152
Een tendens tot sloop HET MEDOGENLOZE KARAKTER VAN DE FORMELE BENADERING*) door BERNADETTE VAN HELLENBERG HUBAR**) In de euforie van de jaren '70, geaccentueerd door de viering van het eeuwfeest van 'monumentenzorg', hebben velen gedacht dat ook op dit gebied de bomen tot in de hemel groeiden. De stijgende waardering voor de produkten van monumentenzorgers van het eerste uur -vaak zelf actief in de opbouw van het 19de-eeuwse monumentenbestand - bracht een forse uitbreiding van de lijst met zich mee. Tegenstribbelende eigenaren kregen desgevraagd te horen dat, indien huns inziens behoud ondoenlijk bleek, de mogelijkheid om een sloopvergunning aan te vragen onverlet bleef. De jaren '80 lijken de grote ontluistering aan te kondigen. Inderdaad ging en gaat menige beheerder van een monumentale kerk er toe over de gewenste vergunning aan te vragen. Met het financiële argument in de ene hand en een gebrek aan alternatieven in de andere worden bij de Raad van State goede, of liever, kwade zaken gedaan. De nauwelijks kwantificeerbare meerwaarde van een monument blijkt zelden op te wegen tegen het goed omlijnbare tekort aan middelen. Sloop lijkt de enige uitweg. Met dit droge en wellicht dorre overzicht hopen we een leidraad te kunnen bieden aan de vaak stuurloze groep van ideële belanghebbenden. Heemschut kent dan wel het klappen van de zweep, maar voor menige liefhebber wordt de dreiging pas reëel, wanneer de moker in het gebouw wordt gezet. Hoeveel parochianen of lidmaten hebben niet met lede ogen toegezien, hoe 'hun' kerk in puin werd geslagen zonder weet te hebben van de mogelijkheden die de wet hun biedt? Pleidooien van deze betrokkenen bij de kerkelijke overheid zijn in het verleden veelal afgedaan als 'nostalgisch' en niet wezenlijk toegespitst op de belangen van de eredienst. Tot behoud van een monument leidde dit alles uiteraard niet. Zelfs al zijn er, zoals we nog zullen zien, voldoende ontwikkelingen gaande op het gebied van herbestemming en meervoudig gebruik van kerkgebouwen.
PROCEDURES EN VORMFOUTEN De veelal emotioneel gedreven bezigheid van het redden van een monument loopt regelmatig stuk op formele aspecten, waarvan de betekenis niet of nauwelijks wordt onderkend. Toch zijn er heel wat regels die zowel voor voorstanders als de tegenpartij bindend zijn. Heel compact vinden we ze bij elkaar in de monumentenwet. In de bekende reeks van Schuurman & Jordens is door drs. H. C. van Eek, hoofd van de afdeling juridische zaken van de Rijksdienst Monumentenzorg en dagelijks bestuurslid van de Bond Heemschut, een overzichtelijke uitgave verzorgd. Deze is
*) Deze formele benadering is bezien door een kunsthistorische bril. **) Dra. B. C. M. barones van Hövell tot Westerflier-van Hellenberg Hubar is lid van de PC Limburg van Heemschut en secretaris van het Cuypers Genootschap, Vereniging tot behoud van 19de- en vroeg-20ste eeuws cultuurgoed, (secretariaat: Burg. Minkenbergl. 11, 1609 ALOhé. en Laak; 04755-1794)
ruim voorzien van jurisprudentie, op grond van adviezen van de Raad van State. In het geijkte taalgebruik van de monumentenliefhebber blijkt nogal wat spraakverwarring te heersen op het stuk van procedures, waarin de monumentenwet voorziet. Zo moet steeds weer in herinnering gebracht worden, dat een sloopvergunning een totaal ander circuit volgt dan een verzoek tot afvoer van een monument van de lijst. Aangezien
deze procedures - alsmede die tot plaatsing óp de lijst - de belangrijkste instrumenten zijn bij het al dan niet behouden van een (kerkelijk) monument, hebben we ze hier schematisch samengevat. Daarbij is het in gevoelsmatig en oudheidkundig opzicht tamelijk cynisch dat voor de wet géén onderscheid bestaat tussen het aanvragen van een verbouwings- c.q. restauratievergunning of een sloopvergunning. Sloop geldt als de ultimatieve vorm van verbouwing! CRUCIAAL VERSCHIL Het belangrijkste verschil tussen de afvoer van een monument van de lijst en een sloopvergunning is wel het volgende: in het eerste geval verliest een gebouw simpelweg de status van beschermd monument, waardoor het ten aanzien van de gemeentelijke bouwverordening etc. geen andere positie inneemt dan een niet-monument. Bij een sloopvergunning blijft het betreffende gebouw tot op het moment van afbraak een beschermd monument. Men is bovendien niet verplicht om gebruik te maken van de vergunning! Een
De Missiekapel van Heythuizen. Ook binnen het kader van neoclassicistische architectuur een zeldzaam fraaie 'kopie' van een klassiek tempeltje. Opvallend is de gave LodewijkXV/decoratie. Zelfs indien dit monumentje niet van de lijst wordt afgevoerd, blijft het door de in 1968 afgegeven sloopvergunning vogelvrij. Met dank aan de Rabobank Heythuizen en tekenaar Ch. Hajenius.