Land en Kunst in Het Groene Woud

Page 1

kunstenaars, agrariĂŤrs, fotografen, schrijvers, ondernemers, ontwerpers, bewoners, dichters, wetenschappers over

Landkunst in Het Groene Woud

Land en Kunst

2011

laarzennatuur horizons beeldstatistieken metaalslakken axis mundi verborgen wildernis op de fiets boomtelers een kas plek paardentherapie toffees kauwen duizend visies

met bijdragen van Kester Freriks, Han Schoonhoven, Gerbrand Bakker, Florette Dijkstra, Sjaak Langenberg, CĂŠline Rutten, Astrid Lampe e.a.


gerbrand bakker florette dijkstra kester freriks margriet kemper erik luermans sjaak langenberg mieke prinse cĂŠline rutten han schoonhoven



INHOUD

1

Erik Luermans voorwoord

2

Erik Luermans Statistiek en beeld in Het Groene Woud – Thomas Stricker

7

Mieke Prinse In gesprek met Henk Wiersma

12

Sjaak Langenberg Metaalslakken

17

Margriet Kemper Geo ( = aarde )-metrie – Bram Braam

21

Jantien de Bruin Landkunst 2011

41

Kester Freriks Snijpunten in het landschap

47

Erik Luermans Eerlijk werk – Lara de Greef

50

Margriet Kemper Land Art, Landkunst, land en kunst

55

Margriet Kemper Kunstenaar betreedt onbekend gebied – Stefany Karghoti

59

Astrid Lampe Gedichten

64

Florette Dijkstra Het centrum van de wereld

69

Mieke Prinse In gesprek met Hester Pilz

75

Erwin van Amstel Landkunst 2011

97

Han Schoonhoven Duizend visies op het landschap

102

Céline Rutten Tien keer mooier dan een maïsveld

108

Serge van Duijnhoven Gedicht

110

L.J.A.D. Creyghton Boxtel, Kampina, Bos#1 / n 51º 35.128, o 05º 15.073 / 28.03.2011 / 08.03u

112

Gerbrand Bakker Oost en West

115

Mieke Prinse In gesprek Helmer Wieringa, Jolanda Raaijmakers en Frans van Beerendonk

121

Erik Luermans Kas Plek – Elmo Vermijs

124

Summary


V O O RW O O R D

1

Met de uitgave van dit blad – Land en Kunst in Het Groene Woud – wordt de samenwerking bekroond tussen het bkkc, Streekraad Het Groene Woud en De Meierij en Euro Land Art. Deze editie van Landkunst zou aanvankelijk een beperkt karakter krijgen. Het enthousiasme bij de samenwerkende partners en de provincie Noord-Brabant - over de gerealiseerde kunstwerken en over de wijze waarop deze tot stand kwamen - was echter zo groot dat ook dit jaar een fiks aantal nieuwe kunstprojecten kon worden gerealiseerd. Als leidend thema voor 2011 koos de organisatie ‘De Ontmoeting’: de ontmoeting tussen stad en land, tussen de kunstwerken en de locatie en tussen de kunstwerken en de bewoners en gebruikers van Het Groene Woud. Over deze uitgangspunten, zoals verwoord in het Landkunstmanifest, kunt u verderop in dit blad meer lezen. Vanuit dit principe hebben de organistoren hun selectie van kunstenaars gemaakt. Ontwerpers, ruimtelijk werkende kunstenaars, een videokunstenaar, fotografen en schrijvers, allen kregen een opdracht in deze context.

Het landschap van Het Groene Woud – een van de drie Landschappen van Allure, zoals de provincie ze betitelt – is rijk gevarieerd. Maar het is niet in alle gevallen het romantische landschap dat men graag zou willen zien, ook al bezit het nog steeds ongelooflijk veel fraaie plekken. De boomteelt bijvoorbeeld – van oudsher een belangrijke bedrijfstak – kent een onstuimige groei en is van grote economische betekenis, maar legt ook meer en meer beslag op de grond van Het Groene Woud, dat toch een beschermd Nationaal Landschap is. Dit dilemma nodigt uit tot vragen en antwoorden die niet eenvoudig zijn. Het eigenzinnige antwoord van de twee fotografen Erwin van Amstel en Jantien de Bruin op dit onderwerp biedt een mooi houvast en het toont een perspectief, waarin de kwaliteit van het landschap niet los te zingen is van de mensen die er wonen en werken. Het Groene Woud is een belangrijke schakel in het internationaal stedelijk netwerk BrabantStad. De steden en het ommeland spelen tevens in de route naar 2018Brabant een zeer bepalende rol. Het bkkc, Streekraad Het Groene Woud en de Meierij en Euro Land Art zullen in dit perspectief hun krachten bundelen. Voor u ligt een prachtig blad over Land en Kunst in Het Groene Woud in een opvallende vormgeving. Ik ben ervan overtuigd dat de gevarieerde bijdragen over Land en Kunst de rijkdom en betekenis van dit deel van Noord-Brabant krachtig onderstrepen. Erik Luermans, bkkc

erik luermans / bkkc

Het verlangen groeide om dit thema van ontmoeting in Het Groene Woud voor te leggen aan auteurs die hun deskundigheid en warme liefde voor het landschap ook op het landelijk podium bewijzen. Op uitnodiging verbleven de auteurs van ‘buiten Brabant’ hier in de zomer enkele dagen. De auteurs met Brabantse roots putten uit hun actuele ervaringen of leunden meer op nostalgische herinneringen.


LAND EN KUNST

Statistiek en beeld in Het Groene Woud

thomas stricker

2

Thomas Stricker (ch) is een kunstenaar die door de organisatie van Landkunst ook bij eerdere edities is betrokken. Zo diende hij in 2010 een projectvoorstel in onder de titel Turning Gardens waarin een Brabantse basisschool verbonden werd met een basisschool in NamibiĂŤ en waarbij de ene school door uitwisseling van zaden en planten kennis kon krijgen van de andere wat betreft grondgebruik, seizoen, klimaat en eten.


H E T G RO E N E W O U D

In het werk van Stricker zijn meerdere uitgangspunten zichtbaar. Zijn interesse voor onze wereld houdt niet op bij onze formele grenzen en richt zich op de betekenis van het landschap in onze westerse wereld en op de cyclus van groei en verval die de natuur kenmerkt. Hij vertrekt bovenal vanuit een sterke betrokkenheid met onze natuurlijke leefomgeving en de rol die wij als gebruikers van deze wereld hierin spelen. Zijn beeldtaal is zonder meer sculpturaal in de brede zin het woord. Opvattingen en principes over kunst en maatschappij krijgen steeds weer een andere communicatieve vorm mee, maar blijven binnen het domein van de kunstenaar/beeldhouwer. In die zin past Stricker in de traditie van eigentijdse site-specific landschapskunstenaars. In 2010 deed hij voor een andere opdrachtgever het voorstel voor een nieuwe plantengemeenschap op een kunstmatig eiland in een afwateringskanaal, Landschaft im Fluss —Landschap in beweging— genaamd. Met dit project wil hij de veranderingen in de natuur verbeelden die door een vernieuwde rivierbedding ontstaan en de moeizame grens markeren tussen deze artificiële nieuwe natuur en de mogelijkheden die de natuur zelf zich toe-eigent. Landschap in beweging, vooral als de beweging door menselijk ingrijpen ontstaat, fascineert hem maar het is een fascinatie die niet louter esthetisch is bepaald. Recente titels die Stricker aan zijn werk meegaf als Dass Land fliesst wirklich, Gedächtnislandschaft, Himmel oben – Himmel unten —respectievelijk Het landschap stroomt echt, Herinneringslandschap, Hemel boven hemel beneden— spreken voor zich. Zijn meest verreikend project is waarschijnlijk wel Blüht es oder blüht es nicht (2002-2004) —Bloeit het of bloeit het niet— waarin hij, na een langdurige voorbereiding met de boeren, andere grondgebruikers en bezitters, een groot geel kruis van felgeel bloeiend koolzaad in het landschap realiseerde in het Duitse Münsterland. Het landschapskunstwerk besloeg 70 hectare aaneengesloten velden. De overweldigende esthetiek stond de betekenis van het landschapsbeeld niet in de weg: de vorm van het kruis verwees naar de betekenis van de wonderen van het Heilige Kruis, naar het landschap als drager van deze geschiedenis en naar de christelijke beleving in dit deel van Duitsland. Landschap is bij Stricker een podium en middel om zijn opvattingen te verbeelden. Landkunst 2011 heeft Stricker opnieuw gevraagd een projectvoorstel in te dienen toegespitst op Het Groene Woud. Net als bij de andere opdrachten geldt de ontmoeting als thema, de ontmoeting en verbinding tussen het landschap, de bewoners en gebruikers ervan en de kunst. Daarbij is nadrukkelijk aangegeven dat zijn voorstel een perspectief schetst over een langere periode. De gedachte hierachter is dat er een keten van kleinere en grotere, monumentale landkunstwerken van zijn hand ontstaat die jaar na jaar zal groeien en die in 2018 —2018Brabant Culturele Hoofdstad van Europa?— haar climax krijgt. Wil landschapskunst de feitelijke betekenis krijgen die de definiëring van Land Art in zich draagt, dan zijn tijd en schaal bepalende factoren.

thomas stricker

ERIK LUERMANS

3


4

LAND EN KUNST


H E T G RO E N E W O U D

ERIK LUERMANS

De vertaling van deze wetenschappelijke gegevens in beelden op het boerenlandschap is als vanzelf afhankelijk van de mogelijkheden van de gewassen: spelt groeit anders dan maïs of koren. Tijd en plaats, duur en schaal zullen in de praktische uitingen keer op keer verschillen. Het Groene Woud kent een heel divers landschap en zo zullen ook de voorstellen van Stricker variëren. Het reservoir aan mogelijkheden in zijn voorstel is groot: de tegenstelling tussen biologische en conventionele landbouw, de effecten van bioethanol, klimaatbeheersing en landbouw, duurzaamheid en hergebruik, genetische manipulatie of grondgebruik en verdeling. Niet al deze facetten die onze hedendaagse voedselindustrie kenmerken komen aan bod. Daar komt nog bij dat het vertrekpunt het Brabantse landschap is, met op de eerste plaats Het Groene Woud. Half juli heeft Stricker op de akker van landbouwer Jennissen in Liempde in het speltgraan zijn eerste beeld gerealiseerd. De keuze voor spelt is niet toevallig. Spelt is een grof soort tarwe dat vooral gezaaid wordt door biologische boeren, omdat het minder bemesting nodig heeft en dat een grotere resistentie kent tegen ziekten en dus minder bestrijdingsmiddelen behoeft.

thomas stricker

Het basisidee in het voorstel van Stricker met de titel Agrarstatistische Felder —agrarische statistieken in het landschap— is om de afhankelijkheid tussen voedsel, energie en ecologie te verbeelden. De verbinding tussen deze drie eenheden wordt bepaald door de productie en de consumptie. De statistische gegevens hiervan, wetenschappelijk weergegeven in statistieken, diagrammen of andere data leveren een visuele beeldtaal op die door Stricker gebruikt wordt als basisvorm. Het lijkt beeldstatistiek in optima forma, echter met dit verschil dat de vormentaal driedimensionaal en monumentaal verbeeld wordt in het landschap waarbij de kunstenaar keer op keer zijn subjectieve keuzes maakt.

5


LAND EN KUNST

S TAT I S T I C A L F I E L D S

Met dit werk verbeeldt Stricker de procentuele verdeling van de wereldgraanproductie in 2011 voor voedsel, veevoer en bio-ethanol, de ontwikkeling van de wereldgraanteelt voor biobrandstof en de wereldgraanprijs van 2006 tot 2011. Het statement is duidelijk; het werk zelf, zichtbaar door platgereden sporen in het oogstveld, kent binnen een groot vierkant enkele willekeurig aandoende lijnen en uitgespaarde vlakken. Het contrasteert in sterke mate met de andere natuurlijke en kunstmatige lijnen en begrenzingen van het omringend boerenland. Het verkregen beeld zal straks in de ‘catalogus’ van andere gerealiseerde werken zijn eigen betekenis opeisen. De beleving en zichtbaarheid van het totaalbeeld ­—2.600 m2— op ooghoogte kunnen natuurlijk door aard en schaal beperkt zijn, maar ook dat zal bij de andere werken steeds weer anders worden beleefd. Een andere beperking ligt verpakt in de tijdelijkheid van de projecten. Dit eerste voorbeeld was slechts enkele dagen zichtbaar. De verbondenheid met de locaties en dus ook met de gebruikers en pachters is van essentieel belang voor het welslagen deze projectvoorstellen. Ook hier is de overtuigingskracht van de kunstenaar net als de betrokkenheid van de bewoners/gebruikers maatgevend voor het resultaat. In september volgt een tweede en derde beeld in De Vleut bij Best. In het weiland van landbouwer Van Kronenburg houden grazende koeien gedurende enkele weken de cirkelvormige statistiek —doorsnede 30 meter— bij van dat deel van de wereldbevolking —14 miljard mensen = 14% van het totaal— dat in 2011 honger lijdt. Op het land van de familie Raaijmakers wordt in het uitgespaarde maïsveld —18 m × 18 m— zichtbaar gemaakt hoeveel nodig is voor 1 tank bio-ethanol of voor voedsel voor 1 persoon gedurende 1 jaar: Een tank of een jaar eten. In het najaar worden in dezelfde omgeving door bollenbeplantingen andere Agrarstatistische Felder voorbereid die in het vroege voorjaar van 2012 een kleurrijk vervolg geven op de reeks landschapskunstwerken in Het Groene Woud.

thomas stricker

6


IN GESPREK MET HENK WIERSMA

MIEKE PRINSE

Kunst op het land In gesprek met Henk Wiersma

7


8

LAND EN KUNST

GESPREK

Zorgboerderij De Dommelhoeve in Sint-Oedenrode is al vijf zomers het decor voor landkunstwerken. Dit jaar maakte architectonisch vormgever Elmo Vermijs een ontmoetingsplek op het land tegenover de boerderij aan het Cathalijnepad. Boer Henk Wiersma kijkt er met plezier naar. «Het leeft in het dorp.» zegt Wiersma. «Het werk van Elmo —de huifkar zoals velen het hier noemen— valt ook op in het landschap. Ik zie de mensen kijken. Sommigen gaan van de fiets af en lopen het land in. En er worden activiteiten georganiseerd. Er spelen voorstellingen, er worden vergaderingen gehouden en verjaardagen gevierd. Nu zijn we aan het kijken of scholen bij het kunstwerk betrokken kunnen worden.»

gesprek

Boeren Vlak bij het centrum van het dorp, aan een (voor auto’s) doodlopende weg, midden tussen de weilanden woont Henk Wiersma samen met zijn vrouw Mirjam en zonen Bouke en Siebe. Zijn ouders betrokken de boerderij in de jaren vijftig van de vorige eeuw, nadat ze Friesland hadden verlaten. Wiersma is geboren en getogen op deze mooie plek in het Dommeldal. Hij had er een melkveehouderij. Tot hij besloot dat het anders moest. «Ik ben tien jaar geleden gestopt met melken, in de MKZ-tijd. Eigenlijk wilde ik overstappen op ecologisch boeren. Maar toen ik na twee jaar wachttijd bovenaan de lijst stond en te horen kreeg dat ik nog twee jaar moest wachten, heb ik besloten dat ik wat anders wilde. Ik heb toen een tijdje elders in ploegendiensten gewerkt. Onze gebouwen stonden leeg en er moesten inkomsten binnenkomen. Gaandeweg ontstond het idee dat ik toch graag thuis wilde werken en mensen wilde ontvangen en wegwijs maken in het boeren.» Multifunctioneel «Toen we nog aan het melken waren, hadden we al eens gedacht aan een zorgboerderij voor verslaafden,» gaat Wiersma verder, «maar Mirjam werkte al met verslaafden, dus werk en privé kwamen te dicht bij elkaar. Bovendien moet je voldoende werk op een boerderij hebben om verslaafden bezig te houden. Daarom lieten we dat idee varen. Toen kwamen we bij ouderen terecht. Als zorgboerderij wilden we een dagopvang aanbieden voor thuiswonenden. Toen we met deze plannen bezig waren, zocht de BSO, de buitenschoolse opvang, contact. Ze waren op zoek naar extra ruimte, vonden dit een mooie plek en vroegen zich af of het niet bij ons kon. Ons plan was juist om met ouderen te gaan werken. En kinderen zijn net de andere kant, dachten we. Maar toen we het lieten bezinken, besloten we dat het eigenlijk een hele mooie combinatie zou zijn.» Ontwikkeling Boeren die er iets bij doen; het is een interessante ontwikkeling die niet alleen in Het Groene Woud, maar ook in de Achterhoek en in bepaalde


W I E S J E P E E L S F O T O G R A F E E RT H E N K W I E R S M A

9


10

LAND EN KUNST

GESPREK

delen van Friesland speelt. De Dommelhoeve biedt niet alleen de dagopvang voor ouderen en de kinder- en buitenschoolse opvang, maar voorziet ook in de opfok van koeien, onder andere Franse Limousine, en akkerbouw. Er zijn kippen, konijnen en geiten, een boomgaard en een moestuin. En een yogacentrum. Wiersma vertelt: «Je kunt ervoor kiezen om grootschalig te boeren in een kleinschalig landschap. Maar veel mensen zitten in een fase dat ze niet verder uitbreiden, maar er iets bij moeten gaan doen om toch rond te kunnen komen. Het is een typische ontwikkeling in het zandgrondgebied. Natuurlijk hadden we onze eigen ideeën over hoe dit alles vorm moest krijgen, maar we hebben wel adviesbureaus ingeschakeld. Wij gingen bijvoorbeeld alleen uit van bestaande ruimtes, terwijl de architect daar heel anders tegenaan keek.» De zorgboerderij bestaat nu vijf jaar. «Het bevalt hartstikke goed,» zegt Wiersma zonder enige twijfel. «Ik ben blij dat het zo gegaan is. Je bent thuis, je hebt je contacten en ik kan laten zien hoe het boeren gaat. En dat is leuk, want kinderen weten niet hoe een koe kalft, en ouderen kennen het alleen van vroeger, toen het er nog heel anders aan toeging. Dat geeft een leuke interactie.»

gesprek

Felblauw En toen werd Wiersma door Jolanda Raaijmakers benaderd met de vraag of hij een plek voor Landkunst in Sint-Oedenrode wist. Dat was nog niet makkelijk. «Boeren en kunst, dat is voor veel boeren niet iets wat past,» zegt Wiersma. «Toen bedacht ik dat het wel op het land tegenover mijn boerderij zou kunnen. Dan zit je dicht bij het dorp, en op een plek waar veel fietsers en wandelaars langskomen. En die hebben tijd om te kijken.» In de afgelopen vijf jaar hebben er verschillende werken op het land van Wiersma gestaan. Van heel autonome werken tot werken waar veel mensen, bewoners en bedrijven bij betrokken zijn geweest. «Nee, een favoriet heb ik niet,» zegt Wiersma na even nadenken. «Ieder doet zijn eigen ding. Wat wel opvalt is dat mensen vaak refereren aan de ‹Twee Tafels› uit 2007 van kunstenares Ellen Rijk. Felblauwe tafels in het groene gras, die vielen wel op. Het jaar daarna kwam het abstracte werk van Raf Rooijmans, dat was het minste project. Het lag te ver weg en er zat een bouwhek omheen. Dat hoorde bij het werk, net als de fundering van isolatiemateriaal, maar omdat er geen uitleg bij stond, kregen de bezoekers het idee dat ik er iets aan het maken was.» De ideale plek «Ieder jaar is het weer spannend en is het een verrassing,» gaat Wiersma verder. «Je weet niet wie er komt, je weet niet wat er komt en je weet niet wat de reacties van de mensen zullen zijn.» Met alle kunstenaars heeft hij goede contacten gehad. Dit jaar kampeerde Elmo Vermijs bij de boerderij, Griet Menschaert deed dat in 2009 en Jany van Nood en Jasmin Moeller waren er vorig jaar. «Het is belangrijk voor een kunstenaar om te weten wie er op een plek woont en hoe het leven er is,» zegt Wiersma, «omdat het vaak gaat om werken die contact met de omgeving zoeken.


IN GESPREK MET HENK WIERSMA

MIEKE PRINSE

Wie de kunstenaar is, maakt mij niets uit. Het enige wat ik altijd vraag is of ze een uitleg aan de ouderen in de zorgboerderij willen geven, zodat de interactie er is.» In al die jaren is Wiersma niet anders naar kunst gaan kijken. Naar een museum zal hij zomaar niet gaan, maar kunst onderweg —werk op rotondes, werken langs de snelweg— daar heeft hij altijd wel oog voor gehad. «En daarom is het ook mooi om op eigen land iets te laten zien, zodat andere mensen kunnen meegenieten,» zegt hij. «Ik krijg ook wel eens negatieve reacties. ‹Het lijkt nergens op› wordt er bijvoorbeeld gezegd. Toch heb ik het idee dat de mensen hier inmiddels wel iets meer openstaan voor Landkunst. De locatie speelt daarbij een belangrijke rol, maar zegt niet alles. Natuurlijk is dit een schitterende plek. Maar als ik ergens anders gewoond had, was dat een ideale plek geweest. Het gaat er uiteindelijk om wat je er zelf van maakt.»

