MNEXT - Future Rethinker - 2025/06

Page 1


INHOUDS OPGAVE

22

PODCAST: OPLOSSING VOOR EEN DUURZAME TOEKOMST

24 HET KLOPPENDE HART VAN GROENE CHEMIE IN NOORDBRABANT

26 LECTORENPLATFORM BIOBASED ECONOMY OP DAS CONFERENTIE

COLOFON

REDACTIE & VORMGEVING:

Wendy van Rijsbergen w.vanrijsbergen@avans.nl

Bas Koebrugge b.koebrugge@avans.nl

Monique Wintermans

mwam.wintermans@avans.nl

Marja van der Zanden wjm.vanderzanden@avans.nl

Ewout Vaes ejg.vaes@avans.nl

© 2025 MNEXT

Wil je artikelen uit dit magazine zelf

gebruiken of delen? Graag zelfs! Neem dan alsjeblieft wel even contact met ons op!

Meer weten over ons?

Bekijk dan de website MNEXT.NL

Lignocellulose uit reststromen als revolutie in de chemie

Bij MNEXT geloven we dat de chemische industrie pas echt kan verduurzamen als we verder kijken dan individuele processen en een systemische benadering hanteren. In het project Feeding Refineries brengt MNEXT, onder leiding van projectleider Philippa Roots, de hele keten in kaart — van agrarische reststroom tot industriële bioraffinaderij — om te onderzoeken hoe lignocellulose de klassieke grondstoffen kan vervangen.

Wij starten bij het veld

In Europa blijft jaarlijks miljoenen tonnen stro, bladeren en stengels onbenut achter op het land. Deze lignocellulose-rijke

reststromen zijn niet eetbaar voor mensen en nauwelijks geschikt als veevoer, maar bevatten juist hoogwaardige koolstof — een cruciaal ingrediënt voor de chemische bouwstenen van plastic, coatings en lijmen. MNEXT werkt samen met partners als Looop en BioGrowth Development om te bepalen hoeveel van deze biomassa beschikbaar is én duurzaam geoogst kan worden, zonder de bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit aan te tasten.

Beleidsmatig is het thema actueler dan ooit: reststromen worden gezien als sleutel tot verduurzaming zonder concurrentie met voedselproductie. Maar in de praktijk gaat de aandacht vooral uit naar technologieontwikkeling — naar nieuwe reactoren, fermentatieprocessen en katalysatoren. Wat vaak ontbreekt is de logistieke en ruimtelijke dimensie: waar ligt die biomassa precies, hoeveel kunnen we oogsten zonder de bodem uit te putten, en hoe krijgen we het efficiënt bij de raffinaderij? Precies die vragen zijn de aanleiding voor het project.

Ruimtelijke analyses als fundament

Onze strategie ligt in ruimtelijke data-integratie. We verbinden data van zes gewassen (maïs, rijst, gerst, haver, tarwe en twee oliegewassen) met locaties van industriële centra, transportinfrastructuur en milieurestricties. Philippa Roots, expert

in spatial analytics bij MNEXT, ontwikkelt modellen die laten zien waar in Europa bijvoorbeeld een bioraffinaderij met de hoogste slaagkans kan worden gebouwd. Cruciaal daarbij is dat niet alle reststromen geoogst mogen worden: een deel blijft achter om de bodem gezond te houden. Zonder deze oogstquota zouden we ons ons natuurlijke kapitaal uitputten.

Ontwikkeling van scenario’s

Onder Philippa’s leiding hebben we verschillende scenario’s geprogrammeerd. Van een ‘green first’-scenario met korte transportafstanden en strikte oogstlimieten, tot meer optimistische versies die hogere volumes benutten. Ons model koppelt biomassa-eenheden aan potentiële raffinaderijlocaties en rekent uit hoeveel etheen daarmee geproduceerd kan worden — de basis voor polyethyleen. De voorlopige uitkomsten laten zien dat lignocellulose alleen al ongeveer 20% van de huidige etheenbehoefte kan dekken, waarbij veel afhangt van het goed in kunnen richten van transport van de biomassa. Als we daarnaast suikers en houtachtige fracties meerekenen (buiten de scope van dit project), kan dat aandeel nog aanzienlijk groeien.

Whitepaper en blauwdruk voor opschaling

Dit jaar publiceren we een whitepaper waarin MNEXT de methodologie van Feeding Refineries helder uiteenzet. Samen met projectpartner BioGrowth Development werken we aan een open ‘blauwdruk’: andere onderzoekers en bedrijven kunnen onze

MILJOENEN TONNEN aan lignocellulose-rijke reststromen blijven jaarlijks onbenut achter op het land

Contact over dit artikel | Philippa Roots | +31 88 525 09 89 | pm.roots@avans.nl

werkwijze dan direct toepassen op verschillende biomassa- of reststroomtypes. Zo versnellen we de transitie naar een circulaire chemiesector, waarin reststromen niet langer een probleem zijn, maar juist een bron van waarde.

Randvoorwaarden en beleid

Natuurlijk vraagt grootschalige toepassing om investeringen: in bioraffinaderijen, groene waterstof, duurzame energie en—niet te vergeten—digitaal datamanagement. Ook internationaal beleid speelt een sleutelrol; momenteel is de regelgeving rond grensoverschrijdend transport van agrarisch afval nog onduidelijk. MNEXT onderzoekt hoe we dit obstakel kunnen wegnemen, zodat biomassa efficiënt en circulair door Europa kan stromen.

MNEXT deelt kennis en bouwt bruggen

Bij MNEXT vinden we kennisdeling cruciaal. Op congressen zoals Renewable Resources & Biorefineries in Finland presenteert Philippa over een jaar de eerste resultaten van dit project. “Er is al veel onderzoek naar biobrandstoffen,” zegt zij, “maar biobased bouwstenen voor de chemische industrie staan nog in de kinderschoenen.” Met Feeding Refineries vullen we die kenniskloof en laten we zien dat lignocellulose niet alleen duurzaam is, maar ook economisch gezien perspectief biedt.

Vooruitblik: van verkenning naar praktijk

Feeding Refineries is een eenjarig verkenningsproject, maar MNEXT ziet de potentie voor een veel grotere impact. Na afronding willen we industriële pilots starten met de meest kansrijke locaties en partners uitnodigen om samen te investeren. Daarnaast onderzoeken we hoe ons model kan worden toegepast op andere reststromen — denk aan houtzagerij-afval of bermmaaisel. Het doel is helder: een circulaire keten waarin fossiele grondstoffen volledig vervangen worden door biobased alternatieven, voor de gehele chemische sector.

Wanneer we op de kaart¬overzichten kijken, zien we niet alleen stippen; we zien kansen. Voor boeren die een extra inkomstenbron vinden, voor chemiebedrijven die hun CO₂-voetafdruk verkleinen, en voor een bodem die vitaal blijft voor toekomstige gewassen. Feeding Refineries is voor MNEXT de proeftuin waarin we systeemdenken, geavanceerde ruimtelijke analyses en ecologische verantwoordelijkheid samenbrengen. Zo bouwen wij aan de duurzame chemie van morgen.

‘Hernieuwbare energiedragers cruciaal voor energietransitie’

De energietransitie is in volle gang. Hernieuwbare energiebronnen zoals zon en wind zijn inmiddels goed bekend. Maar hoe zorgen we ervoor dat die energie betrouwbaar en flexibel beschikbaar is, precies wanneer we die nodig hebben? Dat is waar hernieuwbare energiedragers belangrijk worden – met waterstof als bekendste voorbeeld. We spraken met lector Hernieuwbare Energiedragers Saleh Mohammadi over zijn drijfveren, zijn dubbelrol als lector en ingenieur, en zijn visie op de toekomst van energie. Op 23 mei sprak hij zijn lectorale rede uit.

De naam van jouw lectoraat roept misschien vragen op. Kun je uitleggen wat hernieuwbare energiedragers zijn?

“Hernieuwbare energiedragers zijn stoffen of materialen die energie uit duurzame bronnen kunnen opslaan en transporteren. Je kunt bijvoorbeeld overtollige elektriciteit van zon of wind omzetten in een energiedrager zoals waterstof of een synthetische brandstof. Die energie kun je dan op een later moment of op een andere plek gebruiken. Hernieuwbare energiedragers maken het dus mogelijk om schone energie te gebruiken waar en wanneer je die nodig hebt – niet alleen op het moment dat je die opwekt.”

