Partij(en) Friso Derk Goudberg, te Lemmer, gemeente Lemsterland,, eiser tot cassatie, adv.: mr. P. Garretsen, tegen Johanna Maria Hendrica van Breukelen,, te Verbier, Zwitserland, verweerster in cassatie, niet verschenen.
Uitspraak
Conclusie A-G mr. Strikwerda: 1. Eiser tot cassatie, hierna: Goudberg, wonende te Lemmer, heeft bij exploten van 23 juni 2010 verweerster in cassatie, hierna: Van Breukelen, wonende te Lemmer (Zwitserland), aangezegd dat hij beroep in cassatie instelt tegen een tussen Goudberg als appellant, tevens eiser in het incident, en Van Breukelen als geïntimeerde, tevens verweerster in het incident, gewezen arrest d.d. 23 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, en Van Breukelen gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 14 oktober 2010. 2. Betekening van de cassatiedagvaarding heeft plaatsgevonden (i) op de voet van art. 63 Rv aan het kantoor van mr. W.H.C. Bulthuis, advocaat te Leeuwarden, als advocaat bij wie Van Breukelen in de vorige instantie laatstelijk te dezer zake uitdrukkelijk woonplaats heeft gekozen, en (ii) op de voet van art. 55 Rv aan het parket van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, (a) met verzoek het exploot overeenkomstig de artt. 3–6 van het Haags Betekeningsverdrag (Verdrag van 15 november 1965, Trb. 1966, 91 en 1969, 55) jo. art. 7 van de Wet van 8 januari 1975, Stb. 4 (Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag) aan Van Breukelen mede te delen door eenvoudige afgifte en, voor het geval deze eenvoudige afgifte niet mogelijk is, de mededeling te doen geschieden in de vorm die in het land van bestemming is voorgeschreven voor het verrichten van soortgelijke mededelingen, en (b) met mededeling dat een afschrift van de dagvaarding onverwijld door de exploterende deurwaarder per aangetekende post is toegezonden aan Van Breukelen. 3. Van Breukelen is in cassatie niet op de aangezegde rechtsdag ter terechtzitting van de Hoge Raad verschenen. Goudberg heeft verzocht tegen Van Breukelen verstek te verlenen. 4. Niet is gebleken dat kennisgeving van het exploot van dagvaarding aan Van Breukelen overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag (waarbij zowel Nederland als Zwitserland partij zijn) heeft plaatsgevonden. Daarbij verdient aantekening dat Zwitserland overeenkomstig art. 21 lid 2, aanhef en onder a, van het verdrag heeft verklaard zich te verzetten tegen de wijzen van kennisgeving bedoeld inart. 8 en 10 van het verdrag, waaronder kennisgeving over de post (art. 10, aanhef en onder a). Zie P. Vlas, Burgerlijke Rechtsvordering (losbl.), Verdragen & Verordeningen, Haags Betekeningsverdrag 1965, Bijlage I, Zwitserland. De toezending per aangetekende post van een afschrift van de dagvaarding door de exploterende deurwaarder aan Van Breukelen kan dus niet gelden als een kennisgeving overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag (vgl. HR 11 juli 2003, NJ 2005, 311 nt. PV). 5. Brengt het vorenstaande mee dat, niettegenstaande het feit dat betekening van de cassatiedagvaarding aan Van Breukelen niet alleen heeft plaatsgevonden op de voet van art. 55 Rv maar ook op de voet vanart. 63 Rv (hierna kortweg: kantoorbetekening), thans nog niet verstek kan worden verleend tegen Van Breukelen en dat, zoals voorgeschreven in art. 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag, de Hoge Raad zijn beslissing op het verzoek tot verstekverlening dient aan te houden totdat is gebleken dat aan de in die bepaling gestelde vereisten is voldaan? 6. Het Haags Betekeningsverdrag is blijkens art. 1 lid 1 van toepassing ‗in alle gevallen waarin in burgerlijke zaken of in handelszaken een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk ter betekening of
416