Preview MEST#15

Page 1

In dit nummer een heleboel. Een PONTIAC VAN PORSELEIN, die nog rijdt ook. Waarom DIEDERIK STAPEL geen zelfmoord pleegt. De OPTIMISTISCHE OBSESSIES van muzikant Jameszoo, wiens album wereldwijd besproken wordt. 1000 (!) HARMONIEMUZIKANTEN, mét Gerard van Maasakkers. DE SCHOONHEID VAN ONDERGOED, wapperend in de wind. En waarom kinderboekenschrijver JACQUES VRIENS ’s nachts door de telefoon voor ‘lul’ werd uitgemaakt.

nr 15

oktober 2016 € 7,95 bijzondere cultuur in Noord-Brabant

ESSAY

8

VERZUCHTINGEN BIJ DE SUBSIDIETOMBOLA

BUIKDANSERES

ANA EUSON ‘Dansen heeft mij door moeilijke tijden gesleept’


Beeld achtergrond cover: fragment keramisch kunstwerk Wonderwall van Dorine Camps, te zien in het EKWC.

INHOUD Nr 15

HUILEN OM KLEI Klei drijft menig kunstenaar tot wanhoop. Drie maanden gewerkt, de deuren van de klei-oven gaan open, en dan blijkt je kunstwerk gebarsten, of ontploft. Vaak vloeien er tranen in het Europees Keramisch Werkcentrum, de wereldvermaarde snelkookpan voor scheppingskracht. Het EKWC is sinds kort open voor publiek. Tenminste: vijf keer per week kun je aansluiten bij een rondleiding. Want de werkplaats blijft eerst en vooral voor de kunstenaar, die moet er in alle rust kunnen doordraaien.

7

ER LOOPT WEER EEN HOND OVER MIJN GRAF: ALBERT WEST

24

MINIMUSEUM: NAC

32

FANFARI BOMBARI: 1000 HARMONIEMUZIKANTEN OP HET PODIUM

58

DIEDERIK STAPEL OP DE DIVAN VAN JEROEN DE LEIJER

64

DE ZONE: KUNST LANGS DE N65

MEST nr 15

DE BESTE PODIUMTALENTEN VAN 2016 Vorig jaar kozen experts de beste afstudeerders van de kunstacademies, dit jaar hebben we vier experts die de beste jonge podiumkunstenaars selecteerden.

3


20

DE ELEKTRONISCHE GEKTE VAN JAMESZOO

over alles overstijgende schoonheid

De geflipte computerjazz van de jonge Bossche producer liet muziekcritici wereldwijd de afgelopen maanden juichend of nagelbijtend achter. MEST bespreekt met Jameszoo de besprekingen.

26

JACQUES VRIENS: DE SCHRIJVENDE SCHOOLMEESTER Hij heeft het aardigste gezicht van alle kinderboekenschrijvers. Maar is-ie in het echt ook zo lief? Pjotr van Lenteren loopt met Jacques Vriens door het Den Bosch van zijn jeugd. “Tom Poes mag niet mee en daar ben ik ontzettend kwaad over.”

37

OP ZOEK NAAR DE NIEUWE HENDRIK GROEN Met de vergrijzing groeit het besef dat we in onze samenleving iedereen boven de zeventig te makkelijk opzij zetten. Vinden ze ook bij het Verhalenhuis, een talentontwikkelingsprogramma voor tachtigplussers.

52

ACHT ZUCHTEN BIJ DE SUBSIDIEVERDELING

h

et Quasyon Ensemble maakt grote kunst. Het is een Nederlands duo, zusjes. Bewust noem ik hen een Nederlands duo, ook al zijn ze geboren in Aleppo. Kunst gedijt bij vrijheid, ze horen hier. Jawa is negentien jaar oud en speelt de ud, de Arabische luit. Shaza is twaalf en speelt de cimbalon, een traditioneel snaarinstrument. Het past net op haar schoot. Haar stokjes raken vliegensvlug de snaren, tegelijkertijd vrolijk en melancholisch. Haar expressie is exceptioneel. “Dit is absolute schoonheid”, denk ik, met vochtige oogjes. “Je zit jezelf voor de gek te houden, Joost”, roept de cynicus over mijn schouder. “Grienen om meisjes die precies een jaar geleden in een gammel bootje de Middellandse zee overstaken is erg makkelijk. Je lijkt het te horen. Klank is bewogen lucht.” Gelukkig wint niet de destructieve zwartkijker, maar de helderheid van de schepping. Grote kunst drukt altijd het moment uit waarin ze ontstaat. Het geeft zelfs waarde aan God Save The Queen van de Sex Pistols, een van de slechtste nummers ooit. Om als twaalfjarige op een podium te staan vraagt al moed, maar het getuigt van een grenzeloze vitaliteit als je vol overgave, ongeremd door omstandigheden, in alles overstijgende schoonheid blijft geloven.

Joost Heijthuijsen

Noord-Brabant lijkt bij de verdeling van de landelijke cultuursubsidies tot de onderste regionen veroordeeld. Net als vier jaar geleden. En dus schreeuwt menigeen weer moord en brand. Maar is dat terecht? En wat moet er beter?

MEST nr 15

5


10

MEST nr 15


MEST nr 15

11


“Als je niet één keer in je leven met kErAmIeK hebt gewerkt, kun je geen goede kunstenaar zijn”

12

MEST nr 15


Het Europees Keramisch Werkcentrum (EKWC) in Oisterwijk: een begrip onder kenners, een mythe voor het publiek. Voor jan en alleman blijven de deuren dicht, de kunstenaars moeten in rust kunnen werken. Al is er sinds deze zomer vier keer per week een rondleiding. In de meest bijzondere werkplaats van ons land. Voor het oermateriaal dat menig kunstenaar tot wanhoop drijft: klei. Redacteur Anneke van Wolfswinkel en fotografe Anke van Iersel mochten komen kijken.

MEST nr 15

13


14

MEST nr 15


VL-terrein Oisterwijk, buiten liggen metershoge bergen. Zand, puin, resten van de oude riolering. De inrichting van het terrein is nog in volle gang. Binnen in het EKWC heerst ogenschijnlijk rust. Het licht valt overvloedig binnen door het zaagtanddak van de voormalige leerfabriek. Ergens klinkt het tikken van een hamer, iemand slaat met een vlakke hand op klei – je ziet het niet direct, maar je voelt het: hier wordt gewerkt. In het midden van de hal staat een oven, waar makkelijk een man of vijf tegelijk rechtop in kunnen staan. Hij is dicht en geruisloos, en pas als je er vlak naast staat, voel je warmte. Binnenin voltrekt zich een wonder. Ranti Tjan heeft het in de zes jaar dat hij hier directeur is, al vaak gezien: hoe de oven opengaat, soms na vier dagen stoken, bakken en afkoelen, en dat de kunstenaar dan begint te huilen. “Van geluk, omdat het goed is gegaan. Of uit pure frustratie, omdat zijn werk helemaal kapot blijkt. De klei kan scheuren, ontploffen, smelten – en na tien, elf weken hard werken doet dat verschrikkelijk pijn.” Tjan spreekt zacht en weloverwogen, maar is voelbaar gepassioneerd, en verrassend stellig in wat hij zegt. “Als je niet één keer in je leven met keramiek gewerkt hebt, kun je geen goede kunstenaar zijn. Het is een materiaal dat in alle culturen een lange en rijke geschiedenis heeft. Als je keramiek maakt, kun je je van Azië tot Afrika tot die geschiedenis verhouden. Maar klei is heel moeilijk en kan je echt tot wanhoop drijven.” PERMANENTE TEGENSPRAAK De papiertjes op de deuren van de studio's vermelden de namen van de kunstenaars en hun land van herkomst: Hongarije, Nederland, China, VS, Turkije – van over de hele wereld komen ze naar Oisterwijk. Ze betalen vaak 18.000 euro of meer voor een verblijf van drie maanden. Waarom? Ook omdat je hier alles tot je beschikking hebt: werkplaatsen en materialen voor mallen, kisten en glazuur, een

compleet ingericht fablab, alle mogelijke soorten klei en gereedschap. Een team van vijf specialisten die je alle denkbare technieken kunnen uitleggen. Maar die samengebalde technische expertise, in Europa en misschien zelfs wereldwijd ongeëvenaard, is niet de hele verklaring voor de aantrekkingskracht van het EKWC. “Waar wij goed in zijn”, legt Tjan uit, “is tegenspreken. Iedereen die hier komt is een ervaren, professionele kunstenaar. Wij geven advies, maar dagen de deelnemers tegelijk uit om het heel ánders te doen. Het gaat erom dat ze hier uit hun comfort zone komen, en dingen gaan uitproberen van wie iedereen van tevoren denkt dat het onmogelijk is. Er