Waarom is dat zo belangrijk?

“Omdat bronnen zoals zon en wind niet constant energie leveren – je kunt ze niet ‘aanzetten’ wanneer je ze nodig hebt. Op een zonnige of winderige dag kunnen we meer stroom opwekken dan we op dat moment nodig hebben, en op andere dagen is het juist te weinig. Met energiedragers kunnen we dat overschot opslaan en later gebruiken. Dat maakt ons energiesysteem veel flexibeler en betrouwbaarder. En die flexibiliteit is essentieel als we de energietransitie willen laten slagen.”

Mijn opleiding begon in Iran, waar ik mijn bachelor en master in engineering heb behaald. In 2012 verhuisde ik naar Nederland voor promotieonderzoek naar energiesystemen en duurzaamheid. Toen besefte ik pas echt hoe groot de klimaatuitdaging is. In Nederland merk je daar misschien nog minder van, maar in veel andere delen van de wereld veroorzaakt klimaatverandering nu al grote sociale en economische problemen. Dat maakt mijn werk nog urgenter.”

Je combineert je rol als lector met werk als ingenieur bij adviesbureau Witteveen+Bos, waar je klanten helpt met complexe energievraagstukken.

“Dat is juist de kracht van mijn positie. Het lectoraat Hernieuwbare Energiedragers maakt deel uit van het Centre of Expertise MNEXT, waar we praktijkgericht onderzoek doen naar materialen- en de energietransitie. Tegelijkertijd werk ik via Witteveen+Bos direct met bedrijven en zie ik wat er speelt en wat er nodig is om de transitie vooruit te helpen. Die combinatie zorgt ervoor dat ik studenten, onderzoekers en bedrijven aan elkaar kan verbinden. Samen werken we aan oplossingen die niet alleen

Waterstof krijgt veel aandacht. Is het echt de sleutel tot de energietransitie?

“Waterstof is geen wondermiddel, maar wel een onmisbaar onderdeel van de oplossing. Het is vooral belangrijk in sectoren waar directe elektrificatie moeilijk of onmogelijk is – zoals de zware industrie of internationaal transport. Het moet dan natuurlijk wel gaan om groene waterstof, dus geproduceerd met hernieuwbare elektriciteit. Anders stoten we nog steeds CO₂ uit. Groene stroom is beperkt beschikbaar, dus we moeten waterstof slim en efficiënt inzetten. Uiteindelijk draait het niet om één oplossing, maar om de juiste mix van technologieën voor een toekomst met weinig CO₂-uitstoot.”

Waarom is elektrificatie zo moeilijk in de sectoren die je noemt?

“Dat heeft te maken met de enorme energiebehoefte en technische eisen in die sectoren. Je kunt een vliegtuig of vrachtschip niet zomaar aandrijven met batterijen – die zijn te zwaar en leveren nog niet genoeg energie voor lange afstanden. En zware industrieën zoals staalproductie hebben extreem hoge temperaturen nodig, die je niet makkelijk bereikt met alleen elektriciteit. In dat soort gevallen zijn moleculaire energiedragers zoals waterstof of ammoniak een beter alternatief. Die kun je verbranden of gebruiken in industriële processen om de benodigde hitte of energie te leveren.”

Wat zijn de grootste uitdagingen bij het gebruik van waterstof?

“Er zijn er meerdere. Technisch gezien moeten we de productie en het gebruik van waterstof efficiënter maken, de kosten omlaag brengen en zorgen dat het veilig is op grote schaal. Maar minstens zo belangrijk is de integratie in het systeem: we moeten de productie koppelen aan duurzame opwek en aan de industriële vraag, zodat vraag en aanbod goed op elkaar afgestemd zijn. Daarnaast is er veel onzekerheid over regelgeving en ontbreekt nog de infrastructuur – denk aan leidingen, opslagplaatsen en tankstations. En tot slot: we hebben mensen nodig met de juiste kennis en vaardigheden om dit allemaal waar te maken. Onderwijs speelt daar een sleutelrol in.”

Op 23 mei sprak je je lectorale rede uit: Charting a low carbon future energy system: the rationale for hydrogen and emerging energy carriers. Wat bedoel je met die titel?

“Die titel gaat over het uitstippelen van een toekomst waarin we zo weinig mogelijk CO₂ uitstoten. Waterstof en andere opkomende energiedragers zijn cruciaal om die toekomst mogelijk te maken –dat was de kern van mijn verhaal. Maar ik benadrukte ook dat we een systeembenadering nodig hebben. Je kunt technologie niet los zien van menselijk gedrag, beleid en infrastructuur. Alles hangt met elkaar samen. Alleen door al die aspecten samen aan te pakken, kunnen we écht stappen maken in de energietransitie.”

DE KEMPEN ENERGIE HUB

strekt zich uit over een groot gedeelte van het zuiden van Noord-Brabant

Zo zet je de stap naar een sterke energiegemeenschap

Steek je stekker in het stopcontact en je hebt direct stroom. Maar wat als die stroom vastloopt? Er zijn slimme benaderingen nodig om de stroom, letterlijk en figuurlijk, op gang te krijgen zodat de energietransitie geen vertraging oploopt. Energie Hubs kunnen een oplossing zijn. In deze Hubs wekken deelnemers zelf hun energie op én delen en beheren ze deze lokaal. Dit zorgt voor efficiënte, duurzame en sociaal sterke energiesystemen. Tot nu toe blijven Energie Hubs helaas nog te vaak steken in de planningsfase waardoor ze hun volledige potentieel niet benutten. Een goede reden voor studenten en onderzoekers van MNEXT en Tilburg University om de belemmeringen te onderzoeken en barrières te doorbreken voor een duurzamere wereld!

Netcongestie, wat is dat ook al weer?

In Nederland wordt op sommige momenten meer stroom gevraagd of teruggeleverd dan dat het netwerk aankan. De elektriciteitskabels raken daardoor letterlijk "vol". Stel je voor dat het elektriciteitsnet een snelweg is en energie de auto’s die door die kabels rijden. Wanneer er te veel auto's (energie) op de snelweg (kabel) rijden, ontstaan er files. Bij energie leidt dit tot wachttijden voor nieuwe aansluitingen, beperkingen op teruglevering van zonnestroom en soms zelfs stroomstoringen. Het probleem ontstaat vooral door de snelle groei van duurzame energiebronnen zoals zonnepanelen en windmolens en de toenemende vraag naar elektriciteit door warmtepompen en elektrische auto's. Je wilt dus dat de “wegen” minder snel vol gaan raken. Netbeheerders werken hiervoor hard aan netverzwaring, maar dit kan soms jaren duren. Het is alsof je eerst de snelwegen (kabels) moet verbreden voordat je de extra auto’s (energie) kunt laten doorrijden.

Inzichten uit de praktijk Studenten gingen op bedrijventerreinen in Bergeijk en Eersel in gesprek met lokale ondernemers, waar ondernemers een Energie Hub aan het oprichten zijn in het OPZuid-project ‘Kempen Energie Hub’. Een Energie Hub is een vorm van een Local Energy Community (LEC) op een bedrijventerrein. Niet vanuit de theorie, maar met een innovatieve aanpak: Participatory Action Research (PAR). Deze methode draait om samenwerken, luisteren en samen tot praktische oplossingen komen. In open gesprekken deelden de

ondernemers hun ervaringen, gevolgd door een oefening waarin ze zelf prioriteiten rangschikten.

Het resultaat? Waardevolle inzichten uit de praktijk. En de belangrijkste les: Energie Hubs werken alleen als ze écht een gemeenschap vormen. Dat vraagt om samenwerking die verder gaat dan winst: met ruimte voor vertrouwen, transparantie en wederzijdse steun. Alleen zo maak je samen energie sterker.

Van losse plannen naar krachtige samenwerkingen

Met deze drie stappen zetten studenten de deur open naar lokale energie-initiatieven die niet alleen duurzaam zijn, maar ook écht gedragen worden.

• Bouw een echte gemeenschap en versterk partnerschappen: Het draait om mensen die elkaar vinden in een gezamenlijke toekomstvisie. Breng ondernemers, bewoners en andere betrokkenen samen die geloven in wederzijdse groei – niet alleen economisch, maar juist ook sociaal.

