MEST #13

Page 1

In dit nummer ook: HOE LANG BESTAAT DE HARMONIE NOG? En: WAAROM ER SOMS EEN GLIMLACH SNEUVELT bij harmonie Oefening en Uitspanning. De mannen van Cappella Pratensis over ZINGEN ALS JEROEN BOSCH. Ook: WAAROM JE IN MUSEUM DE PONT NOOIT HOOFDPIJN KRIJGT. Hoe je met cultuur de robots temt. En zelfrijdende vrachtwagens, zijnde GROOT WILD, de nieuwe voorstelling van AFSLAG EINDHOVEN. En dan hebben we ook nog SIGRID CALON, foto’s van L.J.A.D. CREYGHTON, JOHNNY LION en het Kaarsenmuseum.

nr 13

maart 2016 € 7,95 bijzondere cultuur in Noord-Brabant

EXCLUSIEF FRANK VERHALLEN OVER DE ‘COMEBACK’ VAN HANS TEEUWEN

SCHRIJVER

MARTIJN NEGGERS ‘Er zijn vooralsnog geen doden gevallen’ MEST nr 13

1



INHOUD Nr 13

30

HEEFT DE HARMONIE NOG EEN TOEKOMST? Wie naar de jeugd kijkt, vreest van niet, die heeft het te druk met andere dingen. Maar toch: “Mensen willen weer in gezamenlijkheid ondernemen en beleven. Daar putten we hoop uit.” En schrijver/journalist Bart Smout vond het antwoord op een vrijdagavond bij Koninklijke Harmonie Oefening en Uitspanning: “Hier ontstaan liefdes en vriendschappen voor het leven.”

MEST nr 13

7

ER LOOPT WEER EEN HOND OVER MIJN GRAF: JEROEN BOSCH

16

GESTOLD GODSGELOOF IN DE KAARSEN VAN FRITS SPIES

18

CABARET-KENNER FRANK VERHALLEN ONTLEEDT DE CARRIÈRE VAN HANS TEEUWEN

28

HOE MIRANDA VOORKWAM DAT LUDWIG THEOLOGIE GING STUDEREN

54

VERGETEN HELDEN: JOHNNY LION

10

GROOT WILD TEMMEN

Theatergezelschap Afslag Eindhoven richt zich in de nieuwe voorstelling Groot Wild op de relatie mens-techniek. Techniekethicus en cultuurliefhebber Ties van de Werff betoogt in een essay dat cultuur die relatie inhoud geeft. En dat we daarom niet bang hoeven te zijn voor robots.

3


[advertentie]

EEN ABONNEMENT OP MEST MAGAZINE?

HET IS LENTE!

DAAROM KRIJG JE IN DE MAAND APRIL EEN JAARABONNEMENT VOOR MAAR €20!

LIEVER TOCH EEN CADEAUTJE? JE BETAALT DAN €30, INCLUSIEF CADEAU.

BOEK Veel geprezen debuut uit 2015 van de Bossche schrijver Lucas de Waard.

BOEK Tonic van Ralph Mohren.

BOEK ‘Hadden we maar dezelfde taal gesproken’, bijzonder boek, dat 30 april verschijnt, over het westfront van WO I van fotograaf L.J.A.D. Creyghton en schrijver/dichter Serge R. van Duijnhoven.

CADEAUBOX Cadeaubox, behorende bij project Bredase Gezelligheid, een initiatief van Stichting Kop en ontwerpbureau Rotganzen. Wat erin zit? Verrassing.

4

facebook.com/MestMag

@mestmagazine

CD Caballero zonder filter Hij is prachtig, de laatste cd (uit 2015) van Björn van der Doelen en zijn band Allez Soldaat.

ABONNEMENT Ga voor het afsluiten van een abonnement naar: www.mestmag.nl/abonnement

mestmagazine

linkedin.com/company/ mest-magazine

MEST nr 13


24

DE PONT

Talentontwikkeling: een ongelooflijk mooie Nederlandse uitvinding

HET FIJNSTE MUSEUM VAN NL In veel musea krijg je na een paar uur hoofdpijn. Niet in De Pont. We vieren de nieuwbouw van het Tilburgs museum met een eerbetoon.

42

SIGRID CALON: OMARM DE MAAKBARE LEEGTE

Je kunt haar kennen van de Swatchhorloges. Of van haar veelgeprezen boek To the extend of / \ | & –. “Ik maak het liefst iets dat je kunt duiden en je het idee geeft dat je ergens vat op hebt.”

Vol jaloezie kijken de buitenlanders naar ons land. En terecht. Recent wonnen Nederlanders immers Oscars, de Berliner Philharmoniker bestaat louter uit alumni van Nederlandse conservatoria en New Yorkers klagen over de Hollandse hegemonie aan de museummuren.

46

DE OORLOG GAAT VOORBIJ,

HET LANDSCHAP BLIJFT

Fotograaf L.J.A.D. Creyghton en schrijver/dichter Serge R. van Duijnhoven trokken langs het westfront van WO I. En lieten zich inspireren door de veerkracht van mens en natuur.

56

ZINGEN ALS JEROEN BOSCH

Cappella Pratensis uit Den Bosch is een uniek clubje zingende mannen. Let wel: professionals die polyfone muziek uit vooral eind 15e, begin 16e eeuw zingen. Uit de tijd van Jeroen Bosch dus. En die muziek blijkt opvallend actueel.

MEST nr 13

a

ls ik hoor over talentontwikkeling, moet ik altijd denken aan die arme Duitsers, Engelsen en Amerikanen. Daar doen ze niet aan talentontwikkeling, dus daar is ook geen cultureel talent. Ze maken een filmpje hier, schrijven een boekje daar, componeren af en toe eens een liedje en smijten maar wat met verf. Dat allemaal zonder duidelijk talentenplan. Producenten en kunstenaars egotrippen langs elkaar heen. Werkveldconferenties? Daar dromen ze van. Kennisdeling? Utopisch.

Dat is allemaal te danken aan minister Jet Bussemaker. Talentontwikkeling werd speerpunt van haar beleid. Eerst was er nog kritiek. Mensen vroegen zich af of haar talentaanpak zelf wel getuigt van kundigheid. Een paar jaar eerder werden alle productiehuizen voor jonge makers opgedoekt. Alle kennis over talent moest weer opnieuw worden opgebouwd. Maar een kniesoor die daarover valt. Ook een verworvenheid: als jonge maker kun je nergens meer terecht voor een klein potje geld om iets te proberen. Er zijn geen kleine podia voor experiment. In Berlijn volgen ze het Nederlandse voorbeeld en worden veel kleine podia preventief door de overheid gesloten. ‘Proberen’ hoort niet bij de kunsten. Werk moet in een groter geheel passen, met duidelijke doelen en deliverables. Kunst is nooit zomaar kunst, dat hebben wij als Nederlanders toch maar mooi voor elkaar gekregen. Het is perfect beleid, van een ongelooflijke schoonheid. Talentontwikkeling is ons grootste exportproduct. Joop van den Ende maakt er binnenkort zelfs een toneelstuk over, dat op Broadway in première gaat. Een in Brabant gesitueerd drama, naar het schijnt.

Joost Heijthuijsen

5


[advertentie]

Samen werken aan een slimmer Brabant De provincie Noord-Brabant hecht veel waarde aan goede taal- en mediavaardigheden, voorkoming en bestrijding van laaggeletterdheid en een goed ontwikkeld kennisniveau van de Brabander. Zij investeert in projecten die bijdragen aan een goede toekomst voor Brabant. Ook Cubiss draagt bij aan die toekomst. Samen met bibliotheken, scholen, voorschoolse instellingen en andere organisaties werken we in opdracht van de provincie aan de versterking van taalvaardigheid, mediawijsheid en aan bibliotheekinnovatie. Innovatie. Een mooie term. Maar hoe doe je dat? Met het project Bieb Lab Brabant pakken we dit op door stimulering van ondernemerschap van de bibliotheek en door nieuwe concepten in de praktijk te ontwikkelen en te testen. Om zo bij te dragen aan de versterking van de rol van de lokale bibliotheek. Dit doen we zeker niet alleen. Sterker nog: doe mee! Nieuwe ideeën? Een experiment? Laat het ons weten. En ook zijn we benieuwd naar jouw beeld bij de bibliotheek en innovatie. Ga naar www.cubiss.nl/watdenkjij? en reageer op de stelling:

‘‘ De bibliotheken zijn goed op weg qua innovatie Meer informatie? Boudewijn van der Lecq 06 20 85 15 61 | b.vanderlecq@cubiss.nl Postbus 90114 | 5000 LA Tilburg | 013 46 56 700 Statenlaan 4 | 5042 RX Tilburg • Mercator 1 | 6135 KW Sittard

Cubiss is onderdeel van

www.cubiss.nl


ER LOOPT WEER EEN HOND OVER MIJN GRAF Schrijver / journalist Eric Alink bezoekt graven van illustere Brabanders. Dit keer: Jeroen Bosch (circa 1450– 1516)

Akelige vertelling

i

k ben bang. Ze zitten achter me aan. Van hogerhand is de opdracht verstrekt mij het zwijgen op te leggen. Goedschiks of kwaadschiks. Want er staan reputaties op het spel. Als ik vrijuit spreek, zal dat bovendien tot volksoproer en faillissementen leiden. Mijn ogen kleuren boetegrijs. Vijf dagen geleden hebben zij iets gezien wat beter ongezien had kunnen blijven. In de uren na de rampzalige waarneming heb ik enucleatie overwogen, operatieve verwijdering van de oogbollen. Maar geen arts van het Jeroen Bosch Ziekenhuis zal dat willen uitvoeren. Inspectie van mijn keukenla leert dat zelfverminking nauwelijks een optie is. Mes- en bestekzegels van AH heb ik nooit gespaard. Bovendien verschaft blindheid geen zicht op verlossing. Want ik heb het onuitsprekelijke gezien. Geen oceaan van typex kan de herinnering wissen. Vijf zorgeloze etmalen geleden. Locatie: de zuidzijde van de Sint-Jan. Ik stap het pad op dat naar de sacristie leidt. Naast de deur staat een herenfiets. Onder de snelbinders zitten jonge zonnestralen. God rijdt Gazelle. Ik bel niet aan bij de sacristie, maar sla rechtsaf. Het grasveld van het Sint-Janskerkhof op. Historici vermoeden dat de schilder hier is begraven. Datum? Volgens overlevering op 9 augustus 1516. Ooggetuigenverslagen ontbreken, maar ongetwijfeld dronken de engelen onverdunde terpentijn en huilden de duivels rode tranen. Ruim twintig minuten inspecteer ik de omhekte zuidoosthoek van de kathedraal. Ik zie madeliefjes, rottende kastanjes en een leeg blikje Bacardi met vleermuislogo. Het gras is zompig. Het heeft gehuild, maar wil niet vertellen waarom. Geen spoor van Bosch. De volgende nacht keer ik terug. Met een schop. In het donker spit ik op het Sint-Janskerkhof. Telkens

MEST nr 13

weer, ettelijke steekproeven diep. Niet vergeefs, want Bossche grond is gul. Ik vind een flesje tranen van een verlegen meisje, een zwarte hazelworm in de vorm van een vraagteken en drie teennagels van een onschuldig gehangene. Maar de botten van Bosch blijven uit. Twee nachten later tart ik opnieuw artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht. Grafschennis is verboden, maar nood breekt moraal. Ik wil de laatste rustplaats van Bosch vinden. Het jubeljaar 2016 is al zo triest: de stad van de meesterschilder bezit vrijwel niets van hem. Geen drieluik, geen splinter van een eikenhouten paneel, geen marterhaar van een kwast. Enkel een vagelijke rekening, die vertelt dat zijn uitvaart 27 stuivers kostte. Ik graaf. Na drie kwartier raakt mijn schop iets metaligs. Met blote handen klauw ik in de aarde. Het is een foedraal, dat zeventien verzuchtingen diep ligt. Ik til de roestige opbergkoker uit het gat. Onder het deksel zit een document. Een overlijdensakte. Van Jheronimus van Aken, meergenaamd Bosch. De akte is van 4 augustus 1515. Ik sluit mijn ogen. Voor mij zie ik een brandstapel van Bosch-souvenirs: kubieke meters badhanddoeken, dekbedovertrekken en andere parafernalia die het 500ste sterfjaar van Bosch in 2016 situeren. Nu ben ik bang. Ze zitten achter me aan, want ik heb het onzegbare gezien. Tot 31 december duik ik onder. In het kalme Aken. Met achterlating van alles. Behalve mijn Levi’s 501.

Tekst Eric Alink Beeld Museum Boijmans Van Beuningen Illustratie Anouk Essers

7


MOOI-LEKKER-HANDIG-

BOEIEND-PIJNLIJK-GRAPPIG

IEDEREEN IS

te koop DE TERUGKEER VAN EUROPA

€34,50

DANS

GRENZELOZE DANS

N.O.T.K De Tilburgse danseres en choreograaf Jelena Kostić is een opvallende verschijning in de Brabantse danswereld. Na een klassieke dansopleiding in Belgrado studeerde de Servische verder aan de Dansacademie in Tilburg. Als choreograaf creëert ze grenzeloze en theatrale dansvoorstellingen rond socio-politieke

thema’s, zoals culturele identiteit, genderproblematiek en burgerprotest. Kostić geeft ook workshops en huisperformances, gekoppeld aan het dansmateriaal uit haar meest recente voorstellingen. Recent ging haar laatste voorstelling The Bold, The Bound & The Brittle in première in Tilburg. Kort daarvoor stond ze in samenwerking met DansBrabant aan de basis van de dansfilm Interlude. Meer informatie over haar op-maat-gemaakte workshops via jelena@jelenakostic.com.

Op de achterflap: ‘De Europese Unie is Europa niet. Het is een economische unie, een bureaucratie verdwaald in haar kapitalistische waarden, alwaar de Europese ziel uit verdwenen is en tal van spoken uit een destructief verleden weer binnentreden. Europa daarentegen, is de nu alom vergeten prinses, ontvoerd door Zeus vermomd als stier, als drenkeling aangespoeld op Kreta waar zij de trotse moeder werd die aan de wieg stond van een groots, humanistisch beschavingsideaal, bedacht en bezongen door denkers en dichters, verwezenlijkt door dappere daadkrachtigen, die een wereld van waarheid en rechtvaardigheid bevochten op de tirannie van macht, rijkdom en domheid.’ Dat zijn Nexus en zijn directeur Rob Riemen ten voeten uit: immer gepassioneerd en erudiet pleitend voor de idee van een Europa, dat eerst en vooral een cultureel Europa moet zijn. Het tijdschrift Nexus bestaat 25 jaar en uitgave nummer 70 – De terugkeer van Europa – is daarom extra dik, gebonden, en gevuld met klassieke toespraken (van o.a. Victor Hugo, Robert Musil en Joseph Roth) en essays over en voor Europa. nexus-instituut.nl

NONFICTIE

NIEUWE EP MOZES: POWER RANGER MUZIEK

8

€18,99

Vier snotneuzen met genoeg branie om het PSV-clublied in de Amsterdamse Paradiso te spelen. Zo introduceerden we Mozes and the Firstborn drie jaar geleden in MEST. Inmiddels hebben de Eindhovenaren maar liefst drie Amerikaanse tournees achter de rug. In de VS werden ze op het schild gehesen door het überhippe label Burger Records – dat hielp. Met de Power

Ranger EP slaan ze hun volgende slag. Het is een fraaie voorbode op het tweede album dat later dit jaar moet verschijnen. We horen zanger Melle Dielesen worstelen met een quarterlife crisis. Hij besluit dat hij zijn eigen Power Ranger moet zijn om iets van het leven te maken. In andere woorden: it's morphin time! Genoemde prijs betreft de limited edition op vinyl. MEST nr 13


BOSCH IN 9000 STUKJES

€124-€197

COL

UMN

BEELDENDE KUNST

Puzzelen is hot, want meditatief, onthaastend en gewoon vet cool. Vraag maar aan je oma. Of aan je hipster. Voorwaarde is wel dat je ook nog iets aan de gemaakte puzzel hebt, hem aan de muur kunt hangen bijvoorbeeld. Omdat een echte Bosch nooit misstaat aan de muur, waren we al jaren op zoek naar de Tuin der lusten, tot aan speciaalzaak Puzzle Passion in Brussel toe. Nee, niet de 1000-stukkenvariant, duh, die hebben we in tien minuten af, maar die met 9000 (!) stukken. Was nooit te vinden. Maar nu met het Boschjaar wel, in elk geval op internet, bijvoorbeeld via legpuzzels.nl. Ons Boschjaar kan niet meer stuk.

UIT DE TILBURGSE ROCK -’N-ROLL-GOOT

€12,50 P.P.

(MINIMAAL VIJFTIEN PERSONEN) ‘Geworstel op de korte heuvel/De stank van drank en rook/Het is de geur van thuis voor elke nachtuil die daar hoort/Wie staat daar en waar sta ik/En ontkroon er nog een paar en dim het licht/Laat de alcohol in het bloed maar stijgen/Hoe hoger het promillage in het bloed/Hoe lekkerder de wijven.’

MUZIEK

Zomaar een stukje uit een lied (Fado van de Korte Heuvel) van André van den Boogaart (Baarle-Nassau 1970). Om even aan te geven waar we deze muzikale ravijnridder en zijn Brabantse blues(rock) moeten plaatsen: in de Tilburgse rock-‘n-rollgoot. Durf je deze ruwe bolster, die ook met Mattanja Joy Bradley in Bradley’s Circus speelt, naar je eigen huiskamer te halen? Dat kan namelijk. De zanger/gitarist belooft bij deze dat hij zelf zijn lege bierflessen opruimt. Ook verzoekjes zijn niet uitgesloten, zoals een Hey God!, paar jaar terug uitgeroepen tot het mooiste Brabantse dialectlied ever.