11


12

LAND EN KUNST

Metaal sjaak langenberg

Sjaak Langenberg, Fyksesund

Wij woonden in een buitenwijk in Den Bosch en haalden onze aardappelen bij de boer. De overgang van stad naar land was nog zacht, de ringweg niet compleet. Vanuit mijn kinderzitje bekeek ik de wereld om mij heen die nog zo veel geheimen voor me had. Elke bloem uniek, elke indruk nieuw. Het boerenerf was een vesting die bewaakt werd door angstaanjagend blaffende honden. Met hun geblaf hebben ze alle andere herinneringen aan de plek verjaagd. Boerderijen waren nog gewoon boerderijen. Er werden geen arrangementen of workshops aangeboden, producten waren nog niet gecertificeerd met een streeklabel. Ook op cultureel gebied was er weinig te beleven en culinair moest je niet meer verwachten dan een wit broodje met kaas. Het buitengebied had nog geen ‹unieke identiteit›, ‹een uniek wandelroutenetwerk› en ‹een enorme diversiteit en rijkdom aan natuurschoon en cultuurhistorie.› Het was nog geen ambitieus ‹groenproject›. Mijn kinderlijke blik was wat het uniek maakte, niet de unieke eenheidsworst die ons door reclamebureaus wordt voorgehouden.


M E TA A L S L A K K E N

slakken Het Groene Woud moet nog ondernemender volgens de Kamer van Koophandel. ‹Van de drie P’s (People, Planet, Profit) komt de P van Profit onvoldoende uit de verf.› Hoewel motieven als ‹behoud en ontwikkeling› volkomen legitiem en begrijpelijk zijn, vraag ik me af of je de bezoekers aan Het Groene Woud wel serieus neemt als je ze overvoert met superlatieven, zeker als je bedenkt dat in elke stad en streek dezelfde marketingtechnieken worden gebruikt. Er is werkelijk geen stukje grond meer over dat niet uniek is. Geen gebied is meer ontgonnen. Het ‹groenproject› is zo ambitieus geworden dat het is gaan muteren. De ‹ongekende mix van natuur, cultuur en vermaak› is mijlenver verwijderd van de oersoep. Als tiener verveelde ik me stierlijk tijdens verplichte zondagse uitjes in het landelijk gebied buiten de stadsgrenzen van Den Bosch. Niets was meer uniek, alles saai. Op de Kampina droomde ik bij gebrek aan spektakel van fjorden, watervallen en gletsjers. Nu ben ik in het land van de fjorden, als artist in residence samen met Rosé de Beer. In Noorwegen probeer ik de Kampina voor de geest te halen. Het is de wereld op zijn kop. Het toeval wil dat dit schrijven samenvalt met een uitnodiging om deel te nemen aan een Land Art project in Fyksesund landskapspark, een park dat zijn naam dankt aan een zijarm van het Hardangerfjord. In meerdere opzichten lijkt Fyksesund op Het Groene Woud. De jaarlijkse wandeling langs kunstwerken in Fyksesund is de Noorse equivalent van Landkunst in Het Groene Woud. Ook hier wordt de relatieve onzichtbaar-

13


sjaak langenberg

14

LAND EN KUNST

heid van de lokale economie met kunst ondersteund. Ook hier wordt de overtreffende trap gebruikt om het gebied te promoten (hoewel de superlatieven hier meer op zijn plaats lijken). De zalmkwekerij Hardanger Akvacenter is de Noorse versie van educatieve viskwekerij De Stroom in Oirschot. Lokale producten worden geserveerd in restaurant Gamlastovo en op de fruitboerderij in Steinstø kun je je eigen fruit plukken. Het klinkt allemaal erg bekend in de oren. Maar er is één groot verschil met Nederland. Hier laat ik mijn plezier niet bederven door de PR-machinerie. Ik kijk opnieuw met kinderlijke verwondering naar mijn omgeving. Alles is nieuw. Alles is anders. En zo stuiten we in het door boeren en schapen gecultiveerde landschap van het Fyksesund landskapspark op hele bijzondere stenen. Ze liggen op een grote hoop langs de kant van de weg. De één nog mooier dan de andere. Groene toermalijn, blauw calciet, ammazoniet of saffier verwacht je hier niet, en zeker niet in zo’n grote hoeveelheid. Ik begin te rapen met de gretigheid van een kind. Mijn jaszakken puilen uit van de edelstenen, al bevreemdt het me wel dat we de stenen even later als grind tegenkomen op een wandelpad.


M E TA A L S L A K K E N

Terug in de artist in residencie in Ålvik wordt onze kinderlijke verwondering over de stenen om zeep geholpen door de waarheid. Navraag leert dat ze afkomstig zijn van de fabriek die grenst aan de artist in residencie. De fabriek produceert ferro-legeringen (ferrosilicium, ferrosilicium magnesium en microsilica). De stenen in Fyksesund landskapspark blijken restafval van zware industrie. Het zijn metaalslakken. Het Hardangerfjord is prachtig en de klederdracht is uitgegroeid tot het nationaal kostuum, maar er is ook een traditie van zware industrie in enkele dorpen. De fabrieken verschaffen veel werkgelegenheid in een dunbevolkt gebied waar het soms moeilijk is om de voorzieningen op peil te houden. Bjølvefossen, de fabriek in Ålvik, is vernoemd naar de waterval die de fabriek en de rest van het dorp van stroom voorziet. Ik had het kunnen weten. Toen ik acht was vond ik een Romeinse munt in het zand. Ik liet hem enthousiast aan mijn moeder zien. Zij ontdekte de initialen BP op het eeuwenoude geld. Het bleek een spaarmunt van het plaatselijke benzinestation te zijn.

Sjaak Langenberg, Fyksesund

We besluiten de misleidende schoonheid van het industrieel afval in Fyksesund landskapspark tot inzet te maken van ons kunstproject. Tijdens de dag waarop de lokale bevolking langs de Land Art wandelt, bieden we de industriële souvenirs te koop aan. We noemen het souvenir Ålvik Rock, naar de naam van een jaarlijks heavy metal festival in Ålvik. Bovenop de hoop met stenen langs de kant van het wandelpad plaatsen we een chic tafeltje waarop we de stenen fraai uitstallen. De keuze is aan de toeschouwer. Je kunt voor een fikse prijs een steen kopen of er één gratis rapen. Als een designer die het productieproces in het eindproduct zichtbaar laat of een goochelaar die zijn truc verklapt en toch nog met de illusie weg komt, laten wij zien hoe de markt werkt door onze toeristenval zelf te ondermijnen. Zo wordt zichtbaar hoe we met open ogen dagelijks in vele mythes trappen. «Gooien we die stenen al jaren in het fjord, komt er ineens een Nederlander die er geld aan verdient!» grapt één van de passanten. Maar ons souvenir appelleert ook aan de kinderlijke verwondering, want velen kijken voor het eerst (of opnieuw) naar de fraaie metaalslakken en ons tafeltje met souvenirs wordt veelvuldig gefotografeerd. Eén steen verkopen we voor 215 Noorse kronen. Als je het landschap leefbaar wil houden kom je al gauw in een spagaat terecht. Je moet op zoek naar nieuwe economische dragers, maar bezoekersstromen kunnen ook een bedreiging zijn. Euro Land Art, het Europees samenwerkingsverband van de regio’s Beauce Dunois in Frankrijk, Altmark in Duitsland en Het Groene Woud in Nederland wil met Land Art de trots en de lokale bedrijvigheid een impuls geven in het landelijk gebied en ziet Land Art als een nieuw communicatiemiddel. Moet kunst worden ingezet als het volgende marketinginstrument voor het landelijk gebied? Er lijkt niets op tegen, zolang de ontregelende

15


16

LAND EN KUNST

sjaak langenberg

functie niet wordt ondermijnd. Nu in Nederland de landelijke overheid het landschap in de verkoop doet en kunstenaars aan de markt overlevert, lijkt het vooral noodzaak om tegen de bezoekersstromen in te varen. Hier in Noorwegen wordt die tactiek begrepen. De dubbele betekenis van ons souvenir wordt niet met hoon begroet, maar met een glimlach door de lokale bevolking gelezen. Er verschijnt een foto van ons werk in de lokale krant met als onderschrift: ‹Dubbele bodem: slak van Bjølvefossen versus Ålvik Rock.› Als vrienden van ons aan het Hardangerfjord een huisje huren en onze namen noemen wordt er door de verhuurder enthousiast geroepen: «Die ken ik! Hartstikke goed dat kunstenaars naar deze streek komen!» Er is kortom nog hoop voor de kinderlijke verwondering. Niet de hele wereld is overgeleverd aan de markt.


L A N D G O E D V E L D E R, B O X T E L

M A RG R I E T K E M P E R

bram braam

Geo (= aarde) -metrie

17


LAND EN KUNST

O C C U P I E D S PA C E S

Aan de jonge kunstenaar Bram Braam werd de opdracht gegeven ‹… een ontmoetingsplek voor een specifieke locatie te ontwerpen en uit te voeren en zich daarbij te laten leiden door de gegevenheden van de plek. (...) Deze ontmoetingsplek heeft in de lijn van het werk van de kunstenaar sculpturale kwaliteiten, maar dient geen sculptuur te zijn.› Veel van zijn werken hebben de spanning tussen natuur en cultuur als uitgangspunt, hetgeen soms leidde tot speelse, ironische beelden, soms tot meer abstracte sculpturen. In Change is eternal (2010) verbond hij eerder een boomstam met geometrische vormen; een beeld dat ook als schaalmodel werkte en zo de utopische stad Nieuw Babylon van Constant Nieuwenhuys in herinnering brengt. Geen wonder, want architectuur en stedenbouw hebben zijn nadrukkelijke belangstelling. Op Landgoed Velder te Liempde koos Braam een heel specifieke plek uit: «Er omheen loopt een klein weggetje dat prachtig uitzicht biedt op het bos doordat er een soort open plek is ontstaan, dicht begroeid met braamstruiken maar wel een soort open ruimte. Dit overzicht gaf mij de mogelijkheid om stil te staan bij deze verschillende dimensies van de plek.» Deze fysieke gegevenheden van de plek zijn de mengeling van openheid en geslotenheid, van oude en jonge bomen, laag struikgewas en een duidelijk bodemreliëf; een plek die meer met het oog wordt beleefd omdat men het pad volgt. Samen met zijn assistent Bauke Fokkema bouwde Braam intensief aan een structuur van hout uit hetzelfde gebied, een belangrijk gegeven voor hem omdat daarmee de verbinding tussen kunst en natuur ook in materiële zin zou kloppen. De wiskundige structuur van horizontalen, verticalen en diagonalen in een vast patroon vormen op het eerste gezicht een contrast met de bomen, maar al snel vermengt zich die geometrie met de organische vormen van

bram braam

18


L A N D G O E D V E L D E R, B O X T E L

19


LAND EN KUNST

O C C U P I E D S PA C E S

bram braam

20

zijn omgeving op een heel vanzelfsprekende manier, alsof de schoonheid van de geometrie zich paart aan die van de natuur – twee oude esthetische ‘krachten’. Wie langzaam het bospad afloopt en zijn blik gericht houdt op deze structuur ziet de patronen veranderen, van een bijna ondoorzichtige wand tot een rechte, sterk ruimtelijke doorkijk. Ook dit beeld roept het werk van een kunstenaar op: de Amerikaanse, geometrisch werkende kunstenaar Sol Lewitt. Waar diens werken bijna uitsluitend in de white cube te vinden zijn, overtuigt Occupied Spaces van Braam juist door de dialoog met de natuur. Het zijn de vormen van de stadscultuur die nu een plek hebben gekregen in een landelijke omgeving. Dat het werk uit meerdere delen bestaat, nodigt de kijker ook uit om de omgeving in zich op te nemen, zijn blik te laten gaan van wat zich dichtbij bevindt naar wat veraf ligt. De kijker kan zich letterlijk, fysiek, in de grote structuur begeven, maar de andere twee blijven op een afstand: de liggende door de ondoordringbare vegetatie, de staande door zijn platheid, die niet ervaren hoeft te worden maar wel opgemerkt. Zijn werk zou ook gezien kunnen worden als een referentie aan de historie van Landgoed Velder, dat voor de stedeling vrije natuur lijkt, maar zijn basis kent in een zeker geometrisch denken: het snijpunt van de beroemde ‘negen dreven’ van het sterrenbos dat even verderop ligt is daarvan een levend bewijs.


21

jantien de bruin

H E T G RO E N E W O U D




















jantien de bruin

40

LAND EN KUNST

Met dank aan: M. van den Oever Boomkwekerijen


Het is zeer stil in het hart van Nationaal Landschap Het Groene Woud, een onnavolgbaar mooi, afwisselend, soms ruig, dan weer kleinschalig natuurgebied dat de vorm heeft van een driehoek. Hoewel grote steden, zoals Tilburg, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, en kleinere steden als Boxtel, Oisterwijk en Best niet veraf liggen, toch is het op deze plek alsof er geen andere wereld bestaat dan die ik waarneem. Landschap, dat is in zijn meest simpele omschrijving, het deel van de aarde dat zich tussen de waarnemer en de horizon bevindt.

kester freriks

Snij punten in het land schap

41


42

LAND EN KUNST

kester freriks

In bredere betekenis kunnen we ook spreken van zeeschappen en wolkenschappen. Bij de ervaring van landschap, zee en hemel draait het altijd om een waarnemer en dat wat hij ziet. Deze omschrijving behelst een fysieke afgrenzing, maar zegt niets over de inhoud van het landschap. Kan een landschap rekenen op een objectieve waarneming, op een registratie die natuurgetrouw is? Nauwelijks. Vaak ben ik in Het Groene Woud geweest, doorkruiste het te voet of op een andere manier, stond keer op keer verbaasd over de afwisseling van het gebied. Het gebied heeft een omvang van 35.000 hectaren, waarvan 7.500 uit natuur bestaat. Bos, moeras, heide en agrarisch cultuurland sluiten op elkaar aan, dringen in elkaar door, raken met elkaar verbonden door beken, oude wegen en zelfs wildwissels. Landschappen zijn in Nederland voortdurend in beweging, niet alleen de kleinschalige cultuurlandschappen van Het Groene Woud en De Meierij, zelfs gebieden die we als ongerept beschouwen, als daar waar de suggestie heerst: dit hier is Nederlandse wildernis. De definitie ‹landschap is dat deel van de aarde dat je waarneemt tot aan de horizon› is feitelijk te eenduidig. Een landschap biedt veel eerder de ervaring van ‹gelijktijdigheid van het ongelijktijdige›. Tegenwoordig maakt men onderscheid tussen drie hiërarchische lagen in het landschap. Eerst is er de ondergrond, het landschap zoals dat eeuwen geleden ontstond. Het Groene Woud heeft bijvoorbeeld een ondergrond van keileem en zand. Dit is de ‹verborgen wildernis› van het landschap, van elk landschap in Nederland. Vervolgens toont de mens bemoeienis met het landschap, en laat hij zijn diepe en onuitwisbare sporen in dat land achter. Hier verschijnt het cultuurlandschap ten tonele. Dit valt in twee fasen uiteen: waar de mens verschijnt, komen er wegen, ontstaat infrastructuur. Aanvankelijk volgen de wegen de paden die wild en vee trekken. Paden met krommingen en bochten erin. Daarna kwamen de lijnrechte verbindingswegen. Na de aanleg van een wegenstelsel kan de menselijke bemoeienis echt beginnen. Boerderijen worden gebouwd, land ontgonnen, bossen gekapt. Akkerbouw en weidegebieden gaan het land overheersen. Waterstaatkundige processen gaan zich in het land afspelen. Elk van deze lagen kent zijn eigen tijd. Er is zelfs sprake van een vierde laag, dat is die van de verhalen die leven in het landschap. Landschappen zijn gevuld met een niet-waarneembaar archief, namelijk dat van de verhalen die betekenis geven aan de zichtbare objecten en de onzichtbare herinneringen. Een sprekend voorbeeld van deze vervuldheid van verhalen, van waarnemingen en van ervaringen zijn de Landkunstprojecten die op tal van plaatsen in Het Groene Woud een plaats hebben gekregen, variërend van een Waterlabyrint bij de Hoevense Kanaaldijk, Tilburg, via een Boomkompas nabij Schijndel en het Observatorium aan de oever van de Dommel bij Sint-Oedenrode. Land Art manipuleert onze belevenis van het landschap.


SNIJPUNTEN IN HET LANDSCHAP

Op een vroege ochtend in juni 2011, het is de 28ste, een dag waarin de temperatuur tot boven de dertig zal stijgen, begeef ik me vanuit de plaats waar ik overnachtte, de Donkhoeve aan de Polsdonken ten noorden van Oirschot, via de Priemsteeg in noordwaartse richting. Ik passeer agrarisch land met vee. De boerenerven met de gebouwen en schuren harmoniëren met het omliggende land, dat valt sterk op. De zogenoemde langgevelboerderijen liggen als langgerekte rechthoeken in het landschap. Op bijzondere wijze passen ze in hun omgeving, temeer daar het Brabantse cultuurland vele liniaalrechte wegen kent. Brabant kent, meer dan menig andere provincie, fraaie accidenteringen in het landschap. De flora krijgt zuidelijker kenmerken, is rijk gedifferentieerd. Kort gaan we terug naar de geologie: het karakter van de Brabantse zandgronden is voornamelijk bepaald door rivierafzettingen, door verschuivingen in de aardkorst en, vanzelfsprekend veel later, door invloeden van de ijstijd. De bodemverschuivingen van miljoenen jaren geleden hebben een land van horsten en slenken, verheffingen en dalingen, doen ontstaan. In het huidige landschap is dat reliëf, zijn die golvingen goed te zien. Westelijk Brabant vormt een plateau met afzettingen van dekzand en zandruggen de Loonse en Drunense Duinen. Nog altijd vinden hier, maar ook elders, prachtige uitstuivingen van zand plaats, elke plek met zijn eigen biotoop. Waar de afzettingen van klei door de rivieren zich vermengen met zand, ontstaat leem. Een vruchtbare grondsoort die aan agrarisch landbeheer door de eeuwen heen volop mogelijkheden verschafte. Ik sta er nu, en keer toch terug naar het verleden. Ik probeer me voor te stellen dat nog tot zo’n zeshonderd jaar na Christus het landareaal ernstig werd bedreigd door regenval. Laaggelegen akkers werden onbruikbaar. Tal van zandgronden bleven onontgonnen omdat een groot deel ervan door de veenmoerassen onbewoonbaar was. De ontginningen werden voornamelijk verricht door kloosters en de ‹gemeijnten›, dat waren de steden en dorpen die het gebruiksrecht op de onontgonnen gronden van de heren kregen. Ook kloosters namen het initiatief tot ontwateren en vervenen van de moerassige gronden, waarna ontginning volgde. Rondom de boerderijen, zeker die gelegen zijn in het agrarische gebied van het huidige Groene Woud, ontstond een erf met moestuin, en de daarachter gelegen thuisweiden voor het vee. Daaromheen kwamen, min of meer blokvormig, de percelen die afwisselend als hooiland, grasland of bouwland fungeerden. Het vee werd destijds geweid in het bos. Maar door overbegrazing, houtkap en afbranden verdween het bos en transformeerde tot een wildernis van heide. Nog altijd bestaat het Brabantse cultuurlandschap uit kleine percelen weiland en, in mindere mate, akkerbouw, van elkaar gescheiden door populieren. In dit ontginningsmodel passen langgerekte percelen.