“Waar wij goed in zijn, is tegenspreken” MEST nr 15

15


16

MEST nr 15


is hier geen meester-leerling-verhouding, niemand heeft gezag. Het is ook belangrijk dat driekwart van de kunstenaars die hier komt, nog nooit eerder iets met keramiek gedaan heeft. Door die permanente tegenspraak, en de kennis en ervaring die kunstenaars en ontwerpers uit andere vakgebieden inbrengen, zorgen we ervoor dat de grenzen van wat in keramiek mogelijk werd geacht, telkens weer worden overschreden.” GROTE PLAK KLEI Hoe dat werkt, laat Tjan zien met het werk van Katrin Müller-Russo en Rhett Russo, twee Amerikaanse architecten. Glanzend geglazuurde objecten, beeldschoon, waar je (voorzichtig) op zou kunnen zitten. “Ze zijn eerst een vorm gaan vouwen met kleine lapjes textiel. Die vorm wilden ze vervolgens ook gaan maken met een grote plak klei, maar daar bleek een mal voor nodig te zijn. Karen Lamonte, een glaskunstenaar die ook uit Amerika komt, liet zien hoe zij mallen maakte voor haar glas, met een totaal andere techniek dan we voor klei gebruiken. Dat bleek heel goed te werken. En sindsdien hebben we die mallentechniek dus ook in huis.”

Tegenspraak is één pijler van het EKWC, kennisdeling is een tweede. Hield iedere 19de-eeuwse plateelbakkerij zijn glazuurrecepten angstvallig geheim, hier is alles open source. In de glazuurwerkplaats laat Tjan de mappen zien waarin iedere kunstenaar de samenstellingen van de glazuren heeft gedocumenteerd. Wie het glazuur wil dat Marien Schouten gebruikte voor zijn Groene Kamer in De Pont, of wie wil zien wat voor klei Armando in 1992 gebruikte

Sundaymorning@ekwc Een groep kunstenaars richt in 1969 in Heusden (bij Den Bosch) het Keramisch Werkcentrum op. Het centrum wordt allengs te klein en verhuist in 1991 naar Den Bosch, waarbij ‘Europees’ aan de naam wordt toegevoegd. Het EKWC ontwikkelt zich tot een expertisecentrum waar kunstenaars worden uitgedaagd om de mogelijkheden van keramiek te verkennen en de grenzen van het ambacht zo ver mogelijk op te rekken. In 2015 betrekt het centrum, inmiddels omgedoopt tot Sundaymorning@ekwc, een 5000 m2 groot gebouw op het terrein van de voormalige leerfabriek KVL in Oisterwijk. De kunstenaars, ontwerpers en architecten komen van over de hele wereld, voor

MEST nr 15

voor zijn eerste ladders en schalen, kan het hier allemaal terugvinden. EINDELOZE ZONDAGMORGEN Wie bij keramiek nog dacht aan saaie vaasjes, raakt bij het EKWC voorgoed genezen. Zelden kom je op een plek waar het zo zindert van experiment, van durf, van ideeën en beelden die variëren van poëtisch en beeldschoon tot stoer en ronduit krankzinnig. Kopjes van klei die je kunt opeten (Masha Ru), groen geglazuurde tegels met het patroon van een groentekratje (Maaike Roozenburg), een kast van zachte, roomwitte buiken (Dorine Camps), het is hier allemaal op een eindeloze zondagmorgen ontstaan. Of neem de artistieke stunt van Filip Jonker: die kwam het EKWC binnen in een rode Pontiac Fiero uit 1985, en verklaarde dat hij twaalf weken later in dezelfde auto, maar dan van keramiek, weer wilde wegrijden. En hij staat er, gewoon tussen de 3D-printer en de freesmachine. En ja, hij kan echt rijden. Je weet niet wat je ziet (zie ook Filips site voor een mooi verslag van het maakproces).

Maar ook de meest fantastische keramiek begint bij die aardse grondstof die al sinds diep in de prehistorie en in alle culturen gebruikt wordt: klei. In een afgesloten ruimte staan de pallets op stellingen, met in plastic verpakte blokken, in tientallen tinten en samenstellingen. Het is er stil en schemerdonker, een streep licht valt door een hoge kier. Een waterverstuiver verspreidt met een lange sis een wolk fijne druppeltjes. De klei wacht geduldig, tot de hand van de kunstenaar'm kneedt, en een kus het lutum tot leven wekt.

een werkperiode van twaalf weken. Ze krijgen een eigen studio tot hun beschikking en kunnen in het complex werken, eten en slapen. Zo kunnen ze loskomen van de dagelijkse routine en één ononderbroken sunday morning lang doorwerken. De lijst van deelnemers is lang en indrukwekkend. Anish Kapoor, Amie Dicke, Tony Cragg, Hella Jongerius, Joris Laarman, Anne Wenzel – ze hebben hier allemaal met hun poten in de klei gestaan. Ondanks de internationale statuur is het EKWC bij het publiek nagenoeg onbekend. Dat moet anders, in een klimaat waarin het draagvlak voor cultuur afneemt. Daarom opent het EKWC voor het eerst in zijn geschiedenis de deuren voor bezoekers. Vanaf deze zomer is er van woensdag t/m zondag dagelijks een rondleiding.

17


K I E Z E N H U N FAV O R I E T E E K W C - O B J E C T E N

Tanya Rumpff scout actuele keramiek en design voor Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden

Het beeld 'Verliefd stel met hond' in wording in het EKWC eerder dit jaar.

MEST vroeg vijf kenners van hedendaagse keramiek om een favoriet werk te kiezen dat ooit binnen de muren van het EKWC is ontstaan.

WAT : 'Verliefd stel met hond' van Zeger Reyers (2016) WA AROM : “Dit is echt een wild beeld, en dat kom je bij keramiek niet zo vaak tegen. Het experiment druipt er vanaf. Dat experiment wordt bij het EKWC enorm gestimuleerd, bij iedereen die daar werkt. Het is een vreemd, barok ding, en Reyers heeft van alles meegebakken. Gordijnstof, pluchen beesten, pruiken, koperdraad – toen hij eerder dit jaar aan het beeld werkte, ben ik gaan kijken, en het was heel spannend wat er zou gebeuren. De hitte schroeide alle textiel weg, en dat heeft zijn sporen nagelaten in de klei.” TE ZIEN : vanaf 15 oktober 2016 in het Stedelijk Museum 's-Hertogenbosch

Annemie Boissevain galeriehouder De Witte Voet, Amsterdam WAT :

Beeldengroep van Satoru Hoshino (1998) “Veel kunstenaars die met keramiek werken, verbeelden op de één of andere manier het landschap. Al is het maar omdat klei daar een directe verbinding mee heeft. Maar zelden zie je het zo consequent en indrukwekkend als bij de Japanner Satoru Hoshino. De zwart-bakkende klei lijkt bijna geschilderd, maar dat komt door de afwerking met 'terra sigillata', de fijne toplaag die loskomt wanneer je klei oplost in water. Zijn eigen atelier in Japan is heel klein; het maken van zo'n grote hoeveelheid werk in korte tijd kon hij eigenlijk alleen in het EKWC doen.” TE ZIEN : ander werk van Satoru Hoshino is te zien op de expositie Sexy Ceramics in Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden, t/m 9 juli 2017

