Leren op het VO

Page 1

Leren op het VO

KOALA EDUCATIE LEREN OP HET VO KOALA EDUCATIE
g O w g 5G 6 9 (, h E ' '& ' y -1 , Ó K F r,. y , \ /,i,, 6 • F_ r\ ' x n ) 2 1 � r\. k v\ \ J s u. s • "/ 0 )( g y e � 1 e M � h P ,4 , m • '{ 6 a 6 s�\ �4\1 � rG 30 13a _/ 9 \ fJIJ u c c f1 X lb "' G R a t-Hfl'} \<. 0 'j.\ W W6 i j.. c, o - �Pmr l)b ,, / 7 N p y \. f 2 '.3 6 I F Q S ' l, g h.. F • 3 1n • i A1 •,/ 0 •,/ \ J • 0 b �8 <1 ° EJ, w � • G a'-" h 1 � a u c\.. • T ' ' F ' S Y,\ J c n �•B� , o 1_ -/J k % � H 2) x • y , 1 7 ' \Nh A • f 6' s L' L e n -on h O Q • 11 7 )' W. \ d V ' h 'I ' • �t I' R C C ,, V \' 7 "'( c{ f; � � 4 o j H w \ u IJ I' 9 a

Leren op het

VO KOALA EDUCATIE Dit is het lesboek van:

Leren leren

Colofon

Concept & redactie: Koala Educatie

Eindredactie: Monique Brussel

Vormgeving: Josta Bischoff Tulleken

Drukwerk: SchuttersMGZ

Vierde druk: mei 2023

© 2023 Alle rechten voorbehouden.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Leren leren Hersenen De leerladder Binnenkomen Vragen over de tekst Planning Leerlogboek Inhoudsopgave 2
Begrijpen Onthouden Vragen over de tekst Planning Leerlogboek Mindset Executieve functies Vragen over de tekst Planning Leerlogboek 6 6 8 8 10 12 13 16 18 20 22 23 26 28 34 36 37 LES LES LES 2
1 3 Mindset
Begrijpen
3 LEREN OP HET VO Lezen Aan de slag Mindmappen > 78 Op naar je nieuwe school > 80 Het maken van huiswerk > 76 Plannen en organiseren > 74 Leerteksten Geschiedenis > 58 Biologie > 62 Aardrijkskunde > 66 Frans > 72 Effectief lezen De leesoctopus Vragen over de tekst Planning Leerlogboek 48 49 53 54 55 4 Puberen De puberteit Motivatie Vragen over de tekst Planning Leerlogboek 40 42 43 44 45 LES 5 LES

Vandaag heb je dit werkboek gekregen en is er uitgelegd hoe je het kunt gebruiken. Elke week krijg je huiswerk. Dit hoor je in de les. Door vragen over de tekst te maken, herhaal je wat er in de afgelopen les is besproken en onthoud je het beter. Sommige vragen gaan echt over de tekst, andere vragen gaan over hoe jij leert en laten je nadenken over je eigen aanpak. Alle vragen zijn dus even belangrijk. Het leerlogboek helpt je om inzicht te krijgen in hoe jij leert.

4

Leren leren

5 LEREN OP HET VO
LES
1

Leren leren

Iedereen gaat naar school en je leert daar (als het goed is) enorm veel. Op het voortgezet onderwijs (VO) ga je nog veel meer leren. Je krijgt veel meer vakken dan op de basisschool en er zijn vakken waar je goed in zal zijn en vakken waar je wellicht moeite mee zal hebben. Grote kans dat jij op de basisschool nooit echt geleerd hebt om huiswerk te plannen en om te leren voor toetsen. Maar nu ga je naar het VO en daar kom je erachter dat je echt aan de bak moet. Op het VO zit je namelijk tussen kinderen met allemaal hetzelfde niveau en wordt de les ook aangeboden op dat niveau. Je zal dus echt moeten opletten om alles te begrijpen. Dat is natuurlijk enorm leuk, want je houdt wel van een beetje uitdaging, toch? Maar het is ook wennen, want ineens moet je hard studeren voor een toets en dat is nog helemaal niet zo makkelijk.

Er zijn dan ook kinderen die, ondanks dat ze het niveau prima aankunnen, veel onvoldoendes halen tijdens de eerste periode op het voortgezet onderwijs. Nu is een onvoldoende ergens voor halen helemaal niet erg, maar het kan je wel onzeker maken en dat is geen prettig gevoel.

In deze training ga je leren hoe je het beste leert. Je leert bijvoorbeeld wat wel werkt en wat zonde van je tijd is (je wilt tenslotte ook tijd overhouden om te sporten, te gamen en te chillen met je vrienden of vriendinnen).

Het doel van de training is dat jij na de zomervakantie zelfverzekerd naar het VO gaat en zin hebt om alles wat je geleerd hebt in praktijk te brengen. En haal je dan toch een keer een onvoldoende? Dan kun je relaxt je schouders ophalen, omdat je weet dat het allemaal goed komt; want leren, dat kun je!

Zet jouw hersenen aan!

Je hersenen, worden ook wel het brein genoemd. Je brein is een klein stukje van je lichaam, maar het speelt een belangrijke rol bij alles wat je doet. Een heleboel dingen lijken vanzelf te gaan, zoals het knipperen met je ogen, of lopen en ademen. Maar bij alles is je brein betrokken!

Als je bovenstaande leest, lijkt het er op dat je geen invloed hebt op je brein. Dit is onjuist. Net zoals je je lijf kunt trainen door veel te sporten, kun je ook je hersens trainen. Als je traint voor een hardloopwedstrijd zal het lopen elke training iets makkelijker gaan. Je raakt minder snel buiten adem en wie weet ga je ook wel steeds sneller lopen. Op dezelfde manier gaat het met de hersenen. Door je brein goed te gebruiken word je slimmer. Leren gaat steeds makkelijker en wordt daardoor ook steeds leuker.

volgorde

logica tijd
analyse
Hersenen links 6 regels woorden rijtjes

De hersenen van een volwassen persoon wegen gemiddeld iets minder dan anderhalve kilogram. Die hersenen bestaan uit wel 100 miljard hersencellen. Hersencellen zijn met elkaar verbonden door zenuwen. Dit zijn een soort weggetjes die boodschappen tussen de hersencellen kunnen sturen.

Als je iets leert, maken je hersencellen via die zenuwen verbinding met andere hersencellen. Als het helemaal nieuw is wat je leert, dan kun je dat zien als een dun lijntje. Maar als je vaker bezig bent met dezelfde leerstof of vaardigheid en diezelfde verbinding dus vaker gebruikt, dan wordt dat lijntje steeds dikker en sterker en wordt de boodschap ook steeds sneller verzonden tussen de hersencellen.

Door veel te oefenen krijg je uiteindelijk dus een snelle en sterke verbinding. Dit proces noem je leren. Op het plaatje rechts kun je die verbindingen mooi zien.

rechts smaak

tastzin spraakcentrum

denken zicht temporale kwab

zintuigelijke waarneming ritme

kleur

verbeelding creativiteit

Je linkerhersenhelft en rechterhersenhelft werken voortdurend samen

grote hersenen gehoor reuk

pariëtaalkwab

kleine hersenen slaapkwab

7 LEREN OP HET VO 1 afbeeldingen

achterhoofdskwab voorhoofdskwab
Je brein bestaat uit onderdelen. De belangrijkste zijn: de kleine hersenen, de grote hersenen, de achterhoofdskwab en de voorhoofdskwab. Ook kun je hersenen verdelen in een rechterhersenhelft en een linkerhersenhelft. Hersenen zijn verdeeld in verschillende gebieden, zoals je op de plaatjes kunt zien. Elk gebied is verantwoordelijk voor een eigen onderdeel. Je linkerhersenhelft en rechterhersenhelft werken voortdurend samen. hersenstam
Door je hersenen te trainen word je slimmer

De leerladder

Zoals al beschreven staat in het stukje over de hersenen, kun je je hersenen trainen. Maar leerstof blijft niet zomaar plakken aan je hersenen.

Het leren gaat via een soort ‘ladder’ die je beklimt. Deze leerladder wordt beschreven in het boek ‘Leer Leren’ van John Cliteur.

Als je een sterke verbinding tussen de hersencellen wilt maken, moet je ervoor zorgen dat de informatie niet alleen binnenkomt, maar zal je er ook actief mee aan de slag moeten. Het binnenkomen van informatie begint wanneer de docent iets vertelt in de les. Als je wel hoort wat de docent zegt, maar er verder niet over nadenkt, komt de informatie binnen, maar verdwijnt het ook gelijk weer. Niet zo handig dus. Maar als je goed oplet en eventueel vragen stelt, wanneer je iets niet helemaal begrijpt, ga je begrijpen wat de docent je vertelt.

Wij gaan ons in deze training vooral richten op het onthouden van de informatie, waardoor je deze kennis ook in de praktijk zal kunnen toepassen. Tijdens de lessen op school en bij het leren van de stof voor een toets sta je voortdurend op die leerladder.

Thuis kun je nog wel eens een trede overslaan op de trap, bijvoorbeeld als hij erg kraakt en je niet wilt dat iemand je hoort, maar bij de leerladder kan dit niet. Je komt pas een trede hoger als je het vorige niveau met succes hebt afgerond. Elke trede kent zijn eigen moeilijkheden, maar tijdens deze training krijg je genoeg tips om de leerladder zo goed mogelijk te beklimmen!

Binnenkomen

Zoals je eerder hebt kunnen lezen kun je je brein trainen en beïnvloeden. Er is een veel onderzoek gedaan naar de werking van het brein. Hierdoor weten we goed wat wel helpt en wat niet helpt.

De volgende tips richten zich vooral op het goed laten binnenkomen van de informatie in de les, of tijdens het leren. In de volgende les gaan we in op de volgende trede van de leerladder; het begrijpen van de leerstof.

TIP 2 8 binnenkomen begrijpen onthouden toepassen
Meelezen met je vinger

Je brein werkt het beste als het met één taak tegelijk bezig is. Om je te concentreren op die taak is het belangrijk om alle andere prikkels zo veel mogelijk weg te nemen. Wat daarbij kan helpen is een clean desk, of anders gezegd; een opgeruimde werkplek. Zorg ervoor dat er alleen spullen op je bureau liggen die je nodig hebt voor het vak waarvoor je leert. Ruim je werkplek op als je klaar bent met een bepaald vak en leg dan pas de spullen neer die horen bij het vak waar je aan gaat beginnen. Het is ook handig om een vaste plek te hebben voor bijvoorbeeld je passer, je rekenmachine en notitieblok. Dan hoef je niet naar je spullen te zoeken als je ze nodig hebt. Dit scheelt weer tijd!

Hoe verleidelijk het ook is om lekker op je bed te hangen, je leert echt het beste door een actieve houding aan te nemen. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer je onderuitgezakt zit, je brein ook onderuitzakt en je minder informatie opneemt en onthoudt. En dat is natuurlijk zonde!

