11 minute read

1.2 Epitheelweefsel

De cellen van ons lichaam verschillen nogal van elkaar. Dat is ook nodig omdat ze verschillende taken hebben. Een groep cellen met dezelfde vorm, functie, celtussenstof en celafkomst vormt een weefsel. Elk weefsel in ons lichaam heeft een eigen functie:

 Epitheelweefsel functioneert als beschermend dekweefsel of scheidt stoffen af.

 Steunweefsel geeft steun en stevigheid aan het lichaam.

 Zenuwweefsel geeft in het lichaam signalen door en verwerkt ze.

 Spierweefsel maakt beweging mogelijk.

In deze paragraaf wordt epitheelweefsel behandeld, de andere weefsels in de volgende paragrafen.

Epitheelweefsel is opgebouwd uit epitheelcellen. De cellen liggen dicht tegen elkaar aan, omdat er weinig of geen celtussenstof aanwezig is. Epitheelweefsel bekleedt alle inwendige en uitwendige oppervlakken van het lichaam, zoals vliezen, bloedvaten en de huid. Klieren zijn ook opgebouwd uit epitheelweefsel. Epitheelweefsel wordt ingedeeld op basis van:

 het aantal lagen

 de vorm

 de functie

Aantal lagen

Epitheelweefsel kan uit één of meerdere lagen cellen bestaan. Eenlagig epitheel bestaat uit één laag cellen. Dit wordt ook wel endotheel genoemd. De binnenbekleding van alle bloedvaten is eenlagig epitheel. Meerlagig epitheel bestaat uit meerdere lagen cellen. Onder andere de opperhuid is meerlagig epitheel.

Vorm

Cellen van het epitheelweefsel kunnen verschillende vormen hebben. Alle vormen zijn zowel eenlagig als meerlagig terug te vinden in het lichaam.

Cilindrisch epitheel

Vorm bestaat uit hoge cellen

Lagen

 altijd eenlagig

 lijkt meerlagig, omdat de celkernen op verschillende hoogten liggen

In het lichaam

 in het slijmvlies van de darmen en de maag

 in de basaalcellenlaag van de opperhuid

Kubisch eptiheel

Vorm

 bestaat uit vierkante cellen

 cellen zijn even hoog als breed

Lagen eenlagig of meerlagig

In het lichaam

 eenlagig kubisch epitheel in de eierstokken en nierkanaaltjes

 meerlagig kubisch epitheel in de opperhuid

Plaveiselepitheel

Vorm bestaat uit platte cellen

Lagen eenlagig of meerlagig

In het lichaam

 eenlagig plaveisel epitheek aan de binnenkant van de bloed- en lymfevaten, in het hart en aan de binnenkant van de wanden van de luchtpijptakjes en de longblaasjes

 meerlagig plaveisel epitheel in de slokdarm en in de opperhuid

Functie

Epitheelweefsel kan verschillende functies hebben. Het kan bedekkend of afscheidend zijn en een vervoersfunctie hebben.

Bedekkend epitheel

Bedekkend epitheel beschermt het lichaam tegen schadelijke invloeden van buitenaf. De opperhuid is het bekendste voorbeeld van bedekkend epitheel. Daarnaast bekleedt epitheelweefsel de binnenkant van de inwendige, holle organen zoals het hart, de longen, de bloed- en lymfevaten en de blaas.

Afscheidend epitheel

Afscheidend epitheel wordt ook klierweefsel genoemd. Klierweefsel scheidt stoffen in of buiten het lichaam af en heeft daardoor ‘afscheiden’ als functie. Er zijn twee soorten klieren: eencellige klieren en meercellige klieren. De eencellige klieren zijn slijmvliezen zoals het neusslijmvlies. De slijmvliezen scheiden slijm af, waardoor het oppervlak van het weefsel vochtig en glad blijft.

De meeste klieren zijn meercellige klieren. Deze klieren kunnen ingedeeld worden op basis van de manier van afscheiden en de functie. Er zijn exocriene klieren, endocriene klieren en endo-exocriene klieren.

Exocriene klieren hebben een afvoerbuis. Het product dat de klier maakt, wordt afgescheiden via die afvoerbuis. De afvoerbuis van exocriene klieren kan drie verschillende vormen hebben. Er zijn:

 buisvormige klieren (tubulaire klieren), zoals de zweetklieren;

 trosvormige klieren (alveolaire klieren), zoals de talgklieren, de melkklieren en de speekselklieren;

 gemengde klieren (tubulo-alveolaire klieren), zoals de oorspeekselklier. Gemengde klieren zijn zowel buis- als trosvormig.

