zonwering - bart drost

Page 1

zonwering (notities van een ambtenaar)

Bart Drost 1


Poppoppoppoppoppoppoppop!

2


Bart Drost

zonwering (notities van een ambtenaar)

3


© 2021

zonwering (notities van een ambtenaar) Bart Drost www.bartdrost.nl

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag op enige wijze worden verveelvoudigd, opgeslagen of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Bart Drost. 4


inhoud

voorwoord

07

notities

09

tekeningen

27

nawoord

71

verantwoording

75

aanhangsel

77

5


Boven: het voormalige belastingkantoor in Nijmegen. De cirkel geeft de werkkamer van de voormalig ambtenaar aan. Deze ruimte is vandaag de dag in gebruik als Artist Resindece van POPOP ART, een sympathiek nomadisch kunstenaarsinitiatief. Onder: Bart Drost als artist in residence aan het werk gedurende de maand november 2021 6


voorwoord Toen ik in november 2021 als artist in residence werkte bij POPOP in het voormalige belastingkantoor van Nijmegen, zag ik in een hoek van de aan mij toebedeelde kamer een doos, met daarin onder anderen ook dertig vellen lijntjespapier, met vulpen volgeschreven in een priegelig en krampachtig handschrift. Naspeuringen naar van wie die notities konden zijn leverde zo goed als niets op. De ambtenaar die voorheen in deze ruimte zijn bezigheden had werd door iedereen omschreven als een ongrijpbare verschijning. Hij werd bij de dagelijkse lunchpauze noch bij de wekelijkse borrel gezien. Van de ene dag op de andere is de man plotsklaps van het toneel verdwenen. Zijn naam is in geen enkel archief meer te vinden. Ik heb alle notities van de onbekende ambtenaar in een adem uitgelezen en meende er goed aan te doen om een gedeelte van deze orgastische woordenbrij in de wereld te zetten. Geïnspireerd door de teksten maakte ik vierenvijftig tekeningen . Ook deze zijn in dit boekje opgenomen. Bart Drost Nijmegen November 2021 7


Enkele van de handgeschreven vellen lijntjespapier, die in november 2021 werden aangetroffen in een kartonnen doos in een van de werkruimtes van het voormalig belastingkantoor te Nijmegen. De teksten werden geschreven met vulpen, in blauwe inkt. 8


notities

9


Als ik hier zo voorover gebogen zit aan mijn bureau en naar buiten kijk, dan zie ik de bovendekken van de stadsbussen. Roze en lichtblauw. Ik zie de klokkentoren van het stationsgebouw, het Mercure hotel, het ROC gebouw. In de verte de Xiamen building met die idiote BIOTEX verhaspeling en daarvoor staan de herenhuizen van de Van Oldenbarneveldtstraat. Mag die naam eigenlijk nog? Een kantoorgebouw met de slogan ‘kom hier ondernemen’ met daar boven een gebalde vuist. En tenslotte links (ik kijk van rechts naar links) een rij bomen met daarachter de lage flatgebouwen van de Van Schaeck Mathonsingel. Mag die naam eigenlijk nog? Altijd weer vragen. Altijd op zoek. Naar warmte. Het hart. Het middelpunt. De vraag van de kip en het ei. Toktoktok! De betekenis van het woord. De woorden. Woordenbrij. Brij. Pap. Dat lust hij niet. Dat hoeft het jongentje ook niet te eten. Of pap. Je papa? Daar praten we niet over. En denk eraan. Niet het woord gek gebruiken. Waar hij bij is. Gek bestaat hier niet. Overspannen verwachtingen. Burnout is opgebrand. Wat brand je op? Waar rook is is vuur. Of vuur geweest. Uitgepist. Pis komt uit de plasser. De kinderen plasten erop los. De viezeriken. Of pretmakers? Wat maakten we een pret. Een prettig leven. Een plezierig gesprek. Een lollige vent. Is iets heel anders dan een lullige vent. Een lullige streek is een rotstreek. Een rotte appel. In de mand jij! Appelmoes. Iemand tot moes slaan. En dan hard wegrennen. Angsthaas. Wezel. Hertje. De jager. Hij is op jacht. Ze zijn allemaal op jacht. Op wie jagen ze? Ze 10