Sluipende taboe’s

J

et Bussemaker, onze minister van cultuur, is niet altijd even handig met woorden. Zo trakteerde ze ons recentelijk op het moeizame: “Ze moeten ook kritisch naar hun programma kijken en minder opvoeringen en concerten geven. En niet iedereen heeft het talent van zijn hobby zijn beroep te kunnen maken.” Hele kunstsector boos. Dat is an sich begrijpelijk, want dat woord ‘hobby’ kunnen we niet meer horen. Maar de nietsontziende verontwaardiging heeft ook iets zorgelijks. De sector is een onverdraagzaam beestje geworden. Logisch; we hebben de afgelopen jaren onevenredig veel voor onze kiezen gekregen. Echter, door ons naar binnen te keren en kritiek van buitenaf – ongelukkig geformuleerd of niet – weg te tennissen, doen we onszelf op de lange termijn geen plezier. Bussemaker zegt, op de klunzige wijze die de politiek eigen is, niet zo gek veel meer dan: durf kritisch naar je programmering te kijken. Durf vragen te stellen over, bijvoorbeeld, draagvlak. Dat is geen idioot punt. Tuurlijk, kunst moet je niet altijd in een verdienmodel willen proppen. De markt-fetish die Nederland al jaren in z’n greep heeft schiet tekort als het gaat over iets dat het voor een groot deel van emotionele waarde moet hebben. Maar we kunnen ook niet doen alsof geld er totaal niets mee te maken heeft. Simpelweg stellen: ‘de waarde van kunst is niet meetbaar’, is te makkelijk. Want hoe valt dan nog te bepalen waar eventueel gemeenschapsgeld heen moet, en wie er wordt overgeslagen? Er mag van de kunstsector verwacht worden dat ze kritisch naar zichzelf blijft kijken en impopulaire discussies durft te voeren. We moeten een laboratorium kunnen zijn, en subsidies maken dat mogelijk, maar laboratoria ontwikkelen altijd met een doel. Bestaansrecht is niet louter met draagkracht verbonden, maar je kunt het ook niet los van elkaar zien. Kortweg: de discussie moet weer open gegooid worden. Door wrok zijn taboes de kunstsector binnengeslopen. Hoewel begrijpelijk, pleit ik ervoor die zo snel mogelijk van ons af te werpen. Voor eigen bestwil.

Lucas de Waard

andrevandenboogaart.com MEST nr 13

9


Scène uit de eerder opgevoerde performance Klein Wild, een voorproefje van de voorstelling Groot Wild – Foto: Paul Beekhuis

GROOT WILD Zelfrijdende vrachtwagens zijn de hoofdpersonen in deze nieuwe productie van Afslag Eindhoven. Locatie: een nachtelijke parkeerplaats. In een wereld in de nabije toekomst, waarbij de robotisering een grote vlucht heeft genomen. Hoe vindt de mens zijn positie? Zien we robots als gelijken? Onder- of overschatten we ze? De makers hebben een voorstelling voor ogen die fungeert als gedachtenexperiment, als filosofische oefening.

10

Zeker bijzonder: de locaties. Groot Wild wordt in eerste instantie (in mei) tien keer uitgevoerd. Zes keer op de Automotive Campus in Helmond (incl. de première op 8 mei), vier keer op de parkeerplaats van het bekende truckerscafé Treurenburg in Den Bosch. Als het goed is, is de voorstelling in de loop van het jaar ook op andere locaties (denk met name aan festivals) te zien.

MEST nr 13


E S S AY: D E R E L AT I E C U LT U U R -T E C H N I E K- M E N S

met kunst de robots ontwapenen Op 8 mei gaat de voorstelling Groot Wild van theatergezelschap Afslag Eindhoven in première, met zelfsturende vrachtwagens in de hoofdrol. Thema: robots in onze samenleving. Wat moeten we daar als mens mee? Ties van de Werff (Gemert – 1981) promoveert als cultuurwetenschapper op de ethiek van opkomende technologieën en schreef voor MEST een essay over de huidige relatie mens-techniek-kunst. “Mensen zijn vaak veel creatiever en weerbarstiger dan techno-utopisten en -fatalisten bevroeden.”

E

en groep van zo’n honderd bezoekers staat in het halfdonker vol spanning te wachten in het futuristische paviljoen. Van links en rechts klinken plots zoemende en oscillerende klanken. Een tekst wordt geprojecteerd op de wanden. Mensen schrikken van de abstracte lichtpatronen en grafische beelden van skeletten, ontploffingen en machines die in rap tempo op ze worden afgevuurd. Ondertussen rolt een onheilspellende geluidscompositie door de holle ruimte. Waar gaat dit naartoe? Na een minuut of acht doven de lichten. De bezoekers schuifelen overdonderd richting de uitgang. Ik kan me voorstellen dat het zo gegaan moet zijn bij de installatie Poème électronique tijdens de Wereldtentoon-

MEST nr 13

stelling in 1958. Het iconische werk van architect Le Corbusier en componisten Varèse en Xenakis, gemaakt in opdracht van Philips, was een van de eerste multimediakunstwerken. Het spreekt nog steeds enorm tot de verbeelding – vandaar dat we het werk zo graag aanhalen als zogenaamd typerend voor de creatief-technologische regio van Eindhoven en omgeving. Midden jaren ’50 is technologie een bron van hoop, inspiratie en optimisme. Thuis zit de familie gekluisterd aan radio of zwart-wit televisie, in de straten rijden de eerste betaalbare auto’s, en de Russen lanceren de eerste satelliet, de Spoetnik 1. Het elektronische gedicht vertelde het verhaal van de mensheid en haar streven naar harmonie in een steeds technologischer wordende samenleving.

ROBOTS NEMEN DE MACHT OVER?

Fast forward naar 2016. Van slimme camera’s op het Stratumseind tot health trackers, robotstofzuigers en prenatale screenings: technologie vormt inmiddels gezien en ongezien het standaard decor van ons dagelijks handelen. En de thematiek van Poème électronique is nog onverminderd relevant. Robotisering, human enhancement (de verbetering van de mens middels allerlei technieken), big data – brengen al deze technologische ontwikkelingen wel maatschappelijke vooruitgang? Of vormen ze juist een bedreiging? Hoe moeten we ons verhouden tot zulke technologieën? Ook al zijn we allemaal techies geworden, we blijken noobs te zijn als het aankomt op het anticiperen op technologische ontwikkelingen.

11


‘Het is de koude, naakte achterkant van technologie omgetoverd tot poëtische ervaring’

Optimisten zien vooral kansen en beloven dat technologie ons een betere wereld brengt. Sceptici vrezen de risico’s en waarschuwen voor de mogelijke gevaren. Robots nemen al het vervelende werk uit handen! Of: robots maken ons massaal werkloos en nemen uiteindelijk de macht over! Onze reacties op technologische ontwikkelingen zijn vaak voorspelbaar. ROBOT: GEMANKEERDE STOFZUIGER

In de praktijk is de daadwerkelijke impact van technologie niet zo zwart-wit. De enige succesvolle consumentenrobot op dit moment is een robotstofzuiger. De makers vergeten erbij te zeggen dat je eerst heel je huis moet opruimen voordat de stofzuiger überhaupt z’n werk kan doen. De praktijk is messy. Want aan de andere

12

kant: wat nauwelijks iemand had verwacht maar wel gebeurde: de mobiele telefoon veranderde ons dagelijks leven drastisch. De smartphone is een verlengstuk van onszelf geworden. We staan er mee op en we gaan er mee naar bed – letterlijk. Wanneer we het ding vergeten, voelen we ons ontheemd. Dagelijks worden we ongewild deelgenoot van de persoonlijke beslommeringen van medereizigers. De smartphone veranderde niet alleen onze manier van communiceren en maakte ons altijd bereikbaar, maar verschoof ook de grenzen tussen publiek en privé.

mobiele telefoon. Maar het blijkt lastig te bedenken hoe dat zal gebeuren. Een ding is zeker: we zullen zelf een relatie moeten aangaan met dergelijke technologieën. Maar hoe doen we dat? Zonder meteen meegesleept te worden door utopische hoeraverhalen of dystopische doemscenario’s?

DOEMSCENARIO’S

Technologie en kunst zijn geen vreemden van elkaar. Kunstenaars zijn vaak vooruitkijkers die nieuwe technologieën als early adopters omarmen en ermee experimente-

Robotica, big data of human enhancement hebben de potentie ons dagelijks leven net zo ingrijpend te veranderen als de

Kunst kan ons daarbij helpen. Kunst nodigt ons uit tot een meer open en tegelijkertijd kritische houding tegenover technologie, voorbij hoop en vrees. GEDIGITALISEERDE KUS

MEST nr 13


Ryoji Ikeda, Superposition (foto: STRP)

ren. Geen technologie te gek of kunstenaars maken er dankbaar gebruik van als medium of expressiemiddel. Zo gebruikten zogeheten net.art-kunstenaars in de jaren ’80 en ’90 modems, scripts, software en websites als artistiek materiaal. Een meer recent voorbeeld van technologie als artistiek medium is het werk E.E.G. KISS (2014) van de Nederlandse kunstenaars Lancel/ Maat. In deze performance – onlangs nog te zien bij Baltan Laboratories in Eindhoven – gebruiken de kunstenaars neurofeedback om de data van een kus te genereren. Twee mensen dragen een EEG-headset die de elektrische activiteit van hun hersenen meet, en kussen elkaar. De data worden real time vertoond op schermen en omgevormd tot een soundcape (landschap van geluid - red) voor de toeschouwers, om

MEST nr 13

uiteindelijk opgeslagen te worden in een database. De intimiteit van een kus wordt zo gekwantificeerd en publiekelijk gedeeld. De kunstenaars bevragen met dit werk de status van intimiteit in een digitale wereld, een wereld waarin we overal met elkaar in contact kunnen komen, maar elkaar niet kunnen aanraken, voelen of ruiken. Wat is er nodig voor online intimiteit? Tegelijkertijd roept dit werk vragen op over het kwantificeren en manipuleren van ons gedrag, door bijvoorbeeld de steeds populairder wordende gezondheidsapps of apparaten voor biofeedback. Door zoiets menselijks als een kus te vertalen naar onpersoonlijke, publiek toegankelijke data, laat dit werk je nadenken over de grenzen van kwantificering. Wat zouden we wel of

niet moeten kwantificeren? Wat meten zulke technologieën als een EEG-headset nou eigenlijk? Wat doen die data met je? En kun je dergelijke data vertrouwen? Een werk als E.E.G. KISS haalt technologie uit de bedoelde gebruikscontext en zet het voor hele andere – esthetische – doeleinden in. Daarmee worden de mogelijkheden, maar ook de grenzen van technologie opeens zichtbaar. Zo’n kunstwerk nodigt daarmee uit tot kritische of speelse reflectie. EXHIBITIONISME

Soms dwíngt een kunstwerk zelfs om je te verhouden tot technologie. Een mooi voorbeeld is het werk The Others (2011) van de Italiaanse ‘hacktivisten’ Eva en

13


‘Wat zulke kunst bovenal laat zien, is dat technologie allesbehalve een neutraal instrument is’

Franco Mattes (opererend onder het pseudoniem 0100101110101101.ORG). De installatie bevat een slideshow van tienduizend foto’s, gestolen van gehackte computers, getoond onder een soundtrack van gestolen muziek van diezelfde computers. Pikante vakantiefoto’s, stoere selfies en ‘grappige’ familiemomentjes wisselen elkaar af, onder muziekfragmenten van de eigenaren van de foto’s. Het levert een unheimisch gevoel op; het probleem van privacy op internet wordt tastbaar en komt zo ineens wel heel dichtbij. Toch blijf je ook gebiologeerd kijken naar deze stukjes privéleven en dringt de vraag zich op: mag ik dit wel bekijken? Waar botst voyeurisme met privacy? We stellen vrijwillig onze levens tentoon op Facebook, Instagram en Twitter – hoe exhibitionistisch is mijn digitale aanwezigheid? GEBREIDE VLEESSHAWLS

Het fictieve kookboek In Vitro Meat Cookbook van NextNature bevat 45 recepten om kweekvlees te bereiden. De belofte is dat artificieel, lab-geproduceerd vlees binnen een jaar of vijftien op ons bord ligt. Zullen we kweekvlees hetzelfde benaderen als gewoon vlees? Of opent het deuren naar nieuwe manieren van eten? Op speelse wijze laten de recepten van doorschijnende sushi, gebreide vleesshawls en vleesijs je nadenken over de wenselijkheid van mogelijke toepassingen van kweekvlees. In het virtuele restaurant ‘Bistro in Vitro’ kun je een menu samenstellen en alvast reserveren voor 2028. Deze ‘design fiction’, zoals kunstenaar/ filosoof Koert van Mensvoort het noemt,

14

opent een spannende discussie over onze (impliciete) voorkeuren in een technologische voedselcultuur. Niet alle kunstwerken die zich zo expliciet uitspreken zijn echter esthetisch even aansprekend. Soms gaat engagement in de kunst ten koste van een kunstervaring die beklijft, zoals dichter/filosoof Maarten Doorman betoogt in zijn onlangs verschenen boek De Navel van Daphne (2016). Gelukkig kan technologische kunst je ook raken door niet te problematiseren, maar juist technologie te tonen als poëtisch object. De schoonheid van de technologie zelf staat centraal. Zoals bij de datakunst van de Amerikaanse ex-Google creative lead Aaron Koblin. In het werk Flight Patterns (2012) maakte Koblin bewegende visualisaties op basis van de vluchtgegevens van alle Amerikaanse lijnvluchten in 24 uur. Zo ontstaat er een prachtig, levend grid; door het Koyaanisqatsi-achtig perspectief bekijk je onze krioelende bedrijvigheid opeens op een afstandelijke manier. ZINTUIGLIJK GEWELD

Van een heel andere orde is het abstracte en indringende werk van de gerenommeerde Japanse mediakunstenaar Ryoji Ikeda. In Superposition (in 2013 op de STRP Biënnale in Eindhoven) word je uit je stoel geblazen en verdwijn je in een wereld van algoritmes en data. Overdonderd door felle geluiden en snelle beelden met patronen in zwart-wit, kun je haast niet anders dan je overgeven aan dit zintuiglijk geweld. Hier vergeet je het medium; het is

de koude, naakte achterkant van technologie omgetoverd tot poëtische ervaring, waarin je jezelf voor even verliest. Een werk als Superposition helpt waarschijnlijk niet om te bedenken of je de volgende robotstofzuiger moet aanschaffen of niet. Wat het wel kan bewerkstelligen, is dat je gevoeliger wordt voor de verschillende betekenissen die technologie kan hebben. Kunst kan ons met een frisse, open en kritische blik laten kijken naar technologie. En dat is niet alleen voorbehouden aan technologische, ervaringsgerichte kunst. Boeken als Houllebecqs La Possibilité d’une île (2005) en Dave Egger’s The Circle (2013), maar ook de aankomende theatervoorstelling Groot Wild (2016) van Afslag Eindhoven, laten je reflecteren op onze technologische cultuur. Dergelijke kunst nodigt je uit om na te denken over welke relatie jij zou willen aangaan met de technologieën die je (gaan) omringen. Wat zulke kunst bovenal laat zien, is dat technologie allesbehalve een neutraal instrument is – de assumptie van zowel de hoeraroepers als de doemdenkers. Kunst toont ons dat technologie pas betekenis krijgt als het gebruikt en ervaren wordt. Door mensen die vaak veel creatiever, wispelturiger en weerbarstiger zijn dan techno-utopisten en -fatalisten bevroeden.

A

Tekst: Ties van de Werff Foto’s: Afslag Eindhoven, STRP

MEST nr 13


AFSLAG EINDHOVEN Theatergezelschap Afslag Eindhoven (uit Eindhoven dus) werd in 2007 opgericht en speelt graag met maatschappelijke thema’s. En bijzondere locaties. En vaak samen met maatschappelijke partners. Zoals bij een van de eerste producties, FC Bocholt. Over een kleine voetbalclub die plots succes dreigt te hebben. Gemaakt samen met een aantal plaatselijke voetbalclubs, en daar ook uitgevoerd. Andere producties: De helaasheid der dingen (naar het boek van Dimitri Verhulst), Arend, Reis naar het einde van de nacht (naar CÊline), Major Tom en Waldo & The Outsiders. Gerrie Fiers en Yvonne van Beukering hebben de creatieve leiding. www.afslageindhoven.nl

Foto: Paul Beekhuis

MEST nr 13

15


KRONIEK DER

MINIMUSEA

KAARSENMUSEUM

Prachtige kaarsen, maar voor vrouw en kinderen was het afzien

K

otsmisselijk klop ik aan bij het Kaarsenmuseum. De busrit van Tilburg naar Baarle-Hertog duurde drie kwartier. Al na tien minuten voelde ik het bloed uit mijn gezicht wegtrekken. Wagenziekte, ik ben er nooit overheen gegroeid. Vrijwilliger Jan van Strijp is blij me te zien. Het Kaarsenmuseum is gevestigd in het voormalige parochiehuis van Baarle-Hertog, in de schaduw van de Sint-Remigiuskerk. We gaan op een bankje middenin de parochie zitten. “Hoe kom je erop ons museum te bezoeken?”, vraagt Jan. “Heb je iets met kaarsen?” Vroeger stond op mijn studentenkamer een grote rode kaars. Vijf euro bij de Hema. Als er een meisje op bezoek kwam waarmee ik tussen de lakens wilde eindigen, stak ik de kaars aan. Toch eindigde ik vaker met soloseks dan me lief was. Daarom gooide ik die rode kaars na een tijdje in de container. “De kaars heeft mij in mijn leven weinig gebracht”, antwoord ik Jan, mijn gezicht nog steeds lijkbleek. Jan kijkt me ongemakkelijk aan. Dan vertelt hij snel over Frits Spies. Het Kaarsenmuseum verzamelt niet zomaar kaarsen. Alle kaarsen die er staan, zijn gemaakt door Frits Spies (1931-1997), een geestelijke uit Leeuwarden. Om God te eren. Die Frits Spies werkte soms wel achttien uur aan een stuk door aan een kaars, weet Jan. Hij gaf al zijn geld uit aan bijenwas. “Zijn vrouw en kinderen leden eronder”, zegt Jan stemmig. Jan wil me een filmpje over Frits Spies laten zien. Maar hij krijgt de tv niet aan. Verwoed drukt hij op de aan-knop van de afstandsbediening. Hij geeft de afstandsbediening aan mij. Ook ik druk op de aan-knop. Er gebeurt niets. Na een kwartier komt Jan erachter dat de elektriciteit niet is ingeschakeld. “Dat vergeet je natuurlijk met al die kaarsen hier”, zeg ik.

