
9 minute read
Voedselproductie na kernramp
from VMT 14 (2015)
by VMN Media
Snel en adequaat handelen voor bescherming voedsel
De kans op een kernramp is klein, maar de gevolgen kunnen groot zijn. Dat laten de rampen in Tsjernobyl van 1986 en in Fukushima van 2011 zien. Wat is er in Nederland geregeld om de voedselproductie te beschermen na een dergelijke ramp? Een oefening samen met het bedrijfsleven leerde dat in de crisisresponsplannen van de overheid praktijkkennis ontbreekt.
Dagelijks worden we blootgesteld aan radioactieve straling uit de bodem of de ruimte. Maar ook bijvoorbeeld aan straling van bouwmaterialen, bij medisch onderzoek of vliegreizen. Verder kunnen steenachtige materialen van nature radioactieve edelgassen zoals radon en thoron bevatten. Voedsel draagt in Nederland voor 12 procent bij aan de gemiddelde blootstelling aan radioactiviteit (figuur 1). Na de ramp in Tsjernobyl zijn in een groot deel van Europa radioactieve stoffen in de omgeving terechtgekomen. Deze radionucliden vervallen na verloop van tijd. Sommige doen dat relatief snel, zoals Jodium-131 (131I) met een halveringstijd van acht dagen, maar andere blijven door een langzaam verval nog jaren in de omgeving aanwezig, zoals Cesium-137 (137Cs) met een halveringstijd van dertig jaar.
Voedselketen
Vanuit een besmette omgeving kunnen radionucliden in de voedselketen terechtkomen. Zo bevat rendiervlees in Noorwegen nog steeds hoge concentraties
137Cs als gevolg van de ramp in Tsjernobyl. Het duurt nog zeker veertig jaar voordat de gehaltes beneden de Europese limiet komen. In Nederland zijn de concentraties radionucliden in de omgeving gelukkig veel lager. Het nationale monitoringsprogramma van het Rikilt laat zien dat concentraties in Nederlands gras en in land- en tuinbouwgewassen al sinds begin jaren negentig geen 137Cs bevatten. De aanvankelijk gemeten besmettingen waren voornamelijk op het blad aanwezig, dat door opruimwerkzaamheden is verwijderd. 137Cs kan in de bodem wel jaren aanwezig zijn, maar wordt moeizaam door landbouwgewassen opgenomen.
Onderdeel van het nationaal monitoringsprogramma is het Landelijk Meetnet Radioactiviteit in Voedsel. In heel Nederland zijn voedselmonitoren geplaatst bij bedrijven. De speciaal voor deze toepassing ontworpen gammaspectrometrie-opstelling kan gammastraling uitzendende radionucliden als 137Cs en 131I in voedselmonsters tot zeer lage niveaus identificeren en kwantificeren. De bedrijven kunnen na een korte introductie eenvoudig zelf monsters meten. Onder meer standaardformulieren per monstercategorie begeleiden hen door alle stappen, waarna automatisch een spectrumanalyse volgt. Op dit moment worden de monitoren voornamelijk gebruikt door zuivelfabrieken, die wekelijks een random monster nemen en dit doormeten. De resultaten worden daarna verzonden naar het Rikilt, waar een deskundige ze interpreteert en valideert.
Bescherming voedselproductie
Bij een nucleaire calamiteit in Nederland of in een van de buurlanden zullen de concentraties radionucliden in de omgeving stijgen. Daarom is snel en adequaat handelen noodzakelijk om onder meer de indirecte blootstelling via de inname van besmet voedsel te minimaliseren. Op overheids-
Landbouwgewassen
kunnen na een nucleair incident besmet raken met radionucliden.
niveau zijn hiervoor draaiboeken opgesteld en is er een communicatie- en organisatiestructuur – het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten. Daarbij zijn verschillende overheidsinstanties betrokken. Tijdens een crisis levert de Eenheid Planning en Advies nucleair (EPAn) aan de nationale crisisresponsorganisatie een radiologische beoordeling en een advies van deskundigen over welke maatregelen er genomen kunnen worden. Experts van onder andere RIVM, Rikilt en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), verenigd in het Crisis Expert Team Straling, leveren door meetprogramma’s en modelberekeningen de technisch-wetenschappelijke basis voor het advies over maatregelen om de voedselketen te beschermen.