43


44

LAND EN KUNST

kester freriks

Nog steeds leeft er veel verleden in het Brabantse land, en zeker in Het Groene Woud. Hier is de balans tussen stedelijk gebied en landschap uitgevallen ten gunste van het landschap. Ik begeef me, vanaf Polsdonken bij Oirschot die ochtend, in noordelijke richting. Zandwegen nemen de regie over. Het eerste wat opvalt is een populierenbos dat aan de horizon staat. De rechte stammen reiken alle zo goed als parallel de hoogte in. Het is een zeldzaam mooi beeld. De hoge, gladde stammen die eindigen in een kroon van ruisende bladeren. De lage ondergroei met minimale opschot, waardoor het kleine populierenwoud een doorzichtige indruk wekt. Ik weet dat dit stuk bos geen Land Art is, toch dringt die gedachte aan me op. Zoals het daar ligt, lijkt het een kunstwerk. De verhoudingen zijn volmaakt. Het heeft ook iets geïsoleerds, want eromheen liggen gras- en akkerland. Ik weet ook dat het is aangeplant, wie weet bestaat voor dit perceel bos de aanduiding ‹productiebos›, maar desalniettemin is het een prachtig geheel van donkergroen in een verder lichtgroene omgeving, soms hooikleurig want de boeren zijn het lichtgele gras aan het maaien. Niet veel verder, in een hoek van het landschap aan de Oude Grintweg ontdek ik een wondermooi stuk land, beheerd door Natuurmonumenten. Het ligt vlak onder Herberg de Schutskuil, waar de kleine, nauwelijks waarneembare stroom die Herenbeek heet zich door het landschap slingert. Onmiskenbaar heeft mensenhand zich met dit gebied bemoeid. Weidegrond is afgeplagd, jong zand blinkt in de ochtendzon, graafwerkzaamheden zijn verricht en in deze nieuwe biotoop die een oude leefgemeenschap naar boven heeft gebracht biedt de natuur overdaad. Op de felpaarse distels is het een weelde aan vlinders, sluipwespen, bijen en zweefvliegen. Ik neem de zwart-wit getekende, onwaarschijnlijk mooie phegeavlinder waar, naast de atalanta. Boven de bijna verborgen waterloop zweven waterjuffers en libelles. De rietkraag biedt beschutting aan amfibieën. Watertorren, -spinnen, -kevers brengen de stille waterspiegel in lichte beroering. Ik volg de loop van de Herenbeek langs de oevers en bereik via het Smalzij het dichte Veldersbos. Lijnrechte brandsingels lopen erdoor. De vegetatie aan populieren en eeuwenoude wilgen is indrukwekkend, net zoals de lanen van rode beuk die het domein omsluiten. De bosbodem is bedekt met adelaarsvaren, een teken dat dit een oud bos is. Ooit was het Velders Bos, ook gespeld als Veldersch Bosch, woest, onbebouwd gebied. Het eerste deel van het woord ‹veld› duidt daarop. Een ‹laar› is een stuk boomrijk gebied of een bos dat geleidelijk door de mens in bezit is genomen. De eerste vermelding van dit bos is dan ook Vellaer in de Bossche Protocollen uit 1382–1387. In het Velders Bos bevinden zich bijzondere inheemse boomsoorten, zoals zomereik, zwarte els, wilde mispel. Ik probeer met mijn armen de ruwe stam van een eik te omvatten, maar dat lukt niet; de omtrek bedraagt drie meter.


SNIJPUNTEN IN HET LANDSCHAP

De zichtlanen rondom hoeve Ten Velde geven het bos de allure van een sterrenbos. Door het bos lopen grenswallen, soms zelfs dubbele. Deze werden in de middeleeuwen aangelegd om van het bos een begrensd jachtdomein te maken. Het wild werd gedwongen binnen de wallen te blijven. De wallen snijden diep het bos in, zijn begroeid met braam en fladderiep. Hoewel de lanen, aangelegd in stervormig patroon en samenkomen op een kruispunt dat De Negen Dreven heet, het toonbeeld zijn van menselijk vernuft, wekken ze een volkomen vanzelfsprekende indruk. De lanen nemen het oog van de toeschouwer mee in een meeslepend perspectief, ik kan het niet anders benoemen. Ik sta in het begin en mijn ogen bereiken de diepte in de verste verte. De opgaande boomstammen zijn de zuilen van een kathedraal. De kruinen vormen de gewelven. Het lied van de vogels (fluiter, lijster, nachtegaal, tuinfluiter, roodborst, vink) getuigt van Gods schepping: zo ervaarden de middeleeuwse mystici het bos. De lanen dienen een doel. Als brandsingel bijvoorbeeld. En om ruiters te paard toegang te verschaffen tijdens het jachtseizoen. Het is ook Landkunst avant la lettre. De landschapskunstenaars van toen tonen hiermee aan dat een bos geen gesloten geheel is, geen ondoordringbaar woud, maar een transparante schoonheid bezit. Ik dring verder door naar de eeuwenoude boskernen van het Velders Bos. Sommige bomen zijn begroeid met klimop. De bladerkronen filteren het zonlicht. Hier en daar bereiken de stralen de bosgrond, die oplicht. In die schachten van licht zwermen insecten. Ook hier, snijpunten: de hemel met zijn helle licht bereikt de donkere bosgrond. Via Hoekvelden verlaat ik het bos. Ik volg een harmonisch patroon van zandwegen, doorkruis het bosrijke gebied van De Heidingen en kom aan op de Logtsebaan. Een brug gaat over de Dommel. De beek toont zich in zijn natuurlijke gedaante: stromend, rijk begroeid aan de oevers, meanderend. Hoge populieren ernaast. Het zandpad Winkelweg voert naar de Winkelsven, een onverwacht ruig, moerasachtig gebied. Aan de oostzijde ervan stroomt de Dommel. Drassige grond hier, omsloten door een dijkwal. Dennenbomen sluiten het gebied af. Water en land, land en water zijn niet van elkaar te onderscheiden, dĂĄt was ooit Nederland, voor de grootscheepse ontginningen. De drassige grond varieert tussen lichtgroen en diepbruin. Urenlang kijk ik toe naar dit natuurtheater. Ik heb de uitgave van Landkunst in Het Groene Woud (2010) meegenomen, ik bezoek straks enkele projecten. Ik lees de namen van de kunstwerken, begrijp de inspiratiebronnen. Waterlabyrint noemt Irene Fortuyn haar kunstwerk bij Tilburg. En Margriet Kemper geeft haar werk de titel In de schaduw van de taal, het ligt hier niet ver vandaan, vlak onder Oisterwijk. Andere namen zijn: Boomkompas, Observatorium en Droomtijd van de Raaf. Het creĂŤren van Land Art kan alleen als de kunstenaar in nauw contact

45


46

LAND EN KUNST

kester freriks

staat met het landschap. De natuur zelf is vanzelfsprekend de grootste landschapskunstenaar. Die langgerekte verhoging daar is een wal uit de ijstijd. Het water van het Winkelsven op de voorgrond weerspiegelt de wolken. In de stromende Beerze weerkaatst de felle zon. Schilderkunstige begrippen als diepte, perspectief, voor- en achtergrond dienen zich aan. Hier zou een raaf kunnen dromen. Ik zoek, in de schaduw van de taal, naar woorden om het gebied dat zich aan me openbaart op te kunnen roepen. Vroeger klom ik in bomen om, vanuit de hoogte, over het land te kunnen uitkijken zoals de vogel doet. Nu buk ik me. Mijn uitzichtpunt lijkt op een observatorium, zoals Frank Havermans dat ontwierp bij Sint-Oedenrode. Hier bevindt de toeschouwer zich niet boven het landschap, maar in het landschap, in een verdiept standpunt. Grassprieten bestudeer ik van nabij. Ik zie de natuur als verkleind, als in de palm van mijn hand. Zonder landschapskunst had ik dit perspectief nooit gekozen. Het object stuurt mijn kijken. Ik vind de Balsvoortsebaan en sta bij de plek waar de Beerze zich splitst in Smalwater en Heiloop. In de namiddag volg ik de Melandiedreef, zo genoemd naar de dochter van een Rotterdamse ontginner. Zijn andere dochter heet Anna. In loodrechte lijn op de Melaniedreef staat de Valkeniersbaan, de westelijke begrenzing van de Kampinase Heide. De Valkeniersbaan snijdt liniaalrecht door een gebied dat ooit, en eigenlijk nog steeds, woeste grond is. Op die woeste gronden vingen de Brabantse valkeniers de slechtvalken op hun trektochten. Door de Kampinase Heide lopen zandwegen die grillige lijnen beschrijven, het zijn de oude wildpaden en wildwissels. Venen, beekdalen, dennenbossen, zelfs moerasbossen en blinkende zandverstuivingen. Ik begeef me op een natuurlijke verhoging in het land, draai me om en om, mijn ogen dwalen over de stugge heide, ketsen af op de bosrand in de verte, vinden vennen als de Huisvennen en Zandbergsvennen. De laatste naam zegt het al: Zandbergsvennen. Zand en water komen hier samen. Verderop dringt een kleine stroom zich door het land, de Rosep. Aan de grens van de Kampina ligt het de Smalbroeken, een inunderend dal met moerassig beekdal. De zwarte els raakt er wild begroeid met lianen. Door gelukkige omstandigheden en de inzet van Natuurmonumenten is dit gebied bespaard gebleven voor ruilverkaveling en kanalisatie. Afgezien van de messcherpe lijnen van Valkeniersbaan en Melaniedreef blijkt de ongereptheid van dit gebied uit het harmonische geheel van verschillende gebiedssoorten. Dennenbos naast zandheuvel, heide en ook moerasbos. Dit zijn de woeste gronden van vroeger en van nu. De ongereptheid ervan leert me anders kijken als ik terugkeer over de wegen van zand en steen naar het agrarische deel van Het Groene Woud. Onder die verkavelde akkers ligt die wildheid verscholen.  Amsterdam, juni-juli 2011


SNIJPUNTEN IN HET LANDSCHAP

Eerlijk werk

Het oeuvre dat de jonge vormgever Lara de Greef in korte tijd heeft ontwikkeld is veelzeggend. Haar objecten - van bamboe, keramiek of glas kenmerken zich door een heldere vorm en een eerlijk materiaalgebruik. Bovenal zijn het in vormtechnische zin goed doorwerkte producten.

47


LAND EN KUNST

De Greef volgt in haar werkproces de mogelijkheden van het materiaal dat voorhanden is of waar haar belangstelling naar uitgaat. Ze is kritisch op de toepassing van het materiaal en mikt tegelijk op een geheel eigentijdse toepassing ervan: licht van kleur, duidelijke lijnen en vlakken en uitermate toegankelijk en gebruiksvriendelijk. De bamboelifestyle accessoires bijvoorbeeld, die zij op locatie in India heeft ontwikkeld voor de Europese markt, onderstrepen haar uitgangspunten, zowel in materiaaltechnische zin, in het werkproces en als ontwerpvorm. De samenwerking met locale partijen, in dit geval het Centre for Indian Resource and Development - CIBART -, is voor haar ook in dit productproces als vanzelfsprekend aanwezig.

lara de greef

48

De opdracht die De Greef ontving van Landkunst 2011 geeft haar de mogelijkheid een product te ontwikkelen specifiek voor Het Groene Woud: een voorwerp of object dat in productie, materiaal en gebruiksdoel de uitgangspunten van het Landkunstmanifest eer aandoet. In haar voorstel wil ze drie instrumenten vormgeven die als gereedschapsset ons ‘voeden en heropvoeden’. De set, bestaande uit pot, pootstok en schep, dient meerdere handen te stimuleren: vele handen maken licht werk. Een van deze instrumenten, het zaaipotje, wordt daadwerkelijk ontwikkeld. Het potje wordt gemaakt van oude kranten die straks met de zaailingen meteen de grond in kan. De wortels groeien door het papier en het papier wordt in de grond verteerd. Dit product – oplage 200 - is als een knipoog naar onze normale productlijnen en stimuleert de mensen om


H E T G RO E N E W O U D

ERIK LUERMANS

zelf te produceren en na te denken over onze consumptiecultuur en exploitatie van grondstoffen. In dit voorstel mikt zij erop dat wij de cyclus van zaaien en oogsten en bereiden van voedsel weer als een vanzelfsprekend gegeven ervaren. Het potje oogt speels en stimuleert een bewuste omgang met de natuur.

lara de greef

Als aanvulling op dit ontwerp stelt zij een zaaikalender samen in de vorm van een klein handboek waarin kooktips, zaaimaanden en illustraties worden opgenomen. Met een zaaiworkshop worden beide producten gelanceerd, met als afsluiting een ecologisch diner met producten uit Het Groene Woud.

49


LAND EN KUNST

G RO E N W O U D, W I T T E K U B U S

Land Art, Landkunst, land en kunst margriet kemper

50


H E T G RO E N E W O U D

M A RG R I E T K E M P E R

In 2007 werd tijdens de eerste zomermanifestatie van Euro Land Art in Het Groene Woud, in samenwerking met de toenmalige nbks (Nieuwe Brabantse Kunst Stichting) een symposium gehouden onder de heldere titel Landkunst – kunst buiten de stedelijke omgeving. Dat nieuwe woord was uiteraard ontleend aan het Engelse Land Art, een begrip dat in de recente westerse kunsthistorie algemeen bekend is. Waar het Engelse begrip voor de ingewijden onmiddellijk een reeks van beelden, kunstenaars en ideeën tevoorschijn roept, wekt de letterlijke Nederlandse vertaling voor diezelfde ingewijden een zekere irritatie op: ouderwetse associaties en simplificatie liggen op de loer. In de wereld daarbuiten wordt dit neologisme snel geaccepteerd: de twee woorden samen roepen een beeld op dat voor velen toegankelijk blijkt te zijn. Dat het woord uiteindelijk een eigen leven ging leiden en zijn naam gaf aan een zomermanifestatie in 2010 —met de bedoeling deze voort te zetten in de daarop volgende jaren— is veelzeggend. Met dat begrip wilden de organisatoren aangeven dat Landkunst zich onderscheidde van het oude begrip Land Art. Vijftig jaar na dato ontwikkelen zich vormen, die soms duidelijk voortkomen uit de klassieke vormen, maar die nieuwe ambities kennen en andere beeldelementen inzetten. In de publicatie van Euro Land Art 2007 en in het Landkunstblad 2010 werd uitgebreid geschreven over deze ontwikkelingen. In 2010 verscheen ook het Landkunstmanifest 1 dat een fysieke plek kreeg in Het Groene Woud. Ontwerper Steffen Maas plaatste de teksten in een sterke, grafische vorm in een oude, vervallen kas op Landgoed Velder; ook liet hij deze op een broodzak drukken. Zo wilden de opstellers en de vormgever benadrukken dat het weliswaar om een manifest ging, een tekst met aansporingen, voorwaarden en beperkingen voor kunstenaars, maar dat deze ook in het leven zelf wilde staan. Essentieel in het manifest is de verbondenheid tussen locatie en artistieke ingreep, een verbondenheid die veel dieper zou moeten gaan dan de plek als decor of inspiratiebron. In deze poging tot verbinding tussen plek en kunstwerk, context en kunst, historie en actualiteit, tussen boer en kunstenaar, publiek en kunstwerk wordt onmiddellijk ook de scheiding tussen elk zichtbaar. Deze tweedeling vormt dan ook de crux van Landkunst, het woord zelf herbergt al een tweeledigheid: land en kunst. Zonder hier de kunsttheoretische discussie over de autonomie van de kunst te schetsen, kan gezegd worden dat de moderne kunst altijd op gespannen voet heeft

1 Margriet Kemper en Helmer Wieringa, 2010, te vinden op www.landkunst.nl en in het Landkunstblad

51


52

LAND EN KUNST



H E T G RO E N E W O U D

M A RG R I E T K E M P E R

gestaan met de werkelijkheid, de maatschappij, de gevestigde orde. Zij eiste op verschillende momenten in de twintigste eeuw grote autonomie op, dan weer zocht zij juist de dialoog met de wereld. Landkunst zoekt die dialoog, daarover bestaat geen twijfel, maar het zou naïef zijn te denken dat deze altijd harmonieus is en dus onproblematisch. Er bestaan verschillende verwachtingen van de kant van de kunst zowel als die van —in ons geval— het land, dat hier begrepen moet worden als een geheel van bewoners, landeigenaren, bestuurders, locaties, historie, actualiteit en toekomst. De boer en de kunstenaar, het publiek en het kunstwerk staan in andere werelden, maar juist in de ontmoeting kunnen dingen ontstaan die alle partijen nieuwe inzichten kunnen geven, nieuwe ideeën en een nieuwe omgang met het bekende mogelijk maken. Het is ook goed om te beseffen dat ieder van de twee gebieden zijn eigen ontwikkelingen doormaakt en die niet ontkend kunnen worden in die ontmoeting. De een na laatste paragraaf van het manifest luidt:

‹Landkunst respecteert de levende elementen / gebruikt de fysieke aspecten van de plek / onderzoekt de niet-fysieke aspecten van de plek / erkent dat de plek er eerst was / beseft dat de plek een geschiedenis en een toekomst heeft / weet dat de plek door mensen wordt gebruikt / (...)› Deze regels drukken de gezochte en gewenste verbondenheid uit tussen locatie en kunst, maar de allerlaatste paragraaf luidt ‹Landkunst is kunst›. Dat is een regel die niet zonder slag of stoot in het manifest terecht is gekomen; de kunstenaar won het in die laatste regel van de planoloog, beiden verantwoordelijk voor de tekst, maar alles wat bóven die laatste regel staat is een hartstochtelijk pleidooi voor een werkelijke ontmoeting tussen land en kunst.

margriet kemper

54


L A N D G O E D V E L D E R, B O X T E L

Kunstenaar betreedt onbekend gebied

stefany karghoti

M A RG R I E T K E M P E R

55


LAND EN KUNST

O N T- M O E T E N

Aan de jonge kunstenaar Stefany Karghoti werd de volgende opdracht gegeven: ‹… zich te oriënteren in een specifiek segment van Het Groene Woud: het domein van kleinschalige praktijken op het gebied van coaching, therapie en spiritualiteit. (...) Haar wordt gevraagd om de autonome en persoonlijke kwaliteiten van haar ideeën en beelden te koppelen aan bovengenoemd domein.› Daarbij stond ‹de ontmoeting› centraal.

stefany karghoti

56

Het is de eerste keer sinds Euro Land Art in 2007 in Het Groene Woud kunstprojecten organiseert dat een kunstenaar wordt gevraagd zich niet te verhouden tot een specifieke plek zoals een populierenbosje, een landgoed of een weide, maar tot een wérkdomein, waaraan niet onmiddellijk gedacht wordt in Het Groene Woud: dat van coaching en therapie waarin met name veel vrouwen professioneel actief zijn. Dat het platteland en de natuur een belangrijke rol daarbij spelen ligt voor de hand. Karghoti is een autonoom werkend kunstenaar, die op zeer persoonlijke wijze naar de dingen kijkt. Zij schuwt niet vervreemding of absurditeit in haar werk te stoppen. Was haar werk aanvankelijk op haarzelf en haar eigen lichaam gericht, nu dringt langzaam maar zeker de wereld binnen. Door de opdracht kwam zij in een voor haar vreemde wereld terecht en zij begon haar research met ontmoetingen met mensen uit dat werkdomein en ontdekte dat deze ontmoetingen zelf al een ding waren. Als kunstenaar is zij zich onmiddellijk bewust van de vorm van die ontmoeting en zag zij die ervaring niet alleen als informatie maar ook als werkmateriaal. Dat zij voor het eerst in het maakproces een ander moest toelaten was ook een nieuw aspect, alsmede een sterker verhalend aspect. In Ont-moeten zien wij twee vrouwen, de kunstenaar en de therapeute Lya Perfors. Zij kauwen toffees en zwijgen. Onder in het beeld verschijnen flarden van gesprekken, achter hen beiden stroomt Het Groene Woud langs. «Hoe gebruik je taal, hoe communiceer je, als mens, als kunstenaar, als kunstwerk?» vraagt Karghoti zich af. In deze vervreemdende video wordt de taal een kwetsbaar en misschien wel wat wanhopig verschijnsel: het kauwen als een vorm van betekenisloze taal, de flarden dialoog als ondertiteling die geen samenhang vertonen, de stilte waarin de vrouwen gevangen zijn, de beelden die nooit bestendig zijn. De kijker zou er uit kunnen concluderen dat betekenis iets is dat wij zelf zullen moeten maken, wij mensen in een vluchtige werkelijkheid. In de tweede video toont zij twee schermen waarin zij beelden gebruikt van een persoonlijke coaching van een echtpaar. Zij bevinden zich in de manege van de familie Westerlaken te Best. In de interactie tussen paard en mens kunnen de persoonlijkheden van de cliënt zichtbaar worden en daarmee misschien ook gecorrigeerd.


L A N D G O E D V E L D E R, B O X T E L

M A RG R I E T K E M P E R

stefany karghoti

Karghoti deed niet veel meer dan het proces filmen, al is de manier van filmen verschillend: de ene keer documentair de andere snapshot-achtig. Ook hier geldt dat de kunstenaar zich bewust werd van de vorm van deze coaching als een visueel beeld met ‹autonome› kwaliteiten. Het zijn beelden die niet bedoeld zijn voor een publiek, maar juist doordat wij stille getuigen zijn van de ontmoeting tussen dier en mens, kan het beeld ons raken. De commentaarstem van de coach —lees: de taal— delft het onderspit tegenover het beeld van mens en dier. In het overvolle bestaan van de hedendaagse westerse mens kunnen dergelijke beelden ons doen stilstaan bij hoe wij leven en met elkaar communiceren. Stefany Karghoti is niet uit op maatschappelijke verandering als kunstenaar maar zij vindt het van belang de dingen te bevragen, de mens centraal te stellen en precies te observeren.