CLEAN DESK

Door goed naar je lichaam te luisteren, kun je zelf de effectiviteit van het leren vergroten. Probeer eens goed te kijken naar de momenten waarop jij het meest actief en alert bent. Dit zijn de momenten die je het beste kunt gebruiken om te studeren. Mocht je toch een dip hebben tijdens het leren, dan kun je altijd een stukje kauwgom eten. Kauwgom maakt je alerter waardoor je beter de leerstof opneemt. Je brein werkt het beste als het met 1 taak tegelijk bezig is, maar een simpele lichamelijke handeling kan het brein juist helpen om informatie op te nemen.

HOE KUN JE DIT DOEN?

• Friemelen met iets in je hand tijdens het leren.

• Je boek vasthouden tijdens het leren en meelezen met je vinger.

met je handen
maakt je alerter 9 LEREN OP HET VO 1
GEBRUIK JE LICHAAM Friemelen
TIP 1 Kauwgom

1 2 3

Vragen over de tekst

Waarom is het belangrijk om deze training te volgen? Gebruik wat er in de tekst staat in je antwoord.

Leg uit hoe het leerproces in je hersenen eruitziet.

a)Uit welke onderdelen bestaan je hersenen?

b)Welk deel is verantwoordelijk voor taal?

10
1

4 5 6

a)Uit welke treden bestaat de leerladder?

b)Waarom kun je geen treden overslaan?

Waarom kun je beter niet liggend op bed leren?

Wat ga je tegen je docent zeggen als hij of zij zegt dat je je kauwgom uit je mond moet doen?

Welke argumenten gebruik je?

11 LEREN OP HET VO 1
week 1 PLANNING MAAND: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag

LEERLOGBOEK

Hoe ging het leren deze week?

Kruis jouw antwoord aan in de witte blokjes

heel goed goed redelijk matig slecht

Hoe kwam het dat het zo ging? Wat heb je goed aangepakt? En wat kan er beter?

Wat ga je aankomende week anders doen?

1
week
LEREN OP HET VO 13

Deze les gaat voor een deel over de volgende twee treden van de leerladder; begrijpen en onthouden. Je maakt kennis met hulpmiddelen die je kunt gebruiken om lesstof beter te begrijpen en te onthouden. Als laatste leer je waarom het zo belangrijk is om de stof meerdere keren te herhalen.

Begrijpen

14
15 LEREN OP HET VO 2 LES

Begrijpen

Begrijpen is de tweede trede van de leerladder. Als je de stof die je moet leren niet snapt, heeft het weinig zin om verder te gaan. Je komt dan geen trede hoger. Je hebt tenslotte ook niets aan de gebruiksaanwijzing van je mobiele telefoon als deze in het Japans geschreven is. Je hersenen nemen informatie beter op wanneer je de structuur in de informatie ook ziet. Daarom moet je bij het leren op zoek gaan naar drie belangrijke elementen in de lesstof:

• Betekenis

• Totaaloverzicht

• Verbanden

Verbanden herkennen, verschil zien tussen hoofd- en bijzaken

De betekenis van hetgeen je moet leren kun je meestal achterhalen door goed naar de woorden te kijken. De woorden verklappen meestal een deel van de betekenis. Aan het woord boekenkast kun je bijvoorbeeld goed zien wat het betekent. Het is een kast voor boeken. Als je de betekenis van een woord niet uit de tekst kan halen, zoek het dan op, op internet of in een woordenboek. Dit leer je ook bij het vak begrijpend lezen op school.

Het totaaloverzicht of totaalbeeld ontdekken is nog niet zo makkelijk. Waar gaat de tekst nou precies over?

Wat kan helpen is om eerst de samenvatting aan het eind van het hoofdstuk te lezen, of eerst de vetgedrukte tussenkopjes te lezen. Je hebt dan al een beetje het idee waar de tekst over gaat. Verdiep je daarna pas in de details. Als je het totaaloverzicht ontdekt hebt, zie je ook dat er tussen de hoofdzaken en de bijzaken allerlei verbanden te herkennen zijn. Het is voor je hersenen belangrijk dat je het verschil ziet tussen hoofd­ en bijzaken en dat je verbanden herkent.

16

Verbanden maak je duidelijk door met verschillende kleuren te werken

Het maken van een mindmap helpt bij het krijgen van een overzicht en het aanbrengen van verbanden. Je kunt in een mindmap in één oogopslag zien waar het over gaat en er is een duidelijk verschil tussen hoofdzaken en bijzaken. De hoofdzaken staan dicht bij het centrale thema in het midden. De bijzaken, oftewel de details, staan juist aan de buitenkant.

Verbanden maak je extra duidelijk door met verschillende kleuren te werken. Als je de biologietekst (het huiswerk van les 1) er nog eens bij pakt, kun je zien hoe je door middel van een mindmap overzicht had kunnen aanbrengen voor jezelf.

Op pagina 78 kun je uitgebreid lezen hoe je zelf moet mindmappen.

MINDMAPPEN

17 LEREN OP HET VO 2 TIP 3

Onthouden

De derde trede van de leerladder is onthouden. Dit zal je waarschijnlijk de belangrijkste trede vinden. Je wilt natuurlijk graag de lesstof onthouden, zodat je een mooi cijfer haalt voor je toets!

Als je voor jezelf structuur hebt aangebracht in de tekst zal je het niet alleen beter begrijpen, maar je onthoudt het ook beter. Door tijdens het lezen van de lesstof een plaatje in je hoofd te maken, prikkel je al je zintuigen.

Een voorbeeld:

Als je leest over de hongerwinter in de Tweede Wereldoorlog en probeert voor je te zien hoe het zou zijn als jij in die tijd zou leven, dan kun je de kou en de honger bijna voelen. Je kunt de sfeer dan oproepen.

Als je een plaatje maakt in je hoofd van dat wat je moet leren, dan onthoud je de leerstof veel beter, dan wanneer je alleen maar leest. Het is niet makkelijk om dit met alle studiestof te doen, maar als je steeds probeert om een beeld te maken van de lesstof dan gebruik je extra gebieden in je brein en onthoud je het beter. Maak daarom naast aantekeningen ook tekeningen van belangrijke dingen uit de lesstof.

onthouden

Herhalen is bij het onthouden misschien wel het allerbelangrijkste. Uit onderzoek is gebleken dat het weinig zin heeft om kort voor een toets de lesstof in je hoofd te stampen. Nadat je iets leert, begin je namelijk direct te vergeten. Maar als je herhaalt, onthoud je steeds meer en vergeet je steeds minder. Hoe vaker je herhaalt, hoe minder tijd je hoeft te besteden aan de volgende herhaling.

Je hebt in les 1 geleerd dat je hersencellen verbinding maken met andere hersencellen. Door te herhalen worden die verbindingen sterker en zal je wat je moet leren, beter onthouden.

18
begrijpen
toepassen
Als je herhaalt, onthoud je steeds meer en vergeet je steeds minder

Prikkel je zintuigen, maak een plaatje in je hoofd van wat je moet leren dan onthoud je het beter

HOE KUN JE HET BESTE HERHALEN?

TIP 4

• Kijk wat er de volgende dag in de les wordt behandeld en ga alvast na wat je weet over het onderwerp.

• Lees alvast de bladzijden in het boek die gaan over het onder werp en maak er een mindmap van.

• Neem de mindmap mee naar de les, zodat je hem daar kunt aanvullen.

• Plan tenminste drie herhaalmomenten in in de periode voor de toets. Let op! Je verwerkt de stof al in meerdere

keren, maar het herhalen doe je dus minimaal drie keer.

• Genoeg is genoeg. Blijf niet eindeloos herhalen als je merkt dat je de lesstof beheerst. Zo houd je tijd over voor andere vakken.

• Overhoor jezelf regelmatig, of vraag iemand uit je gezin dit te doen. Door anderen te vertellen wat je weet, veranker je de kennis in je brein en onthoud je nog veel meer.

19 LEREN OP HET VO 2

1 2 3

Vragen over de tekst

Wanneer nemen je hersenen informatie beter op?

Welke tips worden er in de tekst gegeven over hoe je het totaalbeeld in een tekst kunt ontdekken?

a)Leg in je eigen woorden uit wat een mindmap is.

b)Waarom is het handig om te werken met kleurtjes als je een mindmap maakt?

20
2

Welke belangrijke elementen spelen een rol bij het onthouden van informatie? 4

Welke invloed heeft herhalen van lesstof op je brein? 5

21 LEREN OP HET VO 2
week 2 PLANNING MAAND: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag

LEERLOGBOEK

Hoe ging het leren deze week?

Kruis jouw antwoord aan in de witte blokjes

heel goed goed redelijk matig slecht

Hoe kwam het dat het zo ging? Hoe beviel het leren met een mindmap?

Heb je naast je mindmap ook nog op een andere manier geleerd? Misschien heb je wel een samenvatting gemaakt, of heb je je laten overhoren? Vertel eens hoe jij het hebt aangepakt!

Wat ga je aankomende week anders doen?

2
week
LEREN OP HET VO 23

In de les hebben we het gehad over mindset en over executieve functies. Je hebt gehoord wat het verschil is tussen een vaste mindset en een groeimindset. Je weet nu waarom het belangrijk is om een groeimindset te ontwikkelen als je echt wilt leren. Je hebt geleerd welke executieve functies belangrijk zijn bij het maken van huiswerk, het leren voor toetsen en het laten binnenkomen van informatie tijdens de les. In de leertekst van deze les, staan allebei de onderwerpen nog eens duidelijk uitgelegd.

24

Mindset

25 LEREN OP HET VO 3 LES

Mindset

Sommige kinderen kunnen goed met uitdagingen omgaan, maar er zijn ook kinderen die snel opgeven als het moeilijk wordt.

Het is helemaal niet erg als je nu iemand bent die snel opgeeft als het moeilijk wordt, want elke dag kun je besluiten dat je het anders wilt gaan doen!

Je kunt dus veranderen naar iemand die de uitdagingen durft aan te gaan. Je kunt je eigen gedachten sturen. Dit noem je verandering van mindset

Er zijn twee manieren waarop je kunt denken. De eerste manier van denken (mindset), is een vaste mindset. Als je met een vaste mindset denkt, dan denk je dat intelligentie al vaststaat en dat je niet meer slimmer kunt worden dan je nu al bent. Wanneer je een vaste mindset hebt, dan vermijd je vaak uitdagingen, geef je snel op bij tegenslag, kun je moeilijk omgaan met kritiek en vind je het moeilijk als een ander iets beter kan of weet dan jij.

Iemand met een op groeimindset, denkt en doet precies het tegenovergestelde. Hij gaat juist de uitdaging aan, zet door bij problemen, ziet inspanning als iets dat erbij hoort, staat open voor kritiek en wil ook graag van anderen leren.

Uitdagingen helpen mij groeien

Ik houd er van om nieuwe dingen uit te proberen

Door fouten te maken, leer ik meer en beter

Ik durf om hulp te vragen

Ik doe mijn best om steeds beter te worden

Ik werk graag samen om van een ander te leren

26
Je kunt je eigen gedachten sturen. Dit noem je verandering van mindset
GROEIMINDSET • • • • • •

VASTE MINDSET

Ik ben hier super goed in

Ik kan dit echt niet

Het lukt me echt nooit om dit te leren

Het is gewoon te moeilijk

Ik trek me niets aan van kritiek, of het raakt me juist

Ik geef het snel op

Ik vind het niet leuk als een ander het beter doet dan ik

Als je slimmer bent, kun je het slimst worden!