jagen hem. De jager. En de buit. Een buitenkansje. Heb je toch weer eens geluk gehad. En dat voor dat geld! Een koopje is het. Ik koop je! Wat kost jij, mijn jongen? Het goudhaantje gaat met me mee. Zonder aarzelen. Hij heeft geen idee waar naar toe. Hij weet niet wat hem te wachten staat. En ik, ik ben het wachten beu. Altijd maar weer de wachter zijn. Bewaakt terrein. Pas op de hond. Wie blaft die bijt niet. Graag zou ik mijn tanden erin zetten. In jouw vlees. Heel zachtjes. Geen zorgen. Het moet lang sudderen. In de pan. Niet elk vlees is geschikt voor draadjesvlees. Je hebt er geen recept voor nodig. Doe het maar gewoon. Vanuit je gevoel. Ja, het is zo’n gevoelige jongen. Kippenvel. Hartzeer. Hazenhartje. Ik ken hem langer dan vandaag. Maar ook weer niet zo lang. Want hij is nog erg jong. Ik ben ook jong geweest. Net als jij dat bent geweest. Hoeveel ouder is een ouder? Er is een oud gezegde. Ach, ze kunnen me wat! Ze zeggen zoveel. Er wordt gekletst. Overal. Dijenkletser. Holladijee! In de Zwitserse Alpen. De bergen van voren. Geef mij maar heuveltjes van achteren. Engelen hebben vleugeltjes. Die kleine daar, die heeft ze ook. Je kunt me de pot op. Zei de ketel. Verwijten. Verwijten. Verwijten. Je moet het niet allemaal zo zwart zien. Dan krijg je last van je gal. En als je het heel erg aan je nieren hebt, dan moet je aan de dialyse. Dyslexie is ook heel erg. Dan heb je ook geen mooi handschrift nodig. Weet je dat ze handen kunnen lezen? Van de ene hand in de andere. Ging het arme kind. Maar een lol dat ze hadden! En er werden ook foto’s genomen. Nee, niet zo pas. Heel lang 11


geleden. Die zijn vast en zeker geen ouder geworden. Of misschien ook wel. Ik heb geen idee. Ik ken ze alleen maar van de foto. En daar heb ik mijn handen vol aan gehad. Vuil gemaakt misschien ook. Je kunt wassen wat je wilt. De onschuld krijg je er niet meer van af. Of juist er aan? Ik weet het niet. Hoe het ook zij. Iedereen moet boete doen. Dat staat buiten kijf. Wat is een kijf dan wel? Is een kijf een wijf? Dat wijf heeft een lijf. Dat lust ik niet. Als je iets stouts hebt gedaan, dan word je in de boeien geslagen. Of je krijgt met de roe. Van een man die niet meer mag bestaan. Omdat ie zwart is. Als roet. Iedereen heeft zo zijn problemen. En daar heeft niemand iets mee te maken. Ook al word je er tot vervelends toe mee lastig gevallen. Ze zoeken het allemaal maar uit. Hier of daar. Liever daar. Zou ik zeggen. Want hier hebben ze helemaal niks te zoeken. Bezoeken. Opzoeken. Verzoeken. Maar breng ons niet in verzoeking. Ach man, ga toch gauw fietsen! Ik wil niets liever. Pak me dan! Ezeltje strek je. Knuppel uit de broek. Je hebt ze in allerlei soorten en maten. Trouwens soms ook onechte. Neppe. Fake. Maar die tellen niet. Al kun je je daar geen buil aan vallen. Au! Struikel. Struikelen. Struikelstenen. Opdat we niet vergeten. Altijd maar weer herinnerd worden. Aan het grote kwaad dat is geschied. De dingen zijn altijd weer geschied. Een schietgebedje. Schiet nou toch eens op! Nou, goed schieten dan. Maar op wie? En als het raak is, dan krijg ik natuurlijk weer op mijn kop. Dat had je nou niet moeten doen. Maar je vroeg er toch om?! Dat heb ik zelf 12


gehoord. En er waren getuigen bij. Heel stille getuigen. Ze zeiden geen woord. Geen kik gaven ze. Maar ze hebben met grote ogen gekeken. Naar al wat er geschiedde. En ze hadden er nog lol in ook. Een natte plek in het broekje. Ik heb het zelf gezien. Dat droogt gewoon op. Natte vlekken. De kikkers lossen het wel op. Poetsen het wel weg. Tenminste sommige kikkers. Die in zo’n plastic flesje. Daar worden ze in geduwd. Geen idee of het echte kikkers zijn. Ik hoop van niet. Wat is trouwens écht, vandaag de dag. Hou ik echt van jou? Of toch meer van appelstroop. Van appels die niet ver van de boom vallen. Regelrecht in een potje. Net als die kikkers. Nee! Geen appelmoes! Moes. Moeke. Moeder! Moeder, ik wil bij de revue! Dansen en springen in mijn blote kont. Met veren. Véél veren. In alle kleuren van de regenboog. Of toch liever hemelsblauw? Ins Blaue hinein. Zum blauen Bock, bei Appelwoi. Oh, die vieze ouwe Bock. Bokken stinken, wist je dat? Of waren het de geiten. Ja die stinken sowieso. Als etterende wonden. Aan het kruis met hem! Wat nu weer. Van de geiten naar het kruis. Laat het woord kruis maar liever niet vallen. Want dan wordt ie helemaal wild. Komt er weer zo’n natte plek. En dan heb je de poppen aan het dansen. Voor je het weet. Een, twee in de maat. Juffen? Juffen die zijn altijd kwaad. Een pop is een jongen. My boy lollypop. Een jonge rups bedoel ik. Jongens spelen niet met poppen. En ze hebben ook geen borsten. De jongens niet. En de poppen ook niet. Poppen hebben niks. Ze zijn alleen maar roze. Ogen hebben ze wel. En 13