• Zorg voor gedeeld begrip en open communicatie: Heldere, transparante communicatie zorgt voor vertrouwen en voorkomt ruis. Zo werk je echt samen aan hetzelfde doel.

• Deel zeggenschap met participatief bestuur: Geef ondernemers en andere betrokkenen gelijke zeggenschap. Laat ze meedenken én meebeslissen. Alleen dan voelen mensen zich eigenaar en komt de gemeenschap echt tot leven.

Van obstakels naar oplossingen Een tweede studententeam dook met Participatory Action Research (PAR) in de barrières voor energiedeling op de bedrijventerreinen in Eersel en Bergeijk. Hoe krijgen we energiedeling écht op gang? Ze ontdekten vier knelpunten en net zo veel oplossingen. Alles gericht op één doel: de duurzame samenwerking tussen bedrijven, netbeheerders en andere betrokkenen versterken en energiedeling versnellen.

• Regelgeving remt af: Ingewikkeld beleid, trage besluitvorming en bureaucratie staan energiedeling in de weg.

Oplossing: Kijk naar wat werkt in landen als Denemarken en Noorwegen. Gebruik die lessen om samen met de Nederlandse overheid en beleidsmakers een slimme, praktische aanpak te ontwikkelen die energiedeling wél mogelijk maakt.

• Technische hobbels op het net: Verouderde infrastructuur, beperkte opslag en personeelstekort bij netbeheerders maken energiedeling lastig.

Oplossing: Investeer in talent en kennis. Werf gericht technici en ingenieurs voor Energie Hubs en start praktijkgerichte trainingen samen met lokale technische scholen en opleidingen. Zo bouw je aan capaciteit én aan de toekomst.

• Financiële obstakels: Hoge initiële kosten en het ontbreken van prikkels maken het voor kleine en middelgrote ondernemingen moeilijk om te investeren in energiedeling.

Oplossing: Mobiliseer vakbonden, lokale overheden en bedrijven om te lobbyen voor zowel private als publieke investeringen. Zet in op informatiecampagnes en samenwerkingsprojecten die de economische en maatschappelijke voordelen van energiedeling en energiehubs benadrukken.

• Gebrekkige communicatie: onvoldoende informatie en gebrekkige communicatie tussen bedrijven en de netbeheerder zorgen voor wantrouwen en onzekerheid. Dit vermindert de betrokkenheid.

Oplossing: Ontwikkel een online platform voor ondernemers, met o.a. een checklist voor deelname, een stap-voor-stap aanvraagportaal, video tutorials en een veelgestelde vragen sectie (FAQ's).

Contact over dit artikel | Mertijn Weeda | +31 88 525 94 84 | l.weeda@avans.nl

Leren stopt niet na je diploma

De wereld verandert razendsnel. Nieuwe technologieën, strengere duurzaamheidseisen en een krappe arbeidsmarkt stellen steeds hogere eisen aan bedrijven én professionals. Wie klaar wil zijn voor morgen, moet dus vandaag blijven leren. Bij MNEXT zien we dagelijks hoe belangrijk dat is. Daarom zetten wij, samen met onze moeders Avans en HZ, in op Leven Lang Ontwikkelen (LLO): onderwijs dat meebeweegt met de praktijk, ontwikkeld in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, en niet enkel bedoeld voor studenten maar juist ook professionals die zich willen blijven ontwikkelen.

De materialen- en energietransitie vraagt om nieuwe kennis en vaardigheden. Denk aan circulair bouwen, het gebruik van biobased materialen, slimme energienetwerken en het hergebruik van grondstoffen. Voor al die opgaven zijn goed opgeleide mensen nodig – mensen die bijblijven in hun vak, zich durven om- of bijscholen, en willen meebewegen met de veranderingen in hun werkveld.

Daar komt bij: het aantal studenten in het voltijdonderwijs neemt af, terwijl de behoefte aan gekwalificeerd personeel alleen maar toeneemt. De oplossing? Investeer in de mensen die al werken. Geef ze de mogelijkheid om nieuwe stappen te zetten in hun loopbaan, en ondersteun bedrijven die hun medewerkers daarin willen begeleiden. Dat is precies waar LLO op inspeelt.

Wat betekent LLO in de praktijk?

Leven Lang Ontwikkelen klinkt abstract, maar is verrassend concreet. Bij MNEXT bouwen we, vanuit Avans en HZ, aan een breed en flexibel aanbod voor werkenden in de regio. Dat doen we in nauwe samenwerking met bedrijven en overheden.

Wat dat aanbod precies is? Denk aan korte cursussen, losse modules, masterclasses of deeltijdopleidingen. Bijvoorbeeld over biobased materialen, circulaire ketens, energiebesparing of systeemdenken. Vaak gaat het om actuele thema’s waar professionals direct mee aan de slag kunnen.

We richten ons niet op één type deelnemer. Onze LLO-trajecten zijn er voor vakmensen die willen bijblijven, voor mensen die een carrièreswitch overwegen, voor herintreders én voor jonge professionals die zich na hun studie verder willen specialiseren. Voor iedereen die zich wil blijven ontwikkelen, is er straks een passend aanbod.

Daarnaast zul je in de nabije toekomst zien dat het ‘reguliere’ bacheloronderwijs van de hogescholen flexibeler te volgen

gaat worden door studenten, en dat het reguliere onderwijs en LLO-onderwijs zich met elkaar gaan vermengen.

Leren in én met de praktijk

Een groot deel van ons LLO-aanbod zal voortkomen uit praktijkgericht onderzoek binnen MNEXT. Onze onderzoeksgroepen ontwikkelen nieuwe inzichten en toepassingen op het gebied van duurzaamheid en innovatie –altijd samen met bedrijven. Die kennis vertalen we naar onderwijs dat direct toepasbaar is.

Een goed voorbeeld is de ontwikkeling van een deeltijdmaster rond de materialen- en energietransitie. Daarin kunnen professionals modules volgen over onderwerpen die voor hun werk relevant zijn. Ze leren van lectoren, docenten én van elkaar.

Dat maakt het krachtig: het onderwijs is stevig verankerd in de praktijk én inhoudelijk diepgaand.

Bovendien werken we veel met zogenaamde learning communities: samenwerkingen tussen studenten, onderzoekers en bedrijven die gezamenlijk aan een concreet vraagstuk werken. Denk aan een pilotproject rond circulair bouwen, of een onderzoek naar het gebruik van mycelium als bouwmateriaal. In zo’n samenwerking ontstaat een informele, maar zeer waardevolle leeromgeving. Ook dat is Leven Lang Ontwikkelen – leren terwijl je samen werkt aan vernieuwing.

Niet ieder voor zich, maar samen MNEXT is een samenwerking tussen Avans en HZ, en dat zie je ook terug in de aanpak van LLO. Beide hogescholen brengen hun eigen ervaring, netwerken en regionale kennis in. We zoeken nadrukkelijk de verbinding op: met elkaar, met bedrijven in WestBrabant en Zeeland, en met overheidspartners.

We bouwen geen leertrajecten op maat voor één partij, maar ontwikkelen programma’s die aansluiten bij brede vragen in FUTURE RETHINKER

STUDENTEN, ONDERZOEKERS EN PROFESSIONALS

leren samen in de Joint Research Centres in Middelburg en Breda

Meer weten over Leven Lang Ontwikkelen? Neem dan contact op met één van deze projectleiders: Avans Hogeschool | Han van Osch | ja.vanosch@avans.nl

HZ University of Applied Sciences | Bartjan Wattel | bartjan.wattel@hz.nl

de regio. Heb je als bedrijf een scholingsbehoefte die breder leeft in jouw sector? Dan gaan we graag met je in gesprek.

Dat kan uitmonden in een pilot van een masterclass of een cursus en wellicht doorgroeien naar een vast onderdeel van het opleidingsaanbod. Zo ontstaat een flexibel en duurzaam aanbod, voor een brede groep professionals.

Wat levert het op?

Voor bedrijven betekent Leven Lang Ontwikkelen meer dan alleen goed geschoold personeel. Het vergroot je innovatiekracht, maakt je aantrekkelijker als werkgever, en zorgt voor minder uitstroom van waardevolle medewerkers. Bovendien helpt het je om in te spelen op nieuwe wet- en regelgeving, technologische veranderingen en maatschappelijke verwachtingen.