Kinderen en volwassenen met een groeimindset, maken veel meer gebruik van hun eigen mogelijkheden. Het zal je vast niet verbazen dat zij beter presteren en succesvoller zijn op school en later ook in hun werk als ze volwassen zijn. Het hebben of het ontwikkelen van een groeimindset helpt je dus bij het leren. Maar hoe krijg je zo’n groeimindset als je deze nog niet hebt?

Het belangrijkste is dat je het gevoel loslaat dat je alles moet kunnen en alles moet weten, omdat iedereen je slim vindt. Er is namelijk altijd een overtreffende trap. Ben je slim? Dan kun je slimmer worden. En als je slimmer bent, kun je het slimst worden! Hoe meer je openstaat om dingen te leren en hier ook moeite voor doet, hoe slimmer je wordt. Bij tip 5 staat precies beschreven wat je zelf kunt doen om een groeimindset te ontwikkelen.

• Probeer eens een tijdje om bewust niet bezig te zijn met cijfers of resultaten, maar je juist te focussen op je aanpak, je inspanning en de moeite die je deed voor iets. Zo kan het zijn dat je misschien wel een slecht cijfer haalt voor een toets, maar dat je wel heel trots kunt zijn op jezelf, omdat je een nieuwe manier van leren hebt uitgeprobeerd. Je hebt toch iets geleerd, namelijk dat je de volgende keer een andere aanpak kiest!

• Kijk hoe je jezelf hebt verbeterd ten opzichte van de vorige keer dat je iets deed. Misschien kun je iets nog niet, maar kun je het al wel beter dan de vorige keer?

• Zeg nooit tegen jezelf dat je iets niet kunt. Je kunt het misschien NÓG niet.

• Zet door als je het moeilijk vindt. Het zal je uiteindelijk trots maken!

• Vraag om hulp. Dit is geen teken van zwakheid, maar juist van slimheid. Juist van andere mensen kun je veel leren. En die andere mensen stellen ook echt vragen aan anderen, want zij weten dat dit slimmer maakt!

27 LEREN OP HET VO 3
TIP 5
HOE KUN JE WERKEN AAN EEN GROEIMINDSET?
• • • • • • •

Leren gaat echt alleen met vallen en opstaan

Executieve functies

Niet alleen het hebben van een groeimindset is belangrijk bij het leren, maar ook de zogenaamde ‘executieve functies’, spelen een grote rol. Het woord ‘executieve functies’ lijkt ingewikkeld, maar dat komt omdat het woord vertaald is uit het Engels. To execute betekent ‘doen’ of ‘uitvoeren’. Dus executieve functies zijn de doe­processen in je hersenen, die ervoor zorgen dat je je gedrag bewust kunt sturen.

DE LEERBERG EN HET LEERDAL

Iets nieuws leren kun je vergelijken met het beklimmen van een berg. Het gaat niet vanzelf! Het zou makkelijk zijn als er voor de berg een hekje zou staan, dat je open zou kunnen doen en dat je dan met een lift naar boven zou kunnen gaan. Je bereikt dan wel je doel, namelijk op de top van de berg terechtkomen, maar het gaat wel heel makkelijk.

Als een taak je makkelijk afgaat, ben je waarschijnlijk niet aan het leren. Leren voelt namelijk als het beklimmen van een berg; het kost je soms bloed, zweet en tranen. Je klimt langzaam omhoog en ziet de top al voor je. Maar soms lukt het niet gelijk en val je, waardoor je weer opnieuw moet beginnen met klimmen. Juist door het maken van fouten (het vallen) leer je des te meer. Je weet dat je je goed moet vasthouden en moet doorzetten.

Als je echt leert, voel je je trotser als je de top van de berg (je doel) bereikt hebt, dan wanneer je hebt gekozen voor de lift. Geef dus niet te snel op, als het niet vanzelf gaat. Leren gaat echt alleen met vallen en opstaan.

De executieve functies worden ook wel regelfuncties genoemd en zijn dus belangrijk bij leren en gedrag. Ze helpen bijvoorbeeld bij het uitschakelen van alles wat je afleidt en helpen je bij het plannen en de volgorde waarin je een taak doet.

Met je executieve functies regel je je emoties, motivatie en oplettendheid. Je kunt ze zien als een soort ‘dirigent’ van alles wat met denken, leren en gedrag te maken heeft. Zo gebruik je bijvoorbeeld je werkgeheugen (ook wel het kortetermijngeheugen genoemd) bij het maken van een plan (planning) of bij het organiseren van materialen (organisatie). Je moet immers de stappen die je moet zetten, onthouden.

Het ene kind kan bijzonder goed plannen, terwijl de ander dit echt nog moet leren

28

Om kritisch te kunnen kijken naar je aanpak (metacognitie) is het werkgeheugen zelfs een voorwaarde. Je moet je namelijk goed herinneren wat je gedaan hebt, hoe je dat deed en waarom. Pas dan kun je er over nadenken.

Alle executieve functies die in deze les beschreven staan, zijn belangrijk bij het leren. Maar er zijn grote verschillen tussen kinderen. Bij het ene kind zijn (sommige) executieve functies sterk, terwijl bij het andere kind dezelfde functie juist zwak ontwikkeld is. Net zo goed als dat er verschillen bestaan tussen kinderen waar het gaat om voetballen of tekenen. De één is goed in voetballen, de ander is juist goed in tekenen. En zo kan het ene kind bijzonder goed plannen, terwijl de ander dit echt nog moet leren. Misschien heb je nu al gemerkt waar jouw ontwikkelpunten of talenten liggen, maar het kan ook zijn dat je hier pas achter komt als je straks op het voortgezet onderwijs zit. Dat is helemaal niet erg, maar

het is wel goed als je er al iets over weet, zodat je weet wat je moet doen om bepaalde vaardigheden onder de knie te krijgen. Bij elke executieve functie staat daarom beschreven wat je kunt doen om het te trainen als deze funcie bij jou wat minder ontwikkeld is.

In de les hebben we het nog een keer gehad over planning en organisatie. Op pagina 74 kun je nog eens goed nalezen hoe je dit het beste kunt aanpakken. Lees dit goed, want je zal hier nog veel aan hebben volgend schooljaar!

volgehouden aandacht

emotie

taakinitiatie

doelgericht

organisatie

planning & prioritering

metacognitie

flexibiliteit

timemanagement

29 LEREN OP HET VO 3
response werkgeheugen

DE EXECUTIEVE FUNCTIES, DIE TE MAKEN HEBBEN MET LEREN, ZIJN:

Werkgeheugen

Informatie in je hoofd vast kunnen houden tijdens het uitvoeren van moeilijke taken. Het werkgeheugen wordt ook wel het kortetermijngeheugen genoemd. Het werkgeheugen is bij het ene kind heel goed ontwikkeld en bij het andere kind minder goed.

Om je werkgeheugen te trainen is het goed om na te vertellen wat je gelezen hebt tijdens het leren. Door in je hoofd te bedenken wat je wilt gaan vertellen, ben je eigenlijk al bezig met het ordenen van de informatie. Hierdoor worden je hersenen getraind in het onthouden. Je kunt ook gebruik maken van ‘geheugenkaartjes’ Door op kaartjes te schrijven wat je moet onthouden en deze kaartjes regelmatig te bekijken, ga je informatie beter onthouden. Als je van jezelf weet dat jouw werkgeheugen niet heel goed is, maak dan gebruik van kladpapier om tussenstappen op te schrijven. Dit is niet alleen handig met rekenen/wiskunde, maar ook bij het toepassen van spelling­ en grammaticaregels bij talen zoals Nederlands, Engels en Frans. Spelletjes zoals memory zijn ook heel geschikt om je werkgeheugen te trainen.

Volgehouden aandacht

Je aandacht bij je taak kunnen houden, ondanks afleidingen, vermoeidheid of verveling. Kinderen waarbij deze executieve functie minder goed ontwikkeld is, laten zich makkelijker afleiden en vinden het lastig om te werken onder tijdsdruk. Dit levert namelijk stress op en dat is iets wat juist zorgt voor afleiding. Volgehouden aandacht is moeilijk te trainen, maar je kunt wel afspraken met jezelf maken en jezelf belonen als het gelukt is. Dat motiveert je om het vaker te doen.

30

Taakinitiatie

Zonder treuzelen aan je taak beginnen op een efficiënte manier. Als deze executieve functie goed ontwikkeld is, is dit erg fijn. Vind je het nog lastig om aan het werk te gaan, maak dan duidelijke afspraken met jezelf: ‘Als ik thuiskom uit school, dan rust ik een kwartiertje uit en eet en drink ik iets. Na dat kwartier leg ik in vijf minuten al mijn spullen klaar en ga ik direct aan mijn huiswerk’. Als je je aan dit soort afspraken houdt, dan houd je uiteindelijk heel veel tijd over. Dat is een soort beloning die ervoor moet zorgen dat je het blijft doen.

Planning

Prioriteiten kunnen stellen; weten wat je eerst gaat doen en wat daarna om je doel te bereiken. Een goede planning is heel belangrijk bij het leren. Als je kunt plannen, dan is dat eigenlijk het halve huiswerk. Plannen gaan we in de training veel oefenen. Tips om goed te plannen staan op pagina 74.

Timemanagement

In kunnen schatten hoeveel tijd je voor een taak nodig hebt, hoe je die het beste kunt indelen en wat je moet doen om je ook aan die tijdslimieten/ deadlines te houden. Het helpt als je goed kunt inschatten hoeveel tijd je voor een taak of opdracht nodig hebt. Pas dan kun je een goede planning maken. Hier kun je op een leuke manier mee oefenen! Maak eens een planning van je dag en zet erachter hoeveel tijd je denkt kwijt te zijn aan bijvoorbeeld eten, het uitlaten van de hond en het opruimen van je kamer. Elke keer als het klopt met wat je hebt voorspeld, krijg je een punt. Hoeveel punten heb je aan het einde van de dag?

Executieve

31 LEREN OP HET VO 3
functies zijn de doe-processen in je hersenen, die ervoor zorgen dat je je gedrag bewust kunt sturen

Organisatie

Taken volgens een bepaald systeem kunnen aanpakken of kunnen ordenen. Je spullen goed organiseren, weten hoe je het beste iets kunt leren; het heeft allemaal te maken met organisatie. Kijk nog eens terug naar de tips op pagina 74, daar staat beschreven hoe je het beste kunt organiseren.

Doelgericht doorzettingsvermogen

Een doel kunnen formuleren en bereiken en daarbij niet afgeleid of afgeschrikt worden door andere dingen die je ook wilt doen. Als je een doel stelt, bijvoorbeeld een acht halen voor wiskunde, is de kans groter dat het lukt dan wanneer je hier niet mee bezig bent. Dit is zo, omdat je veel doelgerichter aan de slag gaat. Je bedenkt namelijk een manier om het doel te bereiken en gaat volgens dit plan aan de slag. Werken met een plan is altijd beter dan werken zonder plan.