die kunnen soms open gaan. En dan weer dicht. Jongens hebben ook ogen. Allemaal. Hou ze open, jongens! Weet je wat ik haat? Ik háát zonnebrillen. Die geven aan alles een andere kleur. En dan is ie, dan is ie ineens een donkere. Maar daarom niet minder mooi. Denk dat maar niet. Twee ogen zo blauw. Het wás me toch een knokpartij! De vonken vlogen er vanaf. Duizenden vuurvliegjes in de lucht. Een zwerm noem je dat. Een zwerm in het zwerk. Allemaal naar de kerk. Want dát kruis werd natuurlijk bedoeld, daarstraks. En niet iets anders. Dat andere, dat komt alleen maar op bij vunzige mannen. Weer zo’n woord. Vunzig. Klunzig. Ranzig. De boter stinkt. Staat ook al te lang buiten de koelkast. En het is warm buiten. Ik ben heet. Bloedjeheet. Ook de kaas zweet. Doe dan je kleren uit. Alles? Nee. Je broekje mag je aanhouden. Nog even. Heel even. Heel even. Heel even… Dat is een liedje, hè. Ik weet niet meer wie het zong. Gevoelig. Dat wel. Ik ben een heel gevoelig type. Daar valt niet over te twisten. Kijk! Nu zijn we weer bij het dansen! Het zit allemaal tof in elkaar, dit verhaal. Ik vertel maar wat. Er luistert toch niemand. En de gordijnen zijn dicht. Dus dan kan dat broekje net zo goed uit. We hebben niets te verbergen. Toch? Wat groeit, dat bloeit. En van kwaad gaan we tot erger. Dat is een wet van meden en perzen. Dus ga maar liggen op het kleedje en laat me je zoete honing proeven. Hmmm. Het lijkt wel snot. Likkepot. Glibber glabber gruitefruit. Ach, nu komt er niks meer uit. Soms is iets gewoon op. Zoals een mens ook gewoon op kan zijn. Of afgebrand. 14


Of uitgeblust. Ja uitgeblust. Uitgespoten. Een beetje banaal nu. Dit woord. Ik weet het. Maar het vloeide zomaar uit mijn pen. Natuurlijk niet zomaar. Niets is zomaar. Niets voor niets. Wat kost jij, jongen? Wat is de prijs van jouw kwakkie? Altijd prijs. Drie keer gooien voor een kwartje. Het was me toch een knokpartij. Twee ogen z0 blauw. Hemelsblauw. Diep als de diepste zee. Ik ben in hem verdronken. Hij kon er niks aan doen. Het was zijn broekje. Dat aan was. Of uit. Aan. Uit. Niet met het knopje spelen. Aan. Uit. Het kan kapot gaan. Dan doet ie het niet meer. Alles kan kapot gaan. Een glas. Een konijn. Een hart. Een liefde. Een leven. En dan gaat het niet meer over. Dan is alles voorbij. Nou ja. Niet alles. Maar dat wel. Het is maar goed dat alles voorbij gaat. Anders zie je niets. Waar slaat dat nou weer op? Nou ja. Kijk zelf maar eens hier door het raam naar buiten. De een na de andere autobus rijdt voorbij. Stel dat die niet voorbij reden. Dan zag je niets. Behalve dan de dingen die niet voorbijgaan. Natuurlijk. De bomen. De huizen. De lantaarnpalen. En ook die gaan op een keer voorbij. Maar dan anders. En dan zit ik waarschijnlijk ook niet meer hier. In deze kamer. Drie kwartier. Dit alles opschrijven duurt drie kwartier. Aan een stuk door. De tijd stuk slaan. Zoiets doe je toch niet. Ach Johnny, zing een liedje voor mijn alleen. Vanuit de verte zag ik het al. Ze hebben de rolluiken naar beneden gelaten. Beter gezegd: de jaloezieën. Want ze zouden toch eens jaloers kunnen worden. De mensen die van buiten naar binnen kijken. Of juist die van binnen naar buiten. De zon 15