WA AROM :

18

MEST nr 15


Chris Reinewald kunstcriticus WAT :

Verschillende werken van Eiko Ishizawa, 2015 WA AROM : “Japan heeft een rijke traditie in keramiek, maar Ishizawa maakt nu juist níet de verfijnde porseleinen schalen die je zou verwachten. Ze maakt dingen die zelfs een beetje lelijk zijn: een soort donuts op een rekje en een grove kop op een ijzeren staak. Maar ook een hele verzameling bric à brac-achtige kopjes, zoals je die op Franse toeristenmarkten tegen kan komen. Ze onderzoekt en bekritiseert de manieren waarop mensen naar keramiek kijken, en ondermijnt verwachtingspatronen.” TE ZIEN : vanaf 14 oktober op de Triënnale voor Keramiek en Glas in Bergen (Mons), België

Ranti Tjan directeur Sundaymorning@ekwc, Oisterwijk WAT :

'Rode kool' van Guido Geelen (2009) “Als kunstenaars met meerdere materialen werken, zie je de intentie en het artistieke talent nog scherper dan bij een materiaalmonogame kunstenaar. De aluminium groentes en bronzen bloemen van Guido Geelen vind ik te gek. Onlangs kwam hij in Oisterwijk om te glazuren. Het is heel inspirerend om te zien hoe hij werkt.” TE ZIEN : de buitenexpositie van Fundament in park De Oude Warande (tot 30 september) in Tilburg toont werk van Geelen. Ook met werken van o.a. Cameron Jamie, Markus Karstiess, Caroline Coolen, Anne Wenzel en Marien Schouten.

WA AROM :

MEST nr 15

Fredric Baas conservator Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch (SM’s) WAT :

'Cathedral' van Tony Cragg (1996). WA AROM : “De Brit Tony Cragg is al decennia lang een toonaangevend kunstenaar. Dit is echt een iconisch beeld van hem. Van 2000 kilo klei maakte hij de Bossche St-Janskathedraal, en trok hem krom. Ook de stenen sokkel waar de kathedraal op staat is onderdeel van het werk; het is een loodzwaar ding. Om zo'n groot, massief beeld te maken, heb je grote ovens én expertise nodig, en dat is nou net waar ze bij het EKWC over beschikken.” TE ZIEN : permanent tentoongesteld in de wandelgang van het SM's

19


HET

LICHT

In deze rubriek herenigen we een docent met een oud-leerling. Als eerbetoon aan de docent(e) die met zijn/haar passie voor cultuur het leven van tenminste één voormalig leerling voor altijd veranderde.

“Ik wilde mijn leven inrichten zoals jij” Maud Rijken (45) uit Eindhoven vond het afschuwelijk op de middelbare school. Ze spijbelde zoveel dat ze het tweede jaar van de havo niet haalde en terechtkwam op een kleine mavo. Waar haar moeder, Anne Rensen (73), kunstgeschiedenis en tekenen doceerde. Op de mavo realiseerde Maud zich dat haar moeder een groot voorbeeld voor haar was.

z

e praten niet vaak over het onderwijs. Voor ze het weet, geeft moeder Anne namelijk ongevraagd advies. Toch vindt dochter Maud het soms fijn om stoom af te blazen bij haar moeder, die haar begrijpt, omdat ze een vergelijkbaar leven leidde. Maud: “Ik vond de middelbare school verschrikkelijk. Ik voelde me opgesloten. In havo 2 schreef ik zelf een briefje dat ik Pfeiffer had. Kon ik weg wanneer ik wilde.” Anne: “Tot een docent mij belde over jouw ziekte en ik van niks wist.” Maud: “Na dat jaar ging ik naar mavo De Roosten, zodat jij een oogje in het zeil kon houden.” Anne: “Het was een kleine school met 240 leerlingen.” Maud: “Thuis voerden we in mijn pubertijd veel strijd. Op school helemaal niet. Daar hadden we allebei een andere rol. Daar was het bijzonder dat jij mijn moeder was, want je was een heel geliefde docent.” EENZAAM

Anne: “Weet je nog dat je dat eindexamenwerk maakte met dat fluwelen gordijn? Ik werd er blij van dat je liet zien dat je initiatief nam en veel in huis had. Ik vond dat de kunstrichting er toen al in zat.” Maud: “In jouw lessen voelde ik ruimte en vrijheid. In die tijd zag ik dat jij, die ons in je eentje opvoedde, financieel onafhankelijk was en autonoom beeldende kunst maakte. Dat onafhankelijke vond ik mooi.” Anne: “Na een paar dagen in mijn atelier begon ik me eenzaam te voelen en wilde ik mijn collega’s en leerlingen weer zien. Na een paar dagen lesgeven verheugde ik me weer op mijn atelier.” Maud: “Ik heb de havo alsnog afgemaakt om naar de kunstacademie te kunnen. Ik wilde mijn leven inrichten zoals jij. Al wist ik toen nog niet of ik wel voor de klas kon staan en of ik wel goed genoeg was als kunstenaar.” Anne: “Oh, maar ik wist wel dat het leraarschap jouw zou liggen. Je lijkt op mij.”

30

Maud: “Ja, maar het was best gek dat ik les wilde geven, terwijl ik de middelbare school zelf zo vreselijk vond.” ZOEKTOCHT

Maud: “Ik vond een baan in het onderwijs, maar die slokte me zo op, dat ik niets meer zelf maakte. Ik werd steeds ongelukkiger.” Anne: “Ik vond je heel verdrietig in die tijd.” Maud: “Toen ik korte tijd thuis kwam te zitten, ontdekte ik Grafisch Atelier Daglicht. Daar ben ik fotografische etsen gaan maken en zeefdrukken. Elk werk is een zoektocht. Doordat ik kunst maken nu met lesgeven combineer, kan ik leerlingen beter begeleiden in hún zoektocht.” Anne: “Dat verwoord je heel mooi.” Maud: “Ik snap nu ook jouw drive. Het maakt niet uit of je beroemd wordt of niet. Creëren is gewoon een noodzaak.” ONDERWIJSDIER

Anne: “Als ik lang niet in mijn atelier ben, word ik kriegel. En dat je zelf kunstenaar bent, geeft je voor de klas extra autoriteit. En een netwerk om buiten school van alles te organiseren.” Maud: “Ik post foto’s van mijn eigen werk op Instagram. Als ik het werk van leerlingen beoordeel, mogen zij ook zien wat ik maak.” Anne: “Je bent een onderwijsdier geworden dat inzet op keuzevrijheid en talentontwikkeling.” Maud: “Als sectievoorzitter loods ik er plannen door bij de directie. Die zie ik vooral als een soort facilitaire dienst die moet zorgen dat vakdocenten goed onderwijs kunnen geven.” Anne: “Haha, ik herken mezelf.”

Tekst Esther Wittenberg Fotografie An-Sofie Kesteleyn

MEST nr 15


MEST nr 15

31


FA N FA R I B O M B A R I : 2 8 M U Z I E K V E R E N I G I N G E N . E N G E R A R D.

Hemelse liefde voorkomt

kOpErOoRlOg

32

MEST nr 15


Met Fanfari Bombari tonen Gerard van Maasakkers, vier beroepsacteurs en zo’n duizend muzikanten en zangers (van maar liefst 28 lokale muziekverenigingen) dat liefde het wint van kleinzieligheid. MEST-redacteur Eric Alink was erbij, op zondag 18 september, bij de generale repetitie in Biezenmortel.