16

Gelachen wordt er niet. Mijn handen trillen zachtjes. Ik vraag me af of Jan denkt dat ik drugs gebruik. Het filmpje begint. De vertelstem legt uit dat Frits Spies geen opleiding heeft gevolgd. Hij leerde zichzelf hoe je bijenwas moet boetseren en kleuren. Zo ontdekte Frits dat bijenwas met benzine koken een linke aangelegenheid is. Een ontploffing volgde en Frits wist zijn keuken maar net te redden. Jan knikt. “Prachtige kaarsen, maar voor zijn vrouw en kinderen was het afzien.” Als het filmpje is gestopt, lopen we langs de vitrines. De kaarsen zijn prachtig. Groot, gedetailleerd, kleurrijk. We zien een Christusgelaat waar het lijden vanaf druipt en een reproductie in reliëf van Da Vinci’s Het Laatste Avondmaal. “Spies werkte met eenvoudig gereedschap, zoals satépennen en pincetten. Moet je nagaan hoeveel tijd en geduld die details van hem vroegen.” Ongewild moet ik steeds aan de vrouw en kinderen van Spies denken. ‘Voor God is niets te duur’, zei Spies in het informatiefilmpje. Een aantal van zijn kaarsen zijn bij Paus Johannes Paulus II beland. Die was onder de indruk van Frits’ rotsvaste geloofsovertuiging. “De kaarsen van Frits betoveren iedereen”, besluit Jan. Nog niet helemaal hersteld van de heenreis pak ik de bus terug naar Tilburg. Een paar haltes voor de mijne moet ik uitstappen. Hijgend op een bankje probeer ik niet over te geven. Ik vraag me af of ik vroeger meer succes bij het andere geslacht had geboekt met zo’n kaars van Frits Spies op mijn kamer.

Tekst Bart Smout Fotografie Erik van der Burgt

MEST nr 13


Het Kaarsenmuseum

Kerkplein 2, Baarle-Hertog, BelgiĂŤ. www.kaarsenmuseum.be

MEST nr 13

17


teeuwen =Maarterug! moeten we daar blij mee zijn?

De meeste opvoeringen van Hans Teeuwens nieuwste programma Echte rancune waren weer in een vloek en een zucht uitverkocht. De Teeuwen-fans vieren dus bij voorbaat al een feestje, maar is dat terecht? Cabaretkenner Frank Verhallen heeft zo zijn bedenkingen. “Echte rancune zal vooral laten zien hoe goed hij indertijd was.�

18

MEST nr 13


Omdat hij het zich kan veroorloven Hans Teeuwen heeft een nieuw programma, waarmee hij vijf maanden zal optreden: van 1 april t/m 21 augustus 2016. Hij sluit af in de grootste tent van Lowlands, die plaats biedt aan twintigduizend mensen. Daarvóór: slechts enkele inspeelavonden in kleine zalen

i

en vervolgens alleen maar de grootste bakken van Nederland en Vlaanderen, zoals Theater Carré in Amsterdam, Het Nieuwe Luxor in Rotterdam en de Kursaal in Oostende. Frank Verhallen: “Waarom wil Teeuwen dat, als hij weet dat een cabaretvoorstelling is gediend met wat kleinere

n 2011 stond Hans Teeuwen (Budel, 3 maart 1967) voor het laatst in de Nederlandse theaters, met Spiksplinter, zijn zesde programma. Toen gingen er op één ochtend zestigduizend kaarten over de toonbank. Dat programma sloot hij af met acht voorstellingen in de Heineken Music Hall, niet bepaald een cabaretpodium. Met zijn zevende, Echte rancune, wil hij opnieuw kort vlammen. Om daarna vast weer voor een tijdje in de anonimiteit te vluchten, waarschijnlijk wederom slechts onderbroken door een clubtour met jazzmusici en/of een nieuwe cd. Zijn solodebuut Hard en zielig (1994) is verbluffend. Een combinatie van muzikaliteit en humor, subtiliteit en botheid, MEST nr 13

zalen en allerminst gedijt op een poppodium? Omdat hij het zich kan veroorloven. Dat lijkt voor Hans Teeuwen inmiddels nog het enige dat telt. Er is dan ook geen sprake van een comeback. Zijn carrière duurde tien jaar en is alweer tien jaar voorbij.”

opgevoerd met een grenzeloze energie. De grootste naam van de nieuwe lichting cabaretiers, zo vinden de kenners meteen. Zij vergelijken hem met Freek de Jonge. Ook die startte zijn loopbaan in een duo en met een beuk- en schreeuwfase. Alleen deed Freek de Jonge er tien jaar over om door te breken; Hans Teeuwen heeft veel minder tijd nodig.

DADAÏSTISCHE WARTAAL

Na de middelbare school wil hij acteur worden en gaat naar de toneelschool in Antwerpen. Maar binnen een week weet hij al dat hij het daar niet gaat vinden. Op de toenmalige Toneelschool Eindhoven gaat het hem beter af. Hij raakt bevriend met Theo Maassen, die een klas hoger zit. Maassen wint in 1990 het Rotterdamse

“Ze zetten het riool van seks, drugs en blues wagenwijd open en wentelen zich in de creatieve drek” 19


“De mens laat geen middel ongebruikt om zich staande te houden. Met likken, trappen, liegen of godsdienst” cabaretfestival Cameretten. Teeuwen schrijft zich een jaar later in met Roland Smeenk, als duo, en samen winnen ze het festival met glans. Brabantse beukers, keurig in het pak, op gitaar en piano. Rammen en drammen in dadaïstische wartaal: “Skökn-duuk-uut-uut-Heist.” Verpletterend is dit debuut. De mannen zwaaien met de botte bijl wild in het rond. Oma dient doodgenaaid te worden en papa scheurt zijn zoontje van achteren bijna open. Het ultieme doel: “Infect me.” Ze zetten het riool van seks, drugs en blues wagenwijd open en wentelen zich creatief in de drek. Maar tussen al die schuimende platheid flonkert ineens de blues van Woensel-West. In de romantische hoerenbuurt die zij schetsen, ruik, proef en voel je de personages uit Jack Kerouacs On the road, terwijl Charlie Parker uit de jukebox rolt. In Woensel-West heerst het miezerige racisme en het domme vuil. Daar krijg je de afgetrapte sentimenten van Jantje Koopmans als je er een gulden in gooit. Smeenk scheurt een verdienstelijke blues uit zijn gitaar en Teeuwen komt er als de foute Woenselse holbewoner tussendoor: “Die Turken vreten maar shoarma van mijn uitkering!” IN DE WAR

Het is een keiharde en soms smakeloze mengeling van cabaret en muziektheater en juist daarom kijken de recensenten en theaters reikhalzend uit naar de première van hun debuutprogramma Heist. Maar precies op de finaleavond van de volgende Cameretten-editie, november 1992, komt Roland Smeenk om bij een auto-ongeluk op de terugweg van een optreden. Teeuwen overleeft de klap in de dubbele betekenis van het woord. Als hij tijdens een herdenkingsavond voor Smeenk voor het eerst weer optreedt, merkt hij dat hij door de barrière heen is en besluit solo verder te gaan. Teeuwen: “Zonder theater zou ik toch alleen maar voor de televisie hangen en in de junkie-scene terechtkomen.” 20

Teeuwen werkt samen met regisseur-klankbord Pieter Bouwman de gedachte achter Heist verder uit, de voorstelling krijgt een extra intellectuele lading. Teeuwen vindt dat cabaret vooral niet ‘leuk’ moet zijn. Je moet worden geslagen en geschopt. Het publiek moet volledig in de war het theater verlaten. Net zoals hijzelf volkomen in de war uit de bioscoop kwam toen hij de film C’est arrivé près de chez vous had gezien, waarin een cameraploeg een nietsontziende moordenaar volgt en zich gaandeweg laat meezuigen in het geweld. Extreem is het sleutelwoord voor Teeuwen, die zich daardoor ook makkelijk staande houdt in het stand-up-comedycollectief Comedytrain, naast Eric van Sauers, Theo Maassen, Raoul Heertje en anderen. Extreem is de ‘carnavalskraker’ uit Hard en zielig: “Kotsen in een kut is het mooiste wat er is.” Extreem is ook de contactadvertentie: “Integere Brabantse jongen zoekt zieke non om in de bek te schijten.” Daar verbindt hij vervolgens een bizar-lieflijk sprookje aan. Vakkundig rost hij de piano af, om daarna in een paar hilarische minuten door de bijbel te jakkeren. Als een recensent schrijft dat hij geen maat kan houden, weet Teeuwen dat hij op de goede weg is. DE MENS IS SLECHT

De meest realistische historici, biologen en sociologen zullen het beamen: de mens is slecht. Eenieder die het tegendeel beweert, is een dromer of een leugenaar. Als het er echt op aankomt, is het ieder voor zich en laat God zich in geen velden of wegen zien. When the going gets tough, begint het moorden. Je moet nogal wat overwinnen om van jezelf te erkennen dat je slecht bent. Misschien heb je nog nooit een bejaarde in elkaar geslagen of een dorp in een oerwoud platgebrand. Maar een kijkje in de geschiedenis zou elk lid van de menselijke soort toch genoeg zelfkennis kunnen verschaffen. Hans Teeuwen heeft dat

zelfinzicht. Hij beseft dat zulke daden tot de mogelijkheden behoren, bijvoorbeeld als hij daarmee zijn eigen leven kan redden. Een rotzak? Nee hoor, meer iemand die weet dat de mens door en door slecht is. Teeuwen kijkt in de beerput van zijn ziel en constateert aan het begin van Hard en zielig: “Ik zie het onder ogen, ook al is dat even wennen. Want wie weet wat hij voelt en waar het op stoelt, die is niet meer bang.” Hard en zielig lijkt een emmer ideeën uit een verwarde geest. Maar de flarden blijken allemaal stipjes te zijn waaruit een prachtig schilderij tevoorschijn komt: de mens die geen middel ongebruikt laat om zich staande te houden. Het kan met likken, trappen, liegen, godsdienst of gewoon door je over te geven. GEZOCHT: ONBAATZUCHTIGE BEFFER

Het hoogste-divisiecabaret met schrijnen en schuren. Het moet pijn doen: een stevige elektrische schok of de kop lang onder water. Maar je moet er ook om kunnen lachen. Niet alleen bitter, maar daarnaast ongeremd van vet plezier. Dat is het cabaret van een nieuwe Freek de Jonge in topvorm. Teeuwen laat een jongen zien die net naar Schindler’s List is geweest: “De mensen praten altijd wel over die joden en zo. Terwijl… Nou, die Duitsers… Dat waren ook geen lieverdjes, hoor…” Op de dubbel-cd van het programma ontbreekt Teeuwens tocht door de zaal, op zoek naar de onbaatzuchtige beffer. Maar ja, die bestaat waarschijnlijk niet, want als gezegd: de mens is door en door slecht. Met gunstige recensies, mond-tot-mondreclame en de tv-registratie van Hard en zielig lokt Hans Teeuwen een nieuwe, jonge generatie bezoekers het theater in. Het is zijn energie: hij speelt zich in anderhalf uur helemaal leeg. Het is zijn taalgebruik, het is zijn zapsnelheid. Van zijn zwakke punt, gebrek aan concentratie, maakt hij zijn kracht. En het zijn de seks en het geweld, MEST nr 13


MEST nr 13

21


[advertentie]

BEELD: BROERSEN & LUKÁCS

EELCO BRAND FLORIS KAAYK STUDIO SMACK BROERSEN & LUKÁCS Tentoonstelling in Breda 2 april t/m 31 december 2016

22

MEST nr 13


“The Guardian noemt hem een van de meest briljante komieken ter wereld”

zijn geliefde onderwerpen, die naadloos aansluiten bij de jeugdwensen. Toch is het een ander soort seks en geweld dan het aanbod van de commerciële tv-stations. Het ligt op het niveau van A Clockwork Orange, het kritisch-satirisch document uit de jaren zeventig over losgeslagen en normloze jongeren. Die invalshoek maakt het werk van Teeuwen ook aantrekkelijk voor het oudere cabaretpubliek.

bak ijswater. “Met een goed paard doe ik een week!” Dan volgt het laatste onderdeel. Hij drijft het paard in de stal in een hoek en schopt het flink tegen de benen. “Een paard heeft benen, geen poten, want een paard is een edel dier.” Daarna wurgt hij het. Hij gaat niet zo ver als anderen, die het dode dier in de reet neuken. “Daar houd ik niet van. Dat heeft niets meer met sport te maken!”

AMERICAN PSYCHO

Door op deze wijze over de schreef te gaan, wordt zijn extreme verhaal geen liefdesverklaring aan asociaal en amoreel gedrag, maar een felle, zelden zo doordringend geformuleerde aanklacht. Een aanklacht ook tegen een wezenlijke constructiefout in de mens. Wij kennen deze constructiefout goed; wij hebben hem waarschijnlijk ook zelf als dat hele dunne laagje beschaving is afgebladderd. Want de mens die zich niet overgeeft aan ongeremd meppen, sarren of moorden, kan zich deze luxe alleen permitteren als hij andere manieren heeft om zijn gifgas te laten ontsnappen. Bijvoorbeeld als houthakker, filiaalchef, leraar of… cabaretier.

Na de grootse start zal het vervolg wel tegenvallen, denkt menigeen. Maar Teeuwen doorstaat de druk en levert, al in 1995, een nog beter programma af: Met een Breierdeck, een beklemmende sociodocumentaire. Maar net als Freek de Jonge vertelt Teeuwen zijn verhaal met vreselijk veel humor. Om elk voorbeeld van treurigheid, onbeschoftheid en meedogenloosheid valt enorm te lachen. De cabaretvorm van Teeuwen is angstaanjagend realistisch en gaat over mensen die dingen alleen voor de kick doen, alleen voor de lol, alleen omdat er op dat moment niets anders te doen lijkt. Hij laat een stoet voorbijkomen van onaangepasten, geesteszieken en contactgestoorden die hun frustraties eruit neuken, eruit slaan, eruit schreeuwen, eruit doden. Ze reageren zich af op toevallige voorbijgangers, die door hun huidskleur of een lichamelijk ongemak lekker gemakkelijk te pakken zijn. Het is onthutsend theater, in de stijl van American Psycho, het verpletterende literaire werk van de Amerikaan Bret Easton Ellis. DE GEK EN HET PAARD

Teeuwen laat mensen volkomen krankzinnig doorslaan, zoals in zijn paardenverhaal. De gek zegt dat zijn paard gaat lopen als hij het beest met een plank een mep verkoopt. Als hij harder slaat, komt het paard tot stilstand en als hij het beest ongenadig hard op zijn kop rost, zakt het door zijn hoeven en kan de berijder afstappen. Als hij weer verder wil, bedient hij zich van een MEST nr 13

TEEUWEN IMITEREN

Hij speelt Met een Breierdeck niet uit, want wegens oververmoeidheid moet hij het laatste deel van zijn tour laten schieten. Vier jaar later is hij er weer, maar pas nadat hij zijn comeback een paar keer heeft uitgesteld. Met Trui (1999) en Dat dan weer wel (2001) neemt zijn populariteit alleen nog maar toe. Tenminste onder de jeugd: scholieren smullen van zijn krankzinnige verhalen, absurdistische invallen en grove grappen, en imiteren hem op het schoolplein. De cabaretier zelf is ongelukkig met een publiek dat alleen die buitenste laag ziet en zich niet verbindt aan de diepere thema’s die hij aansnijdt. Hij maakt nog één programma: Industry of Love, zijn vijfde, in 2003. De recensenten constateren dat hij in herhaling valt. Raakt de bron opgedroogd? Het is ernstiger: de cabaretier is uitgeblust; hij kan en wil niet

meer en trekt zich vermoeid terug. “Ik heb tien jaar cabaret gedaan, vijf programma's gemaakt, er is veel gelachen en ik heb veel applaus gekregen. Maar als ik eraan terugdenk, is het eerste wat me te binnen schiet toch die ongelofelijke vermoeidheid.” Ook de dood van zijn grote vriend Theo van Gogh (2 november 2004) grijpt hem zeer aan. Natuurlijk gingen zijn voorstellingen altijd over onderwerpen als de vrijheid van menings- en geloofsovertuiging, maar hoeveel toeschouwers hebben die diepere laag nou eigenlijk opgepikt? SNEL KASSUCCES

Hij richt zich als schrijver-regisseur en als acteur op film en manifesteert zich als zanger in het theater en op cd. Vanaf 2007 treedt hij een paar jaar achtereen in Engeland op met het beste materiaal uit zijn Nederlandse shows. The Guardian noemt hem een van de meest briljante komieken ter wereld en vergelijkt hem met Andy Kaufman, Spike Milligan en Steve Martin. In 2011 maakt hij zijn rentree in eigen land met Spiksplinter. Opnieuw een groot succes vinden zijn fans, maar critici zien toch vooral de Hans Teeuwen van nu die de Hans Teeuwen van destijds imiteert. Alsof alles al eens door hem is gezegd en gedaan. En beter! Hij richt zich bovendien (ook dan al) slechts op de grootste theaters; er lijkt geen sprake van een comeback gebaseerd op inspiratie. Hij streeft slechts naar snel kassucces, om zich daarna weer terug te trekken en nieuwe korte filmpjes te maken voor zijn internetsite hansteeuwen.tv. Eens in de vijf jaar komt hij dan even terug naar de Nederlandse en Vlaamse schouwburgen om zijn vroegere succes te gelde te maken. En om ons eraan te herinneren hoe goed hij tien jaar (1994-2004) en vijf soloprogramma’s lang was. A Tekst Frank Verhallen Lino Ivo van Leeuwen (bewerking door MEST) 23


Het werk van Roni Horn, nog t/m 29 mei Foto: De Pont

24

MEST nr 13


WA A R O M DE PONT ZO’N GOED MUSEUM IS

Het gaat goed met museum De Pont. Al jaren. De waardering voor collectie en exposities is hoog, bij professionals en bezoekers, zowel nationaal als internationaal. Opvallend veel mensen zeggen ronduit dat ze van het museum houden. De gemeente Tilburg schonk onlangs een nieuwe entree, in het voorjaar opent een nieuwe tentoonstellingsvleugel en volgend jaar wordt het 25-jarig bestaan gevierd. De liefde voor De Pont verklaard.

