CONCEPT MER Windpark Noordoostpolder 2009 07 14 Locatiespecifiek deel Westermeerdijk buiten

Page 24

Pondera Consult

18

ecosysteem en derhalve een verhoging van het slibgehalte in de waterkolom, en verhoogde sedimentatie en opwerveling van het slib. In een studie die zich vooral richt op het Markermeer (Noordhuis et al. 2003) wordt gemeld dat dit een negatieve spiraal kan betekenen voor de biologische diversiteit van het Markermeer. Het IJsselmeer zelf is wat dieper en daardoor minder gevoelig voor opwerveling van slib. Toch treedt ook hier verslechtering van het doorzicht op. In het zuidelijk deel van het IJsselmeer, onder andere de wateren voor de Noordoostpolder, is het doorzicht nog vrij goed door de hoge biomassa van driehoeksmosselen die het slib uit het water filtreert. Ook neemt de hoeveelheid algen niet verder af ondanks het dalende fosfaatgehalte. De visstand van het IJsselmeer is al enige tijd dalende. Voor paling ligt dit waarschijnlijk aan overbevissing, mogelijke effect van vervuiling met dioxineachtige stoffen en verslechterde intrek van glasaal (toegenomen vangst ten behoeve van kweek is hier ook debet aan). Ook spiering kent een slechte bestandsontwikkeling de laatste jaren. Mogelijk vindt voedselcompetitie plaats tussen visserij en vogels/vissen. Vanwege het belang van vis voor het voortbestaan van beschermde vogels in het IJsselmeer is de bevissing op spiering in 2005 stopgezet en ook in latere jaren is een vangstverbod ingesteld. 4.4.2

Beschermde soorten Vleermuizen Landelijk gezien zijn de meeste vleermuispopulaties stabiel of gaan ze vooruit. Sinds 1986 is een verdubbeling tot een verdrievoudiging van de totaalaantallen te zien (gegevens wintertellingen vleermuizen 2005 op de website van VZZ februari 2006). Deze getallen kunnen enigszins vertekend worden door wisselende waarnemingsfrequenties door de jaren heen. Er is geen reden om te verwachten dat er op korte termijn (tussen nu en 5 jaar) substantiële veranderingen in de vleermuispopulaties optreden. Het is wel bekend dat de rosse vleermuis de laatste jaren in aantal achteruit is gegaan (zie soortenlijst ministerie van 7 LNV , mogelijk door verlies van foerageerbiotoop en een verminderd aanbod van gunstig voedsel (Limpens et al. 2001). Mogelijk worden de (kleinere) bossen in de Noordoostpolder op een termijn van circa 10 jaar belangrijker voor vleermuissoorten door veroudering, dus een toename van het aantal holten (voor “overnachting”) en een breder voedselaanbod. Een eventuele uitbreiding van het bos bij de Rotterdamse Hoek kan op den duur (één tot enkele decennia) een aantrekkende werking hebben op vleermuizen. Vogels De in het gebied voorkomende vogels en de trends zijn beschreven in het rapport van Alterra en Bureau Waardenburg dat in bijlage E1 is opgenomen. Overige natuurwaarden De bossen van Flevoland ontwikkelen zich gestaag van eenvoudige aanplant tot polderbossen met een hogere biodiversiteit. Er mag verwacht worden dat ook andere bossen, groot of klein, zich verder richting volwaardige bosecosystemen van voedselrijke gronden zullen ontwikkelen. Vooral oppervlaktevergroting en defragmentatie van bossen en natuurgebieden komt de omvang en diversiteit van de fauna ten goede. In de flora en fauna

7

http://www2.minlnv.nl/cgi-bin/database/query.pl?config=/thema/groen/ffwet/ soorten&snp=toon-soortlang&txtres5=6_93

MER Locatiespecifiek deel Westermeerdijk Buitendijks | 14 juli 2009 | INFORMEEL CONCEPT


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.