MEST nr 15

33


– Gerard –

– Bart –

j

osefien (59) woont op afdeling Eendengracht van zorgpark Assisië in Biezenmortel. Ze heeft een pittige persoonlijkheidsstoornis, inclusief zucht naar buitenlucht. Deze middag wandelt ze met begeleider Khalid over het terrein. Bij het weitje naast afdeling Kievitsvlucht stopt Josefien. Nooit eerder zag ze hier een vak met roodwit lint. Een plaats delict? Op Assisië doden ze de tijd, zo aangenaam mogelijk. Maar da’s toch geen misdrijf? Opeens ziet Josefien twee vrouwen het veld op lopen. Elk van hen heeft zo’n vijfenzeventig muzikanten en zangers in haar kielzog. De vrouwen beginnen schubbig te schelden. Twee viskarren in een weiland. Josefien kijkt haar zondagse ogen uit. Eigenaardig spul, die nieuwe medicatie. Maar de bijwerking is adembenemend. Je gaat er muziektheater van zien. DUIVEL

Fanfari Bombari is het verhaal van lokale gezelschappen die elkaar op leven en do-re-mi bestrijden. Aan de ene kant van het slagveld staan koor Het Hijgend Hert en harmonie De Vooruit. Zij strijden onder aanvoering van de bijdehante en ietwat volkse Marijke (Natasja van Tilburg). Aan de andere kant koor Rust Roest en fanfare Ontspanning Na Inspanning, onder leiding van de licht-intellectualistische Marylou (Dian Krijnen). Inzet van het duel? Het gezelschap dat het best uit de bus komt, mag op 11 december 2016 het Jeroen Bosch-jaar uitluiden. “Ten aanval!”, zou de duivel roepen. In de late middeleeuwen bestond de overtuiging dat hij via oren en andere lichaamsholtes onschuldige lichamen wilde binnendringen. Wereldse muzikanten

34

– Wiske –

waren zijn handlangers. Ook in 2016, bewijst Fanfari Bombari: de strijd om de eer is hels. Toch ruiken de partituren niet naar zwaveldamp. Een ontluikende hemelse liefde voorkomt a clash of cultures and copper. Tussen Gilles (Nick van Kuipers) en spring-in-het-veld Marike (Mattanja Lennings) vonkt de hartstocht. Wel een hindernisje: hij is de zoon van Marylou; zij de dochter van Marijke. Maar dankzij zanger Gerard van Maasakkers, die als deus ex machina ingrijpt, eindigt het spektakel in Aaah majeur – overgave en ontroering. BESMETTELIJK

Twee uur eerder. In de oude theaterzaal op Assisië blaast fanfarelid Carlo uit Esch op zijn sousafoon. Om hem heen schallen en trommelen honderdvijftig anderen. Muzikanten en zangers oefenen scènes van Fanfari Bombari. “Even terugpakken vanaf maat 17”, roept dirigent Alphons van Stenis. Ook maat 23, 36 en 55 komen aan bod. Dit is Brabant: niets met mate. Een altsaxofoniste, die even pauze heeft, deint op het hoem-papa hoem-papa van collega’s. Haar armen wiegen in de lucht. Twee buurvrouwen doen spontaan mee. In Brabant is niet alleen Q-koorts besmettelijk. Tegen enen. Lunchtijd. De leden van Sint Cecilia uit Haaren en clubs uit Helvoirt, Esch en Biezenmortel schuifelen langs het buffet. Tot de vele jonge deelnemers behoren Lieke en Jan van zang- en gitaarvereniging Da Capo uit Haaren. Ja, natuurlijk weet de dertienjarige Jan wat Jeroen Bosch is. Een ziekenhuis. Brugklasser Lieke, die bij geschiedenisles minder fanatiek het spinrag aan het plafond bestudeerde, prijst de schilder om zijn dwarsheid: “Ik denk niet dat hij drank of drugs gebruikte. Hij was gewoon zo.”

MEST nr 15


Fanfari Bombari trekt sinds 23 september door Noord-Brabant. De voorstelling is te zien op vier verschillende buitenlocaties. Op elke locatie is de samenstelling van zangers en muzikanten anders, van sambaband tot harmonieorkest, en daarmee ook de voorstelling. Locaties en voorstellingen: Biezenmortel (Assisië, 23-24-25 sept), Sint-Michielsgestel (De Ruwenberg, 7-8-9 okt), Heusden (Kasteeltuin De Burcht, 21-22-23 okt), Vught (Fort Isabella, 4-5-6 nov) en Den Bosch (Wilhelminaplein, 11 dec, afsluiting Bosch 500). Info en kaarten: www.fanfaribombari.nl

‘De strijd om de eer is hels’ EERST VECHTEN, DAN FEESTEN

Is de kift en kinnesinne in Fanfari Bombari louter fictie? Blazer Jozef (62) van harmonie Kunst Adelt uit Helvoirt lacht. Met een plagerig hoofdknikje naar leden van Sint Gegorius uit Haaren, de harmonie van de overkant van de N65: “Er is altijd rivaliteit tussen onze dorpen geweest. In voetbal en in muziek. Maar met een knipoog. Eerst vechten, dan samen feesten.” Zwijgt, haalt adem. Manmoedig: “Ze zijn wel beter.” Verderop hapt toneelschrijfster Wiske Sterringa in een broodje kaas. Ze komt uit Amsterdam. “Ik kijk hier m’n ogen uit”, zegt ze. “Brabant is anders. Warm, welwillend, indirecter. Maar emoties kunnen hier ook hoger opspelen.” Tijdens haar zoektocht naar gezelschappen heeft ze het zuiden leren kennen. Samen met de Bossche componist Bart van Dongen vond ze achtentwintig lokale muziekverenigingen uit Midden- en Oost-Brabant die Fanfari Bombari gaan uitvoeren. Haar voorstelling is verwant met klassiekers over liefde en rivaliteit – Romeo & Julia, West Side Story. In filmzaal 5 van het geheugen komen ook wat zwartwitbeelden van Fanfare voorbij, de film van Bert Haanstra. Toch bezondigt Fanfari Bombari zich niet aan leentjebuur. Het is fris, aansprekend en vermakelijk. MUNITIE

Grondstof voor Fanfari Bombari vormen liedjes van Gerard van Maasakkers. Van oorsprong is zijn oeuvre ontwapenend. Maar in handen van de duellerende partijen veranderen Salve Regina en Ik loop in strijdliederen waarmee ze elkaar bestoken. Tot de munitie behoren ook Muss i denn en Hello Mary Lou. Bovendien schreef Bart van Dongen drie instrumentale stukken. Het project is min of meer per ongeluk ontstaan, vertelt de componist. “Wiske

MEST nr 15

en ik wilden een stuk over Merijntje Gijzen maken, inclusief koren, orkesten en Brabants landschap. Dat schreef ik in een mail aan Ton Rombouts (burgemeester van Den Bosch – red.). Binnen een kwartier kreeg ik een reactie. Hij wilde het idee graag voor Jeroen Bosch 500. Of we het verhaal niet konden aanpassen? Dat hebben we gedaan. Merijntje komt nog. Wat A.M. de Jong schreef, is nog steeds actueel.” Tegen tweeën. De zaal stroomt leeg; de generale repetitie zal buiten in de wei zijn. Op een tafel blijft een appel achter. Er is een flinke hap uit. Paradise Lost? Paradise regained, bewijst de tutti. Wel legt regisseur Tet van der Donk de generale af en toe stil. “Als zij flauwvalt, moet de fanfare meteen inzetten”, tettert Tet in haar megafoon. Achter haar duwen vormgever Simon Haen en productieleider Roel Rutten een houten boerenkar langs altsaxofonisten en hoornblazers. “Ja, zo staat-ie goed!” roept Tet. OnzeLieve-Heer verzorgt de rest van het toneelbeeld: oude kastanjes en een overvliegende ekster. Tegen drieën breekt de zon door. Koper wil blinken. Nog altijd kijkt Josefien naar Fanfari Bombari. Op het einde klapt ze. Als ze volgend jaar zestig wordt, wil ze een circustent op Assisië laten bouwen. Eentje waar alle muzikanten in kunnen, zegt Josefien. En dan spelen, voor haar. Samen met het orkest in haar hoofd. Feest. A

Tekst Eric Alink Beeld Janine Hendriks

35


De beste jonge

podium~

vAn 2016 Tekst Anneke van Wolfswinkel Illustraties Eline Jetten

Fontys Musicaltheater (Tilburg) Koen van Dijk, regisseur

“I

k heb Luc Steegers geregisseerd in de musical Sweeney Todd, waarin hij één van de vier hoofdrollen speelde. Hij heeft een prachtige, hoge tenorstem, die perfect geschikt is voor deze rol, waarbij de zangpartijen op het grensgebied van musical en opera zitten. Ik heb genoten van zijn spel, en heb hem zien groeien. Ook door de adviezen van ervaren medespelers Vera Mann en René van Kooten. Zo'n dragende rol, die ook nog positief wordt gerecenseerd, is een gedroomde start voor een musicalacteur.”