Soorten exocriene klieren

Er zijn drie soorten exocriene klieren:

 Eccriene klieren scheiden alleen het product af dat in de klier gemaakt wordt. Voorbeelden: speekselklier, kleine zweetklier.

 Apocriene klieren scheiden het product en een deel van de kliercel af. Voorbeelden: grote zweetklier in de oksel, melkklier, oorsmeerklier.

 Holocriene klieren scheiden het product en de gehele kliercel af. Voorbeeld: talgkier. Die scheidt de hele talgkliercel en het product talg af.

Endocriene klieren hebben geen afvoerbuis, maar geven hun afscheiding direct aan het bloed af. Hormoonklieren zijn allemaal endocriene klieren. Je vindt ze in de borst- en buikholte, de schedel en in de hals.

Endo-exocriene klieren scheiden hun product direct aan het bloed af, maar hebben ook een afvoerbuis. Voorbeelden hiervan zijn de geslachtsklieren en de alvleesklier. De geslachtsklieren geven bijvoorbeeld geslachtshormonen af aan het bloed (endocrien) en zaad- of eicellen aan het lichaam (exocrien). De alvleesklier geeft via een afvoerbuis alvleessap aan de twaalfvingerige darm (exocrien) en de hormonen insuline en glucagon direct aan het bloed (endocrien).

Endocriene klieren, exocriene klieren en endoexocriene klieren kunnen verschillende stoffen uitscheiden. Dat kunnen nuttige stoffen of afvalstoffen zijn. Het afscheiden van nuttige stoffen heet secretie of incretie. Het uitscheiden van afvalstoffen heet excretie.

 Secretieklieren scheiden stoffen af die nuttig zijn voor het lichaam. Voorbeelden van secreten zijn talg, dat de huid en het haar soepel houdt, en speeksel, dat de spijsvertering helpt.

 Incretieklieren geven stoffen direct aan het bloed. Hormonen, zoals insuline en glucagon zijn voorbeelden van increten.

 Excretieklieren scheiden afvalstoffen uit. Zweet is bijvoorbeeld een excreet.

Epitheel met een vervoersfunctie

Trilhaarepitheel is epitheel met een vervoersfunctie. Het is een bijzondere vorm van cilindrisch epitheel. Dit is eenlagig epitheelweefsel met trilharen aan de oppervlakte van de cellen. De kleine trilharen kunnen door hun beweging stoffen vervoeren. Deze trilharen bewegen zich langzaam in één richting en keren daarna snel terug in hun oorspronkelijke stand. Dit werkt als een lopende band, waardoor het weefsel stoffen kan verplaatsen.

De trilharen in de luchtwegen zorgen er bijvoorbeeld voor dat de stofdeeltjes en de bacteriën die je inademt, in het slijm blijven hangen. Het stof gaat via de trilharen naar de mondholte en vervolgens slik je dit stof door. Zo beschermen je trilharen je longen tegen vreemde stoffen. Trilhaarepitheel komt onder andere voor in de slijmvliezen van de luchtwegen, in de eileiders en in de buis van Eustachius.

1.3 Steunweefsel

Steunweefsel heeft een andere opbouw dan epitheelweefsel. De cellen van steunweefsel liggen niet tegen elkaar aan maar zijn juist gescheiden door celtussenstof. Er zijn drie soorten steunweefsel, met allemaal een andere soort celtussenstof:  bindweefsel, met een vezelige tussenstof;

 kraakbeenweefsel, met een veerkrachtige tussenstof;

 beenweefsel, met een harde tussenstof.

Bindweefsel

Bindweefsel is het meest voorkomende steunweefsel in het lichaam. Het bestaat uit bindweefselcellen, bindweefselvezels en celtussenstof. Hierin zitten weer verschillende andere stoffen en cellen (zie schema). Je vindt bindweefsel in de huid, pezen, gewrichten, botten en wanden van bloedvaten.

Bindweefselcellen

Bindweefselcellen zijn de belangrijkste cellen in bindweefsel. Ze worden ook wel fbroblasten genoemd. Fibroblasten spelen een belangrijke rol bij:

 aanmaak van bindweefsel

 opbouw van bindweefselvezels

 vorming van celtussenstof

 vorming van hyaluronzuur

Elastische vezels

Reticuline vezels Proteoglycanen en glycosamineglycanen

Als er bindweefselvorming nodig is op een bepaalde plek in het lichaam worden fbroblasten geactiveerd. Ze delen zichzelf en gaan naar de plek waar ze nodig zijn. Fibroblasten kunnen zich bewegen omdat ze de eiwitvezels actine en myosine bevatten.