57


58

LAND EN KUNST


H E T G RO E N E W O U D

Het Groene Woud/ laarzennatuur in de kinderschoenen/ verduurzaam de driehoek

dit woud zit ook niet stil alles wat ik hier plant dient maar een doel de bank waarop u wortel schiet met al mijn vuur en cultuur tegen de natuur uit te spelen hakhoutbeheer de functie van duingids is ook niet voor iedereen weggelegd hoort u een specht in het echt weet dan er wordt voortdurend gesleuteld en gesteggeld o jee onder de pretparkdictatuur is natuur gauw te duur iets voor snobs een soort van belevingsarchitectuur gedurende het oeverloos touwtrekken van nieuwe uitbaters behield dit landschap intensief blootgesteld aan bemesting en verdroging geheime kwaliteiten actueel en potentieel trok het oerbos zich terug tot in zijn oudste hout trok zich terug tot in het landschapselement dat in het veld zo’n woeste nog ongestoorde indruk maakt geplakt op een oude boskern groeit Het Groene Woud uit de dossiers op zoek naar oude genenbronnen lees ik me in, duik onder en wroet mee verduurzaam de driehoek verstoor de bodem niet

59


60

LAND EN KUNST

verstoor de bodem niet til liever de bank of loop de deur plat van zo’n korte termijn denker die voor alles zijn winst graag ziet woekeren ook als hij daarmee de lange termijn investeringen van de natuur zelf verstikt plant nog maar even geen bankjes verduurzaam de driehoek verstoor de bodem niet

‘aan de natuur teruggeven’

nog zien er dichters kans in gevoelige uitingen (meanderend stuwend stromend) één met het oerbos te worden meanderen ja zelfs waar het land nauwelijks nog een kant op kan vendiagrammen van overlappende stankcirkels goed boeren blijft het alleen verbeelding kan mij met de kracht van een tsunami op het oude beekdal terugwerpen

altijd zagen er dichters kans in gevoelige uitingen één met het oerbos te worden goed boeren blijft het

alleen close reading kan mij losgelaten op dit landschap vastgelegd in historische kaarten lyrisch maken

nu sleurt modern woudbeheer ons mee één grote groene golf ombuigingsdrift de bolle akkers van toen de stankcirkels van nu niet verplicht een gedicht

noem het gerust welig tierend, een bloeiend genre natuurlyriek een streekproduct van eigen bodem ons land van Brabant

ondoordringbaar bos is een paradijs voor schuwe diertjes net zo is woudbeheer na een golf moderniseringsdrift een vorm van politiek bedrijven

astrid lampe

met als doelsoort de boommarter wil ik binnen de grenzen dit lapje cultuurgrond best laten verwilderen

mijn trippen is de mest strippen tot op het schrale zand


H E T G RO E N E W O U D

de rafelranden van dit boscomplex worden bedreigd door mestinwaai in netelige kwesties er liggen kansen amerikaanse vogelkers domineert nog heel even de verstoorde bosbaan wij overschreeuwen ons niet eerst het streekvee op peil stil en consciĂŤntieus de bronnen voor autochtoon genenmateriaal in kaart brengen het blauwe gras de gagel waar je high van werd kweken selecteren en aanplanten geplakt op de oude boskern blijft de natuur zich uitputten in soortrijkheid versterking eist inspanning virtueel en tekstueel plant maar liever geen bankjes daar waar de bodem een ongestoorde indruk maak zoom ik in op mijn bronnenboom

61


62

LAND EN KUNST

vliegzand scheert het onland men wijst in de eeuwenoude boom je toekomstige groen aan steeds vers de rouw ik stortte me vol passie op het onderhoud van onze historische houtwallen met de huidige klimaatverandering moet de uitvoering van dit gewaagd concept maar net in goede aarde blijven vallen de driehoek verduurzaamd: Het Groene Woud eerder dan compenseren verleidt zelfs de bolle akker van een gesaneerde vuilstort mij je Grote Leegte te contempleren nu ik weet van verwoesting en kaalslag finaal opbranden nu ik weet van het durend opnieuw inzaaien verrijken en verschralen mechanisch sproeien en opbloeien nu ik weet van het durend ontginnen zorg om de spaartelgen dat je er niet bent dat we er nog niet waren hoe we ook spaarden wie kon het verzinnen dat wij niet alleen land op de zee maar ook land op schraal zand moesten winnen

astrid lampe

vliegzand scheert het Brabantse onland ik strip mest tot op de zaadbank tot onverwacht een vermogen aan kiemkracht me het veldwerk belet dit punt waarop de natuur, de bemoeienis zat op eigen houtje zijn herstel inzet een stortbui loslaat die me prompt van mijn lullige gieter ontslaat


H E T G RO E N E W O U D

natuurbeleving pur sang de kale rode bosmier eigende zich mijn geliefde boomstronk toe die spanrups weer de klos gelukkig staan er bankjes verrekijker mee water als thema kwam al langs de brasem laten we met rust gelukkig staan er bankjes en is er poĂŤzie om een nimf die op uitkomen staat vooral met rust te laten we doopten het ven om tot natte natuurparel en waar we hakten wordt het licht hoogtijd voor nieuwe aanplant genetische make-up brandnetels schieten naaldjes af spuugbeestjes zuigen sap uit de boom meer moest het ven niet verlanden of het ven was weg Het Groene Woud een stout concept laarzennatuur in de kinderschoenen ons concept van gesprokkelde droomjaren natuurbescherming, klimaatadaptie de kiem van een kiem eeuwenoud een serie plaagvertellingen een serie geplande vervellingen laarzennatuur in de kinderschoenen een deel van de nimf die op uitkomen staat de inkt van het ontwerp moet eerst droog de oeverlibel volwassen de designvleugel van ons imago oppompen en laten harden voor we heli-view vanuit een fijne uitkijkpost het werk overzien

63


64

LAND EN KUNST

Het centrum van de wereld florette dijkstra

Als atelierkunstenaar kan ik dankzij de uitvinding van daglicht-tl-buizen altijd doorwerken, totdat mijn potlood me uit handen valt. Wanneer dat gebeurt, is het tijd voor een wandeling.


H E T C E N T RU M V A N D E W E R E L D

Ik verlaat het atelier. Aan de rand van de stad begint het landschap. Daar ligt ook het beginpunt van mijn wandeling. Het pad dat ik kies, volgt de loop van een riviertje. De velden links en rechts zijn aan de ruilverkaveling ontkomen. In de omgeploegde akkers schitteren stukjes keramiek: sporen van gesneuvelde serviezen uit de boerderijen die verborgen liggen achter boomgroepen. Het pad moet wel eeuwenoud zijn. Als ik zo een tijdje doorwandel, is het of het landschap zich eindeloos over de aardbol uitstrekt, niet gehinderd door steden en verkeerswegen. Het geruis verderop kan niet van het verkeer afkomstig zijn. Er moet daar een waterval zijn. Het is werkelijk zo. Ik ben bij een sluis gekomen waardoor het water ruist als door een bergbeek. De sluis is een vernuftig staaltje ingenieurstechniek. Op de oever is een paneel geplaatst, waarop een constructietekening en een tekst over de geschiedenis van de rivier de werking van de sluis toelichten. Daaruit valt op te maken dat de loop van de rivier oorspronkelijk veel grilliger was. De Romeinen die zich in de streek vestigden, hebben haar verlegd en rechtgetrokken. Waar nu het pad is, liep ooit de rivier, kronkelend en smal, uit zichzelf ruisend, want sluisloos. Diep onder het pad moeten nog sporen van die oorspronkelijke rivier te vinden zijn, sporen uit een voormenselijke tijd die heel weinig met dit landschap te maken heeft. Iets verderop, bij een kruising van wegen, staat een kapel. Ik ben niet gelovig, heb in de kleine ruimte niets te zoeken. Ik zou er de gewijde sfeer maar verstoren. Vanaf de kruising kan ik wel het Mariabeeldje zien, dat wordt beschenen door een kaars. Er is dus kortgeleden iemand geweest, iemand van hier, stel ik me voor, die elke dag komt om de kaars te branden, of nog vaker, om hem altijd brandende te houden. De kapel is een ijkpunt in dat leven; verdergaand ook een verbindingspunt tussen het leven en de ruimte die zich van hier uit ontvouwt. Op het kruispunt vallen me ineens verschillende routemarkeringen en bewegwijzeringen op: de kruisende paden blijken deel uit te maken van diverse wandelnetwerken, die zich van elkaar onderscheiden door symbolen, cijfers en kleuren. Het kruispunt is ook knooppunt in het landelijk fietsroutenetwerk, zoals wordt bevestigd door een groot bord met landkaart en nummermarkeringen. Ik loop gewoon maar verder. Als Van Gogh hier had geschilderd, bedenk ik me, zou je op de plek waar zijn ezel stond een informatiebord verwachten met een afbeelding van het schilderij en een toelichtende tekst. Het zou me ervan bewust maken dat de kunstenaar hier zijn inspiratie heeft opgedaan, het schilderij heeft gemaakt, de akker heeft verbeeld die hier nog wel of juist niet meer is te zien. Ik zou aan de hand van de afbeelding op zoek gaan naar de overeenkomsten, en verder niets over Van Gogh te weten komen, terwijl zijn zienswijze tot de menselijke natuur is gaan behoren, het landschap zijn werk is geworden, hijzelf krekel tussen de krekels werd.

65


florette dijkstra

66

LAND EN KUNST

In de verte ligt een kei, een heel grote: die moet hierheen zijn gerold in de ijstijd. Nu ligt hij langs het pad als een onwrikbaar markeerpunt. Maar wat markeert hij? Ik kniel bij de steen, glij met mijn hand over het oppervlak, dat glad en glanzend is van het ijs dat er in de loop van millennia langs heeft geschuurd. Maar de kei is niet overal even glad: in de bovenzijde is een tekst gegraveerd. Het is een gedicht. Een gedicht op zo’n steen op deze plek: dat moet wel over dit landschap gaan. Ik lees over een ontmoeting tussen twee mensen, hier bij deze kei aan de rivier. De ontmoeting ging voorbij, de steen bleef en de dichter heeft hem voor zijn getuigenis ‘beloond’ met dit gedicht. De steen kan niet aan zijn lot ontkomen door op eigen kracht weg te rollen. Hij wacht geduldig op een nieuwe ijstijd. Ik loop verder, probeer niet meer te letten op recent aangebrachte markeringen en gravures. Al lopend stamp ik de aarde aan. Onder mijn voeten wordt het verleden geplet. Ik werk mee aan het behoud van het pad. Het komt uit op een asfaltweg. Nog juist is te zien hoe het pad ooit, aan de overkant van de weg, verder liep. Nu is het daar overwoekerd en in onbruik geraakt. Ik bedenk me hoe heerlijk het moet zijn om er met een kapmes een doorgang te slaan en het landschap terug te brengen in een eerdere staat. Zo zou ook de loop van de rivier kunnen worden teruggebracht in zijn oorspronkelijke grillige vorm. Dat zou nog eens een ingreep zijn: een oeroud landschap zou aan de oppervlakte komen. Boeren, dorpelingen en provinciebestuur zouden de handen ineenslaan. Er zouden veel meer keien komen bloot te liggen. Er zou een route worden bedacht om de toeristen naar het landschap te trekken. Het zou een innoverende bijdrage aan de ontwikkeling van de streek zijn. De overheid zou het daarom steunen. Er zouden nog meer markeringen en informatieborden komen. Ik zie een zijpad, het slingert een bos in. Ik sla af en loop met onhoorbare stap over de dennennaalden. Alles is hier bruin, grijs en donker, op de lichtvlekken na die door de dichtheid van het bos de grond niet raken. Maar verderop wordt het lichter: het pad komt uit op een open plek, een oase van fris, groen gras. Het vraagt erom daar languit te gaan liggen. Ik zoek het midden en strek me uit. Boven me is de cirkelvormige hemel. Als ik in slaap zou vallen, zouden dromen me overal heen kunnen brengen en als ik wakker zou worden, zou ik, waar dan ook terechtgekomen, de wandeling voortzetten. Ik zou denken dat het dezelfde wereld was en tenslotte naar huis lopen. Ik trek mijn benen op; de grond is oneffen. Als iemand me zo zag liggen, zou hij kunnen denken dat ik dood was, versteend zelfs, een ding was. Dat doet me beseffen dat de open plek een ideale plaats voor een kunstwerk zou zijn. Het is of de bomen ervoor zijn omgehakt en het gras er speciaal voor is aangeplant. Het zou een voorwerp zijn, zoals de sluis, de kapel of en kei, maar toch anders en vreemder. Er zou een informatiebordje nodig zijn.


H E T C E N T RU M V A N D E W E R E L D

Het zou een kei kunnen zijn, of uit meerdere keien kunnen bestaan. Ze zouden geen teksten dragen, maar er gewoon zijn en stilletjes verwijzen naar eerdere Land Art, ook naar eerdere cultuurvormen, zoals de stenencirkels uit de oudheid. Ze zouden, verdergaand, verwijzen naar nog oudere natuur: de ijsmassa’s die in een voormenselijke wereld de stenen naar hier hebben gerold. Ze zouden zelf die natuur zijn. Maar het zou niet echt een innoverend kunstwerk zijn. Ik lig in het gras, de grond is vochtig. Direct onder me ligt de tijd opgestapeld. De mensen hier hebben vast nog een band met het verleden —zij kunnen mogelijk enkele tijdslagen afpellen en zich herinneren wat er toen en toen in het landschap is gebeurd. Het verleggen van de rivierloop zou bijvoorbeeld nog in hun herinnering kunnen leven. Die grote gebeurtenis kan een verhaal of legende zijn geworden. Dat wat er dáárvoor was, kan de vorm van een mythe hebben aangenomen. Maar wat nog verder teruggaat, zal vergeten zijn. Dat is te diep onder het oppervlak terechtgekomen. En ook het verhaal, de legende en de mythe putten uit een vergeten wereld, opdat er herinnerd zal worden. Wát herinnerd wordt, is niets anders dan het verhaal, de legende en de mythe. Met het graven in de grond en het bereiken van de natuur zouden ook nieuwe verhalen geboren kunnen worden. Men zegt wel dat kunstenaars degenen onder de mensen zijn die in hun werken herinneren aan wat vooraf ging aan het mens-zijn. De eerste mens op aarde zou meteen ook de eerste kunstenaar zijn geweest. Elke kunstenaar zou dat voorstadium, die vergeten onmenselijkheid, aan het licht brengen in zijn werk. Ik word klam van het liggen en sta op, strek mijn benen, cirkel wat rond mijn as. Stel, ik zou een landkunstenaar zijn, wat zou ik hier voor kunstwerk maken? Had ik een schetsboek bij me, dan zou ik allicht de cirkelvormige horizon boven me tekenen. Ik zou de sfeer van de open plek willen weergeven, van de leegte die lijkt te verlangen naar aanwezigheid. Ik zou doen wat de reizende kunstenaar van vroeger gedaan zou hebben. Hij noteerde in zijn schetsboek wat hij zag en beleefde. In die notities kwamen, zoals men wel zegt, het uiterlijke landschap en het innerlijk van de kunstenaar bijeen. Thuisgekomen bestudeerde hij zijn getekende reisverslag. Hij herinnerde zich het landschap al niet meer: de tekeningen waren voor het landschap en de herinnering geschoven. Ze vormden nu zelf een wereld, die alleen daar, in het schetsboek, door met de ogen te dwalen over de lijnen en het wit, betreden kon worden. Als hier een kunstwerk zou staan, niet van mij maar van een ander, zou ik het willen gaan zien: plotseling zouden alle paden er naartoe leiden. Het landschap zou als vanzelf op de achtergrond treden. Het zou er zijn omwille van dat kunstwerk. Het werk, op zijn beurt, zou zich richten naar het landschap en het een totaal ander aanzien geven. Maar hoe zou het kunstwerk eruitzien?

67


florette dijkstra

68

LAND EN KUNST

Nog wat draaierig krijg ik een beeld voor ogen: het is een vage afspiegeling van een zwartwitfoto van de Eeuwige kolom van Constantin Brancusi, de hoge kolom van houten segmenten, dat naar de hemel reikt. Dat werk, lijkt me, heeft de kracht om zo’n centrum te zijn in de wereld en alles om zich heen een ander aanzien te geven. Het is niet voor niets een beeld dat een relatie heeft met de oertijden van het mens-zijn: het is een moderne axis mundi, een as die het centrum van de wereld markeert en hemel en aarde met elkaar verbindt. Het is als de paal die door nomadische stammen wordt meegedragen, om, waar ze ook hun tentenkamp opslaan, het centrum van de wereld te markeren. Ik kan me voorstellen dat de boeren in dit landschap nog leven rond een middelpunt waarin leven, werken en geloven samenkomen. Maar als hedendaagse westerling kun je soms niet om het gevoel heen dat je meer verbonden bent met de satellieten dan met een centraal punt op aarde. Vanuit die hoogte gezien kan alleen de aardbol zelf het centrum zijn. Ik verlaat de open plek en loop terug door het bos, passeer de kei en even later de kapel. De kaars brandt niet meer, ik heb geen vuur bij me, maar sta even stil. Kan de kunst een middelpunt zijn, zoals de kapel het is voor de bewoner die er een kaars komt branden? Beschikt de hedendaagse kunst nog over een middelpuntzoekende kracht? Ze toont zich graag hybride, met als kenmerk dat het punt van aankomst en vertrek niet meer in het ene kunstwerk ligt vervat zelfs niet meer is te traceren. Het is kundig balanceren, tegenwoordig in de kunsten. Misschien ligt hier een mogelijkheid voor Land Art, als meest zichtbare van alle kunstvormen. Daar ontleende ze oorspronkelijk haar eigenheid aan, als protest tegen de geijkte kaders van musea, galeries en beeldentuinen. Land Art kende geen grenzen en manifesteerde zich over de planeet, allereerst in verafgelegen en onbevolkte gebieden, later steeds dichterbij, om tenslotte in de beeldenparken opgesloten te worden – juist daar waartegen de eerste landkunstenaars zich hadden verzet. Wat is er nog over van hun anti-kunsthouding en vrijheidsdrang? Veel Land Art is een tweede leven gaan leiden op ansichtkaarten en in chique fotoboeken. Toch lijkt me dat Land Art juist door haar manifestatie in de buitenwereld de kracht heeft om de wereld te betoveren, zoals ze het in haar begintijd deed. Ik verlang naar huis te gaan en in zo’n fotoboek te zien of het waar is wat ik geloof. Voorlopig leiden alle wegen me terug naar mijn atelier, het centrum van mijn leven. Het zou mooi zijn als een kunstwerk zo’n centrum kon zijn, niet het mijne maar dat van een ander. Ik weet zeker dat het op elk moment ergens ontstaat in de wereld en dat ik er alleen maar naar toe hoef te lopen om het te zien. Daarna zal alles anders zijn.


IN GESPREK MET HESTER PILZ

MIEKE PRINSE

In stad en land geworteld In gesprek met Hester Pilz

69


70

LAND EN KUNST

GESPREK

Haar leven lang woonde ze in de stad: Haarlem, Delft, Maastricht, ‘s-Hertogenbosch. Maar negen jaar geleden verhuisde ze naar de kleine buurtschap Straten, tussen Best en Oirschot. Inmiddels is kunstenares Hester Pilz stevig geworteld in het Brabantse platteland. De agrarische samenleving bevalt haar wel. Pilz is net terug van een vakantie naar Servië. Vol enthousiasme vertelt ze over het kunstproject dat ze daar realiseerde. In een klein dorp maakte ze een ontwerp voor een houten bank en vier betonnen zitelementen, bestaande uit cyrillische letters die het woord ‘nada’ verbeelden, dat ‘hoop’ betekent in het Servisch. Lokale werklieden voerden het ontwerp uit. «Het was een prachtig gebeuren,» vertelt Pilz. «De bewoners waren heel erg betrokken, ook omdat ik ze tijdens het werkproces benaderd heb en heb laten meebeslissen bij het plaatsen van het werk.»

gesprek

Basaal Het is kenmerkend voor het werk dat Pilz maakt en de werkwijze die ze hanteert. Een sociale component - een gemeenschap, bewoners, schoolkinderen - speelt vrijwel altijd een belangrijke rol in haar werk, of het nu haar landkunstwerken zijn, de portretten in opdracht, of de beelden die ze maakt. « ‹Hoe is het om hier te zijn, te leven, hoe voelt het contact tussen jou en mij›, dat zijn basale vragen waar ik mijn eigen reactie op probeer te geven,» vertelt Pilz. Teksten of woorden spelen daarbij vaak een belangrijke rol, bijvoorbeeld bij de Servische bank en in Hier begin ik, een werk uit 2010 dat ze ontwikkelde voor het project Veghels Buiten. Maar ook in het grootse GrieselVeld - een werk dat Pilz maakte in opdracht van Euro Land Art in 2007 - waarbij op een akker van twee hectaren aardappelruggen en aspergebedden sterk uitvergrote harksporen vormden. De concentrische cirkels en de rechte lijnen refereerden aan een Japanse zentuin. In het midden van de cirkels stonden twee metershoge wilgentakkensculpturen en een gedicht in stenen letters. «Het is mijn favoriete kunstwerk,» zegt ze, «omdat ik voor het eerst echt in contact kwam met de bewoners. Mensen vertelden me hele verhalen, terwijl ik er aan het harken was.» Buurten In Straten - waar Pilz woont met haar partner die geboren en getogen is in het nabijgelegen Best - staan zo’n tien boerderijen. En aan de overkant van de Bestseweg bij het kanaal, wonen ook nog mensen. Iedereen kent elkaar. «Toen ik hier kwam wonen,» zegt Pilz, «was dat een kennismaking met een andere cultuur. Een beetje buurten bijvoorbeeld, en eigenlijk over niks praten, dat kende ik niet. Ik was gewend meteen de diepgang te zoeken. Daar moest ik aan wennen.» «Ik ben gevoelig voor de nuances,» gaat Pilz verder, «dus ik maak het wat groter dan dat het is. Want in Nederland bestaat een enorme vermenging tussen stad en platteland, en in Brabant helemaal. Maar hier


