In artikel 4 onder het kopje “dienstjaren” is onder andere vermeld: “Bij de bepaling van het aantal dienstjaren wordt het aantal jaren in aanmerking genomen dat de deelnemer, vanaf de inwerkingtreding van deze pensioenovereenkomst bij de werkgever tot de pensioendatum in dienst van de werkgever kan doorbrengen.” Ter uitvoering van de tweede pensioenovereenkomst heeft [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] een pensioenverzekering afgesloten bij AMEV Levensverzekering N.V. De voorwaarden van deze verzekering zijn laatstelijk vastgelegd in de door ASR Levensverzekering N.V. afgegeven levensverzekeringspolis van 26 januari 2011 met wijzigingsdatum 1 januari 2011. 3.9. Met haar brief van 9 december 2010 heeft [gedaagde zaak 1 eiser zaak2] [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] uitgenodigd voor een algemene vergadering van aandeelhouders op 23 december 2010 met als agendapunt onder meer het voorstel tot zijn ontslag. De toelichting bij de brief vermeldt de omzetcijfers en resultaten van de [gedaagde zaak 1 eiser zaak2] groep van ondernemingen in de jaren 2007 tot en met 2009, alsmede opmerkingen over verwachtingen op korte termijn, over onmogelijkheid van verlenging van de kredietfaciliteit zonder aanvullende inspanning van de aandeelhouder, over noodzaak tot reductie van kosten en aanpassing van de structuur van [gedaagde zaak 1 eiser zaak2], die meebrengt: de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten met de algemeen directeur en de financieel administratieve en secretariële medewerkers, de beëindiging van de huurovereenkomst en andere verplichtingen en de aansturing van de dochters rechtstreeks door de aandeelhouder. [gedaagde zaak 1 eiser zaak2] nodigt [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] tevens uit voor een nadere mondelinge toelichting op 10 december 2010. 3.10. Bij brief van 15 december 2010 heeft [gedaagde zaak 1 eiser zaak2] vooruitlopend op de vergadering van 23 december 2010 aan [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] een afvloeiingsregeling aangeboden onder het voorbehoud dat het geagendeerde voorstel tot ontslag van [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] wordt aangenomen. Het voorstel hield in dat – bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 30 april 2011 – binnen een maand een schadevergoeding wordt betaald van € 110.000,00 bruto en dat daarnaast, indien op 1 mei 2012 nog steeds sprake is van werkloosheid en [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] op dat moment geen uitzicht heeft op een andere positie, een aanvullend bedrag van € 100.000,00 wordt betaald; van werkloosheid is sprake zolang [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] sedert het (voorgenomen) ontslag zonder onderbreking in tijd een uitkering krachtens de Werkloosheidswet ontvangt. 3.11. [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] heeft schriftelijk verweer gevoerd tegen het voorgenomen ontslag door middel van zijn notitie van 22 december 2010. Daarin heeft hij onder meer gesteld dat hij zonder overleg of aankondiging vooraf net voor het Kerstreces overvallen is door het voorgenomen ontslag en dat tegen de achtergrond van zijn ruim twintigjarige dienstverband waarin hij een onberispelijke staat van dienst heeft opgebouwd, een meer tactvolle bejegening denkbaar was geweest. Bovendien acht [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] het buitengewoon onzorgvuldig dat een ondergeschikte collega eerder op de hoogte was van het voorgenomen ontslag dan hij zelf, hoewel in de oproep voor de algemene aandeelhoudersvergadering geheimhouding is opgelegd. [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] heeft in zijn verweer erkend dat [gedaagde zaak 1 eiser zaak2] en haar dochters sedert enkele jaren verliesgevend zijn, doch heeft die verliezen onvermijdelijk genoemd, gezien het feit dat de gehele bouwsector zwaar getroffen is door de economische crisis en [gedaagde zaak 1 eiser zaak2] volledig afhankelijk is van die sector. [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] heeft benadrukt dat hij tal van bezuinigingen heeft doorgevoerd, waardoor de kosten van [gedaagde zaak 1 eiser zaak2] drastisch zijn gedaald. Bovendien kunnen de verliezen volgens [eiser zaak1 gedaagde zaak 2] niet los worden gezien van het beleid van de aandeelhouder, die
28