Voor overheden biedt LLO een krachtig middel om de arbeidsmarkt van de toekomst vorm te geven. Door te investeren in bij- en omscholing, kunnen sectoren met personeelstekorten worden versterkt. Tegelijk draagt LLO bij aan een veerkrachtige en inclusieve samenleving, waarin iedereen kansen krijgt om zich te ontwikkelen – ongeacht leeftijd, opleidingsniveau of achtergrond.

Leven Lang Ontwikkelen betekent voor de individuele professional vooral regie nemen over je eigen groei. Door je continu bij te scholen, blijf je niet alleen relevant in een veranderende

arbeidsmarkt, maar vergroot je ook je eigen wendbaarheid en werkplezier. Nieuwe kennis en vaardigheden zorgen voor meer zelfvertrouwen, een breder perspectief op je vak en betere kansen op doorstroming of een carrièreswitch. Of je nu al jaren in hetzelfde werkveld zit of juist op een kruispunt staat: investeren in jezelf opent deuren. Vandaag én morgen.

Doe mee: zet de stap naar samen leren

De energietransitie en circulaire economie zijn opgaven die we samen moeten oppakken. Dat geldt ook voor de ontwikkeling van mensen. LLO is geen product dat we op de plank leggen – het is een beweging. Een manier van samenwerken, van kennis delen, van vooruitkijken.

Bij MNEXT bouwen we aan die beweging, samen met bedrijven en overheden in de regio. Wil je meedenken? Heb je ideeën voor een leertraject, of behoefte aan scholing in jouw organisatie? We horen graag van je.

Want als het aan ons ligt, stopt leren nooit – het begint elke dag opnieuw.

BIOBASED GRONDSTOFFEN & MATERIALEN

Natuurlijke oorsprong, duurzaam einde?

Op het eerste gezicht lijkt er iets eenvoudigs te gebeuren bij het Living Greenlab in Den Bosch. Toch zou het grote gevolgen kunnen hebben voor de toekomst van duurzaam bouwen. Onderzoekers Paula Jerez Zarandona en Fran Ortega Exposito, werkzaam binnen het project MycEoLA, hebben monsters van mycelium biocomposieten begraven in de grond — deze duurzame bouwmaterialen zijn zichtbaar voor voorbijgangers via een glazen paneel. Hun doel? Antwoord geven op een verrassend onderbelichte vraag: is mycelium echt biologisch afbreekbaar in natuurlijke bodem? En welke invloed heeft het op de bodemgezondheid?

Het experiment is onderdeel van een breder onderzoek naar de levensduur en het einde van de levenscyclus van mycelium biocomposieten. Waar sommige tests plaatsvinden onder gecontroleerde laboratoriumomstandigheden — bijvoorbeeld in compost met nauwkeurig gemeten variabelen — biedt het Living Greenlab een realistische buitenomgeving, met natuurlijke grond, micro-organismen en weersinvloeden.

“We testen hier de biologische afbreekbaarheid van mycelium biocomposieten in echte omstandigheden,” vertelt Paula, die stageloopt bij MNEXT. “Veel mensen gaan ervan uit dat het materiaal vanzelf afbreekt, omdat het gemaakt is van natuurlijke componenten zoals vezels en schimmels.

Maar er is nooit grondig onderzocht hoe het materiaal afbreekt in echte bodem. Daar brengen wij verandering in!”

Eenvoudige aanpak, grote betekenis

De opzet van het onderzoek is bewust eenvoudig gehouden. “We wilden het overzichtelijk houden: verschillende biocomposieten in de grond plaatsen en kijken wat er gebeurt,” legt Paula uit. In totaal zijn vier varianten van mycelium biocomposieten op basis van koolzaadstro en mycelium begraven: met en zonder coating, in schuimvorm en als geperste platen. Door deze vormen en afwerkingen met elkaar te vergelijken, wil het team beter begrijpen hoe structuur en oppervlaktebehandeling het afbraakproces beïnvloeden.

Maar eenvoudig betekent zeker niet onbelangrijk. De uitkomsten van het onderzoek kunnen grote invloed hebben op hoe we naar duurzame bouwmaterialen kijken. De bouwsector heeft wereldwijd namelijk een enorme milieu-impact; in Europa is de sector verantwoordelijk voor 38% van al het afval. Wereldwijd zorgt de bouw voor de helft van alle grondstofwinning en bijna 39% van de CO₂-uitstoot. Cijfers die onderstrepen hoe hard duurzame alternatieven nodig zijn voor materialen als beton en EPS-isolatie. Mycelium zou zo’n alternatief kunnen zijn. “Als het materiaal daadwerkelijk afbreekbaar is in de bodem,” zegt Fran, projectleider van MycEoLA en onderzoeker Biobased Bouwen bij MNEXT, “dan hebben we het over een bouwmateriaal dat wordt gemaakt met landbouwafval, toegepast wordt in de bouw en daarna terug kan naar de natuur — zónder vervuiling. Dat is waar circulariteit over gaat.”

Voorbij de aanname: biobased is niet altijd biologisch afbreekbaar Voordat mycelium-biocomposieten op grote schaal in de bouw worden toegepast, moeten er nog wel wat aannames worden getoetst. “Alleen omdat iets biobased is, wil dat niet zeggen dat het ook makkelijk afbreekt in de natuur,” benadrukt Paula. “Er is behoefte aan langlopend onderzoek naar hoe deze materialen zich gedragen tijdens en na gebruik.” Haar huidige experiment duurt twintig weken, gelijk aan de duur van haar stage. De volledige afbraak van de materialen kan echter drie tot vijf maanden in beslag nemen. “Veel traditionele bouwmaterialen zoals EPS of minerale wol zijn niet circulair,” vult Fran aan. “Na gebruik is er vaak weinig mee te doen. Ze gaan lang mee, maar belanden uiteindelijk op de vuilstort — waar ze decennialang blijven liggen en de bodem vervuilen.”

Een kleine stap met grote waarde Het experiment mag dan kleinschalig zijn, de bijdrage aan de kennisontwikkeling is essentieel. “Hopelijk helpt ons onderzoek professionals om een realistischer beeld te krijgen van hoe mycelium zich gedraagt — inclusief de sterke én zwakke punten,” besluit Paula.

Voorlopig blijven de monsters begraven — in afwachting van wat de natuur ermee doet. Met elke week die voorbijgaat, komen we dichter bij een beter begrip van een materiaal dat misschien wel bijdraagt aan een duurzamere toekomst in de bouw.

Biobased alternatieven voor alledaagse producten

GUUSJE AARTS WERKT onder begeleiding van onderzoeker Annine Rozema aan haar eigen

product

Wat als jonge ontwerpers zelf de regie krijgen over hun ontwerp? In het Living Greenlab van MNEXT en SPARK Lab gingen recent veertien studenten Industrieel Product Ontwerpen van het Koning Willem I College aan de slag met duurzame, biobased alternatieven voor producten uit hun dagelijks leven – van make-upkwasten tot eiwitpoederscheppen. Ze doken niet alleen in nieuwe materialen en vormen, maar leerden vooral door zelf te experimenteren en samen te ontdekken. Dit leverde persoonlijke en innovatieve ontwerpen op, geboren uit nieuwsgierigheid, eigenaarschap en een mix van onderwijs en praktijk.

Om hun creativiteit te prikkelen, kregen de mbo-studenten vanuit

Living Greenlab en SPARK Lab een bewust brede opdracht: “Kies een bestaand product en ontwerp een circulaire, biobased of functioneel vereenvoudigde verbetering,” legt Jasper Sluis, projectleider Living Greenlab bij MNEXT , uit. “De studenten bepaalden zelf wat ze wilden verbeteren: het hele product, of juist een klein onderdeel.” Deze vrijheid vroeg om eigen initiatief. “Ze waren echt aan zet,” vult Iris Papenborg, docent bij het Koning Willem I College, aan. “Zelf plannen, experimenteren, keuzes maken en doorzetten. Dat vraagt om lef, maar juist daarvan leerden ze het meest.”

Fela Mooijman, student Industrieel Product Ontwerpen, ervaarde het ook zo: “Ik merkte dat we veel vrijer werden gelaten dan op school, daar krijgen we meer richtlijnen. In het begin was dat nog een beetje zoeken, maar toen ik eenmaal wist wat ik wilde maken vond ik het juist heel fijn.”

Persoonlijke ontwerpen met een duurzame twist

Doordat studenten hun eigen product kozen, ontstonden originele, persoonlijke ontwerpen die dicht bij hun leefwereld staan. Dat zie je terug in diverse prototypes, zoals de 3D-geprinte makeupkwast van Guusje Aarts: “Make-upkwasten gooi ik vaak snel weg omdat ze vies worden, dat vind ik zonde. Daarom ontwierp ik een kwast met een magneetje tussen de boven- en onderkant. Zo vervang je alleen het gebruikte deel, wat veel duurzamer is.”

Daarnaast maakten studenten onder meer een eiwitpoederschep van bioplastic, een kam van mos en hennepvezels, en eartips voor oordopjes met een betere pasvorm én duurzaamheid. Alle ontwerpen zijn de komende weken te bewonderen op een moodboard bij MNEXT in Breda, voorzien van QR-codes die linken naar het portfolio van de studenten. Zo kun je hun verhaal digitaal ontdekken en meer te weten komen over het ontwerpproces.

Onderzoeken, maken en ontdekken in de praktijk Dit project vond plaats binnen de module Sustainable Design Lab van de opleiding Industrieel Product Ontwerpen. De studenten werkten verspreid over drie locaties: hun eigen school, MNEXT Living Greenlab en SPARK Lab. Willem I College bevindt zich op een steenworp afstand van de twee werkplaatsen in Den

Bosch, wat samenwerken op een laagdrempelige manier mogelijk maakte.

In het Living Greenlab volgden de studenten diverse workshops over biobased materialen zoals bioplastics, kalkhennep en biocomposieten. Bovenal kregen ze volop de kans om zelf te experimenteren, onder begeleiding van MNEXT-onderzoekers Annine Rozema, Jasper Sluis, Joris Deliën en Hans de Wit. “We geven studenten geen kant-en-klare antwoorden,” legt Jasper Sluis uit. “We dagen ze juist uit om zelf te maken, te testen en hun ontwerp gaandeweg te verbeteren. Dat levert niet alleen mooie prototypes op, maar ook zelfvertrouwen. Precies hoe onderwijs volgens ons zou moeten zijn.”

Gastlessen van experts zoals lector Biobased Resources & Energy Jappe de Best en ontwerper Laura Barros brachten verdieping in circulair ontwerpen en de materialentransitie. Voor een aantal studenten zorgde een bezoek aan het Biopolymeer Applicatie Centrum (BAC) in Breda voor extra inspiratie: “Daar kon ik materialen voelen en bekijken, daardoor ga je echt anders nadenken over je eigen ontwerp,” vertelt Fela.

Eindpresentatie, maar niet het einde

Hoewel de module officieel eindigde met een gezamenlijke presentatie, voelde het voor veel studenten niet als het eindpunt. Sommigen willen hun prototypes verder uitwerken, anderen zijn nieuwsgierig naar nieuwe materialen en technieken. Tara Steenbakkers: “Ik heb bioplastic van bananenschil gemaakt, maar wil nu onderzoeken of ik er echt een eiwitschepje van kan maken.” Ook Guusje wil haar make-up kwast nog verbeteren: “In mijn vrije tijd wil ik het steeltje mooier ontwerpen en van betere kwaliteit maken. Dat deel vervang je niet, dus het moet echt lang meegaan.”

“Ik vond het prachtig om te zien hoe studenten het initiatief namen,” zegt docent Papenborg. “Ze gingen verder dan wat van ze gevraagd werd. Ze experimenteerden met nieuwe materialen, dachten zelf na over planning en uitvoering en pakten echt de ruimte om iets van zichzelf te maken. Dat vond ik het allermooist aan dit project.”

FungAI: Slimme groei van duurzame materialen

Wat hebben schimmels, kunstmatige intelligentie en duurzame materialen met elkaar te maken? In het project FungAI blijkt het antwoord verrassend eenvoudig: alles. Onderzoekers, AI-specialisten en ondernemers bundelen hun krachten om het ondergrondse schimmelnetwerk mycelium efficiënter en op grotere schaal te kunnen produceren. Het doel: duurzame biocomposieten ontwikkelen die écht industrieel opschaalbaar zijn.

Het project is een initiatief van twee Centres of Expertise van Avans Hogeschool – MNEXT en Perspectief in Gezondheid – in samenwerking met het Leidse AI-bedrijf Biotactical. Samen bouwen zij aan slimme technologieën die de biobased industrie een stevige duw in de rug geven.

Groeiprocessen slimmer aansturen FungAI richt zich op het automatiseren en monitoren van het groeiproces van myceliummaterialen, die steeds vaker worden ingezet als milieuvriendelijk alternatief voor onder meer piepschuim, leer of hout. De uitdaging? De productie is nu nog grotendeels handmatig en gebaseerd op vaste tijdsintervallen. Dat maakt het lastig om op te schalen.

“Mycelium is een veelbelovend natuurlijk materiaal, maar de manier waarop we het nu produceren is te statisch,” zegt Stefano Roccio, onderzoeker en projectleider bij MNEXT. “Met AI kunnen we dat proces slimmer maken, beter begrijpen én optimaliseren.”

Beeldherkenning en leren van feedback

In de praktijk worden mycelium-samples vaak voor een vast aantal dagen in een incubatiekamer geplaatst. Daarna volgt

“Door gebruikersfeedback wordt het systeem steeds slimmer – dat noemen we guided learning,” legt Stefano uit. “Hoe vaker het wordt gebruikt, hoe beter het leert. Dat maakt grootschalige, duurzame productie een stuk haalbaarder.”

Twee sporen voor slimme productie

Het project verkent twee routes naar slimmere productie, elk met een eigen focus:

1: Het juiste oogstmoment bepalen

Hier draait alles om biocomposieten: stevige, natuurlijke materialen die bijvoorbeeld piepschuim kunnen vervangen. Het team onderzoekt hoe je kunt voorspellen wanneer zo’n materiaal klaar is om geoogst te worden. Niet meer op basis van een vaste tijdsduur, maar via visuele kenmerken zoals kleur of textuur, gekoppeld aan fysieke eigenschappen zoals stevigheid of dichtheid. Zo oogst je altijd op het ideale moment – niet te vroeg, niet te laat.

2: Schimmelherkenning zonder DNA-test

Wie schimmels wil gebruiken voor productie, moet natuurlijk weten met welke soort hij werkt. Nu gebeurt dat meestal via DNA-onderzoek: betrouwbaar, maar traag en duur.

groeivorm. Hoe ontwikkelt een soort zich in een petrischaal? Hoe snel groeit hij? Hoe ziet het oppervlak eruit? Door duizenden beelden te analyseren, ontstaat een digitale ‘vingerafdruk’ waarmee soorten automatisch te herkennen zijn. Het AI-model voor de biocomposieten is inmiddels operationeel. Het complexere model voor soortherkenning wordt naar verwachting afgerond tegen eind juni 2025.

Samenwerking als succesfactor De kracht van FungAI zit in de combinatie van kennis en praktijk. MNEXT richt zich op materiaalontwikkeling, Perspectief in Gezondheid brengt AI-expertise in, en Biotactical vertaalt alles naar werkende AI-modellen.

Krishna Sheombar Sing van Biotactical begeleidde de AI-ontwikkeling vanuit hun kant. “Mijn taak was om het AI-gedeelte simpel en effectief te houden. Zo konden we binnen de korte looptijd toch grote stappen zetten,” vertelt hij. “Wat me vooral opviel was hoe pragmatisch de samenwerking met Avans was. Focus op innovatie,, gewoon beginnen. Dat werkt.”

Ook Margriet van Gestel, Lector Generatieve AI bij Perspectief in Gezondheid is enthousiast over de samenwerking: “We hebben bestaande AI-modellen succesvol getraind op iets totaal anders: schimmels. Dat laat zien hoe flexibel AI is. Als je de juiste mensen bij elkaar zet, kun je echt snel schakelen.”

Toekomst: een systeem met potentie

Wat het project bijzonder maakt, is de brede toepasbaarheid. Het systeem is hertrainbaar voor andere sectoren: van bouwmaterialen tot leervervangers en zelfs voedseltoepassingen. Dat maakt de mogelijkheden voor de toekomst eindeloos, en dit is nog maar het begin. Vervolgprojecten zijn al in voorbereiding. Daarbij zijn MNEXT, Perspectief in Gezondheid en Biotactical opnieuw betrokken.

“We willen uiteindelijk toe naar een volledig geautomatiseerd systeem,” zegt Stefano. “Denk aan robotarmen die in realtime kunnen bijsturen in de incubator. Klinkt futuristisch? Misschien. Maar het komt sneller dan je denkt.”

FungAI is gefinancierd door het Pre-Seed Fund van Avans Hogeschool, dat kleinschalige, multidisciplinaire onderzoeksprojecten ondersteunt en zo de basis legt voor grotere samenwerkingen en innovaties.

Van cashewnootschil naar duurzame coating

In het onderzoeksproject Totally Nuts komen onderzoek, onderwijs en innovatie samen. MNEXT is de leadpartner binnen dit project, een praktijkgericht onderzoek naar het hergebruik van reststromen, zoals cashewnootschillen, voor milieuvriendelijke coatings en kunststoffen. Het project richt zich op de ontwikkeling van duurzame en circulaire materialen, in samenwerking met diverse partners, waaronder Hogeschool Rotterdam. Christophe Minkenberg, hoofddocent-onderzoeker, en derdejaars student Luca Spruyt delen hun ervaringen en inzichten.

Innovatie en duurzaamheid in onderzoek

Het doel van Totally Nuts is om biobased alternatieven te ontwikkelen voor chemische stoffen die momenteel in coatings en kunststoffen worden gebruikt. Door reststromen zoals cashewnootschillen te benutten, wordt niet alleen afval verminderd, maar worden ook nieuwe duurzame toepassingen ontwikkeld. Een belangrijke stof in dit proces is cardanol, een olie die wordt gewonnen uit de schillen van cashewnoten. Cardanol heeft unieke eigenschappen die het geschikt maken voor het maken van coatings en harsen. “Bij cashewnoten wordt meestal aan eten gedacht, maar de schillen bevatten veel waardevolle stoffen,” zeg Minkenberg. “Door deze restproducten te gebruiken, wordt afval verminderd en creëren we duurzame materialen.”

Cardanol wordt verder onderzocht voor toepassingen in biobased kunststoffen, die sterk en mogelijk herbruikbaar zijn. Het Totally Nuts project onderzoekt daarnaast hoe deze materialen opgeschaald kunnen worden voor industriële toepassingen.

Onderwijs en Onderzoek: De kracht van samenwerking Het Totally Nuts-project is niet alleen een onderzoeksproject, maar ook een leermogelijkheid voor studenten. Christophe Minkenberg integreerde het project in zijn onderwijs aan Hogeschool Rotterdam. “Dit project biedt studenten een unieke kans om direct bij te dragen aan actueel en relevant onderzoek,” legt Minkenberg uit. “Door praktijkgericht onderzoek te koppelen aan hun studie, leren ze hoe duurzaamheid en chemie in de praktijk samenkomen.” Studenten voeren experimenten uit in het laboratorium, analyseren resultaten en werken nauw samen met onderzoekers en bedrijven.

Luca’s praktijkervaring Luca Spruyt, derdejaars student Chemie aan Hogeschool

Rotterdam, is een van die studenten die zijn kennis in de praktijk heeft kunnen toepassen. Luca Spruyt kwam voor het eerst in aanraking met cardanol en groene chemie tijdens een keuzemodule aan de Hogeschool Rotterdam. Dit wekte zijn interesse in biobased materialen, en toen hij de kans kreeg om dit verder te verkennen in een stage bij MNEXT-Avans Hogeschool, zag hij dit als een mogelijkheid om zijn kennis te verdiepen. “Dankzij die eerdere ervaring kon ik snel aan de slag,” vertelt hij.

Tijdens zijn stage bij MNEXT-Avans Hogeschool werkte Luca aan het derivatiseren (chemisch aanpassen) van cardanol, met als doel het geschikt te maken voor epoxyharsen. Onder begeleiding van Erik Rump en Moctar Coulibaly van MNEXT-Avans en Christophe Minkenberg experimenteerde Luca met een tweestapsproces waarbij de chemische structuur van cardanol wordt aangepast, zodat het geschikt wordt voor coatings. “Het idee is dat enzymen de chemische veranderingen kunnen aanbrengen zonder schadelijke stoffen te gebruiken,” legt Minkenberg uit.

“Het mooie was dat de eerste stap volledig zonder het gebruik van schadelijke chemische oplosmiddelen kon worden uitgevoerd,” zegt Luca trots. “Het enzym werkt niet altijd optimaal, en sommige reactiemiddelen verlagen de enzymactiviteit,” legt hij uit. Toch vond hij in literatuurstudies aanwijzingen dat de reactie mogelijk moest zijn, wat hem motiveerde om door te zetten.

Resultaten en toekomstperspectief

Aan het einde van zijn stage had Luca waardevolle resultaten opgeleverd, waaronder de eerste stappen naar een werkbare epoxyhars. Luca’s werk legt een belangrijke basis voor de verdere ontwikkeling van het materiaal, maar de uitdaging rond de enzymatische epoxyvorming blijft bestaan. “Het is nu aan

volgende onderzoekers om het materiaal verder te testen en optimaliseren,” vertelt hij.

Samen bouwen aan een duurzame toekomst Het Totally Nuts-project laat zien hoe praktijkgericht onderzoek en onderwijs elkaar versterken. Studenten zoals Luca dragen direct bij aan innovatieve oplossingen voor de industrie, terwijl ze waardevolle ervaring opdoen. De samenwerking tussen

onderzoekers, studenten en bedrijven maakt Totally Nuts tot meer dan een onderzoeksproject: het is een inspirerende leerervaring en een concrete stap richting een circulaire toekomst. Avans Hogeschool en Hogeschool Rotterdam laten hierin zien hoe samenwerking tussen toegepaste universiteiten bijdraagt aan duurzame innovaties en onderwijs.

STAR OF THE SHOW de schil van de cahewnoot

Baas over eigen energieverbruik!

Technische opleidingen en praktijkgericht onderzoek spelen een belangrijke rol in de energietransitie. Door scholieren al vroeg kennis te laten maken met slim energiegebruik, dragen we bij aan een generatie die goed voorbereid is op de toekomst. Dit is precies wat Jeroen van Gerwen, docentonderzoeker bij het lectoraat Smart Energy, voor ogen heeft. Daarom organiseerde hij samen met Dylan de Wolff, docent Technische Informatica, een soldeerworkshop voor Havo 4 Technasium scholieren van het Dongemond College in Raamsdonksveer.

Van idee naar de praktijk Jeroen van Gerwen gaf natuurkunde op het Dongemond College en werkt nu al een aantal jaren als docent bij Avans Hogeschool. Hoewel hij beide werelden

goed kent, ziet hij in de praktijk toch nog vaak een kloof tussen HAVO/VWO en het HBO. Dit verschil is zichtbaar in zowel de onderlinge samenwerking als in het abstract theoretisch onderwijs van HAVO/ VWO aan de ene kant en de praktijkgerichte opdrachten van het HBO aan de andere kant. “Er is een groot tekort aan technische studenten, terwijl de vraag alleen maar toeneemt,” vertelt Jeroen. “Daarom wil ik

graag bijdragen aan het enthousiasmeren van jongeren voor (energie)techniek en ze hier praktisch mee aan de gang laten gaan”

Eén van de doelstellingen van het Energie(k) Onderwijs project is om meer jongeren te enthousiast te maken voor techniek. Vanuit dit project ontstond het idee om nauwer samen te werken met technasia. Scholieren van deze scholen hebben namelijk al een technische mindset, en met praktische workshops kun je ze op een laagdrempelige manier laten zien hoe veelzijdig en leuk techniek is. “Onlangs gaf ik nog een gastcollege op het Dongemond Collega over bètavakken, waarin ik liet zien waarom wiskunde, natuurkunde en scheikunde zo belangrijk zijn en hoe je deze vakken in de toekomst toe kan passen,“

vervolgt hij. “Een volgende logische stap was deze soldeerworkshop, waarbij scholieren aan de slag gaan met het in elkaar zetten van een printplaat van een slimme meter voor in hun eigen meterkast.”

Volgens Jeroen zijn deze workshops goud waard. “De nadruk ligt echt op de praktische toepassing van techniek. Jongeren krijgen niet alleen een kijkje in de wereld van techniek, ze gaan ook zelf aan de slag met iets dat direct zichtbaar resultaat oplevert, ze gaan op onderzoek uit én maken op een leuke manier kennis met het HBO. Een win-win voor iedereen!”

Zelf op onderzoek

Voor de workshop gingen de scholieren thuis aan de slag met een opdracht: ze onderzochten hoeveel gas en elektriciteit hun eigen huishouden verbruikt. Ze onderzochten hoe hoog hun verbruik is, wat voor energiecontract hun ouders hebben afgesloten en welke apparaten de meeste energie slurpen. Dit sluit perfect aan bij hun persoonlijke situatie en stimuleert de bewustwording over energieverbruik. Het zorgt bovendien voor andere gesprekken aan de eettafel met hun ouders. Extra belangrijk in deze tijd waar netcongestiehet probleem dat het elektriciteitsnet meer stroom moet vervoeren dan het aankaneen hot item is.

Wat gebeurt er achter de soldeerbout?

De workshop begint met een korte uitleg over solderen: het verbinden van metalen met soldeertin en een hete soldeerbout. Het is echt precisiewerk waar aandacht voor detail belangrijk is. Vervolgens begint het echte werk: het solderen van het kitje voor de Smart Meter. Dit kitje bevat een compact printplaatje met elektronische componenten en een kleine microcomputer met bijbehorende software. Deze software haalt informatie op uit de slimme energiemeter in de meterkast. Een slimme meter houdt je energieverbruik bij en geeft deze door aan de energieleverancier. Het solderen vonden ze erg leuk, vooral omdat

ze zelf iets tastbaars creëren en direct resultaat zien. Het maakt technologie ineens heel concreet!

Na de workshop krijgen de scholieren hun zelfgemaakte kitje mee naar huis, incl. een handleiding voor het ophangen, aansluiten en verbinden met de slimme meter. Via de Grafana website kunnen ze hun eigen verbruiksgegevens vervolgens in realtime bijhouden. Hierdoor krijgen ze inzicht in wanneer ze het meeste energie verbruiken in huis. Zo kunnen ze hun ouders helpen energie te besparen, bijvoorbeeld door bepaalde apparaten slimmer te gebruiken: minder vaak, op gunstigere momenten of wanneer stroom goedkoper is . En zeg nou zelf, er is toch niks leuker dan je ouders nieuwe inzichten geven!

Technasia, wees welkom om samen te werken!

Jeroen vertelt “Het zou geweldig zijn als we deze workshop in de toekomst verder kunnen uitbouwen en meer samenwerkingen met technasia kunnen realiseren. Ik heb zelfs al ideeën om een doorlopend praktisch leertraject te creëren, waarbij technasia bijvoorbeeld de energiemeters aanschaffen en wij de kennis, begeleiding en labs leveren. Zo zorgen we er samen voor dat leerlingen actief aan de slag gaan met techniek. Dit helpt niet alleen bij de ontwikkeling van technische vaardigheden maar versterkt ook duurzame bewustwording bij jongeren.

Het project Energie(k) Onderwijs is gefinancierd binnen het Interreg Vlaanderen-Nederland VI programma, het grensoverstijgend samenwerkingsprogramma met financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Meer info op www.grensregio.eu

HAVO 4 VAN HET DONGEMOND COLLEGE in opperste concentratie
“SAMEN

ONTWIKKELEN WE PRODUCTEN DIE COMMERCIEEL INTERESSANT ZIJN EN BIJDRAGEN AAN EEN DUURZAMERE WERELD.”

Wil je meer weten over biobased innovatie en meewerken aan onderzoek? Living Ecosystems is een samenwerkingsverband tussen Avans

Hogeschool, HZ University of Applied Sciences, Hogeschool Rotterdam, bedrijven en maatschappelijke organisaties dat zich richt op het

versnellen van de transitie naar biobased materialen. Binnen dit programma werken onderzoekers, studenten en bedrijven samen aan innovatieve toepassingen.

MAKERS VAN DE PODCAST
Thijs Rodenburg, Maaike Lycklama, Myrna van de Water en Han van Kasteren (vlnr)

Oplossing voor een duurzame toekomst

Biobased materialen kunnen een grote rol spelen in de transitie naar een circulaire en klimaatneutrale samenleving. Maar waarom verloopt die transitie zo traag? En wat is nodig om dit te versnellen?

In de podcast van Living Ecosystem gaan onze experts – Maaike Lycklama à Nijeholt (Hogeschool Rotterdam), Thijs Rodenburg (Rodenburg Biopolymers) en Han van Kasteren (MNEXT/Avans Hogeschool) - hierover in gesprek, onder leiding van host Myrna van de Water (Hogeschool Rotterdam). De conclusie: samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven is essentieel om biobased materialen op te schalen.

Bioplastics als alternatief

Bioplastics bieden een duurzaam alternatief voor traditionele kunststoffen. Ze zijn biologisch afbreekbaar en verminderen de CO2-uitstoot. Han van Kasteren, lector Biobased Building Blocks & Products bij Avans Hogeschool, legt uit: “We ontwikkelen biopolymeren die wél afbreekbaar zijn, zodat ze geen schade aanrichten in het milieu.” Toch worden deze materialen nog niet breed toegepast.

“De huidige kunststoffen zijn in honderd jaar geoptimaliseerd.

Biobased materialen staan pas aan het begin van die ontwikkeling,” zegt Van Kasteren. De technologische uitdaging is om dezelfde of zelfs betere eigenschappen te bereiken. Dit vraagt om innovatie en investeringen.

Wet- en regelgeving als aanjager

Nieuwe wetgeving kan bedrijven stimuleren om biobased materialen te omarmen. Maaike Lycklama à Nijeholt, lector Finance & Business Innovation bij Hogeschool Rotterdam, ziet kansen:

“De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) dwingt bedrijven om te rapporteren over duurzaamheid. Dit kan biobased innovatie versnellen.” Ook initiatieven als true pricing, waarbij milieukosten worden meegenomen in de prijs van producten, kunnen een impuls geven.

Volgens Lycklama moet financiering beter aansluiten op duurzame innovaties. “Banken beoordelen initiatieven nog te veel op traditionele risico’s. Meer samenwerking in de keten kan dit verbeteren.”

Samenwerken voor impact

Thijs Rodenburg, directeur van Rodenburg Biopolymers, een bedrijf dat bioplastics produceert, benadrukt de rol van samenwerking: “We zien steeds meer co-creatie in de keten. Samen ontwikkelen we producten die commercieel interessant zijn

en bijdragen aan een duurzamere wereld.”

Recent heeft Rodenburg Biopolymers samen met een ander bedrijf een innovatie ontwikkeld die bioplastics laat afbreken in koude grond. “Normaal gesproken heb je hoge temperaturen nodig om bioplastics af te breken, maar met onze nieuwe techniek kunnen we dit proces versnellen zonder schadelijke stoffen achter te laten,” zegt Rodenburg. Dit biedt kansen voor toepassingen zoals grondwatermonitoring en natuurherstel.

Studenten als motor voor innovatie

Studenten spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van biobased innovaties. Door samen te werken met bedrijven en onderzoekers doen zij praktijkervaring op en dragen zij bij aan duurzame oplossingen. “Studenten brengen frisse ideeën en helpen bedrijven bij innovatie,” zegt Van Kasteren. Dit biedt ook kansen voor studenten: “De vraag naar professionals met kennis van circulaire economie groeit. Door tijdens je studie met deze vraagstukken aan de slag te gaan, vergroot je je kansen op de arbeidsmarkt.”

Nederland als koploper?

Nederland heeft alles in huis om een voortrekkersrol te spelen in biobased innovatie. De sterke landbouwsector kan grondstoffen leveren en hogescholen ontwikkelen kennis en technologieën. Toch gaat de opschaling langzaam.

“We moeten verder kijken dan de korte termijn,” zegt Lycklama.

“Bedrijven die inzetten op circulariteit zijn innovatiever en succesvoller op de lange termijn.” De boodschap is duidelijk: alleen door samenwerking kunnen we de transitie naar een duurzame economie versnellen.

STUDENTEN IN ACTIE in het Joint Research Centre Breda

Het kloppende hart van groene chemie in Noord-Brabant

Het Joint Research Centre Breda (JRCB) is inmiddels enkele maanden dé plek waar het FermiChemproject concreet vorm krijgt. Hier werken onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven intensief samen om biobased innovaties in Noord-Brabant te versnellen. Studenten van mbo tot universiteit zetten zich in, onderzoekers doen praktijkgericht onderzoek en bedrijven profiteren van nieuwe inzichten. Het JRCB is daarmee het kloppende hart van dit vernieuwende samenwerkingsverband.

Het JRCB is meer dan een faciliteit, het is een belangrijke katalysator in de biobased transitie die Noord-Brabant nastreeft. “Het opzetten van het lab is een grote stap die we dankzij FermiChem hebben kunnen zetten,” vertelt Jasper Meijer, onderzoeker Biobased Building Blocks & Products bij MNEXT. “Zo sluiten we aan bij de ambitie om Noord-Brabant koploper te maken in de biobased economie.”

Leren én onderzoeken in de praktijk FermiChem biedt studenten een unieke kans om interdisciplinair en praktijkgericht te leren. Nicolle Nabben, verbonden aan de Avans Life Sciences en Technologie (ALST), legt uit: “De biobased transitie is een thema dat overal in de regio leeft, maar dat vinden studenten vaak pas uit als ze het in de praktijk zien. Daarom willen we ze er echt in onderdompelen.”

In het JRCB werken mbo’ers, hbo’ers en universitaire studenten samen aan projecten rondom biobased technologie, met fermentatie als rode draad. “De een is praktisch bezig, de ander doet analyses en verslaglegging, en weer een ander richt zich

op de theorie. Door ze samen te brengen, leren ze niet alleen van de inhoud, maar ook van elkaar,” zegt Nicolle. Begeleiders geven studenten daarbij veel ruimte. “We coachen meer dan dat we sturen, dat is soms even wennen, maar je ziet hoe studenten groeien in zo’n setting.”

Ook buiten het lab brengt FermiChem onderwijs tot leven. Met “FermiChem on Tour” trekken studenten en docenten de regio in, op bezoek bij bedrijven en instellingen waar biobased toepassingen zichtbaar zijn. “Veel studenten volgen de opleiding Medisch Laboratoriumonderzoek vanuit een interesse in medische thema’s, terwijl er juist ook volop kansen liggen in de biobased sector hier in de regio. Met FermiChem on Tour maken studenten daar op een toegankelijke manier kennis mee,” legt Nicolle uit.

Samenwerking als basis voor groene chemie

Voor onderzoekers is het JRCB dé plek om vernieuwend onderzoek te doen, stelt Jasper. “We doen hier onderzoek naar biobased chemicaliën, bijvoorbeeld uit reststromen of schimmels . Fermentatie speelt daarin een centrale rol. Het is een slimme

en duurzame manier om waardevolle bouwstenen te produceren die we normaal uit fossiele bronnen halen. Dat is inhoudelijk interessant, maar minstens zo belangrijk is de context waarin dat gebeurt: samen met studenten, docenten én bedrijven.”

Die samenwerking levert concrete resultaten op: van nieuwe fermentatieprocessen en schaalbare toepassingen tot onderwijsmodules waarin theorie en praktijk samenkomen. “Je loopt van lab naar theorieruimte en terug. Studenten werken aan echte onderzoeksvragen. Die dynamiek is bijzonder waardevol.”

Hij benadrukt ook het belang van de internationale studenten in het lab: “We hebben mensen uit Spanje, Italië, Vietnam, Syrië en Brazilië over de vloer gehad. Dat maakt het alleen maar rijker. Iedereen brengt z’n eigen achtergrond mee, en dat zie je terug in hoe er wordt samengewerkt.”

Blauwdruk voor de toekomst

De hoop van zowel Nicolle als Jasper is dat de impact van FermiChem niet stopt als het project eindigt. “We bouwen nu aan iets wat structureel waarde toevoegt aan het onderwijs en het

onderzoek,” zegt Nicolle. “Geen pilot, maar een blauwdruk voor structurele samenwerking tussen onderwijs en praktijk.”

Jasper Meijer sluit zich daarbij aan. “Ik hoop dat het lab straks vanzelfsprekend wordt als plek voor onderwijs, onderzoek en samenwerking. Dat je denkt: hé, ik wil een module ontwikkelen over fermentatie? Dan doen we dat in het JRCB.”

FermiChem laat zien wat er mogelijk is als onderwijs, onderzoek en praktijk elkaar echt weten te vinden. Studenten leren in een realistische omgeving, onderzoekers werken aan maatschappelijke vragen, en bedrijven doen nieuwe inzichten op. Zo bereidt het project een nieuwe generatie professionals voor op een circulaire economie, waarin fermentatie en biobased chemie een sleutelrol spelen.

Lectorenplatform Biobased Economy op DAS Conferentie

Het Lectorenplatform Biobased Economy speelde een actieve rol tijdens de jaarlijkse DAS Conferentie in Utrecht. Met twee sessies, verzorgd door leden van het platform, werd getoond hoe praktijkgericht onderzoek de biobased transitie ondersteunt en versnelt.

De DAS conferentie is een dag waarop lectoren, docenten, onderzoekers en professionals uit het werkveld samenkomen om te reflecteren op de toekomst van toegepast onderzoek en onderwijs binnen de applied sciences. Met een veelzijdig programma vol interactieve sessies, workshops en pitches stond de conferentie dit jaar in het teken van maatschappelijke impact, technologische innovatie en de rol van het hbo in de duurzame transitie.

De twee sessies lieten zien hoe praktijkgericht onderzoek de biobased transitie ondersteunt en versnelt:

Levenscyclusanalyse – van keten tot impact Door Alexander Compeer en Jappe de Best (MNEXT/Avans Hogeschool)

In deze sessie werd een spel gespeeld dat inzicht gaf in de principes en mogelijkheden van levenscyclusanalyses (LCAs) en hoe deze kunnen worden ingezet om milieueffecten van producten en processen inzichtelijk te maken. LCA biedt handvatten om onderbouwde, duurzame keuzes te maken binnen zowel onderzoek als praktijk.

Na een korte introductie over milieu-impact en hoe dit gemeten kan worden door middel van LCA, ging men aan de slag met het spel. Het spel gaat over het maken van een product van hout, de exacte toepassing hiervan wordt pas tijdens het spel bekend. Deelnemers gingen aan de slag met het analyseren van verschillende milieu impactcategorieën over de hele productketen. Op een interactieve manier leerden zij de basisprincipes van LCA en de relevante aspecten die daarbij komen kijken. Dit leidde tot goede discussies, één van de beoogde doelen van het spel.. Het spel werd zeer positief ontvangen; meerdere deelnemers gaven aan het spel ook binnen hun eigen onderwijsinstelling te willen inzetten.

Fermentatietechnologie in de biobased economy

Door Richèle Wind, Laura Claret Fernandez (Hogeschool van Arnhem-Nijmegen), Janneke Krooneman (Hanze Hogeschool) & Jasper Meijer (MNEXT/Avans Hogeschool).

Deze sessie belichtte de rol van fermentatie in het ontwikkelen van biobased alternatieven voor fossiele grondstoffen. Aan de hand van concrete voorbeelden uit onderwijs en onderzoek werd de toepasbaarheid en meerwaarde van deze technologie duidelijk gemaakt. Vanuit de drie hogescholen werd onderzoek gepresenteerd naar fermentatie van katoenvezels naar kleur uit schimmel, de productie van PHA (bioplastic), fermentatie van schimmelkleuren voor allerlei applicaties als textiel, verpakkingen en meer.

Elke hogeschool liet ook zien hoe fermentatie in het onderwijs wordt toegepast, welke kansen daar nog liggen en waar men tegenaan loopt. Na de presentaties volgde een levendige discussie met het publiek over hoe we studenten enthousiast kunnen maken voor fermentatie, zodat zij voor deze studierichting kiezen.

Beide sessies trokken een breed publiek en vormden waardevolle bijdragen aan de conferentie, waar kennisdeling en samenwerking centraal stonden.

Over het Lectorenplatform Biobased Economy

Het Lectorenplatform Biobased Economy richt zich op de innovatie en adoptie van biobased materialen en energie, een integraal onderdeel van de circulaire economie.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.