IN GESPREK MET HESTER PILZ

MIEKE PRINSE

in Straten, een kleine buurtschap, merk je dat de oude mensen een bepaalde rust hebben, ze leven in een veilige, besloten wereld. Ze hebben een enorme verbondenheid met de natuur. Dat soort dingen kende ik niet uit de stad. Naast het feit dat ik altijd in de stad heb gewoond, ben ik ook nog eens heel vaak verhuisd. Op het platteland komen wonen in een kleine buurtschap ging voor mij dan ook veel over je wortelen en je ergens aan hechten.» «Hier in Straten doen we veel aan het kweken van gemeenschapszin, ook nieuwe bewoners - die van buiten komen en hier een boerderij hebben gekocht - zijn daar actief bij betrokken. Je ziet hier ook een ontwikkeling die misschien wel typerend is voor de stadse mensen. Veel mensen - waaronder ikzelf - willen bijvoorbeeld meer gebruik maken van biologische producten en materialen. Ook het milieu is een belangrijk thema. We zijn hier met boeren en nieuwe bewoners bezig om ideeën en plannen te ontwikkelen die zorgen dat deze thema’s en de vermenging van de landbouw en het wonen zo goed mogelijk uitgewerkt worden.» GroenDoenPaviljoen Naast haar werk als beeldend kunstenaar is Pilz docent aan de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg en geeft ze cursussen. En elf jaar geleden heeft ze samen met Ien van Gemert - kunstenares Hendrien - het GroenDoenPaviljoen ontwikkeld. Het idee van het Paviljoen is dat mensen op een speelse manier ervaren hoe je met ‘groene’ materialen natuurlijke en hergebruikte materialen - een kunstwerk kunt maken. Het is als oer-LEGO, een soort bouwpakket. «Als we oude houten trapleuningen tegenkomen,» zegt Pilz, «boren we daar gaten in zodat ze aan iets verbonden kunnen worden. Dikke boomstammen zagen we in plakjes en we maken er gaten in, zodat ook daar weer iets aan vastgemaakt kan worden. Het ziet er heel aantrekkelijk uit voor kinderen, maar het is ook een mooi project voor volwassenen. We hebben op Festival Boulevard in Den Bosch gestaan, we zijn naar Londen geweest en we hebben op Oerol samen met het publiek tien dagen gebouwd op het strand. En we komen op verschillende scholen. Het samenwerken is voor kinderen erg leerzaam, het helpt ze over een drempel heen.» Landkunst «Ik ben er heel erg voor om kunst uit het museum te trekken, uit de white cube, ik wil kunst verbinden met het alledaagse leven. Ik wil ook heel graag praten via mijn werk, communiceren, dat is mijn artistieke drijfveer. Ik vind het daarbij heel belangrijk om naar de plek en de ruimtelijke kwaliteit van de plek te kijken. En er komt eigenlijk altijd een sociaal tintje bij, al ben ik daar niet eens op uit. Maar de artistieke inhoud blijft de kern, dat is het kunstenaarsschap.» Pilz wil graag communiceren, maar het mag de artistieke kwaliteit van haar werk niet in de weg staan. «Ik heb met wilgentenen gewerkt, dat kwam als een logisch materiaal vanuit artistieke redenen naar voren. Het zijn toegankelijke ontwerpen, ontwerpen die aansluiten bij het wat

71


72

LAND EN KUNST

GESPREK

kneuterige en romantische idee van het platteland. Mensen vinden dat mooi en ik maak het nog steeds. Dat succes is leuk, maar het is ook een beetje griezelig, daar heb ik het niet voor gedaan, en ik wil daar ook niet in blijven hangen. Toch denk ik dat ik nog steeds aan de goede kant van de grens zit. Voor ik een werk maak, zit ik maanden alleen in mijn atelier.» «Maar natuurlijk kan mijn werk nog veel beter,» zegt Pilz. «Ik zou me graag verder ontwikkelen in sculpturale ontwerpen, de wilgentenensculpturen bijvoorbeeld zouden nog veel vrijer kunnen. En ik wil graag leren veel meer als een landschapsarchitect te kijken. Waar ik dit jaar veel van geleerd heb is de Kas Plek van Elmo Vermijs. Zijn ontmoetingsplek is heel goed gemaakt, met gevoel voor materiaal en detail.»

gesprek

IJsbrekers «De manier waarop we nu met kunst in Het Groene Woud bezig zijn, vind ik heel goed. Maar wat ik me wel kan voorstellen, is dat we nog meer gaan zoeken naar duurzame harmonie tussen bewoners, natuur en een meer milieuvriendelijke landbouw. Het zou ontzettend mooi zijn als kunstenaars daar een bijdrage aan kunnen leveren. Er zijn ongetwijfeld kunstenaars te vinden met talent om mensen met elkaar in gesprek te brengen, op een onverwachte manier, en het ijs te breken. Maar we moeten de rol van kunst niet te veel overschatten, er moet ook weer niet te veel lading op de kunst gelegd worden. Eigenlijk zitten we nu precies in de goede richting.»


4

W I E S J E P E E L S F O T O G R A F E E RT H E S T E R P I L Z

73


74

A D V E RT O R I A L

The Garage Rural.e A meeting place for questions concerning land and city The rural perspective is changing. As it always is. Rural questions need time for answers, for knowing, for experimenting. The rural landscape is still a quality of the nearby city life. The rural land is still the place for our holidays. The rural land still produces our food. But what if…? Garage Rural.e (le garage rural) is a new form of the cooperation Euro Land Art. The Garage Rural.e is a place of asking, knowing, learning, experiencing and experimenting. Its subject is the meaning of the ‘rural’ for food, health, philosophy, history, heritage, biodiversity, identity, city, art. The Garage Rural.e is a way to re-link city and land, to re-search food, to re-heal land and man, to re-pair biodiversity, to re-think and re-view insights. Just to re-member. The Garage Rural.e is a set of virtual as well as physical places where the local community and art & science will meet and deal with local questions. These questions are brought in by the local community, with the help of art & science. Farmers, land owners, inhabitants, students, artists, craftsmen and scientists cooperate. Their institutions —universities, companies, community councils— will support them. In the three regions of Euro Land Art: Beauce-Dunois, Mittlere Altmark and Het Groene Woud, this new meeting place for questions concerning land and city will be initiated. Are you looking for your rural insights? Do you need a reset of your urban life? Just join us. The Garage Rural.e needs you!

www.eurolandart.nl /contact person Helmer Wieringa


75

erwin van amstel

H E T G RO E N E W O U D






















96

LAND EN KUNST

erwin van amstel

Met dank aan: Van den Berk Boomkwekerijen Heco Stekcultures Boomkwekerij Bloemendaal Boomkwekerij Johan van Overbeek Boomkwekerij De Jong van Laarhoven b.v. Boomkwekerijen Kuppens Boomkwekerij v/d Hurk


H E T G RO E N E W O U D

97

Duizend visies op het landschap Het verhaal begint met de overeenkomst tussen bomen en fotografie. Nee, dit is geen aanloop tot een flauwe grap. De uitkomst is de simpele constatering dat beide bestaan bij de gratie van het licht. Een volgende vaststelling zou kunnen zijn dat de allereerste foto al een landschapsfoto was. Binnen het kader van Landkunst 2011 zijn de fotografen Erwin van Amstel en Jantien de Bruin uitgenodigd hun visie op het fenomeen Het Groene Woud te geven, op die omgeving waarin beleidsmakers een zinvolle samenhang zoeken tussen bedrijvigheid, natuurbescherming en –beleving. De Bruin en Van Amstel gingen aan het werk en presenteren hier, in fotografie en film, hun persoonlijke kijkervaring in deze unieke landstreek. De fraaie opnamen die Erwin van Amstel en Jantien de Bruin in Het Groene Woud hebben gemaakt staan in een lange traditie. Om hun werk te duiden reizen we even terug in de tijd.

erwin van amstel en jantien de bruin

HAN SCHOONHOVEN


98

LAND EN KUNST

DUIZEND VISIES OP HET LANDSCHAP

erwin van amstel en jantien de bruin

De allereerste foto ontstond in 1826, dertien jaar voor de datum waarop de fotografie officieel is uitgevonden. Dit historische beeld bestaat desondanks nog steeds en is te bezichtigen in het Harry Ransom Centre van de Universiteit van Texas. Het betreft een tinnen plaat, geprepareerd met lichtgevoelig bitumen, die de maker Joseph Nicéphore Niépce tussen acht tot twintig uur belichtte. Het resultaat is een uitzicht uit het raam van zijn werkkamer in Le Gras. Door de extreme belichtingstijd zien we overal schaduwen, vaag in de verte is een horizon waarneembaar. Dit bijzondere artefact verdween in de negentiende eeuw uit het zicht van publiek en wetenschappers tot de fotohistoricus Helmut Gernsheim het in 1952 herontdekte en de plaats gaf die het toekomt. Louis Daguerre, waarmee Niépce jaren heeft samengewerkt, verkocht in 1839 het patent van de fotografische techniek, de Daguerreotypie, aan de Franse staat. Niépce was in 1833 overleden. De Franse overheid voorzag Daguerre en de zoon van Niépce van een ruimhartig pensioen en publiceerde gedetailleerd over deze uitvinding als een ‘gift aan de wereld’. Bijna onmiddellijk begon men overal te fotograferen, een fenomeen dat in een lithografie uit 1840 spottend werd aangeduid als ‘Daguerreotypomania’. Die eerste generatie fotografen ontwikkelde min of meer uit noodzaak een voorkeur voor twee genres: het stilleven en het landschap. Met belichtingstijden tussen dertig seconden en vele minuten lag dat ook voor de hand. Het medium veroverde de wereld in dezelfde periode als waarin stoomschepen en -locomotieven andere transportmiddelen begonnen te vervangen. Het zijn moeilijk vergelijkbare grootheden, maar de fotografie lijkt zich sneller te hebben ontwikkeld dan de machinaal aangedreven vaar- en voertuigen. Binnen vijfentwintig jaar maakten reizende fotografen opnamen van alle bekende landschappelijke en architectonische hoogtepunten in Europa, het Midden Oosten, Azië en Zuid- en Noord Amerika. In de tweede helft van de negentiende eeuw groeit de populariteit van exotische landschappen door de stereofotografie tot ongekende hoogte. Twee vrijwel identieke foto’s aangebracht op een stevige kartonnen kaart en geplaatst in een stereoscopische kijker, gaven de kijker een illusie van diepte. Een voor de landschapsfotografie prettige kwaliteit. De handel in dergelijke ‘stereokaarten’ was zo groot, dat we er vanuit kunnen gaan dat zij niet zozeer als herinnering aan een bezochte plek werden verkocht, maar werden aangeschaft door de leunstoeltoerist die de reis verving door een comfortabele kijkervaring. Nederlandse landschapsfotografen leken minder geïnteresseerd in het sublieme of schilderachtige van de natuur dan hun reizende tijdgenoten. Veel in Nederland gemaakte foto’s betroffen opnamen van wat in de weg-


H E T G RO E N E W O U D

HAN SCHOONHOVEN

Martien Coppens, Landschap (z.j.) uit ‘Land van Stilte’, 1961

en waterbouw ‘kunstwerken’ heet. Het werk van fotografen als Pieter Oosterhuis en Johann Georg Hameter stond en staat symbool voor die Nederlandse interpretatie van het genre. Zij produceerden strakke composities, waarbinnen monumentale bouwwerken als bruggen, sluizen en dokken perfect uitkomen, mede door een geraffineerde ordening van de beschikbare arbeiders. Het omringende landschap is secundair, al zijn de later toegevoegde wolkenpartijen vaak spectaculair. De romantiek van de zogenaamde picturalisten is nooit leidend geweest in ons land. Deze fotografen, werkzaam vanaf het begin van de vorige eeuw, probeerden hun foto’s op schilderijen te laten lijken. Ze hadden een uitgesproken voorkeur voor stemmige natuuropnamen. Vaak is er meteorologisch iets bijzonders gaande in hun foto’s: het stormt, sneeuwt, hagelt of motregent. Met behulp van ‘edele procedés’ trachtten de picturalisten de verschijningsvorm van de schilderkunst te benaderen. Het uitgangspunt van deze minder populaire fotografische stroming is wel onthouden: je moest in hun optiek de natuur doorleven, wilde je een geloofwaardig beeld creëren.

99


100

LAND EN KUNST

DUIZEND VISIES OP HET LANDSCHAP

Volgens sommige bronnen bestaat de natuurfotografie in dit land pas sinds 1900, ontstaan na de oprichting van de eerste natuurbeschermingsorganisaties, zoals de voorlopers van Het Groene Woud, de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten (1905), de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (1901) en de Nederlandse Ornithologische Vereniging (ook uit 1901). De onderwijzer en auteur Jac. P. Thijsse (één van de oprichters van de NNV) en fotograaf Richard Tepe publiceerden even nuchtere als aanstekelijke verhalen en beelden over de schoonheid van flora en fauna. De fotografie van Tepe wordt heel toepasselijk omschreven als ‘naturalistisch’. Zoals dat gaat bij een veelgebruikt medium, blijven de verschillende verschijningsvormen van landschapsfotografie naast elkaar bestaan. De omgeving verandert, fotografische visies blijven goeddeels intact. Totdat William Jenkins in het International Museum of Photography (Rochester, V.S.) zijn expositie The New Topographics presenteerde: het was in 1975 dat acht jonge Amerikaanse fotografen en het Duitse fotografenechtpaar Berndt en Hilla Becher daar hun ontnuchterende visie toonden op het inmiddels alom geürbaniseerde landschap. In sobere, volgens de samensteller ‘stijlloze’ fotografie lieten zij het soort moderne landschap zien waarvoor een Nederlandse ambtenaar jaren later de term ‘verrommeling’ bedacht. Hun sobere, maar heel precieze aanpak had een enorme impact. Nederlandse fotografen als Hans Aarsman, Wout Berger en Hans van der Meer adopteerden deze visie als de enig juiste en ook zij hebben vele navolgers. Een belangrijk deel van de contemporaine landschapsfotografie wijst de kijker – soms met harde hand – op de schade die de mens en haar machines veroorzaakt. Wout Berger fotografeerde zijn Giflandschappen, Van der Meer maakt opnamen van malle menselijke ingrepen in stad en land. In de fotoreeksen van Van Amstel en De Bruin zien we een omgekeerd proces, scènes waarin mens en machine de natuurlijke omgeving herstellen, helpen opbouwen. Ze presenteren dit fenomeen even nuchter als esthetisch. Volgens mij fotograferen beiden uit nieuwsgierigheid. En hanteren ze een intuïtieve aanpak, die schijnbaar als vanzelf leidt tot sfeervolle beelden. Van Amstel zoekt het onbekende. En dat treft hij net zo eenvoudig aan in de Amsterdamse Kalverstraat als in de wijken van Mexico-City. Hij brengt zijn talent mee, zijn gave om het invallende licht en bijbehorende schaduw indringend in beeld te brengen. Maar zijn fotografisch register blijkt breder. Dat wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de manier waarop hij onscherpte gebruikt. Tegen de geldende regel in is de voorgrond in de foto’s van Van Amstel vaak onscherp. Een relatief eenvoudige keuze, maar met ingrijpende gevolgen voor de kijker. Die zoekt naar de scherpte van het


L A N D G O E D V E L D E R, B O X T E L

101

HAN SCHOONHOVEN

hoofdonderwerp en vindt die net iets later dan hij gewend is. Ondertussen moet hij over, langs of door iets heenkijken: een handeling die bij de gevoelige toeschouwer associaties met voyeurisme oproept en lijkt op gezichtspunt van degene die ongezien wilde dieren observeert.

Wanneer Jantien de Bruin niet voor de camera had gekozen, zou ze gedichten schrijven, vermoed ik. Een paar jaar terug kreeg ik haar boekje Dikkenkat en Kolderveen in handen, een beeldverslag van haar verblijf in Kolderveen. Foto’s van een dorp, op de grens van Drenthe en Overijssel, met ongeveer 250 inwoners. Binnen haar ingehouden foto’s, getuigend van een bijna vanzelfsprekende historische besef, wist De Bruin een sfeer op te roepen waarin de landelijke stilte manifest werd. De fotografe moet een zekere herkenning hebben gevoeld in het huis van de familie Van den Oever, boomkwekers in Het Groene Woud sinds eind achttiende eeuw. Zij legt interieur en directe omgeving vast in prachtige grijstonen, afwisselend in stilstaand en bewegend beeld. In haar film portretteerde zij de broers die de directie voeren, één van hen verschijnt sprekend in beeld. De Bruin fotografeerde ook de drie zoons, die de zevende generatie boomkwekers van deze familie vertegenwoordigen. Tijdens het interview vertelt Mart van den Oever over de geschiedenis van de boomkwekerij. Zijn relaas loopt door terwijl er opnamen verschijnen van het oude familiehuis: foto’s en schilderijen, lambriseringen, tapijten en tegels, het uitzicht op de kerk. Terwijl Van den Oever uitlegt waarom boeren fruitbomen en berken begonnen te kweken en hoe zij het surplus in de directe omgeving verkochten, toont de film de technologie, de mechanisatie van een bedrijf dat floreert door de groeikracht van de natuur. Vanwege de precisie in haar composities associeer ik het project van De Bruin met een genreschildering. De brutale wijze waarop Van Amstel fotografische instrumenten als onscherpte, kader, licht en schaduw hanteert doet me denken aan een spektakelstuk: stills uit een even dramatische als komische opera. Beiden presenteren een subtiel samenspel van natuur, mens en machine, binnen een weergaloos landschap. Hun beelden zijn van nu, naturalistisch, fel-realistisch zo u wilt, maar evenzeer, bewust of onbewust, doorleefd volgens het ideaal van de picturalisten. Deze foto’s formuleren een hartstochtelijke uitnodiging om eens goed om je heen te kijken wanneer je Het Groene Woud bezoekt, en dan nog eens.

erwin van amstel en jantien de bruin

Desgevraagd blijken deze fotografen allebei een voorkeur te hebben voor de vroege ochtend en de late middag, wanneer het zonlicht zachter is en lange schaduwen werpt. Aangezien ze binnen dit project gebonden waren aan de werktijden van de boomkwekerijen waar ze fotografeerden, is het bijzonder dat zij ook dergelijke beelden kunnen presenteren.


102

LAND EN KUNST

Tien keer mooier dan een maïsveld céline rutten

Er zijn plekken in Brabant die lijken op de Cote d’Or in Frankrijk. Daar is ieder zakdoekje grond, ook tussen huizen en in bermen, aangeplant met stokken pinot noir en chardonnay als leveranciers van de prachtige Bourgogne. Maar midden in Het Groene Woud zijn het berken, beuken of platanen die in strakke rijen tot aan verre horizonten het landschap vullen, en hier en daar ook tussen erkers en voortuintjes zijn gewrongen. Ze wachten tot ze over een paar jaar, even strak in het gelid als nu, de straten van dorpen en steden gaan verfraaien. Met hun ongelooflijke hoeveelheden bepalen ze het landschap tussen pakweg Haaren, Best, Sint-Oedenrode, Udenhout en Liempde.


TIEN KEER MOOIER DAN EEN MAÏSVELD

De grootste boomkweker is Van den Berk in Sint-Oedenrode met in totaal ongeveer 250 hectaren, gevolgd door Mart van den Oever die in Haaren en de wijde omgeving 170 hectaren beplant houdt. «Maar de hoeveelheid grond zegt niet alles,» zegt Harm Horlings, directeur van Van den Oever. «Grote bomen staan verder uit elkaar dan de bomen van circa vijf tot zes meter hoog.» Hij schat het aantal boomkwekerijen in Het Groene Woud op honderdvijftig en het aantal hectaren jonge boomaanplant op tweeduizend. «Maar misschien is het wel veel meer.» Hoeveel jonge bomen er dan op kwekerijen groeien om straks van het platteland naar steden te verhuizen? Hij rekent voor: «Het aantal bomen per hectare is afhankelijk van de cultuur en in welk stadium van groei ze zich bevinden. Onze bomen worden gemiddeld drie tot vier keer verplant. En van drie keer verplante bomen gaan er ongeveer 2500 op een hectare. Bomen die vier keer zijn verplant, staan ruimer in de rij. Daarvan passen er dus minder op eenzelfde stuk grond.» Even rekenen: Er staan dus gemiddeld iedere jaar vijf miljoen bomen te groeien in het hart van Het Groene Woud. En dan zijn de honderden hectaren niet meegerekend die vol staan met buxusplantjes, taxuszuiltjes en andere heesters. Want daarvan kunnen er vele duizenden meer op een hectare. En al die bomen groeien om niet hier, maar in de stad het landschap te gaan bepalen. Het bedrijf M. van den Oever is een van de oudste en met een van de voorvaderen is het allemaal begonnen. In 1791 vestigde een Van den Oever zich in Haaren met een boerenbedrijf. In 1842 overleed Johannes van den Oever en hij liet een boomkwekerij na, waarvan de waarde van het plantsoen dat erbij hoorde, op zevenhonderd gulden werd geschat. Nu zit de zesde generatie in het bedrijf. En hoewel op deze kwekerij nog steeds heesters, fruitbomen, coniferen en vormbomen worden geplant, heeft de firma zich gespecialiseerd in laan- en parkbomen. Dat zijn alle bomen die geschikt zijn om in straten en lanen te planten, zoals elzen, linden, esdoorns, eiken, platanen en berken. Horlings: «Zegt u saai? We hebben 450 verschillende boomsoorten. Honderdvijftig daarvan zijn min of meer bekend. De andere driehonderd kent niet iedereen. Weet u wat een Gymnociadus dioica is? Of een Zakdoekjesboom? Die onbekende soorten kweken we omdat we een groot sortiment willen hebben, maar ook uit liefhebberij. Je moet dit vak ook leuk blijven vinden.» De basis van al die kwekerijen is het mengsel van leem uit de beekdalen en zand. Horlings: «Wil je een boom kweken die later met succes ergens anders geplant wordt, dan moet je hem zelf een paar keer verplanten. Dan krijg je een goede dichte wortelvertakking vlakbij de stam. Zo’n wortelkluit mag niet groter zijn dan de breedte van een vrachtauto, dus

103


104

LAND EN KUNST

maximaal ongeveer twee en een halve meter. Wij kopen plantmateriaal dat ongeveer drie jaar oud is en gemiddeld blijft zo’n boom dan vijf à zes jaar bij ons op de kwekerij. Door de samenstelling van de grond is het verplanten makkelijk en beschadig je de wortels minder dan wanneer je op kleigrond kweekt.» «De tuinbouw is na Schiphol de belangrijkste economische drager van Nederland. Daarna volgt de Rotterdamse haven. Verspreid over het hele land zijn er vijf kernen met boomkwekerijen. Wat productiewaarde betreft is Midden-Brabant de grootste en qua oppervlakte de een na grootste. Het unieke van dit gebied is dat je hier het totale assortiment kunt vinden. Andere kernen, zoals Boskoop en Zundert, zijn gespecialiseerd in heesters, coniferen en bosplantsoen. Maar hier in MiddenBrabant kweken wij het hele sortiment boomkwekerijproducten.»

céline rutten

«Ja, ook boomaanplant is natuurlijk onderhevig aan mode en trends. Vanuit de steden is er steeds meer vraag naar bomen met kleine kronen. Dat komt omdat gebouwen en huizen weliswaar steeds dichter op elkaar komen te staan maar iedereen het er over eens is dat in de ruimte die overblijft, toch groen moet komen. Tuinen bij particuliere huizen worden ook steeds kleiner.» «Daarnaast is er de laatste jaren veel belangstelling voor vormbomen, dus dakplatanen en leilinden en bomen die meerdere stammen hebben. En aan het eind van het plantseizoen blijkt ieder jaar dat er soorten bomen zijn die als muurbloempjes zijn blijven staan en niet alleen bij ons, maar ook bij onze collega’s. Dat kan met mode te maken hebben, maar externe factoren kunnen ook een rol spelen. Zo is er ooit een verhaal geschreven over zilverlindes, dat die het leven van hommels in gevaar zouden brengen. Dat verhaal is later ontkracht, maar in die tussentijd kocht niemand meer een zilverlinde. Nu liggen kastanjebomen moeilijk omdat die die niet te bestrijden bloedingsziekte kunnen krijgen en bovendien midden in de zomer al bruin worden door de mineermot. Zulke dingen gebeuren, daar heb je geen invloed op.» «Ja», zegt hij, «de gemeenten blijven met zeventig procent onze grootste afnemers, gevolgd door groenvoorzieningsbedrijven, provincies, waterschappen en recreatieschappen. Soms werken we mee aan hele grote particuliere projecten, maar dan is de overheid toch ook dikwijls de opdrachtgever.» «En dat is nou zo jammer aan een gemeenteboom,» zegt bomendeskundige Dirk Janssens in Vught. «Een boom in de bebouwde kom wordt niet ouder dan dertig jaar. Want dan worden ze al gauw gevaarlijk: ze bedreigen rioleringssystemen en tillen trottoirtegels op. Dus worden ze gerooid. Vervolgens gebeurt het nooit dat iemand van de gemeente dan eens creatief naar zo’n aanplant kijkt en denkt: ‹ik laat er gewoon een


TIEN KEER MOOIER DAN EEN MAÏSVELD

paar staan›. Dan hou je iets van de sfeer en van de herinnering vast.» «Daar komt bij dat een oude boom in de loop der jaren een ruimte onder zijn bladerdak heeft gecreëerd die als een soort kamer dient waarin dieren huizen. Gemeenten kijken alleen maar naar het rijtje. Daarom is het initiatief van Ton Stokwilder uit Waalwijk zo bijzonder. Hij is bomenverzorger en heeft de Stichting Wereldboom opgericht, met als doel dat gemeenten plekken uitzoeken binnen hun bebouwde kom waar een boom honderden jaren mag blijven staan.» Janssens: «In het verleden is er veel gerommeld met bomen. Ik moet wel eens een bos blessen. Dat betekent dat je aangeeft welke bomen moeten verdwijnen om de anderen de ruimte te geven door te groeien. Dan kijk je naar de kruinen, naar de stammen, je kiest ook op je gevoel. En laatst in de buurt van Cuijk had je weer zo’n bos dat indertijd aangeplant was met zulk slecht materiaal dat je weet dat zo’n bos nooit oud wordt. Als je beuken hebt bijvoorbeeld die heel veel plakoksels maken, dat krijg je nooit een bos met echte volwassen bomen.» Peter Lubbers is tuin- en landschapsarchitect in Den Bosch. Vanuit zijn beroep zegt hij over al die kwekerijen: «Ze zijn tien keer beter dan al die maïsvelden en ze maken het landschap leesbaar: ze vertellen iets over de grond. Het maakt het gebied ook uniek, net als bijvoorbeeld in de Betuwe waar al dat fruit wordt gekweekt. Maar eigenlijk vind ik alleen maar de kwekerijen met laanbomen mooi. Die geven kleur aan het landschap met heel veel afwisseling in de herfst. Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen. Tegen kwekerijen met coniferen wel. Die zorgen voor verruwing.» Lubbers: «Ik vind bomen ongelooflijk belangrijk, ze vormen toch de dragende structuur van een landschap. Natuurlijk hebben ontwerpers invloed op het assortiment van al die kwekers. Kijk naar meerstammige bomen, die waren tot voor kort helemaal niet te krijgen. Ik vind een boom met een gewone stam eigenlijk suf, dus plantte ik vroeger gewoon drie acacia’s bij elkaar. Dat hoeft nu niet meer, die bomen worden nu gewoon gekweekt.» «Er zijn in Nederland ongeveer tien bureaus die grote projecten doen. Die hebben stuk voor stuk goede contacten in die wereld. Maar dan nog is het soms moeilijk precies aan die bomen te komen die je wilt hebben: van die honderden hectaren bomen zijn er heel veel in de maak, daar mag je niet aankomen, die worden niet verkocht.» De landschapsarchitect kreeg een paar jaar geleden opdracht om de Parade in Den Bosch opnieuw in te richten door onder meer de kastanjes te vervangen door lindebomen, waardoor de Sint Jan ook in de zomer beter zichtbaar zou worden. Maar kort daarna trad een nieuw gemeentebestuur aan, die de opdracht heel snel teniet deed. Peter Lubbers nu: «Ik was al lang bezig geweest om uit te zoeken welke lindes precies geschikt waren. Het moesten echt hele grote bomen zijn van een soort dat niet

105


106

LAND EN KUNST

druipt, dat zeer geschikt is om te snoeien want ik wist precies: tot die hoogte mogen ze komen en verder niet want dan komt de Sint Jan het beste uit. Uiteindelijk bleken twee soorten helemaal goed. Daar moest ik dan 126 exemplaren van hebben. Dat is een enorme hoeveelheid. En ja, precies die bomen konden door Van den Berk uit voorraad geleverd worden. Daar stond ik van te kijken.»

céline rutten

Een van de belangrijkste boomsoorten in Het Groene Woud is de populier: de boom die essentieel is voor die prachtige coulissenlandschappen in het hart van Brabant. Een van de grootste liefhebbers van deze boomsoort is Frans van Boeckel op het Landgoed Velder in Liempde. «Zeg op een gegeven moment maar ‹ho› anders zit ik hier morgen nog over populieren te praten.» Hij wijst op bomen waar ook iemand met scherpe ogen geen enkel verschil in kan ontdekken: «Dat daar is een Koster en daarvoor staat een Hees. De Koster is mijn lievelingsboom. De echte, de originele is de Marilandica, oftewel de Brabantse standaard. Die kun je herkennen: hij buigt tengevolge van de wind naar het oosten af en heeft dan aan de westkant een extra zware tak ontwikkeld om zich in evenwicht te houden. Een populier heeft wel tachtig klonen. Van Boeckel is eigenaar en beheerder van het landgoed en plant de populieren als nutshout. Populieren hebben een geweldige economische betekenis gehad: in Eindhoven stond een luciferfabriek, je had de klompenindustrie, maar dat is allemaal voorbij. Terwijl je die bomen geweldig kunt gebruiken in de daken van boerderijen, wordt het beste hout nog gebruikt voor multiplex. De rest is voor pallets en de papierindustrie Ik handel in hout, maar hoewel je blij mag zijn als je quitte speelt, ben ik de populier trouw gebleven.» Hij vertelt van de Brabantse Populieren Vereniging en de Populieren Werkgroep Liempde. Die laatste geeft gratis jonge bomen weg zodat mensen daarmee gebruik maken van hun voorpootrecht en op die manier het populierenlandschap in stand houden. Het landgoed is 180 hectaren groot, 147 daarvan is bos en daar weer 20 hectaren van, op de prachtige plekken met de natte weitjes, is aangeplant met populieren. Maar toch. Het aller- allermooiste boomkwekerijtje bestaat niet meer. Het was een aandoenlijk stukje grond van een paar vierkante meter, waar eikels werden gezaaid, kastanjes in de grond gestopt en stekjes gekoesterd. Het lag in Gemonde bij het huis van mijn schoonouders. Toen mijn schoonvader op zijn 65ste universiteit en rechtbank vaarwel zegde, ging hij op een dikke hectare weiland achter zijn huis bomen planten. Want hij had zijn hele leven al van bossen gehouden en nu had hij eindelijk tijd om dat aan te leggen. Ik weet nog dat we op de hellingen van de Mont


107

TIEN KEER MOOIER DAN EEN MAĂ?SVELD

Ventoux in Frankrijk zaailingen van ceders in een kistje stopten waarna hij ze zorgvuldig naar Nederland reed. Hij stierf toen hij 92 was en hij heeft jarenlang kunnen genieten van een heus en echt en volwassen bos achter zijn huis met echte bospaden en meer geheimzinnigs. Die ceders heeft hij meer dan zeven meter hoog zien worden. 8000 6000 4000

2000 8000

oppervlakte (ha) boomkwekerijgewassen incl. vaste planten per provincie in 2009, bron CBS [redactionele toevoeging]

ab br no

zu

or

id

d-

-h

ut

ol

re

la

an

t

nd

t ch

nd la

gr

fle

dr

4000

vo

on

in

en

ge

th

n

e

0 6000

2000

br dor no

zu

id

-h

ol

ab

la

an

t

nd

t ch re ut

vo

la

nd

e th en dr

fle

gr

on

in

ge

n

0

groningen friesland drenthe overijssel flevoland gelderland utrecht noord-holland zuid-holland zeeland groningen noord-brabant friesland limburg drenthe overijssel flevoland gelderland utrecht noord-holland zuid-holland


108

LAND EN KUNST

zonder seizoen rechtvaardig ik de aarde als geboren uit de weigering. Word wieg weg naar Rome, vrouw die treurt h.c. pernath

beuken, berken, eiken elzen, velden, kwelders de kerktoren van Oisterwijk in de verte de hoogzwangere natuur in de verzengende hitte de Voorste en de Achterste Stroom rond kasteel Nemerlaer

Wat ik zie kan ik niet zijn een dichter op zoek naar de bronnen van Het Groene Woud

komen hier opnieuw bij elkaar in een traagstromende laagland-beek genaamd de Nemer waar vissen in getrapte liftjes het stuw omzeilen waar ijsvogels naar hartelust als geluidloze stucca’s over het water heen scheren op het herstelde landgoed van Baron Donatus van den Bogaerde van Terbrugge (1880) eis in het Germaans betekende diep blauw Nemer – waterstroom met nem als stam net als in het Thais betekent nem (of nam): water. De waterbodem is er grondig gesaneerd. Van 1850 tot 1960 loosden leerlooierijen ongezuiverd hun water op de Voorste Stroom de bodem raakte verontreinigd met van chroom doordrongen slib

serge van duijnhoven

en nu, zowaar, stroomt daar helder water door de stroom fladderen en scheren bos- en weideberkjuffers over het wateroppervlak langs ranonkels, elzen, lissen glijden glinsterende vissen onder het baldakijn van wilgenloof en moerasbomen naar de plek waar Voorste- en Achterste Stromen samenkomen bevolken hoplianen, dotterbloemen zwarte bessen, watermuntplanten berm en boesem, beekkant en oever, ritselen salamanders door prachtige witte bloementoortsen midden in het water, steunend op fijn vertakte bladerkransen van de waterviolier


109 boven het haardvuur in het donkere kasteel stijgt een scharlaken roofvogel met brede vleugels uit de schouw omhoog de wereld hangt in de lucht de hemel op aarde wat ik zie kan ik niet zijn en vroeger evenmin in het huis van het geheugen hangen geen spiegels in de stromen van het paradijs ligt er geen vergiftigd slib op de chromatisch zwartgekleurde bodem vandaag is een bijzondere dag ik wil dat iedereen er is de magische kasteelvrouwe zal de klok met een dag terugzetten voor de rest zal de tijd apoplectisch stilstaan we zullen leven in een alomtegenwoordige dementie die ons bewustzijn vertroebelt en ontrafelt; klanken die nooit meer woorden worden, seconden die nooit meer dagen alles al getracht en op de tast zullen we nog blijven zoeken tot in de neteligste gewassen de dorste oevers en de verste kragen zullen we nog blijven zoeken zelfs als uit de avondmist dat ene verlossende woord zal klinken zullen we nog blijven zoeken ook al kunnen we niet anders dan het beramen van dwaalsporen het herhalen van de paradigma’s het beamen van de kennis die sinds eeuwen al bestaat toch zullen we blijven zoeken nog zullen blijven we zoeken

Wat ik zie kan ik niet zijn uitgeverij pels & kemper ’s-hertogenbosch 2011 Deze uitgave is een selectie van gedichten en verhalen die Serge van Duijnhoven in opdracht van het bkkc schreef voor de Zomermanifestatie Landkunst 2010. In de bundel zijn enkele foto's van L.J.A.D. Creyghton opgenomen.



L . J . A . D. Cre yghton, B o x t e l , K a m p i n a , B o s # 1 / n 5 1 ยบ 3 5 . 1 2 8 , o 0 5 ยบ 1 5 . 0 7 3 / 2 8 . 0 3.2011 / 08.03u


112

LAND EN KUNST

gerbrand bakker

Oost en West Sommige mensen zijn er niet erg happig op dat fietsers in Het Groene Woud aankomen waar ze aan willen komen. Toen ik op dinsdag 21 juni 2011 van Den Bosch naar Aarle fietste, was op elk bord van het fietsroutenetwerk precies de plek die het bord toonde weggekrast. Wit gemaakt, zodat je nooit precies wist of je was waar je wilde of moest zijn. Alleen als je goed vooruit keek, de nummers van een aantal verderop gelegen knooppunten opschreef, kon je je route bepalen. Er was een manier om de vandalen te slim af te zijn. In de buurt van Boxtel raakte ik evengoed reddeloos van het fietsroutenetwerk af. Iemand van de kantoorboekhandel hielp me weer op de juiste weg.


OOST EN WEST

De volgende dag kocht ik bij de VVV in Best een fietsroutenetwerkkaart. Dat is handig, want dan heb je die borden niet meer nodig. Vlak na kasteel Nemerlaer – waar ik koffie dronk en Brabantse broeder at en keek naar de voortuin die net met een weidesleep leek te zijn gemaaid – verdwenen de borden die de richting naar knooppunt 44 aangeven volledig van de aardbodem. Eerst fietste ik een kilometer of vier verkeerd, daarna ging ik terug, omdat ik het niet kan hebben als ik verkeerd fiets, en toen heb ik een kwartier in de buurt van het laatste bord met 44 en een pijl erop rondgefietst. Ik besloot lukraak Haaren in te fietsen, en daar vond ik na verloop van tijd de route terug. Mogelijk was mijn preoccupatie met de fietsknooppunten er de oorzaak van dat ik de westkant van Het Groene Woud nogal lusteloos vond. Buiten het feit dat het land is waar de hortensia’s blauw blijven (veel ijzer in de grond; elders zijn blauwgekochte hortensia’s na twee seizoenen ordinaire roze), en heel veel kleine paardjes rondlopen (geen Shetlandertjes, maar een soort mini-paardjes, waarvan je de veulens bijna met een hand op kunt tillen), is het vooral land waaraan je kunt zien dat het leven, het werk, de maatschappij misschien zelfs wel, zich elders is gaan afspelen. En wat je ook doet, het wordt nooit meer als vroeger. De tijd waarin zelfs in de kleinste kern bedrijvigheid was, leven, een bakker, knechten en meiden, vertier. Het is niet genoeg overal grote borden neer te zetten met hoe het vroeger was, wat het waterschap doet aan riviersanering of op welke plek Romeinse munten gevonden zijn. Die borden, die informatie, maakt het juist erger: mensen fietsen erlangs, lezen het of niet, kijken even om zich heen, en fietsen verder, om nooit meer terug te komen. Het heeft iets eenzaams, het maakt van het landschap een openluchtmuseum, een enorm openluchtmuseum, met als gevolg dat het land zelf, de streek, nóg eenzamer en onleefbaarder wordt. Nog meer afgesneden van de manier waarop wij tegenwoordig ons leven leiden. Ik weet niet of Landkunst de oplossing is. De bronzen raaf die ik zag, die zijn ‘droomtijd’ had op een sokkel bij de ingang van Kasteel Nemerlaer en enorme beelden van wilgentenen, ook die stonden eenzaam en, zo leek het, vergeten in het landschap. Blijer werd ik van overal de vlag uit met een tas, de eindexamenuitslagen waren kort ervoor bekend gemaakt. Als ik een fietsende buitenlander zou zijn geweest, had ik daar helemaal niets van begrepen. Dat was West. Op 23 juni fietste ik via de oostkant langzaam terug naar Den Bosch, naar boven. Door de Meierij. Nog steeds blauwe hortensia’s, nog steeds veel vinken, maar de paarden waren groter, ik zag zelfs een Fries paard. Ik vond het prachtig. Boomkwekerij Van den Berk in Boskant. Een vliegtuighangar te midden van vele hectares perfect geschoren bomen. Lange, rechte populierendreven, de Dommel, die ik keer op keer overstak. De verlaten spoorlijn Boxtel – Veghel. Asperges die al stonden door te schieten, kracht opdeden voor het volgende

113


114

LAND EN KUNST

gerbrand bakker

aspergeseizoen. Het was er levendig en bedrijvig. Een golfbaan, met veel mensen, kievieten en waterhoentjes. Langs allerlei wateren zaten mannen en jongens te vissen. In Sint-Michielsgestel smaakte de koffie prima, en de appeltaart ook. Er liepen veel leuke honden voorbij, vanaf het dak blafte een Jack Russel me toe. Het begon te regenen, maar het deerde me niet, ik stapte af bij een hardfruitkwekerij in Den Dungen, kocht er een kilo kersen voor zes euro, sprak met de kweker over de varkens, over bedrijfsovername. Het zeildoek boven zijn kraam hield ons droog. Ik zag geen varkens, wel veel roodbont vee. Nieuwsgierig vee. En steeds maar het schelle, dwingende roepen van de vinken. Het Groene Woud is vinkenland. Het fietsen op de fietsknooppunten verliep zonder enig probleem, en toen het toch even fout ging, fietste ik fluitend een paar kilometer terug. Een dag eerder waren heel wat muggen in mijn ogen gevlogen, deze dag niet één. Ik kwam Den Bosch binnen en zag voor het eerst werkelijk de Sint Jan. Die stond er schitterend bij. Wat een wereld van verschil. Eén landstreek, maar heel duidelijk verdeeld in West en Oost. In bos en coulisselandschap. Een bedrukte dag en een blije dag. Dat land zoiets met je kan doen, vind ik mooi. De omgeving werkt op je in, op een tamelijk onbewust niveau. Eerst denk je nog dat het door het weer komt, of door hoe je opgestaan bent die dag, een preoccupatie met het fietsroutenetwerk, maar langzaam merk je dat de omgeving op je inwerkt. Die inwerking geldt voor mij; een ander mens zal zich misschien in de Meierij bedrukt voelen en mogelijk gaat juist in de Oisterwijkse bossen en vennen zijn hart open. Voor ieder mens is er een uniek landschap. Er bestaat niet zoiets als ‹het landschap›. Bovendien zie ik, nu ik dit schrijf, de negen dreven op Landgoed Velder voor me, haarscherp, en de bank die er staat. Ik zat op die bank, het werd al een beetje schemerig. Ik rookte, alles was stil. De kunstenaars die er vorig jaar na een opknapbeurt van het negenpunt een nieuwe bank wilden plaatsen, werden door een man die er elke dag zat terechtgewezen: er mankeerde niets aan de oude. Dat klopt. En ik zie de plek; hij zit in me. Ik was dus niet zo bedrukt dat ik er als een kip zonder kop rondfietste...


IN GESPREK ME T H E L M E R W I E R I N G A , J O L A N D A R A A I J M A K E R S E N F R A N S V A N B E E R E N D O N K

Een gezamenlijk doel

MIEKE PRINSE

In gesprek met Helmer Wieringa, Jolanda Raaijmakers en Frans van Beerendonk

115


116

LAND EN KUNST

EEN GEZAMENLIJK DOEL

Idealistische bruggenbouwers zou je ze kunnen noemen. Planoloog Helmer Wieringa en agrariërs Jolanda Raaijmakers en Frans van Beerendonk hebben hun doel duidelijk voor ogen. Als vertegenwoordigers van Streekraad Het Groene Woud en de Meierij en het Frans-Duits-Nederlands samenwerkingsverband Euro Land Art willen ze land, kunst, stad en bewoners en bezoekers van Het Groene Woud samenbrengen. Een flinke klus, die niet zonder slag of stoot geleverd wordt. Sinds een aantal jaar is de Streekraad Het Groene Woud en De Meierij als organisatie actief in het gebied. Het belangrijkste doel? Het uitvoeren van gemeentelijk en provinciaal beleid. «We zijn dus uitdrukkelijk geen club die beleid maakt,’ stelt Helmer Wieringa. ‘Wij hebben de opdracht het Nationaal Landschap Het Groene Woud in een samenspel van economie, mooi landschap en een sociale samenhang —de bekende People, Planet, Profit-gedachte— te verstevigen. Wij doen wat goed is,» zegt hij met een lach op zijn gezicht.

gesprek

Werelden In 2006 zocht de Stichting Streekfestival namens het Innovatieplatform Het Groene Woud —een van de voorlopers van de Streekraad— contact met Euro Land Art in Frankrijk en Duitsland en in 2007 waren het samenwerkingsverband en de eerste landkunstwerken in het gebied een feit. Daarna ontstond de samenwerking met het bkkc. «Verschillende ideeën kwamen prachtig samen,» vertelt Jolanda Raaijmakers. «Als organisatie van de Stichting Streekfestival wilden we proberen een breder publiek te trekken. We wilden niet alleen de bewoners binnen een straal van tien of vijftien kilometer rondom Boxtel bereiken, maar ook mensen uit de stad. En hoewel heel kunstminnend Brabant van de gedachte griezelde, zagen wij kunst als middel om mensen het gebied in te trekken.» «Dat sommigen griezelden van dit idee en wij het als een mooie kans zagen,» gaat Raaijmakers verder, «maakte duidelijk dat verschillende werelden op een verschillende manier ergens tegenaan kunnen kijken, en op verschillende manieren ergens over praten. Als je hetzelfde doel hebt, maakt het een transfer mogelijk. Wij als Streekfestival hadden plannen, het bkkc was bezig met een project in Het Groene Woud en ook Margriet Kemper speelde een belangrijke rol. Het brengt mensen bij elkaar, en dat is wat we willen.» Rollen Wieringa, Raaijmakers en Van Beerendonk hebben verschillende achtergronden. Jolanda Raaijmakers is de vrouw van de eigenaar van een loon- en grondverzetbedrijf met akkerbouw in Best, heeft verschillende (bestuurlijke) functies in het gebied en is met name betrokken bij het project Euro Land Art. Frans van Beerendonk —dagelijks bestuurslid van de Streekraad— is aardbeienteler in Best en treedt voor verschillende organisaties in het gebied, waaronder de Stichting Streekfestival, als bestuurder op.


IN GESPREK ME T H E L M E R W I E R I N G A , J O L A N D A R A A I J M A K E R S E N F R A N S V A N B E E R E N D O N K

MIEKE PRINSE

Helmer Wieringa is misschien wel het buitenbeentje in dit gezelschap. Hij is planoloog, wetenschapper, en geen Brabander. Nadenken over concepten, mechanismes, formules en zoeken naar samenhang vormen zijn specialiteiten. Toen hij gevraagd werd om als streekmanager mee te denken over innovatie in het gebied, vond hij dat een mooie kans. «Als planoloog —met een Wageningse achtergrond— maak ik bestemmingsplannen voor het buitengebied,» vertelt hij. «Als je voor een vak als dit kiest, heb je een zekere passie om bruggen te slaan. In tegenstelling tot architecten die een gebouw kunnen neerzetten waarvan je denkt ‘kan ik daar in wonen?’ zoeken planologen toch sneller de verbinding op. Natuurlijk zeg ik dit om even te chargeren.» Eigenwijs «Als streekmanager stuur en beoordeel ik projecten,» gaat Wieringa verder. «Kracht, kwaliteit en eigenwijsheid zijn daarbij kernbegrippen. Ik zeg dus niet: ‹het is leuk die groene strook›. Maar: ‹kun je met die groene strook geld verdienen en worden de mensen er blij van?›. En dat zijn twee lastige vragen. ‹Als je die twee vragen niet kunt beantwoorden, gaat het project niet door,› bluf ik dan. Mijn rol —eerst bij het Innovatieplatform en nu bij de Streekraad— is vooral om dit soort vragen te stellen en dit soort verbindingen te leggen. Of het een voordeel is dat ik van buiten kom? Ik ken het gebied goed genoeg om het van binnen te voelen. Aan de andere kant vind ik het wel prettig dat ik hier niet woon. Ik maak geen onderdeel uit van het ‘ons’ waar Jolanda en Frans wel toe behoren. En hoewel ik me veel inzet voor Euro Land Art, kan ik op tijd afstand bewaren. Tijdens de openingen op zondagmiddag hoef ik niet met een auto rond te sjezen om vijftig kinderen op te halen, waar Jolanda nooit nee tegen kan zeggen,» lacht hij. Leergangen Wieringa organiseert leergangen, waarin hij groepen begeleidt met bedrijfsprocessen. Hij helpt ondernemers om van hun idee een project te maken dat kan landen in de doelstellingen van Het Groene Woud. Hij laat de ondernemers —een groep aardbeientelers bijvoorbeeld— onderzoeksvragen formuleren om hun bedrijfsvoering te verbeteren. In vijf avonden werken mensen aan hun idee. Wieringa: «Het concept Het Groene Woud in het verbinden van People, Planet en Profit en het idee dat ik alleen werk aan beleidsuitvoering, spelen een belangrijke rol tijdens de leergang. Ik leg mensen uit hoe ze daarmee om moeten gaan. Er bestaat namelijk veel frustratie van duwen tegen dingen, waar je niet tegenaan moet duwen omdat het geen zin heeft. Een ambtenaar zit in een moeilijk parket en zal zich achter de regels verschuilen en een bestuurder moet altijd zeggen dat het een goed plan is, omdat het zijn burger is. Ik kan dan uitleggen dat de ondernemer moet begrijpen wat het beleid wil, zodat hij een goed plan kan maken.»

117


118

LAND EN KUNST

ONTMOETING

gesprek

Aalbessen «En dat is nodig,» gaat Wieringa verder, «want veel ondernemers komen uit een kokertje. Er zijn hier veel boeren die ‘iets erbij’ willen doen. Over landbouw hoef je ze niets te vertellen, maar ze denken dat ze van zaken daarbuiten ook alles weten. En zo werkt het natuurlijk niet. Dat geldt overigens niet alleen voor boeren, maar ook voor mensen uit de stad die een boerderij in een dorp kopen. Zo zie ik veel mensen, van wie de ouders of grootouders nog boer waren, die met een nieuwe kijk terug op het platteland komen. Sommigen willen aalbessen kweken, het liefst vandaag nog. De kracht van die ontwikkeling – de stadse terugkeerders – is immens groot, maar hij wordt niet gebruikt. Dat is iets waar ik bestuurlijk nog wel meer ruimte voor zou willen bepleiten. Daar moet beter naar geluisterd worden.» «Dat is ook een praktisch probleem,» vult Raaijmakers aan. «Er is een krimp in het aantal agrarische ondernemingen, maar de bedrijfsgebouwen, de boerderijen komen vrij. Daar moet wel iets mee gebeuren. In Sint-Oedenrode zie je dat de regelgeving rondom de bestemming van een agrarisch bedrijf versoepeld is, zodat je ook als burger een dergelijk pand kunt gaan gebruiken. Dat heeft haken en ogen en brengt soms onrust in het gebied, maar tegelijkertijd weet iedereen dat er mensen moeten wonen om een gebied leefbaar te houden.» «Deze stadse terugkeerders,» gaat Wieringa verder, «moet je soms een beetje door de romantiek heen sluizen, tegelijkertijd moet je ze ook laten weten dat de leefregels op het platteland iets anders zijn dan in de stad. Het levert een heel interessante mix op.» Barrière Ook Raaijmakers heeft een interessante rol in het gebied. Ze zet zich veel in voor Euro Land Art en verzorgt lokale contacten voor Landkunst. Ze heeft geen agrarische achtergrond, maar is wel getrouwd met de eigenaar van een loon- en grondverzetbedrijf met akkerbouw. «Toen ik het in het begin over kunst in het gebied had,» zegt Raaijmakers, «kreeg ik regelmatig donkere blikken toegeworpen van de andere kant van de tafel. Ook nu nog moet ik in ieder gesprek met een agrarisch ondernemer, als ik iets wil, een kunstwerk op hun land bijvoorbeeld, over een soort barrière heen. Wat helpt is dat we een aantal succesverhalen hebben. Bijvoorbeeld het werk van Hester Pilz van een paar jaar geleden. Als een traditionele boer meewerkt, dan kunnen de anderen eigenlijk niet achterblijven.» «Wat ook helpt,» gaat ze verder, «is dat veel mensen in het gebied mij van gezicht kennen. Tegelijkertijd kan dat ook tegen je werken, omdat je met een boodschap komt die ze niet van je verwachten. Daar moet je een beetje doorheen. Tegenwoordig zorg ik dat ik het eerste contact leg en met enthousiasme in grote lijnen uitleg wat een kunstenaar ongeveer wil. En vervolgens breng ik de boer en de kunstenaar bij elkaar en kan de kunstenaar de essentie van zijn of haar werk uitleggen.»


IN GESPREK ME T H E L M E R W I E R I N G A , J O L A N D A R A A I J M A K E R S E N F R A N S V A N B E E R E N D O N K

MIEKE PRINSE

Biodiesel «Je ziet het heel mooi bij het werk van Thomas Stricker,» zegt Raaijmakers, die hielp met het zoeken naar locaties voor het werk dat Stricker in de zomer van 2011 op verschillende plekken in Het Groene Woud maakte. «Hij laat statistische gegevens in het landschap, in het gewas zien. Ik ging voor hem de boer op om locaties te zoeken. Ik liep direct tegen verschillende praktische problemen op. De tarwe was nog niet rijp of bleef niet liggen. Met mijn netwerk, een agrarisch netwerk, sprak ik over alternatieven. Dat zorgde al voor beweging, want ik moest natuurlijk uitleggen wat Stricker precies wilde. En dat bracht de discussie op gang, want het probleem dat Stricker aansnijdt speelt onder agrariërs. Die zijn ook bezig met de vraag of je maïs kunt inzetten als bio-energie, terwijl ergens anders mensen honger lijden. Een probleem, dat soms een ver van mijn bed show lijkt, speelt dan ineens op je eigen akker. Het op gang brengen van die discussie, tussen verschillende werelden, is een breekijzer.» Relaties En dat is Landkunst. Maar het kan en moet nog veel beter. De activiteiten die in Het Groene Woud plaatsvinden, worden nog te weinig belicht. De kunst komt nog niet genoeg bij de mensen zelf, de bewoners terecht. «De communicatie moet beter,» zegt Wieringa. «Het bedrijfsleven moet zich betrokken gaan volgen. We moeten campings erbij betrekken, de horeca. En er moet een gevoel van trots ontstaan in de kunstwereld. Ik vind dat er dat nog niet is. Er heerst nog veel te veel een white cube-gedachte en dat creëert geen ons-gevoel.» Maar het gaat niet alleen om de communicatie. Het samenwerken met de omgeving, met andere sectoren, is een ontwikkeling die zowel ondernemers als kunstenaars —die ook ondernemers zijn— soms moeten leren. «Niet ieder bedrijf legt een relatie met de omgeving, en niet iedere kunstenaar doet dat,» zegt Raaijmakers. «Het werken met de omgeving zou een onderdeel van het kunst- en cultuuronderwijs moeten worden. Daarnaast speelt inderdaad de vraag hoe we zorgen dat het Landkunstactiviteiten bij de lokale mensen, de bewoners en bezoekers van Het Groene Woud, terechtkomen. In Frankrijk gebeurt dat al goed, hier is het nog een grote zorg. Het is zonde als er veel tijd en energie in een landkunstwerk wordt gestoken en maar weinig mensen er weet van hebben. Er liggen nog heel veel kansen en uitdagingen.» 2018Brabant Toch zijn Wieringa, Raaijmakers en Van Beerendonk, die aan het eind van het gesprek aanschuift, optimistisch. «De slagroom op de taart is toch wel het feit dat BrabantStad het idee van de verbinding tussen stad en platteland geadopteerd heeft,» zegt Raaijmakers met enige trots. «Je ziet dat niet alleen de schil rondom het Nationaal Landschap, maar ook de steden er nu meer op gericht zijn. Dat is een wezenlijke verandering, die een echte wisselwerking kan opleveren tussen stad en omgeving. We zijn op de goede weg, het begint echt vorm te krijgen. Eindelijk.»

119


120

LAND EN KUNST

ONTMOETING

gesprek

Van Beerendonk onderschrijft dit idee van harte: «Er zijn allerlei ideeën die we in het kader van 2018Brabant Culturele Hoofdstad graag verder zouden uitwerken. De samenwerking als Euro Land Art met Frankrijk en Duitsland is daarbij een heel interessant gegeven. Het idee om het platteland meer in beeld te brengen, speelt ook in Frankrijk en Duitsland heel sterk, om verschillende redenen. Die verbindingen willen we graag verder uitwerken, misschien ook wel naar andere landen. En kunst kan daarbij een hele mooie rol spelen. Maar bijvoorbeeld economie en het bedrijfsleven zijn ook heel belangrijk.» «Kunst is een onderdeel van het leven, van ieder mens,» zegt Wieringa ter afsluiting. «Landkunst helpt de mensen van het gebruikelijke pad af te komen en het platteland te beleven, zoals de Fransen het mooi zeiden. Sommige zaken kunnen alleen door kunstenaars zichtbaar gemaakt worden.»


OVER ELMO VERMIJS

Kas Plek

ERIK LUERMANS

(12,5 m Ă— 5,4 m Ă— 3,5 m)

elmo vermijs

Het is een van de mooiere locaties die in dit deel van Het Groene Woud te vinden zijn, de Dommelhoeve aan het Cathalijnepad aan de zuidkant van Sint-Oedenrode. De hoeve zelf functioneert als een eigentijds bedrijf. De familie Wiersma runt dit agrarische bedrijf maar verhuurt tevens grond aan omwonenden voor hun moestuin, maakt dagopvang voor ouderen mogelijk en verleent ruimte aan kinderopvang. Er is tevens een yogacentrum. De boerderij ligt in een kromming van de Dommel en op het weiland in deze bocht is Kas Plek verrezen.

121


LAND EN KUNST

KAS PLEK

Kas Plek (12.5m × 5.4m × 3.5m) is de bijdrage van Elmo Vermijs aan Landkunst 2011. Vanuit een licht verhoogd houten podium is op ingenieuze wijze doek gespannen zodat een halfronde binnenruimte ontstaat waar zich enkele door hemzelf ontworpen tafels en banken bevinden voor gebruik. Het ontwerp is een gevolg van associaties met de koepelvormige kassen zoals deze op meerdere plekken in de omgeving aan te treffen zijn bij moestuinen en tomaten- en aarbeientelers. De zorg waarmee formaat, kleur en bespanning is afgewerkt verraadt de professionele en ambachtelijke hand van ontwerper Vermijs. Vermijs —afgestudeerd in architectonische vormgeving aan de Rietveld Academie Amsterdam— is een ontwerper die bewust het publiek opzoekt. Kas Plek is —zoals de opdracht aan hem ook aangaf— bedoeld als podium voor bezoekers en omwonenden en het mooie is dat het ook als zodanig functioneert. Verjaardagen, barbecue avonden, fietsrustpunten: er is een afwisselende programmering omheen gebouwd die met hulp van omwonenden wordt ontwikkeld en in stand gehouden. Op deze ongemeen fraaie landschappelijke locatie heeft Vermijs een ontwerp uitgekristalliseerd dat in essentie ook in zijn recente andere werken is terug te vinden. Zo maakte hij in Moerenburg, Tilburg, in een voormalige bezinkbak van de waterzuivering een bezinkbakkeuken (2009), een kook- en eetplaats in open ruimte, waar workshops werden gepresenteerd en uiteraard kon worden gekookt. De zitbanken zijn de bestaande betonnen balken van de bak zelf. In de Sloterplas, Amsterdam, dreef een multifunctioneel vlot (2010) dat als podium voor festivals, diners fungeert. Het vlot is tevens te huur. Een ander overtuigend projectvoorstel is het Schommelpaviljoen (2009) waar 50 schommels, variërend in formaat, voor één of meerdere personen en elk in een vierkanten blokvorm ingepast een even dynamisch, sociaal als sculpturaal beeld opleveren.

elmo vermijs

122


OVER ELMO VERMIJS

ERIK LUERMANS

Wat deze werken verbindt en wat tevens kenmekend is voor Kas Plek is het materiaal dat Vermijs inzet: in alle gevallen maakt hij principieel gebruik van rest- of afval materiaal. Kas Plek bestaat voor 90% uit gerecycled materiaal, dat hij zelf een nieuw leven geeft. Bij elk ontwerp zoekt hij op de plek zelf naar verwantschappen en betekenissen die hij vervolgens vertaalt naar formele vorm- en materiaal keuzes. De esthetische beleving van zijn ontwerpen is keer op keer verschillend en kan ook, afhankelijk van de keuzes, ondergeschikt zijn aan de functionaliteit van het ontwerp. Van groot belang in zijn aanpak is het principe van duurzaamheid en zijn gerichtheid op de sociaalmaatschappelijke context. Met deze opvatting staat Vermijs niet alleen. In kringen van architectuur en design is het principe van duurzaamheid, ecologisch gebruik van materialen en Cradle-to-Cradle al langer een fenomeen. Het feit dat Vermijs in no time zowel de familie Wiersma, de kantoorgigant Ahrend alsook kunststichting Sint-Oedenrode voor zijn plannen wist te winnen is veelzeggend. De ontwerpen zijn functioneel en dat stelt heldere eisen aan formaat, constructie en schaal. Het collectief gebruik van zijn podia stimuleert een bewustwording van ruimte in fysieke en lichamelijke zin maar ook in mentaal opzicht. Of dit ontwerp dan ‹kunst› is of niet, is ondergeschikt en ook niet van belang. Voorop staat dat zijn projecten een grote mate van originaliteit bevatten, ontwikkeld zijn vanuit heldere principes en met een duidelijk doel en boodschap. Met Kas Plek heeft Vermijs een goed functionerende en overtuigende bijdrage geleverd aan de editie Landkunst 2011. De overweging om dit ontwerp opnieuw een plek te geven in Landkunst 2012 lijkt voor de hand te liggen.

elmo vermijs

Elmo Vermijs: Kas Plek, l 12,5 × b 5,4 × h 3,5 meter, Afval/tweedehands/ restmaterialen: balken, interieurplaat, steigerpoten, stalen gaspijp, stalen koker, kvadrat doek, reclamedoek, steigerdoek, polyester band en klitteband

123


124

L A N D A N D A RT

summary

For the fifth time the bkkc (brabants kenniscentrum kunst en cultuur, or ‘knowledge centre for arts and culture’ (a provincial support-organisation) is working together with Euro Land Art, the regional council of Het Groene Woud (the Green Forest) and De Meierij (the Bailiwick). Curators Margriet Kemper (ELA Artistic Director) and Erik Luermans (bkkc) chose ‘The Meeting’ as the principal theme for 2011: a meeting between town and country, between artwork and location, and between the artworks, residents and users of Het Groene Woud, similar to how these points of departure were also articulated last year in the Landkunstmanifest (from Euro Land Art). Guided by this principle, the organisers made their artist selections. Designers, installation artists, a video artist, writers and photographers they all received a commission grounded in this context. The desire to produce this magazine grew out of a longing to submit the ‘meeting in Het Groene Woud’ theme to authors that have already demonstrated their expertise and love for the landscape on a national stage. In the work of artist Thomas Stricker (CH), there are many apparent points of departure. He focuses on the meaning of the landscape in our Western world and on the cycle of growth and decay that characterizes nature’s passing. The essential idea of Stricker’s proposal titled Agrarstatistiche Felder - agrarian statistics in the landscape - is about representing the interdependence of food, energy, and ecology. For this, Stricker used analytical data (presented scientifically in statistics, diagrams or other data) to create a kind of visual language that formed the basis for his ideas. In mid-July, Stricker realised his first artwork in a spelt grainfield in