Afweersysteem

Het bindweefsel speelt een belangrijke rol in ons afweersysteem. In ons bindweefsel zitten namelijk veel witte bloedcellen. Ze ruimen ziekteverwekkers en andere binnengedrongen bacteriën op. De cellen van Langerhans zijn gespecialiseerde witte bloedcellen die in de opperhuid voorkomen. Als er een lichaamsvreemde stof binnenkomt pakken deze cellen de indringers op. Ze bieden de indringer vervolgens aan cellen die de indringer vernietigt, zoals de macrofaag.

Bindweefselvezels

Er zijn drie soorten bindweefselvezels: collagene vezels, elastische vezels en reticuline vezels.

Collagene vezels zijn opgebouwd uit het eiwit collageen. Dit is erg sterk en kan niet meerekken. Hoe meer collagene vezels in het bindweefsel zitten, hoe sterker het weefsel is. Collagene vezels komen bijvoorbeeld voor in de lederhuid.

Elastische vezels zijn opgebouwd uit het eiwit elastine. De vezels kunnen tot twee keer hun eigen lengte uitgerekt worden en veren dan weer terug tot hun eigen lengte. Dit werkt net als elastiek. Elastische vezels zitten op veel plekken in het lichaam.

Reticuline vezels bestaan net als collagene vezels uit eiwitten. Deze vezels zijn veel dunner en fjner van structuur dan collagene vezels en vormen een groot netwerk. Reticuline vezels zitten op plaatsen waar bindweefsel grenst aan ander weefsel, bijvoorbeeld rond organen en in de lederhuid.

In de bindweefselvezels zitten ook mestcellen. Deze mestcellen spelen een rol bij veel verschillende processen in de huid, zoals reparatie van wonden en de samenstelling van celtussenstof in de lederhuid. Ze vormen weefselenzymen en weefselhormonen die belangrijk zijn bij de opbouw van de grondsubstantie en de vezels.

WIST JE DAT?

ELASTISCHE VEZELS

ZIJN VAAK IN COMBINATIE MET COLLAGEENVEZELS

TE VINDEN. ZO WORDT

WEEFSEL STEVIG DOOR

HET COLLAGEEN, MAAR REKBAAR DOOR DE ELASTISCHE VEZELS.

Mestcellen vormen verschillende weefselhormonen. Deze weefselhormonen zijn belangrijk bij het tegengaan van ontstekingen van de huid.

Reticuline vezels

Mestcellen

Elastische vezels

Collagene vezels

Hyaluronzuur

Hyaluronzuur, dermatansulfaat en chrondroitinesulfaat zijn belangrijke glycosaminoglycanen. Dermatansulfaat en chrondroitinesulfaat binden zich aan collagene vezels. Hylauronzuur zit in de ruimte tussen de vezels en kan een grote hoeveelheid water aantrekken en aan zich binden. Er ontstaat een gel die de ruimtes tussen het bindweefsel opvult. Als je ouder wordt, neemt de hoeveelheid water af. De huidspanning verandert en daardoor gaat de huid er slapper uitzien. Om deze reden zijn er veel huidcrèmes met hylauronzuur te krijgen.

Weefselhormoon Werking Gevolg

Heparine

Histamine

• antistollingsmiddel

• bloedvatverwijdende werking

• veroorzaakt verwijding van de kleine slagaders

• verbetert doorlaatbaarheid van de celwand

• bloed stolt niet

• bloedvaten worden wijder

• vlekkerige roodheid aan het huidoppervlak

• meer uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen, waardoor wondgenezing verbetert

Hyaluronidase

• enzym dat op hyaluronzuur werkt

• zorgt ervoor dat bindweefseltussenstof sneller vloeibaar wordt

• zorgt voor verhoogde doorlaatbaarheid van de vaatwanden verbeterde celstofwisseling door verhoogde doorlaatbaarheid van celwanden

Serotonine

• neurotransmitter

• versterkt de werking van heparine en histamine overdracht van signalen tussen hersencellen

Celtussenstof

Celtussenstof is de stof die cellen en vezels met elkaar verbindt en de ruimte ertussen opvult. Het wordt ook wel grondsubstantie genoemd. De bindweefseltussenstof verschilt voor verschillende typen bindweefsel. In de meeste bindweefsels is het grootste gedeelte water, waardoor het vloeibaar en zacht is. Andere typen tussenstof bestaan uit suiker- of eiwitketens, die het elastisch maken. Bindweefseltussenstof in het bot is juist keihard door kalkzouten.