H

et is het licht dat de sculpturen magisch maakt. De tien massief glazen reuzentumtums, subtiel groen, blauw en rozig gekleurd, vormen het hoogtepunt van de tentoonstelling van de Amerikaanse kunstenaar Roni Horn in De Pont. Vijf ton wegen ze, per stuk, maar ze ogen gewichtloos. Door het daglicht dat via het glazen dak naar binnen valt en zich samenbalt in de sculpturen, gloeit het glas van binnenuit op. Mooier dan dit kan het samenspel tussen een kunstwerk en een ruimte niet worden. DAGLICHT

De Pont is zo'n zeldzaam gebouw waar je je direct prettig voelt. Het is vriendelijk, open en kalm, er is ademruim-

MEST nr 13

te. Museum fatigue krijgt geen kans. Architect Mels Crouwel verbouwde de voormalige wolspinnerij voor de opening in 1992, met precies de juiste terughoudendheid, tot museum. Het gebouw heeft een heldere structuur, alles is gelijkvloers en dankzij de in de weidse ruimte geplaatste wanden kun je ronddwalen zonder de weg kwijt te raken. Zoals in een park. De bakstenen gang en de wolhokken die dienst doen als kleine kabinetten zorgen voor ritme. Maar de belangrijkste kwaliteit van het gebouw is het daglicht. Er zijn meer kunstwerken die het licht lijken te vangen: Wedgework III van James Turrell, een door louter licht geschapen ruimtelijke vorm, een ijkpunt in de collectie. Verderop hangt het schilderij van Jan Andriesse, zacht pulserend

regenbooglicht. In een aparte ruimte zit je tegenover de sterrenwand van Angela Bulloch. Door de aanwezigheid van de glassculpturen van Roni Horn ontstaan nieuwe verbindingen tussen werken uit de vaste collectie. SPINNENWEB

Directeur Hendrik Driessen (63), die vanaf de oprichting leiding geeft aan het museum en verantwoordelijk is voor alle aankopen, vergelijkt de collectie met een spinnenweb. Hij begon met de hoofddraden, stevige lijnen om verder op te kunnen bouwen. Zwaartepunten, werk van kunstenaars als James Turrell, Richard Serra, Anish Kapoor. Steeds fijnmaziger wordt het web, en er ontstaan, zoals in een uitdijende familie, nieuwe onderlinge relaties. De middelen komen uit de nalatenschap

25


Het zijn werken waar je bij ieder bezoek even langsgaat, alsof je oude vrienden weerziet

van de van oorsprong Tilburgse jurist en zakenman Jan de Pont. Kort voor zijn overlijden in 1987 bepaalde hij dat zijn vermogen aangewend moest worden ter ondersteuning van de hedendaagse kunst. Er werd een stichting opgericht en Driessen, waarnemend directeur van het Van Abbemuseum, werd aangetrokken als directeur. Toen hij begon was er nog niets: geen gebouw, geen collectie, geen beleidsplan. Hoe groot de nalatenschap precies is, is niet bekend, maar zeker is dat er tot in lengte van jaren kunst mee kan worden verzameld van internationale topkunstenaars. OUDE VRIENDEN

De ingenieus gebogen spiegel Vertigo van Anish Kapoor, waar je écht duizelig van wordt, het gat in de grond en de zwevende schijf violet licht van dezelfde kunstenaar: het zijn kunstwerken waar je bij ieder bezoek even langsgaat, alsof je oude vrienden weerziet. Zo zijn er veel meer: het bijenwasgangetje van Wolfgang Laib, de video The Greeting van Bill Viola, de reuzenmannetjes van Thomas Schütte. Er is een indrukwekkende collectie schilderijen en tekeningen, van Marlene Dumas, Marc Mulders, Luc Tuymans, Raoul de Keyser, René Daniëls, Bernard Frize. Er zijn foto's van Jeff Wall, Sophie Calle, Charlotte Dumas, Esko Männikkö – zo’n 750 werken telt de collectie inmiddels, van 75 kunstenaars.

26

Een verzameling met meer diepte dan breedte: een klein aantal kunstenaars wordt langdurig gevolgd en geregeld getoond. Ze zijn divers wat betreft land van herkomst, medium, beeldtaal en ideeën. Maar als je ze vaker ziet, telkens in andere samenstellingen, ontdek je samenhang. Die voel je, al kun je het moeilijk analyseren. Het heeft vooral te maken met zintuiglijkheid: in De Pont worden de zintuigen beroerd. Het oog, allereerst, maar ook de reuk, de tastzin. Driessen verwelkomt schoonheid, laat ontroering toe. Bij de glazen kolossen van Roni Horn (New York – 1955) staat permanent een suppoost, om mensen ervan te weerhouden het ruwe oppervlak van de zijkant of de watergladde bovenkant aan te raken. SERIEUS GENOMEN

De Pont verzamelt hedendaagse kunst van relevante internationale kunstenaars. Geen music for the millions, maar toch is het een museum waar je gerust iemand mee naartoe neemt die niet of nauwelijks bekend is met hedendaagse kunst. Als bezoeker voel je je uitgenodigd om simpelweg te kijken en je eigen gedachten te vormen over wat je ziet.

Foto: Joyce van Belkom / HH

Er zijn musea die je aan de hand nemen alsof je een klein kind bent, er zijn andere kunstinstellingen die over je hoofd heen theoretiseren, maar hier word je als bezoeker serieus genomen. DE ‘IK’

Vóórdat je de glassculpturen van Roni Horn ziet, loop je eerst langs een lange wand met haar foto's. Met die wand is iets geks aan de hand: hij vormt een gang die naar het eind toe langzaam smaller wordt, zodat je onbewust het gevoel krijgt zelf groter te worden, aanweziger, op het ongemakkelijke af. De foto’s zijn allemaal portretten van Roni Horn, van het jonge blonde meisje dat ze ooit was tot de androgyne vrouw van zestig die ze nu is. Ze zijn verdeeld in vijftien tweetallen, meestal een combinatie van een jongere en een oudere versie van zichzelf. Het lijkt een eenvoudige opzet, maar het effect is onverwacht intens. De verschillen in uiterlijk en leeftijd zijn vaak groot, maar de overeenkomsten – een oogopslag, een frons, een glimlach – zijn intrigerend. Wat maakt Roni Horn tot wie zij is? Wat voor haar geldt, gaat voor ieder mens op, ook voor jezelf. Als je zo sterk verandert in de loop van je leven, wat is dan de constante die je ‘ik’ noemt? Al voordat Hendrik Driessen ook maar één kunstwerk had aangekocht, stond Roni Horn op zijn lijstje van zeven

MEST nr 13


kunstenaars van wie hij zeker iets wilde kopen. Zij moest deel uitmaken van de kern van de collectie, de hoofddraden van het web. Zesendertig jaar was hij toen hij begon, en in die tijd ontmoette hij Roni Horn, een generatiegenoot. Ze lagen elkaar goed en er ontstond een vriendschap die zich tot op de dag van vandaag verdiept. Al in 1993 kreeg Horn een solo-expositie in De Pont. Driessen kocht inderdaad werk van haar aan, onder meer het sleutelwerk Pair Field. Over haar werk praten ze als vrienden. Hij stelt vragen: waarom maak je wat je maakt? Waarom gebruik je dit of dat materiaal? Welke kant beweeg je op met je werk? Dat vindt Driessen het mooiste aan zijn werk: het gesprek met kunstenaars. DE LIEFDE

En kunstenaars waarderen de respectvolle, zorgvuldige en tegelijkertijd kritische manier waarop hij met hen omgaat. Dat Sigmar Polke een belang-

rijk werk — Hermes Trismegistos I-IV — aan De Pont verkocht terwijl andere, veel grotere musea, erom vochten, heeft daar veel mee te maken. Misschien maakt het uit dat Driessen niet is opgeleid als kunsthistoricus, maar als kunstenaar. De kunsttheorie en de geschiedenis zijn belangrijk, natuurlijk, maar nooit leidend. Het draait om het ding dat de kunstenaar maakt, hoe hij het maakt, en waarom. Die liefde voor de kunst, de respectvolle betrokkenheid bij kunstenaars, dát is de constante grondtoon, die met de groei van de collectie en de uitbreiding van het museum constant blijft. Bezoekers worden erdoor aangestoken, en gaan van het museum en de collectie houden. Dat is het geheim, het ‘ik’ van De Pont. A

Voor dit artikel is gesproken met Hendrik Driessen (directeur De Pont), Marie-José Eijkemans (hoofd Educatie De Pont), Linda Arts (kunstenaar en initiatiefnemer van kunstplatform Park), Hans den Hartog Jager (kunstcriticus NRC), Marieke van Schijndel (voormalig hoofd Kunstzaken Rabobank), Rob Schoonen (chef Cultuur Eindhovens Dagblad) en Tim Zeedijk (hoofd Tentoonstellingen, Rijksmuseum Amsterdam).

Tekst Anneke van Wolfswinkel

Kunstenaars waarderen de zorgvuldige manier waarop Driessen met hen omgaat

Foto: De Pont

MEST nr 13

27


HET

LICHT

In deze rubriek herenigen we een docent met een oud-leerling. Als eerbetoon aan de docent(e) die met zijn/haar passie voor cultuur het leven van tenminste één voormalig leerling voor altijd veranderde.

“We bedachten samen een plannetje” Ludwig Volbeda (25) en Miranda van Bragt (44) ontmoetten elkaar op het Mgr Frencken College in Oosterhout, waar hij acht jaar geleden havo-eindexamen deed. Zij was zijn docente voor Culturele kunstzinnige vorming en tekenen. Dat Ludwig inmiddels allerlei prijzen heeft gewonnen met zijn illustratiewerk verbaast haar niets.

A

f en toe mailen ze nog. Maar ze hebben elkaar al zeker drie jaar niet gezien. Speciaal voor deze ontmoeting is hij vanuit Amsterdam naar zijn oude middelbare school in Oosterhout gekomen, voor drie tussenuren met zijn oud-docente. Miranda: “Leerlingen als jij zijn de krentjes in de pap.” Ze kijkt naar de bedeesde jongen naast haar aan tafel in de spreekkamer. “Jij was geen krentje, jij was een krent. Je kwam de brugklas binnen met dreadlocks. Dat was bijzonder op een school als deze. Hier denken ze toch al snel: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.” Ludwig: “Het verbaast me dat ik nooit gepest ben.” Miranda: “Ik hou van mensen die anders durven zijn. Toen ik je in de vierde in mijn tekenles kreeg, bleek je een leerling die mijn opdrachten meteen snapte. Terwijl anderen me na mijn uitleg niet- begrijpend aankeken, begon jij meteen te tekenen. En al tekenend stak je dan je vinger omhoog om een inhoudelijke vraag te stellen. Jij tekende bij het thema liefde niet meteen hartjes, maar dacht door.” Ludwig: “Dat doordenken werd niet bij alle vakken zo op prijs gesteld als bij tekenen. Want als je doordenkt over bijvoorbeeld Mao, beland je buiten het lespakket.” OVER MIJN LIJK

Miranda: “Het eindresultaat van andere leerlingen was vaak niet eens zo goed als jouw schetsjes.” Ludwig: “Maar ik wilde graag theologie studeren.” Miranda: “En ik dacht: over mijn lijk.” Ludwig: “Toen bedachten we samen een plannetje. Ik zou mijn eerste jaar halen op de kunstacademie St. Joost. Dan kon ik daarna op universitair niveau theologie gaan studeren. Op vertrouwen heb ik jouw advies gevolgd. Maar jij dacht toen al dat ik niet van de kunstacademie weg zou gaan, hè?”

28

Miranda: “Tuurlijk! Weet je nog dat ik zei: ‘Als jij naar de academie gaat, verzorg ik je een eerste betaalde opdracht’. Je mocht van de geschiedenis van Oosterhout een stripboek maken als tegenhanger van de dikke pil Oosterhout niet van gisteren. Ik begeleidde je artistiek – maar dat was nauwelijks nodig.” Miranda: “Bij de presentatie van het boek door de directeur van Erfgoed Brabant hield je zo’n lief verhaal over mij dat de tranen over mij wangen rolden. Je zei zoiets als: ‘Ze heeft me aan mijn dreadlocks uit de klei getrokken’.” Ludwig: “Ik heb echt een hekel aan speechen, maar ik wilde zo graag mijn bewondering voor jouw energie en doorzettingsvermogen uitspreken.” OPGESLOTEN

Miranda: “Soms hebben leerlingen het en dan krijg je een wisselwerking van mens tot mens, geen leraarleerling verhouding.” Ludwig: “Dat was heel fijn, inderdaad. Dat informele. Dat voelde ik ook meteen als ik het tekenlokaal binnenkwam. In andere lokalen mocht je nooit opstaan en voelde ik me soms opgesloten. In het tekenlokaal voelde ik me vrij.” Miranda: “Al stond je zelden op. Je werkte zo hard.” Ludwig: “Ook in de keuzewerktijd koos ik er zoveel mogelijk voor bij jou in het tekenlokaal te zitten.” Miranda, spottend: “Dat had je echt nodig.” Ludwig: “St. Joost bleek een hele fijne opleiding, dus daar ben ik gewoon gebleven, zoals jij al dacht.” Miranda: “Je bent cum laude afgestudeerd, hebt de scriptieprijs gewonnen en werd genomineerd voor de St. Joostpenning. Voldoende bewijs dat je de juiste studiekeuze hebt gemaakt.” Tekst Esther Wittenberg Fotografie Anke van Iersel

MEST nr 13


MEST nr 13

29


De muzikale traditie is in Brabant en Limburg al eeuwenlang onverwoestbaar. Harmonie en fanfare hóren bij het zuiden. Maar nu hebben de blaasorkesten het zwaarder dan ooit. Jongeren hebben al zoveel te doen en haken af. De hoop is gevestigd op een terugkeer van het gemeenschapsgevoel. “Mensen willen weer in gezamenlijkheid beleven.”

30

MEST nr 13


H E E F T D E H A R M O N I E N O G E E N TO E KO M S T I N E E N I K-T I J D ?

Historisch inblazen Het grijze verleden van het blaasorkest kent een nog langere baard dan menigeen denkt. Blaasorkesten zijn ontstaan vanuit aloude militaire kapellen. In de zeventiende eeuw kregen deze blaasmuziekkorpsen in Frankrijk en later in Duitsland langzaam hun vorm. Voor Franse despoten als Lodewijk XIV en Napoleon was zo’n korps een ultiem paradepaardje. Pas in de negentiende eeuw verloren de blaaskapellen- en orkesten stapsgewijs hun militaire karakter en werden ze ingezet voor allerlei feestelijkere plechtigheden. Harmonieën en fanfares ontstonden en de blaasorkesten groeiden uit tot de ‘symfonieorkesten van het gewone volk’. Concertzalen waren te duur of ontbraken gewoonweg, dus werd er in de open lucht gemusiceerd. Rondom de orkesten ontstond een heel verenigingsleven. In de twintigste eeuw doken blaasorkesten vooral op in dichtbevolkte, geïndustrialiseerde gebieden (Zaanstreek, Twente, Brabant) en mijnstreken (Limburg). Er ontstonden bedrijfsorkesten (denk aan de befaamde Philips Harmonie) en muziekverenigingen voor de arbeiders. De emancipatie van het blaasorkest voltrekt zich pas goed na de Tweede Wereldoorlog, als harmonieën en fanfares in Nederland steeds meer gaan optreden in concertzalen en op concoursen, met een vaak erg hoog speelniveau als gevolg.

B

laosmeziek op eine sjone zóndigmorge. Blaosmeziek bleust mich ómver. Uit volle borst zingt Limburger Gé Reinders zijn grote hit Blaosmuziek. Een ode aan de blaasorkesten in zijn streek. Over muziek vol weemoed die je omver kan blazen en het verlangen naar gouden tijden weet aan te wakkeren. De harmonieën, fanfares en brassbands in een dorp of stad beantwoorden nog altijd aan dat nostalgische oergevoel. Muziekgezelschappen die in veel dorpen en steden nog steeds een centrale plek hebben en staan voor saamhorigheid en discipline door een gedeelde hartstocht voor muziek. Een ijzersterke, diepgewortelde traditie die soms eeuwen overspant.

Maar de 21e eeuw vraagt om een herdefiniëring van het blaasorkest. De laatste decennia staan bol van de culturele en maatschappelijke veranderingen en ook de Hafabra-wereld (Harmonie-Fanfare-Brassband) moet uit haar bastion breken wil het overleven in hectische tijden. TEVEEL TE DOEN Eén van de belangrijkste problemen: de vergrijzing en de werving en het behoud van jonge leden. Er is in ieder geval één hoopvolle landelijke trend, oppert Bart van Meijl, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Muziek Organisatie (KNMO). “Het aantal beoefenaars van blaasmuziek neemt niet drastisch af. Wel zijn er steeds minder muziekverenigingen en meer fusies. Het hele verenigingsleven staat sowieso onder druk. Brabant wijkt daarbij niet af van de landelijke trends.” Het probleem is vooral dat de jeugd zich niet meer wil binden aan vaste momenten in een week. vervolg op p35

MEST nr 13

31


FANFARE

DE WONDERE WERELD VAN DE

HAFABRA

Hafabra! Een muzikale toverformule die niet door iedereen meteen begrepen wordt. Hafabra staat in gewoon Nederlands voor Harmonie, Fanfare en Brassband. De wondere wereld van het traditionele blaasorkest behoeft enige uitleg. Want blaasorkesten worden nogal eens gemakzuchtig over één kam geschoren. Voor enige helderheid sla je het officiële concoursreglement van de Koninklijke Nederlandse Muziek Organisatie (KNMO) open.

32

De voor Nederland en België typische fanfare is kleiner bezet en bestaat uit koperen blaasinstrumenten, slaginstrumenten, eventueel aangevuld door contrabas(sen), harp(en) en piano. Koperen blaasinstrumenten staan centraal in de fanfare, met een opvallende rol voor de bugels. Vroeger trok de fanfare bij feestelijke gelegenheden nog wel eens door de straten, tegenwoordig is de fanfare vooral uitgegroeid tot een volwaardig muziekensemble dat deelneemt aan wedstrijden.

HARMONIE

Een harmonie is een orkest, bestaande uit zowel houten als koperenblaasinstrumenten, slaginstrumenten, soms aangevuld door cello’s, contrabassen, harp(en) en piano. De kern van het orkest wordt gevormd door houten blaasinstrumenten, met een hoofdrol voor de klarinetgroep. De harmonie kiest vaak voor een symfonische aanpak en kan een heel breed repertoire aan.

MEST nr 13


BRASSBAND

De brassband is een orkest, bestaande uit uitsluitend koperen blaasinstrumenten, alsmede slaginstrumenten, waarbij de kornets (koperen blaasinstrument) meervoudig bezet zijn. Daarnaast beschikken verschillende muziekverenigingen nog over uitgebreide, aparte ensembles voor louter slagwerkinstrumenten (waaronder ook drumbands).

DWEILORKEST

En ja, dan hebben we nog het onontkoombare dweilorkest. In de hafabra-wereld wordt er wat meewarig naar gekeken, maar tijdens carnaval kun je er niet omheen. Een dweilorkest of dweilband is een muziekkapel bestaande uit een los groepje blazers en slagwerkers. Dat zich enkele weken per jaar vol vlijt stort op veelal versleten carnavalskrakers.

MEST nr 13

DE VAANDELS VAN CALON De Tilburgse ontwerper Sigrid Calon (zie ook interview p42) ontwierp in 2011 nieuwe vaandels voor negen Tilburgse harmonieĂŤn en muziekverenigingen. Een vijf jaar oud project dus, maar ze zijn zo mooi, dat we ze graag nog eens laten zien. Het vaandel staat symbool voor de identiteit van een vereniging. Maar met de opheffing, fusering en modernisering van verenigingen is de traditie van de vaandels aan het verdwijnen. Met het project Vaandels Hoog wilde Calon de traditie nieuw leven inblazen. In opdracht van Textielmuseum Tilburg en social design-label KANT ontwierp zij negen bijzondere ontwerpen voor nieuwe vaandels. Met diverse textieltechnieken en bijzondere materialen werden de vaandels in en door het Textielmuseum en door de vrouwen van KANT vervaardigd. www.sigridcalon.nl

33


34

MEST nr 13


Nieuw muziekexamensysteem

Mede als gevolg van het verdwijnen van veel muziekscholen heeft Kunstbalie — in samenwerking met onder meer de Brabantse Bond van Muziekverenigingen, lokale overheden, verenigingen en docenten — een nieuw muziekexamensysteem opgezet in NoordBrabant. Landelijke erkende muziekexamens kunnen nu behaald worden op verschillende locaties in een regio. Privé-muziekscholen en -docenten kunnen zo op een flexibele wijze examens afnemen. Frank de Jong van Kunstbalie: “Voor aspirant-leden van de kleinere regionale blaasorkesten betekent dit een extra stimulans om een opleiding door te zetten.”

“Er is gewoonweg teveel te doen”, ziet Van Meijl. “Elke maandag een uurtje repeteren bij je club is niet meer vanzelfsprekend.” Zelfs kinderen hebben tegenwoordig een drukke agenda, ziet hij. Voetbal, computeren en ja, de muziek moet daar ook nog tussen gepland worden. “Het werven van jeugd lukt nog wel, maar het vasthouden van jongeren zodra ze ouder worden, dat is steeds lastiger.” Blaasorkesten moeten de boer op, meent Van Meijl. “Zoek bijvoorbeeld de samenwerking op met plaatselijke muziekscholen en basisscholen. Maar kijk ook goed hoe andere verenigingen in je omgeving leden weten te binden.” GROOT BELANG VOOR GEMEENSCHAP Het Tilburgse Fontys Conservatorium leidt zowel docenten blaasinstrumenten op als dirigenten voor harmonie- en fanfareorkesten. Studiecoördinator Nico Vis: “De animo voor het musiceren in amateurblaasorkesten staat in heel ons land minder in de belangstelling. Ik denk dat je kinderen op de basisschool al moet laten kennismaken met blaasmuziek. Onze trombonedocent Mark Boonstra promoot met zijn New Trombone Collective de trombone en de blaasmuziek onder schoolgaande jongeren. En heeft daar veel succes mee.” Vis ziet ook in de rest van het land talloze interessante initiatieven. “Zo nodigt het Metropole Orkest amateurs uit voor hun concerten. Aanvullend geven orkestleden workshops op repetities van plaatselijke amateurmuziekverenigingen.” Het belang van muziekverenigingen voor een gemeenschap blijft onverdeeld groot, vindt Frank de Jong, adviseur kunstbeoefening bij Kunstbalie (Brabantse organisatie voor cultuureducatie en amateurkunsten) en actief als harmoniedirigent. Maar niet iedere vereniging kan momenteel het hoofd boven water houden. “Steeds meer verenigingen fuseren en 1+1 is niet altijd 2. Als twee orkesten

MEST nr 13

samengaan, leidt dat niet altijd tot een extra groot orkest. Er kunnen leden afvallen. Zeker bij de kleinere muziekverenigingen heb je dan een daadkrachtig bestuur nodig en een dirigent die de kar blijven trekken.” MEER LEF TONEN Wat niet helpt, is de gestage teloorgang van de muziekscholen. Plekken waar aspirant-leden van blaasorkesten traditiegetrouw hun opleiding krijgen. De Jong: “Veel muziekinstellingen vielen de afgelopen jaren om. In Brabant gingen we van 26 naar 17. En dat worden er nog minder. Een aantal grote muziekverenigingen – zoals harmonie Oefening en Uitspanning uit Beek en Donk (zie p36) – houden de opleiding in eigen hand. Maar de kleinere verenigingen beschikken vaak niet over een eigen opleiding en hebben het moeilijk.” Volgens ervaren blaasorkestdirigent Alex Schillings moet de gangbare muzikale smaak binnen de blaasmuziek veranderen. “Crossovers met pop en klassieke muziek moeten de orkesten een breder muzikaal smoel geven.” Verenigingen moeten met meer lef gaan programmeren en een breder publiek gaan aanspreken, vindt Nico Vis. “Denk aan thematische concerten of samenwerking met bekende artiesten.” Nodig gastdirigenten uit die gespecialiseerd zijn in een bepaald genre of een specifieke stijl, oppert Vis. Frank de Jong hoopt dat de blaasorkesten hun gesloten vesting meer en meer durven te verlaten. “Naast de vaste kern aan musici zou een orkest bijvoorbeeld ruimte kunnen bieden aan ad hoc musici die flexibel inzetbaar zijn.” TERUG NAAR TRADITIONELE WAARDEN Een andere optie is de keuze voor een heterogeen muziekgezelschap, stelt De Jong voor. “De muziekvereniging van de toekomst moet uitgroeien tot een grote paraplu met daaronder meerdere muzikale smaken en ook andere, heterogene ensembles. Denk bijvoorbeeld aan meer rockgeoriënteerde groepen waarin gitaristen en keyboardspelers hun ei kwijt kunnen. Op die manier versterk je als vereniging je identiteit als dé belangrijkste muziekplek binnen een dorp of kleine gemeenschap.” De grootste drijfkracht van muziekverenigingen en blaasorkesten is en blijft het aloude verenigingsgevoel. “In een tijd van individualisering blijft het creëren van zo’n gemeenschapsgevoel de belangrijkste overlevingsstrategie voor ieder orkest”, meent KNMO-voorzitter Bart van Meijl. Volgens hem is er een tegenbeweging gaande waarbij we als mensen weer terugverlangen naar oude, traditionele waarden. “Kijk naar de onverwacht grote populariteit van een tv-programma als Heel Holland Bakt. Mensen willen weer in gezamenlijkheid ondernemen en beleven. Muziekverenigingen kunnen meevaren op zo’n trend. Daar putten we absoluut hoop uit.” A

Tekst Mark van de Voort Beeld Sigrid Calon

35


E E N V R I J D A G AV O N D B I J D E H A R M O N I E

“Hier ontstaan liefdes en vriendschappen voor het leven” Koninklijke Harmonie Oefening en Uitspanning – een van de beste harmonieën in Noord-Brabant – viert dit jaar haar 125-jarig bestaan. Op vrijdagavond repeteren de muzikanten altijd in muziekcentrum Het Anker te Beek en Donk. Stadsjongen en MEST-redacteur Bart Smout vertrok sceptisch richting dorp. En kwam bekeerd terug. “Stel je voor dat je op je zestiende al een volle zaal aandurft. Dat moet het leven later toch een stuk makkelijker maken.”

O

p mijn zestiende was de vrijdagavond het hoogtepunt van de week. De laatste schooldag was voorbij, even geen gezeik over huiswerk, een nog onontdekt nachtleven lag voor me. Van mijn ouders moest ik om twee uur thuis zijn. Een minuut later en de hel brak los. Met een paar schoolvriendjes gingen we vroeg de deur uit, zodat we het maximale uit de avond konden halen. Het maximale was in mijn geval niet veel. Door onze Nikes kwamen we de discotheken niet binnen, en door onze puistenkoppen en het totale gebrek aan baardgroei werden we in de kroeg uitgelachen als we nonchalant vijf whisky’s bestelden.

Meestal hingen we wat rond voor coffeeshop Muze in de Tuinstraat. Buiten vroegen we aan oudere klanten of ze voor ons een grammetje wilden meenemen. Als we beet hadden gingen we op een plein zitten. Dan was het rollen, likken, roken. Als er een mooi meisje voorbij liep, joelden we. Mijn middelbare school stond in Tilburg en ongeveer de helft van mijn klasgenoten kwam daar vandaan. De rest woonde in de omringende dorpen. Hilvarenbeek, Middelbeers, Moergestel. Een dorpsmeisje uit onze klas ging iedere vrijdag naar de harmonie. Ze speelde blokfluit. Hilarisch vonden we dat. Welke zestienjarige ging nou op vrijdagavond blokfluit spelen in een godvergeten dorp? We lachten, namen een hijs van de joint, keken hoe de kegel rood oplichtte in de nacht. WEER FANTASTISCH! Nu ben ik 32 en rij ik op een vrijdagavond naar Beek en Donk, een dorp boven Helmond. Voor een reportage over de plaatselijke harmonie. Oefening en 36

Uitspanning, heet-ie. Wat een idiote naam, denk ik, terwijl ik door het raam van de bus naar het voorbijschietende landschap kijk. Ik stap uit op de Lieshoutseweg. De busrit duurde niet lang en de chauffeur reed beheerst, dus ik ben niet misselijk. Door de bomen zie ik de kerkspits van Beek en Donk. Tienduizend inwoners, las ik op Wikipedia. Als de bus is vertrokken, wordt het muisstil. Over de Irisstraat loop ik naar een kruispunt. Rechts een klein tankstation, links branden de lichten van muziekcentrum Het Anker. Mensen lopen naar binnen, koperklanken vluchten door de openstaande deur naar buiten. Ik rook een sigaret, zucht, en loop de muziek tegemoet. Binnen is het druk. Ik loop door de kantine en kom uit in een grote gymzaal, met zo’n groene vloer waarover lijnen in allerlei kleuren lopen. Ik adem diep in: de ruimte ruikt naar vroeger. Aan het eind van de gymzaal staat een groot podium waarop minstens vijftig muzikanten zitten. Veel koperblazers, maar ook slagwerkers, gitaristen, koorzangers, noem maar op. Door de gymzaal lopen mensen opgewonden heen en weer. Door de speakers klinkt een zware basstem: “Vanavond nemen wij u mee op een muzikaal avontuur vol sprookjes en magie!” STRAVINSKY! VIVALDI! De muzikanten zijn nog aan het warmspelen. Voorzitter Pierre Heesakkers komt naast me staan. Hij legt me uit dat dit de generale repetitie is voor de jaarlijkse carnavalsconcerten. Als ik opmerk dat ik nog nooit zo’n groot dweilorkest heb gezien, word ik aangekeken alsof ik Satan in hoogsteigen persoon ben. “Alleen met carnaval spelen wij een licht repertoire. Voor de rest zijn wij een serieuze harmonie met een hoog niveau. Stravinsky! Vivaldi! Er zitten ook conservatoriumstudenten in ons orkest.” MEST nr 13


FR A N

S

M AR

IANK

E

Koninklijke Harmonie Oefening en Uitspanning

125

BEEK EN DONK

L AUR

MEST nr 13

A

PI E

RR

E

37


“Welke zestienjarige ging nou op vrijdagavond blokfluit spelen in een godvergeten dorp?” Pierre wijst naar het orkest. Ik doe net alsof ik een conservatoriumstudent zie. “Ah, ja”, zeg ik. Hij somt de prijzen op die de harmonie heeft gewonnen, en de uitstekende dirigenten die voor het orkest hebben gestaan. In 2014 wonnen ze nog de eerste prijs op het bondsconcours te Veldhoven. Ik mompel iets in de trant van: “Ja, uiteraard, dat wist ik ook wel.” De harmonie bestaat dit jaar 125 jaar, vertelt Pierre. En ze zijn misschien nog nooit zo goed geweest als nu. “We hebben een naam hoog te houden. We horen toch bij de beste harmonieën van het land.” Pierre krijgt een seintje dat hij plaats moet nemen in het orkest. De repetitie gaat beginnen. Voordat hij wegloopt zegt hij: “Mijn drie dochters treden ook op. Ze zingen K3 in groene glittertruitjes.” GESNEUVELDE GLIMLACH Marianke Hobé laat er evenmin gras over groeien. Ze is zesentwintig jaar oud en dirigent van het jeugdorkest. De liefde voor een man bracht haar uit de Achterhoek naar Beek en Donk, haar liefde voor muziek leidde haar vervolgens naar Harmonie Oefening en Uitspanning. “Kwaliteit staat voorop. Daarom sneuvelt er weleens iets.” “Sneuvelt er weleens iets?”, herhaal ik aarzelend. “Ja, ik bedoel, gezelligheid is leuk, maar het mag niet ten koste gaan van het spel. Daar ben ik streng in. Dus soms sneuvelt er weleens een glimlach.”

De spelers in het jeugdorkest van de harmonie zijn tussen de elf en tweeëntwintig. Ze kunnen de strenge aanpak van Marianke best waarderen. De zeventienjarige Laura Verrijt speelt altsaxofoon en is erg gedreven. “Ik wil graag beter worden. Ook wil ik beter leren samenspelen. Goed samenspelen is het moeilijkste, maar ook het leukste wat er is.” Ondertussen speelt het orkest de filmtune van Harry Potter. Het klinkt fantastisch, eerlijk is eerlijk. Het begint me te dagen dat de harmonie geen gezelligheidsvereniging voor mensen met een instrument is. Dit is serious shit. Hier wordt een niveau neergezet waar het gemiddelde buurtorkest een joekel van een punt aan kan zuigen. VRIENDEN VOOR HET LEVEN “Natuurlijk vervult de harmonie ook een belangrijke sociale functie”, zegt Marianke. “Hier ontstaan liefdes en vriendschappen voor het leven. Ook mensen die de harmonie verlaten, blijven elkaar zien.” Het orkest is gestopt met spelen. Het is tijd voor een act. Twee jonge jochies verkleed als bejaarden lopen het podium op. Ze hebben het over roken. 38

“Roken, het blijft een teer onderwerp”, zegt de een met zware stem. “Hou toch op met je eeuwige woordgrapjes”, zegt de ander. “Ik krijg er tabak van.” De jochies staan op het podium met een achteloze vanzelfsprekendheid. Ze vinden het duidelijk niet eng om in de schijnwerpers te staan. Vanuit de zaal worden ze door de toeschouwers bemoedigend toegelachen. Ik denk aan de jongens van de middelbare school waarmee ik vroeger op vrijdagavond blowde. Hoeveel van hen zie ik eigenlijk nog? Toevallig liep ik laatst Ties tegen het lijf bij een theatervoorstelling. De rest heb ik jaren geleden voor het laatst gezien. We zeiden vroeger vaak dat we voor altijd vrienden zouden blijven. Blijkbaar duurde altijd te lang voor ons. LAATST NOG ITALIË Als de avond vordert, raak ik meer en meer onder de indruk van de harmonie. Het mooiste is misschien nog wel dat het orkest uit alle leeftijdscategorieën bestaat en toch vloeiend samenspeelt. Ook mooi: de acts die de jongeren tussen de muziek door opvoeren, het zelfvertrouwen dat daaruit spreekt. Ronduit indrukwekkend: een klein, vriendelijk ogend mannetje dat de microfoon ter hand neemt en Angels van Robbie Williams begint te zingen alsof zijn leven ervan afhangt. Inclusief imposante uithalen, dramatische handgebaren en overtuigende rocksterposes.

Pierre vertelt me dat er tijdens een officieel concert makkelijk vijfhonderd man in de zaal zit. Stel je voor, denk ik, dat je op je zestiende al een volle zaal aandurft. Dat moet het leven later toch een stuk makkelijker maken. Frans Rooijakkers komt naast me staan. Hij is zesenvijftig jaar oud en speelt al meer dan dertig jaar bij de harmonie. Hij heeft er zijn vrouw ontmoet. Zijn beste vrienden zitten ook in de harmonie. “Als ik speel vergeet ik de wereld om me heen”, zegt Frans. Ik vraag Frans wat er zou gebeuren als de harmonie uit Beek en Donk zou verdwijnen. “Dat zou verschrikkelijk zijn. De harmonie zorgt voor binding in het dorp. Het verbindt niet alleen de mensen die spelen, het verbindt ook de mensen die komen kijken. Je maakt ook zoveel mooie dingen mee. Laatst speelden we in Riva la Garda, in Italië, op een concours. Vlakbij het Gardameer. Dat is toch schitterend?” BLAUWZWART PAKPAPIER Drie meisjes betreden het podium. In groene glitterjurkjes. Een nummer van K3 wordt ingezet. Danspasjes rollen soepel uit de benen. Ineens staat Pierre naast me, een grijns op zijn gezicht zo breed als de horizon. Hij geeft me een klap op mijn schouder, drukt een biertje in mijn hand. “Schitterend toch?” Zijn drie dochters op het podium. Daar kunnen nog geen tien bezoekjes aan Riva la Garda tegenop. MEST nr 13


K

oninklijke Harmonie Oefening en Uitspanning beleefde in de jaren zeventig de grote doorbraak, onder leiding van de befaamde dirigent Heinz Friesen, dé maestro van de symfonische blaasmuziek. Onder zijn leiding groeide het orkest uit tot een symfonisch blaasorkest, met veel

nationale en internationale successen. In 1978 won Oefening en Uitspanning het wereldkampioenschap op het Wereldmuziekconcours in Kerkrade met een uitvoering van Stravinsky’s Le Sacre du printemps. In 2014 won de harmonie voor de derde keer de eerste prijs op het bondsconcours in Veldhoven. Sindsdien komt het orkest

Bij het dichtslaan van de deur hoor ik nog net de basstem een laatste keer door de speakers knallen: “Wij hopen dat u een geweldige avond heeft en bij het verlaten van muziekcentrum Het Anker wederom zult zeggen: het was weer fantastisch!” De repetitie is afgelopen. In de kantine is het nog een drukte van jewelste. Over de Irisstraat loop ik terug naar de bushalte. Ik kijk achterom. Het dorp is door de nacht ingepakt met blauwzwart pakpapier. Alleen muziekcentrum Het Anker geeft licht. MANNEN VAN DE WERELD In de bus kijk ik weer door het raam naar buiten. Ik denk terug aan vroeger. Hoe we als zestienjarigen op vrijdagavond rondhingen. We vonden onszelf heel wat. Mannen van de wereld. Mannen met verstand van zaken. MEST nr 13

weer uit in de hoogste klasse van de blaasmuziek, de concertafdeling. Koninklijke Harmonie Oefening en Uitspanning viert van 19 tot en met 22 mei met allerlei activiteiten het 125-jarig bestaan. Ook wordt er een jubileumboek gepresenteerd.