Liempde. Stricker’s work depicted the percentile distribution of the world grain production in 2011 for food, feed and bioethanol, the development of world grain cultivation for biofuel, and the world grain prices from 2006 through 2011. The statement is clear; the work as well, which was made visible with flattened harvest field lines that formed a large square with randomly-placed lines and levelled areas in the interior. It contrasts strongly with other natural and artificial lines and boundaries in the surrounding farmlands. The resultant artwork will claim its own meaning later from the ‘catalog’ of other realised works. In September, a second and third artwork will follow in De Vleut by the town of Best. The occasion for Mieke Prinse’s talk with Henk Wiersma, who lives alongside the Dommel creek in Sint-Oedenrode, was the fact that Wiersma, for the fifth consecutive time, would be hosting an artwork commissioned by Landkunst; most recently for 2011. Wiersma is a contemporary agricultural entrepeneur par excellence: his farm offers accomodation for a senior day centre, after school care and a yoga centre. He is struck by the fact that the art weeks are generally well received, although there are sometimes misunderstandings and criticism. However, the work from this year, a platform by Elmo Vermijs, actually offers something to the people from the neighbourhood, to passing cyclists and to people out taking a stroll which is the reason why Wiersma does it. Landkunst has meaning for him in this sense, and he is always curious about the following edition of it. Artist and writer Sjaak Langenberg was in residence in Norway while writ-

ing his contribution, from a landscape that is more or less comparable with Het Groene Woud. Just like Gerbrand Bakker, Langenberg observes that the touristic and economical motivations exploit the meaning of the landscape from Het Groene Woud, and can have an unnecessary or in any case, a damaging effect. The unique becomes needlessly simplified. He pleads for artists to have a clear position in the process of change that the landscape is now undergoing or has to undergo. An artist can lay a finger on the pulse and provide a surprising analysis. Artist Bram Braam was commissioned to design and create a meeting place for a specific location that would be informed by the realities of the area. Many of his works use the tension between culture and nature as a point of departure. Braam chose a location by the historic Landgoed Velder (Velder Estate). The artwork Occupied Spaces was constructed out of three parts in a spot encircled by dense bushes. These works are of different sizes, built up out of orthogonal structures and are made with thin slats that create a delicate framework. The structural formation seeks contrast with the natural surroundings. The viewer can also enter the artwork. Braam convincingly binds geometry to nature, connecting these two very old aesthetic forces. The landscape of Het Groene Woud is rich in diversity. Although it does not always have the romantic landscape that everyone would like to see, it still contains a great number of beautiful places. The arboriculture, for example, though long an important industry, has grown rapidly and is of great economic importance, but it places increasing demands on the land of Het Groene Woud, which is still a pro-


S U M M A RY

tected National Landscape. This dilemma provokes questions and answers that are not simple. The responses from the two photographers, Erwin van Amstel and Jantien de Bruin, provide a nice handle on this subject and show a perspective in which the quality of the landscape is inseparable from the people that live and work in it. Erwin van Amstel received an open assignment: he was asked to look for arboriculturists in Het Groene Woud and to connect his viewpoint as a photographer with them. A significant number of his works are included in this magazine that underscore his indisputable autonomy. A suggestive use of depth of field, the standpoint that he chooses, these are just two examples of the working process that forms the basis for his brilliant, surprising photos. Jantien de Bruin utilised her documentary photography. She preserved the portraits and interiors of the M. Van den Oever family company. These portraits are almost timeless, but are set in a very contemporary context. The images that she shot led, in addition, to a short film that unfortunately cannot be included in this publication, but that also have a surprising aesthetic impact like the works of Van Amstel. Han Schoonhoven, in his article, situates the work of both photographers along a historical line that begins in the nineteenth century, when photography and, in particular, nature photography were a new phenomenon. From Niépce and Daguerre, the birthplaces of photography, the argument runs to the end of the nineteenth century when landscape and nature photography developed into genres in their own right. The notion of landscape photography took on many

guises in the twentieth century, from descriptive to documentary, to autonomous and interpretive, in which photography and art slid into each other more and more. The images of Van Amstel and Brown seem to underscore this process. The contribution Tien keer mooier dan een maïsveld (Ten times more beautiful than a corn field), by journalist Céline Rutten is along these same lines. In her interviews with some leading arboriculturists and landscape architects from Het Groene Woud, she places her finger right on the economic importance of this ever-growing industry and on its significance to this landscape. Her analysis is accentuated by concrete examples and figures. In so doing, she gives extra weight to the discussion over the use and meaning of the land in this region. Author Kester Freriks takes the reader along on a trip through Het Groene Woud. Freriks’ contribution never loses its historical perspective as, with restraint, he identifies the changes and adaptations of the modern age as they appear to him. Snijpunten in het landschap (Intersections in the Landscape) offers descriptions of nature from a broad perspective. In his contribution, one can hear concerns for the landscape of today and for Het Groene Woud, despite the ongoing presence of all of its beautiful regions. The designs of Lara de Greef are distinguished by their clear form and fair use of materials. Above all, they are well-processed products in the sense of form and technique. They are in light colours and are extremely user friendly and accessible. For Landkunst 2011, she developed a product specifically for Het Groene Woud: an

object that honours the principles of the Landkunstmanifest in its production, materials and purpose. In her proposal Eerlijk werk (Honest Work), she wanted to give form to three instruments that would be like a set of tools to ‘nourish and re-educate’ us. One of these instruments, the seed pot, was actually developed. This product is a nod to our normal product line. As a complement to this design, she proposed a sowing calendar in the form of a small handbook with cooking tips, illustrations and the months for sowing seeds. Both products were launched in a seed workshop that closed with an ecological dinner made with products sourced directly from Het Groene Woud. Margriet Kemper defines in Land Art, Landkunst, land en kunst, the concepts of Land Art, like those in the Global World have received their meaning, and imposes clear limitations on this designation when it concerns ‘Landkunst’, a designation that was specified in last year’s Landkunstmanifest. For these Landkunst works, there is a clear assignment with an underlying foundation to construct a direct and conscious connection with the location and its residents, in this case to the farmers in Het Groene Woud. The connection is deep and focuses on the physical, social and economic quality of the region. This is opposite to the artworks that only a few decades ago originated in a museum context and that, independently and without interference or consultation, were shown in the ‘white cube’. It is not just a war of words, these are new situations; there is a new environment in which the artworks are developing and receiving meaning. It is about a real encounter between land and art.

125


126

L A N D A N D A RT

Ont-moeten (Meeting) is the title of one of the video works that Stefany Karghoti compiled for Landkunst 2011. Her contribution is particularly striking because she completed the task to do ‘something’ with the position of women working as therapists in Het Groene Woud in an idiosyncratic way. In this work, we see two women chewing on toffees and sitting in silence. Underneath the video image an audiotape cycles with earlier recorded conversations. Het Groene Woud is the decor. The alienation and absurdity work like mirrors for the viewer: how do you communicate, with whom, and why? The meaning of things lies hidden while we humans appear to function in a fleeting reality. Her second video work is made up of two screens with images of personal coaching for a man and a woman. In an interaction between a horse and a human, characteristics of the client become visible. The style of filming is more like a documentary and the commentator’s voice deviates from the images and the talks that the viewer is seeing and hearing.

summary

Astrid Lampe is a poet who wields a rich and sharp pen and is not afraid to air unorthodox viewpoints in a fresh and bright style. Her poems about Het Groene Woud create spaces for the historical context of a place and are very associative. Florette Dijkstra, an artist and writer living on the boundaries of Het Groene Woud, went on a walk from Den Bosch and encounters images and places that are striking to her - a statue of the Virgin Mary, a small lock, a sign, and she creates in Het centrum van de wereld her musings on the landscape. Her surprise at so many unnecessary changes runs parallel to her admiration for the many details that

she encounters on her way. She brings together some thoughts about the earlier landscape with her own experiences and asks herself what the art Landkunst - is capable of in these natural surroundings. Hester Pilz has been active as an artist and resident for Landkunst from the onset. She knows how, like no one else, to use her landart works to collaborate with area residents. In the interview that Mieke Prinse conducted with her, she spoke about becoming acquainted with another culture, for example, how the transition from the city to the Brabant countryside feels to her. In her work, Pilz repeatedly looks for a social dimension; she wants to communicate with people. With that, it is important that the artistic quality of the work is not compromised. In 2007, Pilz made the work GrieselVeld as a commission for Euro Land Art, in which potatoe and asparagus beds formed the enlarged tracks of a rake. In the small hamlet Straten - between Oirschot and Best she developed ideas and plans to positively blend agriculture and residential life together with farmers and residents. Writer and nature expert Gerbrand Bakker’s experience with Het Groene Woud during a visit by bicycle shows his divided admiration. In his eyes, the landscape is somewhat cluttered or ‘listless’. His criticisms also concern tourism marketing. You cannot bring back the past with large signs that indicate what was at once so beautiful or interesting. It makes an open-air museum out of the landscape and that should not be the intention, should it? At the same time in his writing you gain a sense of the striking diversity of this forest and hedged-in landscape.

The talk that Mieke Prinse conducted with Helmer Wieringa, the regional manager of Het Groene Woud and De Meierij, and the project leader of Euro Land Art, and by training a rural and urban planner, with Jolanda Raaijmakers, administratively active with Euro Land Art and the regional council of Het Groene Woud, and the wife of the owner of a contracting firm and development company, and Frans van Beerendonk, a strawberry grower and also administratively active in these organisations, offers a clear image of the emergence of Landkunst and its ambitions. All three nourish a desire for art to intertwine with the physical, social and economical bases in Het Groene Woud, the PeoplePlanet-Profit (PPP) concept. Within this concept, they are called ‘Idealistic mediators’. The mission of the regional council of Het Groene Woud is to implement municipal and provincial policies. In 2007, the collaboration with Euro Land Art became a fact and with this the regional council went a whole new direction. In their view, art was ‘a way to draw people to the area’. The collaboration with the bkkc made a greater reach possible for this idea. Wieringa initiates projects and often takes up the guidance of them. These projects are based on the PPP concept in which the value of the landscape, in both physical and metaphorical senses, and its meaning stand central. He likes to draw connections that are not immediately obvious and that are often innovative in character. Raaijmakers occupies her double role as resident and networker with verve and makes the necessary contacts and connections in a more practical manner. Van Beerendonk functions in this region as an administrative spider in a web with the ambition to


S U M M A RY

make the economic pillars for the initiators of Het Groene Woud as strong as possible, especially now in these times of economic cutbacks. Landkunst is only successful when it really begins from the bottom-up, when the art is connected to the people and location in a natural way and when the goal is to give this form meaning. The next step will be the connection of the PPP concept to the business sector, the tourism market and to education. Landkunst 2011 gave architectural designer Elmo Vermijs a commission to make a stage that would also serve as

a meeting place. The location is at the edge of the Dommel creek in SintOedenrode, on the property of farmer Henk Wiersma. On the slightly-elevated stage, Kas Plek (12.5m x 5.4m x 3.5m), a canvas is stretched to form a semi-circle interior space that includes tables and benches designed by Vermijs for use. The design grew out of associations with the domed greenhouses that are found by vegetable gardens and tomatoes, and strawberry growers at many locations in the surroundings. The care with which the form, colour, and stretched canvas is finished betrays the profes-

sional and skilled craftsman’s hand of Vermijs. The material is made of 90% residual material. Vermijs is a designer that consciously seeks out the public. Kas Plek is, just like the assignment was first described to Vermijs, meant as a stage for visitors and area residents, and the great thing is that it functions as such.

127


128

LAND EN KUNST


Landkunst is een vriend van 2018Brabant en wordt in samenwerking en afstemming met Euro Land Art en Streekraad Het Groene Woud en De Meierij georganiseerd. De organisatie en coördinatie is in handen van het bkkc. Projectteam Landkunst 2011: Erik Luermans / bkkc projectleiding, curator Margriet Kemper curator / artistiek leider Euro Land Art

redactie Erik Luermans Margriet Kemper Mieke Prinse visueel concept en grafisch ontwerp Steffen Maas, Rotterdam druk en afwerking De Maasstad, Rotterdam fotografie Bram Braam Martien Coppens L.J.A.D. Creyghton Lara de Greef Wiesje Peels Stinkfinger Thomas Stricker vertaling bureau KD Kraayenhofkaart IV © 2011, Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn © alle rechten voorbehouden © Martien Coppens / Nederlands Fotomuseum september 2011 oplage 1500 exemplaren www.landkunst.nl www.bkkc.nl www.hetgroenewoud.com www.eurolandart.nl

Mieke Prinse / bkkc projectmedewerker Sandrien Wansink / bkkc freelance medewerker Helmer Wieringa projectleider Euro Land Art

In Memoriam Op 9 augustus jongstleden stierf te Nuland Ed Kooiman (Den Haag, 1962). Hij werd slechts 49 jaar. Ed Kooiman was de eerste grafisch ontwerper van Landkunst en hij ontwierp folders, uitnodigingen, een logo, de website en het Land- kunstblad in 2010. Zijn betrokkenheid, geestdrift en expertise staan ons levend voor de geest. Hij was een ontwerper voor wie kopij en inhoud geen gescheiden zaken waren. Wij gedenken hem in respect en vriendschap.


Categoriën landeigenaren / landgoedbeheerders / agrariërs / dorpsbewoners / boswachters Het Groene Woud beeldend kunstenaars / kunststudenten / architecten / landschapsarchitecten / ontwerpers / dansers / acteurs fotografen / videomakers / geluidskunstenaars financiers / bestuurders / ambtenaren schrijvers / dichters / publicisten / sprekers artistiek leiders / projectleiders / projectmedewerkers / redacteuren anderen

2007 Henk Wiersma Mirjam van de Vossenberg José Borsboom Frans van Beerendonk Geurt Grosfeld Paul Roncken Liesbeth Jans Jasper Nederlof Familie van Esch Martin van der Valk Ad Raaijmakers Kees Wevers († 2008) Kees Fonken Ellie Fonken Sander van Bussel Berry van den Boogaard Ivonne van der Velde Frans van Boeckel Gerda van Boeckel Ernst Jonkers Jolanda Raaijmakers Marcel Noordman Ellen Rijk Jacqueline Kostermans Jan Waalen Rose Noël Jochem Jonkers Kees Claassen Jan van den Broek Margriet Kemper Helmer Wieringa Hester Pilz Hieke Stek Ad Donkers Jan van den Hurk Helmut Smits Gerard Jonkman Rob Brinkhof Tjeerd van Tol Henk Verschuur Marlies van Hoof Hedwig Houben Suzanne van Rest John van den Berg Peter van den Berk Gebroeders van Beerendonk Cor Spanjers Thomas Stricker (CH) Xavier de Richemont (F) Anton Watzeels Atty Bax

Simon Kentgens Griet Menschaert Tanja Karreman Erik Luermans Cees van Woerkum Yusuck Koh Anemone Koh/Beck Brans Stassen Christine Titi (F) Cécile van Wezel Wineke Gartz Harm-Evert Waalkens René Fraaije Irene Fortuyn Ester van de Wiel Gerdi Beks Richard van Zon Marjolein Sponselee Greet Mertens Victor Bakker († 2009) Frans Kapteijns Margriet Schipper Wilma van der Pijll Mariëlle Lapidaire Michel Pauwels Wim Thielen Jan Verkuylen Lambert van den Bosch Cees Marsé Nils van Beek Tom van Gestel Lucas Lenglet Frank Havermans Willem van der Pasch 2008 Klaas Burger Jak Peters Lotte Zonderland Gebroeders van Beerendonk Raf Rooijmans Vincent Dams Peter Jonkers Margriet Kemper Anne Walk Griet Menschaert Henk Wiersma Mirjam van de Vossenberg Familie van Boeckel Cécile van Wezel Helmer Wieringa Berry van Boogaard

Gerdi Beks Atty Bax Peter van den Berk Victor Bakker († 2009) Marjolein Sponselee Jan Verkuylen Wim Thielen Richard van Zon Greet Mertens Cees Marsé Lambert van den Bosch Liesbeth Jans Frank Havermans Nils van Beek Gerard Jonkman José Borsboom Mariëlle Lapidaire Kees Wevers († 2008) Marijke Abrahams Ed Kooiman († 2011) Hansje van Halem Stinkfinger Bas Veldhuizen Frans Kapteijns Desiree van Laarhoven Janny van der Heijden Willem van der Pasch Iris Bouwmeester 2009 Griet Menschaert Margriet Kemper Helmer Wieringa Henk Wiersma Mirjam van de Vossenberg Familie van Boeckel Gebroeders van Beerendonk Jan van Haaren Riet van Haaren Liesbeth Jans Victor Vroomkoning Jeanne Hendriks Peter van den Berk Willem van der Pasch Erik A. de Jong Frank Havermans Thomas Stricker Hansje van Halem Ed Kooiman († 2011) Thea van den Bergh Irene Fortuyn Marijke Abrahams


Victor Bakker († 2009) Margriet Schipper Wilma van der Pijll Wineke Gartz Marcel Smink Bas Veldhuizen Wim Thielen Jan Verkuylen Janny van der Heijden Richard van Zon Lambert van den Bosch Rob Brinkhof Frans van Beerendonk Jolanda Raaijmakers Cees Marsé 2010 Femme van den Berg Nina Arts Mieke Prinse Geert Lenders Marcel de Buck Liesbeth Jans Helmer Wieringa Diego Sindbert (D) Robbert Lombarts Sébastien Gensous (F) Familie van Boeckel Harm Evert Waalkens Pierre Cornut (F) René Westerlaken Julie Chaumette (F) Charlotte Louen (D) Margriet Kemper Ed Kooiman († 2011) Bregje Delrue Jan van den Boom Marianne van den Boom Friedrich Louen (D) Pierrick Lacord (F) Bauke Fokkema Jasmine Müller (D) Gerard Pels Mariëlle Lapidaire Steffen Maas Coby Westerlaken Annet Nooyen Chloé Piot (F) Peter Jonkers Jany van Nood Nienke Korthof Robbert Welagen Serge van Duijnhoven

Aram Voermans Sven Derison Romke Snel Frank van Wagenberg Jolanda van Wagenberg Francisco López (VS) Armeno Alberts Strijbos & Van Rijswijk Roland Speckle Olivier Nijs Tom Verbruggen Koen Dijkman Frank Havermans Jacqueline van der Laan Thea van den Bergh Ruud van Heugten Worm Studio Studenten Academy for Circus & Performance Acteurs De Kwekerij Batja Ten Kortenaar LaMelis Henk Wiersma Mirjam van de Vossenberg Peter van den Berk Maureen Prins Arnoud-Jan Bijsterveld Marijke Abrahams Gerco de Ruijter Levi van Veluw Nils van Beek Nathalie de Vries Harry van Noord Paul Roncken Peter Harteloh Ruurd van der Noord Dik van der Meulen Carmela Bogman Eva van Asseldonk Blom & Moors L.J.A.D. Creyghton Paul Bogaers Marc Volger Flip Bool Stichting Dommel in Beeld Jef Bas Joleen Ruesink Netty van de Kamp Klaas Burger Janis Aarnoutse Kris Kimpe Samyra Moumouh Karin Peulen

Ed Kooiman († 2011) Sandrien Wansink Jeanne Hendriks Van den Berk Boomkwekerijen Heco Stekcultures Boomkwekerij De Jong van Laarhoven B.V. Gerhard Geerken Marcel van Ool Chris van Koppen Liesbeth Jans Peter van den Berk Strijbos & Van Rijswijk Hester Pilz Sjaak Langenberg Florette Dijkstra Wiesje Peels Martien Coppens († 1986) 2011 Martijn Sanders Jos van de Mortel Wim Jennissen Stefany Karghoti Autumnsun Lya Perfors Boomkwekerij Bloemendaal Dichters Dansen Niet Willem van der Pasch René Westerlaken Boomkwekerij Coby Westerlaken Johan van Overbeek Henk Wiersma Mirjam van de Vossenberg Brigite van Haaften Koninklijke Ahrend B.V., Elmo Vermijs productiebedrijf Bram Braam Sint-Oedenrode Lara de Greef Jean Boumans Serge van Duijnhoven Bureau KD L.J.A.D. Creyghton Boomkwekerij v/d Hurk Helmer Wieringa Geert Lenders Frans van Boeckel Fred Vlotman Mieke Prinse Margriet Kemper M. van den Oever Boomkwekerijen Erwin van Amstel Erik Luermans Jantien de Bruin Boomkwekerijen Kuppens Familie van Kronenburg Thomas Stricker (CH) Jolanda Raaijmakers Gerbrand Bakker Gebroeders Raaijmakers Kester Freriks Astrid Lampe Céline Rutten Han Schoonhoven Steffen Maas Sandrien Wansink Marcel Smink Jolanda Raaijmakers De chauffeurs van Martens, Best, Ton Trans BV, Rendac BV, Son Frans van Beerendonk Chris van Koppen Jean Boumans Kees Wevers († 2008) Janny van der Heijden Martijn Engelbregt Marijke Abrahams Jan Verkuylen Richard van Zon Lambert van den Bosch Cees Marsé



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.