In de huid bestaat celtussenstof uit proteoglycanen en glycosamineglycanen. Proteoglycanen zijn opgebouwd uit eiwitketens. De glycosamineglycanen zijn suikerketens die hieraan vastzitten.

Soorten bindweefsel

De verhouding tussen bindweefseltussenstof en de vezels bepaalt het soort bindweefsel. Er zijn verschillende soorten bindweefsel.

Vast bindweefsel bevat veel collagene vezels en weinig elastische en reticuline vezels. De collagene vezels vormen samen vezelbundels die een grote trekkracht kunnen opvangen. In ons lichaam zijn het beenvlies, de pezen en banden om gewrichten opgebouwd uit vast bindweefsel.

Dicht bindweefsel bestaat uit een dicht netwerk van elastische en collagene vezels. De lederhuid bestaat uit dicht bindweefsel, waardoor de huid stevigheid krijgt.

Losmazig bindweefsel is een los netwerk van elastische en reticuline vezels. Er zitten weinig collagene vezels in dit netwerk. Daardoor is het zacht en gemakkelijk te vervormen. Het losmazige weefsel van de onderhuid zorgt ervoor dat de huid op de onderlaag heen en weer kan schuiven.

Reticulair bindweefsel heeft een losmazige structuur, maar bestaat uit alleen reticuline vezels.

Bindweefsel masseren

De samenstelling van het bindweefsel bepaalt hoe soepel de huid is. Bij een bindweefselmassage moet je rekening houden met de soepelheid van de huid. Hoe soepeler de huid is, hoe makkelijker je het kunt oppakken en hoe sneller je kunt masseren.

Functie van bindweefsel

Alle typen bindweefsels steunen en verbinden de weefsels in het lichaam. Op sommige plekken in het lichaam maakt bindweefsel bloedcellen aan of slaat het vet op.

Reticulair bindweefsel heeft bijvoorbeeld een belangrijke functie bij het aanmaken van bloedcellen en bloedplaatjes. Dit weefsel zit in het rode beenmerg en in het lymfoïde weefsel in de lymfeknopen. In de lymfeknopen worden onder andere de lymfecellen gevormd. Deze zijn belangrijk voor de afweer en het immuunsysteem.

In losmazig weefsel kan vet worden opgeslagen. Er ontstaat dan vetweefsel dat bestaat uit losmazig weefsel met veel vetcellen. Het lichaam slaat voedsel dat niet direct gebruikt wordt op als vetbolletjes in de vetcellen. Dit vet kan later weer gebruikt worden als voeding. Vetweefsel heeft, naast een opslagfunctie, ook een steunfunctie voor organen en een isolerende functie voor het lichaam. In de huid zorgt vetweefsel voor spanning in de huid en geeft het vorm aan het lichaam, bijvoorbeeld bij de borsten en in de schouders.

Kraakbeenweefsel

Kraakbeen is een elastisch en veerkrachtig steunweefsel. Het is wit van kleur en glad aan de oppervlakte. Kraakbeen bevat weinig bloedvaten en geneest daardoor moeilijk. Kraakbeenweefsel heeft verschillende functies:

 Het biedt steun aan weke delen in het lichaam.

 Het verbindt verschillende beenderen, zoals de tussenwervelschijven de rugwervels verbinden.

 Het is een glijvlak voor gewrichten, zoals in je enkel.

 Het geeft vorm aan het lichaam, zoals in je neus of je oren.

Soorten kraakbeen

Er zijn drie soorten kraakbeen. Deze soorten verschillen van elkaar in structuur en bouw.

Elastisch kraakbeenweefsel is gemakkelijk vervormbaar. Er zitten namelijk veel elastische vezels in. Elastisch kraakbeen komt voor in de neusvleugels en in de oorschelpen.

Glasachtig kraakbeenweefsel is opgebouwd uit een doorschijnende tussenstof, dunne collagene vezels en elastische vezels. Het kraakbeen is daardoor stevig, maar wel soepel. Het wordt ook wel hyalien kraakbeen genoemd.

Bekijk de uitleg van een expert over bindweefsel in de online masterclass.

Snelcode 21034

Glasachtig kraakbeenweefsel bekleedt de uiteinden van de gewrichten en komt voor als verbinding tussen de ribben en het borstbeen. Daardoor kan de borstkas op en neer bewegen tijdens de ademhaling.