“Milan van Waardenburg en Tom van der Ven spelen allebei grote rollen in de Duitse productie Tanz der Vampiere. Milan is een grote vent, met een heel volwassen uitstraling. Dat neemt hij allemaal mee in zijn spel. Tom daarentegen is tenger en klein, waardoor hij gecast kon worden als het onooglijke mannetje dat uiteindelijk de held is. Als jonge, onbekende musicalacteur moet je behalve talent ook geluk hebben met rollen die toevallig beschikbaar zijn. Voor jonge acteurs is in het buitenland vaak beter een ingang te vinden dan in de Nederlandse musicalwereld.”

MEST nr 15

45


Fontys Academie voor Theater – Docent Theater (Tilburg) Peter Dictus, studieleider van de opleiding

“H

et draait er bij onze opleiding om dat studenten vanuit hun eigen spelplezier en talent anderen aan het spelen krijgen. Dat is een veel dienstbaardere insteek dan de meeste uitvoerende kunstopleidingen. Een goed voorbeeld van wat onze opleiding beoogt, is Liselot van de Geer. Op Festival Boulevard won ze de Entreeprijs met de voorstelling Met één hand gooi ik confetti, die ze maakte met het Rotterdams Wijktheater. Ze organiseerde zelf audities op Rotterdamse scholen en verzamelde een groep jongeren van 15-20 jaar bij elkaar, die op het toneel hun persoonlijke verhalen vertolken. Dat is knap, als je jongeren zonder enige theaterervaring zover krijgt dat ze dat doen.” “Ilse Oostvogels ontving de Jacques de Leeuw Prijs voor meest talentvolle student van de Fontys Hogeschool voor de Kunsten. In haar afstudeervoorstelling proefde je de signatuur van iemand die echt iets te zeggen heeft met theater. Ze heeft ook een groot didactisch vermogen én een bijzonder ontwikkeld taalgevoel. Dat geeft haar de mogelijkheid om zelf stukken te bewerken en te schrijven. Ze is allround, en dat zien wij graag als het specialisme van onze studenten. Toen vier van de vijf spelers zich kort voor haar afstudeervoorstelling plotseling terugtrokken, heeft ze het voor elkaar gekregen dat de enig overgebleven muzikant alle rollen speelde. Dat getuigt van een bewonderenswaardige flexibiliteit.”

46

MEST nr 15


Fontys Circusopleiding (Tilburg) Wendy Moonen, programmeur van Festival Circolo

“F

ynn Neb heeft allereerst een indrukwekkende fysieke aanwezigheid: hij beweegt heel soepel aan het verticale koord. Hij is krachtig, maar laat in zijn performances ook een zachte kant zien. Hij gaat verder dan alleen de uitvoering van een knappe truc, dat maakt hem vooral interessant. Bij hem draait het meer om het verhaal, en dat is waar het nieuwe circus volgens mij ook over moet gaan. Hij heeft een heel mooi duet uitgevoerd met een danser, waarbij het vlakke van de vloer en het verticale van het koord prachtig samenkwamen. Fynn won, als eerste circusstudent ooit, de Jacques de Leeuw Prijs voor de uitvoerende kunstopleidingen. Hij speelt nu in de voorstelling Borderland van het Franse collectief Cirque Pardi.” “De acts die Winston Reynolds en Axel Guerin maken zijn een combinatie van dans en acrobatiek, en zijn heel fysiek. De één is lang en dun, de ander kleiner, en dat werkt goed. Ze vangen elkaar, duwen elkaar weg, rollen over elkaar heen – het komt soms dicht in de buurt van een gevecht. Het lijkt soms willekeurig wat ze doen, maar de choreografie zit ontzettend goed in elkaar, en technisch is het knap gedaan. Het is fris en origineel, er zit veel energie in. En het is grappig: steeds als ik ze zie optreden zit ik met een smile op mijn gezicht. Het zou mooi zijn als ze als duo verder gaan.”

MEST nr 15

47


Fontys Rockacademie (Tilburg) Frans de Laat, muziekscout

“T

homas Pieters is met zijn dertig jaar denk ik de oudste student die ooit aan de Rockacademie afstudeerde. Met zijn lichtvoetige Nederlandstalige liedjes haalde hij tot ieders verbazing de finale van de Grote Prijs van Nederland. Zijn liedjes zijn romantisch, gevoelig, maar vooral: humoristisch. Wat hij doet ligt dicht tegen theater aan, net als bij Gerard van Maasakkers bijvoorbeeld. Hij doet ook onverwachte dingen – zo organiseerde hij een tournee langs supermarkten, met zijn liedje Kassameisjes.” “Eva van Pelt is een echte theaterartieste, die al drie keer op Festival Boulevard stond. Ook zij schrijft en zingt Nederlandstalige liedjes, en daarin is ze opvallend taalvaardig. Voordat ze vocals ging studeren aan de Rockacademie, studeerde ze songwriting in Enschede. Soms heeft de manier waarop ze taal gebruikt iets weg van rap, al is haar muzikale insteek wezenlijk anders, dat is meer popmuziek. Zelf omschrijft ze haar muziek als donker, eigenwijs en fris, en dat klopt helemaal.”

48

MEST nr 15


Koningstheateracademie (Den Bosch)

V

ier studenten studeerden vlak voor de zomer af aan de Koningstheateracademie in Den Bosch, dé hbo-opleiding voor cabaret in Nederland. De redactie van MEST belde zowat heel cabaretkennend Nederland, iedereen had lovende woorden over de opleiding, maar niemand had alle vier de afstudeervoorstellingen gezien. Dan is het niet makkelijk vergelijken, en dus noemen we ze gewoon allemaal: Maya van As, Sanneke van der Meulen, Maarten van den Berg en Matthias Valk. Vrijwel allemaal hebben ze hun eerste stappen op het podium al gezet. Maarten schrijft teksten voor Zondag met Lubach, Sanneke stond al samen op het podium met Bert Visscher en Maya is lid van ‘impro-comedy-collectief’ Flunknarf. En nou, vooruit: over Maya hebben we tijdens die belronde toch wel begrepen dat we haar zéker in de gaten moeten houden.

