Magna Charta Webinars

Page 87

zojuist bedoelde stellingen die erop gericht waren, althans waaruit volgt, dat de overeenkomst tussen de Gemeente en Van Sundert aldus uitgelegd dient te worden dat art. 3.9 AV — dat overigens slechts een klein onderdeel vormt van de gehele overeenkomst tussen de Gemeente en Van Sundert — gelet op de (specifieke) omstandigheden van het onderhavige, concrete geval, geen verplichting voor Van Sundert (zelf) meebracht om te contracteren naar het model van de Stichting GIW, noch ook een verplichting voor Van Sundert om zijn bouwbedrijf dat te laten doen. Voorzover het Hof, door voorbij te gaan aan de hiervoor weergegeven stellingen (en/of door zijn overwegingen omtrent ‗vereenzelviging‘) mocht hebben miskend dat het bij de uitleg van de overeenkomst tussen de Gemeente en Van Sundert aankomt op hetgeen partijen hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben opgemaakt en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs hebben mogen opmaken, en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, is het Hof uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. 2.3. Nu 's Hofs hiervoor onder 2.0 weergegeven r.ov. 4.7.3 voortbouwt op 's Hofs oordeel omtrent de ‗vereenzelviging‘, vervat in r.ov. 4.7.2, kan ook deze r.ov. 4.7.3 niet in stand blijven, indien één of meer van de klachten omschreven in subonderdelen 2.1 en 2.2 slaagt. III. Inleiding 3.0. Onder het kopje ‗Doorkruisingsleer/détournement de pouvoir‘ overweegt het Hof onder meer, in r.ovv. 4.8.1–4.8.6: ‗4.8.1. Voor het geval zou moeten worden geoordeeld dat art. 122 Woningwet niet aan geldigheid van het beding betreffende de GIW-regeling in de weg staat, heeft Van Sundert als verweer opgeworpen dat hij ook in zoverre toch geen wanprestatie heeft gepleegd door de GIWregeling niet op te nemen in de koopovereenkomsten met de kopers, dat de GIW-regeling — wat betreft de daarin opgenomen bouwtechnische voorwaarden en de garantiebepalingen — een onaanvaardbare doorkruising oplevert van de publiekrechtelijke regeling van de Woningwet en het Bouwbesluit, en — wat betreft de daarin opgenomen insolventiewaarborg — een onaanvaardbare schending vormt van de belangen van de particuliere bouwer. Nu de gemeente, wat dit laatste betreft, haar bevoegdheid heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend (détournement de pouvoir) brengt dat mee dat de overeengekomen GIW-regeling in strijd is met de openbare orde en daardoor nietig, aldus Van Sundert. 4.8.2. Het hof heeft reeds geoordeeld dat art. 122 Woningwet inderdaad aan de geldigheid van het in de AV voorschrijven van de GIW-regeling in de weg staat, voor zover daarin althans onderwerpen worden geregeld (bouwtechnische voorschriften en garantiebepalingen) die ook onderwerp zijn van het Bouwbesluit. Op het beroep van Van Sundert op de doorkruisingsleer behoeft dus niet meer te worden ingegaan. 4.8.3. Wat betreft het deel van de GIW-regeling dat betrekking heeft op de insolventiewaarborg en het beroep van Van Sundert op détournement de pouvoir overweegt het hof het navolgende. Van Sundert stelt dat met dit onderdeel van de GIW-regeling individuele financiële belangen van individuele kopers worden gediend en dat dat belang de gemeente niet aangaat. De gemeente moet zich bij de gronduitgifte beperken tot de behartiging van planologische belangen en belangen op het gebied van fatsoenlijke huisvesting, aldus Van Sundert Bovendien is in de AV als verplichting opgenomen dat een koop-aannemingsovereenkomst wordt gesloten volgens het model van het GIW of een gelijkwaardig instituut, maar nu een dergelijk gelijkwaardig instituut er niet is komt dat neer op gedwongen winkelnering bij het GIW. De gemeente stelt dat het als lokale overheid onder meer haar taak is te zorgen voor voldoende woningaanbod, van voldoende kwaliteit. 4.8.4.

436


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.