Nu ik erop terug kijk, waren we vooral heel erg verloren. We deden alsof we de weg wisten, maar hadden geen idee waar het noorden was. We deden alsof we samen waren, maar we waren vooral verveeld. Ondertussen vroegen we ons af waar het gebeurde. Ja, we vonden ons maar wat stoer, zittend op een plein met een joint tussen de lippen. En toch wisten we: dit is niet de bruisende vrijdagavond die ons is beloofd. Nu weet ik waar het op vrijdagavond gebeurt. Niet op de pleintjes in de stad. Niet in de coffeeshops. Niet in de discotheken. Het gebeurt in Beek in Donk. In muziekcentrum Het Anker, waar de harmonie speelt en de lichten tot laat blijven branden. A

Tekst Bart Smout Fotografie Maria van der Heyden 39


[advertentie]

bkkcconnects: kennis en n inspiratie opdoen, ervaring delen en ideeën bespreken

Elke derde donderdag van de maand organiseert bkkc een laagdrempelig lunchprogramma rondom uiteenlopende thema’s. bkkc doet dat voor het culturele veld in Brabant en daarbuiten met als doelen kennis en inspiratie opdoen, ervaring delen en ideeën bespreken.

do16 juni | bkkc connects: open voor input

do 21 april | bkkc connects: internationalisering

Heb je een idee? Is er een onderwerp waar je het met collega’s en bkkc over wilt hebben? Mail dan naar Jeske van Vossen (j.vanvossen@bkkc.nl).

De kunst- en cultuurwereld is internationaal georiënteerd. Over internationale netwerken, projecten, beurzen, initiatieven, beleid en ontwikkelingen. En over het bereiken van internationale opdrachtgevers, media, festivals, podia en publiek.

meer informatie en overige activiteiten op www.bkkc.nl/agenda

do 19 mei | bkkc connects: kunstenaar op de weegschaal Waarop baseren (erfgoed)instellingen hun oordeel bij aankopen, tonen en bewaren van werk, zowel fysiek als digitaal? Hoe gaan ze om met behoud, beheer, registratie, selectie en waardering? Hoe leg je als kunstenaar gewicht in de schaal?

Nader in te vullen! Voor de invulling van ‘bkkc connects’ vraagt bkkc altijd om input uit het veld. Het programma in juni moet nog gevuld worden en op dit moment starten we met de invulling van het programma voor het najaar van 2016.


[advertentie]

Adverteren bij MEST: bereik in één klap de ware cultuurminnaars. WE HEBBEN ONZE ADVERTENTIETARIEVEN EN -MOGELIJKHEDEN AANGEPAST.

ADVERTEREN BIJ MEST KAN: • In MEST magazine •

Op Mestmag.nl

In onze nieuwsbrief

Via onze sociale media

En door het meesturen van een flyer of brochure

INTERESSANT VOOR: •

Culturele instellingen zoals musea, bibliotheken en poppodia die de Brabantse cultuurliefhebber willen bereiken

Bedrijven die hun product willen aanbieden aan cultuurliefhebbers en de culturele en creatieve sector in Noord-Brabant

Overheden en fondsen met belangrijke informatie voor de cultuursector

UITERAARD KIJKEN WE SAMEN MET JE NAAR WAT HET BESTE PAST.

Heb je interesse? Neem dan contact op met Iris van den Boezem (iris@mestmag.nl / 06 33794123) of kijk op www.mestmag.nl/adverteren

NIEUWE ONLINE-RUBRIEK In de online-rubriek Nieuwe Gezichten laten nieuwe initiatieven, instellingen en zzp'ers in de kunst en cultuur hun gezicht zien aan hun (toekomstige) collega's in een korte video die we publiceren op Mestmag.nl en Facebook!

Nieuwe Gezichten facebook.com/MestMag

@mestmagazine

We zijn benieuwd waar deze nieuwe gezichten de wereld mee willen veroveren. MEEDOEN? Kijk voor meer informatie op www.mestmag.nl/pagina/nieuwegezichten

mestmagazine

linkedin.com/company/ mest-magazine


KENJEZELF KIT-SESSIE 8

MET JEROEN DE LEIJER EN ONTWERPER S I G R I D C A LO N

IK MAAK HET LIEFST IETS DAT

T O T A A L

LOSSTAAT VAN DE MAATSCHAPPIJ Jeroen de Leijer, naast briljant tekenaar ook spiritueel gids en bedenker van de Kenjezelf Kit, ontvangt een bekende culturele Brabander op zijn sofa. Aan de hand van de Kenjezelf Kit biedt hij haar of hem de unieke mogelijkheid middels de spirituele kaarten te komen tot een bijzondere mate van zelfreflectie. In deze aflevering: de Tilburgse ontwerpster/kunstenares Sigrid Calon. Die naam maakt met haar kleurrijk grafisch werk. Zoals de twee horloges die ze ontwierp voor Swatch. 42

MEST nr 13


MEST nr 13

43


ilburg gaat gebukt onder een loodgrijze hemel waar de regen onophoudelijk uit sijpelt. In het atelier van kunstenaar/ vormgever Sigrid Calon liggen stapels felgekleurde prints. Sigrid is bezig aan een nieuw boek dat af moet voor de L.A. Book Fair in Amerika. Een boek met alle letters van het alfabet, een letter per pagina. “Ik ben niet bezig met tekst of met de betekenis van de letters. Het gaat over de letter als abstracte vorm.” LUCHTKASTEEL

Als we ons geïnstalleerd hebben met een kop thee en de deur hebben gesloten om concentratieverlies te voorkomen, schudt Sigrid de kaarten. Ze neemt er een uit en lacht. LUCHTKASTEEL “Nou zeg! Dit is heel grappig in mijn geval… Het grid. Een bakstenen muur, de ultieme repetitie!” J: “Wat heb je met het grid?” S: “Het is een soort houvast waar ik nu veel werk mee maak. Tien jaar geleden begon ik met het borduurgrid. Ik had een minimale basis gemaakt van negen stippen. Drie horizontaal, drie verticaal. Vervolgens keek ik hoeveel borduursteken ik binnen dat grid kon maken. Horizontaal, diagonaal, verticaal. Zo kwam ik tot vijf steken. Die kun je ook nog spiegelen, dan heb je in totaal acht steken. Dat lijkt heel weinig, maar door steken te vergroten en te herhalen krijg je opeens heel veel mogelijkheden. De kunst is dan om daarin de juiste keuze te maken. Daarmee ben ik grafisch werk gaan maken.”

Ze pakt het eerste boek erbij dat ze in eigen beheer uitgaf. Gestencilde grafische patronen in fluorescerende kleuren. Op de eerste pagina staan alle mogelijkheden over elkaar heen gedrukt, als een Arabisch patroon. “Kijk en dan slaat mijn fantasie op hol. Ik vind het leuk om hier dan composities uit te destilleren. Sommige mensen denken dat het niet uitmaakt, dat er altijd wel wat uitrolt. Maar zo is het niet; niet alles is goed, niet alles werkt. Ik zoek naar een sterk beeld dat blijft hangen.” J: “Hoe bepaal je dat?” 44

“Ik heb mijn lijf jarenlang teveel genegeerd omdat ik mijn werk zo leuk vind”

S: “Alleen de ingrediënten zijn concreet, de rest is intuïtie. Je reageert op het beeld, dat vind je goed of niet goed. Het doet iets met je of niet. Dat zijn intuïtieve keuzes. En die maken uiteindelijk mijn werk. Dat is denk ik ook de kracht of de magie, dat je eigenlijk niet weet waarom iets wel of niet werkt.” J: “Je intuïtie is de maatstaf?” S: “Ja. Als ik datgene waarmee ik mezelf heb verrast goed genoeg vind, laat ik het zien.” J: “Je vindt niet snel iets goed genoeg denk ik?” S: “Ik ben wel streng.” Ze zegt het lachend. “Er is chaos en daarin zoek ik structuur, orde.” “Als kind en puber wil je overal tegenin gaan, maar dat houd je niet vol. Op een gegeven moment wordt het toch een soort structuur. Altijd alles anders, dat vind ik superverwarrend. De behoefte aan structuur, dat zit in de basis van de mens, dat heb je nodig. Welke structuur, dat is voor iedereen anders misschien. Dat vind ik fascinerend.” FOUTJES EN AFWIJKINGEN J: “Je werkt met een risoprinter, een stencilmachine die afwijkingen heeft.” S: “Dat zie ik een beetje als de menselijke maat, die risoprinter. De foutjes en de afwijkingen, die unieke dingetjes, dat maakt het voor mij persoonlijk. Ik wilde met dit boek reageren op het vlakke digitale drukwerk waarmee alles op elkaar gaat lijken. De riso bied je een intensere manier van drukken door het beperkt aantal kleuren dat je tot je beschikking hebt. Er is meer aandacht voor kwaliteit en ambacht, dat vind ik prettig. Mensen vinden het ook fijn om het te zien en te voelen.”

J: “Je ontwerpen zijn ook gebruikt voor brilmonturen en horloges, zoals die van Swatch. Is het lastig om je ontwerpen op die manier toe te passen?” S: “Het is verleidelijk voor bedrijven om te zeggen dat het ontwerp wel moet verkopen, maar dat zeiden ze in dit geval niet, dat is fijn. Ze hebben liever dat ik erachter sta.”

RISOPRINTER

CHAOS S: “O jee. Dit is dan de chaos. Het tegenovergestelde. Orde en chaos, onvermijdelijk met elkaar verbonden.” MEST nr 13


CHAOS

“Ik heb een moment gehad dat ik dacht: als dit nog lang duurt, dan laat maar zitten. Uiteindelijk kreeg ik medicijnen, twee weken later stond ik het huis te witten. Het was een superheftige periode, misschien dat ik daarom daarna zo gemotiveerd was. In 2005 kreeg ik de kans om mee te doen aan een ontwerpwedstrijd, Brabantse Spelen, waarbij ik allerlei textiele technieken combineerde. Toen ik de publieksprijs won, voelde dat echt als een steuntje in de rug. Toen dacht ik: nu ga ik door. En nu moet ik echt mijn eigen ding gaan doen. Maar wat is dat dan? Zoveel jaar na de academie moet je weer helemaal opnieuw beginnen.” JIJ BENT JE INTUÏTIE J: “Heeft die chaos ervoor gezorgd dat je meer bent gaan zoeken naar eenvoud?” S: “Het zorgde er in ieder geval voor dat ik meer gefocust was. Er kwam werk op mijn pad waar ik weliswaar niets mee verdiende, maar dan dacht ik: dat maakt niet uit, ik wil het gewoon doen. Toch weer je intuïtie volgen: wat voelt goed? Dat heb ik ook geleerd: je intuïtie, dat ben jij.”

J: “Waar zit bij jou de chaos?” S: “Daarbuiten, alles wat er gebeurt in het nieuws. Maar ik heb totaal niet de behoefte om dat te reflecteren in mijn werk. Er is al zoveel dat het fijn is als er juist niks is. Ik maak het liefst iets dat totaal losstaat van politiek en maatschappij. Iets dat je zelf kunt duiden, dat je het idee geeft dat je ergens vat op hebt.” J: “Wanneer heb je het besluit genomen om je daarop te richten?” S: “Ik ben pas laat begonnen als kunstenaar. Na de kunstacademie had ik geen idee wat ik wilde doen. Ik werkte een tijdje freelance als stylist voor bedrijven als Oilily. Toen raakte ik zwanger en na de bevalling ben ik er echt uit geweest. Ik heb vier jaar gesukkeld met mijn lijf. Door de hormonen was alles volkomen van slag. Mijn schildklier functioneerde niet goed, ik had depressies.” J: “Dat is echt chaos.” S: “Ja. Ik was mezelf niet meer. Het was heel ellendig. Pas na de geboorte van mijn tweede kind was ik weer op orde, ook door medicatie. Daarna is het gelukkig stabiel gebleven.” MEST nr 13

J: “Ben je wel eens bang dat het terugkomt?” S: “Dat valt op zich wel mee. Ik ben wel bang dat ik mijn lijf jarenlang teveel genegeerd heb omdat ik mijn werk zo leuk vind. Ik ben vaak naïef. Oh, lijkt me leuk, denk ik dan. Pas als ik bezig ben, zie ik hoeveel werk het eigenlijk is. Daardoor ga ik fysiek over mijn grenzen heen.” J: “De kunst van het loslaten.” S: “Misschien ben ik wel een controlfreak, daar ben ik me nooit zo bewust van geweest. Dat komt misschien wel omdat ik te vaak heb meegemaakt dat het niet gaat zoals ik wil. Als het resultaat dan tegenvalt, dan kan ik het beter zelf doen, of er bovenop zitten zodat het toch goed komt. Anders heb je er veel werk aan gehad maar voel je geen voldoening. Je moet wel zorgen dat de voldoening er is, anders is het zinloos, toch?” A

SIGRID CALON

Sigrid Calon (Den Bosch 1969) werkt op het snijvlak van autonome en toegepaste kunst. Na haar afstuderen aan de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg werkte ze enkele jaren in de designwereld. In 2005 won ze de publieksprijs tijdens de Brabantse Spelen. Calon verwierf internationale bekendheid met het boek To the extend of / \ | & – dat ze eigenhandig drukte op de risoprinter. Het boek won diverse prijzen in binnenen buitenland. Sigrid woont en werkt in Tilburg.

JEROEN DE LEIJER (Hilvarenbeek, 1969) “De Kenjezelf Kit is een methode die ik heb ontwikkeld om met 48, intuïtief getekende kaarten, onbestemde momenten te duiden en te laten voor wat ze zijn. Tijdens momenten die geen bestemming hebben, is er ruimte voor rust en contemplatie.”

Een fragment van het interview is te horen op onze website, www.mestmag.nl Tekst en illustraties Jeroen de Leijer 45


De oorlog gaat voorbij, het landschap blijft L I T E R A I R E E N F OTO G R A F I S C H E Z O E K TO C H T LANGS HET WESTFRONT 46

MEST nr 13


Ieper (voederbieten) | N 50.81408 - E 2.85573 /n.d.

Landschapsfotograaf L.J.A.D. Creyghton en schrijver/dichter Serge R. van Duijnhoven trokken de afgelopen jaren langs delen van het beruchte westfront van de Eerste Wereldoorlog. Leidraad voor hun Hindenburgline Project (de Hindenburglinie vormde een belangrijk deel van het front) waren het landschappelijk decor van de frontlinie en de vaak aangrijpende persoonlijke aantekeningen van soldaten uit de loopgraven.

MEST nr 13

47


Vauquois I

‘Iedere loopgraaf is de aanloop naar een massagraf ’

De ondergang is voor elke soldaat een gegeven alleen de weg erheen diende op deze heuvelen nog te worden beschreven

— Joseph Roth (1894-1939)

en besmeurd met het bloed dat spatte en stroomde uit alle opengereten vaten van alle aaneengesloten loop- en massagraven om uiteindelijk als niet meer dan drukinkt te dienen op de meest beschamende pagina’s van onze meest krankjoreme historie hier doodden de mensen de mens hier bloedde de mensheid dood hier werden burgers en soldaten gelijk hier ontwaakt het hert honderd jaar later even schichtig als van oudsher op de bodem van de krater — Serge R. van Duijnhoven

en zoektocht naar het ‘regenererend vermogen van mens en natuur’, zo omschrijven de makers het project. Fotograaf L.J.A.D. Creyghton (Tilburg) en schrijver/ dichter/historicus Serge R. van Duijnhoven (Brussel - geboren Oss) volgden de afgelopen jaren delen van het ruim duizend kilometer lange westfront. Het beruchte front dat van 1914 tot 1918 merendeels werd gevormd door loopgraven en waar miljoenen soldaten de dood vonden. De frontlijn loopt van het Belgische Nieuwpoort via Ieper, het Noord-Franse Arras en Verdun naar Pfetterhouse bij de Zwitserse grens. Het motto bij dit samenwerkingsproject: bellum transit, natura manet; de oorlog gaat voorbij, het landschap blijft.

Het boek dat bij de tentoonstelling verschijnt — Hadden we maar dezelfde taal gesproken! — kent 75 landschapsfoto’s van Creyghton. En — naast poëzie en proza van Van Duijnhoven — bijdragen van een aantal Nederlandse en Vlaamse auteurs, zoals Tom Lanoye, Frank Westerman en Tommy Wieringa. Op deze pagina's foto's en teksten uit het boek. De tentoonstelling Hindenburgline Project is van 30 april tot en met 21 augustus te zien in museum De Pont in Tilburg. Het boek wordt op 30 april gepresenteerd.

www.hindenburgline.eu

Vauquois / village détruit | N 49.20565 - E 5.06904 / 08.06.2014 / 08.03 uur

48

MEST nr 13


Het beruchte front dat van 1914 tot 1918 merendeels werd gevormd door loopgraven en waar miljoenen soldaten de dood vonden Col du Bonhomme / Route des Crêtes / blizzard N 48.16375 - E 7.07861 / 02.02.2015 / 12.13 uur

BELLUM TRANSIT, AMOR MANET

E

erlijk gezegd is het mij zwaar te moede, als ik achter fotograaf L.J.A.D. Creyghton aansjok, in de ergste sneeuwstorm die ik — toch een fervent skiliefhebber — ooit meemaakte. Het is februari, en het silhouet van Bert wordt bij tijden weggevaagd door wervelwinden die de sneeuw manshoog opblazen en met gierende kracht tegen onze kleding en het zo goed en kwaad als het gaat bedekte gezicht aanstriemen. Stap voor stap gaan we voorwaarts, als bergbeklimmers, op naar de overblijfselen van de door de Duitsers verdedigde linies van Le Linge, op zo’n 1200 meter hoogte gedurende heel de Eerste Wereldoorlog één van de meest beruchte frontlinies in de Vogezen. Kort nadat MEST nr 13

we op de Col du Wettstein linksaf zijn gegaan en de auto hebben laten staan in een door bomen redelijk beschutte greppel, passeren we rechts van ons een monument en een bord dat verwijst naar de zelfkazende boerderij annex berghut, genaamd de Glasborn–Linge. Een wand van de keuken is voorzien van een naïeve muurschildering van de strijd op deze heuveltoppen. Eenzaam staat een Franse alpenjager met blauwe baret in de sneeuw, omgeven door stenen loopgraven en in de rotsen uitgehakte kazematten. Hiervandaan rukten de Fransen jarenlang vergeefs op naar de Duitse stellingen op Le Linge, een kleine kilometer verderop. De Duitsers bestookten de Fransen met zwaar geschut vanuit het dal. Een

flessenhals tussen Colmar, de Duitse Elzas en het Franse binnenland. De Fransen probeerden keer op keer de heuveltop te veroveren, om zo de weg vrij te maken voor de inname van het strategisch gelegen dorpje Münster, aan de Fecht. Zonder succes. In Münster hebben in deze tijd ooievaars hun nesten gebouwd in de kerktorens en op de daken van het gemeentehuis. In de ochtenden na onze klim gaan we er een kijkje nemen, om te zien hoe deze grote lepelaars in het dal zich geen zier aantrekken van mensen of grenzen. [ ... ]

Serge R. van Duijnhoven (uit de inleiding)

49


50

MEST nr 13


Thiepval / L’Ancre | N 50.06460 - E 2.66889 / 24.08.2015 / 07.42 uur MEST nr 13

51


SCHWABEN REDOUBT, 1 JULI 1916

‘I

k vond een zwaargewonde Duitser. Ik kon aan zijn gezicht zien dat hij gék werd van dorst. Ik gaf hem water, hoewel dat tegen de orders was. Toen vond ik een van onze mannen; hij was zwaar gewond, met een schot in het hoofd en zijn been er bijna af. Verschrikkelijk. Hij smeekte mij hem te doden, maar ik

kon het niet. En ik bedacht me: áls ik hier op zekere dag uit zou komen, dan is al het geld van de Bank of England niet genoeg om me hier ooit nog terug te krijgen.’