MEST nr 15

49


M AGE R E S U B S I D I EO O G S T? W I JS NI E T NAAR RI J K, M A A R N A A R G E ME E N T E N

8x een diepe subsidiezucht Het is een vierjaarlijks ritueel: de landelijke cultuursubsidies worden verdeeld en Noord-Brabant voelt zich tekortgedaan. De regionale kranten huilen mee met gezelschappen die bot vangen, politiek en instellingen wijzen naar de Randstad en roepen “oneerlijk!”, of iets in die trant. Van introspectie – misschien doen ‘we’ zelf iets verkeerd? – is zelden sprake. Ook deze keer is het niet anders. Maar de situatie is minder dramatisch dan ze lijkt. En de magere subsidieoogst komt niet door het Rijk, maar door gierige gemeenten. Een opiniestuk in acht verzuchtingen.

v ErZ u Ch T i N g 1

Noord-Brabant mag dan economisch de tweede regio van Nederland zijn, cultureel gezien is het armoe

Meerjarige subsidieregeling provincie Naast het Rijk, verstrekken ook gemeenten en sommige provincies meerjarige cultuursubsidies. De provincie Noord-Brabant heeft voor de komende vier jaar een nieuwe subsidieregeling in het leven geroepen. Verdeeld in drie verschillende subregelingen, voor verschillende doelgroepen. De adviezen voor de eerste twee deelregelingen worden rond het uitkomen van deze MEST bekendgemaakt. Zie onze website voor actuele informatie. De derde subregeling wordt eind dit jaar opengesteld. De adviezen daarvoor volgen zo snel mogelijk na de sluitingsdatum, die op dit moment nog niet bekend is. 52

Als je puur naar de cijfers van de landelijke subsidiefondsen kijkt, lijkt Noord-Brabant cultureel gezien een schrale steppe, met hier en daar een eenzaam bloempje. Vergelijkbaar met zeg Flevoland. We rekenden – net als vier jaar geleden – uit hoeveel een inwoner van een provincie gemiddeld per jaar van het Rijk en de landelijke fondsen krijgt voor cultuur. Dat is in Noord-Brabant voor de komende periode €3,71 per jaar, tegen €8,40 in Limburg en €12 in Gelderland. Die 3,7 euro, dat is minder dan een burger in Friesland (€5,35) of Overijssel (€7,50) jaarlijks ontvangt. Blijf je in die cijfers hangen, dan overweeg je als cultuurliefhebber interprovinciale emigratie. Een genuanceerde blik op de cijfers stemt al wat minder sip. Kijk je naar het aantal honoreringen van drie belangrijke landelijke fondsen – het Fonds Podiumkunsten (FPK), het Letterenfonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie – dan valt het dramatische beeld, vergeleken met andere provincies, wel mee. In Noord-Brabant krijgen de

komende jaren vanuit die drie fondsen in totaal dertien instellingen geld toegewezen (zie kader). Vergelijk je de hoogte van het totale bedrag van toekenningen van bijvoorbeeld het FPK per provincie, dan eindigt Noord-Brabant met een kleine 1,7 miljoen op de vierde plek, na NoordHolland, Zuid-Holland en Utrecht. GEEN OPENLUCHTMUSEUM

Maar waar komt dan dat lage gemiddelde bedrag vandaan dat een inwoner in Noord-Brabant jaarlijks van het Rijk voor cultuur krijgt? Noord-Brabant blijkt vooral ondervertegenwoordigd in de BIS, de Basis Infrastructuur, de eredivisie van instellingen die rechtstreeks geld krijgen van het Rijk (op advies van de Raad voor Cultuur), de pot waar het om de echt grote bedragen gaat. Krijgt Gelderland jaarlijks een kleine 24 miljoen euro uit die ruif, voor Noord-Brabant is dat maar 7 miljoen. En dat komt niet zozeer omdat de Brabantse cultuursector nou zo slecht presteert, maar omdat we gesubsidieerde landelijke (publieks)trekkers missen. Daar zijn verschillende redenen voor aan te dragen. MEST nr 15


“Ik be nb an gd at de

de n va t h ” ac ordt r k ig ot w u z gro te

Sommige provincies hebben zulke publiekstrekkers van oudsher. In Noord-Brabant geen Openluchtmuseum of Paleis Het Loo zoals in Gelderland, die samen een flink deel van de 24 miljoen opsouperen die de provincie vanuit de BIS-pot ontvangt. Wat daarnaast opvalt, is dat NoordBrabant zonder twijfel een aantal culturele instellingen heeft met een (in potentie) landelijke uitstraling, die tot nu toe echter stelselmatig ontbraken (al dan niet met valide redenen) op het lijstje van subsidieaanvragers bij landelijke regelingen. Denk aan de Dutch Design Week, museum De Pont, de STRP Biënnale, het Van Abbemuseum en het Textielmuseum.

d ta s nd a R

THEATER

ANGST VOOR FONDSEN

Geert Boogaard zetelt met zijn adviesbureau voor de cultuursector in Hilversum, maar kent de situatie in Noord-Brabant goed. “Ik ken een aantal grote culturele instellingen in Brabant die geen subsidie aanvragen en waarbij ik denk: waarom niet? Een te lokale focus denk ik. En bij kleinere organisaties zie je vaak een angst voor de fondsen. Maar neem zo’n MU in Eindhoven, daar begrijpen ze het spel.” Culturele factoren spelen daarbij ook een rol, denkt Boogaard. De zelfbewuste manier waarop Amsterdamse instellingen zichzelf profileren, verschilt van de aarzelende houding die hij in Noord-Brabant regelmatig tegenkomt. “Dat bedoel ik zonder te willen oordelen. In Amsterdam hebben mensen een houding van: ‘Het is belachelijk als je me niet ondersteunt.’ In Brabant zeggen ze: ‘Zouden we daar ook kunnen aanvragen?’”

vErZuChTiNg 2

Nieuwkomers werden deze keer bijna allemaal afgewezen Onzin. Maar ja, van de regionale kranten huilt met name het Brabants Dagblad altijd enthousiast mee met de gezelschappen die ‘nee’ op rekest krijgen. Vaak iets té enthousiast. Zoals in het artikel van cultuurredacteur Gerrit van den Hoven van 16 augustus. “De nieuwe aanvragers (bij het FPK – red.) werden vrijwel allemaal afgewezen”, schrijft hij. Dat laatste slaat nergens op. MEST nr 15

Ja, sommige nieuwe aanvragers bij het FPK, zoals de dansgezelschappen United Cowboys (voorheen United-C) en Vloeistof, kregen een negatief advies. Om artistieke redenen (Vloeistof) of vanwege ‘zwak ondernemerschap’ (United Cowboys, woorden zijn van de adviescommissie). Maar daar tegenover staan de honoreringen voor drie andere nieuwkomers bij het Fonds Podiumkunsten: Panama Pictures (Den Bosch, dans), Strijbos & Van Rijswijk (Tilburg, muziek) en Schippers&VanGucht (Breda, jeugdtheater). Het oordeel van het FPK was vooral zuur voor de gezelschappen die een positief advies kregen, maar onder de zaaglijn belandden, omdat er te weinig geld was om alle positieve adviezen te honoreren. Zoals de theatergezelschappen Afslag Eindhoven en Matzer. Maar voor hen zit er wellicht nog wat in het vat, als de staatssecretaris nog met extra geld komt, bovenop de additionele 10 miljoen van Prinsjesdag.

v ErZ u Ch T i N g 3

De regionale spreiding is scheef en oneerlijk Wie enkel naar de kille cijfers kijkt, schiet direct in een primaire reactie van verontwaardiging: dit kan niet kloppen, dat ze daar in Noord-Holland (lees:

Amsterdam) zowel absoluut als relatief zoveel krijgen. Maar wie de adviezen van de Raad voor Cultuur bestudeert, begrijpt dat Amsterdam nu eenmaal veel instellingen met een landelijke functie of uitstraling kent (beroemde musea, allerlei sectorinstituten), die van oudsher in de hoofdstad zetelen. En het Rijksmuseum verhuis je niet zomaar. Wie de regionale verdeling van het FPK doorspit, krabt zich echter toch op het achterhoofd. De sectie theater is met 33 positieve adviezen (van de 84) de grootverbruiker binnen het Fonds Podiumkunsten, en 19 van de 33 theatergezelschappen (dat is een kleine 60 procent) zetelt in de hoofdstad. Dat is wel erg veel. Die concentratie in Amsterdam is enkel te verdedigen als het gros van de daar gevestigde instellingen een nationale functie heeft. Lees: voorstellingen biedt die verspreid over het land te zien zijn. Dat is ook zo, zegt het FPK. Directeur Henriëtte Post in de inleiding van de publicatie over de adviezen: “Terwijl ongeveer de helft van de aanvragen uit Amsterdam komt, wordt ‘slechts’ zestien procent van de voorstellingen in de hoofdstad gespeeld.” We geloofden dat niet meteen. Want in welke theaters in ‘de provincie’ zetten die Amsterdamse gezelschappen al die voorstellingen in godsnaam weg? Maar een online rondje langs hun speellijsten bevestigt dat beeld. 53