Flexibiliteit

Je planning opnieuw kunnen bekijken en aanpassen als je last hebt van bijvoorbeeld tegenslag, of als de omstandigheden veranderd zijn. Als je je flexibel kunt opstellen en niet blijft vastzitten in je eigen aanpak en denkpatroon, dan geeft dat meer mogelijkheden om tot een oplossing te komen.

Je kunt oefenen om meer flexibel te worden door te experimenteren met verschillende aanpakken. Gamen helpt ook bij het trainen van flexibiliteit. In computergames wordt er namelijk elk level iets anders van je verwacht en dat vereist flexibiliteit. Dus als je ouders klagen over jouw game­gedrag, dan zeg je gewoon dat je je flexibiliteit aan het trainen bent ;­).

32
Als je een doel stelt, is de kans groter dat het lukt!

Metacognitie

Kritisch naar jezelf en je aanpak kunnen kijken en bedenken wat er goed/fout ging om het vervolgens anders aan te pakken. Dat deze executieve functie heel belangrijk is bij het ‘Leren leren’ zal je vast niet verbazen. Als je steeds kijkt naar de manier waarop je hebt geleerd en wat dat je heeft opgeleverd (bijvoorbeeld een hoog cijfer of een onvoldoende), kun je jezelf steeds verbeteren en weet je steeds beter wat wel werkt voor jou en wat niet. Dit kun je trainen door jezelf bijvoorbeeld de volgende vragen te stellen:

Bij plannen:

• Wat moet ik doen?

• Wat is mijn doel?

• Wat weet ik al en wat moet ik nog leren?

• Wat is de eerste stap en welke stappen zet ik daarna?

• Heb ik hulp nodig en bij wie kan ik die krijgen?

Tijdens het maken van het huiswerk/leren:

• Gaat het goed?

• Haal ik mijn doel?

• Moet ik iets op een andere manier aanpakken?

Achteraf (bijvoorbeeld na de toets):

• Heb ik mijn doel bereikt?

• Wat werkte wel en wat niet?

• Wat doe ik een volgende keer anders?

33 LEREN OP HET VO 3

1 2 3

Vragen over de tekst

Noem een paar kenmerken die horen bij een vaste mindset.

Wat is het verschil tussen kinderen met een vaste mindset en een groeimindset?

Waarom kun je leren vergelijken met het beklimmen van een berg?

34
3

Als je kijkt naar de verschillende executieve functies, welke functie is volgens jou het beste ontwikkeld bij jou? 4

Welke executieve functie zou je nog verder kunnen ontwikkelen en waarom denk je dat? 5

35 LEREN OP HET VO 3
week 3 PLANNING MAAND: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag

Hoe ging het leren deze week?

Kruis jouw antwoord aan in de witte blokjes

heel goed goed redelijk matig slecht

Hoe kwam het dat het zo ging? Wat heb je goed aangepakt? En wat kan er beter?

Je hebt nu al verschillende leerstrategieën uitgeprobeerd. Welke strategie past goed bij jou?

3 week
LEERLOGBOEK
LEREN OP HET VO 37

Puberen

38

In de les hebben we het weer gehad over plannen en organiseren. Het is niet voor niks dat we het hier nog een keer over hebben. Je bent er namelijk nog niet als je weet hoe je een planning moet maken. Het moeilijkste van alles is om je ook te houden aan je planning. Je zal merken dat er volgend jaar een heleboel dingen spelen die ervoor kunnen zorgen dat je je niet altijd aan je planning houdt.

39 LEREN OP HET VO 4
LES

De puberteit

Je weet dat ook jij eraan zal moeten geloven; vanaf ongeveer je 12e tot aan je 20e levensjaar, doorloop je een fase die de puberteit genoemd wordt. Dit is niet een term die bedacht is door ouders die hun kinderen vervelend vonden, maar het is echt een fase in je leven waarin je gedrag verandert door de invloed van hormonen en de groei van je hersenen. In de puberteit produceren de hersenen een hormoon dat ervoor zorgt dat je je gaat losmaken van je ouders. Dit is niet omdat je ze stom vindt (al kunnen ze af en toe wel enorm stom doen), maar het heeft allemaal te maken met de veranderingen die je lijf doormaakt.

Je lichaam maakt in de puberteit een stofje aan (geslachtshormoon) dat voorkomt dat je je gaat voortplanten binnen je eigen familie (alsof je dat van plan was, haha). Maar door dat stofje ga je ook je

ouders soms stom vinden. Dat losmaken van je ouders komt eigenlijk dus door dat hormoon en is volkomen natuurlijk. Hormonen hebben ook invloed op de manier waarop je hersenen werken.

Een bepaald deel in je hersenen (de prefrontale cortex) is nog niet helemaal ontwikkeld, wat ervoor zorgt dat je moeite hebt met plannen en organiseren. Je kunt de gevolgen op de lange termijn niet overzien. Het lijkt soms wel alsof je hersenen helemaal niet werken, maar juist in deze fase gebeurt er binnenin je hoofd een heleboel. Het is dus enorm belangrijk dat je zuinig bent op je brein, juist in deze fase. Hieronder staan wat tips op een rij, om je hersenen zonder schade door de puberteit te loodsen!

40
Het is enorm belangrijk dat je zuinig bent op je brein
Het geslachtshormoon maakt dat je je losmaakt van je ouders

TIP 6

HOE HOUD JE JE BREIN GEZOND?

• Zorg goed voor je oren! Je oren gebruik je om informatie over te brengen naar je hersenen. Het is soms heerlijk om naar muziek te luisteren, maar als je het geluid op je koptelefoon te hard zet, leidt dit echt tot gehoorschade.

• Drink geen alcohol voordat je 18 bent. Al zie je het anderen doen, maak zelf een verstandige keuze. Alcohol is schadelijk voor je brein, omdat deze nog volop in ontwikkeling is. Leren kost je dan dus nog meer tijd (als het al lukt) en dat wil je natuurlijk niet.

• Drink geen energiedrankjes. Ze lijken op het eerste gezicht niet ongezond, maar het hoge cafeïnegehalte in deze dranken zorgt voor schade aan je hersenen en zenuwstelsel.

41 LEREN OP HET VO 4

Motivatie

Soms is het moeilijk om jezelf te motiveren aan inspannende bezigheden te beginnen zoals hardlopen of huiswerk maken. Vaak hoef je jezelf niet te motiveren om iets te doen wat je heel erg leuk vindt. De truc is dus, om huiswerk zo leuk mogelijk te maken! Dat kun je op verschillende manieren doen. Wat natuurlijk helpt is het volgen van deze training. Hoe meer je weet over hoe je hersenen werken en hoe je het beste kunt leren, hoe makkelijker het wordt. En als iets makkelijk is, is het ook niet zo vervelend.

Het helpt om de moeilijkste of vervelendste onderdelen als eerst te doen en jezelf te belonen als je hiermee klaar bent. Je brein is gevoelig voor straffen en belonen. Als je jezelf beloont na een vervelend klusje, dan gaat je brein deze klus op den duur minder vervelend vinden. Het klinkt misschien raar, maar het is echt zo.

Om jezelf te motiveren, is het ook goed om doelen te stellen. Als je een doel hebt, weet je waarvoor je iets doet, waardoor je vanzelf gemotiveerd raakt.

Ga bijvoorbeeld voor een 8 op je rapport voor Engels, Frans of wiskunde. Of spreek met jezelf af dat je elke les minimaal twee vragen stelt om de lesstof nog beter te begrijpen. Daag jezelf uit en ga voor iets waar je echt moeite voor moet doen. Je mag ook best fouten maken, daar leer je van!

AFLEIDING

Onze hersenen zijn niet geschikt om te multitasken. Als je denkt dat je makkelijk tegelijkertijd kunt snapchatten, YouTubefilmpjes kunt kijken én huiswerk kunt maken, dan kom je toch echt bedrogen uit. Terwijl jij denkt dat je meerdere dingen doet, is je brein steeds maar met één van die taken bezig. De andere taken worden als het ware geparkeerd. Het kost tijd en breinenergie om die taken steeds terug te halen van het parkeerterrein. Helemaal niet efficiënt dus. Als je tijd wilt overhouden voor ontspanning kun je dus beter één ding tegelijkertijd doen.

42
Als je tijd wilt overhouden voor ontspanning kun je beter één ding tegelijkertijd doen

Vragen over de tekst

2

Zoek op internet op waar bovenstaand deel van de hersenen verantwoordelijk voor is.

Leg uit waarom je beter niet kunt multitasken?

Welk onderdeel van de hersenen is nog niet goed ontwikkeld bij pubers? 1 3

43 LEREN OP HET VO
4
week 4 PLANNING MAAND: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag

Hoe ging het leren deze week?

Kruis jouw antwoord aan in de witte blokjes

heel goed goed redelijk matig slecht

Hoe kwam het dat het zo ging? Wat heb je goed aangepakt? En wat kan er beter? Hoe heb je je werk gepland?

Wat ga je aankomende week anders doen?

4
week
LEERLOGBOEK
LEREN OP HET VO 45

In de les hebben we het gehad over hoe je een tekst het beste kunt lezen. Hier kun je nog eens goed teruglezen wat er verteld is.

46

Lezen

47 LEREN OP HET VO 5 LES

Effectief lezen

Om goed de lesstof binnen te laten komen en te begrijpen, is het belangrijk dat je leert om effectief te lezen. Dit scheelt niet alleen tijd (tijd die je goed kunt gebruiken om wat anders te doen dan leren), maar het helpt je ook om de lesstof beter te onthouden (de derde trap van de leertrede).

Er zijn verschillende leestechnieken die je kunt gebruiken om zo effectief mogelijk te lezen. In deze les staan al deze leestechnieken uitgebreid beschreven.

Onthoud de lesstof beter door effectief te lezen

TIP 7

HOE LEES JE SNEL EN EFFECTIEF?

• Gebruik een aanwijzer; als je tegelijkertijd leest en je vinger beweegt langs de woorden, verhoog je je concentratie. Hierdoor lees je sneller en onthoud je beter wat je gelezen hebt.

• Train je leessnelheid; het klinkt gek, maar als je door oefenen in snellezen je leestempo kunt opvoeren naar 250 woorden per minuut (dat is je denksnelheid) dan kun je in korte tijd veel meer begrijpen en dus tijd besparen.

48

De leesoctopus

Lezen kun je onderverdelen in 8 stappen. Het wordt ook wel de leesoctopus genoemd, omdat als je de stappen doorloopt, de kennis vast blijft plakken als een zuignap van een tentakel.

Leesdoel bepalen

Vragen stellen

Controlevragen stellen

Herlezen

Hoofd- en bijzaken bepalen Samenvatten

Globaal lezen

49 LEREN OP HET VO 5
Begrijpend lezen

Leesdoel bepalen

Voordat je een tekst gaat lezen is het belangrijk dat je weet waarom je het leest. Wat moet je ervan leren?

