Armen- en ziekenzorg te Woumen in de 17e en 18e eeuw Aan de hand van de dis-, kerk- en prochierekeningen is het mogelijk een vrij nauwkeurig overzicht op te stellen van de steun die in de 17e en 18e eeuw werd verleend aan armen en zieken te Woumen, een ‘prochie’ in het Brugsche Vrije. De hoofdlast van deze steunverlening kwam neer op de Dis - openbare onderstand of armbestuur - die uit verschillende bronnen over inkomsten beschikte om de nood van armen en zieken te bestrijden.
Veelzijdige steunverlening Uit de inkomsten van de dis werd aan armen en zieken van de ‘prochie’ steun verleend onder de vorm van voedsel, drank, klederen, brandstof en geneesmiddelen. Soms werden de rekening van geneesheer en apoteker, de huishuur en zelfs de begrafenisonkosten door het armbestuur betaald. Met Pasen en Pinksteren werden eieren aan de ‘disgenoten’ uitgedeeld: 650 in 1687, 575 in 1702 en 1703. Op kosten van het armbestuur werd door de molenaars meel en door de bakkers brood aan de armen geleverd. In 1771, 1772 en 1773 betaalde Jacob Callewaert ‘dischmeester ende ontfangher van de disschegoederen der prochie van Woumen’ 80 p. 15 s. en 18 gr. aan de molenaars voor levering van ‘roggemeel en ander meel aen de dischgenoten’: aan Pieter van Lerberghe, molenaar op de Jonkershovemolen, 48 p. 5 gr. courant; aan Jacob Hemelsoen, molenaar op de Roonemolen, 1 p. 9 s. 10 gr.; aan Karel Wulleput, molenaar op de Platsemolen, 4 p. 6 s. 7 gr.; aan Jan de Busschere, molenaar op de St.-Pietersmolen, 17 p. 5 s. 8 gr.; aan Jacob de Necker, molenaar te Klerken, 3 p. 2 s. 4 gr.; aan Pieter Wullepit, molenaar te Esen, 6 p. 13 s. 4 gr. Brooddeling aan de armen was een vast gebruik bij begrafenissen van voorname en rijke personen en na gefundeerde jaargetijden waarmee dis en kerk belast waren. Voor het jaargetijde van pastoor Van Ravenbrouck in 1721 werd ‘een halve sack rugghe ghebacken in broodt’ voor de armen. Heer ende Meester Theodoor van Craeyelynghe, pastoor van Woumen (1748-1769), schonk aan de dis 60 pond wisselgeld met de last ‘jaerlicx te doen celebreren een syngende misse met uytdeilinge van broot aen den aermen’. Voor de jaren 1784 en 1785 gaf de dis 6 p. 12 s. 5 gr. uit ‘voor de leverynghe van brood tot decken den disch in de jaergetyden waermede den selven jaerlicx belast is’. Vanaf 1775 werd jaarlijks op de laatste dag van het oktaaf van Allerzielen in de kerk van Woumen een brooduitdeling gehouden. Regina Francisca Wulleput, weduwe van Pieter Alexander Amery ‘in syn leven kerckmeester’ schrijft in de kerkrekening 18 schellingen groten in, betaald aan Frans Jole ‘backer ter deser prochie’ voor levering van 36 tarwebroden ‘ten advenante van ses grooten ider tot decken van den disch inde meergeseyde syngende misse’. Aan dezelfde bakker wordt in 1796 door Francois van Gilluwe als ‘kerkmeester ende ontfanger der Goederen de Kercke der commune van Woumen competerende’ betaald ‘over gedaene leverynge volgens fondatie van drij en tseventigh brooden den lesten dag der octave der zielen’ ‘Het ordinaire vet swyn dat jaerlicx van oude tyden plachte uijtgedeelt te worden opde taeffel vande aermen opden kersdach, en is dit jaer 1687 niet gedeelt geweest’. Over dit oud gebruik waarop deze tekst zinspeelt, wordt in latere disrekeningen niet meer gesproken. Levering en betaling van ‘winckelwaere’, lijnwaad, kleren en schoenen is een vaste post op alle disrekeningen. In 1669 betaalde het arbestuur 49 p. 7 s. groten aan Jan van Provyn voor ‘coop van lynwaet, hemden, broucx, cousen’... In 1722 werd