NOORD-HOLLAND 2013-2016 €51,40

2017-2020 i€41

GRONINGEN 2013-2016 €17,30 Toelichting cijfers Voor de cijfers in deze infographic is gebruik gemaakt van de adviezen en toekenningen voor de meerjarige subsidies voor de komende jaren van de volgende landelijke regelingen: de Raad voor Cultuur/Basis Infrastructuur (BIS, rechtstreeks geld van het Rijk, Raad voor Cultuur adviseert), het Fonds Podiumkunsten, het Letterenfonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. De verdeling van de meerjarige subsidies van het Mondriaanfonds (voor beeldende kunst en cultureel erfgoed) hebben we niet mee kunnen nemen, want die cijfers worden pas eind dit jaar bekend. De meerjarige subsidies van het Fonds voor Cultuurparticipatie hebben we niet meegenomen omdat het op het snijvlak van amateur- en professionele kunst opereert. Ook het Filmfonds is een landelijk fonds, maar dat subsidieert enkel projecten.

2017-2020 h€17,80

ZUID-HOLLAND 2013-2016 €27,60 2017-2020 i€15

Bij de cijfers is er vanuit gegaan dat Het Zuidelijk Toneel, Opera Zuid en philharmonie zuidnederland de bedragen die voor hen zijn gereserveerd vanuit de BIS, ondanks de kritiek van de Raad voor Cultuur, uiteindelijk wel krijgen toegewezen. De honorering (met Prinsjesdag) van enkele Brabantse instellingen die een positief advies kregen van het Fonds Podiumkunsten, maar onder de zaaglijn vielen, is meegenomen in deze cijfers. Van de gereserveerde BIS-bedragen voor Opera Zuid en philharmonie zuidnederland, is 50 procent bij Limburg geteld, en 50 procent bij Noord-Brabant.

UTRECHT 2013-2016 €11,10

2017-2020 h€12,30

a A n Ta L e U rO s U b S i Di E p E r i N wO n E r p E r p RoV i N c I e p E r j A a R vA n hEt rIjK eN dE bElAnGrIjKsTe f O n Ds E n vO o R d E kO m E n D e jArEn


Welke Brabantse instellingen krijgen geld van de landelijke fondsen? BIS/advies Raad voor Cultuur • Artemis (theater, Den Bosch) • Europees Keramisch Werkcentrum (keramiek, Oisterwijk) • MU (beeldende kunst, Eindhoven) • philharmonie zuidnederland (muziek, Eindhoven/Maastricht) Kritisch advies, maar subsidie komt er uiteindelijk: • Het Zuidelijk Toneel (theater, Tilburg) • Opera Zuid (opera, Maastricht, maar wel medegefinancierd door provincie Noord-Brabant)

GELDERLAND 2013-2016 €19,60

2017-2020 i€12,00

LIMBURG 2013-2016 €7,50

2017-2020 h€8,40

Fonds Podiumkunsten • De Stilte (dans, Breda) • November Music (muziek, Den Bosch) • Panama Pictures (dans, Den Bosch) • Schippers&VanGucht (theater, Breda) • Strijbos & Van Rijswijk (muziek, Tilburg) • Theaterfestival Boulevard (theater, Den Bosch) • Tromp Muziek Biënnale (muziek, Eindhoven) • Internationaal Vocalisten Concours (muziek, Den Bosch) • Festival Cement (theater, Den Bosch) • Festival Circolo (circus, Liempde) Stimuleringsfonds Creatieve Industrie • Bio Art Laboratories (design, Eindhoven) • Festival Playgrounds (audiovisueel, Breda) • Dutch Design Week (Eindhoven) Door het Letterenfonds worden vooralsnog de komende jaren geen meerjarige programma’s in NoordBrabant gefinancierd.

OVERIJSSEL 2013-2016 €8,90

2017-2020 i€7,50

FRIESLAND 2013-2016 €4,90

2017-2020 h€5,35

NOORD-BRABANT 2013-2016 €2,80

2017-2020 h€3,71

FLEVOLAND 2013-2016 €1,80

2017-2020 h€2,60

ZEELAND 2013-2016 €1,60

2017-2020 i€1,50

DRENTHE 2013-2016 €0,80

2017-2020 o€0,80

THEATER


ZUIGKRACHT RANDSTAD

De ongelijke verdeling van landelijke subsidies is deels een gegeven, vindt Alex de Vries, adviseur bij diverse fondsen en voorzitter van de Adviescommissie Kunsten van de provincie Noord-Brabant. “Als ambitieus beeldend kunstenaar mik je op de meest competitieve omgeving. En dat is nu eenmaal de Randstad, daar zitten de meeste collega-kunstenaars. Dus als je ambitieus bent, trek je daar naartoe.” Er zijn gelukkig ook sectoren en individuen in Noord-Brabant die zich weten te onttrekken aan die zuigkracht van de Randstad, stelt hij. “Denk bijvoorbeeld aan de designsector, of de popmuziek.” Niet dat we ons moeten neerleggen bij de dominantie van de Randstad, benadrukt De Vries. “Er gaat momenteel onevenredig weinig geld naar de provincies. Ik ben bang dat de zuigkracht van de Randstad te groot wordt, met een verdere leegloop van de provincies als gevolg. Terwijl je naar mijn idee toch echt een bepaald cultureel voorzieningenniveau in stand moet houden.”

v ErZ u Ch T i N g 4 :

Cultuursubsidies worden onterecht nationaal verdeeld De gezelschappen en instituten in Amsterdam mogen dan een landelijke functie hebben, dan nog roept die samenklontering in de hoofdstad een aantal serieuze vraagtekens op. Hebben ze niet te weinig binding met en kennis over de regio bijvoorbeeld? Rob Schoonen, coördinator van de cultuurredactie van het Eindhovens Dagblad, betoogde onlangs in zijn krant: “Acteurs, muzikanten, dansers en kunstschilders voelen de stad, maken verbinding met lokaal publiek door producties of presentaties te maken die van doen hebben met de verhalen uit diezelfde stad. (…) Er ontstaan op stedelijk niveau makkelijker en sneller verbanden tussen podia, gezelschappen en musea.” Daarnaast geeft cultuur een belangrijke impuls aan de werkgelegenheid. Ooit verhuisden we omwille van het banentekort in de periferie de Belastingdienst naar Leeuwarden en het ABP naar Heerlen… De afgelopen jaren klinkt steeds vaker de roep om het primaat bij de verdeling van subsidies van landelijke fondsen bij de regio’s te leggen. Brabants cultuurgedeputeerde Henri Swinkels wees er na de bekendmaking van de adviezen van het

“Je k van unt je afvr agen o Den deze ti f het w j d is el in Ha als w ag bij b e va vo orb epale nuit nw eel at h dC et c uij ultu km rele oet aan zij bod n”

FPK ook op: het subsidiesysteem zou niet kloppen. Het had weer eens de schijn van slachtofferschap, maar helemaal ongelijk had Swinkels niet. NIET MEER VAN DEZE TIJD

De artistieke waarde van een gezelschap kan net zo goed door iemand uit Amsterdam als door iemand uit Olst worden beoordeeld. Maar de maatschappelijke waarde die een cultuurinstelling mogelijk heeft voor een regio, laat zich meestal beter beoordelen door en in die regio zelf. De kennis van de regio kan daarbij een rol spelen, evenals mogelijke belangen van de instelling voor de regio. Neem Afslag Eindhoven. Het geëngageerde Eindhovense theatergezelschap werkt al sinds de oprichting zo’n tien jaar geleden veel en nauw samen met maatschappelijke partners uit de regio. Het belang daarvan is voor de leden van een landelijke commissie lastig in te schatten en aan te voelen. Henriëtte Post: “Je kunt je inderdaad afvragen of het nog wel van deze tijd is als we vanuit Den Haag bepalen wat het culturele aanbod in bijvoorbeeld Cuijk moet zijn. Eindhoven vraagt om een hele andere culturele infrastructuur dan Twente.” Probleem is echter: hoe ga je dat regelen? Je zou de BIS kunnen uitkleden, door daar alleen nog maar de echt nationale instituten onder te plaatsen. Hou je geld vrij om naar de regio’s te sluizen. Laat ze daar de oordelen vellen, en het Rijk indien nodig de regionale subsidies aanvullen – ‘matchen’, zoals dat in subsidiejargon heet. Maar wat is een regio? Een provincie, een stadsregio? En hoe ga je bepalen welke instelling een landelijke functie heeft en welke niet? Als een belangrijk deel van de landelijke subsidiegelden naar de regio’s gaat, hoe bepaal je dan welke regio hoeveel krijgt? En wie bepaalt dat, als je bedenkt dat zoiets per definitie een keuze met een artistiek oordeel inhoudt? De overheid of bijvoorbeeld de fondsen? MEER MAATWERK

Ook van Geert Overdam, cultuuradviseur en bestuursvoorzitter van belangenvereniging De Kunst van Brabant, mag het huidige subsidiesysteem op de schop. “Neem die vierjarenstructuur, dat is een crime. Je kunt niet vernieuwen in vier jaar. En er zou veel meer maatwerk mogelijk moeten zijn. Gebaseerd op het karakter en de ambities van een instelling, met een door hen zelf bepaald tijdsplan. Voor de een is een horizon van twee jaar ideaal, de ander functioneert beter bij tien jaar. Daar moet ruimte voor zijn in de regelingen.” 56

MEST nr 15


ig n i r we e voo t t g n in y ba ncier one a r m a seed n B le fin i g i s e r i ctur te wein E “ tru s n én komers” e n ico nieuw voor

v ErZ u Ch T i N g 5:

Wat nou cultuursector? We hebben het hier vooral over podiumkunsten Terechte relativering, die je snel over het hoofd ziet te midden van al het gekrakeel. Kijk je naar de hoeveelheid geld dat ze te verdelen hebben, dan zijn de Raad voor Cultuur (BIS) en het Fonds Podiumkunsten veruit de belangrijkste instanties. In Brabant gaat 90 procent van die gelden naar de podiumkunsten. Dan heb je het slechts over een beperkt deel van de cultuursector, en dan ook nog enkel over het gesubsidieerde deel. Er zijn ook sectoren, denk aan urban, design, letteren en popbandjes, die nauwelijks landelijk geld krijgen. Over hun aanwezigheid en prestaties zegt deze subsidie-tombola dus niks. Design en popmuziek doen het van oudsher goed in Noord-Brabant, ondanks (of misschien wel dankzij) het ontbreken van subsidies. Denk bijvoorbeeld aan de dancescene, die prima zijn eigen alternatieve financiële bronnen weet te vinden, als we de hardnekkige geruchten mogen geloven. Dancefestivals in Noord-Brabant zouden stelselmatig worden gebruikt om gelden uit de wietindustrie – zoals bekend een serieuze schaduweconomie in Noord-Brabant – wit te wassen. Creatief ondernemen, jawel.

v ErZ u Ch T i N g 6 :

De belangrijkste geldstroom voor cultuur komt niet van het Rijk, maar van de gemeenten. En die laten het in NoordBrabant afweten Voor meerjarige financiering zijn culturele instellingen in Noord-Brabant voor zo’n zestig procent afhankelijk van gemeenten, zo blijkt uit cijfers van de Culturele atlas Brabant (editie 2016). En als die gemeenten in Noord-Brabant structureel minder bijdragen dan in de meeste andere provincies, zoals het geval is, dan is dat het belangrijkste probleem. Uit cijfers die we eerder voor een artikel in MEST verzamelden, blijkt dat in 2014 een Nederlandse gemeente gemiddeld €96 per inwoner aan cultuur besteedde. In Noord-Brabant lag dat getal op €79, bijna twintig euro per inwoner lager. Dat is zorgelijk. Want artistieke kwaliteit mag dan niet altijd van geld afhankelijk zijn, duurzame artistieke kwaliMEST nr 15

teit is dat vaak wel. En daar zijn gemeenten in belangrijke mate voor verantwoordelijk. Kortom, lobby als provincie niet in Den Haag maar bij je eigen gemeenten. Geert Overdam wijst zowel naar de gemeenten als naar de provincie. “Er is in deze provincie te weinig structurele financiering voor iconen én te weinig seed money voor nieuwkomers.”

v ErZ u Ch T i N g 7:

Het niveau van de subsidieaanvragen in Noord-Brabant is te vaak onder de maat Je maakt je niet populair als je het zegt, het is moeilijk hard te maken want lastig te meten en zulke oordelen zijn al snel subjectief natuurlijk. Maar er zijn wel wat serieuze indicaties die de bewering staven. Kwantitatief gezien doet ‘Brabant’ het prima: gemiddeld honoreerde het Fonds Podiumkunsten 40 procent van de aanvragen. De Brabantse aanvragen hadden een scoringspercentage van 50 procent. Kwalitatief bekeken: hoe zijn de indrukken van twee gelouterde subsidieaanvraaglezers? Geert Boogaard: “Ik heb bij twee fondsen gewerkt en duizenden aanvragen gelezen. En dan valt het gehannes in de provincies soms wel op ja. Maar dat is niet typisch een Brabantse ziekte.” Geert Overdam: “Het indienen van aanvragen is een vak geworden. Niet in de laatste plaats vanwege de steeds complexere regelgeving. Laten we in Brabant de hand in eigen boezem steken en eens goed onderzoek doen naar de kwaliteit van de aanvragen. Ik hoop echt dat deze nationale subsidieronde wat dat betreft een wake up call wordt.

v ErZ u Ch T i N g 8 :

De Brabantse cultuursector is te weinig zichtbaar in de Randstad Een evergreen, tot vervelens toe aangehaald. Henriëtte Post gelooft het niet zo. Er wordt redelijk zichtbaar gelobbyd vindt ze. En er zitten volgens haar genoeg mensen uit Noord-Brabant in de adviescommissies. “Ga nou niet steeds roepen dat je te bescheiden bent, voordat je het weet is het een self fulfilling prophecy.” Tanja Mlaker, sinds begin dit jaar directeur van Cultuur Eindhoven, het cultuurfonds van de stad, woont nu zo’n twintig jaar in Nederland. En werkte bij diverse culturele instellingen, verspreid over het land. “Het heeft mij positief verbaasd hoe internationaal gericht veel culturele organisaties in deze regio zijn. Vaak veel meer dan in de Randstad. Denk aan de urban-activiteiten, denk aan de designsector.” Maar toch. De geluiden dat NoordBrabant teveel met zichzelf bezig is, zijn hardnekkig. Geert Boogaard noemt de sfeer wat claustrofobisch. “Groei naar de wereldtop vergt een open houding.” Hij komt ook nogal wat kinnesinne tegen. Net als Tanja Mlaker. “Geld zegt niet alles. Het klimaat binnen een sector, de onderlinge sfeer, dat is minstens zo belangrijk. Ik heb in Brabant te vaak het gevoel dat we elkaar het succes niet gunnen. Dat is kwalijk, want dan stuw je elkaar ook niet op. En ga je ook niet samen trots voor iets staan. Als je elkaar niet optilt, moet je ook niet verwachten dat ze dat elders in Nederland wel doen.” A Tekst Stan van Herpen Illustraties Loulou & Tummie 57


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.