schijnt. Ook dat nog. Of daarom juist. Die mag niet naar binnen. Ja, spleetjesgewijs. Dat dan weer wel. Schuine schaduwen op de muren. Gestreepte bussen rijden voorbij. Voorbij. Voorbij. Alles gaat voorbij. Waar heb ik dat toch eerder gehoord? Eerder dan jij. Was ik in elk geval. Ik was er helemaal klaar voor. Jij niet. Jij wist nog van niks. Van toeten nog blazen. Dat is een vies Duits woord. Wist je dat? Blasen. Net zoals pijpen. Dat eigenlijk een heel gewoon woord is. Een pijp. Twee pijpen. Papa fume une pipe. Jaja. Een piepje, natuurlijk. Een piccolo piep. Een piccolo is een kleintje bubbels. Een fluitje ook. Papa fume une flute. Papa flute une pipe. Een piccolopipe de papa. Een piccolo is een jongen die in een hotel kleine werkzaamheden verricht. Zegt de Dikke van Dalen. Welke werkzaamheden dat dan wel zijn wordt er niet bij vermeld. Oh, mijn inktpatroon is leeg…Alles raakt op. Net zoals alles voorbij gaat. Ook de zon gaat op. Maar niet voor niks. Of toch wel, misschien. Ook de pipe raakt soms op. Net zoals de flute leeg raakt. Van al dat geleuter eraan. Geluk zit in een klein fluitje. Ach speelman, speel nog eens iets voor mij. Iets droevigs als het even kan. Want ik ben zó’n gevoelig mens. Voor je het weet ben ik geraakt. Tot in merg en been. Van die twee honden. En de derde die ermee heen ging. Zeg Roodkapje waar ga je hene? En dan ook nog helemaal alleen. Dat geloof je toch zelf niet. Met zo’n volle picknickmand. Appels. En besjes. Oude besjes die hebben geen tanden meer. En ze mompelen maar wat. Binnensmonds. Is het goed toeven. Dat had nou ook 16


weer niet gehoeven. Niks hoeft. Wat mij betreft. Je kunt alles laten. Je kunt ook alles uit laten. Dat is nog mooier. Drie honden bijvoorbeeld. Lekker in je blootje. En dan aan de slag totdat ik je uit heb. Mocht me dat ooit lukken. Want jij bent een hele kluif. Jij kunt nog jaren mee. En je wordt groter. En groter. En dan stijg je mij boven het hoofd. Net als de problemen die dat allemaal met zich mee zal brengen. Die drijven mij dan ook boven het hoofd. En wat er dan allemaal boven komt drijven. Dat wil je niet weten. We weten sowieso niet zoveel. Weten is meten. Als ik aan het meten sla dan maak ik altijd rekenfouten. Een kromme is die nou langer dan een rechte? In elk geval is die praktischer om mee te spelen. En lekkerder. Die rechte dan. En die maakt ook een mooier geluid. Ietwat krampachtig maar zuiver. Maar achter de lamellen. Achter de lamellen is het leven zuiver. Buiten is enkel huiver. Huiver voor binnen. Op en neer en heen en weer. Vice versa. Vieze verzen. Vieze verzen rijmen niet. Net zoals Sinterklaas niet bestaat. Al komt ie elk jaar weer aan. Met zijn trouwe knecht. Ja, hij wel! Jij bent trouwens ook aangekomen. Zie ik. Je buikje is wat boller. En voller. Je bent toch niet zwanger. Mag ik hopen. Nee mallerd. Dat kan niet. Jij hebt een fluitje. En ik blaas de pipe. Concert voor twee violen en een fluit. Twee violen en een trommel en een fluit Was dat met die haasjes? Die fokken d’r op los. Wist je dat? Niet één jong. Maar een heel nest. In een hol. Niet op een tak. Ja, het is een takkewijf. Dat kan ik je wel vertellen. Daarom gaan die lamellen ook dicht. Zodat ze niet kan 17


zien dat ik de fluit speel. En ze jaloers wordt. Die oude heks. Met haar stokje. En maar tussen de tralies porren. Ze kan me wat. Zwavelstokjes mag ik hopen. En als ze blind wordt dan ziet ze niet zoveel. Dan ziet ze niet hoeveel lol wij samen hebben. Want dat hebben we. Zeg nou zelf. Jeminee. Dolle pret. Onderbroekenlol. Waar is die van mij gebleven overigens? Niemand de deur uit! Niemand de deur uit! Neenee, we ruilen niet. De jouwe is mij veelste klein. Daar pas ik niet in. En ik pas ook niet in jou. Dat is duidelijk. Elk spel kent zijn grenzen. Over spel gesproken: ken jij Vico Torriani nog? Van de TV. ‘Das goldene Schuss’. Een schot in de roos. Een ietwat vrije vertaling, moet ik toegeven. Nou, in jouw roos geen schot hoor. Dat beloof ik je. Plechtig. Erewoord. Want ik ben een man van eer. Geridderd op het slagveld van de fluitspelers. Aanvoerder van het groot fluitconcert. Vreselijk. Niet om aan te horen was het! Oorverdovend. En het was me toch een knokpartij! En dat allemaal om niks. En om niemand. Ja, om jou natuurlijk. En jij bent allesbehalve niemand. Integendeel. Jij bent een écht iemand. Van de bovenste plank. Val niet naar beneden. Kleine potjes hebben grote oren. Daar is geen speld tussen te krijgen, En scherven brengen geen geluk. Echt niet. Glasscherven, bedoel ik dan. hier heb je een doekje. Voor het bloeden. Ja bloedmooi ben jij. Een volbloedje! Het glas is half vol. Of het glas is half leeg. Als ik op de fluit heb gespeeld is ie helemaal leeg. Net zo leeg als het mondje van Roodkapje. Nadat de zeven dwergen haar buiten westen hebben geslagen. Oorverdovend. En alle 18


lekkernijen hebben opgepeuzeld. En alle flessen sterke drank hebben weg gezopen. Want ze kunnen er wat van. Die kleine rotkabouters. Met hun gefluit. Joho! Joho! Al kreeg ik ze cadeau. Met een strikje er omheen. Ik lust ze niet. Ook niet rauw. Rauw vlees. Bah. Dat is iets voor… Dat is iets voor… Ik weet het ook allemaal niet. Ook niet wat ze met Roodkapje hebben gedaan. Meteen het kapje d’r af. Zou ik zo zeggen. En dan naar huis sturen. Achter de lamellen met haar. En geen spleet. Nee. We naaien het helemaal dicht. Zodat ze in het stikdonker zit. Geen hand voor ogen zal ze zien. Moest ze haar ogen ook maar beter open houden. Iedereen moet zijn ogen wijd open houden. En de oortjes gespitst. Zij luisterden met rode oortjes naar wat de grote vriendelijke oom hen vertelde. Over konijntjes in het hol. En hoe lekker warm het daar was. Zo warm dat ze allemaal hun pelsjasjes uit deden. En een rondedansje gingen maken. Ja, want dat kan iedereen. Dansen. Ook konijnen. Ook konijnen kunnen dansen. En zeker op Koninginnedag. Maar dat is niet meer. De koningin is een koning geworden. Dat kan allemaal maar vandaag de dag. Gewoon een kwestie van ombouwen. Knippen en plakken. En klaar is Kees. Over die Kees is nog niet het laatste woord gezegd. En ik wil het er helemaal niet over hebben. Want die heeft me laatst toch iets geflikt. En daar ben ik nog steeds niet mee klaar gekomen. Terwijl ik daar normalerwijs toch helemaal geen moeite mee heb. Want zeg nou zelf, ik kom klaar in een wip. Wipkip. En daarbij heb ik jou niet 19


nodig. Daarbij heb niemand nodig. Ik doe het wel weer All by myself. Alles altijd bij de hand. En niet kapot te krijgen. Met een strikje er om heen. Heen en weer. Op en neer. Zolang de draaimolen zijn rondjes maar draait. Oliebollen. Oliebollen die eet ik ook heel graag. Liefst die die een beetje vet zijn. Poedersuiker op je jas. Die vette vingertjes van jou lik ik wel schoon. Een voor een. En de suiker zoen ik van je lippen. Verder mag er niks. Doe ik ook niet. Ik ben toch niet gek. Hou maar aan, die kleertjes. Dat doen we wel een andere keer. Achter de jaloezieën. Gordijnen mogen ook, wat mij betreft. Laten we één kier open in het midden. Kunnen ze lekker gluren. Gluren bij de buren. Ein Erlebnis. We overleven het wel. Daar maak ik me geen zorgen over. En jij. Jij overleeft mij. Dat zit er dik in. Nee, ik vind je niet dik. Vind je mij dik? Valt wel mee toch. Ik weeg me iedere dag. Ik weeg elk woord. En ik kan wachten tot ik een ons weeg. Mag het ietsje meer zijn? En mag de kleine dan een plakje worst? Of lust ie dat niet? Hij ziet wat pips. En dat voor zijn leeftijd. U zorgt toch wel goed voor hem? Geef hem eens wat meer aandacht. Een aai over zijn bol. Wat warmte. Liefde misschien. En speel eens iets voor hem. U bent toch die beroemde fluitspeler? Wat was het ook alweer. Dwarsfluit. Wat zegt u? Een piccolo. Zo’n fluitje van niks. Ja daar schiet dat ventje natuurlijk niks mee op. Dat joch is meer het type voor een schuiftrompet. Of een dikke trom. Boem! Pats! Paukeslag! Jaja. Dat had u niet gedacht hè. Een belezen slager is een ware goudmijn heden ten dage. 20


Kinderarbeid. Afbeulen. Daar in die mijnen. Bedoel ik. Waar ze kostbare grondstoffen halen. Voor al die mobiele telefoons. En waar is dat allemaal voor nodig? Dat vraag ik mezelf af. Die telefooncellen van vroeger die waren toch prima! Ik herinner het me nog goed. Vakantie in la douce France. Één keer per week naar huis bellen. Vanuit zo’n cel. Met een handvol vreemde munten. Alles goed bij jullie? Ja hier ook. Hoe is het weer daar? Hier een stralende zon. Zeg waar ik over bel tuut… tuut… tuut… En dat was het dan. Vandaag de dag kun je met iedereen spreken. Waar dan ook. Als je dat wilt, natuurlijk. En je kunt elkaar daarbij dan ook nog zien! Al ben je mijlenver van elkaar verwijderd. Alles kun je zien. Ook blote lijfjes. Helemaal. Van top tot teen. Maar de binnenkant, de binnenkant die zie je niet. Allemaal schone schijn. Dat is het. Luxaflex gedrag. Noem ik het. Ik zeg het u meneer: zodra het begint te regenen gaan de rolluiken dicht. Of als de zon schijnt. Ik weet het niet meer. Ik ben de draad kwijt. Mijn kluts is zoek. Soms zoek je naar iets. En je weet helemaal niet naar wat. Soms vind je iets. Waar je helemaal niet naar gezocht hebt. Zo’n plakje worst bijvoorbeeld. Dat komt vanzelf aangewaaid. Maar die oliebol. Die oliebol die moet je zelf gaan kopen. En dat allemaal voor hem. Die met die piccolo. Of die met dat kleine fluitje. Ach Spielman, spiel mir das Lied vom Tot… Knibbel knabbel knuistje, wat houd ik in mijn vuistje? Kom maar in mijn huisje. Huisjesmelker. Geitenbreier. Kleine stinkerd. Schuinsmarcheerder. Schuiftrompet. Retteketet! Laat 21


hem maar schuiven. Op en neer en heen en weer. Die poppenjongen. Weet je dat nog? Je t’aime, moi non plus. Hoezo non plus? Je veux l’amour! Willen willen willen. Voor de billen kun je ze krijgen. Billenkoek. Van eigen deeg. Nou is het trommeltje leeg. Rommeldebom. Wie bewaart die heeft wat. Daar heb je niet van terug, hè. Nooit. Nooit heb je iets terug. Alles heb ik je gegeven. Alles geef ik jou. Maar jij? Nooit heb jij genoeg. Rupsje nooitgenoeg. Nog te beroerd om je kont te keren. Oude snoeperd. Lekkerbek. Een plakje worst. In een groen groen groen groen knollenknollenland. Oh, wat ben jij toch parmant. Kom. Dan blaas ik op je fluit. En jij slaat op de trommel. Jouw getrommel geeft altijd gerommel. En Rommel? Die Rommel dat was een echte rotzak. Opruimen moesten ze hem. Met huid en haar. Haar ook ja. Die sloerie. Had ze haar handen maar thuis moeten houden. Daar waar dat klokje tikt. Van tiktak tiktak. Als nergens anders. Waar zou je ook heen moeten? Zo alleen. Moeder ziel en zaliger. Zijn de armen van geest. Laat de kinderen tot mij komen. Aan het kruis enzovoorts. Geef ze een cent. Een fluitje van een cent. Lekker blazen. Rooie cent. “Geen cent te veel hoor”. Zeeuwse trut. Voor je het weet ben je er doorheen. Failliet. Pleite. Weg. Er vandoor. Altijd maar op de vlucht. Niet omkijken. Want dan loop je met je kop tegen de muur. Of verander je in een zoutpilaar. Dan likken de paarden aan je. Misschien ook wel lekker. Paardje hop. In galop. Daar was laatst een meisje loos. Loos! Nee, niet boos. Dat zeg ik niet. En ik zou niet weten waarom dat 22


wicht boos zou moeten zijn. Weet jij daar meer van af? Heb jij iets met haar uitgespookt? Of juist niet. Dat het dat is. Waarom dat loze kind zo boos is. Lang leve de koningin! Jaja, je bent lief. Stil liggen nu. Als een muisje zo stil. Als op een beschuit. Roze en lichtblauw. Net als de bussen hier. Roze voor de meisjes, blauwe voor de jongens. Tis goed voor het zocht. Melkmuil. De mensen fokken maar. Als konijnen. Aan het kruis met hem! Jesus, daar is tie weer. En waar bemoeien ze zich allemaal mee? Daar heb ik ook schoon genoeg van. De bemoeials. Genoeg is genoeg. Hoe vaak moet ik dat nog zeggen. Ik ben toch geen herhaalrecept. In een keer doorslikken. Driemaal daags. Voor de maaltijd. Dan is het het lekkerst. Lukt je dat? Driemaal daags? Lekker ding! Hongerige wolven in het bos. Huilen er op los. Met de pet op. Jan. Naadje los. Steekje laten vallen. Streepje voor. Doorrennen. Niet omkijken! Kijk naar jezelf. Jij bent geen haar beter. Met je goudblonde lokken. Op je hoofd, ja. Niet daar beneden. Daar ben je mooi. Kaal. Fijn. Gelukkig maar. Geen mond vol haar. Geluk zit in een klein broekje. Weer zo’n gezegde waar je geen kant of wal mee op kunt. Een gezegde van niemendal. Trek je daar maar niks van aan. Dan hoeft het ook niet uit. Dit staat je overigens absoluut niet. Echt als een tang op een varken. Nee, zo bedoel ik het niet. Ik zeg alles verkeerd. Maar fouten maken, dat doe ik niet. Niet meer. Dat is iets voor dommeriken. Stommeriken. Mensen met dyslexie bijvoorbeeld. Of met een eetstoornis. Dat ik ook zoiets. Snap ik helemaal niks van. 23


Ik heb graag de mond vol. Altijd. Met van alles. En nog wat. Met jou. Dan fluit ik een deuntje. Een moppie. Ach, tis echt een moppie hè. Zeg nou zelf. Daar vind je geen tweede van. Een is ook meer dan genoeg. Ik heb niet alle tijd. Tik tak tik tak. Is dat nou de klok van grootváder of die van grootmóeder? Die met die grote ogen? Ach wat zijn ze toch mooi, die van jou. Die onschuldige kijkertjes. Hallo meneer de uil! Uilenbal. Huilebalk. Altijd weer die tranen. Maar ik bedoel het goed. Halleluja. Niks aan de handa. Gewoon zelf meegegaan, toch? Kom. Ik breng je wel naar huis. Of niet. Dan moet je het zelf maar weten. Moet je hier blijven. Achter de luxaflex. Kun je door de spleetjes kijken. Naar de bussen. Die voor de meisjes en die voor de jongens. Voor altijd. Of je gaat dwalen en verdwalen. Met die zak kiezelstenen van je. Dat je je maar een breuk tilt. Wat kan mij het boeien. Het leven is al waar genoeg. Ook achter de luxaflex. Waar de zon brandt. Brand! Brand! Tatuut tatuut! Wat een vak. Betaald spuiten. Geef mijn portie maar aan fikkie. Daar heeft ie een hele kluif aan. Het moppie. Gratis en voor niks. Brokken willen ze niet meer tegenwoordig. Plakjes worst. Dat dan weer wel. Voorgesneden koek. Van eigen deeg. Trommeltje leeg. Buikje vol. Genoeg gehad. Oké. Ga dan maar. Snotjong. Ik ben je ook zat. Spuugzat. En broodnuchter, hoor je. Geen druppel. Geen druppel meer. Helemaal leeggezogen. Papa fume une pipe. Hoerenjong. Vooruit met de geit. Broekje aan! Ja de rest ook. Of er zwaait wat. Zwaaien met je onderbroek, zwaaien met je hemd. Mijn handen jeuken. Zeker te vaak 24


gewassen. Dat is voorschrift. Van hogerhand. Samen je handen stuk wassen. Hier en daar. Links en rechts. Iedereen. Maar mij krijgen ze niet kapot. Moeten we weer gaan lijmen. Net als dat been. Van die drie honden. Uitgelaten als altijd. Ben jij. Dolle hond. Puppie. Poppie. Jongenspop. Poppenkop. Koppiekrauw. En altijd alles nazeggen. Nooit eens zelf denken. Dat komt niet in je op. Het enige dat opkomt is je fluitefluitefluit. Met een strikje erom. Uitpakken maar! Of inpakken die handel. En wegwezen. Aan de wandel. Met een stok. Zo oud ben ik nou ook weer niet. En jij ook niet echt piepjong. Geen kuiken meer. Een echt haantje. Kom vooruit, aankleden jij! Hophophop. Paardje in galop. Ik ben niet te houden. Het duurt me allemaal te lang. Alles duurt altijd te lang. Laat er een eind aan komen. Vandaag. Of morgen. Liever nu. Op staande voet. Stante pede. Ontslagen. Als god het belieft. De smiecht. Wablief? Wat zeg jij? Ga je mond spoelen. Nu. Onmiddellijk. Met dubbel dee en twee ellen. Omhoog die lamellen! Frisse lucht. Ik kan er niet meer tegen. Het is allemaal genoeg geweest. Ik houd het niet meer uit. Uit met de pret. Daar komt ie al. De olifant. Met zijn lange snuit. Zijn kleine slurfje. En maar trompetteren. Tátárátáá! Plakje worst. Kwakje snot. Lekker dier. Ga weg. Blijf hier. Hou nou op! Gekkie. Oké, ga maar door. Alles gaat vanzelf. Wat moet dat moet. En wat komt dat komt. Dat hou je niet tegen. Niets kun je tegen houden. Ook kabouter Plop niet! Waar komt die nou ineens vandaan? Kom d’r maar op. Maar kom er niet aan. Handjes boven de deken 25


Tijdens zijn verblijf als artist in residence bij POPOP in het voormalig belastingkantoor in Nijmegen maakte Bart Drost 54 tekeningen naar aanleiding van notities die hij aantrof in een kartonnen doos. Formaat: 21 x 14,8 cm en 14,8 x 21 cm. Papier: 150 grams LANA Hahnemühle Potlood: 2H, H, HB, B, 4B, 6B en Grafietstift 2B, 4 B De tekeningen zijn naar datum gestempeld in zwarte stempelinkt. Alle tekeningen werden op de achterzijde met vulpen gesigneerd. 26


tekeningen

27


28


29


30


31


32


33


34


35


36


37


38


39


40


41


42


43


44


45


46


47


48


49


50


51


52


53


54


55


56


57


58


59


60


61


62


63


64


65


66


67


68


69


Dit is de doos, die Bart Drost in november 2021 aantrof in een kamer van de het voormalig belastingkantoor in Nijmegen en die het uitgangspunt zou worden voor zijn kunstproject als arist in residence bij het nomadisch kunstenaarsintitiatief POPOP. 70


nawoord

Wat was dit wederom een avontuur! Allereerst de uitnodiging van POPOP om een maand lang als artist in residence te komen werken in het voormalig belastingkantoor in Nijmegen (want zeg nou zelf, wat te denken van een residence in de eigen woonplaats waar je nota bene een fantastisch eigen atelier ter beschikking hebt…) en dan stuit je ook nog eens op een ware goudmijn, een bron van inspiratie. De notities van de onbekende ambtenaar mij hebben mij meegesleept naar ongekende diepten in mijzelf. Zijn stortvloed van woorden was mij soms te machtig en heeft me meer dan eens overweldigd. Een en ander heeft tot dit boekje geleid: de binnenwereld naar buiten gebracht. Maar ik zou de onbekende ambtenaar tekort doen als het hierbij blijven zou. Daarom heb ik tenslotte bij de presentatie van dit boekje geprobeerd zijn wereld in één beeld samen te vatten en toon dit als ‘hommage aan het overleven’ in zijn voormalige kantoor, wat nu de artist residence van POPOP ART is. 71


Blik uit het raam van het kantoor van de onbekende ambtenaar, wiens notities in november 2021 werden aangetroffen een een kartonnen doos. De bovenste foto toont het uitzicht met de rolluiken op, bij de onderste foto zijn de rolluiken neergelaten. 72


De verrassende inhoud van de doos, die Bart Drost in november 2021 aantrof in een kamer van de het voormalig belastingkantoor in Nijmegen en die het uitgangspunt zou worden voor zijn kunstproject als arist in residence bij het nomadisch kunstenaarsintitiatief POPOP 73


In de gevonden kartonnen doos bevonden zich naast de dertig beschreven vellen lijntjespapier ook: - twee pakjes papieren zakdoekjes, waarvan één aangebroken. - een paar Van Bommel herenschoenen. Zwart. Maat 42. - een datumstempel. - een crucifix - een klok. 74


verantwoording

Het is me nogal wat, de teksten publiceren waarvan je de schrijver niet kent. Een schrijver die op mysterieze wijze van de aardbodem verdwenen klijkt. Desalniettemin heb ik gemeend er goed aan te doen de notities van de onbekende ambtenaar van het Nijmeegs kantoor der belastingen voor het voetlicht te brengen. In dit boekje heb ik slechts een deel van zijn notities samen gebracht. Het totale pakket was te veel. Soms ging het ook mij te ver. De delen die ik heb uitgekozen doen wellicht al genoeg stof opwaaien. Stof tot nadenken. Mocht u zichzelf of anderen in de notities hierboven menen te herkennen, neemt u dan alstublieft contact met mij op. Er is mij veel aan gelegen om meer van deze ambtenaar te weten te komen en misschien zelfs zijn identiteit te achterhalen. Hij gaat mij aan het hart. Zo nu en dan maak ik mij lichtelijk zorgen over hem… Bart Drost bart.drost@hetnet.nl 75


De in dit boek opgenomen notities van de verdwenen ambtenaar zijn ook te beluistern via onderstaande QR code

76


aanhangsel

Bart Drost hield dit boekje in het weekend van 27/28 november 2021, aan het eind van zijn werkperiode als artist in residence bij POPOP, ten doop in de voormalige werkkamer van de ambtenaar wiens gevonden notities hem inspireerden tot het maken van vierenvijftig potloodtekeningen. Als eerbetoon aan - ja aan wie of wat eigenlijk? - maakte hij in het voormalige kantoor een bescheiden installatie. 77


78


79


80


81


82


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.