Regelmatig worden er bijeenkomsten gehouden waarop geoefend wordt met fictieve calamiteiten. Deze oefeningen zijn echter vooral gericht op de korte termijn, de eerste paar dagen na een calamiteit. De aandacht gaat daarbij uit naar directe maatregelen voor het beschermen van de humane gezondheid en minder naar bescherming van de voedselketen. Bovendien was de levensmiddelensector tot voor kort niet betrokken bij deze oefeningen.
Praktijkoefening Borssele
Om de samenwerking met het bedrijfsleven te verbeteren, zijn er vorig jaar en dit jaar twee bijeenkomsten georganiseerd met het doel kennis en expertise uit te wisselen tussen overheid en bedrijfsleven. De overheid werd vertegenwoordigd door experts van de ministeries van Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en Infrastructuur en Milieu. Verder was de NVWA aanwezig. Het bedrijfsleven werd vertegenwoordigd door brancheorganisa- ties, zoals NZO, het Groente&Fruithuis, CBL en FNLI, en bedrijven uit de diervoedersector en de levensmiddelenindustrie. In de eerste bijeenkomst stond een fictieve calamiteit in de kerncentrale Borssele centraal. Deelnemers moesten nadenken over de problemen die dan kunnen optreden in de voedselketen en wie vervolgens waarvoor verantwoordelijk is. Daarbij bleek dat ze behoefte hebben aan snelle informatievoorziening en afstemming van communicatie. Hoewel het aantal organisaties en spelers bij een kernramp groot is, hebben de deelnemers informatielijnen en protocollen tussen vooral overheidsinstanties en brancheorganisaties niet goed in beeld. Een goede communicatie tussen overheid en bedrijfsleven helpt bij het creëren van draagvlak voor interventiemaatregelen en vereenvoudigt eenduidige communicatie naar consumenten en afnemers.
Daarnaast gaven de deelnemers aan dat de meetcapaciteit een punt van zorg is. Monitoringsprogramma’s zijn van belang voor het borgen van de kwaliteit van levensmiddelen om zo het consumentenvertrouwen terug te winnen en export veilig te stellen.
Interventiemaatregelen
In de tweede bijeenkomst werd er in twee groepen gediscussieerd over de verschillende aspecten die een rol spelen bij het vaststellen van interventiemaatregelen. De case- studie richtte zich op de gemeente Bergen op Zoom (figuur 2) en – om het probleem overzichtelijk te houden – een beperkte set producten: melk, varkensvlees en wortels. De maatregelen varieerden van weinig tot veel. Zo kon er voor het beschermen van de melkproductie gekozen worden uit:
1. Geen maatregelen. Besmette melk blijven verwerken in de keten.
2. Koeien dertig dagen op stal zetten en niet-besmet voer geven.
3. Koeien twee maanden op stal zetten en niet-besmet voer geven. Melk boven interventieniveau afvoeren en het besmette gras maaien en afvoeren.
4. Koeien een jaar op stal zetten en nietbesmet voer geven. Het besmette gras maaien en de toplaag van het grasland onderploegen om besmetting te reduceren. Verder de melk boven interventieniveau afvoeren.
5. De melkveestapel slachten en na een jaar vervangen. Intussen de toplaag van het grasland verwijderen en opnieuw gras inzaaien.
De verschillende maatregelen hebben effect op de volksgezondheid, maar brengen ook kosten met zich mee en zijn misschien niet altijd even gemakkelijk uit te voeren. Al deze aspecten moesten worden gewogen. Dat gold ook voor de acceptatie van de maatregelen door bevolking en producenten en voor het effect van de maatregelen op de geruststelling van de bevolking en dus het terugwinnen van het consumentenvertrouwen. Bij deze eerste oefening werden exportbelangen en het communicatie-aspect nog niet meegenomen.
Slecht scorende maatregelen
De vier aspecten volksgezondheid, kosten, technische uitvoerbaarheid en sociale aspecten werden met behulp van een multicriteria-analyse tegen elkaar afgewogen.