Soms staat het doel al verstopt in de titel. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de biologietekst, kun je in de titel al zien waar de tekst over gaat. Er staat: ‘Op welke manieren kun je waarnemen?’

Het leesdoel bij deze tekst is dus om de verschillende manieren van waarnemen te achterhalen.

Het leesdoel bepalen kun je ook met behulp van de samenvatting of oefenopgaven aan het eind van het hoofdstuk. Daaruit kun je vaak ook de kern van de tekst halen en zien wat je moet weten.

Je begint op deze manier veel gerichter met lezen, dan wanneer je niet je leesdoel bepaalt.

50
Soms staat het leesdoel al in de titel

Alle tussenkopjes en dikgedrukte woorden checken

Vragen stellen

De volgende stap die je neemt is dat je voor jezelf een aantal vragen formuleert; wat weet ik al over het onderwerp? Wat zou ik in de tekst kunnen tegenkomen?

Globaal lezen

Daarna ga je de tekst globaal lezen. Je checkt alle tussenkopjes en de dikgedrukte woorden. Dit geeft een goede indruk van de inhoud van de tekst en hierdoor zie je in één oogopslag wat belangrijk is. Welke stukken zijn belangrijk om de vragen die ik heb (het leesdoel) te beantwoorden? Je kunt ook al bedenken hoe bijvoorbeeld je mindmap eruit zou

Begrijpend lezen

De vorige stappen zijn eigenlijk een soort voorbereiding op het echte lezen van de tekst. Je weet nu wat je kunt verwachten van de tekst en je hebt een inschatting kunnen maken van wat belangrijk is. Je gaat nu de tekst heel grondig doornemen. Je kunt tijdens het lezen dingen die je belangrijk lijken markeren, of in eigen woorden opschrijven in je schrift. Woorden die je niet begrijpt, zoek je in deze fase ook op in het woordenboek of op internet.

Wat ook een fijne manier van lezen is, is om na elk klein stukje tekst een vraag te formuleren waar het stukje tekst het antwoord op geeft. Bij de biologietekst zou je bijvoorbeeld de volgende vragen bedacht kunnen hebben:

• Wat zijn organismen?

• Uit welke onderdelen bestaat een microscoop?

• Wat is een loep?

Als je alles hebt gelezen dan snap je als het goed is waar de tekst over gaat en begrijp je ook de samenhang tussen de verschillende stukken in de tekst.

51 LEREN OP HET VO 5

Hoofd- en bijzaken bepalen

Hoofd­ en bijzaken scheiden is het belangrijkste, om na het begrijpend lezen van de tekst niet onnodig veel tijd kwijt te zijn aan leren. Je kunt de hoofdzaken verwerken in een mindmap, maar je kunt er ook voor kiezen om een samenvatting met leervragen te maken van de tekst die je gelezen hebt. Wat het beste werkt voor jou moet je eerst ondervinden. Door het allebei te proberen merk je vanzelf wat jou het beste ligt.

Herlezen helpt om de tekst beter te onthouden

Samenvatten

Als je alle stappen hebt doorlopen, probeer je zonder boek in eigen woorden terug te vertellen aan jezelf wat je net gelezen hebt. Je kunt dan gelijk controleren wat is blijven hangen en wat niet.

Herlezen

Het herlezen lijkt misschien niet heel nuttig als je de tekst zo uitgebreid hebt doorgenomen, maar het helpt je om beter te onthouden wat je zojuist hebt gelezen en je kunt zo checken of je niet per ongeluk toch iets belangrijks hebt overgeslagen. Sla deze stap dus niet over.

Controlevragen stellen

Het laatste wat je doet is het stellen van controlevragen. Dit kunnen vragen zijn die je zelf hebt bedacht, maar ook vragen die bijvoorbeeld aan het eind van het hoofdstuk in het lesboek staan.

52

Vragen over de tekst

1 2 3

Noem twee redenen waarom het handig is dat je ‘effectief’ leert lezen.

Waarom worden de 8 leesstappen de ‘leesoctopus’ genoemd?

Welke stappen van de leesoctopus heb jij al eens gebruikt wanneer je een tekst moest leren?

53 LEREN OP HET VO 5
week 5 PLANNING MAAND: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag

Hoe ging het leren deze week?

Kruis jouw antwoord aan in de witte blokjes heel goed goed redelijk matig slecht

Hoe kwam het dat het zo ging? Wat heb je goed aangepakt? En wat kan er beter? Hoe heb je het werk gepland?

Als je terugkijkt op de hele training; wat heb je dan het beste onthouden? Kun je bedenken hoe het komt dat je dit onthouden hebt?

5
week
LEERLOGBOEK
LEREN OP HET VO 55
56 Geschiedenis > 58 Biologie > 62 Aardrijkskunde > 66 Frans > 72
Leerteksten
57 LEREN OP HET VO

Wat je leert

Je kunt beschrijven hoe Rome ontstaan is.

Je kunt uitleggen hoe het Romeinse Rijk veranderde van koninkrijk naar republiek en welke gevolgen dit had voor het bestuur van het rijk.

Je weet waardoor de republiek veranderde naar een keizerrijk.

Je kunt uitleggen hoe het kwam dat het Romeinse Rijk zo groot werd.

Het ontstaan van het Romeinse Rijk

Van koninkrijk tot republiek

Volgens een legende werd de stad Rome gesticht door de tweelingbroers Romulus en Remus. Zij waren de zonen van Mars, god van de oorlog. Romulus bouwde de kleine stadsstaat, maar het verklaart niet waar de eerste inwoners vandaan kwamen. Het eerste volk dat zich in de 8e eeuw voor Christus vestigde, waren de Etrusken. Zo ontstond Rome als nederzetting vlak bij de rivier de Tiber. Rome lag vlakbij zee. Dit was erg gunstig voor de bevolkingsgroei. Al snel groeide Rome uit tot een grote stad.

De stad Rome en het gebied eromheen werd heel lang bestuurd door een koning. In 509 voor Christus werd de koning verjaagd; mensen waren niet langer tevreden over zijn manier van besturen. Ze vonden hem erg wreed tegen de mensen. Het bestuur veranderde. Rome werd een republiek. Het land werd dus bestuurd door gekozen leiders, in plaats van iemand die zijn vader opvolgde na zijn dood. De republiek werd geleid door een groep van soms wel honderden mannen uit rijke families. Samen vormden zij de senaat. Zo werd de vergadering genoemd, die de wetten vaststelde. De senaat had dus aardig wat invloed. Maar nog veel machtiger waren de twee consuls Consuls werden jaarlijks gekozen door het Romeinse volk.

De taak van consuls was om leiding te geven aan de senaat. Ook mochten zij voorstellen doen voor wetten. Hun belangrijkste recht was het vetorecht. Veto betekent letterlijk: ik verbied. Consuls konden met dit recht dus beslissingen van de senaat of van andere consuls tegenhouden. Een derde taak was het leidinggeven aan het Romeinse leger. Je kunt dus eigenlijk zeggen dat de consuls leidinggaven aan het hele rijk.

58 GESCHIEDENIS
• • • •

Romeinse veroveringen en groei van het rijk

De Romeinen wilden rijk en machtig worden. Dit deden ze door steeds meer stukken land in te nemen vanaf de 4e eeuw voor Christus. In 272 voor Christus hadden ze al zoveel gebieden veroverd dat het grootste deel van wat nu Italië is, bij het Romeinse Rijk hoorde. Maar ze waren nog niet tevreden; ze wilden het hele gebied rondom de Middellandse Zee veroveren, zodat ze hun handel konden beschermen.

De veroveringen volgden elkaar snel op, dit kwam in de eerste plaats omdat de Romeinen een groot en goed georganiseerd leger hadden. Soldaten vonden het een eer om te strijden voor hun rijk. Ze werden goed behandeld en beloond voor hun diensten. Ze kregen bijvoorbeeld na hun diensttijd een stuk grond waar(van) ze konden leven.

De tweede reden was dat de Romeinen de verslagen vijanden goed behandelden. Als een land zich overgaf aan de Romeinen en aan hen soldaten leverden, dan werden ze vaak met rust gelaten. Ze mochten zelfs hun eigen godsdienst en gebruiken behouden.

Het Romeinse Rijk rond de Middellandse Zee

59 LEREN OP HET VO

GESCHIEDENIS

Verandering van bestuur

De Romeinse republiek bleef lang bestaan, maar doordat het rijk zo groot werd, werd het voor de leiders steeds moeilijker om het land goed te besturen. Generaals werden steeds machtiger en voelden zich erg belangrijk. Het kwam dan ook voor dat deze legeraanvoerders probeerden de macht te veroveren. Julius Caesar was zo’n generaal. Hij kreeg ruzie met de senaat, waarop een burgeroorlog ontstond. Hij werd alleenheerser (dictator) van het Romeinse Rijk en de senaat had geen macht meer. Uiteindelijk werd Caesar vermoord door leden van de senaat.

Hierop ontstond een nieuwe oorlog, die gevoerd werd tussen verschillende legeraanvoerders. De strijd werd uiteindelijk gewonnen door Augustus, de (geadopteerde) zoon van Julius Caesar.

Augustus pakte het wat slimmer aan dan Caesar; hij liet de senaat wel bestaan, maar zorgde er gewoon voor dat deze niets meer te zeggen had. De consuls liet hij niet kiezen door het Romeinse volk, maar benoemde hij zelf. Zo deden ze dus precies wat hij zei. Zo veranderde de republiek naar een keizerrijk.

Het keizerrijk was een groter succes dan de republiek. De keizers zorgden voor vrede binnen het rijk. Daarom wordt de periode van de 1e en 2e eeuw de Pax Romana genoemd. Dit betekent ‘Romeinse Vrede’. Door deze vrede konden de Romeinen het rijk uitbreiden met wegen, bruggen en steden. De welvaart nam hierdoor toe. Vooral de rijke mensen werden steeds rijker. De keizers leefden in prachtige paleizen.

Ancient Rome - Overzicht van Rome, keizerlijke fora in de tijd van Augustus

60

Romeinse boeren

Het leven van de Romeinen

De meeste mensen in het Romeinse Rijk waren boer en woonden op het platteland. Ze verbouwden daar groente, fruit en graan. Ze maakten zelf olijfolie, brood en wijn. De boeren waren vrij. Dit veranderde vanaf de 2e eeuw voor Christus. De boeren werden verplicht om in het leger mee te vechten. Soms waren ze wel jaren van huis. De achtergebleven familie kon het werk op het land niet aan. Ze kwamen in geldnood en werden zo gedwongen om het land te verkopen. Ze vertrokken naar de steden in de hoop hier werk te vinden om te kunnen leven.

Het land van de boeren kwam in het bezit van grootgrondbezitters. Dit was een kleine groep rijke mensen met hoge banen in het leger. Zij kochten al het land op en stichtten grote landbouwbedrijven.

Het leven in de stad

Door de komst van de grote landbouwbedrijven, veranderde niet alleen het leven op het platteland, maar ook in de stad. De steden werden steeds groter door de komst van de boerenfamilies op zoek naar werk. Deze boeren en hun familie werden proletariërs genoemd. Ze bezaten niets meer behalve hun proles (kinderen). Af en toe hadden ze werk, maar vaak hadden ze niet genoeg te eten. Ze waren daarom afhankelijk van de allerrijkste mensen in de samenleving: de elite

De rijkste mensen waren bang dat de proletariërs in opstand zouden komen, omdat ze niet tevreden waren. Om dit te voorkomen, probeerden ze hen zoet te houden met wat ook wel ‘brood en spelen’ werd genoemd. Zo zorgden ze voor voedsel en schoon drinkwater, maar ook voor vermaak in de vorm van gladiatorenspelen.

Er woonden niet alleen maar proletariërs en elite in de stad, maar ook nog werkende mensen zoals ambtenaren en handelaren. Zij waren weliswaar niet rijk, maar konden prima leven. Naast deze mensen woonden er ook slaven in de stad.

Wat je leert

Je kunt uitleggen waarom de veranderingen op het platteland ook invloed had op de steden. Je weet wat de positie was van vrouwen en slaven in de Romeinse samenleving.

Vrouwen en slaven

Slaven behoorden tot de laagste stand in de Romeinse samenleving. Ze hadden geen enkel recht. Er waren veel slaven in die tijd. Rijke families hadden wel honderden slaven. Die kregen ze doordat de Romeinse legers krijgsgevangenen meenamen uit de veroverde gebieden.

Vrouwen hadden ook niet zoveel rechten. Zo mochten ze niet stemmen of deelnemen aan een bestuur. Alleen rijke vrouwen van de elite konden via hun man af en toe nog invloed uitoefenen. Maar de meeste vrouwen hielden zich enkel bezig met het huishouden en het opvoeden van de kinderen. Ze waren in de samenleving ondergeschikt aan de mannen. Niet alleen aan hun eigen mannen, maar ook aan hun broers en zonen.

61 LEREN OP HET VO
• •

Biologie gaat over levende wezens: mensen, dieren en planten. Je noemt alles wat leeft ook wel organismen Organismen kun je waarnemen. Dit kun je doen door al je zintuigen in te zetten. Dus je kunt waarnemen met je ogen, oren, handen, neus en mond. Grotere organismen kun je met je blote oog waarnemen, maar hoe kleiner het organisme, hoe moeilijker dat wordt. Je maakt dan gebruik van hulpmiddelen.

Wat je leert

Op welke manieren ik kan waarnemen. Wat een organisme is.

Wanneer ik een loep gebruik en wanneer een microscoop. Uit welke onderdelen een microscoop bestaat.

Op welke manieren kun je waarnemen?

Als je onderdelen van een groter organisme, of een klein organisme beter wilt bekijken, dan kun je gebruik maken van een loep. Dit is een ander woord voor vergrootglas. Met een vergrootglas worden onderdelen zo’n 10 keer vergroot.

Een microscoop gebruik je als je nog kleinere dingen wilt bekijken, zoals bijvoorbeeld een vleugel van een vlieg, of cellen van een organisme. Als je een microscoop wilt gebruiken, moet je je gedegen voorbereiden. Je moet goed weten hoe een microscoop werkt. Ook moet je een preparaat maken van datgene je wilt zien onder de microscoop. Je snijdt bijvoorbeeld een klein stukje van een bloemblad af. Je legt je preparaat samen met een druppel water op een voorwerpglas en je doet er een dekglaasje bovenop. Een ander woord wat vaak voor voorwerpglas gebruikt wordt is objectglas

Het preparaat dat je gebruikt mag absoluut niet te dik zijn, omdat het licht van het lampje van de microscoop er van onderen goed doorheen moet kunnen schijnen.

water objectglas dekglaasje

62 BIOLOGIE
• • • •
revolver voet grote en kleine schroef tafel statief preparaatklemmen oculair lampje vleugel van een vlieg
tubus

Wat je leert

Wat een beschrijving is en waar een beschrijving uit moet bestaan.

Welke tekeningen er in de biologie worden gebruikt en wat het verschil is.

Welke soorten doorsneden er zijn.

Hoe kun je je waarnemingen vastleggen?

Een andere, meer duidelijke manier om je waarnemingen vast te leggen is het maken van een tekening. Er zijn twee soorten tekeningen die je kunt gebruiken om je waarneming vast te leggen: een natuurgetrouwe tekening (afbeelding 1):

Je tekent precies na wat je ziet en geeft alle details weer. een schematische tekening (afbeelding 2):

Je tekent alleen belangrijke onderdelen van het organisme. Een schematische tekening laat de onderdelen zien. Vaak zet je de namen er dan ook bij.

2 kroontje

steeltje

klokhuis

vruchtvlees zaadje (pit)

Je waarnemingen kun je op heel veel verschillende manieren vastleggen. Allereerst kun je een beschrijving maken. Je schrijft dan de belangrijkste eigenschappen op waaraan je het organisme kunt herkennen. Dit noem je ook wel de kenmerken van een organisme. Een beschrijving van een lieveheersbeestje zou bijvoorbeeld zijn: Het lijf bestaat uit drie delen; kop, borststuk en achterlijf. De poten (6) en vleugels zitten aan het borststuk. Het borststuk is rood, de kop is zwart. Op het dekschild zie je zwarte stippen. De vleugels bevinden zich onder het dekschild.

Een beschrijving kun je nalezen en anderen kunnen jouw waarneming gebruiken. Een beschrijving moet wel nauwkeurig zijn, anders kan er verwarring ontstaan.

Het lijf bestaat uit drie delen: kop, borststuk en achterlijf 3 1

Als je wilt weten hoe de binnenkant van een vrucht een dier of een plant eruitziet, dan kun je die doorsnijden om hem beter te bekijken (afbeelding 3).

Dit kan op twee manieren: in de lengte of in de breedte. In de biologie noem je dit een lengtedoorsnede en een dwarsdoorsnede

63 LEREN OP HET VO
• • •

Wat je leert

Hoe organismen worden ingedeeld. Welke groepen dieren er zijn. Wat determineren is. Op welke manieren je kunt determineren.

Hoe kun je de naam vinden van organismen?

Als je een waarneming hebt gedaan ben je natuurlijk ook nieuwsgierig naar de naam van een organisme. Dat is nog niet zo makkelijk, want er zijn wel meer dan anderhalf miljoen soorten organismen bekend De organismen zijn allemaal beschreven door biologen en van een naam voorzien. Om een goed overzicht te krijgen van alle organismen, hebben biologen ze ingedeeld in groepen met gemeenschappelijke kenmerken. Dat zijn eigenschappen waaraan je ze kunt herkennen.

Een voorbeeld van zo’n indeling is het onderscheid maken tussen dieren met een wervelkolom (ruggengraat) en dieren zonder wervelkolom.

Deze noem je respectievelijk de gewervelde dieren en de ongewervelde dieren

En ook in deze groepen kun je vervolgens weer onderscheid maken op basis van kenmerken.

De gewervelde dieren kun je onderverdelen in: zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen. Elk van deze groepen heeft weer zijn eigen kenmerken. De ongewervelde dieren zijn ook verdeeld in groepen: geleedpotigen, wormen, holtedieren, weekdieren, stekelhuidigen, sponsdieren en de eencelligen.

Een gorilla is ingedeeld in de groep gewervelde dieren en zoogdieren

eencelligen pantoffeldiertje

Een vogelspin valt onder de ongewervelde dieren en de geleedpotigen

64
BIOLOGIE
• • • •

sponsdieren holtedieren wormen

geleedpotigen weekdieren stekelhuidigen

Gewervelden

vissen amfibieën

reptielen vogels zoogdieren

Wat is determineren?

Door organismen in te delen in groepen, kun je makkelijker hun namen opzoeken. Dit opzoeken van namen wordt determineren genoemd. Determineren kan met behulp van een zoekkaart. Door goed naar de plant te kijken en vragen met ja of nee te beantwoorden kom je vanzelf uit bij de goede naam. Niet alle organismen staan op een zoekkaart. Als je een plant op wilt zoeken, kun je ook gebruik maken van een flora, dit is een boek waarin alle planten staan.

65 LEREN OP HET VO
Ongewervelden
koraalvis kikker groene leguaan kolibrie kangoeroe spons kwal spin slak zeester regenworm

Wat je leert

Je weet waarom Pangea het supercontinent werd genoemd en waarom het uiteengevallen is.

Je weet uit welke delen de aarde bestaat en wat platentektoniek betekent. Je kunt uitleggen hoe gebergten zijn ontstaan.

De aarde beweegt

Er was eens... Pangea

Heel lang geleden, zo’n 270 miljoen jaar geleden, was er één heel groot continent. De rest van de aarde bestond uit oceaan. Dit continent werd het supercontinent genoemd, omdat het supergroot was. De naam van het continent was Pangea.

Pangea lag ongeveer op de plek waar nu Afrika ligt. Het klimaat was droog. Op een zeker moment werd het gesteente in het midden van de aarde zo heet, dat het tegen de aardkorst aanduwde. Er ontstond grote druk op de aardkorst, waardoor het scheurde en het continent uiteenviel in verschillende stukken. Hierdoor zijn er nu verschillende continenten. Het gevolg was dat de invloed van de oceanen op het klimaat en de dierpopulatie toenam.

66
• • • AARDRIJKSKUNDE aardkorst aardmantel buitenkern aardkern

Platentektoniek

Het aardoppervlak in stukken

Het aardoppervlak bestaat uit verschillende delen. De bovenste laag noem je de aardkorst. Deze aardkorst is op sommige plekken 7 kilometer en op andere plekken meer dan 35 kilometer dik. Hier vlak onder ligt de aardmantel. De onderste laag van de aarde is de aardkern. De aardkern is enorm heet, waardoor het gesteente in de aardmantel langzaam smelt en gaat stromen. De aardkorst bestaat uit stukken zeebodem en stukken continent. Dit worden aardplaten genoemd. Deze platen drijven als het ware op de aardmantel.

De platen bewegen heel langzaam. Op plekken waar de platen uit elkaar bewegen ontstaan nieuwe stukken aardkorst en op plaatsen waar de platen tegen elkaar aan botsen verdwijnt de aardkorst. Dit noem je platentektoniek. Het uiteenvallen van Pangea is een duidelijk voorbeeld van deze platentektoniek. Een ander voorbeeld van platentektoniek is het ontstaan van gebergten.

Doordat platen op de bodem van de zee tegen elkaar aan bewogen, werd het gesteente samengeperst en kilometers omhooggeduwd, tot ver boven het zeeniveau. Dit proces duurt miljoenen jaren. De Alpen, een bekend gebergte, is ongeveer 25 miljoen jaar geleden ontstaan door platentektoniek.

