapitaal in bedrijfsrevisorenkantoren.

Het College maakt ook deel uit van het Committee of European Auditing Oversight Bodies (CEAOB).

De Europese Verordening (EU) nr. 537/2014 bepaalt: “Met betrekking tot specifieke netwerken kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar het netwerk aanzienlijke activiteiten ontplooit, [de CEAOB] verzoeken om een college in te stellen, waaraan wordt deelgenomen door de verzoekende bevoegde autoriteiten.” In dit kader nam het College deel aan het College van de CEAOB betreffende EY (het ‘EY College’) en aan het College van de CEAOB betreffende Deloitte (het ‘Deloitte College’).

Daarin worden de specifieke ervaringen over de werking van de netwerken gedeeld, maar ook transversale onderwerpen, zoals de internationale standaard ISQM 1, met de focus op independence en human resources, en ESG.

Het College nam ook deel aan de joint meeting tussen de CEAOB en de European Systemic Risk Board (ESRB, die toezicht uitoefent op het financieel stelsel van de Europese Unie om systeemrisico’s te voorkomen en te beperken) in Frankfurt in november 2024. Tijdens deze meeting werd onder meer toelichting gegeven over de activiteiten van beide instellingen, alsook over de eerste implementatie van Europese standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving (ESRS) en de visie van bedrijfsrevisoren op andere risico’s met mogelijke gevolgen voor de financiële stabiliteit.

Het College nam ten slotte deel aan twee vergaderingen van de Inspection Sub-Group van de CEAOB. Deze heeft als doel de samenwerking en het coherente optreden van de leden van de CEAOB op het gebied van inspecties te verbeteren en een doeltreffende communicatie met de bedrijfsrevisoren te ontwikkelen. De eerste meeting betrof voornamelijk de assurance van duurzaamheidsinformatie. Tijdens een tweede bijeenkomst van deze Inspection Sub-Group in oktober 2024 presenteerden de International Ethics Standards Board for Accountants (IESBA) en de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) hun initiatieven en de status van hun werkzaamheden. Ten slotte organiseerde de Inspection Sub-Group ook een opleiding voor inspecteurs over

diverse materies inzake bank- en verzekeringsmaatschappijen.

Op internationaal vlak is het International Forum of Independent Audit Regulators (IFIAR) het internationale samenwerkingsverband van onafhankelijke toezichthouders op de bedrijfsrevisoren. Tijdens de algemene vergadering van IFIAR in april 2024 werden onder meer de verschillende werkzaamheden van IFIAR en zijn werkgroepen toegelicht, werden kennis en ervaringen uitgewisseld tussen de toezichthouders en panelgesprekken gehouden met vertegenwoordigers van bepaalde netwerken van bedrijfsrevisoren. De thema’s tijdens de plenaire vergadering richtten zich op verschillende belangrijke onderwerpen, waaronder het bestuur van bedrijfsrevisorenkantoren, duurzaamheidsverslaggeving en assurance, en het toegenomen gebruik van technologie door bedrijfsrevisoren. Het College nam ten slotte deel aan de Inspection Workshop van IFIAR, met ISQM 1, cybersecurity en ethics als kernpunten van deze editie.

Tot slot organiseerde het College in 2024 een rondetafelgesprek met de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) over het ontwerp van de International Standard on Sustainability Assurance ISSAA 5000, en nam zij ook deel aan een rondetafelgesprek met de International Ethics Standards Board for Accountants (IESBA), georganiseerd door de FSMA, over het ontwerp van de ethische en onafhankelijkheidsnormen voor duurzaamheidsverslaggeving en -rapportering.

Lijst van afkortingen

AML

AML-norm

AML-wet

Anti-Money Laundering, het bestrijden van witwassen, in de zin van de AML-wet

Norm van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren d.d. 27 maart 2020 inzake de toepassing van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, www.ibr-ire. be/docs/default-source/nl/Documents/regelgeving-en-publicaties/rechtsleer/normen-enaanbevelingen/normen/Norm-AML-2020-NL.pdf

Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, https://www.ejustice.just. fgov.be/eli/wet/2017/09/18/2017013368/justel

Bedrijfsrevisor Een bedrijfsrevisor-natuurlijk persoon of een bedrijfsrevisorenkantoor

CEAOB

Committee of European Auditing Oversight Bodies of Comité van Europese auditorstoezichthouders als bedoeld in artikel 30 van verordening (EU) nr. 537/2014

CFI Cel voor financiële informatieverwerking als bedoeld in artikel 76 van de AML-wet College College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, opgericht bij artikel 32 van de wet van 7 december 2016

CSRD Corporate Sustainability Reporting Directive

CSRD-richtlijn Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen. Voor de EER relevante tekst: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ TXT/PDF/?uri=CELEX:32022L2464

EER Europese Economische Ruimte

ESG Environmental, social, and governance

EU Europese Unie

FATF

FOD Economie

FSMA

HREB

IAASB

Financial Action Task Force

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

Financial Services and Markets Authority – Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten

Hoge Raad voor Economische Beroepen, opgericht bij artikel 54 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen

International Auditing and Assurance Standards Board

IBR Instituut van de Bedrijfsrevisoren

IESBA International Ethics Standards Board for Accountants

IFIAR

International Forum of Independent Audit Regulators

ISA’s International Standards on Auditing

ISQC 1

International Standard on Quality Control 1

ISQM International Standard on Quality Management

Koninklijk besluit van 10 januari 1994

Koninklijk besluit van 10 januari 1994 betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren

Koninklijk besluit van 21 juli 2017

NBB

Niet-OOB

Niet-OOBbedrijfsrevisor

Norm ISQM

OOB

OOB-bedrijfsrevisor

Koninklijk besluit van 21 juli 2017 betreffende de toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor alsook de inschrijving en registratie in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren

Nationale Bank van België

Andere organisaties dan organisaties van openbaar belang

Bedrijfsrevisoren die geen controle uitvoeren van een OOB die op individuele basis meer dan één criterium overschrijdt als bedoeld in artikel 1:26 van het WVV

Norm van het IBR inzake de toepassing van de internationale standaarden voor kwaliteitsmanagement 1 en 2 (ISQM 1 en 2) en van ISA 220 (herzien) in België

Organisatie van Openbaar Belang, gedefinieerd in artikel 1:12 van het WVV als “genoteerde vennootschappen waarvan de aandelen, winstbewijzen of de certificaten die betrekking hebben op deze aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, de vennootschappen waarvan de effecten als bedoeld in artikel 2, 31°, b) en c), van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, de kredietinstellingen, de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen”

Bedrijfsrevisoren die de controle uitvoeren van één of meerdere OOB’s die op individuele basis meer dan een van de criteria overschrijden als bedoeld in het artikel 1:26 van het WVV

PCAOB Public Company Accounting Oversight Board

Politiek prominente persoon (PPP)

Raadgevende vergadering

Richtlijn 2006/43/EG

Een politiek prominente persoon, gedefinieerd in artikel 4, 28° van de AML-wet als “een natuurlijk persoon die een prominente publieke functie bekleedt of bekleed heeft, en met name:

a) staatshoofden, regeringsleiders, ministers en staatssecretarissen;

b) parlementsleden of leden van soortgelijke wetgevende organen;

c) leden van bestuurslichamen van politieke partijen;

d) leden van hooggerechtshoven, grondwettelijke hoven of van andere hoge rechterlijke instanties, met inbegrip van administratieve rechterlijke instanties, die arresten wijzen waartegen geen beroep openstaat, behalve in uitzonderlijke omstandigheden;

e) leden van rekenkamers of van raden van bestuur van centrale banken;

f) ambassadeurs, consuls, zaakgelastigden en hoge officieren van de strijdkrachten;

g) leden van het leidinggevend, toezichthoudend of bestuurslichaam van overheidsbedrijven;

h) bestuurders, plaatsvervangend bestuurders en leden van de raad van bestuur of bekleders van een gelijkwaardige functie bij een internationale organisatie; i) de natuurlijke personen die functies uitoefenen die worden aangemerkt als prominente publieke functies opgenomen in de door de Europese Commissie in toepassing van artikel 20bis, lid 3 van richtlijn 2015/849 gepubliceerde lijst; Middelbare of lagere functies vallen niet onder de in de punten a) tot en met i) bedoelde publieke functies.”

Raadgevende vergadering voor het publiek toezicht op het beroep van de bedrijfsrevisoren als bedoeld in artikel 63 van de wet van 7 december 2016

Richtlijn (EU) 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van richtlijn 84/253/EEG van de Raad. Voor de EER relevante tekst: https:// eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv%3AOJ.L_.2006.157.01.0087.01. NLD&toc=OJ%3AL%3A2006%3A157%3ATOC

Richtlijn (EU) 2015/849

Sanctiecommissie

UBO-register

Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Voor de EER relevante tekst: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/ NL/ALL/?uri= CELEX%3A32015L0849

Sanctiecommissie van de FSMA als bedoeld in artikel 47 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Register van de Ultimate Beneficial Owners, zijnde de uiteindelijke eigenaren of personen die mogen beslissen binnen een organisatie, vennootschap of vereniging

Uiteindelijke begunstigde

Verordening (EU) nr. 537/2014

Verordening (EU) 2020/852

Wet van 22 juli 1953

Wet van 7 december 2016

Wet van 28 november 2022

WG/FT

Wetboek van vennootschappen

WVV

Uiteindelijke begunstigde als bedoeld in artikel 4, 27° van de AML-wet, de natuurlijke perso(o)n(en) die de uiteindelijke eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft (hebben) over de cliënt, de lasthebber van de cliënt of de begunstigde van levensverzekeringsovereenkomsten en/of de natuurlijke perso(o)n(en) voor wiens/wier rekening een verrichting wordt uitgevoerd of een zakelijke relatie wordt aangegaan

Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van besluit 2005/909/EG van de Commissie. Voor de EER relevante tekst: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/537/oj

Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088

Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, https://www.ejustice. just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2007043049&table_name=wet

Wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/2016/12/07/2016011493/justel

Wet van 28 november 2022 betreffende de bescherming van melders van inbreuken op het Unie- of nationale recht vastgesteld binnen een juridische entiteit in de private sector, https:// www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/2022/11/28/2022042980/staatsblad

Het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

Wetboek van vennootschappen, https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/article.pl? language=nl&lg_txt=n&type=&sort=&numac_search=&cn_search=1999050769&caller=SUM&&view_numac=1999050769f

Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/ wet/2019/03/23/2019A40586/justel

Verantwoordelijke uitgever Bénédicte Vessié, Congresstraat 12-14, 1000 Brussel

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.