Toen de uitkomsten van de twee groepen met elkaar werden vergeleken (figuur 3), bleek dat niet iedereen tot dezelfde conclusies kwam. Oorzaak voor het verschil was een andere afweging van aspecten, zoals geruststelling en acceptatie. Over het algemeen scoren optie 1 (geen maatregelen) en optie 5 (maximale maatregelen) het slechtst. Wanneer er geen maatregelen worden getroffen, geeft dit goede resultaten voor het kostenaspect en technische uitvoerbaarheid. Maar zoals te verwachten, scoort deze optie niet goed op sociale aspecten en volksgezondheid. Wanneer alle maatregelen worden genomen, is dit het gunstigst voor de volksgezondheid. Deze optie scoort echter niet goed op kostenaspect en technische uitvoerbaarheid.
In het algemeen zijn ondernemers zelf verantwoordelijk voor het dragen van risico’s als gevolg van schade. In uitzonderlijke gevallen met verstrekkende gevolgen treedt echter de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) in werking, die zorgt voor een tegemoetkoming in de kosten. De deelnemers gaven aan dat er weinig draagvlak zal zijn voor maatregelen die leiden tot het faillissement van producenten. Een pakket maatregelen met minder verstrekkende gevolgen en toch een aanzienlijke gezondheidswinst zal dan de voorkeur hebben. Maatregelen die producten met een radioactieve besmetting boven de wettelijke limieten tot gevolg hebben, zullen niet worden geaccepteerd. Hetzelfde geldt voor maatregelen waarbij besmette producten verdund worden met niet-besmette producten.

Huidige afweging
Op dit moment is het zo dat de EPAn het ambtelijk beleidsteam adviseert over interventiemaatregelen die het ongeval moeten beheersen en de bevolking moeten beschermen. Deze adviezen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op radiologische en gezondheidskundige aspecten. In nieuwe Euratom-richtlijn Basic Safety Standard, die uiterlijk in 2018 in Nederland moet zijn geïmplementeerd, wordt expliciet vermeld dat de maatregelen na een radiologisch ongeval moeten zijn geoptimaliseerd. Dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met meerdere aspecten, in het bijzonder sociale en economische aspecten. Een multicriteria-analyse kan hierbij een hulpmiddel zijn.
Draaiboek opstellen
De volgende stap is een draaiboek voor het minimaliseren van voedselbesmetting na een nucleaire calamiteit. Dit gaan overheid en bedrijfsleven samen opstellen. Een van de onderdelen is een lijst met mogelijke maatregelen die voor de Nederlandse situatie realistisch zijn. Hiervoor is input van stakeholders van belang. Bedrijven die betrokken willen zijn bij dit proces of meer informatie willen, kunnen contact opnemen.
• ESTHER VAN ASSELT, PUCK BRANDHOFF, CHRIS TWENHÖFEL •
E. van Asselt, onderzoeker voedselveiligheid, Rikilt Wageningen UR; esthervanasselt@wurl.nl, 0317480268; P. Brandhoff, projectleider radiochemische analyses, Rikilt, C. Twenhöfel, wetenschappelijk coördinator kernongevallenbestrijding, RIVM
De PSD is zonder twijfel de start van een nieuwe generatie van elektrische servosystemen. Het PSD assortiment is gericht op markten zoals voedings- en verpakkingsindustrie, materiaal vormers, textiel-, papier- en kunststof machines. De nieuwe ultracompacte PSD servo drives verminderen inbouw, configuratie en operationele kosten.
Parker heeft naast de PSD een nieuwe Parker Automation Controller (PAC) ontworpen voor de wereldwijde machinemarkt. De Parker Automation Controller (PAC) combineert machine logica, geavanceerde real-time motion control en visualisatie in een prestatiegerichte oplossing. De PAC vermindert ontwikkeltijd en kosten door inzet van CodesysV3: IEC61131-3.


Hoge Druk Voor Extra Effici Ntie
Zijn hoge drukbestendigheid tot 300 bar en het innovatieve spiraalontwerp zorgen voor extra efficiëntie. De Tetra Vertico® warmtewisselaar levert dankzij het Dean-effect een bijzonder hoog warmteoverdrachtrendement. Dat maakt hem compacter, minimaliseert productieverliezen en verlaagt het verbruik aan water en reinigingsmiddelen. Bovendien levert hij een uitstekende deeltjesintegriteit tot 25 mm diameter voor producten met vaste componenten. Profiteer van de veelzijdigheid van de Tetra Vertico® en bespaar op de productie van uw viskeuze producten met of zonder vaste deeltjes.