Grenzen van tektonische platen

Platen bewegen langs elkaar

Platen bewegen van elkaar af

Platen bewegen naar elkaar toe

67 LEREN OP HET VO

De aardkorst bestaat uit zeven grote aardplaten en meerdere kleine aardplaten. Op enkele plaatsen raken de platen elkaar. Aardbevingen ontstaan als de platen zich verder van elkaar verwijderen of juist tegen elkaar aan schuren. Aardbevingen ontstaan langs de rand van deze aardplaten als de spanning die in de aardkorst wordt opgebouwd te hoog wordt. De trillingen die ontstaan noem je een aardbeving. De aardbeving is het meest krachtig op de plek waar de aardplaat heeft klemgezeten. Het epicentrum is de plek aan het aardoppervlak loodrecht boven het hypocentrum. Het hypocentrum is het ondergrondse gebied waar de aardbeving ontstaan is. De meest krachtige aardbevingen zijn het gevolg van tektonische platen die tegen elkaar botsen, of van een oceanische plaat (oceaanbodem), die onder een dikkere continentale plaat schuift. Dit soort plaatgrenzen worden ook wel subductiezones genoemd.

Aardbeving Tsunami

Aardbevingen kunnen zwaar zijn of licht. In Groningen zijn er bijvoorbeeld regelmatig lichte aardbevingen geweest. De oorzaak hiervan is de ruimte die ontstaan is in de grond, doordat er gas uit de grond gehaald is. De bewoners voelden lichte trillingen en hoorden de borden in de kast tegen elkaar aan trillen.

In gebieden met subductiezones zijn de aardbevingen veel krachtiger en storten er soms hele gebouwen in. De kracht van een aardbeving wordt gemeten met de schaal van Richter

De gevolgen van een aardbeving zijn heel verschillend. In arme landen hebben de mensen minder mogelijkheden (geld) om de schade na een aardbeving te herstellen. Een aardbeving kan dan de oorzaak zijn van dakloosheid en armoede. Ook zijn de gebouwen daar meestal minder stevig gebouwd, waardoor ze sneller instorten en de schade dus groter is. In rijkere landen vallen er daardoor meestal minder slachtoffers dan in arme landen.

Een tsunami is een vloedgolf veroorzaakt door een krachtige aardbeving onder zee. Het woord tsunami komt uit het Japans en is een samenvoeging van tsu (haven) en nami (hoge golf). Tsunami’s ontstaan dus door een aardbeving in de zee. Het water krijgt door het verschuiven van de aardplaat als het ware een duw. Hierdoor ontstaat een grote golf. Deze golf wordt geremd, zodra hij tegen de oplopende bodem komt. Daardoor gaat de golf, die erachter zit en nog sneller is, er overheen.

Je kunt een tsunami zien aankomen doordat de kustlijn zich eerst tientallen meter terugtrekt. Op 26 december 2004 vond een van de grootste natuurrampen plaats waar een aardbeving aan ten grondslag lag. Deze aardbeving, waarvan het epicentrum ongeveer 150 kilometer ten westen van het Indonesische eiland Sumatra lag, veroorzaakte een enorme vloedgolf.

68 AARDRIJKSKUNDE

Wat je leert

Je weet waardoor aardbevingen ontstaan en welke gevolgen aardbevingen kunnen hebben voor de bevolking. Je kunt uitleggen waarom in bepaalde gebieden meer of minder aardbevingen en tsunami’s voorkomen.

Deze tsunami leidde tot enorme overstromingen in de kustgebieden langs een groot deel van de Indische Oceaan. Sumatra, Thailand, Sri Lanka, India en Somalië behoorden tot de getroffen gebieden.

Ruim 300.000 mensen kwamen om het leven en miljoenen raakten gewond en/of dakloos. Naast al deze slachtoffers, zorgde deze tsunami voor miljarden euro’s schade. Grote delen van de kust werden helemaal weggevaagd. Meer dan 5,5 miljoen mensen raakten dakloos. In 2011 veroorzaakte een hele zware aardbeving bij de Japanse kust ook een tsunami met vreselijke gevolgen voor de mens en de natuur.

Een aardbeving in de zeebodem veroorzaakt lage golven met hoge snelheid van circa 800 km per uur. Tot kilometers diep golft de oceaan mee.

Bij nadering van de kust wordt de watermassa afgeremd. Doordat achteropkomend water het voorste water inhaalt wordt de top van de golf steeds hoger. Als het dal van de golf vooroploopt, kan de kustlijn zich eerst honderden meters terugtrekken.

Op de kust wordt de golfsnelheid omgezet in hoogte en ontstaan er metershoge, verwoestende vloedgolven.

69 LEREN OP HET VO
• •
Golfhoogte op open zee is circa 20 cm en aan de kust 10 tot 30 meter

AARDRIJKSKUNDE

Tektonische plaatgrenzen, aardbeving in de wereld

70

Aardbeving

Begrippen

Een trilling die ontstaat door het plotseling verschuiven van aardkorstdelen.

Aardkorst

Aardmantel

De buitenste laag van de aarde. De middelste laag, tussen de aardkorst en de aardkern. Het bestaat uit langzaam stromend vloeibaar gesteente.

Aardkern

Epicentrum

Het binnenste deel van de aarde. Het bestaat uit vast, heet gesteente.

Gedeelte op aarde waar de trilling van de aardbeving het best waarneembaar is.

Kustlijn

Tektonische plaat

De plek waar het land grenst aan de zee.

Een stuk van het aardoppervlak dat als een geheel beweegt. Het wordt ook wel tektonische schol genoemd.

Platentektoniek

Schaal van Richter

Subductiezone

Het voortbewegen van de tektonische platen.

Schaal waar de kracht van een aardbeving mee wordt bepaald.

De plek waar de ene aardplaat onder een andere schuift, de diepe aarde in. Het is de plek waar de meest hevige aardbevingen plaatsvinden.

Supercontinent

Tsunami

aardbeving

epicentrum

hypocentrum

De aardkorst is de buitenste laag van de aarde

Alle huidige continenten samen, toen ze nog aan elkaar vastzaten. Het supercontinent wordt Pangea genoemd.

Een extreem hoge vloedgolf, die veelal veroorzaakt wordt door een aardbeving in zee (zeebeving).

71 LEREN OP HET VO

Frans is een echte wereldtaal. Als gebruikstaal of moedertaal wordt het door bijna 119 miljoen mensen gesproken. Kennis van het Frans en Engels zijn belangrijke vaardigheden voor een succesvolle carrière op de internationale arbeidsmarkt.

Franse woordjes leren

Tellen Compter

één un twee deux drie trois vier quatre vijf cinq zes six zeven sept acht huit negen neuf tien dix

Frans

72 FRANS

Wat je leert

Je leert de weekdagen in het Frans.

Je kunt tot tien tellen in het Frans.

De kleuren en overige Franse woordjes.

Overig Autre

de naam le nom de neef le cousin

niet gek pas mal

niet waar faux

nog, nog steeds encore

rechtdoor tout droit de regen la pluie

het regent il pleut

het restaurant le restaurant

samen ensemble de kampioen le champion

het kasteel le château

koud froid

koffie le café de keuken la cuisine

de klas la classe

Weekdagen Jours de la semaine

maandag lundi

dinsdag mardi

woensdag mercredi

donderdag jeudi

vrijdag vendredi

zaterdag samedi

zondag dimanche

Kleuren Couleurs

groen vert

blauw bleu

oranje orange

bruin marron

zwart noir

wit blanc

geel jaune

roze rose

rood rouge

73 LEREN OP HET VO
• • •

Plannen en organiseren

Als je veel wilt leren op school en goede cijfers wilt halen, dan is het belangrijk om je huiswerk goed te plannen. Kort van tevoren leren voor een toets is niet aan te raden, omdat je de leerstof dan misschien voor de korte termijn hebt opgeslagen, maar je daarna je kennis weer kwijt bent. En dat is zonde van je harde werk!

Een goede planning geeft je duidelijkheid, structuur en zorgt voor overzicht. Als je overzicht hebt, heb je meer ruimte in je hoofd, om de kennis op te slaan. In het begin is het even wennen, een planning maken. Het kost je dan nog best veel tijd, maar je zal zien dat het steeds makkelijker gaat. Je gaat steeds beter zien waar je ruimte hebt en hoe je met je taken kunt schuiven.

Naast het plannen van je huiswerk, is het maken/leren van je huiswerk minstens zo belangrijk. Hoe effectiever je je tijd verdeelt, hoe meer je leert en hoe minder moeite het je kost. Daarom leer je niet alleen hoe je je huiswerk moet plannen, maar krijg je hier ook tips hoe je het maken van je huiswerk het beste kunt aanpakken.

Voorbereiding

Een goede planning geeft je duidelijkheid, structuur en zorgt voor overzicht

Als je goed wilt plannen is het handig om twee agenda’s aan te schaffen:

• Eén agenda gebruik je op school om je huiswerk in te schrijven. *

• Eén agenda gebruik je om thuis je planning in op te schrijven. Dit kan natuurlijk een goedkope agenda zijn, je gaat het tenslotte alleen gebruiken als planagenda. Je kunt in plaats van een planningsagenda ook een planformulier gebruiken. Een voorbeeld van zo’n formulier vind je na elke les in dit lesboek.

• In je planningsagenda staan standaard al je vaste afspraken, zoals sport, je bijbaantje etcetera. Hier plan je je huiswerk omheen. Vrije tijd is namelijk minstens zo belangrijk. En sporten is tevens gymnastiek voor je hersenen!

74 AAN DE SLAG
* Op veel scholen wordt het huiswerk voor je genoteerd in Magister, dit maakt een papieren agenda voor op school minder noodzakelijk.

Het plannen van huiswerk

Neem als je thuiskomt van school, eerst even een korte pauze. Je lijf en brein hebben echt even de tijd nodig om te kunnen omschakelen. Eet/drink wat en ontspan, maar zorg ervoor dat je pauze niet langer duurt dan een half uurtje. Ga daarna gelijk aan de slag met het maken van je planning. Doe dit elke dag op dezelfde manier:

Je agenda checken op huiswerk

Kijk in je papieren agenda of op Magister welk huiswerk er nieuw is bijgekomen en houd dit naast je plan­agenda. Kijk hoeveel dagen je hebt om het huiswerk te maken. Zet het huiswerk (je kunt eventueel afkortingen gebruiken om niet te veel ruimte kwijt te zijn in je agenda) op de dag dat het klaar moet zijn in je plan­agenda.

Inschatten van de hoeveelheid werk

Maak per vak een inschatting hoeveel tijd je hieraan kwijt zal zijn. Beslis ook of je het werk gelijk kunt maken, of dat je het moet verdelen over meerdere dagen. Korte maakopdrachten kun je meestal op één dag plannen, terwijl de stelregel bij leerwerk moet zijn dat je dit over meerdere dagen verdeelt (je weet immers hoe belangrijk herhaling is voor je brein). Vervolgens schrijf je bij de dag dat je eraan gaat werken op:

• Wat je precies gaat doen (bijvoorbeeld: GS blz. 5 t/m 8 lezen en begrippen op flashcards schrijven).

• Hoeveel tijd je hieraan denkt kwijt te zijn (bijvoorbeeld: 25 min. als je denkt dat het je 25 minuten kost). Dit helpt je namelijk om goed in te leren schatten hoeveel tijd je aan iets moet besteden. Als je bijvoorbeeld merkt dat je de stof niet in je hoofd krijgt in 25 minuten, dan weet je dat dit dus bij een nieuwe planning anders moet organiseren.

• Kies verschillende kleuren die wat aangeven, bijvoorbeeld: geel = maakwerk rood= leerwerk (markeer toetsen ook met een kleurtje, zodat het goed opvalt in je agenda). Als je een taak hebt afgerond, arceer je de taak in je planning met groen

75 LEREN OP HET VO
2 STAP
1 STAP

Het maken van huiswerk

Als je je huiswerk gepland hebt staan in je agenda, dan komt het moeilijkste stuk: beginnen. Gelukkig is er veel onderzoek gedaan naar effectieve manieren om je huiswerk te maken. Je hoeft dus niet zelf het wiel uit te vinden. Eén van de mensen die onderzoek heeft gedaan naar het optimaal benutten van tijd is Francesco Cirillo. Hij ontwikkelde de Pomodorotechniek. Deze manier van werken is zó effectief, dat veel bedrijven deze ook gebruiken. Op de volgende pagina kun je lezen hoe je huiswerk maakt met behulp van deze techniek.

1 2 3 4

TIPS!

Probeer korte opdrachten (maakwerk) altijd op dezelfde dag te doen als je planning dit toelaat. De stof zit dan nog goed in je hoofd, waardoor je er minder tijd aan kwijt bent, dan wanneer je het voor de volgende dag plant.

Start met iets dat je makkelijk vindt. Zie het als een warming-up. Je zit er dan gelijk goed in en moeilijkere taken gaan je dan ook makkelijker af.

Wissel maak- en leerwerk af, zo houd je het beter vol.

Arceer het huiswerk wat je hebt afgerond. Het geeft overzicht, want je ziet in één oogopslag wat je nog moet doen, maar het is ook een soort beloning voor het brein.

• Zorg dat je ruim op tijd start met leren voor een toets. Het liefst twee weken van tevoren, want dan kun je genoeg herhaalmomenten inplannen.

• Verdeel het leerwerk in stukjes (bijvoorbeeld een paragraaf per keer).

• Zorg ervoor dat er minimaal drie herhaalmomenten gepland staan.

• Hieronder zie je een voorbeeld waar er anderhalve week vooruit is gepland:

76
Een planning maken voor een toets of proefwerkweek
ma di wo do vr za zo ma di wo Par. Par. Herh. Par. Par. Herh. Herh. Herh. Herh. Herh. 3.1 GS 3.2 GS 3.1 t/m 3.3 GS 3.4 GS 3.3 t/m 3.1 t/m 3.1 t/m 3.1 t/m 3.1 t/m 3.2 GS 3.4 GS 3.4 GS 3.4 GS 3.4 GS 3.4 GS AAN DE SLAG

Huiswerk maken volgens de Pomodorotechniek

• Verdeel je huiswerk in blokken van 25 minuten.

• Na elke 25 minuten werken neem je 5 minuten pauze. Zorg dat je ook van tevoren bedenkt wat je gaat doen in die pauze. Je kunt bijvoorbeeld even muziek luisteren, iets eten, Insta of Snapchat checken (of gaan poepen ;­)).

• Je zet een wekker of timer op 25 minuten.

• Je werkt aan één stuk door, zonder afleiding, totdat de timer gaat (dus zorg er ook zelf voor dat je geen afleiding hebt van bijvoorbeeld je telefoon). Je zet een vinkje op een papier als teken dat je een blok hebt afgerond.

• Als de timer gaat, gaat je pauze in.

• Na deze pauze werk je opnieuw 25 minuten aan één stuk door.

• Na 4 blokken en de korte pauzes kun je een langere pauze nemen (maar misschien ben je dan ook wel klaar).

• Werk niet door in de pauzes. De pauzes zorgen er juist voor dat je 25 minuten onafgebroken kunt werken en ze houden je hersenen fit.

77 LEREN OP HET VO
Het moeilijkste is om te beginnen aan je huiswerk Eén Pomodoro cyclus 5 5 5 25 25 25 25 15 15 werk pauze lange pauze: 15 of 30 min.

Mindmappen

Mindmappen is een leertechniek die je helpt om de leerstof beter te onthouden. Verbanden in de leerstof komen duidelijk naar voren. Doordat je gebruik maakt van kleur, afbeeldingen en symbolen krijg je een goed totaaloverzicht. Een goede mindmap geeft duidelijk het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken aan. Mindmaps zijn ook prettig om naar te kijken, waardoor het leuker is om de leerstof te herhalen.

Hoe maak ik een goede mindmap?

• Draai je A4 papier (zonder lijntjes of ruitjes; dat leidt af), zodat hij horizontaal komt te liggen. Hierdoor heb je meer ruimte om te tekenen en schrijven.

• In een mindmap staat het onderwerp altijd in het midden.

• Vanuit het onderwerp gaan er lijnen waarop je noteert wat je belangrijk vindt.

• Hoofdzaken staan dichtbij het onderwerp, terwijl de details steeds meer naar buiten staan.

• Voor elk onderwerp gebruik je een andere kleur.

• Aantekeningen maak je in een vaste volgorde. Je begint rechts bovenaan en werkt in de richting van de klok naar onderen en weer naar boven.

• Maak de lijnen licht gebogen. Je brein vindt dit prettiger dan rechte lijnen.

• Hoe dikker de lijnen, hoe belangrijker het onderwerp.

• Maak kleine tekeningen bij je aantekeningen om je verhaal te verduidelijken.

Het is niet alleen leuk om naar te kijken (en daardoor makkelijker te leren), maar door zowel te tekenen als te schrijven, onthoud je beter.

78 TEKEN HIER JOUW MINDMAP
AAN DE SLAG
79 MIJN MINDMAP

Op naar je schoolnieuwe

Wat heb je hard gewerkt de afgelopen weken! Ook als was het echt niet altijd makkelijk; na een lange dag op school, nóg een uur je moeten concentreren… ineens echt moeten leren, je door moeilijke en soms ook saaie teksten heen worstelen, een onvoldoende incasseren, terwijl je wel goed had geleerd; het viel niet mee!

Maar je hebt wel laten zien dat je het belangrijk vindt om een goede start te maken op de middelbare school. Als je ook echt gaat toepassen wat je geleerd hebt tijdens deze training, dan weet ik zeker dat het goed komt. Ik ben in ieder geval nu al trots op je! Je kunt vol zelfvertrouwen starten in de brugklas, dat heb je laten zien. Maar denk er ook niet te makkelijk over. In de training heb je gezien dat je straks pittige vragen voor je kiezen krijgt. Bereid je goed voor als je een toets krijgt. Als je cijfers in orde zijn, hoef je niet te stressen of je overgaat of niet. Een ander voordeel is dat je ouders niet gaan zeuren ;­).

Maak elke week een goede planning, waardoor je een goed overzicht hebt en houdt. Dit zorgt voor rust in je hoofd. Als je rust in je hoofd hebt, kun je beter leren Het is echt niet nodig om een leerlogboek bij te houden, zoals in de afgelopen weken, maar het is wel goed om na een proefwerk terug te kijken naar hoe je geleerd hebt. Als je weet hoe je aan een bepaald cijfer bent gekomen, kun je de manier waarop je leert aanpassen.

Heb je goed geleerd en een mooi cijfer gehaald?

Dan weet je dat deze manier werkt voor jou. En als iets goed werkt, dan houd je de werkwijze vast. Heb je een mooie planning gemaakt, maar je er vervolgens niet aan gehouden? Dan weet je ook wat je te doen staat ;­).

Als je even vastloopt, kijk dan nog eens in dit lesboek bij de tips over leren. Het helpt je echt om het op deze manier te doen:

De belangrijkste tips op een rij

• Let goed op in de les en maak aantekeningen. De les krijg je niet voor niets. Als je alleen uit het boek zou moeten leren, dan hoef je ook geen les te krijgen. Wat de docent vertelt in de les, geeft eigenlijk al aan wat je moet weten.

• Doe je maakwerk zo snel mogelijk na de les, het liefst dezelfde dag. Het kost je dan minder moeite, omdat je nog veel weet uit de les.

• Zorg bij het maken van een planning voor voldoende ontspanningsmomenten.

• Leer actief! Dus niet alleen de tekst lezen, maar de leerstof ook verwerken zoals je tijdens de training hebt geleerd.

• Verdeel je leerwerk over meerdere momenten en zorg dat je minimaal drie keer herhaalt na de eerste keer leren.

• Een mindmap maken lijkt veel werk, maar tijdens het maken, ben je eigenlijk al aan het leren. Door je linker ­ en rechterhersenhelft te gebruiken, onthoud je de lesstof ook beter

• Bekijk eerst de tekst goed, voordat je hem gaat leren. Waar staan de leerdoelen? Welke toetsvragen kun je bedenken? Welke belangrijke begrippen staan vetgedrukt?

• Zorg voor een rustige werkplek en laat je niet afleiden door je telefoon.

• Vraag om hulp! Ouders willen vaak graag helpen en je kunt best wel wat hulp gebruiken. Door je te laten overhoren, check je of je de lesstof weet. En als je moet vertellen over de lesstof, zorgt dit er ook voor dat je beter onthoudt wat je geleerd hebt.

80
En dan is nu het moment daar , ik laat je los. Vol vertrouwen, want ik weet dat je het kunt! Ik wens je heel veel succes, maar vooral ook veel plezier op je nieuwe school.
Groet, Monique
9 ó \/ i .. 9 '&6· y � s (., \ R ' ri Q r\ m u R m • .9 I l

Monique Brussel is de drijvende kracht achter Koala Educatie. Zij geeft naast haar werk als leerkracht, leerondersteuning bij schoolvakken en Rots en Water trainingen. Daarnaast begeleidt ze kinderen individueel en in groepen op het gebied van weerbaarheid en ‘ leren leren’. Ze richt zich vooral op het vergroten van zelfvertrouwen, zodat kinderen met plezier naar school gaan en leren leuk vinden.

Over Leren op het VO Monique is leerkracht én moeder. Hierdoor weet zij uit eigen ervaring dat de overgang van de basisschool naar de middelbare school groot is. Heel groot.

Niet alleen krijgen brugklassers te maken met verschillende vakken en docenten, ook wordt er ineens heel veel van ze verwacht. Zo moeten ze huiswerk maken, leren voor toetsen en ook nog hun plekje weten te vinden in hun nieuwe klas en in de school. Om deze overgang wat soepeler te laten verlopen en ervoor te zorgen dat alle leerlingen met zelfvertrouwen kunnen starten op hun nieuwe school heeft zij Leren op het VO ontwikkeld.

Een training waarin kinderen niet alleen leren hoe ze moeten plannen en hoe ze het beste kunnen leren, maar waar ze ook alles te horen krijgen over wat ze moeten weten om hun middelbare schoolperiode tot een succes te maken.

koalaeducatie.nl koalaeducatie KOALA EDUCATIE Monique Brussel 06 51 70 63 17 monique@koalaeducatie.nl
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.