Vezelig kraakbeenweefsel is sterk en stevig omdat het veel collagene vezels heeft. Dit kraakbeen komt daardoor voor op plaatsen in het lichaam waar grote druk en kracht op staat, zoals de tussenwervelschijven en de meniscus.

Beenweefsel

Het beenweefsel is een hard en stevig weefsel. Het wordt ook wel botweefsel genoemd en is de basis van het skelet. Beenweefsel heeft verschillende functies:

 Het geeft vorm en steun aan het lichaam.

 Het beschermt belangrijke organen, zoals de hersenen.

 Het zorgt voor vorming van bloedcellen.

 Het is een aanhechtingsplaats voor de spieren.

Opbouw van beenweefsel

Beenweefsel bestaat uit cellen met een vaste, harde tussenstof en collageenvezels. Het heeft veel bloedvaten en is hard en stevig. Dat komt door kalkzouten.

Botten bestaan uit verschillende gedeeltes. Van buiten naar binnen is een bot als volgt opgebouwd:

 beenvlies

 compact been

 sponsachtig been

 mergholte

Beenvlies

Beenvlies zit om het beenweefsel heen. Het wordt ook wel periost genoemd. Deze bindweefsellaag zit om het bot heen en bevat veel zenuwen en bloedvaten. Het vlies is belangrijk voor de groei van het bot. Vanuit het beenvlies lopen er in de lengte- en dwarsrichting kanaaltjes door het been in die het hele beenweefsel voorzien van bloed.

Mergholte

De mergholte is de holte in het bot die gevuld is met rood en geel beenmerg. Geel beenmerg is vooral aanwezig in het middelste gedeelte van pijpbeenderen. In het gele beenmerg in de mergholte zit veel vet.

Compact been

Compact been is de buitenste laag van het bot. Het is een dicht, aaneengesloten geheel zonder openingen en is hard en wit van kleur.

Dwarsdoorsnede van een bot

Sponsachtig been

Sponsachtig been zit in het compacte been. Het wordt ook wel spongieus been genoemd. De structuur van sponsachtig been is open: er zitten allerlei holtes in. Er is een netwerk van beenbalkjes die gerangschikt zijn in de richting van de grootste druk of trek op het bot. In de ruimte die ontstaat tussen de balkjesstructuur zit rood beenmerg.

WIST JE DAT?

ALS HET NODIG IS, KAN GEEL BEENMERG VERANDEREN IN ROOD

BEENMERG. HET KAN DAN BLOEDCELLEN VORMEN.

1.4

Zenuwweefsel

Het zenuwstelsel is opgebouwd uit zenuwweefsel. Het vangt prikkels op, verwerkt ze en geeft impulsen door. Daardoor speelt het een belangrijke rol bij het uitvoeren en het reguleren van onze lichaamsfuncties.

Bouw van zenuwweefsel

Het zenuwweefsel bestaat uit zenuwcellen, die ook wel neuronen genoemd worden. Een zenuwcel bestaat uit een zenuwlichaam met een kern en verschillende uitlopers. De uitlopers worden ook wel neurofbrillen genoemd. Er zijn twee soorten neurofbrillen: neurieten en dendrieten.

De neurieten worden ook wel axonen genoemd. Ze hebben lange uitlopers en geleiden prikkels van het zenuwcellichaam af. Dendrieten hebben juist korte uitlopers en geleiden prikkels naar het zenuwcellichaam toe. Een zenuwcel heeft één neuriet en meerdere dendrieten.

De neurieten in het lichaam zijn omgeven door myeline. Deze vetachtige stof isoleert de neuriet, waardoor prikkels sneller doorgegeven kunnen worden. Het omhulsel van myeline wordt de myelineschede of de mergschede genoemd.

Soorten zenuwen

Een zenuw is een groep van neurieten of dendrieten. Er zijn drie typen zenuwen, namelijk motorische zenuwen, sensibele zenuwen of gemengde zenuwen. Welk type het is, hangt af van het type prikkels dat doorgegeven wordt.

Motorische zenuwen

Motorische zenuwen geleiden prikkels vanaf de hersenen en het ruggenmerg naar de spieren of klieren toe. Ze kunnen daar beweging veroorzaken en worden daarom ook wel bewegingszenuwen genoemd. Motorische zenuwen bestaan uit een bundel neurieten. Deze neurieten eindigen in een motorisch eindplaatje. Als een spiervezel of Celkern

This article is from: