Vragen aan Gert Jan Boeve Wat was uw leukste zaak?
goed erkent, wat overdraagbaar en verpandbaar is, zijnde het voorwaardelijk eigendomsrecht. Met deze overweging van de Hoge Raad lijkt
"Een zaak vind ik vanuit juridisch en professioneel
artikel 3:1 BW aldus gelezen te moeten worden
oogpunt in het bijzonder uitdagend als daarin
dat goederen alle zaken, alle vermogensrechten
(rechts)vragen centraal staan die nog niet eerder
en alle voorwaardelijke eigendomsrechten zijn.
zijn beantwoord. Eén van mijn in dat kader meest
Evenals het verbintenissenrecht, zou daarmee het
uitdagende (en nog lopende) zaken tot op heden
goederenrecht toch als halfopen systeem kunnen
is de procedure waarin mijn praktijkgroepgenoot
worden beschouwd, omdat een recht kennelijk ook
mr. dr. M.R. (Marcel) Ruygvoorn en ik een
als goed in de zin van artikel 3:1 BW kwalificeert als
onderwijsinstelling bijstaan die door studenten
het in het stelsel van de wet past en aansluit bij wèl in
aansprakelijk is gesteld voor, kort gezegd, schade
de wet geregelde gevallen (vgl. HR 30 januari 1959,
als gevolg van opgelopen vertraging bij het
NJ 1959, 548 m.nt. D.J. Veegens (Quint/Te Poel). Een
volgen van een nieuwe studie en bij het vinden
bevestiging daarvan zou kunnen worden gelezen in de
van een passende baan. Onder andere staat in
door Verstijlen gesignaleerde wetshistorische en deels
deze procedure de (rechts)vraag centraal welke
wetssystematische motivering van de Hoge Raad. Ik
(zorg)plicht een onderwijsinstelling jegens haar
vermoed dat de overweging van de Hoge Raad mede
studenten heeft bij het starten van een nieuwe
een economische en praktische afweging is geweest.
opleiding. Deze voor onderwijsinstellingen en
De praktijk zal moeten uitwijzen of het ook wenselijk
studenten uiterst relevante vraag is nog niet eerder
was dat het voorwaardelijk eigendomsrecht als goed
beantwoord."
werd erkend."
Welk arrest heeft bij u veel “losgemaakt” vanuit juridisch oogpunt?
"Het arrest dat bij mij veel heeft “losgemaakt” vanuit juridisch oogpunt is zonder meer HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1046, NJ 2016, 290 m.nt. F.M.J. Verstijlen (Rabobank/Reuser). De Hoge Raad overweegt dat de verkrijger onder eigendomsvoorbehoud zijn voorwaardelijk eigendomsrecht kan vervreemden of bezwaren. De verkrijger kan over dat voorwaardelijk eigendomsrecht dus beschikken, wat op gespannen voet staat met het overdrachtsvereiste van beschikkingsbevoegdheid uit artikel 3:84 lid 1 BW. Verstijlen merkt hierover op dat de Hoge
28
Raad een van de zaak zelf te onderscheiden
| december 2016