Fragment uit het boek The First Day on the Somme van Martin Middlebrook. De Schwaben Redoubt was een Duits verdedigingswerk aan rivier de Ancre, vlakbij het dorpje Thiepval.

J. A. Henderson, korporaal 1ste klas, Belfast Young Citizen Volunteers

Het boek TITEL Hadden we maar dezelfde taal gesproken!

UITGEVERIJ Rubinstein 208 pagina’s ISBN 9789047621119 FOTOGRAFIE L.J.A.D.Creyghton TEKST Serge R. van Duijnhoven. MET BIJDRAGEN VAN Nelleke Noordervliet, Mirjam Rotenstreich, Pim Milo, Frank Westerman, Tommy Wieringa, Joseph Estes, Johan van de Gronden, Jan Haerynck, Geert van Istendael, Tom Lanoye, Gwy Mandelinck en prof. dr. Alex Vanneste.

Nieuwpoort | N 51.15598 - E 2.71654 / 29.07.2014 / 06.21 uur

52

MEST nr 13


Cuisy | N 49.27471 - E 5.18561 / 12.06.2014 / 05.41 uur

CUISY, 2 SEPTEMBER 1914

V

oor ons, aan de rand van het bos, staat een patrouille Ulanen. De mannen en paarden staan roerloos; behalve dan dat de paarden, gehinderd door vliegen, af en toe met hun staart tegen de flanken zwaaien. Ik zie door mijn verrekijker twee gewonde mannen zichzelf over de weg voortslepen — twee Fransen. Een van de Ulanen heeft ze ook gezien. Hij stijgt af en gaat op ze toe; ik volg het met grote aandacht. Als

hij dichterbij is, spreekt hij de mannen aan. Vervolgens bewegen ze zich in de richting van een wat breder stukje weg; de Duitser tussen de twee Fransen in en hen zo te zien moed insprekend. En dan, na uitvoerige voorzorgsmaatregelen te hebben genomen, helpt de imponerende ruiter met zijn grijze uniform onze mannen om het zichzelf gemakkelijk te maken en zich in het gras neer te vleien. Hij leunt over hen heen en het duurt lang voordat

hij weer opstaat. Ik weet zeker dat hij hun wonden verzorgt! ...

Ulanen

het Duitse leger, vooral met als opdracht in de voorhoede verkenningstochten te ondernemen. Vaak waren de imposante ruiters daardoor de eerste soldaten van het Duitse leger waar de bevolking kennis mee maakte. Het plotselinge verschijnen

en verdwijnen van de Ulanen, hun snelle optreden en de geheimzinnige tactiek, boezemde de plaatselijke bevolking – zoals in België – veel angst in. Het woord Ulaan werd synoniem voor wreedaard, plunderaar, verkrachter.

De Ulaan is een lichtbewapend ruiter, van oorsprong Aziatisch of Turks, en sinds de 16e eeuw in dienst van het Poolse leger. In de Eerste Wereldoorlog deden ze dienst in MEST nr 13

Maurice Genevoix

Maurice Genevoix (1890-1980) is een bekende Franse schrijver die in het eerste jaar van de Eerste Wereldoorlog aan het front diende. Het fragment is uit het boek Sous Verdun, août-octobre 1914.

53


VERGETEN

HELDEN

Vergeten helden van Brabantse grond, die meer verdienen dan een voetnoot in de cultuurgeschiedenis. Een ereschavot.

Aflevering 5:

Johnny Lion

“I

k ontdekte hem lang geleden, in een oude schoolagenda van mijn moeder, uit begin jaren zestig. Naast zwart-witte glamourfoto’s van Rob de Nijs en Cliff Richard keek ene Johnny Lion zwoel de lens in. Net als Rob en Cliff was hij gezegend met een strak gelakte en gekamde zwarte kop. Een prachtkop. Waar de meisjes en masse voor vielen. De Haagse Lion is behalve een stoere ook een pionierende rock-’n-rollzanger, die in 1959 gitaargroep The Jumping Jewels, gemodelleerd naar Cliff en zijn Shadows, als zijn begeleidingsband kiest. De groep is razend populair in Nederland, maar ook in het Verre Oosten, inclusief Beatleske hysterie. Het serieuze Popinstituut brengt een halve eeuw later niet voor niets een dubbele verzamelaar van de band op de markt. SOPHIETJE

In 1965 gaat Lion solo én Nederlandstalig en breekt definitief door met megahit Sophietje (die ranja dronk met een rietje), een oorspronkelijk Zweeds nummer, een niemendalletje in de muzikale fruitmand. Betere Nederlandstalige liedjes volgen, zoals nederbietkraker Wees niet bang. In 1966 doet Lion met concurrent Rob de Nijs een uitgebreide tournee met circus Toni Boltini. Daarna gaat het bergafwaarts met zijn muziekcarrière. Lion opent in Amsterdam met vriendin en fotomodel Sophie van Kleef een boetiek en stort zich op fotograferen en acteren. Hij speelt in Hoepla en naast Ramses Shaffy in Liefdesbekentenissen van Wim ‘Blue Movie’ Verstappen. In 1981 maakt Lion een comeback met de lp Heel bijzonder, die volledig flopt. Met de titelsong die hij twee jaar later schrijft voor de film Brandende liefde, bereikt hij de laagste regionen van de tipparade. In 1987 werkt hij aan een derde comeback en staat met de single Alleen in Dallas weer even in de schijnwerpers, al is ook deze catchy popsong veroordeeld tot de tipparade. De eighties-clip bij het lied – zie YouTube – blijft echter een campclassic.

54

PRACHTROL Daarna scoort Lion wel even als acteur. In 1996 speelt hij naast Jeroen Willems een prachtrol in de korte film Hollandse Held van Robert Jan Westdijk (Phileine zegt sorry, Zusje). Met een uitstekend gevoel voor zelfspot speelt Lion een aan lager wal geraakte popzanger die ooit een grote hit had, maar daarna in de vergetelheid raakte. Ooit was hij een jonge god in Elvis-pak (Willems), nu een opgeblazen wrak in smerig ondergoed. Drank en pillen bezorgen hem een fataal delirium. Maar ook na deze glansrol blijft een glorieuze comeback uit. In 1998 is hij nog te zien in Westdijks Siberia en in 2002 in weer een schitterende, maar te kleine (slachtoffer)rol in de straffe film Van God Los. In 2003 worden The Jumping Jewels & Lion nog even uit de mottenbalen gehaald en naar Singapore gevlogen, een van zijn laatste muzikale wapenfeiten. Die Johnny Lion van mijn moeder, die woont al sinds de jaren tachtig in Breda, waar hij nog steeds in het telefoonboek staat als ‘Johnny Lion’. Met daarachter de vermelding: ‘Productie van films (geen televisiefilms)’. Lion is niet zijn echte naam natuurlijk: dat is het prozaïsche Jan van Leeuwarden, of John, daar zijn de meningen over verdeeld. CIRCUS In Breda trouwt de zanger met Mariska Akkerman, een nichtje van Tony Boltini, en begint als perschef van het Staatscircus van Moskou. Na bijna 40 jaar is hij weer terug in het circus. “Circus heb ik altijd een fascinerende wereld gevonden, ik kom er nooit meer van los.” Bredanaars zagen hem geregeld van zijn huis in de Belcrum naar de weekmarkt onder de Grote Kerk wandelen, maar dat frequente gewandel werd sporadisch geschuifel. Toch verloor hij weinig van zijn charisma en glans, met die prachtige, inmiddels grijze kop waar de rock-‘n-roll nog steeds vanaf druipt. Op 4 juli wordt Jan van Leeuwarden 75 jaar. Op een zoveelste comeback(poging) durven we niet meer te hopen. Tekst Dieter van den Bergh Illustratie Trumpstein & De Leijer

MEST nr 13


MEST nr 13

55


— Peter de Laurentiis — 56

MEST nr 13


D E E E U W E N O U D E N OT E N VA N C A P P E L L A P R AT E N S I S

Zingen op z’n

Hun aanpak is uniek in de wereld, van het hoogste niveau én een beetje obsessief. Zo zien we het graag. Met hun zuivere aanpak overbruggen de zangers van het Bossche ensemble Cappella Pratensis vijf eeuwen aan muziekhistorie. Met z'n allen rond de lessenaar zingen ze uit koorboeken die Jeroen Bosch mogelijk ooit in zijn eigen gezegende handen had. Dat mag je best obsessief noemen. Maar: “We doen dit niet om de gek uit te hangen, het brengt je écht dichter bij Bosch.”

De muziek van Jeroen Bosch, hoe klinkt dat? Minder huiveringwekkend dan je zou denken. Bosch leefde van, pak ’m beet, 1450 tot 1516. De kunstenaar had dus geen muziek in zijn atelier en een kaartje kopen voor Het Concertgebouw zat er ook niet in. Echte kunstmuziek bestond überhaupt nog niet. Op naar de kerk dus! Daar hoorde hij de koren polyfone stukken zingen. Het was eigenlijk een soort Gregoriaanse zang, maar dan met meerdere stempartijen tegelijk. Hiermee wisten de koren prachtige, zalvende harmonieën te creëren. Ziet u Bosch al zitten? Keurig op een kerkbankje, frummelend aan zijn misboekje, met gesloten ogen. Het is vijfhonderd jaar geleden, maar de muziek bezit genoeg schoonheid om ook u, moderne mens, te ontroeren.

MEST nr 13

Wie zijn muziek graag op dezelfde manier consumeert als Bosch, kan al dertig jaar aankloppen bij Cappella Pratensis. De zangers zweren bij de meest authentieke uitvoering van polyfone muziek. “Maar voor alle duidelijkheid”, benadrukt hun leider Stratton Bull, “wij zijn een modern ensemble.” Zijn internationale, professionele gezelschap won prijzen en zingt op alle topfestivals in Europa en NoordAmerika. De manier waarop ze de eeuwenoude composities uitvoeren, mag je traditioneel noemen. Noem het ensemble gerust een kopie van de tekening Zangers in het ei van Jeroen Bosch. Het ensemble zingt de originele muziekstukken, leest de oorspronkelijke muzieknotatie en staat opgesteld in een aloude formatie – met z'n allen rond de lessenaar. Stratton Bull: “Dat maakt ons een buitenbeentje in de muziekwereld. Polyfone muziek is inmiddels een ingeburgerd stuk van het concertleven. Maar onze benadering, die obsessie met de uitvoeringspraktijk, dat kom je zelden tegen in het wereldje.”

57


PETER DE LAURENTIIS (ZANGER)

PIETER DE MOOR (ZANGER)

“In mijn geboorteland Italië speelde ik als violist barokmuziek. Op mijn achttiende besloot ik dat ik polyfone muziek wilde studeren. Simpelweg omdat het prachtig is, that’s it. Je luistert naar iets, het prikkelt je en dan wil je naar meer van dat soort werken luisteren. Beetje bij beetje word je een fan van componisten als Josquin Desprez en Pierre de la Rue. Zo is het gegaan. Ik vind het prachtig dat we die muziek nu kunnen koppelen aan het vijfhonderdste sterfjaar van Jeroen Bosch. Als twaalfjarige stond ik al met open mond voor de Tuin der lusten. Dat leverde een levenslange fascinatie voor de middeleeuwen op.”

“Met mijn 26 jaar ben ik de jongste van het ensemble. Voor mij was Cappella Pratensis al vroeg hét ensemble. Het was een droom om daar ooit in te zingen, dus ik was echt vereerd toen Stratton mij uitnodigde. Het is een uitzonderlijke groep. Alleen Cappella Pratensis durft het aan om oude muziek op deze manier te brengen. Die oude muzieknotatie is prachtig, het ziet er spectaculair uit. Je beleeft de muziektraditie intenser met zo'n oude partituur voor je neus. Het is wel een niche hoor, die écht oude muziek, dus als freelancer zing ik van alles. Daarnaast dirigeer ik zelf drie koren. Voilà, genoeg werk.”

Dus die mannen staan met z'n allen voor één lessenaar?

“Pump Up The Jam van Technotronic is een van mijn lievelingsliedjes”

Yep. Er zijn duizenden mannenkoren en die zijn bijna allemaal in het zwart gestoken. Toch is het eenvoudig Cappella Pratensis eruit te pikken. Hun formatie is typerend voor het ensemble: alle ogen gericht op één boek. Bull: “Mensen houden vaak vast aan het romantische idee van een aantal zangers met daarvoor een dirigent met een stokje. Wat wij doen vinden ze al snel poppenkast. Ik zie echter de voordelen van onze aanpak. Je hoort de stemmen naast je, het is heel lichamelijk en je zingt allemaal naar één punt. De stemmen mengen dus beter dan in de klassieke opstelling. Bovendien brengt het je dichter bij de muziek, dichter bij de wereld van Bosch. Wat wij doen is niet anders dan iemand die darmsnaren op zijn viool legt om muziek uit de barok te spelen. We doen dit niet om de gek uit te hangen.”

Wat is er zo spannend aan vijfhonderd jaar oude koorboeken?

STRATTON BULL (DIRIGENT)

“Ik kom uit Toronto, maar woon nu in België. 33 jaar geleden belandde ik in de Lage Landen via mijn studie. Wie zich wil specialiseren in oude muziek, zit namelijk goed in Den Haag – het conservatorium heeft een enorme afdeling voor oude muziek. Uiteindelijk kwam ik bij Cappella Pratensis terecht; eerst als zanger en nu als artistiek leider en dirigent. Dat wil niet zeggen dat ik enkel christelijke muziek in mijn platenkast heb staan hoor, alstublieft zeg! Ik hou ook van Genesis. En Pump Up The Jam van Technotronic is een van mijn lievelingsliedjes. Ik luister van alles. Mijn lievelingsmuziek is goede muziek.”

58

Het zijn reusachtige boekwerken die je amper alleen kunt tillen. De grootste is zestig bij tachtig centimeter en de pagina's zijn prachtig geïllustreerd. Hoe ze aan die boeken komen? De Illustre Lieve Vrouwe Broederschap in Den Bosch heeft er een heleboel. Veel componisten uit die tijd waren lid van dit christelijke gezelschap – net als Jeroen Bosch, trouwens. En de broeders zijn bijzonder zuinig geweest op hun geschiedenis. Hun clubhuis (Het Zwanenbroedershuis) staat vol met eeuwenoude manuscripten. Moeilijk leesbaar, dat wel. Bull: “De schriftuur in de boeken is een voorouder van onze moderne muzieknotatie, met van die vierkante

MEST nr 13


— Pieter de Moor —

MEST nr 13

59


— Stratton Bull — 60

MEST nr 13


CAPPELLA PRATENSIS EN JEROEN BOSCH Indirect zijn het oude bekenden van elkaar, het ensemble en de kunstenaar. Ze ‘kennen’ elkaar via componist Pierre de la Rue, die met Bosch in De Illustre Lieve Vrouwe Broederschap zat. Het Bosch-jaar is een mooie gelegenheid om die connectie te vieren. Allereerst zong Cappella Pratensis op de opening van het Jeroen Bosch-jaar. En in april komt het ensemble met een nieuw album: Visions of Joy, The Musical World of Hieronymus Bosch. Hierop zingt het octet de Missa Cum Jocunditate van De la Rue. Het belooft een ‘sonisch equivalent van de Bosch-schilderijen’ te worden. Daarnaast gaat het gezelschap ook op tournee met de zogeheten Missa Unitatis. Antony Pitts componeerde dit dubbelkorige werk in 2008 in opdracht van De Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. In het kader van Bosch 500 zingt Cappella Pratensis deze mis met het Nederlands Kamerkoor. De dubbelkorige versie is nooit uitgevoerd. Een wereldpremière dus. 2 t/m 22 april in verschillende kerken verspreid over het land. Info: www.cappellapratensis.nl

“Cappella Pratensis biedt dezelfde ‘psychedelische’ ervaring” noten. Het kent ook geen maatstrepen. We zingen de muziek dus als een vloeiend geheel, wars van metrische eenheden. Je moet het alleen even onder de knie krijgen.”

Hoe vroom zijn die zangers zelf eigenlijk? “Er zit een soort contradictie in wat wij doen”, bekent Stratton Bull. “We willen de muziek terugbrengen in zijn oorspronkelijk context, maar die werken zijn vaak bedoeld als Mariaverering. Dat is niet de reden dat wij ze uitvoeren. Religie komt eigenlijk zelden ter sprake bij ons. Dat hoeft ook niet, vind ik. Je moet het zien als de religieuze schilderijen van Jeroen Bosch. Die hingen vroeger boven het altaar in de kerk, maar nu zie je ze in Het Noordbrabants Museum. Het is een moderne aangelegenheid voor kunstminnaars. Zo brengen wij de religieuze muziek ook naar de concertzaal. Dat heeft weinig meer met

MEST nr 13

religie te maken, maar alles met de schoonheid van de muziek. Een van onze zangers is joods bijvoorbeeld. Hij zou problemen kunnen hebben met de traditie achter deze muziek, maar hij benadert het puur vanuit de kunst. Hij is zanger en dit is zijn repertoire. Hij zingt topwerken van de mensheid. Daar gaat het om.”