Interesse? Bel ons op:
+31 30 634 99 99 of +32 (0)24 67 68 11 www.tetrapak.com/nl www.tetrapak.com/be
Hygiënische borstels
Vikan, marktleider in hygiënisch borstelwerk, introduceert een borstellijn waarmee een hogere hygiënestandaard kan worden bereikt en daarmee een hoger niveau van voedselveiligheid. Het bedrijf heeft het ontwerp, de constructie en het productieproces van hygiënische borstels gewijzigd door de ontwikkeling van ultrasafe technology-borstels. De borstels bestaan uit één stuk, waarbij de vezels zijn geïntegreerd in het blok van de borstel. Dit zorgt ervoor dat vervuiling tussen de vezels wordt geminimaliseerd. Wanneer vezels van het blok loskomen, blijven de overige vezels stevig zitten. Zodoende ontstaan er geen aanhechtingsplaatsen voor vervuiling en is kruisbesmetting door microbiologische verontreiniging vermijdbaar. De borstels voldoen aan de EU-richtlijn 10/2011 en aan alle relevante FDA-standaarden.
www.vikan.com
Metaaldetectiesysteem
Heat and Control heeft een nieuw metaaldetectorsysteem van CEIA in het assortiment opgenomen. Het RB-800-systeem omvat een detector met een lengte van 800 mm die volgens het bedrijf in vele proceslijnen past. Daarnaast is koppelen mogelijk met een Checkweigh-toepassing. Het detectiesysteem omvat de detector en een transportband en is uit te breiden met een encoder die de snelheid meet van een aangrenzend bandsysteem. Het is verkrijgbaar in combinatie met verschillende CEIA-metaaldetectoren, waaronder de modellen THS 21, 21-E, 21-F en de MS21 die werkt volgens de gepatenteerde multispectrumtechnologie. De technologie filtert extreem producteffect weg met behoud van maximale detectiegevoeligheid. De MS21 detecteert kleine deeltjes van 316 RVS, staal, ijzer en niet-ijzerhoudende materialen in kaas, tarwetortillas, verse spinazieblaadjes, gemalen vlees en gedeeltelijk bevroren voedsel. .....................................................www.multispectrum.nl
Persluchtdroger
Beko Technologies, ontwikkelaar van producten en systemen voor perslucht- en condensaatbehandeling, heeft een nieuwe versie van de Drypoint M Plus-persluchtdroger ontwikkeld.
De huidige persluchtdroger Drypoint M Plus heeft voor het gebruik geen elektrische aansluiting nodig, heeft een kleine ecologische voetafdruk en kan een dauwdrukpunt van -40 graden Celsius bereiken die onder bepaalde omstandigheden verder kan dalen. Op verschillende markten is er vraag naar een persluchtdroger die het persluchtverbruik vermindert en de mogelijkheid biedt om een specifiek dauwdrukpunt in te stellen die ongeacht de omstandigheden stabiel blijft. Jan Slatman, global accountmanager bij Beko Technologies, heeft een elektronische klep toegevoegd aan de Drypoint M Plus. Door deze klep is de droger in staat om onafhankelijk inlaatcondities te analyseren en de droging daarop aan te passen, terwijl het dauwdrukpunt stabiel blijft: een belangrijke voorwaarde voor veel gebruikers.
Na succesvolle testen in de Benelux zijn prototypes ontwikkeld die op verschillende locaties in Nederland zijn getest. De perslucht- droger is vanaf de zomer van volgend jaar beschikbaar.
.....................................www.beko-technologies.nl kasten op maat
Wij zoeken een Teamleider Kwaliteit en een Teamleider Productie!
Misschien ken je Vezet niet, maar de kans is groot dat je dagelijks onze producten eet. Niet zo vreemd aangezien Vezet het grootste groenten- en fruitbewerkingsbedrijf van Europa is.

Als Teamleider Kwaliteit geef je vorm en invulling aan alle activiteiten die betrekking hebben op de kwaliteit van de betreffende fabriek (ontwikkelen, implementeren en borgen van het kwaliteitsbeleid), zodat de consument door heel Nederland iedere dag de beste kwaliteit aan kookgroentes op tafel kunnen zetten. En dan hebben we het over gigantische aantallen en last-minute bestellingen.

Als Teamleider Productie speel je een centrale rol bij alle productie activiteiten van de betreffende fabriek en geef je leiding aan de medewerkers. In deze rol ben je samen met het team verantwoordelijk voor het opstellen