Maar, euh, waarom zou ik luisteren naar christelijke koormuziek? Ja, het zijn buitenbeentjes, die mannen van Cappella Pratensis. Zelfs in de wereld van de oude muziek worden ze ondergesneeuwd door ‘hippere’ muziek uit de barok en renaissance. Toch past hun muziek perfect in deze tijd. Noem het gerust trance-verwekkend. Op festivals als Le Guess Who? en Incubate luisteren muziekliefhebbers (soms wel 24 uur lang, op een zitzak) naar uitgerekte ambient drones. Cappella Pratensis biedt dezelfde ‘psychedelische’ ervaring. Het ensemble creëert een sacraal geluid. Stratton Bull: “We leven in een godloze tijd. We zijn allemaal moderne, rationele Europeanen. Toch zoeken we nog steeds die sacraliteit. Het heeft weinig meer met religie of spiritualiteit te maken, maar er blijft een behoefte aan iets ontastbaars, iets dat boven het leven uitstijgt. Ook onder jonge mensen. Die behoefte, die Gregoriaanse basis, stroomt als een rivier door de muziekhistorie. Dat blijft actueel.” A

Tekst Thomas Snoeijs Fotografie An-Sofie Kesteleyn

61


GOED

GRUT

E. DU PERRONLEZING PAASPOP

o

ordoppen gekneed, vijf truien om het lijf en een goedkope zonnebril op de neus. Zie hier het standaardpakket voor een weekendje Paaspop. Voor de volledigheid is het verstandig om dit jaar ook bodypaint, fluorescerende haarverf en gekleurde contactlenzen mee te nemen. De noeste plattelands-Britten van The Prodigy komen namelijk spelen – de absolute hoofdact op het fraaie affiche.

De jaren negentig zijn sowieso goed vertegenwoordigd. Ook Underworld komt pronken met zijn klassieke dance-anthems (denk Born Slippy en Two Monts Off). In de afdeling 'kleinere acts' vinden we Fun Lovin' Criminals, die ooit een bankoverval pleegden onder invloed van valium en er een liedje over maakten (Scooby Snack). En kennen we Mr. Oizo nog? Dat headbangende gele poppetje?

Herman van Rompuy

Toegang gratis, aanmelden verplicht www.bkkc.nl/eduperron

H

et is een mond vol, maar vooruit dan: de E. du Perronprijs bekroont ‘mensen of instellingen die zich middels een actieve bijdrage aan de cultuur verdienstelijk hebben gemaakt voor de bevordering van wederzijds begrip en een goede verstandhouding tussen de in Nederland woonachtige bevolkingsgroepen’. De prijs, een initiatief van de Faculteit der Letteren van de Tilburg University en de gemeente Tilburg, is vernoemd naar de Nederlandse dichter, schrijver en criticus. De prijs wordt op 21 april voor de 26ste keer uitgereikt, bij bkkc (brabants kenniscentrum kunst en cultuur). Genomineerd zijn: • Ilja Leonard Pfeijffer, Gelukszoekers/Idyllen/ Columns NRC Next; • Annelies Verbeke, Dertig dagen; • Marja Vuijsje, Het rijbewijs van Nematollah. De uitreiking wordt voorafgegaan door de traditionele E. du Perronlezing, dit jaar gehouden door Herman van Rompuy, voormalig voorzitter van de Europese Raad.

BIOGRAFIE ARMAND

'D

e A is van Arabier. Een ver en Oosters volk. Nuttig zijn kruid en je komt op een wolk.’ En zo had Armand nog zeker 25 levenswijsheden voor ons in petto – helemaal tot aan de letter Z. Op zijn 69e kwam de onbuigbare troubadour te overlijden. Hij wilde niet worden gecremeerd, zei hij vorig jaar nog tegen Jeroen de Leijer in MEST. Hij wilde per gram verkocht worden in de coffeeshop. Hij wordt gemist.

The Kik-bassist Marcel Groenewegen was maandenlang op tournee met Armand. Al die mooie verhalen van hem, daar zat wel een biografie in. In overleg met zijn held, ging de Tilburgse muzikant (en journalist) aan de slag. Het zal de eerste volwaardige biografie van Armand worden – een mooie kroon op de staalkaart van protest- en strijdliederen die hij achterliet. Eind 2016 moet het boek klaar zijn.

The Prodigy op Paaspop 2014

De actualiteit wordt vertegenwoordigd door het beste van eigen bodem. Denk aan Jett Rebel, De Jeugd van Tegenwoordig en (bekend van de autoreclame) HAEVN. Daarnaast is er ongetwijfeld weer zoiets als een 'Bilbord Kontest', waar de festivaltoerist zijn achterwerk kan laten keuren. Klaar voor? Go! 25, 26 en 27 maart in Schijndel www.paaspop.nl

62

MEST nr 13


e

MACBETH DOOR LUCAS DE MAN

en nieuw jaar, een nieuwe Shakespeare-classic door de Vlaamse allesvreter Lucas De Man. Na Romeo & Julia (2015) regisseert hij nu de korte doch bloedige tragedie Macbeth voor Het Zuidelijk Toneel. Met behulp van romanschrijver Jamal Ouariachi heeft hij de boel weer mooi naar zijn eigen tijd vertaald. De Amerikaanse hitserie House of Cards was een belangrijke inspiratiebron. Evenals het verhaal van Peter van Uhm – de Commandant der Strijdkrachten die zijn zoon verloor in Uruzgan toen hij net één dag die titel droeg. Het is aan Lady Macbeth en haar man dit oorlogsleed te doorstaan. We weten inmiddels zo'n beetje hoe het verhaal afloopt (toch?). Laat het geen excuus zijn om deze uitvoering over te slaan. Al was het alleen al om Frank Lammers, Hadewych Minis en Viggo Waas te horen in hun rol als drie kwaaie heksen op de heide. Te zien t/m 13 mei in een landelijke theatertournee www.htz.nl

Foto: Casper Rila

Mark Kraan en Saskia Temmink

FAQ FESTIVAL

H

et FAQ Festival opereert op het kruispunt van dance en avant-garde. Het is een festival voor elektronische muziek, maar het woord 'deejay' neemt niemand er in de mond. Het is meer het domein van geluidskunstenaars. Drie dagen de meest vooruitstrevende elektronische muziek in Den Bosch.

Foto: Nana Anase

Deze zevende editie komt er bijvoorbeeld een zogeheten ‘acousmonium’ naar Den Bosch. Deze installatie wordt omschreven als een ‘luidsprekerorkest’. Dat mag je letterlijk nemen: het is een podium vol luidsprekers – tachtig boxen op de plek waar normaal muzikanten staan en een geluidsOval MEST nr 13

kunstenaar als dirigent. Dat belooft een kleurrijk bad van klanken en een ongekende surround-ervaring. Zeker zo ingenieus is de Duitser Oval. Deze meneer smijt cd-spelers kapot, verknoeit de schijfjes met een stanleymes en gaat er dán muziek mee maken. En je kan er nog op dansen ook. Daarnaast verwachten we veel van Andrea Taeggi. De Italiaan componeerde een festivalsoundtrack in de analoge elektronische muziekstudio die sinds kort in De Toonzaal zit. Progressieve techno uit eigen keuken. 7, 8 en 9 april in De Toonzaal en W2 Poppodium (Den Bosch) www.faqfestival.nl

63


DE ZONE

Locaties met een nabije toekomst. Dichter en fotograaf adopteren alvast een locatie waar de komende tijd wat gebouwd of anderszins gecreëerd wordt.

Voorbij de afslag Een zwarte Opel Astra gered van de sloop met in fel oranje letters AZC NEE een omgeploegd weiland zo’n weiland waar nodig eens een piemel in moet het erf ernaast is zwaar beveiligd containers driehoog langs de weg de bovenste container leest ‘tien jaar is te lang Heesch zegt nee tegen groot azc’ op de onderste staat ‘Wan Hai’ verderop blaft een hond dat ie thuis is die varkenskop droeg het keurmerk van de lokale uzelf slachtende slager in heel Heesch is geen kleine reet te doen er is niet eens een bruine kroeg er is een wereldwinkel speciaal voor wereldburgers daar zitten enkel de verkoopsters blanke vrouwen begin vijftig maar Heesch heeft nu een weiland de eerste spandoeken zijn er al losgescheurd ver voorbij de afslag Rosmalen-Oost Maliskamp wordt de vluchteling straks neergepleurd wie zo moet kennismaken met Nederland verdient steun en mededogen helaas is vandaag vooral de vraag wordt dit weiland een plaats voor welkom of toekomstig schuldig landschap?

AZC Heesch De kruitdampen opgetrokken, maar de sporen nog vers. We stuurden fotograaf en dichter deze keer naar de veelbesproken, beoogde locatie voor een AZC in Heesch. Ja, die plek met dat varken in de boom. Half februari besloot de gemeenteraad van de gemeente Bernheze uiteindelijk dat de opvang van vijfhonderd asielzoekers niet doorgaat. Wel nam de raad een motie aan om meer mensen op te gaan vangen die al een verblijfsvergunning hebben. De raad wil dat er extra woningen komen voor die mensen.

De dichter Martin Beversluis is sinds vorig jaar stadsdichter van Tilburg. Bij zijn aantreden op 30 augustus werd ook zijn meest recente dichtbundel gepresenteerd, Meandertaler. Het was tevens het 20-jarig jubileum van Beversluis als dichter. Hij debuteerde in 1995 met De Zeisloper, met tekeningen van Ivo van Leeuwen. Meandertaler kent wederom illustraties van Ivo van Leeuwen. Uitgever Blikvorm: ‘Diep persoonlijk, ruimhartig maatschappelijk betrokken, associatief maar to the point.’

Gedicht Martin Beversluis Fotografie David Stevens

64

MEST nr 13


MEST nr 13

65


FIJNE TIPS VAN DE

STAN VAN HERPEN hoofdredacteur MEST TIPT Groot Letterfestival, 10 april, Eindhoven. Mooi programma (met veel meer dan alleen big names als Jules, Griet en Wim) en spannende festivallocaties: zorgcentra Peppelrode en Wilgenhof.

ESTHER WITTENBERG journalist TIPT Neem eens een kijkje op de site van illustrator Ludwig Volbeda (zie ook rubriek Het Licht p28): www.ludwigsmachine.com

THOMAS SNOEIJS journalist TIPT In jaar van Bowie, Iggy en Radiohead maakt PJ Harvey mooiste album, let maar op. The Hope Six Demolition Project (15 april). Eind juni op Down The Rabbit Hole.

ANNEKE VAN WOLFWINKEL journalist en schrijver TIPT The Museum of Everything, nog t/m 22 mei, Kunsthal. Groot overzicht van Outsider Art, niet-academische kunst, voor eerst in NL.

IS EEN UITGAVE VAN bkkc, Brabant C, Cubiss, Erfgoed Brabant en Kunstbalie.

REDACTIEADRES MEST, Postbus 72, 5000 AB Tilburg www.mestmag.nl

Oplage: 4.500 MEST verschijnt medio eind maart, eind juni, eind september en eind december.

HOOFDREDACTIE Stan van Herpen, redactie@mestmag.nl

ISSN 2214-451X

VORMGEVING Janine Hendriks en Suzanne Hertogs

CONTACT Redactie magazine en website: redactie@mestmag.nl Abonnementen, adreswijzigingen of nazendingen: www.mestmag.nl of info@mestmag.nl Advertenties: www.mestmag.nl/adverteren Iris van den Boezem iris@mestmag.nl 06 33 79 41 23

BASISONTWERP GOOD Inc. www.goodinc.nl Luis Mendo + Masaya Takeda EINDREDACTIE Dieter van den Bergh en Stan van Herpen GIER-TEAM VAN #12 Maria van der Heyden (beeldredactie), Thomas Snoeijs, Anneke van Wolfswinkel.

MENSEN

JEROEN DE LEIJER tekenaar TIPT Eén van de leukste stripfestivals is Klaxon. Tekenaars, lezingen, optredens en small-press uitgaven in ’t Werkhuys in Antwerpen. 23 april.

SUZANNE HERTOGS grafisch ontwerper TIPT Hou je van bier en muziek? Op 26 juni eerst een paar biertjes proeven op het Tilburgs Bierfestival. En dan door naar Festival Mundial, op 5 minuten wandelen.

JANINE HENDRIKS grafisch ontwerper TIPT Lees nu van Maartje Wortel Er moet iets gebeuren en later dit jaar haar bevindingen als writer in residence te Tilburg. www.tilt.nu

Aan dit nummer werkten verder mee: Eric Alink, Erik van der Burgt, Anke van Iersel, Joost Heijthuijsen, Ivo van Leeuwen, Frank Ruiter, Frank Verhallen, S. Lloyd Trumpstein, Bart Smout, Lucas de Waard, David Stevens, Esther Wittenberg, Milan Vermeulen, Mark van de Voort, Sigrid Calon, An-Sofie Kesteleyn, Martin Beversluis, Jeroen de Leijer. LITHOGRAFIE Plusworks Amsterdam DRUKWERK PreVision Eindhoven PAPIER Reviva Offset FONTS

Macula, Brandon Text, Miller Text en Miller Display.

ERIK VAN DER BURGT fotograaf TIPT Rob Scholte: Embroidery Show. Museum De Fundatie, Zwolle, vanaf 28 april.

ABONNEMENTEN Een abonnement kost € 30,- voor vier nummers per jaar. Zie ook pag 6. Aanmelden kan via www.mestmag.nl. Ook voor vragen, adreswijzigingen of nazending van een editie kun je op de site terecht. Abonnementen worden aangegaan tot wederopzegging. Opzegging kan schriftelijk, per mail (info@mestmag.nl) of via de website tot uiterlijk één maand voor het einde van de lopende abonnementsperiode. COPYRIGHT Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de rechthebbenden. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen contact opnemen met de redactie. © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder nadrukkelijke toestemming van de uitgevers.

MEST #14 VERSCHIJNT EIND JUNI 2016 www.mestmag.nl

66

MEST nr 13


JONG OP

DE COVER

‘Jij sterft op pagina 45. Wist je dat eigenlijk wel?’ Met De mensen die achterbleven levert Martijn Neggers zijn debuutroman af. Wie is deze nieuwe ster aan het firmament eigenlijk? Journalist en collega-schrijver Bart Smout schreef een profiel.

W

ie? Martijn Neggers dus. Geboren in 1987 in Eindhoven, woont in Tilburg.

hij wel ‘het soort schrijver waarvoor je naar het stadion komt’.

Kennen we ’m ergens van? Nou, dat zou goed kunnen. Meneer is namelijk drukker dan een klas schoolkinderen met speed door hun melk. Met zijn gedichten bezoedelde Neggers al menig podium. En met zijn column in het Brabants Dagblad, vol treurige alledaagsheid, maakte hij al behoorlijk wat mensen depressief. Tegenwoordig gaat hij wekelijks op pad voor de Nieuwe Revu. In 2014 richtte hij bovendien literatuurkrant De Titaan op. Met zo’n 250 abonnees geen onverdienstelijk succes. O ja, hij heeft ook nog een eigen uitgeverij, samen met Bas Jongenelen. Jaarlijks geven ze een paar boeken uit, meestal dichtbundels.

Wat voor soort speler krijgen we dan te zien? Een karakterspeler. Neggers is een kloeke voorstopper met een klein hartje. Eentje die heeft leren spelen op straat en op buurtpleintjes. Dat vertaalt zich in grofkorrelig proza waarin hard wordt gelachen, maar uiteindelijk nog harder wordt gehuild. Die jongen op de cover van zijn boek, is dat Martijn Neggers zelf? “Gelukkig niet”, laat de schrijver weten. “Hoewel die bril natuurlijk getuigt van een feilloos gevoel voor mode.”

ADHD? Yep. En die jongen heeft nu zijn debuut uit? Zeker. De mensen die achterbleven, uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar. Over een uit de hand gelopen boswandeling? Nee. De mensen die achterbleven gaat, niet geheel toevallig, over een jongen genaamd Martijn Neggers. Die verhuist op een dag van Valkenswaard naar Tilburg, in de hoop dat dit het startschot is voor een groots en romantisch bestaan. Als Martijn Neggers bejaard is, kijkt hij op zijn leven terug en constateert dat er niets van terecht is gekomen. Wanhopig bladert hij terug in de tijd, in de hoop dat er toch nog iets is gebeurd wat de moeite waard is. Uit het leven gegrepen? Tsja. Neggers is natuurlijk nog verre van bejaard. Maar als je hem in zijn stamkroeg Weemoed tegenkomt kan er geen vaste klant binnenlopen zonder dat de schrijver roept op welke pagina in zijn roman diegene voorkomt. Weleens gehoord: ‘Thijs, jij sterft op pagina 45 in mijn roman. Wist jij dat eigenlijk wel?’ Worden we vrolijk van zijn roman? Neggers blinkt niet bepaald uit in het scheppen van een uitgelaten feestsfeer. Maar volgens Ronald Giphart is

MEST nr 13

MARTIJN NEGGERS

De mensen die achterbleven Nijgh & Van Ditmar 259 pagina’s €18,50

Wie is het dan? God mag het weten. Maar een ding is zeker: de prijs voor beste cover van 2016 gaat De mensen die achterbleven sowieso uit het vuur slepen. Eindelijk eens wat anders dan een vrouw die mistig in de verte staart, of een zogenaamd aantrekkelijk stukje grafische vormgeving. Datzelfde kunnen we trouwens over de roman in zijn geheel zeggen: eindelijk eens wat anders. Er komt in het boek overigens een bijzonder mooi verhaal voor over een jongen met een leguaan als huisdier. Dus die cover is niet zomaar uit de lucht geplukt. Heeft de schrijver zelf nog huisdieren? Jazeker. Een hamster genaamd Norbert en een schildpad genaamd Barend. De hamster was laatst ziek, maar maakt het nu weer goed. De schildpad zit in een terrarium en mag af en toe vrij rondlopen. Volgens de schrijver kan dat prima. “Er zijn vooralsnog geen doden gevallen.” Als hij niet schrijft, wat doet hij dan? Martijn Neggers is fan van Oldham Athletic, een Engelse club uit de derde divisie die erom bekend staat zelden tot nooit te winnen. Ze hebben een aftands stadion uit het jaar 1267, waar je Neggers soms aantreft. Verder staat de schrijver bekend om het geven van akelig goed gelijkende Bart Chabot-imitaties. Tekst Bart Smout Fotografie Milan Vermeulen (cover en achterpagina)

67


Martijn Neggers { zie ook pagina 67 }

68

MEST nr 13


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.